7.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CI 277/4


Leidraad

Vragen en antwoorden: goedkeuring van de actualisering van de blokkeringsverordening

(2018/C 277 I/03)

Opmerking: De Commissie zal deze nota herzien en actualiseren wanneer dat nodig is en in geval van nieuwe vragen.

Op 7 augustus trad Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1100 van de Commissie (1) in werking. Deze gedelegeerde verordening wijzigde de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen (2) (hierna „de blokkeringsverordening” genoemd).

De gewijzigde verordening is onmiddellijk van toepassing op economische operatoren en moet door de nationale autoriteiten en rechtbanken ten uitvoer worden gelegd en toegepast.

De blokkeringsverordening beoogt de gevestigde wettige orde, de belangen van de Unie en de belangen van natuurlijke personen en rechtspersonen die in het kader van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van hun rechten gebruik maken, te beschermen tegen de onwettige gevolgen van de extraterritoriale toepassing van dergelijke wetgeving.

Onderhavig document beoogt een aantal richtsnoeren te bieden inzake de toepassing van diverse bepalingen van de blokkeringsverordening. Het document bestrijkt niet alle bepalingen van deze rechtshandeling op een exhaustieve manier en stelt evenmin nieuwe regelgeving vast. Alleen de in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde versie van de blokkeringsverordening is bindend.

De Commissie ziet toe op de toepassing van het recht van de Unie onder de controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Krachtens de verdragen kan alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie een juridisch bindende uitlegging verstrekken van de handelingen van de instellingen van de Unie.

AFDELING 1: ALGEMEEN

1.   Wat is de blokkeringsverordening?

De EU stelde de blokkeringsverordening in 1996 vast in antwoord op de extraterritoriale sanctiewetgeving van de Verenigde Staten tegen Cuba, Iran en Libië. De blokkeringsverordening is een belangrijke verwezenlijking van gezamenlijke EU-actie tegen de onwettige gevolgen van extraterritoriale wetgeving van derde landen.

De blokkeringsverordening beoogt de onwettige gevolgen tegen te gaan van extraterritoriale sancties van derde landen voor de natuurlijke personen en rechtspersonen die worden genoemd in artikel 11 (hierna de „EU-operatoren” genoemd). Het voornaamste doel van de verordening is dus bescherming te bieden aan EU-operatoren die wettelijke activiteiten van internationale handel en/of kapitaalverkeer, alsook daarmee verband houdende commerciële activiteiten ondernemen met derde landen overeenkomstig de EU-wetgeving.

De blokkeringsverordening is van toepassing op de extraterritoriale wetgeving die wordt genoemd in de bijlage bij die verordening (hierna „in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving” genoemd), die momenteel bestaat uit maatregelen van de VS tegen Cuba en Iran.

Het basisbeginsel van de blokkeringsverordening is dat EU-operatoren geen gevolg hoeven te geven aan de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving, of aan enige andere daarop gebaseerde handeling, vonnis of uitspraak, aangezien de EU de toepasselijkheid ervan resp. de gevolgen ervan op EU-operatoren niet erkent (artikel 5, eerste alinea).

De blokkeringsverordening bepaalt eveneens dat EU-operatoren de Europese Commissie binnen dertig dagen in kennis moeten stellen van elke gebeurtenis die voortvloeit uit de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving of daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen, die direct of indirect een gevolg hebben voor hun economische of financiële belangen (artikel 2, eerste alinea). Dit kan rechtstreeks geschieden (3) of via de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De Europese Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de operator die de informatie verstrekt, is gevestigd of als rechtspersoon is opgericht, in kennis van dergelijke binnenkomende informatie (artikel 2, derde alinea).

Wat rechtspersonen betreft, heeft deze verplichting betrekking op directeuren, bestuurders en ander personeel met bestuursverantwoordelijkheden.

