Straatsburg,13.3.2018

SWD(2018) 79 final

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN - SAMENVATTEND VERSLAG

bij

Voorstel voor een Aanbeveling van de Raad

met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen

{COM(2018) 132 final}


Raadpleging van belanghebbenden - Samenvattend verslag

Achtergrond - de Europese pijler van sociale rechten

Op 8 maart 2016 heeft de Europese Commissie een mededeling aangenomen waarin een eerste voorlopige omschrijving werd gepresenteerd van wat de Europese pijler van sociale rechten moet worden 1 . In de mededeling werden de grondgedachte achter het initiatief en de rol, de reikwijdte en de aard ervan uiteengezet 2 .

Op die basis heeft de Commissie van maart tot en met 31 december 2016 een brede openbare raadpleging gehouden om feedback te verzamelen over het voorgestelde plan om in haar definitieve voorstel mee te nemen. Doel van de raadpleging was in discussie te gaan over de bestaande sociale rechten, de veranderende realiteit van de arbeidsmarkt en de samenlevingen en de rol van de pijler als onderdeel van de sociale dimensie van de economische en monetaire unie. Op 23 januari 2017 vond een conferentie plaats ter afsluiting van het raadplegingsproces 3 . Een centraal thema in dat proces was de vraag hoe kan worden gezorgd voor sociale bescherming voor alle mensen in alle vormen van werk.

De belanghebbenden verklaarden dat er adequate en duurzame sociale bescherming moet zijn voor alle mensen, ongeacht hun rechtspositie op de arbeidsmarkt, met voldoende aandacht voor de meest kwetsbaren, op basis van een geïntegreerde aanpak van uitkeringen en dienstverlening, waaronder toegankelijke en duurzame gezondheidszorg waarbij rekening wordt gehouden met de nationale omstandigheden, en hoogwaardige langdurige zorg, met name in de vorm van thuiszorg en gemeenschapsgerichte diensten, alsook passende huisvesting en ondersteuning voor daklozen met het oog op hun sociale re-integratie. Adequate werkloosheidsuitkeringen gedurende een redelijke termijn  en adequate minimuminkomensregelingen moeten voorzien in een robuuste sociale beschermingsbodem die re-integratie op de arbeidsmarkt kan ondersteunen. Pensioenstelsels moeten adequate bescherming bieden tegen armoede onder ouderen en duurzaamheid waarborgen met het oog op de bescherming van toekomstige generaties en de nodige middelen verstrekken voor een kindertijd zonder armoede. 4

Andere EU-instellingen hebben bijgedragen aan het debat. Terwijl het Europees Economisch en Sociaal Comité 5 (dat "het van essentieel belang [acht] dat het door de Europese Commissie gelanceerde debat over de ontwikkeling van een Europese pijler van sociale rechten ook de situatie van werknemers in de nieuwe vormen van werk omvat en vooral ingaat op de manier waarop hun rechtspositie kan worden erkend en ervoor kan worden gezorgd dat zij adequate toegang hebben tot socialezekerheids- en socialebeschermingsstelsels") en het Comité van de Regio's 6 (dat "van mening [is] dat de nieuwe vormen van werk of de invoering van nieuwe gemeenschappelijke minimumnormen in de EU steeds passende normen op het gebied van sociale bescherming mogelijk moeten maken") relevante elementen in het debat aanbrachten, ging het Europees Parlement 7 een stap verder en verzocht om een "aanbeveling die van toepassing zou zijn op werkenden in alle vormen van werk en zelfstandigen".

Het initiatief voor toegang tot sociale bescherming

Er zijn verschillende raadplegingen van belanghebbenden gehouden om dit initiatief van informatie te voorzien. Deze omvatten een raadpleging in twee fasen van de Europese sociale partners, zoals voorgeschreven in artikel 154 VWEU, en een openbare raadpleging.

