EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 25.5.2018
COM(2018) 329 final
2018/0164(CNS)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN DE RAAD
tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van de nadere technische maatregelen voor de werking van het definitieve btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Naarmate de startdatum voor de eengemaakte markt - 1 januari 1993 - naderde, werd duidelijk dat een definitief stelsel voor de belasting van goederentransacties niet tijdig zou kunnen worden ingevoerd om vrij verkeer van goederen mogelijk te maken. Toch zijn op 1 januari 1993 alle fiscale controles aan de binnengrenzen van de Europese Gemeenschap afgeschaft. Bedrijven waren niet langer belasting over de toegevoegde waarde (btw) verschuldigd wanneer hun goederen de grens met andere lidstaten passeerden. Om deze afschaffing van de fiscale controles aan de grenzen te realiseren, was het nodig geweest om afspraken te maken over belangrijke aanpassingen aan het systeem voor het heffen van btw op intracommunautaire handelingen. Over de oorspronkelijke voorstellen van de Commissie - die in haar Witboek over de interne markt van 1985 waren uiteengezet - werd vruchteloos gedebatteerd tot oktober 1989, toen men zich realiseerde dat er te weinig tijd restte om ze voor januari 1993 ten uitvoer te leggen. Daarom werd een minder ambitieus alternatief op de rails gezet, waarbij de fiscale grenscontroles konden worden afgeschaft maar de hoofdkenmerken van de toen bestaande regeling behouden bleven.
Dit alternatief, de btw-overgangsregeling die 25 jaar geleden werd ingevoerd, is nog altijd van toepassing. In deze regeling is het grensoverschrijdend verkeer van goederen wat transacties tussen bedrijven (b2b) betreft, in twee verschillende handelingen opgesplitst: een levering in de lidstaat van vertrek van de goederen, die is vrijgesteld, en een intracommunautaire verwerving in de lidstaat van bestemming, die is belast. Er werd van uitgegaan dat deze regels tijdelijk zouden zijn. Ze zijn niet zonder nadelen, omdat de kans op fraude toeneemt als goederen zonder btw mogen worden gekocht, en omdat de inherente complexiteit van dit systeem niet bevorderlijk is voor de grensoverschrijdende handel.
Na breed overleg heeft de Commissie haar Actieplan betreffende de btw: naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU - tijd om knopen door te hakken (btw-actieplan) vastgesteld. Daarin kondigde zij onder meer haar voornemen aan om een definitief btw-stelsel vast te stellen voor grensoverschrijdende handel binnen de Unie, gebaseerd op het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming, om zo een solide, gemeenschappelijke Europese btw-ruimte te creëren. De tenuitvoerlegging van dit btw-actieplan maakte ook deel uit van het pakket voor eerlijke belastingen, dat was aangekondigd in de intentieverklaring van voorzitter Juncker bij de toespraak over de Staat van de Unie 2017.
Vervolgens heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de follow-up van het btw-actieplan "Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU – Tijd om in actie te komen", waarin zij nauwkeurig de verschillende stappen beschreef om die gemeenschappelijke Europese btw-ruimte tot stand te brengen.
Behalve de overschakeling naar het definitieve btw-stelsel voor grensoverschrijdende handel omvat deze maatregel twee andere wijzigingsvoorstellen van de btw-richtlijn: een betreffende de btw-tarieven en een betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen. Voorts bevat hij een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bestrijding van fraude op het gebied van de btw.
Voor de overschakeling naar een definitief btw-stelsel dat gebaseerd is op het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming, is een geleidelijke aanpak in twee stappen aangekondigd: een eerste stap met een regeling voor intra-Unieleveringen van goederen tussen bedrijven (b2b) en een tweede stap met een regeling voor diensten.
De eerste stap was opgesplitst in twee substappen. De eerste substap, die samen met de mededeling werd gepresenteerd, was een wetgevingsvoorstel waarin de hoekstenen voor een eenvoudiger en fraudebestendig definitief btw-stelsel voor de handel binnen de Unie werden beschreven.
Onderhavig voorstel vormt de tweede substap. Het bevat de nadere regeling waarmee het concept van deze hoekstenen in de praktijk wordt gebracht voor b2b-goederenleveringen binnen de Unie.
Dit voorstel zal moeten worden aangevuld met een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde. Laatstgenoemd voorstel is van technische aard, in die zin dat het de samenwerking tussen de lidstaten zal afstemmen op de voorgestelde wijzigingen in het btw-stelsel voor grensoverschrijdende leveringen van goederen. Het zal ruim op tijd worden ingediend zodat het op de datum van inwerkingtreding van onderhavig voorstel kan zijn goedgekeurd en ten uitvoer kan worden gelegd.
•Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De invoering van een definitief stelsel voor intra-Unieleveringen van goederen is een van de belangrijkste elementen van het btw-actieplan. Dit voorstel voorziet in de vervanging van de overgangsregeling, die sinds 1 januari 1993 van toepassing is, door een definitief btw-stelsel voor de b2b-handel binnen de Unie, op grond waarvan binnenlandse en grensoverschrijdende transacties van goederen op dezelfde manier zullen worden behandeld. Door het definitieve btw-stelsel zal bovendien een solide, gemeenschappelijke Europese btw-ruimte ontstaan, die kan zorgen voor een diepere en eerlijkere eengemaakte markt die bevorderlijk is voor de werkgelegenheid, de groei, investeringen en het concurrentievermogen.
•Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie
De totstandbrenging van een eenvoudig, modern en fraudebestendig btw-stelsel is een van de door de Commissie vastgestelde begrotingsprioriteiten.
Het verlagen van de regeldruk, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb), is ook een belangrijke doelstelling die in de groeistrategie van de Unie voor het voetlicht is gebracht.
Het voorgestelde initiatief en de doelstellingen ervan zijn in overeenstemming met het Uniebeleid voor het mkb zoals uiteengezet in de Small Business Act (SBA), met name beginsel VII "Het mkb helpen om de mogelijkheden van de interne markt beter te benutten". Het strookt ook met de strategie voor de eengemaakte markt en de doelstellingen van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT).
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor deze richtlijn tot wijziging van de btw-richtlijn is artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Krachtens dit artikel stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Overeenkomstig het in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel mag slechts op het niveau van de Unie worden opgetreden wanneer de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.
De btw-regels voor de grensoverschrijdende handel binnen de Unie kunnen, naar hun aard, niet door de individuele lidstaten worden bepaald omdat er per definitie bedrijven uit meer dan één lidstaat bij betrokken zijn. Bovendien is de btw een belasting die op het niveau van de Unie is geharmoniseerd, en daarom vereist elk initiatief om een definitief btw-stelsel voor grensoverschrijdende leveringen van goederen in te voeren, een voorstel van de Commissie tot wijziging van de btw-richtlijn.
•Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen van de Verdragen, met name de goede werking van de interne markt, te verwezenlijken. Net als bij de subsidiariteitstoets geldt dat de lidstaten problemen als fraude en complexiteit niet kunnen aanpakken zonder een voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn.
•Keuze van het instrument
Er is gekozen voor een richtlijn tot wijziging van de btw-richtlijn.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Een externe consultant heeft in 2011 een retrospectieve evaluatie verricht van bepaalde onderdelen van het btw-stelsel van de Unie. Zijn bevindingen zijn gebruikt als vertrekpunt voor de beoordeling van het huidige btw-stelsel.
•Raadpleging van belanghebbenden
Bij de opstelling van het wetgevingsvoorstel COM(201) 569 final, waarin de hoekstenen van het definitieve btw-stelsel zijn beschreven, zijn de belanghebbenden uitgebreid geraadpleegd. Sinds de goedkeuring van dat voorstel is er via het portaal "Betere regelgeving" en op evenementen met branche- en bedrijfsorganisaties enige feedback ontvangen; daarin kan de algemene doelstelling om een solide eengemaakte Europese btw-ruimte te creëren, op steun rekenen.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
De expertise die via verschillende studies (die in COM(2017) 569 final van 4 oktober 2017 zijn vermeld) werd verzameld om de hoekstenen van het definitieve btw-stelsel te leggen, volstond om aan de behoeften van dit voorstel te voldoen.
Met name de studie over de tenuitvoerlegging van het "bestemmingsbeginsel" voor b2b-goederenleveringen binnen de EU was bijzonder relevant voor dit voorstel.
•Effectbeoordeling
Er is een complementaire effectbeoordeling en evaluatie met betrekking tot de vaststelling van de hoekstenen van het definitieve btw-stelsel en de nadere uitvoeringsregelingen ervan verricht; zie in dit verband SWD(2017) 325 final en SWD(2017) 326 final van 4 oktober 2017. De in de effectbeoordeling gekozen voorkeursoptie zou de grensoverschrijdende btw-fraude met wel 41 miljard EUR per jaar doen dalen, en de nalevingskosten voor bedrijven met 938 miljoen EUR per jaar.
Op 14 juli 2017 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing de effectbeoordeling tegen het licht gehouden. Hij heeft een positief advies over de effectbeoordeling uitgebracht en een aantal aanbevelingen gedaan, die met name betrekking hadden op het verband tussen het voorstel en andere onderdelen van het btw-actieplan, de noodzaak van een gefaseerde aanpak en het concept van gecertificeerd belastingplichtige. Deze aanbevelingen zijn overgenomen. Het advies van de raad en de aanbevelingen zijn opgenomen in bijlage 1 bij SWD(2017) 325 final.
Aangezien de voorgestelde wijzigingen fundamenteel zijn, hebben zij gevolgen voor alle bedrijven. Met deze wijzigingen worden het probleem van de fraude en de complexiteit van de huidige btw-overgangsregeling alsook de daarmee samenhangende nalevingskosten voor alle bedrijven aangepakt. Vereenvoudigingen zoals het éénloketsysteem kunnen ook door midden- en kleinbedrijven worden gebruikt, maar zijn niet specifiek op die categorie belastingplichtigen gericht.
De moeilijkheden waarmee midden- en kleinbedrijven te kampen hebben, met name bij grensoverschrijdende handel, zijn al aan de orde gesteld in een specifiek voorstel, dat op 18 januari 2018 werd gepresenteerd. Dat voorstel maakt samen met onderhavig voorstel integraal deel uit van het btw-actieplan.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Zoals in de effectbeoordeling is vermeld, is gebleken dat de nalevingskosten per euro omzet voor bedrijven die grensoverschrijdend actief zijn binnen de Unie, 11 % hoger liggen dan de overeenkomstige btw-nalevingskosten per euro omzet voor bedrijven die alleen op de binnenlandse markt actief zijn.
Om het effect op kleinere bedrijven te beoordelen, is een onderscheid gemaakt tussen mkb's die vooral op de binnenlandse markt actief zijn, en mkb's die al zowel in het binnenland als binnen de EU actief zijn.
Voor deze tweede categorie van mkb's kunnen de voorgestelde wijzigingen, en met name de uitbreiding van het toepassingsgebied van het éénloketmechanisme, resulteren in een gemiddelde jaarlijkse verlaging van hun btw-nalevingskosten met wel 17 % ten opzichte van de huidige situatie.
Wat alle bedrijven betreft, wordt verwacht dat de tenuitvoerlegging van dit voorstel de bedrijfskosten, zoals de kosten voor het aanpassen van boekhoud- en factureringssoftware en voor beroepsopleidingen, met 457 miljoen EUR zal doen stijgen in het jaar van tenuitvoerlegging, omdat de bedrijven hun interne procedures op de nieuwe regels zullen moeten afstemmen, maar dat hun btw-nalevingskosten na het jaar van tenuitvoerlegging netto met 938 miljoen EUR per jaar zullen dalen.
Volgens de effectbeoordeling bij het specifieke voorstel voor het mkb, dat - zoals reeds werd vermeld - een aanvulling is op onderhavig voorstel, zouden de btw-nalevingskosten voor de betrokken bedrijven echter met wel 18 % (of 11,9 miljard EUR) dalen en hun grensoverschrijdende activiteiten met ongeveer 13 % toenemen.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de begroting van de Unie hebben. Aangezien het voorstel de grensoverschrijdende btw-fraude met wel 41 miljard EUR per jaar zou doen dalen, zouden de totale jaarlijkse btw-inkomsten die elke lidstaat int, en die het uitgangspunt vormen voor de berekening van de op btw gebaseerde eigen middelen, moeten stijgen.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
In haar mededeling van oktober 2017 over de follow-up van het btw-actieplan heeft de Commissie aangegeven dat zij een voorstel zou doen voor de tenuitvoerlegging van de tweede stap (grensoverschrijdende diensten) in de geleidelijke overschakeling naar het definitieve btw-stelsel na passend toezicht op de tenuitvoerlegging van de eerste stap (die met dit voorstel wordt voltooid), en dat zij vijf jaar na de inwerkingtreding van deze eerste stap een evaluatie zou verrichten van de fraudebestendigheid, de nalevingskosten voor de bedrijven en de mate waarin de belastingautoriteiten het stelsel doeltreffend beheren.
Te dien einde zal de Commissie de lidstaten vragen haar alle nuttige informatie te verstrekken over de omvang en de ontwikkeling van de administratieve kosten en van fraude. De Commissie zal ook alle relevante stakeholders in het bedrijfsleven hun input vragen over de omvang en de ontwikkeling van hun nalevingskosten.
•Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.
•Artikelsgewijze toelichting
De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen van de btw-richtlijn die worden voorgesteld, worden hieronder één voor één toegelicht. Deze inhoudelijke wijzigingen hebben ook tot gevolg dat er een reeks opeenvolgende technische aanpassingen in de btw-richtlijn moeten worden doorgevoerd.
Sommige wijzigingen betreffen bepalingen waarvoor al een wijziging werd voorgesteld in document COM(2017) 569 final van 4 oktober 2017. Dat voorstel voorziet, in reactie op een verzoek van de Raad, in verbeteringen die in het huidige btw-stelsel moeten worden aangebracht, terwijl de werkzaamheden aan het definitieve btw-stelsel voor de intra-Uniehandel voortgaan. De voorgestelde wijzigingen voor de zogenaamde "snelle oplossingen" blijven onverkort geldig omdat zij ruim vóór onderhavig voorstel in werking moeten treden.
De daaropvolgende invoering van de definitieve regeling voor b2b-leveringen van goederen waarin dit voorstel voorziet, vereist niettemin dat de bepalingen van het vorige voorstel betreffende het concept van de gecertificeerd belastingplichtige, voorraden op afroep en ketentransacties worden aangepast aan de nieuwe regeling.
Aangezien dit voorstel ertoe strekt de definitieve regeling voor b2b-goederenleveringen in te voeren, moet voorts het voorgestelde artikel 402, dat de hoekstenen bevat voor de belastingheffing van zowel goederen als diensten in het handelsverkeer tussen de lidstaten, worden aangepast aan het feit dat deze hoekstenen met dit voorstel deels in de praktijk worden gebracht.
Dit voorstel biedt daarnaast ook de mogelijkheid om de verouderde begrippen "intracommunautair" of "Gemeenschap" te vervangen door de begrippen "binnen de Unie/intra-Unie" en "Unie" in een hele reeks bepalingen van de btw-richtlijn.
Het recente voorstel van de Commissie betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (COM(2018) 21 final van 18 januari 2018), tot slot, vereist enkele technische aanpassingen zoals de hierboven beschreven vervanging van begrippen in het licht van onderhavig voorstel. Om dubbelzinnigheid te vermijden, zijn deze aanpassingen niet in onderhavig voorstel opgenomen, maar zullen zij tijdens de onderhandelingen in de Raad worden meegenomen.
Onderwerp en toepassingsgebied van de belasting: artikelen 2 tot en met 4
Zoals hierboven werd uiteengezet, wordt een grensoverschrijdende b2b-levering van goederen in het huidige btw-stelsel opgesplitst in twee afzonderlijke handelingen voor btw-doeleinden: een levering in de lidstaat van vertrek van de goederen, die is vrijgesteld, en een intracommunautaire verwerving in de lidstaat van bestemming, die is belast.
Volgens dit voorstel zal een grensoverschrijdende b2b-levering van goederen voortaan nog slechts één handeling voor btw-doeleinden vormen: een intra-Unielevering van goederen. Daarom moet het concept van de intracommunautaire verwerving van goederen als btw-plichtige handeling in de artikelen 2 tot en met 4 worden geschrapt.
Aangezien de intracommunautaire verwerving van goederen niet langer als btw-plichtige handeling zou bestaan, moeten ook alle daaropvolgende bepalingen in de btw-richtlijn die met dat concept samenhangen, worden geschrapt en worden geëvalueerd in het licht van het voorgestelde mechanisme voor de belastingheffing van de grensoverschrijdende b2b-goederenhandel binnen de Unie.
Het begrip van intra-Unieleveringen van goederen: artikel 14
Er wordt voorgesteld aan artikel 14, lid 4, een derde punt toe te voegen met een definitie van intra-Unieleveringen van goederen. Onder "intra-Unielevering van goederen" wordt verstaan een levering van goederen door een belastingplichtige aan een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, waarbij de goederen worden verzonden of vervoerd, door of voor rekening van de leverancier of de persoon die de goederen binnen de Unie verwerft, van een lidstaat naar een andere lidstaat.
Sommige leveringen die in lid 5 van artikel 14 zijn opgesomd, worden niet aangemerkt als intra-Unieleveringen, ook al is voldaan aan de twee voorwaarden om als zodanig te worden gekwalificeerd, namelijk wat betreft de status van de afnemer en wat betreft het vervoer van de goederen. Dit is het geval voor leveringen van goederen met montage of installatie, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen, leveringen van goederen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 148 of 151, en leveringen van forfaitair belaste landbouwers zoals omschreven in artikel 295.