2.   Op wie is de blokkeringsverordening van toepassing?

Artikel 11 van de blokkeringsverordening bepaalt dat de blokkeringsverordening van toepassing is op wat de Commissie in dit document „EU-operatoren” noemt, namelijk:

1.

natuurlijke personen die ingezetenen van de Unie en onderdanen van een lidstaat zijn;

2.

rechtspersonen die zijn opgericht in de Unie;

3.

onderdanen van de lidstaten die buiten de Unie zijn gevestigd en scheepvaartondernemingen die buiten de Unie zijn gevestigd en worden gecontroleerd door onderdanen van een lidstaat, indien hun schepen in deze lidstaat zijn geregistreerd overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat (4);

4.

andere natuurlijke personen die ingezetenen van de Unie zijn, tenzij die personen zich bevinden in het land waarvan zij onderdaan zijn;

5.

andere natuurlijke personen in de Unie, met inbegrip van haar territoriale wateren en haar luchtruim en op vaartuigen en in luchtvaartuigen die onder de rechtsmacht of controle van een lidstaat vallen, en die beroepshalve optreden.

Wat de situatie betreft van filialen en dochterondernemingen, zie vraag 21.

3.   Met ingang van welke datum is de geactualiseerde blokkeringsverordening van toepassing?

De geactualiseerde blokkeringsverordening is van toepassing op alle EU-operatoren als hierboven gedefinieerd, met ingang van de datum van inwerkingtreding, zijnde 7 augustus 2018. De blokkeringsverordening is van toepassing op contractuele verplichtingen ongeacht of deze zijn aangegaan vóór de hierboven genoemde datum van inwerkingtreding van de geactualiseerde blokkeringsverordening.

4.   Hoe biedt de blokkeringsverordening bescherming aan EU-operatoren?

De blokkeringsverordening:

annuleert in de EU het effect van elke buitenlandse rechtshandeling, met inbegrip van vonnissen van rechtbanken of scheidsrechterlijke uitspraken, die is gebaseerd op de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving of op de handelingen en bepalingen die uit hoofde daarvan zijn vastgesteld (artikel 4).

Dit betekent dat geen enkel besluit, of het nu administratief, gerechtelijk, scheidsrechterlijk of van enige andere aard is, dat is genomen door een derde land en is gebaseerd op de bepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de blokkeringsverordening, of op handelingen die deze bepalingen ontwikkelen of ten uitvoer leggen, in de EU zal worden erkend. Evenzo zal geen enkel besluit dat bijvoorbeeld de inbeslagname beveelt of de uitvoering vereist van enige economische sanctie tegen een EU-operator, en dat gebaseerd is op de voormelde rechtshandelingen, in de EU ten uitvoer worden gelegd. Hiermee worden EU-operatoren beschermd tegen de gevolgen van dergelijke besluiten in de Unie.

De nationale autoriteiten, met inbegrip van nationale jurisdicties en arbiters, moeten de blokkeringsverordening toepassen en uitvoeren, en met name volledige naleving garanderen van de voornoemde daaruit voortvloeiende verplichtingen.

biedt EU-operatoren recht op verhaal van de schade die voortvloeit uit de toepassing van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving, ten aanzien van de natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten die deze schade veroorzaken (artikel 6).

Dit betekent dat EU-operatoren wettelijk het recht hebben compensatie te eisen voor de schade die zij hebben geleden, van eender wie deze heeft veroorzaakt. Voor verdere details over deze mogelijkheid, zie vragen 12 tot en met 15.

biedt EU-operatoren de mogelijkheid om om toestemming te verzoeken om gevolg te geven aan de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving, indien niet-naleving hun belangen of de belangen van de EU ernstig zou schaden (artikel 5, tweede alinea).

Dit betekent dat, in specifieke en terdege gemotiveerde omstandigheden en in afwijking van de regel, aan EU-operatoren door de Commissie kan worden toegestaan gevolg te geven aan de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving. Voor verdere details over deze mogelijkheid, zie vragen 16 tot en met 20.

5.   Verplicht de blokkeringsverordening EU-operatoren ertoe zaken te doen met Iran of Cuba? Hoe worden de EU-operatoren geacht zich te verhouden tot de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving en de blokkeringsverordening?