1. Resultaten van de aanvangseffectbeoordeling

De Commissie heeft negen items van feedback op de aanvangseffectbeoordeling ontvangen van personen/entiteiten in Nederland (6), België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In de feedback van de personen/organisaties in Nederland werd subsidiariteit benadrukt en het feit dat zelfstandigen verantwoordelijk willen zijn voor de besluiten die zij nemen, ook voor het verzekeren van risico's. Een bedrijfsorganisatie in het VK was van mening dat vrijwillige stelsels gemakkelijker op korte tot middellange termijn (2-5 jaar) kunnen worden ingevoerd in alle lidstaten, maar dat zij op nationaal niveau moeten worden ingevoerd en dat het moeilijk kan zijn voor de overheden om tot een consensus te komen. In de feedback van EuroHealthNet gaat de aandacht naar de grote rol die sociale bescherming speelt bij het verminderen van ongelijkheden op gezondheidsgebied. De koepelorganisatie van de Duitse sociale verzekering (DSV) ondersteunt het debat over toegang tot sociale bescherming en het toekomstbestendig maken van de socialebeschermingsstelsels in een veranderende arbeidsmarkt.

2. Resultaten van de eerste fase van de raadpleging van de sociale partners

De eerste fase van de raadpleging van de sociale partners werd op 29 april 2017 opgestart en afgesloten op 23 juni 2017.

De vakbonden die antwoordden op de raadpleging waren het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), Eurocadres en de Europese Confederatie van Kaderpersoneel (CEC), de Europese Confederatie van onafhankelijke vakbonden (CESI), het Europees Verbond van de dramatische kunsten (EAEA) en de Europese Federatie van Journalisten (EFJ). Het antwoord van het EVV hield ook rekening met het standpunt van tien sectorale vakorganisaties van het EVV.

Van de kant van de werkgevers werden antwoorden op de raadpleging ingediend door BusinessEurope, het Europees Centrum van overheidsbedrijven (CEEP), Eurocommerce, de Europese Unie van ambachten en het midden- en kleinbedrijf (UEAPME), de Raad van Europese werkgevers in de sectoren metaal, techniek en technologie (Ceemet), de Raad van Europese gemeenten en regio's (CCRE), de groepering van Europese werkgevers in de chemische sector (ECEG), de Europese brancheorganisatie van hotels, restaurants en cafés in Europa (Hotrec), de Vertegenwoordiging van de detail-, groot- en internationale handel bij de Europese Unie (EuroCommerce), de Employers' Group of the Committee of Agricultural Organisations in the European Union (GEOPA-COPA) en de World Employment Confederation (WEC).
 

Inventarisatie van problemen in verband met de toegang tot sociale bescherming

De sociale partners waren het er in grote lijnen over eens dat er problemen zijn bij de toegang tot sociale bescherming voor werknemers met atypisch werk en voor zelfstandigen.

De werkgevers benadrukten echter dat het niet passend is zeer verschillende vormen van werk te groeperen onder de hoofding "niet-standaard" omdat er geen rekening wordt gehouden met de verschillen tussen die vormen en de behoeften en wensen van de personen die erin werken, ook op het vlak van toegang tot sociale bescherming (BusinessEurope). De WEC beklemtoonde daarenboven de heterogeniteit bij de zelfstandigen. De UEAPME verzocht om een degelijke inventarisatie van het nationaal beleid, de beschikbaarheid en het aanbod van sociale bescherming op maat, en het gebruik ervan uitgesplitst per groep. Het CEEP ging in op de verschillende sociale en arbeidsmarktmodellen, die de verschillende niveaus van bescherming verklaren.

Anderzijds oordeelden de vakbonden dat de identificatie van problemen in de goede richting gaat, maar toch zou kunnen worden verbeterd. Zij gaven aan dat nieuwe vormen van werk slechte arbeidskwaliteit en onzekere arbeidsvoorwaarden met zich meebrengen, die veeleer tot een gebrek aan bescherming tegen risico’s bij leven leiden dan tot reële arbeidskansen (EVV, Eurocadres). De problemen zouden kunnen worden uitgebreid tot het recht op collectieve onderhandelingen, eerlijke vergoeding voor iedereen en het recht op vrijheid van vereniging voor alle werknemers (EFJ). De vakbonden onderstreepten ook dat moet worden gezorgd voor samenhang met de voorstellen over informatie over het socialezekerheidsstelsel in de richtlijn schriftelijke verklaring. (EVV, Eurocadres).