De regels inzake de plaats van levering van goederen: artikel 35 bis
De regels inzake de plaats van levering van belastbare handelingen bepalen in welke lidstaat de btw verschuldigd is.
De algemene regels voor het bepalen van de plaats van levering van goederen zonder vervoer (de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de levering) en de plaats van levering van goederen met vervoer (de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer) blijven ongewijzigd.
In artikel 35 bis wordt evenwel een nieuwe uitzondering op de algemene regel voorgesteld, die inhoudt dat een intra-Unielevering wordt geacht plaats te vinden daar waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer.
De combinatie van de definitie van intra-Unieleveringen van goederen in artikel 14, lid 4, punt 3, en de nieuw voorgestelde regel inzake de plaats van levering in artikel 35 bis garandeert dat een grensoverschrijdende b2b-levering van goederen binnen de Unie in de lidstaat van bestemming wordt belast.
Volgens de huidige btw-regels worden grensoverschrijdende leveringen aan belastingplichtigen die uitsluitend goederen leveren of diensten verlenen ter zake waarvan de btw niet kan worden afgetrokken, aan belastingplichtigen die onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten vallen, en aan niet-belastingplichtige rechtspersonen, onder een bepaalde drempel en wanneer de afnemer niet voor heffing op de plaats van bestemming heeft gekozen, nog altijd belast in de lidstaat van levering (oorsprong).
Deze uitzondering maakt de bestaande regeling alleen maar ingewikkelder. Zij is ook niet meer relevant, aangezien de drempel sinds de invoering in 1993 nooit werd herzien. Deze uitzondering wordt dus niet langer gehandhaafd, mede omdat - in tegenstelling tot de huidige situatie - volgens de voorgestelde regels de rapportage- en betalingsverplichtingen met betrekking tot deze leveringen bij de leverancier zullen berusten.
Voor alle b2b-leveringen van goederen binnen de Unie wordt aldus gewaarborgd dat zij op de plaats van bestemming worden belast. De enige uitzondering hierop zijn de leveringen in het kader van de winstmargeregeling van de artikelen 311 en volgende (artikel 35 quater). Er zal ook niet op de plaats van bestemming worden geheven in het geval van grensoverschrijdende leveringen van goederen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 148 of 151, en grensoverschrijdende leveringen van goederen door een forfaitair belaste landbouwer zoals omschreven in artikel 295, omdat deze leveringen - zoals hierboven is aangegeven - niet onder het begrip "intra-Unielevering van goederen" vallen.
Verschuldigdheid van de belasting: artikel 67
Er wordt een wijziging van artikel 67 voorgesteld, die voorziet in één regel voor de verschuldigdheid van btw op intra-Unieleveringen. Volgens deze regel wordt de btw verschuldigd bij de uitreiking van de factuur of bij het verstrijken van de in artikel 222, eerste alinea, bedoelde termijn indien er voor die datum geen factuur is uitgereikt (vijftiende dag van de maand volgende op die waarin het belastbare feit zich heeft voorgedaan).
Voorts is gespecificeerd dat de bepalingen op grond waarvan de lidstaten in sommige gevallen kunnen beslissen dat de btw op een ander tijdstip verschuldigd wordt, niet van toepassing zijn op intra-Unieleveringen van goederen. Zonder deze specificering zou de leverancier die in verschillende lidstaten intra-Unieleveringen verricht, de verschillende opties moeten toepassen die door de afzonderlijke lidstaten van aankomst van de goederen zijn gekozen, hetgeen een en ander zou compliceren.
Tot voldoening van de belasting gehouden persoon: artikelen 193, 194 bis, 199 bis en 199 ter
Het in artikel 193 neergelegde beginsel blijft behouden, namelijk dat de btw verschuldigd is door de belastingplichtige die een belastbare goederenlevering of een belastbare dienst verricht, tenzij in andere bepalingen, die in datzelfde artikel 193 zijn opgesomd, is voorgeschreven dat de btw door een andere persoon verschuldigd is.
Als uitzondering op artikel 193 wordt een nieuw artikel 194 bis voorgesteld, op grond waarvan de btw verschuldigd wordt door de afnemer van de goederen voor zover deze een gecertificeerd belastingplichtige is zoals omschreven in artikel 13 bis indien de goederen worden geleverd door een belastingplichtige die niet gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat waar de btw verschuldigd is. Het concept van gecertificeerd belastingplichtige was al opgenomen in het voorstel van de Commissie van 4 oktober 2017.
Wat intra-Unieleveringen van goederen betreft, zorgt de combinatie van de regels van de artikelen 193 en 194 bis ervoor dat de leverancier in beginsel gehouden is tot voldoening van de btw in de lidstaat van aankomst van de goederen tenzij de leverancier niet in de lidstaat van heffing gevestigd is en de afnemer een gecertificeerd belastingplichtige overeenkomstig artikel 13 bis is. In het laatste geval zal de afnemer de verschuldigde btw voldoen middels verlegging naar de lidstaat van aankomst van de goederen.
Krachtens artikel 199 bis kunnen de lidstaten tot en met 31 december 2018 voor bepaalde in dat artikel genoemde leveringen van goederen en diensten bepalen dat de btw moet worden voldaan door de belastingplichtige voor wie deze prestaties worden verricht.
In haar onlangs aangenomen verslag over de effecten van de artikelen 199 bis en 199 ter op de fraudebestrijding heeft de Commissie te kennen gegeven dat zij een passend wetgevingsvoorstel wil presenteren om de bestaande maatregelen te verlengen. Dit zal gebeuren in een apart voorstel, dat betrekking zal hebben op de periode 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2022, aangezien de beoogde datum van inwerkingtreding van onderhavig voorstel 1 juli 2022 is.
De voorgestelde wijzigingen van artikel 199 bis zien op de periode vanaf 1 juli 2022. Zij hebben betrekking op de toepassingsduur en het toepassingsgebied van de onder de in dit artikel vallende prestaties.
Wat de duur betreft, wordt voorgesteld de mogelijkheid om van deze bepaling gebruik te maken, te verlengen tot en met 31 december 2028. De overige datums in deze bepaling worden dienovereenkomstig aangepast.
Wat de in deze bepaling op te nemen prestaties betreft, is het duidelijk dat dit moet worden bekeken in het licht van de algehele wijziging van de heffingssystematiek voor het grensoverschrijdende verkeer van b2b-goederenleveringen. De voorgestelde wijzigingen strekken ertoe een fundamenteel antwoord te bieden op grensoverschrijdende fraude met goederentransacties en moeten daarom de bestaande lappendeken aan tijdelijke verleggingsmaatregelen op grond van artikel 199 bis, voor zover zij ook tot doel hebben dit soort fraude tegen te gaan, overbodig maken. Alleen de diensten die voordien in artikel 199 bis waren opgenomen, kunnen derhalve nog in aanmerking komen voor de tijdelijke maatregelen van dit artikel.
Voor de wijziging van artikel 199 ter wordt een vergelijkbare aanpak voorgesteld. Dit artikel bevat de regels voor het snellereactiemechanisme, dat de lidstaten toestaat in zeer specifieke omstandigheden de ontvanger van de goederen en diensten aan te wijzen als degene die de btw moet voldoen. Om dezelfde reden als bij artikel 199 bis zouden leveringen van goederen niet langer onder het snellereactiemechanisme vallen.
Identificatie: artikel 214
Intra-Unieleveringen van goederen, omschreven in artikel 14, lid 4, punt 3, omvatten onder andere leveringen van belastingplichtigen aan niet-belastingplichtige rechtspersonen.
Daarom wordt voorgesteld artikel 214 te wijzigen en te bepalen dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te garanderen dat een niet-belastingplichtige rechtspersoon die een intra-Unielevering van goederen ontvangt, met een individueel nummer geïdentificeerd wordt.
Lijsten: artikelen 262 tot en met 271
Intra-Unieleveringen van goederen zullen onder de voorgestelde regeling niet langer in de lijsten moeten worden opgenomen. Het beginsel dat de leverancier de btw op de intra-Unielevering in rekening brengt, zorgt er immers voor dat het systeem opnieuw zichzelf reguleert. Het is dus niet langer nodig om een administratieve follow-up van de fysieke goederenstroom binnen de Unie te verlangen door middel van de lijst.
Wanneer de ontvanger van een intra-Unielevering een gecertificeerd belastingplichtige is, blijven de goederen btw-vrij binnen de Unie circuleren. Het zou evenwel indruisen tegen het concept van de gecertificeerd belastingplichtige, die als een betrouwbare belastingplichtige wordt aangemerkt, om de verplichting te handhaven dat dergelijke transacties op een lijst moeten worden vermeld.
Daarom wordt die verplichting alleen gehandhaafd voor diensten.
De lidstaten kunnen onder bepaalde voorwaarden bijzondere maatregelen invoeren om de verplichting inzake de indiening van lijsten te vereenvoudigen. Er wordt voorgesteld om de procedure om van deze keuzemogelijkheid gebruik te maken, te vereenvoudigen door het vereiste van een unaniem besluit in de Raad te vervangen door een raadpleging van het btw-comité.
Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen: artikelen 358 tot en met 369 quinvicies
Hoofdstuk 6 van titel XII van de btw-richtlijn bevat momenteel drie regelingen met een specifieke werkingssfeer, namelijk:
–een bijzondere regeling voor diensten die worden verricht door niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen;
–een bijzondere regeling voor afstandsverkopen van goederen binnen de Unie en voor diensten die worden verricht door in de Unie maar niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen;
–een bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen.
Dit voorstel heeft slechts een beperkt effect op de eerste en de derde regeling.
Ten behoeve van de toepassing van het beginsel van één registratiesysteem voor de aangifte, betaling en aftrek van de belasting worden ingrijpende wijzigingen van de tweede regeling voorgesteld.
Aangezien de Raad zijn goedkeuring heeft gegeven aan Richtlijn (EU) 2017/2455 van 5 december 2017, zal deze tweede regeling vanaf 1 januari 2021 belastingplichtigen die in een lidstaat voor de regeling geregistreerd zijn (lidstaat van identificatie), de mogelijkheid bieden via het mini-éénloketsysteem langs elektronische weg btw-kwartaalaangiften in te dienen met de door hen verrichte diensten en intra-Unieafstandsverkopen aan niet-belastingplichtigen in andere lidstaten (de lidsta(a)t(en) van verbruik), samen met de verschuldigde btw. Deze aangiften worden vervolgens, samen met de betaalde btw, door de lidstaat van identificatie doorgezonden naar de desbetreffende lidstaten van verbruik via een beveiligd communicatienetwerk. Dankzij deze regeling hoeven deze belastingplichtigen niet in elke lidstaat van verbruik voor de btw geregistreerd te zijn. Onderhavig voorstel voorziet in een verdere uitbreiding van deze regeling.
Wat de definities betreft die voor de toepassing van deze regeling worden gebruikt, wordt in artikel 369 bis een definitie van "lidstaat van heffing" toegevoegd. De lidstaat van heffing is de lidstaat waar de goederenlevering of dienst wordt geacht plaats te vinden.
Het in artikel 369 ter vastgestelde toepassingsgebied van de onder de regeling vallende handelingen wordt gewijzigd. Er wordt voorgesteld dat de mogelijkheid om van de regeling gebruik te maken, wordt opengesteld voor alle belastingplichtigen die niet in de lidstaat van heffing gevestigd zijn, voor de in die lidstaat verrichte leveringen van goederen en diensten ter zake waarvan zij de btw moeten voldoen. De regeling zal dus niet langer beperkt zijn tot b2c-transacties maar ook gelden voor b2b-transacties.
Er wordt voorgesteld om de regeling ook open te stellen voor niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen op voorwaarde dat zij een tussenpersoon aanwijzen die wel in de Unie is gevestigd. Vergelijkbaar met hetgeen reeds is bepaald in de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, is de tussenpersoon de persoon die gehouden is tot voldoening van de btw en die de in deze bijzondere regeling vastgestelde verplichtingen moet nakomen in naam en voor rekening van de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige die door hem wordt vertegenwoordigd.
Gelet op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de onder de regeling vallende handelingen wordt er voorgesteld om artikel 369 septies te wijzigen door eraan toe te voegen dat belastingplichtigen die van de regeling gebruikmaken, elke maand via het éénloketsysteem een btw-aangifte moeten indienen wanneer hun jaaromzet in de Unie hoger is dan 2 500 000 EUR.
Artikel 369 octies, waarin is vastgelegd welke gegevens op de in te dienen btw-aangifte moeten worden vermeld, moet ook worden herzien. Momenteel moeten alleen gegevens worden verstrekt over de waarde van de door de belastingplichtigen verrichte prestaties en de daarover verschuldigde btw.
Om belastingplichtigen het recht te kunnen geven voorbelasting in mindering te brengen op de btw-aangifte via het éénloketsysteem, moet er in die aangifte extra informatie worden verstrekt en met name:
- het totale bedrag aan btw dat verschuldigd is geworden over leveringen van goederen en diensten waarvoor de belastingplichtige als ontvanger tot voldoening van de btw is gehouden, en over de invoer van goederen wanneer de lidstaat de keuzemogelijkheid van artikel 211, tweede alinea, toepast;
- de btw die in mindering wordt gebracht;
- wijzigingen betreffende vorige belastingtijdvakken;
- het nettobedrag van de te betalen, terug te geven of te verrekenen btw.
Aangezien de aftrek zal worden verricht op de via de regeling ingediende btw-aangiften, wordt met een wijziging van artikel 369 decies voorgesteld dat de belastingplichtige de som van de nettobedragen aan btw (verschuldigde btw minus aftrekbare btw) moet betalen die in elke lidstaat van heffing verschuldigd is.
In het voorgestelde nieuwe artikel 369 decies bis worden de voorwaarden vastgesteld waaronder een belastingplichtige die in een bepaalde lidstaat een creditsaldo heeft, van die lidstaat een teruggaaf van dat saldo kan krijgen. Er wordt ook een nieuw artikel 369 decies ter voorgesteld met de voorwaarden waaronder een bedrag dat moet worden teruggegeven aan de belastingplichtige in de lidstaat van identificatie, kan worden gebruikt voor de betaling van btw die is verschuldigd in de lidsta(a)t(en) van heffing.
Er wordt voorgesteld artikel 369 undecies te wijzigen om de wisselwerking vast te leggen tussen het recht op aftrek uit hoofde van de bijzondere regeling en de teruggaafprocedures die zijn vastgesteld in Richtlijn 86/560/EEG voor niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen en in Richtlijn 2008/9/EG voor in de Unie gevestigde belastingplichtigen. Deze bepaling moet eventueel misbruik voorkomen van belastingplichtigen die een recht op aftrek uit hoofde van de bijzondere regeling zouden uitoefenen en tegelijkertijd ook een verzoek om teruggaaf voor hetzelfde bedrag aan voorbelasting zouden indienen.
In beginsel mag een belastingplichtige de voorbelasting in mindering brengen op de btw-aangiften die hij via de regeling indient. Wanneer evenwel een belastingplichtige die deze bijzondere regeling toepast, geen onder deze bijzondere regeling vallende leveringen van goederen of diensten verricht ter zake waarvan de btw verschuldigd is geworden in een lidstaat van heffing in een bepaald belastingtijdvak, noch in de drie voorgaande belastingtijdvakken indien hij kwartaalaangiften indient of in de elf voorgaande belastingtijdvakken indien hij maandaangiften indient, mag hij in die lidstaat van heffing op die btw-aangifte geen voorbelasting in mindering brengen. In plaats daarvan moet de belastingplichtige de voorbelasting terugvragen via de teruggaafprocedure in de lidstaat waar de btw in rekening is gebracht.
Afwijkingen: artikelen 370 tot en met 390 quater
Hoofdstuk 1 van titel XIII van de btw-richtlijn bevat een reeks afwijkingen die mogen worden toegepast tot de invoering van de definitieve regeling. Voor de landen die op 1 januari 1978 lidstaat waren, is het merendeel van de afwijkingen die zij mogen toepassen, opgenomen in bijlage X bij de btw-richtlijn. Zoals hierboven werd uiteengezet, is dit voorstel de eerste stap in de invoering van het definitieve stelsel van belastingheffing op de plaats van bestemming van het handelsverkeer binnen de Unie. Als onderdeel van deze stap wordt voorgesteld tot schrapping over te gaan van de afwijkingen die, als zij werden behouden, de belastingplichtigen en de belastingdiensten voor problemen zouden stellen als gevolg van de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de regels inzake de plaats van levering en de aanwijzing van de tot voldoening van de btw gehouden persoon.
Met name zou de mogelijkheid worden geschrapt om een afwijking toe te passen voor goederen die het voorwerp kunnen uitmaken van een intra-Unielevering (roerende goederen). Anders zou de leverancier, voor elke lidstaat waarin een dergelijke intra-Unielevering plaatsvindt, moeten weten of die lidstaat de afwijking al dan niet toepast en zo ja, welke voorwaarden er voor die lidstaat gelden.
2018/0164 (CNS)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN DE RAAD
tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van de nadere technische maatregelen voor de werking van het definitieve btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Toen de Raad in 1967 bij Richtlijnen 62/227/EEG en 67/228/EEG van de Raad het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde vaststelde, werd ook de principeafspraak gemaakt om een definitief btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten tot stand te brengen dat op dezelfde wijze zou functioneren als een stelsel binnen één lidstaat. Aangezien de politieke en technische omstandigheden evenwel niet rijp waren voor een dergelijk stelsel, is eind 1992 bij de afschaffing van de fiscale grenzen tussen de lidstaten een btw-overgangsregeling vastgesteld. In Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, die thans van kracht is, is bepaald dat deze overgangsregeling moet worden vervangen door een definitieve regeling die in beginsel is gebaseerd op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong van de goederenleveringen of diensten.
