Brussel, 17.5.2018

COM(2018) 278 final

2018/0139(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU

{SEC(2018) 230 final}
{SWD(2018) 181 final}
{SWD(2018) 182 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Alle geledingen van de samenleving en de economie ondergaan technologische veranderingen die het leven van de EU-burgers transformeren. Het vervoer vormt geen uitzondering op die tendens. Nieuwe technologieën zorgen voor een radicale verandering van het mobiliteitslandschap. De EU en het bedrijfsleven van de EU moeten de uitdaging aangaan om wereldleider te worden op het gebied van innovatie, digitalisering en decarbonisering. Om te garanderen dat het mobiliteitsbeleid van de EU een weergave vormt van deze politieke prioriteiten heeft de Commissie een alomvattende aanpak vastgesteld in de vorm van drie mobiliteitspakketten getiteld "Europa in beweging".

In navolging van de strategie voor emissiearme mobiliteit heeft de Commissie in mei en november 2017 twee mobiliteitspakketten vastgesteld. Die pakketten bevatten een positieve agenda om de strategie voor emissiearme mobiliteit ten uitvoer te leggen en te zorgen voor een vlotte overgang naar schone, concurrerende en geconnecteerde mobiliteit voor iedereen. Het Europees Parlement en de Raad moeten ervoor zorgen dat deze voorstellen snel worden goedgekeurd.

Dit initiatief maakt deel uit van het derde pakket "Europa in beweging", dat zorgt voor de uitvoering van de nieuwe strategie voor het industriebeleid van september 2017 en is ontworpen om Europa in staat te stellen ten volle te profiteren van de voordelen van de modernisering van de mobiliteit. Het is van essentieel belang dat het mobiliteitssysteem van morgen veilig, schoon en efficiënt is voor alle burgers van de EU. Het doel is de Europese mobiliteit veiliger en toegankelijker te maken, het Europese bedrijfsleven concurrerender te maken, de zekerheid van de Europese werkgelegenheid te verbeteren en Europa beter aan te passen aan de onvermijdelijke strijd tegen de klimaatverandering. Dat vereist de volle inzet van de EU, de lidstaten en de belanghebbenden, niet in het minst wat de versterking van de investeringen in de vervoersinfrastructuur betreft.

Telkens als een schip aankomt in of vertrekt uit een haven ("havenaanloop") worden zeevervoerondernemingen geconfronteerd met heel wat wettelijke meldingseisen. Omdat die meldingseisen noch tussen verschillende beleidsgebieden binnen de lidstaten, noch tussen de lidstaten onderling geharmoniseerd zijn, rust op de zeevervoerondernemingen een zware administratieve last. Jaarlijks zijn er in de EU meer dan twee miljoen havenaanlopen. Werknemers in de scheepvaartsector besteden jaarlijks ongeveer 4,6 miljoen uur aan meldingen.

Dat probleem werd in 2017 door de Raad aangekaart in de verklaring van Valletta over maritiem beleid 1 en in de conclusies van de Raad van 8 juni 2017 2 over de prioriteiten voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2020. Daarin werd benadrukt dat vereenvoudigde, gedigitaliseerde en geharmoniseerde meldingsprocedures voor schepen moeten leiden tot minder administratieve last voor het zeevervoer. De Raad herhaalde die boodschap in zijn conclusies van 5 december 2017 over de digitalisering van het vervoer 3 . Ook zeevervoerondernemingen zijn ernstig bezorgd over de situatie.

Het probleem werd geanalyseerd bij de evaluatie van Richtlijn 2010/65/EU (richtlijn meldingsformaliteiten) tijdens de geschiktheidscontrole van het maritieme vervoersbeleid van de EU in 2016-2017. Daarbij werd de problematische situatie bevestigd.

Dit voorstel wil een oplossing bieden voor de niet-geharmoniseerde melding van schepen. Er wordt een nieuw Europees maritiem éénloketsysteem voorgesteld, waarin op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze alle meldingen worden samengebracht die met een havenaanloop te maken hebben. Daardoor zal ook de interoperabiliteit en de onderlinge koppeling van de betrokken systemen verbeteren, waardoor gegevens efficiënter kunnen worden gedeeld en hergebruikt.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Het voorstel vormt een aanvulling op en ondersteunt de algemene doelstellingen van het vervoersbeleid van de EU. Het draagt aanzienlijk bij tot het initiatief voor een Europese maritieme vervoersruimte zonder grenzen en ondersteunt zowel het EU-beleid voor de vermindering van de uitstoot van de vervoerssector als de sociale agenda voor vervoer van de EU.

Het houdt nauw verband en is in overeenstemming met de richtlijn voor monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart 4 . Het voorstel is ook in overeenstemming met het initiatief voor elektronische informatie over het vrachtvervoer wat betreft de aanvaarding van elektronische gegevens over en certificaten voor het vrachtvervoer door instanties die het vervoer in het hinterland van de EU controleren.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel steunt de doelstellingen van het Refit-programma van de Europese Commissie, namelijk verlichting en vereenvoudiging van de administratieve last. Het is in overeenstemming met de algemene doelstellingen van de Commissie inzake verhoogde concurrentiekracht, de goede werking van de interne markt en meer efficiëntie door digitalisering.

Door de stap te zetten naar een beter gekoppelde meldingsomgeving voor vervoers- en douaneformaliteiten vormt het voorstel meer specifiek een aanvulling op de digitalisering van het douanewetboek van de Unie.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 100, lid 2, van het Verdrag: "Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, passende bepalingen vaststellen voor de zeevaart en de luchtvaart."

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De eengemaakte markt is buitengewoon belangrijk voor het zeevervoer. Slechts 9 % van het handelsverkeer over zee in de EU is nationaal, de rest verloopt tussen EU-landen onderling (25 %) en met landen buiten de EU (66 %). Bovendien vormen havens geen eindbestemming: een groot deel van de over zee verscheepte goederen wordt via havens en hinterlandverbindingen vervoerd vanuit of naar een andere lidstaat. De EU heeft dus alle belang bij een vlotte havenaanloop; dat komt de ruimere interne vervoersmarkt ten goede en verhoogt de rentabiliteit van de grote economische investeringen en de grensoverschrijdende zakelijke belangen die aan de sector gekoppeld zijn.

Een harmonisering van de aanmelding door scheepsexploitanten bij havenaanlopen heeft weinig kans van slagen als daartoe alleen op nationaal of internationaal niveau actie wordt ondernomen. Het gaat om de vaststelling van ruime en bindende bepalingen, en daar is geen internationaal forum voor.

In het verleden is ook gebleken dat harmonisering op vrijwillige basis niet volstaat. Er bestaan niet-bindende richtsnoeren en de lidstaten nemen geregeld contact met elkaar op, maar daardoor is de situatie niet verbeterd. Er zijn nog altijd geen eenvormige interfaces, gegevensformaten of meldingsprocedures.

Daarom is de EU het aangewezen niveau. Het probleem is grensoverschrijdend en tastbare resultaten kunnen alleen op efficiënte wijze worden bereikt door een samenhangend, gedeeld kader dat voorziet in pan-Europese behoeften.

Evenredigheid

Het voorstel heeft tot doel buitensporige last voor scheepsexploitanten te vermijden. Het is gebaseerd op de bestaande structuur van nationale elektronische platformen en op internationale en Europese normen en dataformaten. De kosten voor de lidstaten en belanghebbenden uit de sector blijven daardoor beperkt, en zullen ruimschoots worden gecompenseerd door de directe en indirecte voordelen van beperkte administratieve lasten en efficiëntere informatie-uitwisseling. Uit een evaluatie van de kostenefficiëntie, de effectiviteit en de evenredigheid blijkt dat het voorstel een aanzienlijke toegevoegde waarde biedt.

Het gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Het pakt de voornaamste oorzaken van het probleem aan en biedt een gedecentraliseerde maar toch geharmoniseerde oplossing. De EU en de lidstaten zullen samen verantwoordelijk zijn voor de meldingsomgeving.

Keuze van het instrument

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat Richtlijn 2010/65/EU moet worden herzien om de doelstellingen ervan te bereiken. Om te waarborgen dat interfaces, dataformaten en meldingsprocedures efficiënt worden geharmoniseerd en dat maatregelen op consistente en transparante wijze worden uitgevoerd, is een verordening meer geschikt.

Aangezien het initiatief zeer technisch van aard is en waarschijnlijk geregeld aangepast zal moeten worden aan technische en juridische wijzigingen, worden ook uitvoeringsmaatregelen voorgesteld.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Uit de evaluatie die in 2016-2017 is uitgevoerd in het kader van de geschiktheidscontrole van het maritiem vervoersbeleid, is gebleken dat Richtlijn 2010/65/EU niet effectief of efficiënt genoeg was, hoewel de doelstellingen nog altijd zeer relevant zijn. Er is nog heel wat ruimte voor vereenvoudiging en voor een vermindering van de administratieve last voor scheepsexploitanten.

Er zijn drie problemen vastgesteld. Ten eerste is er een gebrek aan harmonisering tussen de maritieme nationale elektronische platformen voor de melding van schepen. Interfaces, dataformaten en meldingsprocedures verschillen van lidstaat tot lidstaat en soms zelfs van haven tot haven. In Richtlijn 2010/65/EU zijn geen bindende specificaties voor nationale elektronische platformen opgenomen. Het gevolg is een diverse en gefragmenteerde meldingsomgeving.

Ten tweede verenigt het huidige systeem voor gecoördineerde melding via nationale elektronische platformen maar een aantal van de wettelijke meldingsverplichtingen voor schepen. Vaak moet aan de nationale en lokale meldingseisen worden voldaan via andere kanalen dan de nationale elektronische platformen. De meeste Europese douaneformaliteiten, bijvoorbeeld, worden vervuld via specifieke nationale en trans-Europese elektronische douanesystemen.

Ten derde bestaat er in de meeste lidstaten en in de EU als geheel geen efficiënte omgeving voor de uitwisseling van gegevens. Scheepsexploitanten moeten vaak meer dan eens dezelfde informatie over dezelfde havenaanloop indienen. Als de verschillende instanties hun gegevens efficiënter zouden uitwisselen, zouden dubbele meldingen niet langer nodig zijn en zou de EU-doelstelling "eenmalige aanmelding" worden bereikt.