Meest relevante onderdelen van de sociale bescherming en diensten voor arbeidsbemiddeling

De vakbonden achten alle onderdelen even belangrijk en zijn voorstander van een geïntegreerde en holistische benadering van sociale bescherming (in weerwil van de eerder vermelde punten over de verschillen tussen de beleidsterreinen), met inbegrip van alle onderdelen die worden behandeld in Verdrag nr. 102 van de IAO (en de verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels). Indien prioriteiten moeten worden gesteld, is de CEC voorstander van de onderdelen die niet universeel zijn. Iedereen zou toegang moeten krijgen tot aanverwante diensten voor arbeidsbemiddeling.

Aan werkgeverszijde is het beeld gemengd. BusinessEurope meent dat de vraag impliceert dat er sprake zal zijn van een EU-initiatief op dit gebied (de organisatie is daar geen voorstander van). Eurocommerce zet vraagtekens bij de haalbaarheid van de classificatie van de onderdelen van sociale bescherming, terwijl COPA prioriteit geeft aan arbeidsongevallen en beroepsziekten. Hotrec verwijst naar sociale bescherming als een bevoegdheid op nationaal niveau, maar benadrukt dat vaardigheden, onderwijs en opleiding gemakkelijk toegankelijk moeten zijn voor alle burgers.

Personele werkingssfeer van een EU-initiatief

De vakbonden zijn in het algemeen voorstander van een ruime personele werkingssfeer en het opnemen van alle werknemers in atypische vormen van werk alsook zelfstandigen in een EU-initiatief. Sommigen verzoeken echter in de eerste plaats om de definitie van de beginselen om op EU-niveau een gemeenschappelijk begrip vast te leggen van de juridische aard van de verschillende vormen van werk (CEC, CESI).

De werkgevers zijn eerder terughoudend in hun antwoord op de vraag naar de personele werkingssfeer van het EU-initiatief omdat zij geen voorstander zijn van een EU-initiatief (BusinessEurope) of zij verwijzen naar het subsidiariteitsbeginsel (Hotrec) dan wel zijn van mening dat de personele werkingssfeer zou afhangen van de aard van het desbetreffende initiatief (EuroCommerce). De CCRE beklemtoont de behoefte aan meer duidelijkheid in de definitie van de juridische aard van de verschillende vormen van werk, terwijl COPA alle werknemers in atypische vormen van werk in een wetgevend initiatief van de EU zou opnemen, maar zelfstandigen enkel zou opnemen in een aanbeveling.

Wetgeving en instrumenten op het niveau van de EU

BusinessEurope, UEAPME en EuroCommerce zijn van mening dat het niet nodig of passend is de EU-wetgeving te wijzigen. De open coördinatiemethode en het proces van het Europees Semester, met inbegrip van benchmarks, zouden de juiste instrumenten zijn om van elkaar te leren en goede praktijken uit te wisselen. Het doel zou moeten zijn de respons op nationaal beleidsniveau te verbeteren door te leren van andere nationale praktijken. Andere werkgeversorganisaties vestigen de aandacht op sectorale sociale dialoog (COPA), de bevoegdheden van de lidstaten en het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel (Ceemet, ECEG, EuroCommerce, WEC en CEEP).

De vakbonden zijn van mening dat het Unierecht moet worden verbeterd. Het EVV en CESI zien de noodzaak de bestaande wetgeving beter uit te voeren, voornamelijk op nationaal niveau. De CEC vermeldt de noodzaak de administratieve lasten te verminderen in verband met het verstrekken van informatie over de individuele arbeidssituatie en de noodzaak aan effectieve overdraagbaarheid van alle rechten.