(2)De Raad, daarin gesteund door het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, heeft bevestigd dat een op het oorsprongsbeginsel gebaseerd stelsel niet haalbaar was en heeft de Commissie verzocht van start te gaan met grondige technische werkzaamheden en een op brede basis gestoelde dialoog met de lidstaten om in detail de verschillende mogelijkheden tot invoering van het bestemmingsbeginsel te onderzoeken.
(3)In haar btw-actieplan heeft de Commissie beschreven welke wijzigingen in het btw-stelsel moeten worden doorgevoerd om een dergelijk op bestemming gebaseerd stelsel voor het handelsverkeer binnen de Unie tot stand te brengen door middel van de belastingheffing van grensoverschrijdende prestaties. De Raad heeft daarop de conclusies van dat actieplan nogmaals bevestigd en onder andere zijn standpunt herhaald dat het beginsel van belastingheffing op de plaats van oorsprong, zoals dat was beoogd voor het definitieve btw-stelsel, moet worden vervangen door het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming.
(4)Om de doelstellingen van het actieplan van de Commissie te verwezenlijken, moeten de regels voor leveringen van goederen tussen bedrijven (b2b) binnen de Unie worden gewijzigd in overeenstemming met de gefaseerde aanpak die de Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 4 oktober 2017 over de follow-up van het btw-actieplan.
(5)Om een doeltreffender systeem op te zetten voor de belasting van b2b-goederenleveringen binnen de Unie in de lidstaat van bestemming, moet het huidige systeem worden afgeschaft waarbij leveringen in de lidstaat van vertrek van de goederen zijn vrijgesteld en intracommunautaire verwervingen in de lidstaat van bestemming worden belast. Aangezien de vrijstelling voor dergelijke leveringen en het concept zelf van de intracommunautaire verwerving als een aan de btw onderworpen handeling moeten worden geschrapt, moeten ook alle daarmee samenhangende artikelen worden gewijzigd of geschrapt.
(6)Om een gelijke behandeling van binnenlandse handelingen en intra-Uniehandelingen te waarborgen, moet voor de heffing van de btw op b2b-goederentransacties binnen de Unie worden aangeknoopt bij één belastbaar feit, namelijk een intra-Unielevering van goederen.
(7)Om een zo breed mogelijke toepassing van het beginsel van belastingheffing op de plaats van bestemming te waarborgen, moet de definitie van intra-Unielevering van goederen ook zien op leveringen aan niet-belastingplichtige rechtspersonen, aan vrijgestelde belastingplichtigen, aan onder de bijzonder regeling voor kleine ondernemingen vallende belastingplichtigen en aan onder de forfaitaire regeling vallende landbouwproducenten, zonder enige beperking door middel van een drempel.
(8)De concepten van afstandsverkopen van goederen binnen de Unie en afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen moeten worden gewijzigd om te vermijden dat sommige van deze prestaties onder de nieuwe definitie van intra-Unielevering zouden vallen.
(9)Om de goede werking van het btw-stelsel op de interne markt te waarborgen, moeten sommige leveringen van goederen worden uitgesloten van de definitie van intra-Unielevering, met name leveringen van goederen met montage of installatie, leveringen van goederen voor de bevoorrading van bepaalde schepen en luchtvaartuigen, leveringen van goederen in het kader van diplomatieke en consulaire betrekkingen en voor bepaalde internationale organisaties, en leveringen van goederen door een onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten vallende belastingplichtige.
(10)Om te garanderen dat b2b-goederenleveringen binnen de Unie op de plaats van bestemming worden belast, moet een intra-Unielevering van goederen worden geacht plaats te vinden in de lidstaat van aankomst van de goederen op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer. Deze regel mag niet van toepassing zijn op leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten in het kader van de winstmargeregeling, noch op leveringen van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein, op leveringen van goederen via een aardgassysteem, van elektriciteit en van warmte of koude via warmte- of koudenetten, die onder specifieke regels inzake de plaats van levering moeten blijven vallen.
(11)Naar aanleiding van de schrapping van de intracommunautaire verwerving als een belastbaar feit voor btw-doeleinden moeten de bestaande bijzondere regels voor de levering van nieuwe vervoermiddelen en van accijnsgoederen worden herzien.
(12)Om de toepassing van dit definitieve stelsel in de hele Unie te harmoniseren, moet één regel worden vastgesteld voor de verschuldigdheid van btw op intra-Unieleveringen van goederen.
(13)De algemene regel voor leveringen van goederen, met inbegrip van intra-Unieleveringen, en diensten moet erin bestaan dat de leverancier of dienstverrichter de btw moet voldoen.
(14)Ten behoeve van een geleidelijke overschakeling op het definitieve stelsel voor het handelsverkeer binnen de Unie moet een uitzondering worden gemaakt op de regel dat de leverancier de btw moet voldoen in het geval van goederenleveringen voor zover de persoon aan wie de goederen worden geleverd, een gecertificeerd belastingplichtige is en de leverancier niet in de lidstaat van heffing is gevestigd. In dat geval moet de afnemer tot voldoening van de btw worden gehouden en moet hij de btw aangeven via de verleggingsregeling. Deze uitzondering moet het aantal transacties waarvoor de tot voldoening van de btw gehouden persoon niet in de lidstaat van heffing is gevestigd, beperken.
(15)De regels inzake de tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor roerende goederen moeten worden herzien om de samenhang ervan te waarborgen met de nieuwe regels betreffende de persoon die de btw op intra-Unieleveringen van goederen moet voldoen.
(16)Ten behoeve van een heldere toepassing van de regels voor de belasting van intra-Unieleveringen van goederen door bedrijven moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te garanderen dat elke belastingplichtige en niet-belastingplichtige rechtspersoon die een intra-Unielevering ontvangt, met een individueel nummer geïdentificeerd wordt.
(17)Om een degelijk toezicht op de betaling en de aftrek van btw ter zake van intra-Unieleveringen van goederen te waarborgen, moet de uitreiking van een factuur verplicht worden gesteld voor intra-Unieleveringen en mogen de lidstaten niet toestaan dat vereenvoudigde facturen wordt uitgereikt. Facturen moeten worden uitgereikt in overeenstemming met de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd vanwaaruit hij de goederen levert, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
(18)Om de administratieve lasten voor het handelsverkeer binnen de Unie te verlichten en omdat de btw op intra-Unieleveringen van goederen ofwel daadwerkelijk in rekening wordt gebracht door de leverancier ofwel wordt aangegeven door een afnemer die een gecertificeerd belastingplichtige is, moet de verplichting om voor deze leveringen een lijst in te dienen, worden geschrapt.
(19)De bijzondere forfaitaire regeling voor landbouwproducenten moet worden aangepast om rekening te houden met de wijziging van de heffingssystematiek voor intra-Unieleveringen van goederen, zodat de algemene doelstelling van deze regeling nog altijd wordt bereikt. De uitsluiting van de leveringen die landbouwproducenten in het kader van de forfaitaire regeling verrichten, van de definitie van intra-Unielevering moet bewerkstelligen dat de plaats van levering van hun grensoverschrijdende b2b-goederenleveringen de plaats van vertrek van de goederen blijft en dat de door de lidstaat van vertrek vastgestelde forfaitaire compensatie op deze leveringen wordt toegepast.
(20)Om de administratieve lasten voor de bedrijven te verlichten, moet het toepassingsgebied van de bestaande bijzondere regeling voor in de Unie gevestigde belastingplichtigen die diensten of bepaalde goederen leveren aan consumenten (b2c-prestaties), worden uitgebreid tot alle leveringen van goederen en diensten waarvoor de tot voldoening van de btw gehouden persoon niet is gevestigd in de lidstaat waar de prestatie wordt verricht. De regeling moet gelden voor prestaties aan zowel consumenten als bedrijven.
(21)Het is ook dienstig de administratieve lasten te verlichten voor niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen die goederen of diensten leveren ter zake waarvan zij btw moeten voldoen in een of meer lidstaten, door hen toe te staan van die bijzondere regeling gebruik te maken als zij een tussenpersoon aanwijzen. Ten behoeve van de correcte inning van de btw moet deze tussenpersoon in de Unie gevestigd zijn en moet hij voor rekening van de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige de btw voldoen en de in de regeling vastgestelde verplichtingen vervullen.
(22)Om belastingplichtigen in staat te stellen ten volle van de interne markt te profiteren, moet die bijzondere regeling niet alleen de mogelijkheid bieden om aangifte te doen van transacties waarop btw verschuldigd is in andere lidstaten dan die waar de leverancier of dienstverrichter is gevestigd, maar ook om de btw die in die lidstaten aan die leverancier of dienstverrichter in rekening is gebracht, in mindering te brengen.
(23)Om de samenhang van de btw-rapportageverplichtingen voor grote ondernemingen te waarborgen, moet de frequentie waarmee btw-aangiften in het kader van deze bijzondere regeling moeten worden ingediend, worden herzien en de verplichting worden toegevoegd dat belastingplichtigen die van de bijzondere regeling gebruikmaken, maandelijks een btw-aangifte in het kader van de regeling moeten indienen wanneer hun jaaromzet in de Unie hoger is dan 2 500 000 EUR.
(24)Om van de belastingplichtige de passende gegevens te verzamelen zodat de belastingautoriteiten degelijk toezicht op deze bijzondere regeling kunnen uitoefenen, moet de inhoud van de btw-aangifte die in het kader van deze bijzondere regeling moet worden ingediend, worden herzien om rekening te houden met de uitbreiding van de regeling en om de uitoefening van het overeenkomstige recht op aftrek mogelijk te maken.
(25)Om de goede werking van deze bijzondere regeling te waarborgen en hinderpalen voor belastingplichtigen die de mogelijkheden van de interne markt benutten, te vermijden, moeten er gemeenschappelijke regels worden ingevoerd voor situaties waarin de belastingplichtige in de lidstaat van identificatie en/of de lidsta(a)t(en) van heffing een creditsaldo heeft.
(26)Duidelijkheidshalve en om de mogelijkheid tot fraude of misbruik te beperken, moet de periode worden vastgesteld waarbinnen een belastingplichtige nog voorbelasting in een bepaalde lidstaat in mindering kan brengen op zijn in het kader van deze bijzondere regeling ingediende aangifte wanneer hij niet langer transacties aangeeft ter zake waarvan hij in diezelfde lidstaat de btw moet voldoen. Wanneer deze periode afloopt, moet een dergelijke belastingplichtige gebruikmaken van de toepasselijke teruggaafprocedures om btw terug te vragen.
(27)De in hoofdstuk 1 van titel XIII opgenomen afwijkingen, die grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben, moeten worden geschrapt om onnodige complexiteit voor de belastingplichtigen en de belastingdiensten te vermijden.
(28)Naar aanleiding van de invoering van het nieuwe concept van intra-Unielevering van goederen is het dienstig de term "Gemeenschap" te vervangen door "Unie" om een aangepast en coherent gebruik van de term te garanderen.
(29)Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de tenuitvoerlegging van het definitieve btw-stelsel met het oog op een betere werking van de btw-regeling voor de grensoverschrijdende b2b-goederenhandel, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(30)In overeenstemming met de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, in verantwoorde gevallen, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord.
(31)Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt punt b) geschrapt;
(b)de leden 2 en 3 worden geschrapt.
(2)De artikelen 3 en 4 worden geschrapt.
(3)In artikel 5 worden de punten 1 en 2 vervangen door:
"1)"Unie" en "grondgebied van de Unie": het geheel van de grondgebieden van de lidstaten als omschreven in punt 2);
2)"lidstaat" en "grondgebied van een lidstaat": het grondgebied van iedere lidstaat van de Unie waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 349 en 355 van dat Verdrag van toepassing is, met uitzondering van het (de) in artikel 6 van deze richtlijn genoemde gebied(en);".
(4)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:
"1.
Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie:";
(b)in lid 2 wordt de inleidende zin vervangen door:
"2.
Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Unie:".
(5)Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 wordt vervangen door:
"2.
Naast de in lid 1 bedoelde personen wordt als belastingplichtige beschouwd eenieder die incidenteel een nieuw vervoermiddel levert dat door de verkoper, door de afnemer, of voor hun rekening, buiten het grondgebied van een lidstaat maar binnen het grondgebied van de Unie naar de afnemer wordt verzonden of vervoerd.";
(b)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:
"3.
Voor de toepassing van lid 2 worden als "vervoermiddelen" beschouwd de volgende voor het personen- of goederenvervoer bestemde vervoermiddelen:
a)landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt;
b)schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter, met uitzondering van schepen voor de vaart op volle zee waarmee personenvervoer tegen betaling plaatsvindt of die voor de uitoefening van enigerlei industriële, handels- of visserijactiviteit worden gebruikt, van reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee en van schepen voor de kustvisserij;
c)luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1 550 kg, met uitzondering van luchtvaartuigen die door luchtvaartmaatschappijen worden gebruikt die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer.
Deze vervoermiddelen worden als "nieuw" beschouwd:
a)in het geval van gemotoriseerde landvoertuigen, wanneer de levering binnen zes maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het voertuig niet meer dan 6 000 km heeft afgelegd;
b)in het geval van schepen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het schip niet meer dan 100 uur heeft gevaren;
c)in het geval van luchtvaartuigen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het luchtvaartuig niet meer dan 40 uur heeft gevlogen.
De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder de in de tweede alinea genoemde omstandigheden als vaststaand kunnen worden aangenomen.".
(6)In artikel 12 wordt de inleidende zin van lid 1 vervangen door:
"1.
De lidstaten kunnen als belastingplichtige aanmerken eenieder die incidenteel een van de volgende handelingen verricht:".
(7)Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 13 bis
1.
Een belastingplichtige die een zetel van bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting in de Unie heeft dan wel bij gebreke van een zetel van bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in de Unie heeft en die in het kader van zijn economische activiteit een van de in artikel 14, lid 4, punt 3, en de artikelen 17 bis, 38 of 39 bedoelde handelingen verricht of wil verrichten, als leverancier of dienstverrichter dan wel als afnemer, kan bij de belastingautoriteiten de status van gecertificeerd belastingplichtige aanvragen.
De belastingautoriteiten kennen deze status aan een aanvrager toe wanneer aan de criteria van lid 2 is voldaan, tenzij de aanvrager op grond van de voorwaarden van lid 3 van een dergelijke certificering is uitgesloten.
Indien de aanvrager een belastingplichtige is aan wie voor douanedoeleinden de status van geautoriseerd marktdeelnemer is toegekend, wordt geacht aan de criteria van lid 2 te zijn voldaan.
2.
Voor de toekenning van de status van gecertificeerd belastingplichtige moet aan alle onderstaande criteria worden voldaan:
(a)de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde overtredingen van de belastingvoorschriften en douanewetgeving begaan en heeft geen strafblad met zware misdrijven in verband met zijn economische activiteit;
(b)de aanvrager kan aantonen dat hij zijn handelingen en de goederenstroom goed onder controle heeft, ofwel door middel van een handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende belastingcontroles mogelijk maakt, ofwel door middel van een betrouwbaar of gecertificeerd intern auditspoor;
(c)de aanvrager kan zijn financiële solvabiliteit bewijzen; dit bewijs wordt geacht te zijn geleverd wanneer de aanvrager een goede financiële positie heeft die hem in staat stelt om aan zijn verplichtingen te voldoen, waarbij naar behoren wordt gelet op de kenmerken van het type zakelijke activiteiten in kwestie, of wanneer hij zekerheden voorlegt die door verzekerings- of andere financiële instellingen of door andere economisch betrouwbare derden zijn gesteld.
3.
Aan de volgende belastingplichtigen kan de status van gecertificeerd belastingplichtige niet worden toegekend:
(a)belastingplichtigen die onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten vallen;
(b)belastingplichtigen die onder de in titel XII, hoofdstuk 1, afdeling 2, vastgestelde vrijstelling voor kleine ondernemingen vallen;
(c)belastingplichtigen die goederen leveren of diensten verrichten waarvoor de btw niet aftrekbaar is;
(d)belastingplichtigen die een incidentele levering van een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 9, lid 2, verrichten of een incidentele activiteit in de zin van artikel 12 uitvoeren.
Aan de onder a) tot en met d) genoemde belastingplichtigen kan wél de status van gecertificeerd belastingplichtige worden toegekend voor andere economische activiteiten die zij verrichten.
4.
Een belastingplichtige die de status van gecertificeerd belastingplichtige aanvraagt, verstrekt alle gegevens die de belastingautoriteiten verlangen om een besluit te kunnen nemen.
In het kader van de toekenning van deze fiscale status wordt onder "belastingautoriteiten" verstaan:
(a)de belastingautoriteiten van de lidstaat waar de aanvrager de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd;
(b)de belastingautoriteiten van de lidstaat met de vaste inrichting van de aanvrager waarin diens hoofdboekhouding binnen de Unie voor belastingdoeleinden wordt bijgehouden of toegankelijk is, wanneer de aanvrager de zetel van zijn bedrijfsuitoefening buiten de Unie heeft gevestigd, maar een of meer vaste inrichtingen binnen de Unie heeft;
(c)de belastingautoriteiten van de lidstaat waar de aanvrager zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer hij noch een zetel van bedrijfsuitoefening noch een vaste inrichting heeft.
5.
Wanneer de aanvraag wordt afgewezen, delen de belastingautoriteiten de aanvrager de redenen van de afwijzing samen met het besluit zelf mee. De lidstaten zorgen ervoor dat de aanvrager in beroep kan gaan tegen een afwijzingsbesluit.
6.