Het staat EU-operatoren vrij zaken te doen zoals zij dat gepast achten overeenkomstig de EU-wetgeving en de toepasselijke nationale wetgeving. Dit betekent dat het hun vrij staat te kiezen of zij in Iran of Cuba zaken gaan doen, zaken blijven doen of ermee ophouden zaken te doen, en al dan niet actief te worden in een economische sector op basis van hun beoordeling van de economische situatie. De blokkeringsverordening is nu juist bedoeld om te garanderen dat dergelijke zakelijke beslissingen in alle vrijheid worden genomen, m.a.w. dat zij niet aan EU-operatoren worden opgedrongen vanwege de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving, die door de Uniewetgeving niet wordt erkend als zijnde toepasselijk op EU-operatoren.

6.   Waarom wordt de blokkeringsverordening geactualiseerd?

De actualisering werd veroorzaakt door de eenzijdige beslissing van de VS van 8 mei 2018 om de extraterritoriale sancties tegen Iran opnieuw in te stellen en zich tegelijkertijd terug te trekken uit het gezamenlijk alomvattend actieplan (JCPOA), dat in 2015 was ondertekend enerzijds door Iran, en anderzijds door China, Frankrijk, Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, de VS en de Europese Unie. De opheffing van bepaalde op Iran betrekking hebbende sancties is een essentieel element van dit akkoord. Het opnieuw instellen door de VS van extraterritoriale sancties zou een effect kunnen hebben op EU-operatoren die legitiem zaken doen met Iran. Deze sancties worden opnieuw opgelegd met ingang van 7 augustus 2018 en 5 november 2018.

7.   Wat is er veranderd in de blokkeringsverordening?

De Europese Commissie heeft de bijlage bij de blokkeringsverordening aangepast om het toepassingsgebied van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving waarop de beschermende maatregelen van de blokkeringsverordening betrekking hebben, uit te breiden. De bijlage omvat thans de extraterritoriale sancties van de VS die in het kader van het JCPOA door de VS waren geschorst of opgeheven, en die opnieuw werden of zullen worden ingesteld. Het is van belang erop te wijzen dat dit ook alle daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen betreft.

Concreet kan de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving die aan de bijlage werd toegevoegd, worden aangetroffen in:

de „Iran Sanctions Act” van 1996 (5);

de „Iran Freedom and Counter-Proliferation Act” van 2012;

de „National Defense Authorization Act for Fiscal Year 2012”;

de „Iran Threat Reduction and Syria Human Rights Act” van 2012, alsmede

de „Iran Transactions and Sanctions Regulations”.

De bepalingen van de genoemde wet- en regelgeving die onwettige extraterritoriale gevolgen hebben, werden in de bijlage samengevat, om verwijzingen ernaar te vergemakkelijken. Voor een volledig overzicht is het noodzakelijk de relevante bepalingen zelf te raadplegen.

8.   Is de blokkeringsverordening tot nu toe al toegepast?

Sinds 1996 werd de blokkeringsverordening vooral toegepast op extraterritoriale sancties van de VS tegen Cuba. In 1998 hebben de Unie en de VS een memorandum van overeenstemming ondertekend, waarbij de regering van de VS de toepassing van een aantal bepalingen van de extraterritoriale sancties tegen Cuba opschortte zolang de EU en andere bondgenoten verdere inspanningen zouden blijven doen om de democratie op Cuba te bevorderen.

9.   Hoe biedt de blokkeringsverordening verder nog hulp aan EU-operatoren?

De blokkeringsverordening heeft betrekking op alle EU-operatoren, ongeacht hun grootte en het gebied waarop zij actief zijn.