Bereidheid tot het aangaan van onderhandelingen

Alle vakbonden hebben blijk gegeven van hun bereidheid om onderhandelingen aan te gaan. In het geval dat de sociale partners van de EU echter niet met onderhandelingen zouden instemmen of de onderhandelingen niet tot een succesvol resultaat zouden leiden, dringen de vakbonden er bij de Commissie op aan een wetgevingsvoorstel te doen.

De werkgevers overwegen niet een dialoog aan te knopen overeenkomstig artikel 155 VWEU omdat zij geen noodzaak van maatregelen op EU-niveau zien, buiten intercollegiaal leren en de uitwisseling van praktijken (BusinessEurope) of omdat subsidiariteit op dit vlak belangrijker is (Hotrec, UEAPME) en de kwestie beter kan worden aangepakt door de nationale regeringen (EuroCommerce) of in de sectorale sociale dialoog (COPA). Het CEEP onderstreept dat eerst en vooral geldige indicatoren moeten worden gedefinieerd.

Omvang van de raadpleging

Het EVV miste duidelijke voorstellen voor het scheppen van hoogwaardige banen – met overeengekomen indicatoren om ze te monitoren, ook wat de toegang tot sociale bescherming betreft. Daarom beschouwde het EVV de belangrijkste aspecten van onvoldoende toegang (lacune in de toegang tot sociale bescherming, gebrek aan overdraagbaarheid van rechten en een gebrek aan transparantie over de rechten op sociale bescherming) als belangrijke uitdagingen die moeten worden aangepakt, maar zou de organisatie de nadruk leggen op de uiteenlopende sociale rechten van mensen met betrekking tot sociale bescherming en arbeidsbemiddeling.

Aanvullende raadpleging van de sociale partners

DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie heeft bilaterale vergaderingen gehouden met alle 16 sociale partners die een bijdrage hadden geleverd aan de eerste fase van de raadpleging. Die vergaderingen vonden plaats tussen 14 juli en 5 september. De bilaterale vergaderingen waren bedoeld voor technische verduidelijkingen en om waar mogelijk aanvullende informatie te verzamelen. De ontvangen informatie is te vinden in de desbetreffende hoofdstukken van dit document.

3. Resultaten van de tweede fase van de raadpleging van de sociale partners

De tweede fase van de raadpleging van de sociale partners werd op 20 november 2017 opgestart en afgesloten op 5 januari 2018.

De vakbonden die antwoordden op de raadpleging waren het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV), Eurocadres en de Europese Confederatie van Kaderpersoneel (CEC), de Europese Confederatie van onafhankelijke vakbonden (CESI), het Europees Verbond van de dramatische kunsten (EAEA), UNI Global Union Europa en de World Employment Confederation (WEC).

Van de kant van de werkgevers werden antwoorden op de raadpleging ingediend door BusinessEurope, het Europees Centrum van overheidsbedrijven (CEEP), Eurocommerce, de Europese Unie van ambachten en het midden- en kleinbedrijf (UEAPME), de Raad van Europese werkgevers in de sectoren metaal, techniek en technologie (Ceemet), de groepering van Europese werkgevers in de chemische sector (ECEG) en de Europese brancheorganisatie van hotels, restaurants en cafés in Europa (Hotrec).

De doelstellingen dekking, overdraagbaarheid en transparantie

De vakbonden steunen de doelstellingen van het initiatief: dekking, overdraagbaarheid en transparantie. Formele en effectieve dekking is van het grootste belang voor het EVV en toegang tot adequate sociale bescherming moet worden toegevoegd. Bijdragen en uitkeringen (voor zelfstandigen en personen met atypisch werk) moeten zo gelijk mogelijk zijn aan die voor standaardarbeidsovereenkomsten (CESI). Socialebeschermingsrechten koppelen aan personen zou niet mogen leiden tot een individualisering van de sociale bescherming en de collectieve dimensie moet blijven (EAEA). Volledige overdraagbaarheid en accumulatie van deze rechten en uitkeringen moet worden gewaarborgd ongeacht de vorm of duur van het werk (UNI Europa). Het belang van toegang tot opleiding en diensten voor arbeidsbemiddeling werd ook onderstreept (Eurocadres). Alle sociale partners waren het eens over de noodzaak van grotere transparantie.

