Straatsburg,13.3.2018

COM(2018) 131 final

2018/0064(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit

(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

{SWD(2018) 68 final}

{SWD(2018) 69 final}

{SWD(2018) 80 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Een eerlijkere interne markt is een van de prioriteiten van het mandaat van de Commissie-Juncker 1 . Op 17 november 2017 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdens de sociale top in Göteborg gezamenlijk de Europese pijler van sociale rechten 2 afgekondigd. In de pijler is een aantal centrale beginselen en rechten vastgelegd die moeten bijdragen tot eerlijke, goed werkende arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels. De pijler is bedoeld om de koers uit te zetten voor hernieuwde convergentie in de richting van betere arbeids- en levensomstandigheden overal in de EU, zodat burgers gelijke kansen hebben en gelijke toegang hebben tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsomstandigheden, en sociale bescherming en inclusie. Centraal in dit streven staat het zorgen voor eerlijke arbeidsmobiliteit in Europa.

Grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit in de EU komt ten goede van personen, economieën en de maatschappij als geheel. Het beleid en de prioriteiten van de EU dat het meest wordt gewaardeerd, is het vrije verkeer van EU-burgers, waaronder de mogelijkheid voor de burgers om overal in de EU te wonen, werken, studeren en zaken te doen 3 . Het vrije verkeer van werknemers en de vrijheid om diensten te verrichten binnen de Unie vragen om duidelijke, eerlijke en doeltreffend gehandhaafde regels voor de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid. Daarom heeft de EU uitgebreide wetgeving ontwikkeld op het gebied van het vrije verkeer van werknemers, de detachering van werknemers en de coördinatie van de sociale zekerheid. De Commissie-Juncker heeft verschillende voorstellen ingediend om dit regelgevingskader te verbeteren 4 .

Er blijven echter nog punten van zorg wat betreft de naleving en een doeltreffende en efficiënte handhaving van de EU-regels, wat het vertrouwen in en de eerlijkheid op de interne markt in gevaar brengt. Zo is bezorgdheid geuit over het feit dat mobiele werknemers kwetsbaar zijn voor misbruik of hun burgerrechten niet kunnen uitoefenen en dat bedrijven zich in een onzeker of onduidelijk bedrijfsklimaat en een ongelijk speelveld bevinden. De grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit is de afgelopen jaren sterk toegenomen. In 2017 leefden of werkten 17 miljoen burgers in een andere lidstaat dan die van hun nationaliteit. Dit cijfer is bijna verdubbeld in vergelijking met tien jaar geleden. Het aantal detacheringen is sinds 2010 met 68 % gestegen tot 2,3 miljoen in 2016 5 . 1,4 miljoen EU-burgers pendelen om in een andere lidstaat te gaan werken 6 . Er zijn ook meer dan 2 miljoen werknemers in het wegvervoer die elke dag grenzen binnen de EU oversteken om goederen of passagiers te vervoeren. Er is behoefte aan doeltreffende samenwerking tussen de nationale instanties en gezamenlijke administratieve maatregelen om de steeds 'Europeser' wordende arbeidsmarkt te beheren.

Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk gewezen op de noodzaak om de controles en samenwerking tussen en door de lidstaten te versterken 7 , onder meer via betere uitwisseling van informatie tussen de arbeidsinspecties 8 , en actief steun te verlenen aan de uitoefening van het recht van vrij verkeer 9 . De Raad heeft bovendien gewezen op de noodzaak om de administratieve samenwerking te verbeteren en bijstand en informatie-uitwisseling te ontwikkelen in het kader van de bestrijding van fraude met betrekking tot de detachering van werknemers, waarbij de nadruk werd gelegd op het belang van duidelijke en transparante informatie voor dienstverleners en werknemers 10 .

Tegen deze achtergrond heeft voorzitter Juncker in zijn toespraak over de staat van de Unie 2017 11 de oprichting van een "Europese Arbeidsautoriteit" voorgesteld om ervoor te zorgen dat de EU-regels op het gebied van arbeidsmobiliteit eerlijk, simpel en doeltreffend worden uitgevoerd. Het doel van dit voorstel is een Europese Arbeidsautoriteit – hierna "de Autoriteit" – op te richten in de vorm van een gedecentraliseerd EU-agentschap om de volgende belangrijke uitdagingen het hoofd te bieden:

·Onvoldoende ondersteuning en begeleiding voor personen en bedrijven in grensoverschrijdende situaties, waaronder onvolledige of summiere informatie beschikbaar is voor het publiek over hun rechten en plichten;

·Onvoldoende toegang tot en uitwisseling van informatie tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de verschillende gebieden van de arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid;

·Onvoldoende capaciteit van de nationale instanties om samenwerking met de instanties over de grens te organiseren;

·Zwakke of ontbrekende mechanismen voor gezamenlijke grensoverschrijdende handhavingsactiviteiten;

·Het ontbreken van een specifiek grensoverschrijdend bemiddelingsmechanisme tussen de lidstaten op alle gebieden van de arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid;

·Onvoldoende samenwerking op EU-niveau op dit gebied.