Raadpleging van belanghebbenden

De belanghebbenden werden geraadpleegd volgens de richtsnoeren voor betere regelgeving. De online openbare raadpleging liep van 25 oktober 2017 tot en met 18 januari 2018, met een vragenlijst in alle officiële talen van de EU. In totaal hebben 91 respondenten geantwoord. Daarnaast waren er specifiekere, doelgerichtere raadplegingen tijdens workshops, vraaggesprekken en andere evenementen. De voornaamste groepen belanghebbenden kregen een gedetailleerde online vragenlijst. Aan het raadplegingsproces hebben 418 belanghebbenden deelgenomen.

Via het MKB-netwerk werden speciale inspanningen geleverd om het midden- en kleinbedrijf in de sector van het maritieme vervoer op de hoogte te brengen van de raadpleging. De Commissie nodigde ook de relevante Europese sociale partners (professionals en vakbonden uit de zeescheepvaart 5 ) uit om aan de raadpleging deel te nemen.

De belanghebbenden bevestigden de analyse van het probleem. Uit de raadpleging bleek ook duidelijk welke groepen voor een bepaalde beleidsoptie kozen. De meeste belanghebbenden geven de voorkeur aan een geïntegreerde meldingsomgeving die zowel douane- als vervoersmeldingen omvat. 82 % van de respondenten van de openbare raadpleging zei dat de problemen het efficiëntst kunnen worden aangepakt op Europees niveau. Voor de meeste belanghebbenden is een harmonisering op EU-niveau de voornaamste prioriteit, omdat dit belangrijke voordelen kan opleveren en de administratieve last kan beperken. Andere prioriteiten zijn duidelijkheid over de bescherming van gegevens en een efficiëntere gegevensstroom en uitwisseling van gegevens.

Scheepvaartmaatschappijen en vervoers- en cargobedrijven geven de voorkeur aan een gecentraliseerde harmonisering. Instanties uit de lidstaten en havens verkiezen een oplossing op grond van de nationale elektronische platformen.

De Commissie heeft de antwoorden zorgvuldig bekeken en geanalyseerd, en stelt een compromis voor: harmonisering op basis van gedecentraliseerde maar onderling gekoppelde nationale elektronische platformen.

Verzamelen en benutten van informatie/deskundigheid

Het voorstel is gebaseerd op feitenonderzoek en gegevens van deskundigen, en op economische modellen voor de raming van kosten en baten, waaronder een model van de indirecte gevolgen en de geplande verschuiving van vervoer over de weg naar vervoer over water. Een team van externe consultants heeft een ondersteunende studie over kosten en gevolgen uitgevoerd.

Deskundigen van de Commissie uit diverse beleidsgebieden waren nauw bij dit initiatief voor een meldingsomgeving betrokken om de complementariteit en samenhang met andere domeinen te verzekeren (bv. bouwstenen voor elektronische overheidsdiensten, douanebeleid en gegevensbescherming).

Effectbeoordeling

Tijdens een eerste beoordelingsronde zijn twee beleidsopties verworpen. De zes overige zijn uitgebreid bestudeerd. De opties zijn gebaseerd op twee belangrijke beleidskeuzes: het harmoniseringsinstrument en de omvang van de gegevens/meldingen die in de geharmoniseerde gegevensverzameling moeten worden opgenomen.

Er werden drie realistische opties voor de harmoniseringsarchitectuur geanalyseerd:

(a)bindende technische specificaties voor geharmoniseerde meldingsgateways als front-end van de nationale elektronische platformen (en waarvoor de lidstaten volledig verantwoordelijk zijn);

(b)geharmoniseerde meldingsgateways die het front-end vormen van de nationale elektronische platformen en die gebaseerd zijn op een gemeenschappelijke, op EU-niveau ontwikkelde IT-module die in elk nationaal elektronisch platform wordt geplugd (de EU en de lidstaten zijn samen verantwoordelijk); of

(c)een centrale meldingsgateway op EU-niveau (de EU is verantwoordelijk).

Het toepassingsgebied kan 1) uitgebreid of 2) beperkt zijn. Bij een uitgebreid toepassingsgebied worden zowel douane- als vervoersactiviteiten gemeld; bij een beperkt toepassingsgebied blijft de meldingsomgeving voor vervoersactiviteiten gescheiden van de omgeving voor douaneformaliteiten.

A: Geharmoniseerde gateways voor nationale elektronische platformen: technische specificaties

B: Geharmoniseerde gateways voor nationale elektronische platformen: gemeenschappelijke IT-oplossing

C: Centrale meldingsgateway

D: Verplichte HCS (verworpen)

1. Uitgebreid uniek toegangspunt

Optie A1

Optie B1

Optie C1

Optie D1

2.
Afzonderlijke toegangspunten voor douane/zeevervoer

Optie A2

Optie B2

Optie C2

Optie D2

B2 zou de goedkoopste oplossing zijn, maar zou voor scheepsexploitanten ook aanzienlijk minder voordelen opleveren (rendement). B1 heeft de beste kosten-batenverhouding. De kosten-batenanalyse is voor alle opties duidelijk positief.

Op grond van de kosten-batenverhouding, de aanvaarding door de belanghebbenden, de verwachte effectiviteit en de risicobeoordeling wordt de voorkeur gegeven aan optie B1. Die zal in de periode 2020-2030 wellicht 29,4 miljoen EUR aan extra kosten met zich meebrengen, maar zal in diezelfde periode waarschijnlijk ook goed zijn voor een besparing van 22 tot 25 miljoen manuren. B1 levert de meeste voordelen op tegen een aanvaardbare prijs. De meldingsomgeving wordt geharmoniseerd, terwijl de structuur van de nationale elektronische platforms behouden blijft en reeds gedane investeringen worden benut. De last voor de lidstaten wordt zoveel mogelijk beperkt doordat overal hetzelfde, op EU-niveau ontwikkelde softwarepakket wordt geïnstalleerd.

Het verslag van de effectbeoordeling werd besproken met de Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie, die een positief advies met opmerkingen uitgebracht 6 .

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Aangezien het gaat om een herziening van bestaande wetgeving waarop het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van toepassing is, heeft de Commissie gekeken naar mogelijkheden voor vereenvoudiging en lastenverlichting. Uit de analyse blijkt dat een aanzienlijke vereenvoudiging en efficiëntieverhoging mogelijk is door een beperking van de administratieve last voor scheepsexploitanten die moeten voldoen aan de wettelijke eisen in verband met de havenaanloop.

De administratieve last zal naar verwachting worden verminderd dankzij 1) geharmoniseerde interfaces, procedures en gegevensformaten; 2) een uniek toegangspunt voor meldingen; 3) een efficiënter hergebruik van gegevens, zodat een schip maar één keer moet worden gemeld en dubbele meldingen worden vermeden. Als een scheepsexploitant alle meldingen in verband met een havenaanloop kan laten verlopen via een uitgebreid coördinatiemechanisme met volledig geharmoniseerde gegevensformaten, meldingsprocedures en interfaces, zullen zijn personeelsleden heel wat meer tijd kunnen besteden aan kerntaken of aan veiligheid en beveiliging.

Die vereenvoudiging zal de scheepsexploitanten in de periode 2020-2030 een besparing van naar schatting 22 tot 25 miljoen manuren opleveren, of 625 tot 720 miljoen EUR.

Vooral middelgrote, kleine en micro-ondernemingen zullen baat hebben bij een vereenvoudigde en geharmoniseerde melding, omdat zij verhoudingsgewijs gevoeliger zijn voor inefficiënte administratie en verspilde manuren.

Het voorstel draagt overeenkomstig de "digitale check" ook bij tot digitalisering en betere informatiestromen.

Grondrechten

Het voorstel heeft gevolgen voor de bij artikel 8 van het Handvest gegarandeerde bescherming van persoonsgegevens. Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van het voorstel gebeurt in overeenstemming met de EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name de algemene verordening gegevensbescherming.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorkeursoptie zal gevolgen hebben voor de begroting van de Commissie. De ontwikkeling van IT-diensten en -systemen zal naar verwachting 13,5 miljoen EUR kosten, gespreid over 11 jaar (2020-2030). De Commissie stelt voor dat die kosten worden gedekt door begrotingslijn 06.02.05: Ondersteunende activiteiten in het kader van het Europees beleid inzake vervoer en passagiersrechten met inbegrip van communicatieactiviteiten.

Er zal geen extra geld of personeel van de EU-begroting worden gevraagd in het kader van het huidig meerjarig financieel kader. Dit initiatief wil niet vooruitlopen op het voorstel van de Commissie over het volgend meerjarig financieel kader.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de voortgang, de gevolgen en de resultaten van dit initiatief volgen via een reeks monitoring- en evaluatiemechanismen. Die zullen de voortgang naar de specifieke doelstellingen van het nieuwe voorstel meten.

Verzoeken om informatie (verslagen, antwoorden op enquêtes) worden zorgvuldig afgewogen om te voorkomen dat onevenredige nieuwe meldingseisen extra lasten creëren voor de belanghebbenden.

Een monitoringverslag, gebaseerd op de vastgestelde indicatoren van de effectbeoordeling, vormt de eerste stap. Dat moet worden gevolgd door een evaluatiefase. Vijf jaar na de datum waarop het wetsvoorstel moet worden uitgevoerd, zal de Commissie nagaan of de doelstellingen van het initiatief zijn gehaald. Dat zal gebeuren op basis van verslagen van de lidstaten, enquêtes onder belanghebbenden en andere input (bv. klachten) van scheepsexploitanten. Vervolgens zal bij de toekomstige besluitvorming rekening worden gehouden met het resultaten van de evaluatie, zodat de nodige wijzigingen worden aangebracht om de vastgestelde doelen te bereiken.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel valt uiteen in zes hoofdstukken. In het eerste en laatste worden het algemene toepassingsgebied en enkele horizontale bepalingen behandeld. In de hoofdstukken II-IV worden het toepassingsgebied en de technische instrumenten uitgebreider beschreven. In hoofdstuk V komt het algemeen beleid voor het Europees maritiem éénloketsysteem (European Maritime Single Window environment, EMSWe) aan bod.