Aan werkgeverszijde is het beeld eerder gemengd. De meeste werkgeversorganisaties zijn het grotendeels eens met de drie doelstellingen maar benadrukken de bevoegdheid van de lidstaten op dit vlak (BusinessEurope, Eurocommerce, Ceemet, CEEP en UEAPME).

ECEG deelt niet de mening dat atypische werknemers en zelfstandigen beperkte toegang tot sociale bescherming hebben en ziet geen noodzaak om een gemeenschappelijke definitie van "werknemer" op EU-niveau te onderzoeken.

Hotrec is het eens over de noodzaak van grotere transparantie, maar is van mening dat het subsidiariteitsbeginsel primeert en is daarom voorstander van het in kaart brengen van overdraagbare stelsels op nationaal niveau.

De opties verplichte of vrijwillige formele dekking

Alle vakbonden zijn voorstander van verplichte formele dekking, gelijkwaardig aan die van werknemers met standaardcontracten (EVV, EAEA), maar rekening houdend met nationale tradities (CEC).

De werkgevers gaven uiteenlopende standpunten over deze opties. ECEG is het ermee eens dat sociale bescherming verplicht moet worden gesteld, maar vindt dat de werknemers het recht moeten hebben om de vorm van dekking te kiezen (publiek of privaat). BusinessEurope legde bijzondere nadruk op de keuzevrijheid voor zelfstandigen. CEEP en EuroCommerce zijn voorstander van vrijwillige formele dekking, om rekening te kunnen houden met de verscheidenheid van arbeidsvormen en de onderlinge diversiteit van de zelfstandigen. Hotrec, Ceemet en UEAPME verwezen naar de subsidiariteit die moet primeren.

De geschikte maatregelen om te zorgen voor effectieve dekking

De vakbonden en de werkgevers hebben tegengestelde meningen over de geschikte maatregelen. De vakbonden verkiezen de uitbreiding en aanpassing van bestaande regelingen aan personen in alle vormen van werk (EVV) door zo ver mogelijk te gaan overeenkomstig de Verdragen (CESI). Er wordt gewag gemaakt van een EU-richtlijn met bindende minimumbeginselen en -vereisten (UNI Europa, EAEA), maar die mag niet leiden tot een ondermijning van het bestaande acquis van de EU, een verlaging van de bestaande nationale normen of een neerwaartse nivellering van rechten.

De werkgeversorganisaties zijn gekant tegen juridisch bindende maatregelen op dit gebied omdat zij van oordeel zijn dat het subsidiariteitsbeginsel primeert (ECEG, Hotrec). Zij verwelkomen echter het gebruik van de open coördinatiemethode, het Europees Semester en de uitwisseling van beste praktijken, benchmarking en het sociaal scorebord (BusinessEurope). Sommige werkgeversorganisaties (CEEP en EuroCommerce) zijn van mening dat een aanbeveling van de Raad geschikt is.

Geschikte minimumvereisten om te zorgen voor overdraagbaarheid en transparantie

Volgens de vakbonden nopen de tendenzen op de arbeidsmarkt tot een zekere gemeenschappelijke minimumnorm op het gebied van sociale bescherming (CESI). Volledige overdraagbaarheid moet worden gewaarborgd door socialebeschermingsrechten te koppelen aan personen via een gelijkwaardige berekening en samenvoeging, maar zonder te leiden tot een individualisering van de sociale bescherming (EVV).

Sommige werkgevers zijn het eens met het beginsel van de overdraagbaarheid van rechten maar verzoeken om een effectbeoordeling voordat juridisch bindende maatregelen worden genomen (ECEG) of voeren aan dat subsidiariteit primeert en dat het in kaart brengen van bestaande overdraagbare stelsels de voorkeur wegdraagt (Hotrec).