De belastingplichtige aan wie de status van gecertificeerd belastingplichtige is verleend, informeert de belastingautoriteiten onverwijld over alle voorvallen die zich na het besluit voordoen en die nadelige gevolgen kunnen hebben voor of van invloed kunnen zijn op de continuering van deze status. De belastingautoriteiten trekken de fiscale status in wanneer niet langer aan de criteria van lid 2 wordt voldaan.
7.
De status van gecertificeerd belastingplichtige in één lidstaat wordt erkend door de belastingautoriteiten van alle lidstaten.".
(8)Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 4 wordt vervangen door:
"4.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
(1)"intra-Unieafstandsverkopen van goederen": de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, daaronder begrepen wanneer de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(a)de levering van goederen wordt verricht voor een niet-belastingplichtige, die geen niet-belastingplichtige rechtspersoon is;
(b)de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen;
(2)"afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen": de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, daaronder begrepen wanneer de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een derdelandsgebied of een derde land naar een afnemer in een lidstaat, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(a)de levering van goederen wordt verricht voor een niet-belastingplichtige, die geen niet-belastingplichtige rechtspersoon is;
(b)de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen;
(3)"intra-Unielevering van goederen": een levering van goederen waarbij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(a)de levering van goederen wordt verricht door een belastingplichtige voor een andere belastingplichtige of voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon;
(b)de goederen worden verzonden of vervoerd, door of voor rekening van de leverancier of de persoon die de goederen binnen de Unie verwerft, van een lidstaat naar een andere lidstaat.";
(b)het volgende lid 5 wordt toegevoegd:
"5.
De volgende leveringen worden niet beschouwd als een intra-Unielevering van goederen:
(a)de leveringen van goederen met montage of installatie, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen, overeenkomstig artikel 36;
(b)de levering van goederen die zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 148 of 151;
(c)de levering van goederen door een belastingplichtige die onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten valt.".
(9)In artikel 14 bis wordt lid 2 vervangen door:
"2.
Indien een belastingplichtige via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen binnen de Unie door een niet in de Unie gevestigde belastingplichtige aan een niet-belastingplichtige faciliteert, wordt de belastingplichtige die de levering faciliteert, geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.".
(10)Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1.
Met een intra-Unielevering van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld, de overbrenging door een belastingplichtige van een goed van zijn bedrijf naar een andere lidstaat.
Als "overbrenging naar een andere lidstaat" wordt beschouwd iedere verzending of ieder vervoer van een roerende lichamelijke zaak voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de belastingplichtige, buiten het grondgebied van de lidstaat waar het goed zich bevindt, maar binnen de Unie.";
(b)in lid 2 wordt punt a) vervangen door:
"a)de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, onder de in de artikelen 33, 35 bis of 35 ter gestelde voorwaarden;";
(c)in lid 2 worden de punten d) en e) vervangen door:
"d)de levering van gas via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten, onder de in de artikelen 38 en 39 gestelde voorwaarden;
e)de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat, onder de in de artikelen 146, 147, 148, 151 of 152 gestelde voorwaarden;".
(11)Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 17 bis
1.
Wanneer een belastingplichtige in het kader van een voorraad-op-afroepsituatie goederen uit zijn bedrijf overbrengt naar een andere lidstaat, wordt deze overbrenging niet aangemerkt als een intra-Unielevering van goederen onder bezwarende titel.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt geacht sprake te zijn van een voorraad-op-afroepsituatie indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(a)een gecertificeerd belastingplichtige verzendt of vervoert de goederen naar een andere lidstaat om ze daar, in een later stadium en na aankomst, te leveren aan een andere gecertificeerd belastingplichtige wiens identiteit en btw-identificatienummer al bekend zijn bij de aanvang van het vervoer;
(b)de gecertificeerd belastingplichtige die de goederen verzendt of vervoert, is niet gevestigd in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd;
(c)de gecertificeerd belastingplichtige die de goederen in een later stadium en na aankomst verwerft, is voor btw-doeleinden geïdentificeerd in de lidstaat waarnaar de goederen worden overgebracht;
(d)de gecertificeerd belastingplichtige die de goederen verzendt of vervoert, heeft de verzending of het vervoer in het in artikel 243, lid 3, bedoelde register opgenomen.
3.
Wanneer aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, wordt een intra-Unielevering van goederen geacht te zijn verricht in de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, op het tijdstip van overdracht van het recht om over de goederen te beschikken, aan de onder c) van dat lid bedoelde gecertificeerd belastingplichtige.".
(12)Het volgende artikel 18 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 18 bis
Met een levering van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld de toewijzing door de strijdkrachten van een staat die partij bij het Noord-Atlantisch Verdrag is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel, van goederen die zij niet tegen de algemene belastingvoorwaarden van de interne markt van een lidstaat hebben verworven, wanneer de invoer van deze goederen niet in aanmerking zou kunnen komen voor de in artikel 143, lid 1, onder h), bedoelde vrijstelling.".
(13)Artikel 19 wordt vervangen door:
"Artikel 19
De lidstaten stellen zich, in geval van overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen onder bezwarende titel, om niet of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, op het standpunt dat geen levering van goederen heeft plaatsgevonden en dat degene op wie de goederen overgaan, in de plaats treedt van de overdrager.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om verstoringen van de mededinging te voorkomen ingeval degene op wie de goederen overgaan, niet volledig belastingplichtig is. Zij stellen ook alle maatregelen vast die nodig zijn om belastingontduiking of -ontwijking met gebruikmaking van dit artikel te voorkomen.".
(14)Hoofdstuk 2 van titel IV wordt geschrapt.
(15)Artikel 30 wordt vervangen door:
"Artikel 30
Als "invoer van goederen" wordt beschouwd het binnenbrengen in de Unie van een goed dat zich niet in het vrije verkeer bevindt in de zin van artikel 29 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Naast de in de eerste alinea bedoelde handeling wordt als invoer van goederen beschouwd het binnenbrengen in de Unie van een goed dat zich in het vrije verkeer bevindt, uit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie.".
(16)In afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel V wordt de volgende titel van onderafdeling 1 ingevoegd vóór artikel 32:
"Onderafdeling 1
Algemene regel".
(17)In afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel V wordt de volgende titel van onderafdeling 2 ingevoegd vóór artikel 33:
"Onderafdeling 2
Bijzondere bepalingen".
(18)Artikel 33 wordt vervangen door:
"Artikel 33
1.
De plaats van levering van intra-Unieafstandsverkopen van goederen wordt geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer.
2.
De plaats van levering van afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen wordt geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, indien de invoer plaatsvindt in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer.
3.
De plaats van levering van afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen wordt geacht zich in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen te bevinden, indien de invoer in die lidstaat plaatsvindt, mits de btw op deze goederen moet worden aangegeven in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4.".
(19)Artikel 35 wordt geschrapt.
(20)De volgende artikelen 35 bis, 35 ter, 35 quater en 35 quinquies worden ingevoegd:
"Artikel 35 bis
De plaats van levering van een intra-Unielevering van goederen wordt geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer.
Artikel 35 ter
De plaats van levering van een nieuw vervoermiddel, verricht voor een niet-belastingplichtige die geen niet-belastingplichtige rechtspersoon is, waarbij de goederen van een lidstaat naar een andere worden verzonden of vervoerd, wordt geacht de plaats te zijn waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer.
Artikel 35 quater
Bij wijze van uitzondering zijn de artikelen 33 en 35 bis niet van toepassing op de levering van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, onder 1) tot en met 4), die aan de btw zijn onderworpen overeenkomstig die bijzondere regeling.
Artikel 35 quinquies
Voor de toepassing van de artikelen 35 bis en 35 ter worden de goederen, indien de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer in een derdelandsgebied of een derde land ligt en de levering door de importeur die uit hoofde van artikel 201 is aangewezen of erkend als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, of een daaropvolgende levering de verzending of het vervoer van de goederen omvat naar een andere lidstaat dan de lidstaat van invoer als eindbestemming, geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer.".
(21)In afdeling 2 van hoofdstuk I van titel V wordt het volgende artikel 36 bis ingevoegd:
"Artikel 36 bis
1.
Wanneer goederen worden geleverd in het kader van een ketentransactiesituatie, wordt het vervoer of de verzending van een lidstaat naar een andere als bedoeld in artikel 14, lid 4, onder 3), toegerekend aan de levering die de aanbieder aan de tussenhandelaar verricht, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(a)de tussenhandelaar deelt de naam van de lidstaat van aankomst van de goederen mee aan de aanbieder;
(b)de tussenhandelaar is voor btw-doeleinden geïdentificeerd in een andere lidstaat dan die van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen.
2.
Wanneer een van de voorwaarden van lid 1 niet is vervuld, wordt in een ketentransactiesituatie het vervoer of de verzending van een lidstaat naar een andere als bedoeld in artikel 14, lid 4, onder 3), b), toegerekend aan de levering die de tussenhandelaar aan de klant verricht.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
(a)"ketentransactiesituatie": een situatie waarin opeenvolgende leveringen van dezelfde goederen door belastingplichtigen tot één enkel vervoer of één enkele verzending van deze goederen van een lidstaat naar een andere leiden en waarin zowel de tussenhandelaar als de aanbieder gecertificeerd belastingplichtige is;
(b)"tussenhandelaar": een andere leverancier in de keten dan de eerste leverancier, die de goederen zelf verzendt of vervoert of voor zijn rekening door een derde laat verzenden of vervoeren;
(c)"aanbieder": de belastingplichtige in de keten die de goederen aan de tussenhandelaar levert;
(d)"klant": de belastingplichtige aan wie de tussenhandelaar de goederen in de keten levert.".
(22)Artikel 37 wordt vervangen door:
"Artikel 37
1.
Wanneer goederen worden geleverd aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens een in de Unie verricht gedeelte van een passagiersvervoer, wordt de plaats van vertrek van het passagiersvervoer als plaats van levering aangemerkt.
2.
Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "in de Unie verricht gedeelte van een passagiersvervoer" verstaan het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Unie, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het passagiersvervoer.
Onder "plaats van vertrek van een passagiersvervoer" wordt verstaan het eerste punt in de Unie waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Unie.
Onder "plaats van aankomst van een passagiersvervoer" wordt verstaan het laatste punt in de Unie waar passagiers die binnen de Unie aan boord zijn gekomen, van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Unie.
Ingeval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd.
3.
De lidstaten kunnen leveringen van voor verbruik aan boord bestemde goederen waarvan de plaats van belastingheffing overeenkomstig lid 1 wordt vastgesteld, vrijstellen of blijven vrijstellen, met recht op aftrek van voorbelasting.".
(23)In artikel 38 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
In het geval van levering van gas via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten aan een belastingplichtige wederverkoper wordt als plaats van levering aangemerkt de plaats waar de belastingplichtige wederverkoper de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd, dan wel, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats.".
(24)In artikel 39 wordt de eerste alinea vervangen door:
"In het geval van een niet onder artikel 38 vallende levering van gas via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten, wordt als plaats van levering aangemerkt de plaats waar de afnemer het werkelijke gebruik en verbruik van de goederen heeft.".
(25)Hoofdstuk 2 van titel V wordt geschrapt.
(26)De artikelen 49 en 50 worden vervangen door:
"Artikel 49
De plaats van andere goederenvervoerdiensten voor niet-belastingplichtigen dan het intra-Unievervoer van goederen is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.
Artikel 50
De plaats van intra-Unievervoer van goederen verricht voor niet-belastingplichtigen is de plaats van vertrek.".
(27)In artikel 51 wordt de eerste alinea vervangen door:
"Onder "intra-Uniegoederenvervoer" wordt verstaan het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten gelegen zijn.".
(28)Artikel 52 wordt vervangen door:
"Artikel 52
De lidstaten behoeven het gedeelte van het intra-Uniegoederenvervoer voor niet-belastingplichtigen dat wordt afgelegd over wateren die niet tot het grondgebied van de Unie behoren, niet aan de btw te onderwerpen.".
(29)Artikel 55 wordt vervangen door:
"Artikel 55
De plaats van restaurant- en cateringdiensten, met uitzondering van die welke materieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Unie verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats waar die diensten materieel worden verricht.".
(30)Artikel 57 wordt vervangen door:
"Artikel 57
1.
De plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Unie verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats van vertrek van het passagiersvervoer.
2.
Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "in de Unie verricht gedeelte van een passagiersvervoer" verstaan het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Unie, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het passagiersvervoer.
Onder "plaats van vertrek van een passagiersvervoer" wordt verstaan het eerste punt in de Unie waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Unie.
Onder "plaats van aankomst van een passagiersvervoer" wordt verstaan het laatste punt in de Unie waar passagiers die binnen de Unie aan boord zijn gekomen, van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Unie.
Ingeval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd.".
(31)In afdeling 3 van hoofdstuk 3 van titel V wordt de titel van onderafdeling 9 vervangen door:
"Onderafdeling 9
Diensten voor niet-belastingplichtigen buiten de Unie".
(32)In artikel 59 wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:
(a)de inleidende zin wordt vervangen door:
"De plaats van de volgende diensten, verricht voor een niet-belastingplichtige die buiten de Unie gevestigd is of aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:";
(b)punt h) wordt vervangen door:
"h) het bieden van toegang tot een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, tot het elektriciteitssysteem of tot warmte- of koudenetten, alsmede het verrichten van transmissie- of distributiediensten via deze systemen of netten en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten.".
(33)In artikel 59 bis worden de punten a) en b) vervangen door:
"a)de plaats van een dienst of van alle diensten, indien die op hun grondgebied is gelegen, aanmerken als buiten de Unie te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie buiten de Unie geschieden;
b)de plaats van een dienst of van alle diensten, indien die buiten de Unie is gelegen, aanmerken als op hun grondgebied te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie op hun grondgebied geschieden.".
(34)In titel V wordt het opschrift van hoofdstuk 3 bis vervangen door:
"DREMPEL VOOR BELASTINGPLICHTIGEN DIE ONDER ARTIKEL 33, LID 1, VALLENDE GOEDEREN LEVEREN EN ONDER ARTIKEL 58 VALLENDE DIENSTEN VERRICHTEN".
(35)Artikel 59 quater wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:
"1.
Artikel 33, lid 1, en artikel 58 zijn niet van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:";
(b)lid 3 wordt vervangen door:
"3.
De lidstaat op het grondgebied waarvan de goederen zich bevinden op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer of waar de belastingplichtigen zijn gevestigd die telecommunicatie-, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten verrichten, verleent de belastingplichtigen die voor lid 1 in aanmerking komende goederenleveringen of diensten verrichten, het recht ervoor te kiezen dat de plaats van levering of dienst wordt bepaald overeenkomstig artikel 33, lid 1, en artikel 58, hetgeen in ieder geval geldt voor twee kalenderjaren.".
(36)De artikelen 60 en 61 worden vervangen door:
"Artikel 60
De invoer van goederen vindt plaats in de lidstaat binnen het grondgebied waarvan het goed zich ten tijde van het binnenkomen in de Unie bevindt.
Artikel 61
In afwijking van artikel 60 vindt, wanneer een goed dat zich niet in het vrije verkeer bevindt, vanaf het binnenbrengen ervan in de Unie onder een van de in artikel 156 bedoelde regelingen of situaties, onder een regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten of onder een regeling voor extern douanevervoer wordt geplaatst, de invoer van dat goed plaats in de lidstaat op het grondgebied waarvan het goed aan die regelingen of situaties wordt onttrokken.
Wanneer een goed dat zich in het vrije verkeer bevindt, vanaf het binnenbrengen ervan in de Unie onder een van de in de artikelen 276 en 277 bedoelde regelingen of situaties wordt geplaatst, vindt de invoer van dat goed plaats in de lidstaat binnen het grondgebied waarvan het goed aan die regelingen of situaties wordt onttrokken.".
(37)In artikel 64 wordt lid 2 vervangen door:
"2.
Intra-Unieleveringen van goederen die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan een kalendermaand, worden geacht bij de afloop van elke kalendermaand te zijn voltooid zolang de goederenlevering doorloopt.".
(38)In artikel 66 wordt de tweede alinea vervangen door:
"De in de eerste alinea bedoelde afwijking is evenwel niet van toepassing op diensten waarvoor de btw ingevolge artikel 196 door de afnemer verschuldigd is, op intra-Unieleveringen van goederen en op leveringen van nieuwe vervoermiddelen overeenkomstig artikel 35 ter.".
(39)Artikel 67 wordt vervangen door:
"Artikel 67
Voor intra-Unieleveringen van goederen en voor leveringen van nieuwe vervoermiddelen overeenkomstig artikel 35 ter wordt de btw verschuldigd bij de uitreiking van de factuur, of bij het verstrijken van de in artikel 222, eerste alinea, bedoelde termijn indien er voor die datum geen factuur is uitgereikt.
Artikel 64, lid 1, en artikel 64, lid 2, derde alinea, alsmede artikel 65 zijn niet van toepassing op intra-Unieleveringen van goederen en leveringen van nieuwe vervoermiddelen overeenkomstig artikel 35 ter.".
(40)Hoofdstuk 3 van titel VI wordt geschrapt.
(41)In artikel 71, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:
"1.
Wanneer goederen vanaf het binnenbrengen ervan in de Unie onder een van de in de artikelen 156, 276 en 277 bedoelde regelingen of situaties, onder een regeling voor tijdelijk invoer met volledig vrijstelling van invoerrechten of onder een regeling voor extern douanevervoer worden geplaatst, vindt het belastbare feit pas plaats en wordt de belasting pas verschuldigd op het tijdstip waarop de goederen aan die regelingen of situaties worden onttrokken.".
(42)Artikel 76 wordt vervangen door:
"Artikel 76
Voor intra-Unieleveringen van goederen bestaande in de overbrenging naar een andere lidstaat is de maatstaf van heffing de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, bij gebreke van een aankoopprijs, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden verricht.".