I.    Algemene bepalingen

II.    EMSWe-gegevensverzameling

III.    Informatieverstrekking

IV.    Gemeenschappelijke diensten

V.    Coördinatie van de EMSWe-activiteiten

VI.    Slotbepalingen

2018/0139 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 7 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 8 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Om het zeevervoer te vergemakkelijken moeten de lidstaten volgens Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 9 aanvaarden dat de meldingsverplichtingen voor schepen die aankomen in en vertrekken uit havens van de Unie, langs elektronische weg worden vervuld via één elektronisch platform.

(2)Het zeevervoer is essentieel voor de handel en communicatie binnen en buiten de eengemaakte markt. Om het zeevervoer te vergemakkelijken en de administratieve last voor scheepvaartmaatschappijen verder te verminderen, moeten de informatieprocedures voor de vervulling van de meldingsverplichtingen die in de rechtshandelingen van de Unie en de lidstaten aan de scheepvaartmaatschappijen zijn opgelegd, verder worden vereenvoudigd en geharmoniseerd.

(3)Deze verordening heeft tot doel het doorsturen van informatie te vergemakkelijken. De toepassing van deze verordening mag de meldingsverplichtingen niet wezenlijk wijzigen en mag geen gevolgen hebben voor de opslag en de verwerking van informatie op het niveau van de Unie of de lidstaten.

(4)De bestaande nationale elektronische platformen in de lidstaten moeten behouden blijven en de basis vormen van het Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe). De nationale elektronische platformen moeten voor zeevervoerondernemingen een uitgebreid toegangspunt voor meldingen vormen, en moeten de gegevens van de aangevers verzamelen en die gegevens versturen naar alle betrokken bevoegde instanties.

(5)De front-end-interfaces van die nationale elektronische platformen, aan de zijde van de aangever, moeten op het niveau van de Unie worden geharmoniseerd om meldingen te vergemakkelijken en de administratieve last verder te beperken. Die harmonisering moet worden verwezenlijkt door in elk nationaal elektronisch platform gemeenschappelijke interfacesoftware toe te passen die is ontwikkeld op het niveau van de Unie en die voor informatie-uitwisseling tussen de systemen onderling zorgt. De lidstaten dienen zelf verantwoordelijk te zijn voor de integratie en het beheer van die interfacemodule en voor de regelmatige en tijdige bijwerking van de software telkens als de Commissie een nieuwe versie uitbrengt. De Commissie moet de module ontwikkelen en indien nodig updates leveren.

(6)Nieuwe digitale technologieën bieden steeds meer mogelijkheden om de efficiëntie van de zeevervoersector te verhogen en de administratieve last te verminderen. Om de voordelen van die nieuwe technologieën zo snel mogelijk te kunnen benutten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties, normen en procedures voor een geharmoniseerde meldingsomgeving te wijzigen. Ook bij de evaluatie van deze verordening moet rekening worden gehouden met nieuwe technologie.

(7)De aangevers moeten gepaste ondersteuning en informatie over de processen en technische eisen voor het gebruik van de nationale elektronische platformen krijgen via gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke nationale websites met een gemeenschappelijke "look-and-feel".

(8)In het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag) 10 is bepaald dat overheidsinstanties in elk geval alleen de essentiële meldingsgegevens mogen eisen en het aantal elementen tot een minimum moeten beperken.

(9)Om het EMSWe te laten functioneren, moet een uitgebreide gegevensverzameling worden opgesteld met daarin alle elementen waarom nationale instanties of havenbedrijven kunnen verzoeken voor administratieve of operationele doeleinden, wanneer een schip een haven aandoet. Aangezien de omvang van de meldingsverplichtingen van lidstaat tot lidstaat verschilt, moet het nationaal elektronisch platform van een bepaalde lidstaat zodanig worden ontworpen dat het de gegevens van het EMSWe ongewijzigd aanvaardt en geen rekening houdt met gegevens die voor die lidstaat niet relevant zijn.

(10)De relevante meldingsverplichtingen in de rechtshandelingen van de Unie en in de internationale rechtshandelingen moeten worden opgenomen in de bijlage bij deze verordening. Die meldingsverplichtingen moeten de basis vormen voor de vaststelling van de uitgebreide EMSWe-gegevensverzameling. In de bijlage moet ook worden verwezen naar de relevante categorieën van meldingsverplichtingen op nationaal niveau. De lidstaten moeten de Commissie kunnen verzoeken om de EMSWe-gegevensverzameling te wijzigen op grond van de meldingsverplichtingen in hun nationale wetgeving. In de rechtshandeling van de Unie waarbij de EMSWe-gegevensverzameling op grond van een meldingsverplichting in een nationale wetgeving wordt gewijzigd, moet uitdrukkelijk naar die nationale wetgeving worden verwezen.

(11)Telkens wanneer gegevens vanuit een nationaal elektronisch platform naar de bevoegde instanties worden gestuurd, moet dat gebeuren volgens de gemeenschappelijke eisen, formaten en codes met betrekking tot gegevens voor de meldingsverplichtingen en -formaliteiten waarin wordt voorzien door de in de bijlage vermelde Uniewetgeving, en via de daarin vastgestelde IT-systemen, zoals de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde technieken voor elektronische gegevensverwerking.

(12)Bij de uitvoering van deze verordening moet rekening worden gehouden met de SafeSeaNet-systemen op het niveau van de lidstaten en de Unie, die de uitwisseling en verzending tussen de lidstaten van gegevens die zijn ontvangen via het nationaal elektronisch platform, moeten blijven vergemakkelijken overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG.

(13)Voor goederen zijn havens geen eindbestemming. Een efficiënte havenaanloop beïnvloedt de volledige logistieke keten voor het vervoer van goederen en passagiers van en naar havens. Om de interoperabiliteit, de multimodaliteit en de soepele integratie van het zeevervoer in de volledige logistieke keten te waarborgen en andere vervoerswijzen te bevorderen, moet het mogelijk zijn om via de nationale elektronische platformen relevante gegevens, zoals aankomst- en vertrektijden, uit te wisselen met soortgelijke systemen voor andere vervoerswijzen.

(14)Om het zeevervoer efficiënter te maken en om te voorkomen dat de gegevens die voor operationele doeleinden moeten worden verstrekt als een schip een haven aandoet, elkaar overlappen, moeten de gegevens die de aangever invoert in een nationaal elektronisch platform ook worden gedeeld met bepaalde andere entiteiten, zoals haven- of terminalexploitanten.

(15)In Verordening (EU) nr. 952/2013 is bepaald dat voor goederen die in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, een summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden gedaan, die in elektronische vorm moet worden ingediend bij de douaneautoriteiten. Gezien het belang van de gegevens in de summiere aangifte bij binnenbrengen voor het beheer van veiligheids- en financiële risico's, wordt momenteel een specifiek elektronisch systeem ontwikkeld voor de indiening en het beheer van summiere aangiften bij binnenbrengen in het douanegebied van de Unie. Daardoor zal een summiere aangifte bij binnenbrengen niet kunnen worden ingediend via de nationale elektronische platformen. Aangezien enkele gegevenselementen die worden ingediend met de summiere aangifte bij binnenbrengen ook vereist zijn voor het vervullen van andere douaneformaliteiten en maritieme meldingsformaliteiten wanneer een schip een haven in de Unie binnenloopt, moet het Europees maritiem éénloketsysteem voor het zeevervoer ook de gegevenselementen van de summiere aangifte bij binnenbrengen kunnen verwerken. Ook moet de mogelijkheid worden overwogen dat de nationale elektronische platformen relevante gegevens kunnen opvragen die al zijn ingediend via de summiere aangifte bij binnenbrengen.

(16)Om de via de nationale elektronische platformen verstrekte gegevens te kunnen hergebruiken en het indienen van gegevens door de aangever te vergemakkelijken, moeten gemeenschappelijke databanken worden aangelegd. Een EMSWe-scheepsdatabank moet een referentielijst bevatten van scheepsgegevens en vrijstellingen van meldingsplicht, zoals meegedeeld aan de respectieve nationale elektronische platformen. Om het indienen van gegevens door een aangever te vergemakkelijken, moet in een gemeenschappelijke locatiedatabank een referentielijst worden opgenomen van locatiecodes, waaronder de VN-code voor handels- en vervoerslocaties (UN/LOCODE), specifieke SafeSeaNet-codes en havenfaciliteitcodes zoals opgenomen in het Global Integrated Shipping Information System (GISIS) van de Internationale Maritieme Organisatie. Bovendien moet in een gemeenschappelijke HAZMAT-databank een lijst zijn opgenomen van gevaarlijke en verontreinigende stoffen die moeten worden aangemeld bij de nationale elektronische platformen overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG, als gewijzigd, en IMO FAL-formulier 7, rekening houdend met de relevante gegevenselementen van de IMO-verdragen en -codes.

(17)De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening door bevoegde instanties moet gebeuren overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening door de Commissie moet gebeuren overeenkomstig de bepalingen van Verordening [nieuwe verordening ter vervanging van Verordening (EG) nr. 45/2001 betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen].

(18)De persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt om het EMSWe en de nationale elektronische platformen te laten functioneren, en het EMSWe en de nationale elektronische platformen mogen niet worden gebruikt om nieuwe toegangsrechten tot persoonsgegevens te verlenen.

(19)Aan de Commissie moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de bevoegdheid worden toegekend om handelingen vast te stellen zodat deze verordening kan worden aangevuld met de EMSWe-gegevensverzameling en met de definities, categorieën en specificaties van de gegevenselementen. Aan de Commissie moet dezelfde bevoegdheid worden toegekend zodat in de bijlage de bestaande nationale meldingsverplichtingen kunnen worden opgenomen en rekening kan worden houden met nieuwe meldingsverplichtingen die in rechtshandelingen van de Unie worden vastgesteld. De Commissie moet waarborgen dat de gemeenschappelijke gegevenseisen, -formaten en -codes die zijn vastgesteld in de in de bijlage genoemde rechtshandelingen van de Unie en internationale rechtshandelingen, worden geëerbiedigd. Het is ook van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen te waarborgen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(20)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 11 .

(21)

(22)In het bijzonder moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling en, vervolgens, de wijziging van de EMSWe-gegevensverzameling en voor de vaststelling van de functionele en technische specificaties, de kwaliteitscontrolemechanismen en de procedures voor de uitrol, het onderhoud en het gebruik van de geharmoniseerde interfacemodule en de daarmee verband houdende geharmoniseerde elementen van de nationale elektronische platformen. Aan de Commissie moeten uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen voor de vaststelling van de technische specificaties, normen en procedures voor de gemeenschappelijke diensten van het EMSWe.

(23)Deze verordening moet worden gebaseerd op Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 12 , waarin voorwaarden zijn vastgesteld waaronder lidstaten bepaalde elektronische identificatiemiddelen van natuurlijke personen en rechtspersonen erkennen die onder een aangemeld stelsel voor elektronische identificatie van een andere lidstaat vallen. In Verordening (EU) nr. 910/2014 zijn de voorwaarden bepaald waaronder de gebruikers hun elektronische identificatie- en authenticatiemiddelen kunnen gebruiken om toegang te krijgen tot online openbare diensten in grensoverschrijdende situaties.

(24)De Commissie moet deze verordening evalueren. Er moet informatie worden verzameld om deze evaluatie te onderbouwen en om de prestaties van de wetgeving af te toetsten aan de beoogde doelstellingen.

(25)Richtlijn 2010/65/EU dient derhalve te worden ingetrokken vanaf de toepassingsdatum van deze verordening.

(26)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 13 geraadpleegd.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I
Algemene bepalingen

Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt een kader ingesteld voor een geharmoniseerd en interoperabel, op nationale elektronische platformen gebaseerd Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe), dat de elektronische overdracht vergemakkelijkt van gegevens die betrekking hebben op de meldingsverplichtingen van schepen die aankomen in en vertrekken uit een haven in de Unie.

Artikel 2
Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"Europees maritiem éénloketsysteem" ("EMSWe"): een juridisch en technisch kader voor de elektronische verzending van gegevens met betrekking tot de meldingsverplichtingen en -procedures voor havenaanlopen in de Unie, dat bestaat uit een netwerk van nationale elektronische platformen en dat zowel een geharmoniseerde interface als gemeenschappelijke diensten bevat voor gebruikers- en toegangsbeheer, scheepsidentificatie, locatiecodes en gegevens over gevaarlijke en verontreinigende stoffen;

(2)"meldingsverplichting": de gegevens die zijn vereist volgens de rechtshandelingen van de Unie en de internationale rechtshandelingen die in de bijlage zijn opgenomen, alsmede de nationale wetgeving waarnaar in de bijlage wordt verwezen, en die moeten worden verstrekt voor administratieve en operationele doeleinden met betrekking tot de aankomst en het verblijf van een schip in en het vertrek van een schip uit een haven in een lidstaat ("havenaanloop");

(3)"gegevenselement": de kleinste informatie-eenheid met een unieke omschrijving en exacte technische kenmerken zoals formaat, lengte en tekensoort;

(4)"havencommunicatiesysteem": een elektronisch systeem dat de uitwisseling van operationele of administratieve gegevens tussen de verschillende actoren in een haven vergemakkelijkt;

(5)"aangever": de exploitant van het schip of een andere natuurlijke of rechtspersoon die is onderworpen aan de meldingsverplichtingen;

(6)"aanbieder van datadiensten": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan aangevers informatie- en communicatietechnologiediensten of diensten voor gegevensinvoer verstrekt in verband met de meldingsverplichtingen.

Hoofdstuk II
EMSWe-gegevensverzameling

Artikel 3
Vaststelling van de EMSWe-gegevensverzameling

1.De Commissie legt een volledige lijst van gegevenselementen vast ("EMSWe-gegevensverzameling") op basis van de meldingsverplichtingen die zijn vastgesteld in de rechtshandelingen van de Unie en de internationale rechtshandelingen die in de bijlage zijn opgenomen en de nationale wetgeving waarnaar in de bijlage wordt verwezen. De Commissie waarborgt dat de gemeenschappelijke gegevenseisen, -formaten en -codes die zijn vastgesteld in de in de bijlage opgenomen rechtshandelingen van de Unie, worden geëerbiedigd.

2.Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig de procedure van artikel 18, zodat deze verordening kan worden aangevuld met de vastgestelde en gewijzigde EMSWe-gegevensverzameling. In de gedelegeerde handeling waarbij een gegevenselement in de EMSWe-gegevensverzameling op basis van een meldingsverplichting in de nationale wetgeving wordt ingevoegd of gewijzigd, wordt uitdrukkelijk naar die nationale wetgeving verwezen.

3.Een lidstaat kan de Commissie verzoeken om gegevenselementen in de EMSWe-gegevensverzameling in te voeren op basis van de meldingsverplichtingen die in de nationale wetgeving zijn opgenomen. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de bepalingen in de nationale wetgeving en de overeenkomstige meldingsverplichtingen die gegevenselementen bevatten die in de EMSWe-gegevensverzameling moeten worden opgenomen. Zij zullen die gegevenselementen nauwkeurig vaststellen. De Commissie beoordeelt op grond van die kennisgevingen of het nodig is een gegevenselement in de EMSWe-gegevensverzameling in te voegen of te wijzigen.

4.Aan de Commissie wordt ook de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig de in artikel 18 bedoelde procedure, zodat de bijlage kan worden gewijzigd met het oog op het opstellen of aanpassen van een verwijzing naar een meldingsverplichting in een rechtshandeling van de Unie of een internationale rechtshandeling of een verwijzing naar de nationale wetgeving.

Artikel 4
Verzoeken om andere informatie

1.Als een lidstaat van plan is in zijn nationale wetgeving een meldingsverplichting in te voeren of te wijzigen waarvoor andere gegevens moeten worden verstrekt dan die welke in de EMSWe-gegevensverzameling zijn opgenomen, stelt die lidstaat de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. In die kennisgeving stelt de lidstaat nauwkeurig vast welke gegevens niet tot de EMSWe-gegevensverzameling behoren en geeft zij aan gedurende welke periode de meldingsverplichting in kwestie wellicht zal worden toegepast.

2.De Commissie beoordeelt de noodzaak tot wijziging van de EMSWe-gegevensverzameling overeenkomstig artikel 3, lid 2.

Hoofdstuk III
Informatieverstrekking

Artikel 5
Nationale elektronische platformen

1.Elke lidstaat stelt een nationaal elektronisch platform in waar, overeenkomstig deze verordening en onverminderd artikel 6, alle nodige informatie voor de vervulling van de meldingsverplichtingen eenmalig wordt ingediend door middel van en in overeenstemming met de EMSWe-gegevensverzameling, zodat die informatie beschikbaar wordt gesteld van de desbetreffende instanties van de lidstaten.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling, de beschikbaarheid, het onderhoud, de beveiliging en de werking van hun nationale elektronische platformen.

2.De Commissie ontwikkelt een geharmoniseerde meldingsinterfacemodule voor de nationale elektronische platformen, en werkt die bij. Die module biedt onder meer de mogelijkheid om gegevens uit te wisselen tussen het informatiesysteem dat wordt gebruikt door de aangever en het nationaal elektronisch platform.

3.De lidstaten zorgen voor:

(a)de compatibiliteit van het nationaal elektronisch platform met de meldingsinterfacemodule;

(b)de tijdige integratie van de meldingsinterfacemodule en de daaropvolgende updates, overeenkomstig de invoeringstermijnen die zijn vastgesteld in de in lid 11 genoemde uitvoeringshandeling;

(c)de koppeling met de desbetreffende systemen van de bevoegde instanties zodat de overdracht van gegevens aan die instanties kan worden gemeld, via het nationaal elektronisch platform en aan deze systemen, overeenkomstig de wetgeving van de Unie en de lidstaten en overeenkomstig de technische specificaties van die systemen;

(d)een website voor online ondersteuning.

4.De nationale elektronische platformen stellen de aangever ook in staat informatie te verstrekken via op het niveau van de Unie geharmoniseerde elektronische spreadsheets en beschikken over een functie om meldingsgegevenselementen uit die spreadsheet te lichten.

5.De lidstaten waarborgen dat de vereiste gegevens terechtkomen bij de instanties die belast zijn met de toepassing van de wetgeving in kwestie en beperkt blijven tot de behoeften van elk van die instanties. Daardoor waarborgen de lidstaten de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot het verzenden van gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, zoals bepaald in de rechtshandelingen van de Unie in de bijlage en, indien van toepassing, gebruiken zij de elektronische gegevensverwerkingstechnieken zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Zij waarborgen ook de interoperabiliteit met de informatiesystemen die door die instanties worden gebruikt.

6.De nationale elektronische platformen bieden de aangevers de technische mogelijkheid om relevante gegevens afzonderlijk ter beschikking te stellen van dienstenaanbieders in de bestemmingshaven.

7.Als een lidstaat voor het vervullen van meldingsformaliteiten niet alle elementen van de EMSWe-gegevensverzameling eist, worden in het nationaal elektronisch platform aangiften aanvaard die beperkt blijven tot de door die lidstaat vereiste gegevenselementen. Het platform aanvaardt ook aangiften van de aangever met aanvullende gegevenselementen van de EMSWe-gegevensverzameling.

8.De lidstaten slaan de bij hun nationaal elektronisch platform ingediende gegevens op tijdens de periode die nodig is om aan de in deze verordening vastgestelde vereisten te voldoen en, wanneer naleving van de in de bijlage genoemde rechtshandelingen van de Unie alleen kan worden gewaarborgd door opslag in de nationale elektronische platformen, tijdens periode die nodig is voor de naleving van die rechtshandelingen. Daarna verwijderen zij die gegevens meteen.

9.De nationale elektronische platformen maken de geschatte en daadwerkelijke aankomst- en vertrektijden van schepen openbaar in het op Unieniveau geharmoniseerd elektronisch formaat.

10.De nationale elektronische platformen hebben op Unieniveau geharmoniseerde eenvormige internadressen en ondersteuningswebsites.