Naast de beschermende maatregelen die zijn opgesomd in vraag 4, is de blokkeringsverordening ook handig vanwege de samenvatting van de extraterritoriale wetgeving van derde landen en de voornaamste bepalingen daarvan, waarvan de toepassing onwettige gevolgen kan hebben voor EU-operatoren. Deze bepalingen worden in de bijlage samengevat. Dit kan erg nuttig zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen die immers over beperkte middelen beschikken om na te gaan welke in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving gevolgen zou kunnen hebben voor hun activiteiten, en ook om in staat te zijn om de Commissie de relevante informatie uit hoofde van artikel 2, eerste alinea, (zie vraag 1) te verstrekken.

10.   Wie is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de blokkeringsverordening? Zijn de lidstaten verplicht alle mogelijke inbreuken op de blokkeringsverordening gerechtelijk te vervolgen?

De autoriteiten van de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de blokkeringsverordening, met inbegrip van de goedkeuring en omzetting in hun respectieve rechtsstelsels van sancties bij mogelijke inbreuken. Dergelijke sancties zijn neergelegd in de nationale wetgeving en kunnen daarom van lidstaat tot lidstaat verschillen. Ondanks de verschillen dienen al deze sancties echter doeltreffend, evenredig en preventief te zijn (artikel 9).

Het is ook aan de lidstaten te garanderen dat de bepalingen van de blokkeringsverordening worden afgedwongen, met inbegrip van de toepassing van bedoelde sancties, waar nodig en passend, overeenkomstig hun nationale procedures.

11.   Wat is de rol van de Europese Commissie?

In de context van de blokkeringsverordening bestaat de rol van de Europese Commissie voornamelijk uit het volgende:

wijzigen van de lijst met extraterritoriale sancties in de bijlage bij de blokkeringsverordening via gedelegeerde handelingen (artikel 1, tweede alinea);

vergaren van informatie van EU-operatoren over mogelijke gevallen van toepassing van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving (artikel 2);

verlenen van toestemming aan EU-operatoren, in specifieke en terdege gemotiveerde omstandigheden, indien het noodzakelijk is geheel of gedeeltelijk gevolg te geven aan de in de lijst opgenomen extraterritoriale sancties ten einde ernstige schade aan hun belangen of de belangen van de Unie te vermijden; en goedkeuren van de criteria op basis waarvan dergelijke aanvragen worden beoordeeld (artikel 5, tweede alinea, in samenhang met artikel 7, onder b)) (6), via uitvoeringshandelingen.

Verdere proceduretaken worden genoemd in artikel 7, onder a), d) en e), en in artikel 10.

Bovendien houdt de Commissie in haar hoedanigheid als hoedster der verdragen toezicht op de correcte en uniforme toepassing van de EU-wetgeving, onder toezicht van het Europese Hof van Justitie.

Voor meer informatie over de rol van de Europese Commissie, neem contact op met: relex-sanctions@ec.europa.eu

AFDELING 2: VERHAAL VAN SCHADE

12.   Wat soort schade kunnen EU-operatoren verhalen?

Krachtens artikel 6 hebben EU-operatoren „recht op verhaal van de schade, met inbegrip van de proceskosten, die [zij hebben] geleden ingevolge de toepassing van de in de bijlage opgenomen wetten of de daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen”. De reikwijdte van het mogelijke verhaal van schade is dus erg ruim, overeenkomstig de beschermende doelstelling van de blokkeringsverordening.

13.   Van wie kunnen EU-operatoren compensatie eisen voor de geleden schade? Kunnen EU-operatoren de overheid van de VS dagvaarden om verhaal van schade te verkrijgen?

EU-operatoren kunnen schade verhalen „op de natuurlijke of rechtspersoon of enig ander lichaam dat de schade heeft veroorzaakt dan wel op iedere andere persoon die in diens naam of als tussenpersoon optreedt”.

Wie precies de verweerder is in elk concreet geval, zal afhangen van de specifieke kenmerken van het geval, van de soort schade die is veroorzaakt, de persoon of entiteit die de schade veroorzaakt, de mogelijke gedeelde verantwoordelijkheid bij het veroorzaken van de schade enz. De beslissing hierover is een bevoegdheid van de bevoegde rechtsinstantie (zie vraag 14). Het is niet mogelijk op voorhand en in het algemeen te bepalen van wie schadevergoeding kan worden geëist.