(43)Artikel 78 wordt vervangen door:
"Artikel 78
1.
In de maatstaf van heffing moeten de volgende elementen worden opgenomen:
(a)belastingen, rechten en heffingen, met uitzondering van de btw zelf;
(b)bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, die de leverancier of dienstverrichter de afnemer in rekening brengt.
Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea omvatten rechten de accijnzen die verschuldigd zijn in de lidstaat waar de intra-Unielevering van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 35 bis plaatsvindt.
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea mogen de lidstaten uitgaven die bij afzonderlijke overeenkomst zijn geregeld, als bijkomende kosten beschouwen.
2.
Wanneer de leverancier na het tijdstip waarop de intra-Unielevering van goederen plaatsvindt, teruggaaf verkrijgt van de accijns die in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen is voldaan, wordt de maatstaf van heffing dienovereenkomstig verlaagd in de lidstaat waar de intra-Unielevering van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 35 bis plaatsvindt.
3.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "accijnsproducten" verstaan energieproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken en tabaksfabricaten zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad(*), met uitsluiting van gas dat geleverd wordt via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net.".
_________________________________________________________________
(*)
Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).
(44)Hoofdstuk 3 van titel VII wordt geschrapt.
(45)Artikel 85 wordt vervangen door:
"Artikel 85
Voor de invoer van goederen is de maatstaf van heffing de waarde die in de geldende Uniebepalingen als de douanewaarde wordt omschreven.".
(46)In artikel 86, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
"b)de bijkomende kosten, zoals de kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, tot de eerste plaats van bestemming binnen het grondgebied van de lidstaat van invoer, alsmede de kosten die voortvloeien uit het vervoer naar een andere plaats van bestemming in de Unie, indien deze plaats bekend is op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt.".
(47)Artikel 88 wordt vervangen door:
"Artikel 88
Voor tijdelijk uit de Unie uitgevoerde goederen die, na buiten de Unie een herstelling, bewerking, verwerking of aanpassing te hebben ondergaan, worden wederingevoerd, treffen de lidstaten maatregelen teneinde te verzekeren dat de voor de verkregen goederen geldende behandeling met betrekking tot de btw dezelfde is als die welke op de betrokken goederen zou zijn toegepast indien vorengenoemde handelingen op hun grondgebied zouden zijn verricht.".
(48)Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1.
Indien de elementen voor de bepaling van de maatstaf van heffing bij invoer zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan die van de lidstaat waar de maatstaf van heffing wordt bepaald, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de geldende Uniebepalingen voor de berekening van de douanewaarde.";
(b)in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:
"Voor sommige van de in de eerste alinea bedoelde handelingen of voor sommige categorieën belastingplichtigen kunnen de lidstaten evenwel kiezen voor de wisselkoers die is vastgesteld volgens de geldende Uniebepalingen voor de berekening van de douanewaarde.".
(49)In artikel 93 wordt punt b) vervangen door:
"b)de intra-Unielevering van goederen;".
(50)Artikel 94 wordt geschrapt.
(51)Artikel 131 wordt vervangen door:
"Artikel 131
De in de hoofdstukken 2 tot en met 9 geregelde vrijstellingen zijn van toepassing onverminderd andere Uniebepalingen en onder de voorwaarden die de lidstaten stellen om een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen te verzekeren en elke vorm van ontduiking, ontwijking of misbruik te voorkomen.".
(52)In titel IX wordt het opschrift van hoofdstuk 4 vervangen door:
"VRIJSTELLINGEN VOOR BEPAALDE
VERVOERVERRICHTINGEN BINNEN DE UNIE".
(53)In hoofdstuk 4 van titel IX worden de afdelingen 1 en 2 geschrapt.
(54)In hoofdstuk 4 van titel IX wordt de titel van afdeling 3 geschrapt.
(55)Artikel 142 wordt vervangen door:
"Artikel 142
De lidstaten verlenen vrijstelling voor het vervoer van goederen binnen de Unie naar of vanaf de eilanden die de autonome gebieden van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede voor het vervoer van goederen tussen deze eilanden.".
(56)Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 worden de punten b) en c) vervangen door:
"b)de definitieve invoer van goederen die valt onder de Richtlijnen 2007/74/EG(*), 2009/132/EG(**) en 2006/79/EG(***) van de Raad;
c)de definitieve invoer van goederen in het vrije verkeer afkomstig uit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, die voor de in punt b) bedoelde vrijstelling in aanmerking zouden komen indien zij waren ingevoerd in de zin van artikel 30, eerste alinea;";
(b)in lid 1 wordt punt d) vervangen door:
"d)de invoer van vanuit een derdelandsgebied of een derde land verzonden of vervoerde goederen in een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, indien de levering van deze goederen, verricht door de importeur die uit hoofde van artikel 201 is aangewezen of erkend als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, een intra-Unielevering van goederen is;";
(c)in lid 1 wordt punt f bis) vervangen door:
"f bis)de invoer van goederen door de instellingen van de Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Investeringsbank of door de door de Europese Unie opgerichte organen waarop het Protocol (Nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing is, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de mededinging;";
(d)in lid 2 wordt de inleidende zin vervangen door:
"2.
De vrijstelling overeenkomstig lid 1, onder d), is in gevallen waarin de invoer van goederen gevolgd wordt door de intra-Unielevering van de goederen, alleen van toepassing indien de importeur op het tijdstip van de invoer aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer ten minste de volgende informatie heeft verstrekt:";
(e)in lid 2 wordt punt b) vervangen door:
"b)het nummer waaronder de afnemer aan wie de goederen worden geleverd voor btw-doeleinden in een andere lidstaat is geïdentificeerd, of, wanneer de goederen overeenkomstig artikel 17, lid 1, worden overgebracht, het nummer waaronder de importeur zelf voor btw-doeleinden is geïdentificeerd;".
_________________________________________________________________
(*)
Richtlijn 2007/74/EG van de Raad van 20 december 2007 betreffende de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die worden ingevoerd door reizigers komende uit derde landen (PB L 346 van 29.12.2007, blz. 6).
(**)
Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (gecodificeerde versie) (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 5).
(***)
Richtlijn 2006/79/EG van de Raad van 5 oktober 2006 inzake de belastingvrijstellingen die van toepassing zijn bij invoer van uit derde landen afkomstige kleine zendingen goederen zonder commercieel karakter (gecodificeerde versie) (PB L 286 van 17.10.2006, blz. 15).
(57)In artikel 145, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:
"De lidstaten kunnen hun nationale voorschriften aanpassen, teneinde verstoring van de mededinging te beperken en met name gevallen van niet-heffing of dubbele heffing van belasting in de Unie te vermijden.".
(58)In artikel 146, lid 1, worden de punten a) tot en met d) vervangen door:
"a)de levering van goederen die door of voor rekening van de verkoper worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Unie;
b)de levering van goederen die door of voor rekening van een niet op hun respectieve grondgebied gevestigde afnemer worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Unie, met uitzondering van door de afnemer zelf vervoerde goederen bestemd voor de uitrusting of de bevoorrading van pleziervaartuigen en sportvliegtuigen of van andere vervoermiddelen voor privégebruik;
c)de levering van goederen aan erkende organisaties die deze goederen uit de Unie uitvoeren in het kader van hun menslievende, liefdadige of opvoedkundige werk buiten de Unie;
d)diensten bestaande in werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken die zijn verworven of ingevoerd teneinde deze werkzaamheden in de Unie te ondergaan, en die door of voor rekening van de dienstverrichter of de niet binnen hun respectieve grondgebied gevestigde afnemer worden vervoerd of verzonden naar een plaats buiten de Unie;".
(59)Artikel 147 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 worden de punten a) en b) vervangen door:
"a)de reiziger is niet in de Unie gevestigd;
b)de goederen worden naar een plaats buiten de Unie vervoerd vóór het einde van de derde maand volgende op die waarin de levering geschiedde;";
(b)in lid 2 worden de eerste en tweede alinea vervangen door:
"2.
Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "reiziger die niet in de Unie is gevestigd" verstaan een reiziger wiens woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats niet in de Unie is gelegen. In dat geval wordt onder "woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats" verstaan de plaats die als zodanig is vermeld op het paspoort, de identiteitskaart of enig ander document dat door de lidstaat op het grondgebied waarvan de levering wordt verricht, als identiteitsbewijs wordt erkend.
Het bewijs van de uitvoer wordt geleverd door middel van de factuur, of van een in de plaats daarvan komend bewijsstuk, voorzien van het visum van het douanekantoor van uitgang uit de Unie.".
(60)In artikel 151, lid 1, wordt punt a bis) vervangen door:
"a bis)de levering van goederen of diensten aan de instellingen van de Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Investeringsbank of aan de door de Europese Unie opgerichte organen waarop het Protocol (Nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing is, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de mededinging;".
(61)In artikel 153 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De lidstaten verlenen vrijstelling voor de diensten van tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van derden, wanneer hun diensten betrekking hebben op de in de hoofdstukken 6, 7 en 8 bedoelde handelingen of op buiten de Unie verrichte handelingen.".
(62)De artikelen 154 en 155 worden vervangen door:
"Artikel 154
Voor de toepassing van deze afdeling worden onder "andere entrepots dan douane-entrepots" verstaan, wat accijnsgoederen betreft, de als belastingentrepots in de zin van artikel 4, punt 11), van Richtlijn 2008/118/EG omschreven plaatsen, en wat andere dan accijnsgoederen betreft, de als zodanig door de lidstaten omschreven plaatsen.
Artikel 155
Onverminderd de andere belastingbepalingen van de Unie kunnen de lidstaten, na raadpleging van het btw-comité, bijzondere maatregelen nemen teneinde vrijstelling te verlenen voor de in deze afdeling bedoelde handelingen of sommige daarvan, mits zij geen betrekking hebben op eindgebruik of eindverbruik en het btw-bedrag dat verschuldigd is wanneer de goederen aan de in deze afdeling bedoelde regelingen of situaties worden onttrokken, overeenkomt met het btw-bedrag dat verschuldigd zou zijn geweest indien elk van deze handelingen op hun grondgebied was belast.".
(63)In artikel 156 wordt lid 2 vervangen door:
"2.
De in lid 1 bedoelde plaatsen zijn de plaatsen die als zodanig in de geldende douanevoorschriften van de Unie zijn omschreven.".
(64)In artikel 158, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
"b)indien de goederen bestemd zijn voor belastingplichtigen, met het oog op levering aan reizigers aan boord van een vliegtuig of schip tijdens een vlucht of zeereis waarvan de plaats van aankomst buiten de Unie is gelegen;".
(65)In artikel 161 wordt punt b) vervangen door:
"b)de levering van goederen bedoeld in artikel 30, tweede alinea, die nog onderworpen zijn aan de in artikel 276 bedoelde regeling voor intern Uniedouanevervoer.".
(66)Artikel 162 wordt geschrapt.
(67)Artikel 164 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1, onder a), wordt vervangen door:
"a)de invoer en de levering van goederen bestemd voor de belastingplichtige die deze goederen betrekt met het oog op hun uitvoer uit de Unie, al dan niet na verwerking;";
(b)lid 2 wordt vervangen door:
"2.
De vrijstelling is niet van toepassing op intra-Unieleveringen van goederen waarbij de tot voldoening van de btw gehouden leverancier gebruikmaakt van de in afdeling 3 van hoofdstuk 6 van titel XII vastgestelde bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van de belasting op deze leveringen.".
(68)Artikel 165 wordt geschrapt.
(69)Artikel 168 wordt als volgt gewijzigd:
(a)punt b) wordt vervangen door:
"b)de btw die verschuldigd is voor overeenkomstig artikel 17, lid 1, artikel 18, onder a), en artikel 27 met goederenleveringen of met diensten gelijkgestelde handelingen;";
(b)de punten c) en d) worden geschrapt.
(70)In artikel 169 worden de punten b) en c) vervangen door:
"b)door de belastingplichtige verrichte handelingen waarvoor overeenkomstig de artikelen 142 of 144, de artikelen 146 tot en met 149, de artikelen 151, 152, 153 of 156, artikel 157, lid 1, onder b), de artikelen 158 tot en met 161 of artikel 164 vrijstelling is verleend;
c)door de belastingplichtige verrichte handelingen waarvoor krachtens artikel 135, lid 1, onder a) tot en met f), vrijstelling is verleend, indien de afnemer buiten de Unie gevestigd is of indien de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn om uit de Unie te worden uitgevoerd.".
(71)In artikel 170 wordt punt b) vervangen door:
"b)de handelingen waarvoor de belasting overeenkomstig de artikelen 194, 196 of 199 alleen door de afnemer verschuldigd is.".
(72)Artikel 171 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 wordt vervangen door:
"2.
De teruggaaf van de btw aan belastingplichtigen die niet op het grondgebied van de Unie gevestigd zijn, geschiedt volgens de bij Richtlijn 86/560/EEG vastgestelde uitvoeringsbepalingen.
De in artikel 1 van Richtlijn 86/560/EEG bedoelde belastingplichtigen die in de lidstaat waar zij goederen en diensten aankopen of aan btw onderworpen goederen invoeren, slechts goederenleveringen of diensten hebben verricht waarvoor degene voor wie deze handelingen zijn bestemd, overeenkomstig de artikelen 194, 196 of 199 is aangewezen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, worden voor de toepassing van die richtlijn eveneens beschouwd als niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen.";
(b)in lid 3 wordt punt b) vervangen door:
"b)gefactureerde btw-bedragen voor goederenleveringen die krachtens artikel 146, lid 1, onder b), van btw vrijgesteld zijn of kunnen worden.".
(73)In artikel 171 bis wordt de eerste alinea vervangen door:
"De lidstaten kunnen in plaats van overeenkomstig Richtlijn 86/560/EEG of Richtlijn 2008/9/EG teruggaaf te verlenen van de belasting op voor een belastingplichtige bestemde goederenleveringen of diensten ten aanzien waarvan de belastingplichtige overeenkomstig de artikelen 194, 196 of 199 tot voldoening van de belasting is gehouden, toestaan dat deze belasting volgens de procedure van artikel 168 in mindering wordt gebracht. Bestaande beperkingen uit hoofde van artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG kunnen behouden blijven.".
(74)In artikel 172, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:
"1.
Eenieder die als belastingplichtige wordt beschouwd op grond van het feit dat hij incidenteel de levering van een nieuw vervoermiddel verricht overeenkomstig artikel 9, lid 2, is gerechtigd, in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van het nieuwe vervoermiddel naar de afnemer, de btw die is verschuldigd of betaald ter zake van de verwerving of de invoer van het nieuwe vervoermiddel, af te trekken binnen de grenzen of ten belope van het bedrag van de belasting dat hij verschuldigd zou zijn indien de levering aan btw was onderworpen in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van het nieuwe vervoermiddel naar de afnemer.".
(75)In artikel 175, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:
"De lidstaten kunnen evenwel hun op 1 januari 1979 geldende regeling dan wel, voor de lidstaten die na die datum tot de Unie zijn toegetreden, hun op de datum van hun toetreding geldende regeling handhaven.".
(76)In artikel 176 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Totdat de in de eerste alinea bedoelde bepalingen in werking treden, kunnen de lidstaten elke uitsluiting handhaven waarin hun wetgeving op 1 januari 1979 dan wel, voor de lidstaten die na die datum tot de Unie zijn toegetreden, op de datum van hun toetreding voorzag.".
(77)In artikel 177 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Teneinde gelijke mededingingsvoorwaarden te behouden, kunnen de lidstaten in plaats van de aftrek te weigeren, door de belastingplichtige zelf vervaardigde of door hem in de Unie aangekochte dan wel ingevoerde goederen zodanig belasten dat deze belasting het bedrag van de btw dat zou worden geheven op de verwerving van soortgelijke goederen, niet overschrijdt.".
(78)Artikel 178 wordt als volgt gewijzigd:
(a)de punten c) en d) worden geschrapt;
(b)punt f) wordt vervangen door:
"f)wanneer hij als afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden, in geval van toepassing van de artikelen 194, 196 of 199: de door de respectieve lidstaten voorgeschreven formaliteiten vervullen.".
(79)Artikel 181 wordt geschrapt.
(80)Artikel 182 wordt vervangen door:
"Artikel 182
De lidstaten stellen de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van artikel 180 vast.".
(81)Artikel 193 wordt vervangen door:
"Artikel 193
De btw is verschuldigd door de belastingplichtige die een belastbare goederenlevering of een belastbare dienst verricht, behalve in de gevallen waarin de belasting uit hoofde van de artikelen 194 tot en met 200 en artikel 202 door een andere persoon verschuldigd is.".
(82)In artikel 194 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
In het geval dat de belastbare dienst wordt verricht door een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de btw verschuldigd is, kunnen de lidstaten bepalen dat de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de dienst wordt verricht.".
(83)Het volgende artikel 194 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 194 bis
De btw is verschuldigd door degene aan wie de goederen worden geleverd, voor zover hem overeenkomstig artikel 13 bis de status van gecertificeerd belastingplichtige is verleend, indien de goederen worden geleverd door een belastingplichtige die niet gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat waar de btw verschuldigd is.".
(84)Artikel 195 wordt geschrapt.
(85)Artikel 197 wordt geschrapt.
(86)Artikel 199 bis wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:
"1.
De lidstaten kunnen tot en met 31 december 2028 bepalen dat de btw moet worden voldaan door de belastingplichtige voor wie een van de volgende goederenleveringen of diensten wordt verricht:";
(b)in lid 1 worden de punten c), d), e), h), i) en j) geschrapt;
(c)lid 1 ter wordt vervangen door:
"1 ter.