11.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vast:

(a)de functionele en technische specificaties, kwaliteitscontrolemechanismen en procedures voor de uitrol, het onderhoud en het gebruik van de in lid 2 bedoelde meldingsinterfacemodule;

(b)het in lid 4 bedoelde geharmoniseerde elektronische spreadsheet;

(c)de geharmoniseerde technische specificaties voor de in lid 9 bedoelde terbeschikkingstelling van aankomst- en vertrektijden;

(d)het uniforme model voor internetadressen en de geharmoniseerde structuur voor de ondersteuningswebsites, als bedoeld in lid 10.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De Commissie wijzigt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties, normen en procedures om rekening te kunnen houden met de beschikbaarheid van nieuwe technologieën.

Artikel 6
Andere meldingsmiddelen

1.De lidstaten kunnen toestaan dat aangevers de gegevens verstrekken via andere meldingskanalen, zoals havencommunicatiesystemen, mits die kanalen vrijwillig door de aangevers kunnen worden gebruikt. In dat geval waarborgen de lidstaten dat die andere kanalen de desbetreffende gegevens beschikbaar stellen van het nationaal elektronisch platform.

2.De lidstaten installeren alternatieve middelen voor de verstrekking van gegevens voor het geval de in artikel 5 en de artikelen 9 tot en met 12 bedoelde elektronische systemen tijdelijk buiten werking zijn.

3.Deze verordening belet niet dat gegevens worden uitgewisseld tussen douaneautoriteiten en de lidstaten of tussen douaneautoriteiten en marktdeelnemers die gebruikmaken van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken.

Artikel 7
Eenmaligheidsbeginsel

1.Onverminderd artikel 6, lid 3, waarborgen de lidstaten dat de aangever slechts eenmaal per havenaanloop wordt verzocht de gegevens overeenkomstig deze verordening te verstrekken en dat de desbetreffende gegevens beschikbaar worden gesteld of hergebruikt overeenkomstig lid 2.

2.De lidstaten waarborgen dat:

(a)de informatie en gegevens over de scheepsidentificatie die worden verstrekt aan een nationaal elektronisch platform, worden opgeslagen in de in artikel 10 bedoelde scheepsdatabank van het EMSWe en dat die niet opnieuw worden gevraagd bij volgende havenaanlopen binnen de Unie;

(b)alle relevante gegevens die overeenkomstig deze verordening zijn ontvangen, ter beschikking van andere nationale elektronische platformen worden gesteld via het SafeSeaNet-systeem, overeenkomstig de technische eisen van Richtlijn 2002/59/EG;

(c)meldingsinformatie die wordt verstrekt bij het vertrek uit een haven in de Unie, niet opnieuw wordt gevraagd tijdens de reis of bij aankomst in de volgende haven in de Unie, mits het schip tijdens de reis geen haven buiten de Unie heeft aangedaan. Dit punt is niet van toepassing op gegevens die zijn ontvangen krachtens Verordening (EU) nr. 952/2013, tenzij die mogelijkheid in die verordening is voorzien;

(d)de desbetreffende informatie van de summiere aangifte bij binnenbrengen als bedoeld in artikel 127 van Verordening (EU) nr. 952/2013 voor referentiedoeleinden ter beschikking wordt gesteld van de nationale elektronische platformen en, indien nodig, hergebruikt voor andere meldingsverplichtingen die zijn opgenomen in de bijlage.

3.De aangever is ervoor verantwoordelijk dat de overeenkomstig deze verordening verstrekte informatie tijdig wordt ingediend, nauwkeurig en volledig is, en in overeenstemming is met de technische eisen van de nationale elektronische platformen. De aangever blijft verantwoordelijk voor het bijwerken van de gegevens indien deze na de indiening worden gewijzigd.

4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de lijst op van de in de punten b), c) en d) van lid 2 bedoelde desbetreffende informatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 8
Vertrouwelijkheid

De lidstaten nemen overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of nationale recht de nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid van de overeenkomstig deze verordening uitgewisselde commerciële en andere vertrouwelijke informatie te waarborgen.

Hoofdstuk IV
Gemeenschappelijke diensten

Artikel 9
Gebruikers- en toegangsbeheersysteem van het EMSWe

1.De Commissie stelt een gemeenschappelijk gebruikers- en toegangsbeheersysteem op voor aangevers en aanbieders van datadiensten die gebruikmaken van de nationale elektronische platformen, alsmede voor instanties die toegang tot de nationale elektronische platformen hebben. Het systeem zorgt voor een unieke gebruikersregistratie met herkenning op EU-niveau, gedecentraliseerd gebruikersbeheer en gebruikerstoezicht op EU-niveau.

2.Om toegang te krijgen tot de nationale elektronische platformen in verschillende lidstaten, wordt een aangever of aanbieder van datadiensten die is geregistreerd in het gebruikers- en beheersysteem van het EMSWe beschouwd als zijnde geregistreerd in de nationale elektronische platformen in alle lidstaten.

3.Elke lidstaat wijst een nationale instantie aan die is belast met het gebruikersbeheer van de aangevers en aanbieders van datadiensten, met inbegrip van de registratie van nieuwe gebruikers en de wijziging en beëindiging van bestaande accounts in het instrument voor gebruikersauthenticatie.

4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties, normen en procedures vast voor het opzetten van het in lid 1 bedoelde instrument voor de verzameling, opslag en levering van gebruikersgegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 10
Scheepsdatabank van het EMSWe

1.Overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder a), stelt de Commissie een EMSWe-scheepsdatabank op met een lijst van informatie en gegevens over de scheepsidentificatie, alsmede gegevens over meldingsvrijstellingen voor schepen.

2.De lidstaten waarborgen dat nieuwe scheepsgegevens worden verstrekt aan de EMSWe-scheepsdatabank en dat die gegevens beschikbaar zijn om de melding van schepen te vergemakkelijken.

3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties, normen en procedures vast voor het opzetten van de in lid 1 bedoelde databank voor de verzameling, opslag en levering van scheepsgegevens en vrijstellingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 11
Gemeenschappelijke locatiedatabank

1.De Commissie stelt een gemeenschappelijke locatiedatabank op met een referentielijst van locatiecodes 14 en havenfaciliteitscodes zoals geregistreerd in de GISIS-databank van de IMO.

2.De lidstaten stellen de gegevens van de locatiedatabank op nationaal niveau beschikbaar via de nationale elektronische platformen.

3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties, normen en procedures vast voor het opzetten van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke locatiedatabank voor de verzameling, opslag en levering van locatie- en havenfaciliteitscodes. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 12
Gemeenschappelijke HAZMAT-databank

1.De Commissie stelt een gemeenschappelijke HAZMAT-databank op met een lijst van gevaarlijke en verontreinigende stoffen die moeten worden aangemeld overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG 15 en IMO FAL-formulier 7, rekening houdend met de desbetreffende gegevenselementen van de IMO-verdragen en -codes.

2.De databank wordt gekoppeld aan de desbetreffende vermeldingen in de door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ontwikkelde MAR-CIS-databank voor informatie over de gevaren en risico's van gevaarlijke en verontreinigende stoffen.

3.De databank wordt op nationaal en Unieniveau als referentie- en verificatie-instrument gebruikt gedurende het meldingsproces via de nationale elektronische platformen.

4.De lidstaten stellen de gegevens van de gemeenschappelijke HAZMAT-databank beschikbaar via de nationale elektronische platformen.

5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties, normen en procedures vast voor het opzetten van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke HAZMAT-databank voor de verzameling, opslag en levering van HAZMAT-referentie-informatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk V
Coördinatie van de EMSWe-activiteiten

Artikel 13
Nationale coördinatoren

Elke lidstaat wijst een bevoegde nationale instantie aan die optreedt als nationale coördinator voor het EMSWe. De nationale coördinator:

(a)fungeert als nationaal contactpunt voor alle aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van deze verordening;

(b)coördineert de toepassing van deze verordening door de nationale bevoegde instanties in een lidstaat;

(c)coördineert de activiteiten die gericht zijn op het waarborgen van de koppeling met de desbetreffende systemen van de bevoegde instanties als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder c);

(d)fungeert als uniek contactpunt met de Commissie voor alle aangelegenheden die verband houden met het EMSWe.

Artikel 14
Meerjarig uitvoeringsplan

Om de tijdige uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken, stelt de Commissie, na passend overleg met deskundigen, een meerjarig uitvoeringsplan (MUP) op, dat jaarlijks wordt herzien en het volgende bevat:

(a)een plan voor de ontwikkeling en bijwerking van de meldingsinterfacemodule, gepland binnen de volgende 18 maanden;

(b)indicatieve termijnen voor de lidstaten voor de daaropvolgende integratie van de meldingsinterfacemodule in de nationale elektronische loketten;

(c)testperioden voor de lidstaten en aangevers om hun verbinding met nieuwe versies van de interfacemodule te testen;

(d)indicatieve uitfaseringstermijnen voor oudere versies van de interfacemodule voor de lidstaten en aangevers.

Hoofdstuk VI
Slotbepalingen

Artikel 15
Kosten

De algemene begroting van de Europese Unie dekt de kosten van:

(a)de ontwikkeling en het onderhoud van de IT-instrumenten die de uitvoering van deze verordening op het niveau van de Unie ondersteunen;

(b)de bekendmaking van het EMSWe op Unieniveau en in de betrokken internationale organisaties.

Artikel 16
Samenwerking met andere systemen of diensten om de handel en het vervoer te vergemakkelijken

Als bij andere rechtshandelingen van de Unie systemen of diensten zijn gecreëerd om de handel en het vervoer te vergemakkelijken, coördineert de Commissie de werkzaamheden in verband met die systemen of diensten met het oog op het verwezenlijken van synergieën en het vermijden van dubbel werk.

Artikel 17
Beoordeling en verslaglegging

1.De lidstaten waarborgen dat er procedures bestaan voor de verzameling van gegevens, waaronder statistieken op basis van onder meer enquêtes, over de werking van het EMSWe en brengen verslag uit aan de Commissie over hun bevindingen. Het verslag moet de volgende indicatoren bevatten:

(a)invoering van de geharmoniseerde gegevensverzameling;

(b)installatie van de software voor de geharmoniseerde meldingsgateway;

(c)gebruik van andere meldingssystemen als bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 6;

(d)verzoeken om andere informatie als bedoeld in artikel 4.