De formulering van artikel 6 is echter zeer breed en bestrijkt niet alleen de verantwoordelijke personen en entiteiten, maar ook hun vertegenwoordigers, zodat EU-operatoren ruimere bescherming genieten.

14.   Hoe kan de schade worden verhaald? Zullen de Commissie of de nationale autoriteiten tussenkomen ten gunste van EU-operatoren?

Krachtens artikel 6, derde alinea, kan schade worden verhaald door instelling van een rechtsvordering voor een rechter. Welke rechtbank bevoegd is, zal afhangen van het specifieke karakter van de zaak, van de toepasselijke regelgeving inzake rechtsbevoegdheid, de nationale civielrechtelijke procedure enz. Algemeen gesproken verwijst artikel 6, derde alinea, naar het bepaalde in het Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (7) (hierna „het Verdrag van Brussel” genoemd).

Voorts is bij artikel 6, vierde alinea, bepaald dat het verhaal de vorm kan aannemen van beslag op en verkoop van activa die de natuurlijke personen, rechtspersonen of lichamen die de schade veroorzaken, of de als tussenpersoon of namens hen optredende personen, binnen de Unie bezitten, met inbegrip van aandelen in een in de Unie opgerichte rechtspersoon. Het verhaal geschiedt onverminderd andere beschikbare middelen en overeenkomstig het toepasselijke recht.

15.   Waarin voorziet het Verdrag van Brussel?

De blokkeringsverordening werd in 1996 vastgesteld. De verwijzing in artikel 6 van de blokkeringsverordening naar het Verdrag van Brussel dient nu gelezen te worden als een verwijzing naar Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (8).

Zoals bepaald in haar artikel 68, komt deze verordening, in de betrekkingen tussen de lidstaten, in de plaats van het Verdrag van Brussel van 1968, uitgezonderd ten aanzien van de grondgebieden van de lidstaten die onder de territoriale werkingssfeer van dat verdrag vallen en die krachtens artikel 355 VWEU van de verordening uitgesloten zijn.

Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en handelszaken ongeacht de aard van de rechtbank of het tribunaal, maar heeft geen betrekking op de aansprakelijkheid van de staat wegens een handeling of verzuim bij de uitoefening van het openbaar gezag.

AFDELING 3: TOESTEMMING

16.   Wanneer kunnen EU-operatoren een verzoek om toestemming overeenkomstig artikel 5, tweede alinea, van de blokkeringsverordening indienen?

Op grond van artikel 5, tweede alinea, van de blokkeringsverordening kunnen EU-operatoren om toestemming vragen om gevolg te geven aan de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving, indien niet-naleving ernstige schade zou toebrengen aan hun belangen of de belangen van de Unie.

Hoewel de blokkeringsverordening niet definieert wat onder „ernstige schade” dient te worden verstaan, moge duidelijk zijn dat niet elk ongemak of elke schade van een EU-operator reden is voor toestemming. Dit is een gevolg van het feit dat de Unie niet aanvaardt dat de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving de activiteiten van de EU-operatoren op haar grondgebied bepaalt, en de mogelijkheid daartoe blijft een uitzondering.

Zoals uiteengezet in overweging 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1101 van de Commissie (9), is het indienen van een verzoek om toestemming passend indien de door de aanvrager gewenste handeling gebaseerd is op of voortvloeit uit de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving. Het komt de aanvrager toe te bepalen of dit het geval is. De toestemmingsprocedure mag door EU-operatoren niet worden aangewend om van de Commissie zogenaamde informele garantieverklaringen te krijgen of de bevestiging dat hun zakelijke beslissingen conform de blokkeringsverordening zijn. Voor verdere details in verband met zakelijke beslissingen in de context van de blokkeringsverordening zie vraag 5.