De toepassing van de in lid 1 vastgestelde regeling op de levering van een van de onder f) en g) van dat lid genoemde diensten, dient gepaard te gaan met de invoering van passende en doeltreffende rapportageverplichtingen voor de belastingplichtigen die de diensten leveren waarop de in lid 1 vastgestelde regeling van toepassing is.";
(d)de leden 3 tot en met 5 worden vervangen door:
"3.
De lidstaten die de in lid 1 vastgestelde regeling toepassen, leggen op basis van de in lid 2, onder c), bedoelde evaluatiecriteria de Commissie uiterlijk op 30 juni 2027 een verslag voor. In het verslag dient duidelijk te zijn aangegeven welke gegevens als vertrouwelijk moeten worden behandeld en welke gegevens mogen worden gepubliceerd.
In het verslag dient een uitvoerige beoordeling te worden gegeven van de algehele effectiviteit en efficiency van de maatregel, met name wat betreft:
a)het effect op frauduleuze activiteiten met betrekking tot onder de maatregel vallende diensten;
b)de mogelijke verschuiving van frauduleuze activiteiten naar andere diensten;
c)de uit de maatregel voortvloeiende nalevingskosten voor de belastingplichtigen.
4.
Elke lidstaat die op zijn grondgebied een trendverschuiving in de frauduleuze activiteiten in verband met de in lid 1 opgesomde diensten constateert, na de datum van inwerkingtreding van dit artikel ten aanzien van dergelijke diensten, dient daarover uiterlijk op 30 juni 2027 een verslag in bij de Commissie.
5.
De Commissie legt vóór 1 januari 2028 een algemeen evaluatieverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de effecten van de in lid 1 vastgestelde regeling op de fraudebestrijding.".
(87)In artikel 199 ter wordt lid 1 vervangen door:
"1.
Een lidstaat kan, in gevallen van dwingende urgentie en overeenkomstig de leden 2 en 3, de ontvanger als de tot voldoening van de btw gehouden persoon voor specifieke diensten aanwijzen, in afwijking van artikel 193 en als een bijzondere maatregel in het kader van het snellereactiemechanisme (QRM) tegen plotse en grootschalige btw-fraude die tot aanzienlijke en onherstelbare financiële verliezen zou kunnen leiden.
De bijzondere QRM-maatregel is onderworpen aan het nemen van passende controlemaatregelen door de lidstaat met betrekking tot de belastingplichtigen die de diensten leveren waarop die maatregel van toepassing is, en de duur ervan mag de termijn van negen maanden niet overschrijden.".
(88)Artikel 200 wordt vervangen door:
"Artikel 200
De btw is verschuldigd door de persoon aan wie in overeenstemming met de artikelen 35 bis of 35 ter een nieuw vervoermiddel wordt geleverd indien de leverancier een belastingplichtige is in overeenstemming met artikel 9, lid 2.
Voor de toepassing van deze bepaling worden een belastingplichtige die ten behoeve van zijn landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten valt, en een belastingplichtige die uitsluitend goederen levert of diensten verleent ter zake waarvan de btw niet kan worden afgetrokken, aangemerkt als een belastingplichtige in overeenstemming met artikel 9, lid 2.".
(89)In artikel 204 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
Wanneer bij de toepassing van de artikelen 193 tot en met 196 en de artikelen 199 en 200 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon een belastingplichtige is die niet is gevestigd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is, kunnen de lidstaten hem de mogelijkheid geven een fiscaal vertegenwoordiger aan te wijzen als tot voldoening van de belasting gehouden persoon.
In het geval dat de belastbare handeling wordt verricht door een belastingplichtige die niet in de lidstaat is gevestigd waar de btw verschuldigd is, en er met het land van het hoofdkantoor of de vestiging van deze belastingplichtige geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan het toepassingsgebied gelijk is aan dat van Richtlijn 2010/24/EU(*) en Verordening (EU) nr. 904/2010, kunnen de lidstaten bepalen dat een door deze belastingplichtige aangewezen fiscaal vertegenwoordiger tot voldoening van de belasting wordt gehouden.
De lidstaten kunnen de in de tweede alinea bedoelde mogelijkheid echter niet toepassen op een niet in de Unie gevestigde belastingplichtige die voor de in afdeling 2 van hoofdstuk 6 van titel XII vastgestelde bijzondere regeling heeft gekozen.".
_________________________________________________________________
(*)
Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1).
(90)Artikel 205 wordt vervangen door:
"Artikel 205
In de in de artikelen 193 tot en met 199 ter en de artikelen 202, 203 en 204 bedoelde situaties kunnen de lidstaten bepalen dat een andere persoon dan degene die tot voldoening van de belasting is gehouden, hoofdelijk verplicht is de btw te voldoen.".
(91)In artikel 207 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de personen die overeenkomstig de artikelen 194, 196, 199 en 204 worden geacht in plaats van een niet op hun respectieve grondgebied gevestigde belastingplichtige tot voldoening van de belasting te zijn gehouden, de in deze afdeling vastgestelde betalingsverplichtingen nakomen.".
(92)De artikelen 209 en 210 worden geschrapt.
(93)In artikel 213 wordt lid 2 geschrapt.
(94)Artikel 214, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
(a)de punten a) en b) worden vervangen door:
"a)iedere belastingplichtige, uitgezonderd de in artikel 9, lid 2, bedoelde, die op hun respectieve grondgebied goederenleveringen of diensten verricht waarvoor een recht op aftrek bestaat, andere dan de goederenleveringen of de diensten waarvoor overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 196 en artikel 199 uitsluitend de afnemer of degene voor wie de goederen of de diensten bestemd zijn, de btw verschuldigd is;
b)iedere belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die de ontvanger van een intra-Unielevering van goederen is;";
(b)punt c) wordt geschrapt;
(c)het volgende punt f) wordt toegevoegd:
"f)iedere belastingplichtige, uitgezonderd de in artikel 9, lid 2, bedoelde, die op hun respectieve grondgebied gevestigd is en uitsluitend intra-Unieleveringen van goederen verricht.".
(95)Artikel 216 wordt vervangen door:
"Artikel 216
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de in artikel 214 bedoelde belastingplichtigen met behulp van hun identificatiesysteem kunnen worden geïdentificeerd.".
(96)In artikel 219 bis, lid 2, wordt punt a) als volgt gewijzigd:
(a)punt ii) wordt vervangen door:
"ii)de goederenlevering of de dienst wordt, overeenkomstig het bepaalde in titel V, geacht niet in de Unie te zijn verricht;";
(b)het volgende punt iii) wordt toegevoegd:
"iii)de leverancier of dienstverrichter niet gevestigd is in de lidstaat waar hij een intra-Unielevering van goederen verricht ter zake waarvan hij tot voldoening van de belasting is gehouden, en hij geen gebruikmaakt van de in afdeling 3 van hoofdstuk 6 van titel XII bedoelde bijzondere regeling;".
(97)In artikel 220, lid 1, worden de punten 3 en 4 vervangen door:
"3)de leveringen van nieuwe vervoermiddelen in overeenstemming met artikel 35 ter;
4)de vooruitbetalingen die aan hem worden gedaan voordat een van de in de punten 1) en 2) bedoelde goederenleveringen is verricht, met uitzondering van intra-Unieleveringen van goederen;".
(98)In artikel 220 bis wordt lid 2 vervangen door:
"2.
De lidstaten staan de belastingplichtige niet toe een vereenvoudigde factuur uit te reiken:
a)voor intra-Unieleveringen van goederen;
b)indien facturen moeten worden uitgereikt overeenkomstig artikel 220, lid 1, onder 2);
c)indien de belastbare goederenlevering of de belastbare dienst wordt verricht door een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de btw verschuldigd is, of wiens inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst in de zin van artikel 192 bis, en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of de dienst wordt verricht.".
(99)In artikel 221 wordt lid 3 vervangen door:
"3.De lidstaten kunnen de belastingplichtige van de in artikel 220, lid 1, of in artikel 220 bis vastgestelde factureringsplicht ontheffen voor de op hun grondgebied verrichte goederenleveringen of diensten die, al dan niet met recht op aftrek van voorbelasting, overeenkomstig artikel 132, onder h) tot en met l), artikel 135, lid 1, de artikelen 136, 371, 375, 376 en 377, artikel 378, lid 2, artikel 379, lid 2, en de artikelen 380 tot en met 390 quater vrijgesteld zijn.".
(100)In artikel 222 wordt de eerste alinea vervangen door:
"Voor intra-Unieleveringen van goederen, voor leveringen van nieuwe vervoermiddelen in overeenstemming met artikel 35 ter of voor diensten ter zake waarvan de btw overeenkomstig artikel 196 door de afnemer verschuldigd is, wordt een factuur uitgereikt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgende op die waarin het belastbare feit zich heeft voorgedaan.".
(101)Artikel 225 wordt vervangen door:
"Artikel 225
De lidstaten kunnen de belastingplichtige specifieke voorwaarden opleggen in het geval dat de derde, of de afnemer, die de facturen uitreikt, gevestigd is in een land waarmee geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan het toepassingsgebied gelijk is aan dat van Richtlijn 2010/24/EU en Verordening (EU) nr. 904/2010.".
(102)Artikel 226 wordt als volgt gewijzigd:
(a)punt 4 wordt vervangen door:
"4)het in artikel 214 bedoelde btw-identificatienummer van de afnemer waaronder hij een intra-Unielevering van goederen of een goederenlevering of een dienst heeft afgenomen waarvoor hij tot voldoening van de belasting is gehouden;";
(b)punt 12 wordt vervangen door:
"12)in geval van een intra-Unielevering van een nieuw vervoermiddel of van een levering van een nieuw vervoermiddel als bedoeld in artikel 35 ter, de in artikel 9, lid 3, genoemde kenmerken;".
(103)Artikel 230 wordt vervangen door:
"Artikel 230
Op een factuur kunnen bedragen in willekeurig welke munteenheid voorkomen, mits het te betalen of te herziene btw-bedrag is uitgedrukt in de nationale munteenheid van de lidstaat waar dat btw-bedrag moet worden betaald of herzien, en mits daarbij gebruik wordt gemaakt van het in artikel 91 bedoelde wisselkoersmechanisme.".
(104)Artikel 235 wordt vervangen door:
"Artikel 235
De lidstaten kunnen specifieke voorwaarden opleggen voor het langs elektronische weg uitreiken van facturen voor goederen of diensten die op hun grondgebied zijn geleverd vanuit een land waarmee geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan het toepassingsgebied gelijk is aan dat van Richtlijn 2010/24/EU en Verordening (EU) nr. 904/2010.".
(105)In artikel 238 wordt lid 3 vervangen door:
"3.
De vereenvoudiging waarin lid 1 voorziet, wordt niet toegepast indien de facturen moeten worden uitgereikt:
a)voor intra-Unieleveringen van goederen;
b)overeenkomstig artikel 220, lid 1, onder 2);
c)indien de belastbare goederenlevering of de belastbare dienst wordt verricht door een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de btw verschuldigd is, of wiens inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst in de zin van artikel 192 bis, en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of de dienst wordt verricht.".
(106)Artikel 239 wordt vervangen door:
"Artikel 239
Ingeval de lidstaten gebruikmaken van de in artikel 272, lid 1, eerste alinea, onder b), geboden mogelijkheid om geen btw-identificatienummer toe te kennen aan belastingplichtigen die geen van de in artikel 14, lid 4, artikel 17, lid 1, en artikel 36 bedoelde handelingen verrichten, wordt bij niet-toekenning van dat identificatienummer aan de verrichter of de afnemer van de goederenleveringen of de diensten een ander nummer op de factuur vermeld, het zogenaamde fiscaal registratienummer, zoals omschreven door de betrokken lidstaten.".
(107)In artikel 240 wordt punt 1) vervangen door:
"1)voor de in de artikelen 44, 47, 50, 53, 54 en 55 bedoelde diensten, het btw-identificatienummer en het fiscaal registratienummer van de dienstverrichter;".
(108)In artikel 242 bis wordt lid 1 vervangen door:
"1.
Indien een belastingplichtige, via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen of diensten aan een niet-belastingplichtige binnen de Unie, overeenkomstig de bepalingen van titel V, faciliteert, wordt de belastingplichtige die deze prestaties faciliteert, verplicht een boekhouding ervan bij te houden. Deze boekhouding bevat voldoende gegevens om de belastingautoriteiten van de lidstaat waarin deze prestaties belastbaar zijn, in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen.".
(109)In artikel 243 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
Iedere belastingplichtige houdt een register bij van de goederen die door hemzelf of voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd buiten het grondgebied van de lidstaat van vertrek, maar binnen de Unie, ten behoeve van de in artikel 17, lid 2, onder f), g) en h), bedoelde handelingen, bestaande in expertises of werkzaamheden betreffende die goederen of in het tijdelijke gebruik ervan.".
(110)In artikel 247 wordt lid 3 vervangen door:
"3.
De in lid 1 bedoelde lidstaat kan bijzondere voorwaarden stellen waarbij een verbod of beperkingen worden opgelegd aan het bewaren van facturen in een land waarmee geen rechtsinstrument bestaat inzake wederzijdse bijstand waarvan het toepassingsgebied gelijk is aan dat van Richtlijn 2010/24/EU en Verordening (EU) nr. 904/2010, of inzake het in artikel 249 bedoelde recht van elektronische toegang, downloading en gebruik.".
(111)Artikel 251 wordt geschrapt.
(112)Artikel 254 wordt vervangen door:
"Artikel 254
Indien een nieuw vervoermiddel wordt geleverd in overeenstemming met artikel 35 bis of 35 ter en de persoon aan wie wordt geleverd, tot voldoening van de belasting wordt gehouden in overeenstemming met artikel 200, treffen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de verkoper alle gegevens verschaft die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de btw en voor de controle daarop door de belastingautoriteiten.".
(113)Artikel 257 wordt geschrapt.
(114)De artikelen 258 en 259 worden vervangen door:
"Artikel 258
1.
De lidstaten stellen nadere regels vast met betrekking tot de indiening van btw-aangiften door de in overeenstemming met artikel 200 tot voldoening van de belasting gehouden persoon ter zake van leveringen van nieuwe vervoermiddelen in overeenstemming met artikel 35 bis of 35 ter.
2.
Lid 1 is niet van toepassing op belastingplichtigen die btw-aangiften indienen in overeenstemming met artikel 250.
Artikel 259
De lidstaten kunnen verlangen dat personen aan wie nieuwe vervoermiddelen worden geleverd, bij het indienen van de in artikel 258, lid 1, bedoelde btw-aangifte alle gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de btw en voor de controle daarop door de belastingautoriteiten.".
(115)In artikel 261 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
De lidstaten kunnen verlangen dat de belastingplichtige een aangifte indient betreffende alle in het voorgaande jaar verrichte handelingen met daarin alle in artikel 250 bedoelde gegevens. In die aangifte moeten tevens alle gegevens staan die nodig zijn voor eventuele herzieningen.".
(116)Artikel 262 wordt vervangen door:
"Artikel 262
Iedere voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige moet een lijst indienen van de belastingplichtigen en de voor btw-doeleinden geïdentificeerde niet-belastingplichtige rechtspersonen voor wie hij andere diensten heeft verricht dan die welke in de lidstaat waar de handeling belastbaar is, van btw zijn vrijgesteld, en waarvoor de afnemer overeenkomstig artikel 196 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is.".
(117)Artikel 263 wordt als volgt gewijzigd:
(a)aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De lidstaten kunnen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zij zelf kunnen vaststellen, belastingplichtigen toestaan de lijst voor elk kalenderkwartaal in te dienen, binnen een termijn van ten hoogste één maand te rekenen vanaf het eind van het kwartaal.";
(b)De leden 1 bis, 1 ter en 1 quater worden geschrapt.
(118)Artikel 264 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 worden de punten a) en b) vervangen door:
"a)het nummer waaronder de belastingplichtige voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de lijst moet worden ingediend, en waaronder hij belastbare diensten heeft verricht onder de in artikel 44 gestelde voorwaarden;
b)het nummer waaronder de ontvanger van de diensten voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in een andere lidstaat dan die waar de lijst moet worden ingediend, en waaronder de diensten aan hem zijn geleverd;";
(b)in lid 1 wordt punt c) geschrapt;
(c)in lid 1 wordt punt d) vervangen door:
"d)voor elke ontvanger van diensten het totale bedrag van de door de belastingplichtige verrichte diensten;";
(d)in lid 1 wordt punt e) geschrapt;
(e)lid 2 wordt vervangen door:
"2.
Het in lid 1, onder d), bedoelde bedrag wordt opgegeven voor het overeenkomstig artikel 263, lid 1, vastgestelde indieningstijdvak waarin de belasting verschuldigd is geworden.
Het in lid 1, onder f), bedoelde bedrag wordt opgegeven voor het overeenkomstig artikel 263, lid 1, vastgestelde indieningstijdvak waarin van de herziening kennis is gegeven aan de afnemer van de goederen.".
(119)De artikelen 265, 268, 269 en 270 worden geschrapt.
(120)Artikel 271 wordt vervangen door:
"Artikel 271
Na raadpleging van het btw-comité kunnen de lidstaten die de duur van het belastingtijdvak waarover een belastingplichtige de in artikel 250 bedoelde btw-aangifte moet indienen, op meer dan drie maanden vaststellen, deze belastingplichtige toestaan de lijst over datzelfde tijdvak in te dienen, wanneer het jaarlijkse totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de door hem verrichte goederenleveringen en diensten niet meer bedraagt dan 200 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.".
(121)Artikel 272 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt punt a) geschrapt;
(b)in lid 1 wordt punt b) vervangen door:
"b)de belastingplichtigen die geen van de in artikel 14, lid 4, artikel 17, lid 1, en artikel 36 bedoelde handelingen verrichten;";
(c)lid 2 wordt vervangen door:
"2.