Anderen bevelen de EU aan zich te beperken tot algemene bepalingen (UEAPME) of zouden graag de overdraagbaarheid beperken tot minimale socialebeschermingsrechten (EuroCommerce). De administratieve kosten van overdraagbaarheid moeten tot een minimum worden beperkt en er mogen geen extra kosten zijn voor de nieuwe werkgever die de overgedragen rechten verstrekt (CEEP).

Bereidheid tot het aangaan van onderhandelingen

Alle vakbonden hebben blijk gegeven van hun bereidheid om onderhandelingen aan te gaan. Het EVV was er echter van overtuigd dat de voorwaarden voor formele onderhandelingen niet langer bestaan en andere vakbonden dringen er bij de Commissie op aan met een wetgevingsvoorstel te komen vóór de Europese verkiezingen van 2019. De werkgevers overwegen geen dialoog aan te knopen overeenkomstig artikel 155 VWEU omdat zij geen noodzaak van maatregelen op EU-niveau zien.

4. Resultaten van de openbare raadpleging

De openbare raadpleging liep van 20 november 2017 tot en met 15 januari 2018. 119 respondenten antwoordden op de openbare raadpleging, waaronder 62 organisaties, 7 overheidsdiensten, 37 burgers en 13 anderen (bv. onderzoeksinstellingen, netwerken). De meeste antwoorden kwamen uit landen met goed ontwikkelde socialebeschermingsstelsels zoals Duitsland (18), België (16), Frankrijk (15) en Zweden (14). Er werden 15 standpuntnota's ontvangen, voornamelijk uit Duitsland (5), België (4), Frankrijk (2) en het Verenigd Koninkrijk (2) en afkomstig van regionale en centrale overheden, aanbieders van sociale bescherming, coöperatieven, zelfstandigenorganisaties, een vakbond, een niet-gouvernementele organisatie en een onderneming.

Problemen

"Bent u het ermee eens dat de in het achtergronddocument beschreven problemen ook daadwerkelijk problemen zijn?"

Ongeveer twee derde van de respondenten was het eens met de door de Commissie aangegeven problemen. Over lacunes in de effectieve dekking, gevolgd door de complexiteit van de regelgeving, was de eensgezindheid het grootst.

Mee eens (antwoorden op een totaal van 119 antwoorden)

Problemen bij de formele dekking

66

Problemen bij de feitelijke dekking

78

Onvoldoende overdraagbaarheid

65

Onvoldoende transparantie

69

Regelgeving is complex

75

Er zijn andere problemen

62

Beginselen

"Bent u het ermee eens dat de volgende algemene beleidsbeginselen moeten worden nagestreefd door middel van een mogelijk EU-initiatief?"

De grote meerderheid van de respondenten was het er grotendeels mee eens dat de beginselen die moeten worden nagestreefd door mogelijke EU-maatregelen het volgende omvatten: adequate sociale bescherming voor alle werkenden ongeacht hun arbeidsverhouding, rechten koppelen aan personen als zij werken en rechten overdraagbaar maken, informatie transparant maken en de administratieve voorschriften vereenvoudigen. Slechts 14 respondenten stemden in met de optie "geen maatregelen nodig"

Mee eens (antwoorden op een totaal van 119 antwoorden)

Ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie hebben werknemers en, onder vergelijkbare voorwaarden, zelfstandigen recht op adequate sociale bescherming

85

Rechten koppelen aan personen die werken (en niet met hun arbeidsovereenkomst) en rechten overdraagbaar maken

72

Rechten en daarmee verband houdende informatie transparant maken

86

Administratieve voorschriften vereenvoudigen

82

Geen maatregelen nodig

14

Opties

In verband met de vermelde opties antwoordde 69,7 % van de respondenten dat de rechten en plichten inzake sociale bescherming verplicht moeten zijn voor elke baan, ongeacht het soort overeenkomst en 56,3 % van de respondenten is van mening dat de verplichte bescherming en bijdragen voor atypische werknemers moeten worden afgestemd op het niveau van standaardwerknemers.