2.De lidstaten organiseren de verzameling en de productie van de gegevens die nodig zijn om de wijziging in de in artikel 1 bedoelde indicatoren te meten en delen die informatie om de twee jaar aan de Commissie mee.

Zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt de Commissie de toepassing van deze verordening en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag in over de werking van het EMSWe op basis van de verzamelde gegevens en statistieken. Het beoordelingsverslag omvat indien nodig een evaluatie van nieuwe technologieën die kunnen leiden tot een wijziging of vervanging van de meldingsinterfacemodule.

Artikel 18
Uitoefening van de delegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door de lidstaten aangewezen nationale deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.Als de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 19
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de digitale facilitering van vervoer en handel. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 16 .

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 20
Intrekking van Richtlijn 2010/65/EU

Richtlijn 2010/65/EU wordt ingetrokken vanaf de datum van toepassing van deze verordening.

Verwijzingen naar Richtlijn 2010/65/EU worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 21
Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.Zij is van toepassing vanaf [in te voegen datum: vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening].

3.De in artikel 7, lid 2, onder d), bedoelde functies en de functies in verband met de douaneformaliteiten als bedoeld in punt 7 van deel A van de bijlage worden van kracht wanneer de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde elektronische systemen, die noodzakelijk zijn voor de toepassing van die formaliteiten, operationeel zijn, overeenkomstig het werkprogramma dat door de Commissie is opgesteld krachtens de artikelen 280 en 281 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Geplande beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening betreffende het Europees maritiem éénloketsysteem

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Zeevervoer

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 17

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

De algemene doelstelling van het initiatief is bij te dragen tot een goede werking van de eengemaakte markt en de handel en het vervoer te bevorderen door de huidige omslachtige en diverse meldingsprocedures voor schepen die havens in de EU aandoen, aan te pakken.

Derhalve draagt het initiatief bij tot de volgende algemene doelstellingen van de Commissie:

- werking van de eengemaakte markt (vermindering van de administratieve last; bijdragen tot de opheffing van belemmeringen en de verbetering van het concurrentievermogen)

- digitale eengemaakte markt

- meer werkgelegenheid en groei

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1

Harmonisering van de meldingsprocedures, interfaces en gegevensformaten ter ondersteuning van de Europese zeevervoersruimte zonder grenzen.

Specifieke doelstelling nr. 2

Vermindering van de administratieve last bij de melding van schepen door te zorgen voor één enkel meldingspunt voor zeevervoer.

Specifieke doelstelling nr. 3

Bijdragen tot de verhoogde efficiëntie van elektronische aanmelding voor zeevervoerders door de deling/het hergebruik van gegevens te vergemakkelijken voor de toepassing van het beginsel van "eenmalige aanmelding".

1.4.3."Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

Het voorstel beoogt de instelling van een daadwerkelijk geharmoniseerd en alomvattend Europees maritiem éénloketsysteem, op basis van het huidige systeem van nationale elektronische platformen De ontwikkeling van bindende technische interfacespecificaties, de vaststelling van gemeenschappelijke gegevenseisen en -processen en de instelling van duidelijke regels en rechten voor het indienen en uitwisselen van gegevens zullen leiden tot een vereenvoudigde aanmelding. Bijgevolg zullen scheepsexploitanten dezelfde gegevensverzameling op dezelfde wijze kunnen melden, ongeacht waar zij heen gaan, als zij ervoor kiezen het geharmoniseerde toegangspunt voor melding te gebruiken.

Het voornaamste voordeel is een aanzienlijke vermindering van de administratieve last voor scheepsexploitanten. Die zal in de periode 2020-2030 naar verwachting 22 tot 25 miljoen manuren bedragen, of 625 tot 720 miljoen EUR (in de EU-28). De lagere last en de verbeterde efficiëntie zullen wellicht de concurrentiekracht van het zeevervoer verhogen, wat in 2030 naar verwachting zal leiden tot een verschuiving van 3 395 miljoen tonkilometer naar het vervoer over water, grotendeels vanuit het vervoer over de weg. Dat komt overeen met een groei van ongeveer 0,3 % ten opzichte van het basisscenario voor het vervoer over water in 2030, wat een positief gevolg zal hebben voor de werkgelegenheid en de groei in de sector. Die modal shift zal naar verwachting de totale uitstoot van CO2 met 1,880 miljoen ton verlagen ten opzichte van het basisscenario. Dat komt overeen met 145 miljoen EUR aan indirecte voordelen voor de periode 2020-2030, uitgedrukt in contante waarde. Daarnaast zijn er de verwachte voordelen in termen van verbeterde efficiëntie voor de gehele multimodale/logistieke keten door een beter gebruik van gegevens in havens; meer jobtevredenheid voor kapiteins en een grotere aantrekkelijkheid van het beroep, wat leidt tot betere aanwervingsmogelijkheden; en meer veiligheid en beveiliging omdat een kapitein meer tijd kan doorbrengen op de brug in plaats van administratieve taken uit te voeren.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Specifieke doelstelling

Operationele doelstellingen

Voortgangsindicatoren

Gegevensbronnen

Harmonisering van de meldingsprocedures, interfaces en gegevensformaten

Opstelling van technische gegevensverzamelingen met geharmoniseerde gegevensformaten

Een gemeenschappelijke geharmoniseerde IT-oplossing ontwerpen en invoeren voor de meldingsgateways van de nationale elektronische platformen

Gegevensverzameling opgesteld en goedgekeurd door de groep van deskundigen

% van de lidstaten dat de geharmoniseerde IT-oplossing voor de meldingsgateways voor nationale elektronische platformen heeft geïnstalleerd (gesynchroniseerde, bijgewerkte versie), ten opzichte van het totaal (referentie: totaal aantal lidstaten)

% minder tijd die is vereist voor een melding, per havenaanloop, ten opzichte van het totaal (referentie: gemiddelde tijd per havenaanloop)

verslagen van de lidstaten; enquêtes onder scheepsexploitanten; aantal klachten van scheepsexploitanten over de toegang tot de geharmoniseerde interface; aantal lopende inbreukprocedures tegen lidstaten wegens niet-invoering

Administratieve last verminderen door één enkel toegangspunt voor melding

Vermindering van de gegevenselementen die worden gevraagd buiten de omgeving van het geharmoniseerd Europees maritiem éénloketsysteem

% van de gegevenselementen die worden gevraagd buiten de omgeving van het geharmoniseerd Europees maritiem éénloketsysteem, ten opzichte van het totaal (referentie: totaal aantal gegevenselementen zoals momenteel in kaart gebracht door de Part C-groep en de eManifest-groep)

Verslagen van de lidstaten; enquêtes onder scheepsexploitanten

Efficiëntie verhogen door eenmalige melding mogelijk te maken

Vermindering van statische gegevenselementen die meer dan eenmaal zijn aangemeld

% van statische gegevenselementen die meer dan eenmaal worden gevraagd voor een havenaanloop, ten opzichte van het totaal (referentie: totaal aantal gevraagde gegevenselementen in een haven)

% van statische gegevenselementen die meer dan eenmaal worden gevraagd binnen de EU (referentie: totaal aantal gevraagde gegevenselementen in de EU)

Verslagen van de lidstaten; enquêtes onder scheepsexploitanten

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Vereiste(n) waaraan op korte of lange termijn moet worden voldaan

1.    Het geharmoniseerd Europees maritiem éénloketsysteem voor schepen wordt gebouwd op een reeds bestaande structuur (nationale elektronische platformen).

2.    Het geharmoniseerd Europees maritiem éénloketsysteem moet altijd worden aangeboden; als scheepsexploitanten dit kanaal kiezen om hun meldingsformaliteiten te vervullen, moeten de ontvangers van de gegevens (instanties, douanesystemen, meldingssystemen) die ingediende meldingen aanvaarden en mogen zij niet om aanvullende en afzonderlijke meldingen via andere meldingskanalen verzoeken.

3.    De nationale elektronische platformen blijven voornamelijk dienen als coördinatiemechanisme, in de eerste plaats als router (indien nodig met een technische omzetter tussen gegevensformaten) om informatie in twee richtingen door te geven tussen de zeevervoerders en de ontvangers van de gegevens (bv. havenautoriteiten, douane-interfaces en -meldingssystemen, grenscontrole-instanties, SafeSeaNet, statistische instanties), met het oog op een gemakkelijker melding voor de zeevaartsector. Alle andere verwerkingen zullen blijven gebeuren door de gekoppelde backend-systemen voor gegevensontvangst.

4.    Het initiatief zal niet leiden tot nieuwe meldingseisen, maar zal de melding coördineren tussen aanbieders van gegevens in de zeevervoersector en de ontvangers van gegevens zoals gespecificeerd in de onderliggende rechtshandelingen waarnaar wordt verwezen in de herziene rechtshandeling. De meldingsverzoeken via het Europees maritiem éénloketsysteem zullen de toepasselijke technische specificaties eerbiedigen van de onderliggende rechtshandelingen en de IT-systemen die deze onderliggende rechtshandelingen ondersteunen.

5.    De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het Europees maritiem éénloketsysteem zal voor alle betrokken entiteiten duidelijk worden gedefinieerd, met inbegrip van de volledige verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de nationale bevoegde instanties voor de bemiddelingsdiensten van de nationale elektronische platformen ten aanzien van de aanbieders van gegevens en de gekoppelde gegevensontvangers (bv. functionele en juridische verantwoordelijkheid, grote beschikbaarheid, garantie op tweerichtingsverkeer van gegevens enz.).

1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.

Redenen voor een EU-optreden (vooraf): buitensporig hoge administratieve last voor scheepsexploitanten door dubbele melding in niet-geharmoniseerde formaten en niet-geharmoniseerde interfaces in de hele EU.