Wanneer de lidstaten van de in lid 1, eerste alinea, onder e), bedoelde mogelijkheid gebruikmaken, nemen zij de nodige maatregelen voor een juiste toepassing van de regeling voor de belastingheffing van intra-Uniehandelingen.".
(122)De artikelen 274 tot en met 280 worden vervangen door:
"Artikel 274
De artikelen 275, 276 en 277 zijn van toepassing op de invoer van goederen in het vrije verkeer die de Unie worden binnengebracht vanuit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie.
Artikel 275
De formaliteiten betreffende de invoer van de in artikel 274 bedoelde goederen zijn dezelfde als die welke zijn vastgesteld in de geldende douanebepalingen van de Unie betreffende de invoer van goederen in het douanegebied van de Unie.
Artikel 276
Wanneer de plaats van aankomst van de verzending of van het vervoer van de in artikel 274 bedoelde goederen buiten de lidstaat van binnenkomst van die goederen in de Unie is gelegen, bevinden zij zich in de Unie in het verkeer onder de regeling voor intern Uniedouanevervoer van de geldende douanebepalingen van de Unie, indien op het moment van het binnenbrengen van de goederen in de Unie aangifte is gedaan dat zij onder die regeling zijn geplaatst.
Artikel 277
Wanneer de in artikel 274 bedoelde goederen zich op het moment van het binnenbrengen ervan in de Unie in een van de situaties bevinden waardoor zij, indien zij ingevoerd waren in de zin van artikel 30, eerste alinea, in aanmerking konden komen voor een van de in artikel 156 bedoelde regelingen of situaties of voor een regeling van tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze goederen onder dezelfde voorwaarden in de Unie kunnen verblijven als die welke voor de toepassing van die regelingen of situaties gelden.
Artikel 278
De artikelen 279 en 280 zijn van toepassing op de uitvoer van goederen in het vrije verkeer die vanuit een lidstaat worden verzonden of vervoerd naar een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie.
Artikel 279
De formaliteiten betreffende de uitvoer van de in artikel 278 bedoelde goederen uit het douanegebied van de Unie zijn dezelfde als die welke zijn vastgesteld in de geldende douanebepalingen van de Unie betreffende de uitvoer van goederen uit het douanegebied van de Unie.
Artikel 280
Voor goederen die tijdelijk uit de Unie worden uitgevoerd met het oog op wederinvoer, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die goederen bij hun wederinvoer in de Unie in aanmerking komen voor dezelfde bepalingen als wanneer zij tijdelijk uit het douanegebied van de Unie waren uitgevoerd.".
(123)In artikel 283, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
"b)de leveringen van nieuwe vervoermiddelen in overeenstemming met artikel 35 bis of 35 ter;".
(124)In artikel 300 wordt punt 2 geschrapt.
(125)Artikel 303 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 wordt vervangen door:
"2.
De lidstaten kennen aan de afnemer terugbetaling toe van het bedrag aan forfaitaire compensatie dat hij uit hoofde van een van de volgende handelingen heeft betaald:
a)de leveringen van landbouwproducten die zijn verzonden of vervoerd buiten het grondgebied van de lidstaat van levering naar een belastingplichtige afnemer die in de Unie maar in een andere lidstaat is gevestigd, voor zover deze producten door die afnemer worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 169, onder a) en b), bedoelde handelingen;
b)de leveringen van landbouwproducten die onder de in de artikelen 146, 147, 148 en 156, artikel 157, lid 1, onder b), en de artikelen 158, 160 en 161 gestelde voorwaarden worden verricht voor een belastingplichtige afnemer die buiten de Unie is gevestigd, voor zover deze producten door die afnemer worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 169, onder a) en b), bedoelde handelingen of ten behoeve van diensten die worden geacht te worden verricht binnen het grondgebied van de lidstaat waar de afnemer is gevestigd, en waarvoor de belasting overeenkomstig artikel 196 alleen door de afnemer verschuldigd is;
c)de agrarische diensten die worden verricht voor een binnen de Unie maar in een andere lidstaat gevestigde belastingplichtige afnemer of voor een buiten de Unie gevestigde belastingplichtige afnemer, voor zover deze diensten door de afnemer worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 169, onder a) en b), bedoelde handelingen of ten behoeve van de diensten die worden geacht te worden verricht binnen het grondgebied van de lidstaat waar de afnemer is gevestigd, en waarvoor de belasting overeenkomstig artikel 196 alleen door de afnemer verschuldigd is.";
(b)lid 3 wordt vervangen door:
"3.
De lidstaten stellen de nadere regels voor de in lid 2 bedoelde terugbetalingen vast. Zij kunnen met name de bepalingen van Richtlijnen 2008/9/EG en 86/560/EEG toepassen.".
(126)Artikel 305 wordt vervangen door:
"Artikel 305
Wanneer de lidstaten deze forfaitaire regeling toepassen, treffen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat leveringen van landbouwproducten tussen lidstaten, verricht in overeenstemming met artikel 33, lid 1, ongeacht of zij worden verricht door een forfaitair belaste landbouwer of door een andere belastingplichtige, altijd op identieke wijze worden belast.".
(127)Artikel 309 wordt vervangen door:
"Artikel 309
Indien de handelingen waarvoor het reisbureau een beroep doet op andere belastingplichtigen, door laatstgenoemden buiten de Unie worden verricht, wordt de dienst van het reisbureau gelijkgesteld met een krachtens artikel 153 vrijgestelde handeling van een tussenpersoon.
Indien de handelingen zowel binnen als buiten de Unie worden verricht, mag alleen het gedeelte van de dienst van het reisbureau betreffende de buiten de Unie verrichte handelingen als vrijgesteld worden beschouwd.".
(128)In artikel 311 wordt de inleidende zin van lid 1 vervangen door:
"1.
Onverminderd andere Uniebepalingen wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan onder:".
(129)In artikel 313 wordt lid 2 vervangen door:
"2.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde regeling is niet van toepassing op leveringen van nieuwe vervoermiddelen die worden verricht in overeenstemming met artikel 35 bis of 35 ter.".
(130)In artikel 314 wordt de inleidende zin vervangen door:
"De winstmargeregeling is van toepassing op door een belastingplichtige wederverkoper verrichte leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, wanneer deze goederen hem binnen de Unie door een van de onderstaande personen worden geleverd:".
(131)In afdeling 2 van hoofdstuk 4 van titel XII wordt onderafdeling 2 geschrapt.
(132)In artikel 333 wordt lid 2 vervangen door:
"2.
De in lid 1 bedoelde regeling is niet van toepassing op leveringen van nieuwe vervoermiddelen die worden verricht onder de in artikel 35 bis of 35 ter gestelde voorwaarden.".
(133)Artikel 341 wordt geschrapt.
(134)In artikel 344 wordt de inleidende zin van lid 1 vervangen door:
"1.
Onverminderd andere Uniebepalingen wordt voor de toepassing van deze richtlijn onder "beleggingsgoud" verstaan:".
(135)Artikel 346 wordt vervangen door:
"Artikel 346
De lidstaten verlenen vrijstelling van btw voor de levering en de invoer van beleggingsgoud, waaronder beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals voor handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud.".
(136)Artikel 352 wordt vervangen door:
"Artikel 352
Iedere lidstaat kan, na raadpleging van het btw-comité, specifieke handelingen met betrekking tot beleggingsgoud die in die lidstaat plaatsvinden tussen belastingplichtigen die lid zijn van een door de betrokken lidstaat gereglementeerde goudmarkt, of tussen een lid van een door de betrokken lidstaat gereglementeerde goudmarkt en een andere belastingplichtige die geen lid is van die markt, aan de btw onderwerpen. De lidstaat mag de uitvoer van beleggingsgoud evenwel niet aan btw onderwerpen.".
(137)In artikel 354 wordt punt b) vervangen door:
"b)de btw die verschuldigd of voldaan is met betrekking tot de levering aan hem dan wel de invoer door hem van ander goud dan beleggingsgoud dat vervolgens door hem of in zijn naam wordt omgezet in beleggingsgoud;".
(138)Artikel 355 wordt vervangen door:
"Artikel 355
Belastingplichtigen die beleggingsgoud produceren of goud in beleggingsgoud omzetten, hebben recht op aftrek van de belasting die door hen verschuldigd of voldaan is met betrekking tot de levering of de invoer van goederen of met betrekking tot diensten die met de productie of de omzetting van dat goud verband houden, alsof de daaropvolgende levering van het krachtens artikel 346 vrijgestelde goud belast was.".
(139)In artikel 356 wordt lid 2 vervangen door:
"2.
De lidstaten kunnen evenwaardige verplichtingen uit hoofde van maatregelen vastgesteld krachtens andere Uniewetgeving, zoals Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*), aanvaarden om aan de vereisten van lid 1 te voldoen."
_________________________________________________________________
(*)
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(140)In titel XII wordt het opschrift van hoofdstuk 6 vervangen door:
"Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen".
(141)In artikel 358 wordt de inleidende zin vervangen door:
"Onverminderd andere Uniebepalingen wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan onder:".
(142)In hoofdstuk 6 van titel XII wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door:
"Bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen".
(143)De artikelen 358 bis tot en met 362 worden vervangen door:
"Artikel 358 bis
Onverminderd andere Uniebepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:
1)"niet in de Unie gevestigde belastingplichtige": een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;
2)"lidstaat van identificatie": de lidstaat die de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige verkiest te contacteren om opgave te doen van het begin van zijn activiteit als belastingplichtige op het grondgebied van de Unie overeenkomstig deze afdeling;
3)"lidstaat van verbruik": de lidstaat waar de dienst overeenkomstig titel V, hoofdstuk 3, wordt geacht te zijn verricht.
Artikel 359
De lidstaten staan toe dat een niet in de Unie gevestigde belastingplichtige die diensten verricht voor een niet-belastingplichtige die in een lidstaat is gevestigd of er zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, van deze bijzondere regeling gebruikmaakt. Deze regeling is van toepassing op alle aldus in de Unie verrichte diensten.
Artikel 360
De niet in de Unie gevestigde belastingplichtige moet aan de lidstaat van identificatie opgave doen van het begin of de beëindiging van zijn activiteit als belastingplichtige, alsook van wijziging ervan waardoor hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.
Artikel 361
1.
De mededeling die de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige aan de lidstaat van identificatie doet wanneer zijn belastbare activiteiten beginnen, bevat de volgende informatie:
a)naam;
b)postadres;
c)elektronische adressen, met inbegrip van websites;
d)in voorkomend geval, nationaal fiscaal nummer;
e)een verklaring dat de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt.
2.
De niet in de Unie gevestigde belastingplichtige doet de lidstaat van identificatie mededeling van alle wijzigingen in de verstrekte informatie.
Artikel 362
De lidstaat van identificatie kent de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige voor de toepassing van deze bijzondere regeling een individueel btw-identificatienummer toe en deelt hem dit nummer langs elektronische weg mee. Uitgaande van de voor deze identificatie gebruikte gegevens mogen de lidstaten van verbruik hun eigen identificatiesystemen gebruiken.".
(144)In artikel 363 wordt de inleidende zin vervangen door:
"De lidstaat van identificatie verwijdert de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige in de volgende gevallen uit het identificatieregister:".
(145)Artikel 364 wordt vervangen door:
"Artikel 364
De niet in de Unie gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-aangifte in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet onder deze bijzondere regeling vallende diensten zijn verricht. De btw-aangifte wordt uiterlijk voor het einde van de maand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.".
(146)In artikel 366, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:
"De lidstaten die de euro niet hebben aangenomen, kunnen eisen dat de btw-aangifte in hun nationale munteenheid luidt. Indien de diensten in een andere munteenheid luiden, hanteert de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige bij het invullen van de btw-aangifte de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak.".
(147)In artikel 367 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De niet in de Unie gevestigde belastingplichtige voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-aangifte, zulks op het moment dat de aangifte wordt ingediend, doch uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend.".
(148)In artikel 368 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De niet in de Unie gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, past geen btw-aftrek uit hoofde van artikel 168 van deze richtlijn toe. Niettegenstaande artikel 1, lid 1, van Richtlijn 86/560/EEG wordt deze belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn. Artikel 2, leden 2 en 3, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf die verband houdt met onder deze bijzondere regeling vallende diensten.".
(149)In artikel 369 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
De niet in de Unie gevestigde belastingplichtige voert van alle onder deze bijzondere regeling vallende handelingen een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen.".
(150)Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk 6 van titel XII wordt vervangen door:
"Bijzondere regeling voor leveringen van goederen en diensten door niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen".
(151)De artikelen 369 bis, 369 ter en 369 quater worden vervangen door:
"Artikel 369 bis
Onverminderd andere Uniebepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:
1)"niet in de lidstaat van heffing gevestigde belastingplichtige": een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd, maar in de lidstaat van heffing noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting heeft;
2)"lidstaat van heffing": de lidstaat waar de levering van goederen of diensten overeenkomstig hoofdstukken 1 en 3 van titel V wordt geacht te zijn verricht;
3)"niet in de Unie gevestigde belastingplichtige": een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;
4)"tussenpersoon": een in de Unie gevestigde persoon die door de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige is aangewezen als de persoon die gehouden is tot voldoening van de btw en die in naam en voor rekening van die belastingplichtige de in deze bijzondere regeling vastgestelde verplichtingen moet nakomen;
5)"lidstaat van identificatie":
(a)de lidstaat op wiens grondgebied de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd, waar hij over een vaste inrichting beschikt;
(b)wanneer een belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd maar daar wel meer dan één vaste inrichting heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar die belastingplichtige meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik zal maken;
(c)wanneer een belastingplichtige niet in de Unie is gevestigd maar een tussenpersoon heeft aangewezen, de lidstaat waar die tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd, waar hij over een vaste inrichting beschikt;
(d)wanneer een belastingplichtige niet in de Unie is gevestigd maar een tussenpersoon heeft aangewezen die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de tussenpersoon meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik zal maken.
Voor de toepassing van de punten b) en d) is de belastingplichtige of de tussenpersoon, naargelang het geval, wanneer hij meer dan één vaste inrichting in de Unie heeft, gebonden door zijn beslissing betreffende de aanwijzing van de lidstaat van vestiging gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren.
Artikel 369 ter
1.
De lidstaten staan toe dat van deze bijzondere regeling gebruik wordt gemaakt voor leveringen van goederen en diensten ter zake waarvan de tot voldoening van de belasting gehouden persoon:
a)een niet in de lidstaat van heffing gevestigde belastingplichtige is, of
b)een niet in de Unie gevestigde belastingplichtige is die een tussenpersoon heeft aangewezen en mandaat heeft verleend.
Deze bijzondere regeling is van toepassing op alle leveringen van goederen en diensten in de Unie, met uitzondering van afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen, die onder de bijzondere regeling van afdeling 4 van dit hoofdstuk vallen.
2.
Niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen die uitsluitend diensten verlenen aan niet-belastingplichtigen die in een lidstaat gevestigd zijn dan wel er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben en dus gebruik kunnen maken van de bijzondere regeling van afdeling 2 van dit hoofdstuk, zijn uitgesloten van het gebruik van deze regeling.
3.
Een niet in de Unie gevestigde belastingplichtige kan niet tegelijkertijd deze bijzondere regeling en de bijzondere regeling van afdeling 2 van dit hoofdstuk toepassen.
4.
Voor de toepassing van lid 1, onder b), kan een niet in de Unie gevestigde belastingplichtige hoogstens één tussenpersoon tegelijk aanwijzen.
Artikel 369 quater
Een belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn onder deze bijzondere regeling vallende belastbare activiteiten, alsook van wijzigingen ervan waardoor hij niet langer voldoet aan de voorwaarden om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.".
(152)Het volgende artikel 369 quater bis wordt ingevoegd:
"Artikel 369 quater bis
1.
De mededeling die de tussenpersoon aan de lidstaat van identificatie doet voordat hij van deze bijzondere regeling gebruik begint te maken voor rekening van een belastingplichtige, bevat de volgende informatie:
a)naam;
b)postadres;
c)elektronisch adres;
d)btw-identificatienummer.
2.
De informatie die de tussenpersoon moet verstrekken aan de lidstaat van identificatie voor elke belastingplichtige die hij vertegenwoordigt voordat die belastingplichtige van deze bijzondere regeling gebruik begint te maken, bevat de volgende informatie:
a)naam;
b)postadres;
c)elektronisch adres en websites;
d)btw-identificatienummer of nationaal fiscaal nummer;
e)zijn individuele identificatienummer, toegekend overeenkomstig artikel 369 quinquies, lid 3.
3.
Een belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon doet de lidstaat van identificatie mededeling van alle wijzigingen in de verstrekte informatie.".
(153)De artikelen 369 quinquies tot en met 369 octies worden vervangen door:
"Artikel 369 quinquies
1.
Een niet in de lidstaat van heffing gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, wordt voor de in het kader van deze regeling verrichte belastbare handelingen uitsluitend in de lidstaat van identificatie voor btw-doeleinden geïdentificeerd. Daartoe maakt de lidstaat van identificatie gebruik van het individuele btw-identificatienummer dat reeds aan de belastingplichtige is toegekend met betrekking tot diens verplichtingen in het binnenlandse verkeer.
2.
Uitgaande van de voor deze identificatie gebruikte gegevens mogen de lidstaten van heffing hun eigen identificatiesystemen gebruiken.
3.
De lidstaat van identificatie kent een tussenpersoon een individueel identificatienummer toe en deelt hem dit nummer langs elektronische weg mee.
4.