64,7 % van de respondenten vindt dat de rechten en plichten inzake sociale bescherming verplicht moeten zijn voor alle zelfstandigen en 47,1 % van de respondenten vindt dat de verplichte bescherming en bijdragen van de zelfstandigen moeten worden afgestemd op het niveau van standaardwerknemers.

Ten slotte vindt 52,94 % van de respondenten dat een enkel stelsel van sociale bescherming voor alle werkenden het meest geschikt zou zijn om effectieve dekking te waarborgen. Maar liefst 54,6 % van de respondenten vindt een enkel stelsel van sociale bescherming geschikt voor zelfstandigen.

Instrumenten

Bijna drie vierde van de respondenten (72,3 %) benadrukt de noodzaak van maatregelen op EU-niveau. 54,6 % van de respondenten beschouwt het invoeren van nieuwe EU-wetgeving (bv. een richtlijn) als zeer doeltreffend. Slechts 4,2 % van de respondenten is van mening dat zachte EU-wetgeving (bv. een aanbeveling van de Raad) zeer doeltreffend zou zijn.

Effecten

Volgens de grote meerderheid van de respondenten zou het verplicht maken van socialebeschermingsrechten voor alle soorten werk positief zijn voor de Europese samenleving, de arbeidsmarkt, de werknemers, de overheidsfinanciën en de economie

"Socialebeschermingsrechten verplicht maken voor alle soorten werk zou volgens u positief, neutraal of negatief zijn voor: de economie:"

Positief (antwoorden op een totaal van 119 antwoorden)

Concurrentievermogen

73

Veerkracht en aanpassingsvermogen

72

Economische groei

72

maar eerder neutraal voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

"Socialebeschermingsrechten verplicht maken voor alle soorten werk zou volgens u positief, neutraal of negatief zijn voor: Kleine en middelgrote ondernemingen"

Neutraal (antwoorden op een totaal van 119 antwoorden)

Kosten

51

Mededinging

45

Anderzijds zullen socialebeschermingsrechten op vrijwillige basis bij problemen neutraal/negatief zijn voor de Europese samenleving, de arbeidsmarkt, de werknemers, de overheidsfinanciën en de economie.

"Socialebeschermingsrechten op vrijwillige basis bij problemen zullen volgens u positief, neutraal of negatief zijn voor: de economie:"

Negatief (antwoorden op een totaal van 119 antwoorden)

Neutraal (antwoorden op een totaal van 119 antwoorden)

Concurrentievermogen

45

43

Veerkracht en aanpassingsvermogen

49

40

Economische groei

49

41

maar eerder neutraal voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

"Socialebeschermingsrechten op vrijwillige basis bij problemen zullen volgens u positief, neutraal of negatief zijn voor: Kleine en middelgrote ondernemingen"

Neutraal (antwoorden op een totaal van 119 antwoorden)

Kosten

55

Mededinging

62

(1)

COM(2016) 127 final.

(2)

 De mededeling ging vergezeld van twee werkdocumenten van de diensten van de Commissie: in het eerste document werden belangrijke economische, maatschappelijke en arbeidsmarkttrends beschreven waarop de pijler voortbouwt en waarvoor de pijler kan bijdragen tot een oplossing; in het tweede document werd de meest relevante wetgeving op EU-niveau in herinnering gebracht. Werkdocumenten van de diensten van de Commissie "Key economic, employment and social trends behind the European Pillar of Social Rights" (SWD(2016) 51) en "The EU social acquis" (SWD(2016) 50) van 8 maart 2016.

(3)

  Website van de conferentie

(4)

SWD(2017) 206 final, online beschikbaar

(5)

EESC SOC/542, online beschikbaar

(6)

COR opinion 2868/2016, online beschikbaar

(7)

Resolutie van het EP 2016/2095(INI), online beschikbaar