17.   Wat voor bewijsmateriaal moeten EU-operatoren overleggen om toestemming te krijgen?

Volgens artikel 3, leden 2 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1101 moeten EU-operatoren die toestemming aanvragen, ten minste verklaren aan welke bepalingen van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving zij gevolg moeten geven en welke handelingen zij precies wensen te doen. Zij moeten ook aantonen waarom en in welke mate niet-naleving van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving ernstige schade zou veroorzaken aan hun belangen of de belangen van de Unie, waardoor de noodzaak om in specifieke en terdege gemotiveerde omstandigheden af te wijken van de regels van de blokkeringsverordening wordt gerechtvaardigd. Er dient afdoend bewijsmateriaal te worden overgelegd. Wat passend is, zal afhangen van de specifieke kenmerken van elk geval. De Commissie zal echter op basis van de opgedane ervaring nagaan of het passend is modellen of checklists op te stellen voor het overleggen van bewijsmateriaal ter ondersteuning van de meest voorkomende motiveringen.

Het verzoek om toestemming kan individueel worden gedaan of gezamenlijk door verschillende EU-operatoren, mits hun belangen in voldoende mate homogeen zijn. Gezamenlijke aanvragen moeten echter een beoordeling geval per geval door de Commissie mogelijk maken, ten einde na te gaan of niet-naleving van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving ernstige schade zou veroorzaken aan de individuele belangen van elke aanvrager of van de Unie.

18.   Wie kan EU-operatoren toestemming verlenen gevolg te geven aan de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving? Welke rol spelen de lidstaten hierin?

Overeenkomstig artikel 5, tweede alinea, artikel 7, onder b), en artikel 8, verleent de Commissie deze toestemmingen met assistentie van het Comité extraterritoriale wetgeving. De toestemming wordt verleend op grond van de criteria die op dezelfde wijze zijn vastgesteld. Deze criteria zijn neergelegd in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1101. De Commissie zal voortdurend nagaan of de criteria geactualiseerd moeten worden. Indien de Commissie op basis van de opgedane ervaring met het behandelen van het verzoek om toestemming tot de bevinding komt dat wijzigingen nodig zijn, zal zij passende maatregelen treffen.

Het Comité extraterritoriale wetgeving is samengesteld uit vertegenwoordigers van elke lidstaat en staat de Commissie bij in haar taken met betrekking tot het verlenen van toestemming via de comitologieprocedure.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1101 informeert de Commissie het Comité extraterritoriale wetgeving zodra zij een aanvraag om toestemming heeft ontvangen.

19.   Hoe kunnen EU-operatoren een verzoek om toestemming indienen en hoe lang zal het antwoord van de Europese Commissie op zich laten wachten?

Verzoeken om toestemming moeten schriftelijk worden ingediend bij de Commissie, hetzij via de post (Europese Commissie, dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid, EEAS 07/99, 1049 Brussel, België), of per e-mail (EC-AUTHORISATIONS-BLOCKING-REG@ec.europa.eu).

Hoewel de Commissie ernaar streeft de verzoeken zo spoedig mogelijk te behandelen en te beantwoorden, hangt de tijd die daarvoor nodig is, af van diverse factoren, zoals de complexiteit van het geval, de volledigheid van de aanvraag en het overgelegde bewijsmateriaal, de tijdige reactie van de aanvrager op verzoeken om aanvullende informatie van de Commissie, het aantal ontvangen aanvragen, de tijd die nodig is om het Comité extraterritoriale wetgeving advies te laten geven over de zaak, of de noodzaak van vertalingen.

20.   Wat zijn de gevolgen van de toestemming?

Het verzoek om toestemming heeft geen opschortende werking. De toestemming neemt de vorm aan van een uitvoeringsbesluit van de Commissie en treedt in werking op de datum van kennisgeving aan de aanvrager. In de tussentijd zijn EU-operatoren verplicht de blokkeringsverordening toe te passen.

AFDELING 4: OVERIGE

21.   Wat is de situatie van EU-dochterondernemingen van VS-bedrijven en dochterondernemingen van EU-bedrijven in de VS?

Er zijn fundamenteel drie situaties die afzonderlijk beschouwd moeten worden:

Indien EU-dochterondernemingen van VS-bedrijven worden opgericht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat en hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Unie hebben, gelden zij als EU-operatoren. Dit betekent dat zijn alle rechten genieten en onderworpen zijn aan alle verplichtingen van de Uniewetgeving, met inbegrip van de blokkeringsverordening.