Verwachte gegenereerde meerwaarde voor de Unie (achteraf): de voorgestelde actie kan het best op het niveau van de Unie worden uitgevoerd omdat een consistent kader voor de aanpak van pan-Europese behoeften nodig is om concrete resultaten en daadwerkelijke harmonisering te bereiken.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Uit de ervaring met Richtlijn 2010/65/EU is gebleken dat harmonisering op dit gebied niet kan worden bereikt door vrijwillige maatregelen. Een soortgelijke harmonisering van meldingsformaliteiten door middel van bindende specificaties en IT-systemen en -toepassingen is bijvoorbeeld met succes uitgevoerd in het kader van het douanewetboek van de Unie (op EU-niveau).

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De doelstellingen van het voorstel zijn in overeenstemming met het vervoersbeleid van de EU in het algemeen en het zeevervoersbeleid in het bijzonder. Het initiatief ondersteunt het EU-beleid ter vermindering van emissies door de vervoersector en draagt bij tot de doelstellingen van de sociale agenda van de EU voor vervoer. Het voorstel is ook in overeenstemming met de doelstellingen van het Refit-programma van de Commissie in verband met administratieve last en vereenvoudiging, en met de algemene doelstellingen van de Commissie in verband met concurrentievermogen, de goede werking van de interne markt en digitalisering.

Het voorstel zorgt met name voor meerwaarde door de coördinatie van de volgens de desbetreffende rechtshandelingen vereiste meldingen mogelijk te maken. Het in het voorstel opgenomen governancemechanisme waarborgt dat wijzigingen in de onderliggende wetgeving tijdig en naar behoren zullen worden weerspiegeld in de technische gegevensverzameling en de nodige updates van specificaties en software.

Het initiatief is in overeenstemming met het monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart, en is in overeenstemming met en sluit nauw aan op de invoering van het douanewetboek van de Unie.

Het voorstel vormt ook een aanvulling op het initiatief inzake e-documenten betreffende de aanvaarding in digitale vorm van gegevens en certificaten met betrekking tot goederenvervoer door instanties die vervoerscontroles uitvoeren in het hinterland van de EU. Net zoals het initiatief inzake e-documenten, zal de geharmoniseerde meldingsomgeving voor het zeevervoer de digitalisering en de vereenvoudiging voor vervoersondernemingen ondersteunen, hoewel de twee initiatieven betrekking hebben op verschillende aspecten van de meldingseisen in verschillende stadia van het goederenvervoer. De twee voorstellen zijn ontwikkeld met bijzondere aandacht voor synergieën met betrekking tot gegevensinteroperabiliteit.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte duur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

X Voorstel/initiatief met een onbeperkte duur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2020 tot en met 2027,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Geplande beheersvorm(en)

X Direct beheer door de Commissie

X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

Beheer door DG MOVE van de Commissie, met indien nodig technische ondersteuning van deskundige entiteiten, met name DIGIT (IT-ontwikkeling en operationele ervaring, waaronder het juiste gebruik van e-overheid-bouwstenen) en het EMSA (specifieke input van maritieme meldingen). Het EMSA zou dit werk verrichten in overeenstemming met de huidige EMSA-verordening en niet met aanvullende taken worden belast die buiten zijn huidige mandaat vallen. De huidige personele middelen zouden normaliter van toepassing zijn.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Verslaglegging door de lidstaten over de werking van de software – regelmatige uitwisseling binnen het governancekader (groep en subgroepen van deskundigen).

Enquêtes onder scheepsexploitanten om de daadwerkelijke impact van de actie te monitoren.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Om de kosten te beheersen (schaalvoordelen) en de last voor de lidstaten te beperken, terwijl tegelijk de daadwerkelijke harmonisering van de interface en gegevensverzameling wordt gewaarborgd, wordt voorgesteld de IT-ontwikkeling op het niveau van de EU te laten gebeuren (contracten van ICT-diensten), onder beheer van de Commissie om de effectiviteit te controleren. Deze beheersvorm zal wellicht een lage foutenmarge hebben en een hoge transparantie bieden voor de lidstaten die deelnemen aan de toezichthoudende groep van deskundigen. De actie heeft een complex ICT-gehalte en vergt beleidsoverschrijdende coördinatie binnen de Commissie, maar de begrotingscomplexiteit is gering, evenals de risico's in termen van beheer en de uitvoering van contracten.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

Beveiligingsrisico's en cyberincidenten (bedrijfscontinuïteit)

Risico op niet-uitvoering/niet-synchronisatie (niet-naleving door de lidstaten)

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

Lage controlekosten: beperkt aantal contracten en lage controlelast.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

DG MOVE heeft de organisatorische structuur en de systemen voor interne controle die passen bij de verwezenlijking van zijn beleids- en controledoelstellingen. Die interne controleprocessen zijn erop gericht een goed beheer van de risico's in verband met de rechtmatigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties te waarborgen. Het totale controlesysteem van DG MOVE waarborgt de efficiëntie en kosteneffectiviteit van de controles, met name met de hulp van de fraudebestrijdingsstrategie van DG MOVE, die is uitgewerkt op basis van een methode van OLAF.

-    

.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3,1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

1a: Concurrentievermogen voor groei en banen

GK/NGK 18

van EVA-landen 19

van kandidaat-lidstaten 20

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

06 02 05: Ondersteunende activiteiten in het kader van het Europees beleid inzake vervoer en passagiersrechten, met inbegrip van communicatieactiviteiten

Gespl.

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: n.v.t.

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
[Rubriek………………………………………]

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

De voorgestelde vastleggingen voor 2020 (4,339 miljoen EUR) zullen worden gedekt door de reeds geplande toewijzing in de financiële programmering voor 2020.

N.B. De geraamde gevolgen voor de uitgaven en de personeelsformatie voor de jaren 2021 en verder in dit financieel memorandum zijn bedoeld ter illustratie en doen geen afbreuk aan de toekomstige voorstellen van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader, met inbegrip van de bron van financiering van dit initiatief.

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

Nummer 1a

Rubriek Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

DG: MOVE

Jaar N

2020

Jaar N+1

2021

Jaar N+2

2022

Jaar N+3

2023

Jaar N+4

2024

Jaar N+5

2025

Jaar N+6

2026

TOTAAL

• Beleidskredieten

06 02 05: Ondersteunende activiteiten in het kader van het Europees beleid inzake vervoer en passagiersrechten, met inbegrip van communicatieactiviteiten

Vastleggingen

(1)

4,339

1,676

1,046

Betalingen

(2)

1,349

1,669

1,321

0,848

0,828

0,542

0,504

7,061

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 21

Nummer van begrotingsonderdeel

(3)

-

-

-

-

-

-

-

-

TOTAAL kredieten
voor DG MOVE

Vastleggingen

=1+1a +3

4,339

1,676

1,046

7,061

Betalingen

=2+2a

+3

1,349

1,669

1,321

0,848

0,828

0,542

0,504

7,061






TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

4,339

1,676

1,046

7,061

Betalingen

(5)

1,349

1,669

1,321

0,848

0,828

0,542

0,504

7,061

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

-

-

-

-

-

-

-

-

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1a
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+ 6

4,339

1,676

1,046

7,061

Betalingen

=5+ 6

1,349

1,669

1,321

0,848

0,828

0,542

0,504

7,061

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken: n.v.t.

• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarig financieel kader

(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

5

"Administratieve uitgaven"

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar N

2020

Jaar N+1

2021

Jaar N+2

2022

Jaar N+3

2023

Jaar N+4

2024

Jaar N+5

2025

Jaar N+6

2026

TOTAAL

DG: MOVE

• Personele middelen

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

3,038

• Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG MOVE

Kredieten

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

3,038

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

3,038

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar N

2020

Jaar N+1

2021

Jaar N+2

2022

Jaar N+3

2023

Jaar N+4

2024

Jaar N+5

2025

Jaar N+6

2026

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

4,773

0,434

0,434

2,110

0,434

1,480

0,434

10,099

Betalingen

1,783

2,103

1,755

1,282

1,262

976

938

10,099

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar N

2020

Jaar N+1

2021

Jaar N+2

2022

Jaar N+3

2023

Jaar N+4

2024

Jaar N+5

2025

Jaar N+6

2026

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 22

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

DOEL: Geharmoniseerde software en specificaties leveren en onderhouden voor de geharmoniseerde interface, procedures en

geharmoniseerde interfaces, procedures en gegevensverzamelingen

Softwarekosten

0,189

0,234

0,185

0,119

0,116

0,076

0,071

0,990

Exploitatiediensten

0,378

0,468

0,371

0,238

0,232

0,152

0,141

1,981

Diensten voor contact met belanghebbenden

0,567

0,701

0,555

0,356

0,348

1,228

0,212

2,967

Technische specificaties

0,151

0,187

0,148

0,095

0,093

0,061

0,057

0,792

Infrastructuur

0,063

0,078

0,062

0,040

0,039

0,025

0,024

0,330

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

1.349

1,669

1,321

0,848

0,828

0,542

0,504

7,061

TOTALE KOSTEN

1.349

1,669

1,321

0,848

0,828

0,542

0,504

7,061

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar N

2020

Jaar N+1

2021

Jaar N+2

2022

Jaar N+3

2023

Jaar N+4

2024

Jaar N+5

2025

Jaar N+6

2026

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

3,038

Andere administratieve uitgaven

-

-

-

-

-

-

-

-

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

3,038

buiten RUBRIEK 5 23
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

-

-

-

-

-

-

-

-

Andere administratieve
uitgaven

-

-

-

-

-

-

-

-

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader

-

-

-

-

-

-

-

-

TOTAAL

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

0,434

3,038

De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herschikt, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.    

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar N

2020

Jaar N+1

2021

Jaar N+2

2022

Jaar N+3

2023

Jaar N+4

2024

Jaar N+5

2025

Jaar N+6

2026

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2

2

2

2

2

2

2

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 24

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

2

2

2

2

2

2

2

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  25

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT - eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

TOTAAL

4

4

4

4

4

4

4

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van de actie is aangesteld en/of daartoe binnen het DG is herschikt, eventueel aangevuld met personele middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Beleidsmonitoring, governancemechanisme (contact met belanghebbenden) en projectcoördinatie (beheer van het programma)

Extern personeel

Ondersteuning van de werkzaamheden op het gebied van beleidsmonitoring, governancemechanisme en projectcoördinatie (activiteiten op het gebied van programma-ondersteuning)

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

X    Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader.