De lidstaat van identificatie kent de tussenpersoon voor iedere belastingplichtige waarvoor hij is aangewezen, een individueel btw-identificatienummer toe met het oog op de toepassing van deze bijzondere regeling.
Artikel 369 sexies
De lidstaat van identificatie sluit een belastingplichtige van de bijzondere regeling uit in elk van de volgende gevallen:
a)de belastingplichtige meldt dat hij niet langer leveringen van goederen of diensten verricht die onder deze bijzondere regeling vallen, of de tussenpersoon meldt dat de belastingplichtige voor wiens rekening hij handelt, niet langer leveringen van goederen of diensten verricht die onder deze bijzondere regeling vallen;
b)er kan anderszins worden aangenomen dat de belastbare activiteiten van een onder deze bijzondere regeling vallende belastingplichtige beëindigd zijn;
c)een belastingplichtige of zijn tussenpersoon voldoet niet langer aan de voorwaarden om van de bijzondere regeling gebruik te mogen maken;
d)een belastingplichtige of zijn tussenpersoon voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling;
e)de tussenpersoon deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij deze belastingplichtige niet langer vertegenwoordigt.
Artikel 369 septies
1.
De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon dient voor elk kalenderkwartaal langs elektronische weg een btw-aangifte in bij de lidstaat van identificatie, ongeacht of al dan niet leveringen van goederen of diensten zijn verricht die onder deze bijzondere regeling vallen. De btw-aangifte wordt uiterlijk voor het einde van de maand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.
2.
Wanneer de jaaromzet in de Unie van een belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, hoger is dan 2 500 000 EUR, dient deze belastingplichtige of zijn tussenpersoon voor elke maand langs elektronische weg een btw-aangifte in bij de lidstaat van identificatie, ongeacht of al dan niet leveringen van goederen of diensten zijn verricht die onder deze bijzondere regeling vallen. De btw-aangifte wordt uiterlijk voor het einde van de maand volgend op het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.
3.
Voor de toepassing van lid 2 wordt onder "jaaromzet in de Unie" verstaan het totale jaarlijkse bedrag, de btw niet inbegrepen, van de goederenleveringen en diensten die zijn verricht door een belastingplichtige op het grondgebied van de Unie.
4.
Wanneer de in lid 2 genoemde drempel in de loop van een kalenderjaar wordt bereikt, zijn de in lid 2 vastgestelde verplichtingen vanaf het volgende kalenderkwartaal van toepassing.
Artikel 369 octies
1.
De btw-aangifte bevat het in artikel 369 quinquies bedoelde identificatienummer en, voor elke lidstaat van heffing waar de btw verschuldigd is, de volgende gegevens:
(a)het totale bedrag van de geleverde goederen en diensten, de btw niet inbegrepen;
(b)het betreffende belastingtijdvak;
(c)de toepasselijke btw-tarieven;
(d)het totale bedrag per btw-tarief dat verschuldigd is geworden;
(e)het totale bedrag aan btw dat verschuldigd is geworden over de leveringen van goederen en diensten;
(f)het totale bedrag aan btw dat verschuldigd is geworden over leveringen van goederen en diensten ter zake waarvan de belastingplichtige als ontvanger tot voldoening van de belasting is gehouden, dan wel over de invoer van goederen wanneer de lidstaat de keuzemogelijkheid van artikel 211, tweede alinea, toepast;
(g)de btw die in mindering wordt gebracht;
(h)alle wijzigingen met betrekking tot voorgaande belastingtijdvakken, zoals bepaald in lid 4 van dit artikel;
(i)het nettobedrag van de te betalen of te verrekenen btw, naargelang het geval.
2.
Wanneer goederen, in het geval van leveringen van goederen waarop deze bijzondere regeling van toepassing is, worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat van identificatie, bevat de btw-aangifte ook het totale bedrag van deze leveringen voor elke lidstaat vanwaaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, samen met het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer dat door elk van die lidstaten is toegekend. De btw-aangifte bevat deze informatie voor elke andere lidstaat dan de lidstaat van identificatie, uitgesplitst naar lidstaat van heffing.
3.
Indien de belastingplichtige die onder deze bijzondere regeling vallende diensten verricht, behalve in de lidstaat van identificatie een of meer andere vaste inrichtingen heeft vanwaaruit de diensten worden verricht, bevat de btw-aangifte, per lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft en uitgesplitst naar lidstaat van heffing, ook het totale bedrag van deze diensten, samen met het individuele btw-identificatienummer of het fiscale registratienummer van de inrichting.
4.
Indien een reeds ingediende btw-aangifte naderhand moet worden gewijzigd, worden deze wijzigingen in een volgende aangifte opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend overeenkomstig artikel 369 septies. In die volgende btw-aangifte staan de betrokken lidstaat van heffing, het belastingtijdvak en het btw-bedrag waarvoor wijzigingen nodig zijn, vermeld.".
(154)Het volgende artikel 369 octies bis wordt ingevoegd:
"Artikel 369 octies bis
Indien een belastingplichtige zowel handelingen verricht waarvoor recht op aftrek bestaat overeenkomstig de artikelen 168, 169 en 170 als handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat, wordt het aftrekbare gedeelte van de btw bepaald door de lidstaat van identificatie, in overeenstemming met de artikelen 174 en 175, voor alle door de belastingplichtige verrichte handelingen.
Indien een belastingplichtige verschillende vestigingen in de Unie heeft vanwaaruit hij zowel handelingen verricht waarvoor recht op aftrek bestaat overeenkomstig de artikelen 168, 169 en 170 als handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat, wordt het aftrekbare gedeelte van de btw bepaald door elke lidstaat van vestiging, in overeenstemming met de artikelen 174 en 175, voor alle door de belastingplichtige verrichte handelingen vanuit die vestiging.".
(155)Artikel 369 decies wordt vervangen door:
"Artikel 369 decies
De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon betaalt de som van de nettobedragen aan btw die in elke lidstaat van heffing verschuldigd is, onder verwijzing naar de desbetreffende btw-aangifte, uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend.
De betaling wordt overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro. De lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, kunnen eisen dat de betaling wordt overgemaakt naar een bankrekening in hun eigen valuta.".
(156)De volgende artikelen 369 decies bis en 369 decies ter worden ingevoegd:
"Artikel 369 decies bis
1.
Indien voor een bepaald belastingtijdvak het bedrag van de aftrek groter is dan dat van de in een lidstaat van heffing verschuldigde btw, wordt het overschot overgebracht naar het volgende tijdvak.
2.
De belastingplichtige of zijn tussenpersoon kan op de btw-aangifte bij de lidstaat van heffing verzoeken om teruggaaf van het btw-overschot wanneer:
(a)de belastingplichtige in de lidstaat van heffing een creditsaldo heeft gedurende twee opeenvolgende belastingtijdvakken van een kalenderkwartaal waarvoor btw-aangiften zijn ingediend, of
(b)de belastingplichtige in de lidstaat van heffing een creditsaldo heeft gedurende drie opeenvolgende belastingtijdvakken van een maand waarvoor btw-aangiften zijn ingediend.
Artikel 369 decies ter
Indien een niet in de lidstaat van heffing gevestigde belastingplichtige een creditsaldo heeft op de overeenkomstig artikel 250 in de lidstaat van identificatie ingediende btw-aangifte, beschouwt die lidstaat het overeenkomstig artikel 183 terug te geven bedrag aan btw als een betaling overeenkomstig artikel 369 decies op basis van een verzoek van de belastingplichtige.".
(157)De artikelen 369 undecies en 369 duodecies worden vervangen door:
"Artikel 369 undecies
Wanneer een belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, geen onder deze bijzondere regeling vallende leveringen van goederen of diensten verricht ter zake waarvan de btw verschuldigd is geworden in een lidstaat van heffing in een bepaald belastingtijdvak, noch in de drie voorgaande belastingtijdvakken indien hij kwartaalaangiften indient overeenkomstig artikel 369 septies, lid 1, of in de elf voorgaande belastingtijdvakken indien hij maandaangiften indient overeenkomstig artikel 369 septies, lid 2, mag hij op de voor dat belastingtijdvak ingediende btw-aangifte geen voorbelasting in mindering brengen voor die lidstaat van heffing. Niettegenstaande artikel 1, punt 1, van Richtlijn 86/560/EEG en artikel 2, punt 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG wordt deze belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijnen.
Artikel 369 duodecies
1.
De belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruikmaakt, of zijn tussenpersoon voert van alle onder deze bijzondere regeling vallende handelingen een boekhouding. Deze boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van heffing in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen.
2.
Desgevraagd moet de in lid 1 bedoelde boekhouding langs elektronische weg aan de lidstaat van heffing en aan de lidstaat van identificatie beschikbaar worden gesteld.
Deze boekhouding moet worden bewaard gedurende tien jaar te rekenen vanaf 31 december van het jaar waarin de handeling is verricht.".
(158)In artikel 369 terdecies wordt de tweede alinea vervangen door:
"Onverminderd andere Uniebepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:
1)"niet in de Unie gevestigde belastingplichtige": een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;
2)"tussenpersoon": een in de Unie gevestigde persoon die door de belastingplichtige die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen verricht, is aangewezen als de persoon die gehouden is tot voldoening van de btw en die in naam en voor rekening van de belastingplichtige de in deze bijzondere regeling vastgestelde verplichtingen moet nakomen;
3)"lidstaat van identificatie":
a)wanneer de belastingplichtige niet in de Unie is gevestigd, de lidstaat waar hij verkiest zich te registreren;
b)wanneer de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de belastingplichtige meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik zal maken;
c)wanneer de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;
d)wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in een lidstaat heeft gevestigd, deze lidstaat;
e)wanneer de tussenpersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Unie heeft gevestigd maar daar wel één of meer vaste inrichtingen heeft, de lidstaat met een vaste inrichting waar de tussenpersoon meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik zal maken.
Voor de toepassing van de punten b) en e) is de belastingplichtige of de tussenpersoon, wanneer hij meer dan één vaste inrichting in de Unie heeft, gebonden door zijn beslissing betreffende de aanwijzing van de lidstaat van vestiging gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren.
4)"lidstaat van verbruik": de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer.".
(159)In artikel 369 quaterdecies, lid 1, worden de punten a) en b) vervangen door:
"a)elke in de Unie gevestigde belastingplichtige die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen verricht;
b)elke al dan niet in de Unie gevestigde belastingplichtige die afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen verricht, en die door een in de Unie gevestigde tussenpersoon is vertegenwoordigd;".
(160)De artikelen 369 sexvicies, 369 septvicies en 369 octovicies worden vervangen door:
"Artikel 369 sexvicies
Indien voor de invoer van goederen, met uitzondering van accijnsgoederen, in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR geen gebruik wordt gemaakt van de bijzondere regeling in hoofdstuk 6, afdeling 4, staat de lidstaat van invoer de persoon die voor rekening van de persoon voor wie de goederen zijn bestemd de goederen bij de douane aanbrengt binnen het grondgebied van de Unie, toe om gebruik te maken van een bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van btw bij invoer met betrekking tot goederen waarvan de verzending of het vervoer in die lidstaat wordt beëindigd.
Artikel 369 septvicies
1.
Voor de toepassing van deze bijzondere regeling geldt het volgende:
a)de persoon voor wie de goederen bestemd zijn, is gehouden tot voldoening van de btw;
b)de persoon die de goederen op het grondgebied van de Unie bij de douane aanbrengt, int de btw bij de persoon voor wie de goederen bestemd zijn, en voldoet die btw.
2.
De lidstaten bepalen dat de persoon die de goederen op het grondgebied van de Unie bij de douane aanbrengt, passende maatregelen neemt om te garanderen dat het juiste bedrag aan belasting wordt betaald door de persoon voor wie de goederen bestemd zijn.
Artikel 369 octovicies
De lidstaten kunnen bepalen dat het normale btw-tarief dat van toepassing is in de lidstaat van invoer, van toepassing is wanneer gebruik wordt gemaakt van deze bijzondere regeling.".
(161)In titel XIII wordt het opschrift van hoofdstuk 1 vervangen door:
"Afwijkingen van toepassing tot de invoering van de definitieve regeling voor diensten".
(162)Artikel 372 wordt geschrapt.
(163)Artikel 373 wordt vervangen door:
"Artikel 373
De lidstaten die op 1 januari 1978 bepalingen toepasten waarbij wordt afgeweken van artikel 28, mogen deze bepalingen blijven toepassen.".
(164)Artikel 375 wordt vervangen door:
"Artikel 375
Griekenland mag de in bijlage X, deel B, punten 2, 9, 11 en 12, vermelde handelingen blijven vrijstellen onder de voorwaarden die in deze lidstaat op 1 januari 1987 bestonden.".
(165)In artikel 387 wordt punt a) geschrapt.
(166)Artikel 393 wordt geschrapt.
(167)In artikel 398 wordt lid 4 vervangen door:
"4.
Naast de punten die volgens deze richtlijn aan raadpleging onderworpen zijn, onderzoekt het btw-comité de aangelegenheden die door zijn voorzitter op diens initiatief of op verzoek van een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde worden gesteld en die betrekking hebben op de toepassing van de Uniebepalingen inzake de btw.".
(168)Artikel 401 wordt vervangen door:
"Artikel 401
Onverminderd andere Uniebepalingen vormen de bepalingen van deze richtlijn geen beletsel voor de handhaving of invoering door een lidstaat van belastingen op verzekeringsovereenkomsten en op spelen en weddenschappen, alsmede van accijnzen, registratierechten en, meer in het algemeen, van alle belastingen, rechten en heffingen die niet het karakter van een omzetbelasting bezitten, mits de heffing van deze belastingen, rechten en heffingen in het verkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geeft tot formaliteiten in verband met grensoverschrijding.".
(169)Artikel 402 wordt vervangen door:
"Artikel 402
De in deze richtlijn vastgestelde regeling voor de belastingheffing in het dienstenverkeer tussen de lidstaten is een overgangsregeling en zal worden vervangen door een definitieve regeling die berust op het beginsel dat diensten worden belast in de lidstaat van bestemming van de dienst, de btw wordt verschuldigd door de dienstverrichter en de aangifte, betaling en aftrek van de belasting via één registratiesysteem worden afgehandeld.".
(170)Artikel 405 wordt vervangen door:
"Artikel 405
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1)"Unie": het grondgebied van de Unie als omschreven in artikel 5, punt 1), vóór de toetreding van nieuwe lidstaten;
2)"nieuwe lidstaten": het grondgebied van de lidstaten die na 1 januari 1995 tot de Unie zijn toegetreden, als omschreven voor elk van deze lidstaten in artikel 5, punt 2);
3)"uitgebreide Unie": het grondgebied van de Unie als omschreven in artikel 5, punt 1), na de toetreding van nieuwe lidstaten.".
(171)In artikel 406 worden de punten a) en b) vervangen door:
"a)het goed is vóór de datum van toetreding in de Unie of in een van de nieuwe lidstaten binnengebracht;
b)het goed is bij het binnenbrengen ervan in de Unie of in een van de nieuwe lidstaten onder de regeling of situatie geplaatst;".
(172)Artikel 408 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:
"1.
Met de invoer van een goed waarvan wordt aangetoond dat het zich in het vrije verkeer in een van de nieuwe lidstaten of in de Unie bevond, wordt gelijkgesteld:";
(b)in lid 2 wordt de inleidende zin vervangen door:
"2.
Naast de in lid 1 bedoelde gevallen wordt eveneens met de invoer van een goed gelijkgesteld, het gebruik, na de datum van toetreding, binnen het grondgebied van een lidstaat door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige, van goederen die vóór de datum van toetreding binnen het grondgebied van de Unie of een van de nieuwe lidstaten aan hem zijn geleverd, wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:";
(c)in lid 2 wordt punt b) vervangen door:
"b)de goederen zijn vóór de datum van toetreding niet ingevoerd in een van de nieuwe lidstaten of in de Unie.".
(173)Artikel 410, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
(a)punt a) wordt vervangen door:
"a)het ingevoerde goed wordt verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de uitgebreide Unie;";
(b)punt c) wordt vervangen door:
"c)het in de zin van artikel 408, lid 1, onder a), ingevoerde goed is een vervoermiddel dat vóór de datum van toetreding onder de algemene belastingvoorwaarden van de binnenlandse markt van een van de nieuwe lidstaten of een van de lidstaten van de Unie werd verworven of ingevoerd, of waarvoor, uit hoofde van de uitvoer ervan, geen vrijstelling of teruggaaf van de btw werd verleend.".
(174)Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:
(a)in deel A worden de punten 1 en 4 vervangen door:
"1)de door tandtechnici verrichte diensten;
4)diensten van reisbureaus bedoeld in artikel 306 alsmede van reisbureaus die in naam en voor rekening van de reiziger handelen, voor reizen buiten de Unie.";
(b)in deel B worden de punten 5 en 6 vervangen door:
"5)diensten verricht door blinden en/of blindenwerkplaatsen, mits door vrijstelling hiervan geen belangrijke verstoring van de mededinging ontstaat;
6)diensten verricht voor instellingen die zijn belast met het aanleggen, het inrichten en het onderhouden van begraaf- en grafplaatsen en gedenktekens voor oorlogsslachtoffers;";
(c)in deel B wordt punt 8 geschrapt;
(d)in deel B worden de punten 11 en 12 vervangen door:
"11)diensten bestaande in verbouwing, reparatie, onderhoud, bevrachting en verhuur van luchtvaartuigen die worden gebruikt door staatsinstellingen (inclusief voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of voor hun exploitatie dienen);
12)diensten bestaande in verbouwing, reparatie, onderhoud, bevrachting en verhuur van oorlogsschepen;".
Artikel 2
1.De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2022 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2022.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter