21.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 338/19


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 24 juli 2018

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.40182 — Pioneer (verticale afspraken))

(Kennisgeving geschied onder document nummer C(2018) 4790 final)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 338/11)

Op 24 juli 2018 heeft de Commissie een besluit vastgesteld in verband met een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit is gericht tot Pioneer Corporation, Pioneer Europe N.V. en Pioneer GB Ltd (samen „Pioneer”). Tijdens de inbreukperiode waren Pioneer Europe N.V. en Pioneer GB Ltd volle dochterondernemingen van Pioneer Corporation (Japan).

(2)

Het besluit heeft betrekking op een eenmalige en continue inbreuk op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („EER”). In strijd met artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst paste Pioneer in twaalf EER-landen praktijken toe die erop gericht waren het vermogen van detailhandelaren te beperken om hun wederverkoopprijzen onafhankelijk vast te stellen en de gebieden te beperken waar ze hun producten konden verkopen.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(3)

De zaak tegen Pioneer is begonnen met een onaangekondigde inspectie op 3 december 2013 in de lokalen van Pioneer Europe N.V. in België in verband met vermeende verticale prijsbinding met betrekking tot consumentenelektronicaproducten van Pioneer. Kort na de inspectie heeft Pioneer aangegeven met de Commissie te willen samenwerken en verder bewijs ingediend met betrekking tot de relevante gedraging.

(4)

Op 10 maart 2015 heeft de Commissie onaangekondigde inspecties uitgevoerd bij een online detailhandelaar in Frankrijk en bij een andere online detailhandelaar in Duitsland. Deze detailhandelaren verkopen onder meer producten van Pioneer.

(5)

Op 2 februari 2017 heeft de Commissie de procedure ingeleid om een besluit te nemen op grond van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003.

(6)

Vervolgens heeft Pioneer een formeel aanbod ingediend tot medewerking met het oog op het vaststellen van een besluit ingevolge artikel 7 en artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003.

(7)

Op 7 juni 2018 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld gericht tot Pioneer. Op 14 juni 2018 heeft Pioneer zijn antwoord op de mededeling van punten van bezwaar ingediend.

(8)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities heeft op 10 juli 2018 een positief advies uitgebracht.

(9)

Op 24 juli 2018 heeft de Commissie het besluit vastgesteld.

2.2.   Adressaten en duur

(10)

De volgende onderneming heeft inbreuk gemaakt op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst door, gedurende de hieronder aangegeven periode, deel te nemen aan concurrentieverstorende praktijken:

Onderneming

Duur

Pioneer

2 januari 2011-14 november 2013

2.3.   Samenvatting van de inbreuk

(11)

De producten waarop het besluit betrekking heeft, zijn consumentenelektronicaproducten voor thuisgebruik van de Home Division van Pioneer.

(12)

Tijdens de inbreukperiode heeft Pioneer een pan-Europese strategie ontwikkeld en geïmplementeerd om de nauwlettende monitoring van de wederverkoopprijzen van de producten van zijn Home Division aan te moedigen, te coördineren en te vergemakkelijken. In dit verband heeft Pioneer maatregelen genomen om de wederverkoopprijzen van detailhandelaren in 12 EER-landen te monitoren en kleinhandelaren om verhoging van de wederverkoopprijzen te verzoeken en daartoe hun instemming te verkrijgen. Dit werd bereikt door commerciële druk uit te oefenen op detailhandelaren met lagere prijzen en in sommige gevallen door vergeldingsmaatregelen te nemen tegen niet-conforme detailhandelaren. Daarnaast heeft Pioneer maatregelen genomen om de parallelhandel in producten van Home Division binnen de EER te beperken, te ontmoedigen of te voorkomen.

(13)

Pioneer intervenieerde na klachten van detailhandelaren over de wederverkoopprijzen van hun concurrenten of proactief. De stijging van de wederverkoopprijzen en het voorkomen van grensoverschrijdende onlineverkopen in andere EER-landen werd gerealiseerd door het traceren van serienummers, waardoor Pioneer de detailhandelaren/parallelhandelaren met lagere prijzen kon identificeren.

(14)

Terwijl Pioneer het meest aan verticale prijsbinding deed in Frankrijk, Duitsland, België en Nederland, was de algemene aanpak van Pioneer inzake wederverkoopprijzen vergelijkbaar in de andere betrokken EER-landen (Denemarken, Finland, Italië, Portugal, Spanje, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen).

(15)

Door de wederverkoopprijzen van zijn detailhandelaars nauwlettend te volgen, te interveniëren bij de detailhandelaars met de laagste prijzen om hun prijzen te laten stijgen en grensoverschrijdende onlineverkopen te voorkomen, probeerde Pioneer online prijserosie over zijn volledige (online) retailnetwerk te voorkomen of te vertragen.

2.4.   Remedies

(16)

In het besluit worden de richtsnoeren voor berekening van het bedrag van geldboeten van 2006 toegepast (2).

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(17)

Bij de vaststelling van de geldboeten heeft de Commissie rekening gehouden met de waarde van de verkopen in 2012, het laatste volledige boekjaar waarin Pioneer aan de inbreuk deelnam.

(18)

De Commissie heeft rekening gehouden met het feit dat verticale prijsbinding en parallelhandelsbeperkingen door hun aard de mededinging beperken in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst. De Commissie heeft er ook rekening mee gehouden dat verticale afspraken en onderling afgestemde feitelijke gedragingen door hun aard vaak minder schadelijk voor de mededinging zijn dan horizontale afspraken. Rekening houdend met deze factoren en in het licht van de specifieke omstandigheden van de zaak werd het aandeel van de waarde van de verkopen vastgesteld op 8 %.

(19)

De Commissie heeft rekening gehouden met de duur van de eenmalige en continue inbreuk, zoals hierboven vermeld.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(20)

In deze zaak is er geen sprake van verzwarende of verzachtende omstandigheden.

2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(21)

De berekende boete bedraagt niet meer dan 10 % van de wereldwijde omzet van Pioneer.

2.4.4.   Verlaging van de geldboete in het licht van de samenwerking

(22)

De Commissie concludeert dat, om tot uitdrukking te brengen dat Pioneer zeer effectief met de Commissie heeft meegewerkt zonder daartoe wettelijk verplicht te zijn, de geldboete die anders zou zijn opgelegd ingevolge punt 37 van de richtsnoeren voor berekening van het bedrag van geldboeten met 50 % moet worden verlaagd.

3.   CONCLUSIE

(23)

Gelet op het voorgaande bedraagt de definitieve geldboete die ingevolge artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 aan Pioneer is opgelegd voor de eenmalige en continue inbreuk 10 173 000 EUR.

(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.