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

N.v.t.: begrotingsonderdeel beleidsondersteuning – geen herprogrammering nodig

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

N.v.t.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor de diverse ontvangsten

In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 26

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1)    Verklaring van Valletta: Prioriteiten voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2020: concurrentievermogen, decarbonisering, digitalisering met het oog op mondiale connectiviteit, een efficiënte interne markt en een maritieme cluster van wereldklasse, Valletta, 29 maart 2017, https://www.eu2017.mt/en/Documents/Valletta_Declaration_on_the_EU_maritime_transport_policy.pdf .
(2)    Conclusies van de Raad betreffende De prioriteiten voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2020: concurrentievermogen, decarbonisering, digitalisering met het oog op mondiale connectiviteit, een efficiënte interne markt en een maritieme cluster van wereldklasse, aangenomen door de Raad tijdens zijn 3545e zitting op 8 juni 2017, http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9976-2017-INIT/nl/pdf .
(3)    Conclusies van de Raad over de digitalisering van het vervoer, aangenomen door de Raad tijdens zijn 3581e zitting op 5 december 2017, http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-15431-2017-INIT/nl/pdf.
(4)    Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
(5)    http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=480&langId=en&intPageId=1844
(6)    http://ec.europa.eu/transparency/regdoc/?fuseaction=ia&year=&serviceId=10305&s=Search
(7)    PB C , blz. .
(8)    PB C , blz. .
(9)    Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).
(10)    Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van 9 april 1965, als gewijzigd op 8 april 2016, norm 1.1.
(11)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(12)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(13)    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(14)    "Code voor handels- en vervoerslocaties van de Verenigde Naties".
(15)    PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10.
(16)    PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(17)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(18)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(19)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(20)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(21)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(22)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.)
(23)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(24)    AC = arbeidscontractant; AL= plaatselijk functionaris; END = gedetacheerd nationaal deskundige; INT = uitzendkracht; JED = jonge deskundige in delegaties.
(25)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(26)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Brussel,17.5.2018

COM(2018) 278 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU

{SEC(2018) 230 final}
{SWD(2018) 181 final}
{SWD(2018) 182 final}


BIJLAGE
EMSWe-gegevensverzameling

A.Uit rechtshandelingen van de Unie voortvloeiende meldingsverplichtingen

Deze categorie meldingsverplichtingen betreft de gegevens die overeenkomstig onderstaande bepalingen moeten worden verstrekt:

1.Aanmelding voor schepen die in havens van de lidstaten aankomen en die havens verlaten

Artikel 4 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

2.Grenscontrole op personen

Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).

3.Aanmelding van gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord

Artikel 13 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

4.Aanmelding van afval en residuen

Artikel 6 van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).

[Nieuw voorstel tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG:

4. Aanmelding van scheepsafval, met inbegrip van residuen

Artikelen 6 en 7 van Richtlijn 201X/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad]

5.Verschaffing van veiligheidsinlichtingen

Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6).

Tot er een op internationaal niveau geharmoniseerd formulier komt, wordt het formulier in het aanhangsel van deze bijlage gebruikt voor de verschaffing van de inlichtingen zoals vereist volgens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004. Het formulier kan elektronisch worden verzonden.

6.Informatie betreffende opvarenden

Artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, van Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35).

7.Douaneformaliteiten

(a)formaliteiten bij aankomst:

kennisgeving van aankomst (artikel 133 van Verordening (EU) nr. 952/2013 1 );

aanbrengen van goederen bij de douane (artikel 139 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

aangifte tot tijdelijke opslag van goederen (artikel 145 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

douanestatus van goederen (artikelen 153, 154 en 155 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

elektronische vervoersdocumenten voor douanevervoer (artikel 233, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 952/2013);

(b)formaliteiten bij vertrek:

douanestatus van goederen (artikelen 153, 154 en 155 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

elektronische vervoersdocumenten voor douanevervoer (artikel 233, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 952/2013);

kennisgeving van uitgang (artikel 269, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013);

summiere aangifte bij uitgaan (artikelen 271 en 272 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

kennisgeving van wederuitvoer (artikelen 274 en 275 van Verordening (EU) nr. 952/2013).

8.Veilig laden en lossen van bulkschepen

Artikelen 7 en 8 van Richtlijn 2001/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen.

9.Havenstaatcontrole

Artikel 9 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole.

10.Statistieken over zeevervoer

Artikel 5 van Richtlijn 2009/42/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen.

B.FAL-formulieren en uit internationale juridische instrumenten voortvloeiende verplichtingen

Deze categorie meldingsverplichtingen betreft de gegevens die overeenkomstig het FAL-Verdrag en andere desbetreffende internationale juridische instrumenten moeten worden verstrekt.

1.FAL-formulier 1: algemene melding

2.FAL-formulier 2: melding van de lading

3.FAL-formulier 3: melding van de scheepsvoorraden

4.FAL-formulier 4: melding van de bezittingen en goederen van de bemanningsleden

5.FAL-formulier 5: bemanningslijst

6.FAL-formulier 6: passagierslijst

7.FAL-formulier 7: gevaarlijke goederen

8.Maritieme gezondheidsverklaring

C.Nationale wettelijke bepalingen

Deze categorie meldingsverplichtingen betreft de gegevenselementen in de volgende categorieën:

1.Zeevervoer

2.Veiligheid van het zeevervoer

3.Milieu

4.Grenscontrole

5.Veiligheid

6.Douane

7.Gezondheid

8.Militair

9.Havendiensten

10.Statistieken

11.Fiscale inlichtingen


AANHANGSEL

FORMULIER BEVEILIGINGSINFORMATIE VOOR SCHEPEN VÓÓR AANKOMST
VOOR ALLE SCHEPEN VOORAFGAAND AAN DE AANKOMST IN EEN HAVEN VAN EEN EU-LIDSTAAT

Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS 1974) VOORSCHRIFT 9 van hoofdstuk XI-2 en ARTIKEL 6, LID 3, VAN VERORDENING (EG) NR. 725/2004)

Gegevens van het schip en contactgegevens

IMO-nummer

Naam van het schip

Haven van registratie

Vlaggenstaat

Scheepstype

Radioroepnummer

Brutotonnage

Inmarsat-oproepnummers (indien beschikbaar)

Naam en identificatienummer van de maatschappij

Naam en 24-uurscontactgegevens van de BBF

Aankomsthaven

Aankomsthavenfaciliteit (indien gekend)

Haven- en havenfaciliteitsinformatie

Verwachte datum en tijd van aankomst van het schip in de haven (ETA)

Voornaamste doel van de aanloop

Volgens SOLAS-voorschrift 9.2.1 van hoofdstuk XI-2 vereiste informatie

Heeft het schip een geldig internationaal scheepsbeveiligingscertificaat (ISSC)?

JA

ISSC

NEE - waarom niet?

Afgegeven door (naam instantie of EBB)

Vervaldatum (dd/mm/jjjj)

Heeft het schip een goedgekeurd scheepsbeveiligingsplan aan boord?

JA

NEE

Huidig beveiligingsniveau van het schip?

Beveiliging

Niveau 1

Beveiliging

Niveau 2

Beveiliging

Niveau 3

Locatie van het schip op het tijdstip waarop het verslag wordt opgemaakt

Vermeld de laatste tien aanlopen in havenfaciliteiten in chronologische volgorde (meest recente aanloop eerst):

Nr.

Van (dd/mm/jjjj)

Tot (dd/mm/jjjj)

Haven

Land

UN/LOCODE

(indien voorhanden)

Havenfaciliteit

Beveiligingsniveau

1

BN =

2

BN =

3

BN =

4

BN =

5

BN =

6

BN =

7

BN =

8

BN =

9

BN =

10

BN =

Zijn er voor het schip speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen genomen, behalve die van het goedgekeurde scheepsbeveiligingsplan?

Zo JA, vermeld hieronder de speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen voor het schip.

JA

NEE

Nr.

(zoals hierboven)

Speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen voor het schip

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Vermeld de schip-tot-schipactiviteiten, in chronologische volgorde (meest recente eerst), die tijdens de laatste tien aanlopen in de bovenvermelde havenfaciliteiten werden uitgevoerd. Breid de tabel hieronder zo nodig verder uit op een afzonderlijke pagina – vermeld het totale aantal schip-tot-schipactiviteiten:

Werden de in het goedgekeurde beveiligingsplan bepaalde beveiligingsprocedures gehandhaafd tijdens elk van deze schip-tot-schipactiviteiten?

Zo NEE, verstrek in de laatste kolom details van de ter plaatse toegepaste beveiligingsmaatregelen.

JA

NEE

Nr.

Van (dd/mm/jjjj)

Tot (dd/mm/jjjj)

Locatie of lengte- en breedtegraad

Schip-tot-schipactiviteit

Ter plaatse toegepaste beveiligingsmaatregelen

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Algemene omschrijving van de lading aan boord van het schip

Bevat het schip gevaarlijke substanties die behoren tot de klassen 1, 2.1, 2.3, 3, 4.1, 5.1, 6.1, 6.2, 7 of 8 van de IMDG-code?

JA

NEE

Zo JA, bevestig dat het Dangerous Goods Manifest (of het relevante uittreksel) als bijlage is toegevoegd

Bevestig dat een exemplaar van de bemanningslijst van het schip als bijlage is toegevoegd

JA

Bevestig dat een exemplaar van de passagierslijst van het schip als bijlage is toegevoegd

JA

Andere veiligheidsinformatie

Wenst u enige andere beveiligingskwesties te melden?

JA

Verstrek details:

NEE

Agent van het schip in de vooropgestelde aankomsthaven

Naam:

Contactgegevens (telefoonnr.):

Identificatie van de persoon die de informatie verstrekt

Titel of functie (schrappen wat niet past):

Kapitein/SBF/BBF/agent van het schip (als bovenvermeld)

Naam:

Handtekening:

Datum/tijdstip/plaats waar het verslag werd opgemaakt

(1)    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).