Filialen van VS-bedrijven in de Unie vallen niet onder de voorgaande bepaling aangezien zij geen afzonderlijke rechtspersoonlijkheid los van hun moederbedrijf hebben. Zij worden niet als EU-operatoren beschouwd en zijn daarom niet onderworpen aan de blokkeringsverordening.

Dochterondernemingen van EU-bedrijven in de VS vallen onder de wetgeving waaronder zij als rechtspersoon zijn opgericht, over het algemeen de wetgeving van de VS. Zij worden daarom niet beschouwd als EU-operatoren en zijn niet onderworpen aan de blokkeringsverordening. Hun moederbedrijf dat in de Unie als rechtspersoon is opgericht, is echter wel een EU-operator en als zodanig onderworpen aan de blokkeringsverordening.

22.   Zijn EU-onderdanen die buiten de EU zijn gevestigd, met inbegrip van de VS, onderworpen aan de blokkeringsverordening?

Ja, een onderdaan van een lidstaat die buiten de EU is gevestigd, blijft onderworpen aan de blokkeringsverordening (zie vraag 2).

23.   Kunnen EU-operatoren een vergunning vragen van de VS om te worden vrijgesteld van de toepassing van de in de lijst opgenomen extraterritoriale sancties?

Neen. Een individuele vergunning vragen van de autoriteiten van de VS om te worden vrijgesteld of ontslagen van de toepassing van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving zou zoveel betekenen als er gevolg aan geven. Dit zou immers noodzakelijkerwijs betekenen dat men de rechtsbevoegdheid van de VS erkent ten aanzien van EU-operatoren die onderworpen dienen te zijn aan de rechtsbevoegdheid van de EU en de lidstaten.

Toch kunnen EU-operatoren de Commissie om toestemming verzoeken om een dergelijke vergunning bij de autoriteiten van de VS aan te vragen, krachtens artikel 5, tweede alinea, van de blokkeringsverordening.

De Commissie beschouwt echter het loutere feit om met de autoriteiten van de VS gesprekken aan te gaan, ten einde voor de EU-operatoren vast te stellen wat de precieze reikwijdte van de in de lijst opgenomen extraterritoriale wetgeving is, welke de gevolgen ervan voor hen kunnen zijn, en of niet-naleving ervan ernstige schade van hun belangen in de zin van artikel 5, tweede alinea, zou kunnen veroorzaken, niet als naleving van de bedoelde wetgeving. Dergelijke gesprekken kunnen voorafgaan aan het verzoek van een EU-operator om toestemming van de Commissie, overeenkomstig voornoemd artikel, maar zij behoeven zelf geen toestemming om te worden gevoerd.


(1)  PB L 199 I van 7.8.2018, blz. 1.

(2)  PB L 309 van 29.11.1996, blz. 1.

(3)  Via e-mail aan: relex-sanctions@ec.europa.eu

(4)  Artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4055/86 van de Raad van 22 december 1986 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen (PB L 378 van 31.12.1986, blz. 1).

(5)  Deze wet werd al sinds 1996 in de bijlage opgenomen. De bijlage zal nu echter de huidige inhoud ervan weergeven, zoals gewijzigd in de loop van de jaren.

(6)  Bij de uitoefening van deze taak wordt de Commissie bijgestaan door het Comité extraterritoriale wetgeving waarin is voorzien bij artikel 8, lid 1, van de blokkeringsverordening. Dit comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten.

(7)  Er wordt in de tekst verwezen naar het verdrag van 1968; de verwijzing moet echter worden begrepen als betrekking hebbend op het verdrag van 2007, dat de oude tekst verving: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:22007A1221(03)

(8)  PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1.

(9)  PB L 199 I van 7.8.2018, blz. 7.