Het overkoepelende doel van het initiatief is bij te dragen tot eerlijke arbeidsmobiliteit in de interne markt. In dit verband heeft het voorstel de volgende doelstellingen:

·Bevordering van de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, en tot relevante diensten;

·Versterking van de operationele samenwerking tussen de instanties in de grensoverschrijdende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, onder meer door gezamenlijke inspecties te vergemakkelijken;

·Bemiddeling in en bijdragen tot oplossingen bij geschillen tussen nationale instanties en grensoverschrijdende verstoringen van de arbeidsmarkt, zoals een herstructurering van ondernemingen die gevolgen heeft voor verschillende lidstaten.

Concreet zal de Autoriteit worden belast met een aantal operationele taken, te weten het verstrekken van relevante informatie en diensten aan personen en werkgevers, alsook het ondersteunen van de lidstaten bij de samenwerking, informatie-uitwisseling, gecoördineerde en gezamenlijke inspecties, risicobeoordeling, capaciteitsopbouw, bemiddeling en samenwerking in het geval van grensoverschrijdende verstoringen van de arbeidsmarkt. De bestaande structuren en instrumenten op het gebied van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid zullen worden geïntegreerd of aangevuld door een Autoriteit, zodat de lidstaten kunnen rekenen op ongekende operationele en technische ondersteuning.

De Autoriteit zal nuttig zijn voor alle personen die onder de EU-regels op het gebied van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid vallen, en met name voor werknemers, zelfstandigen of andere personen die EU-burger of onderdaan van een derde land zijn, legaal in de Europese Unie verblijven en zich in een grensoverschrijdende situatie bevinden. Dit betreft ook gedetacheerde werknemers, houders van een Europese blauwe kaart, binnen een onderneming overgeplaatste personen en langdurig ingezetenen zolang zij onder de bovengenoemde regels vallen. De Autoriteit zal ook opkomen voor ondernemingen die zich bezighouden met grensoverschrijdende activiteiten, onder meer op het gebied van aanwerving.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De Autoriteit zal ervoor helpen zorgen dat het recht op gelijke behandeling en gelijke toegang tot werkgelegenheid en sociale zekerheid van burgers en werknemers wordt gewaarborgd in grensoverschrijdende situaties. Zij zal ook zorgen voor de nodige transparantie voor bedrijven over de lokale arbeidsnormen die overal in de interne markt gelden. Ten slotte zal zij de samenwerking tussen de nationale autoriteiten bevorderen om te garanderen dat de sociale rechten van werknemers en burgers worden nageleefd en om fraude en misbruik te voorkomen.

De Commissie heeft een aantal initiatieven en voorstellen goedgekeurd om eerlijke arbeidsmobiliteit te bevorderen, waaronder de herziening van de detacheringsrichtlijn 12 en van de verordeningen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels 13 en het pakket "Europa in beweging", waaronder de lex specialis over de detachering van werknemers in het internationale wegvervoer 14 en de herziening van de sociale regelgeving en de marktregels in het wegvervoer 15 . Deze recente initiatieven volgen de lijn van eerdere wetgevingsvoorstellen, zoals de richtlijnen inzake de handhaving van de terbeschikkingstelling van werknemers 16 en het vrije verkeer van werknemers 17 , de verordening inzake Eures (Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening) 18 en initiatieven zoals de oprichting van een Europees platform om zwartwerk aan te pakken 19 .

Bij de voorbereiding van deze voorstellen en de discussies tijdens de daarvoor gevolgde wetgevingsprocedure werd duidelijk dat er behoefte is aan een sterker kader voor de toepassing en handhaving van de bestaande regels. Het voorstel voor een Europese Arbeidsautoriteit moet deze lacune opvullen.

Dankzij de voorgestelde Autoriteit kunnen bepaalde taken die momenteel zijn versnipperd over verschillende comités en organen worden geconcentreerd en kan operationele ondersteuning worden gegeven op alle gebieden van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, waarbij de voor de samenhang van het EU-beleid wordt vergroot (voor nadere bijzonderheden, zie hieronder de rubriek "Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging").

De voorgestelde Autoriteit zal complementair zijn en zorgen voor samenhang met de activiteiten van de vier agentschappen op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid: de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), de Europese Stichting voor opleiding (ETF) en het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA).

De voorgestelde verordening draagt bij tot de toepassing van de beginselen en rechten van de Europese pijler van sociale rechten, met name door het bevorderen van de bekendheid van mogelijkheden voor opleiding en een leven lang leren voor mobiele burgers, maar ook door actieve ondersteuning bij het vinden van werk en meer in het algemeen door een efficiënte en doeltreffende handhaving van de EU-wetgeving op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid en de arbeidsmobiliteit en de collectieve overeenkomsten waarmee deze EU-wetgeving ten uitvoer wordt gelegd.

   Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief is een aanvulling op de lopende werkzaamheden voor de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn geformuleerd in de politieke beleidslijnen: Een nieuwe start voor Europa 20 met betrekking tot prioriteit 4, (een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis) en met name de strategie voor de interne markt 21 . De arbeidsmobiliteit is in de praktijk een waardevolle manier om te zorgen voor een efficiëntere toewijzing van middelen tussen en binnen sectoren, de werkloosheid terug te dringen en de discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden aan te pakken. Het initiatief zal tevens bijdragen tot prioriteit 1 van de politieke richtsnoeren (een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen) door een gunstiger regelgevingskader te creëren om een klimaat van ondernemerschap en banencreatie te ondersteunen.

Bovendien strookt de Autoriteit met de strategische doelstelling van de digitale eengemaakte markt om het overheidsbestuur te moderniseren, grensoverschrijdende interoperabiliteit te realiseren en de interactie met de burgers te vergemakkelijken. Zij vormt een aanvulling op het voorstel van de Commissie voor één digitale toegangspoort 22 door ernaar te streven de verstrekking van inhoud en diensten van hoge kwaliteit aan het publiek te vergemakkelijken met behulp van de toegangspoort, die gebaseerd is op de bestaande portaalsite Uw Europa. Dit initiatief zal ook voortbouwen op de ervaringen met het informele netwerk voor probleemoplossing Solvit 23 . Het initiatief zal met name worden meegenomen in en waar nodig een aanvulling vormen op de via de digitale toegangspoort verstrekte informatie en diensten. Ook zal de toegang tot Solvit voor particulieren en werkgevers worden bevorderd om hun geschillen op te lossen en zal worden voortgebouwd op de gegevens die uit die bron zijn verkregen om terugkerende problemen vast te stellen op de gebieden die onder de werkingssfeer ervan vallen.

Verder zal dit initiatief voortbouwen op de goede praktijken op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking die zijn vastgesteld door het "Border Focal Point" 24 , om te helpen het volledige economische potentieel van de grensregio’s van de EU te benutten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 46, artikel 48, artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 91, lid 1, VWEU, met de nadruk op het vrije verkeer van werknemers, de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en de toegang tot en uitoefening van werkzaamheden, anders dan in loondienst, het vrij verrichten van diensten en gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer.

Subsidiariteit

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt op nationaal, regionaal of lokaal niveau en kunnen om de volgende redenen beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt:

·De verstrekking van actuele informatie en diensten van hoge kwaliteit aan het publiek over hun rechten en plichten in grensoverschrijdende situaties moet worden gecoördineerd op het niveau van de Unie om te zorgen voor een consistente, duidelijke en efficiënte benadering.

·De toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid is gebaseerd op samenwerking tussen de lidstaten, hetgeen betekent dat lidstaten niet alleen kunnen optreden.

·Om meer synergieën te verkrijgen en de samenwerking tussen de lidstaten bij de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid te ondersteunen, om rechtszekerheid voor overheden en burgers te waarborgen en om te komen tot een gemeenschappelijke interpretatie van de handhavingsbehoeften, is het ook noodzakelijk een gecoördineerde en gezamenlijke aanpak op het niveau van de Unie te ontwikkelen in plaats van te vertrouwen op een soms complex netwerk van bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

Evenredigheid

Het initiatief is een evenredige reactie op de behoefte aan operationele steun en gaat niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. Het legt geen nieuwe verplichtingen op aan lidstaten, personen of werkgevers, maar richt zich veeleer op het ondersteunen van grensoverschrijdende mobiliteit en het creëren van nieuwe kansen. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de nationale besluitvorming, wetgeving of rechtshandhavingsactiviteiten, die onder de bevoegdheid van de lidstaten blijven vallen. Bovendien wordt het grotendeels aan het oordeel van de lidstaten overgelaten hoe zij gebruikmaken van de mogelijkheden die het initiatief biedt.

In de effectbeoordeling bij het voorstel voor een verordening 25 wordt aangegeven hoe het voorstel het best een evenwicht kan bereiken bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het initiatief, waarbij de nationale autoriteiten, personen en werkgevers kunnen profiteren van de voordelen (positieve effecten) zonder dat dit veel hogere kosten met zich meebrengt. Ook wordt hierin gesproken over de algemene steun van de belanghebbenden die in de aanloop naar dit voorstel zijn geraadpleegd.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een verordening inzake de oprichting en werking van een Europese Arbeidsautoriteit. De verordening bouwt voort op de gemeenschappelijke aanpak van gedecentraliseerde EU-agentschappen die in 2012 is goedgekeurd door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie 26 . Een verordening biedt de benodigde rechtszekerheid voor de oprichting van de Autoriteit, die niet kan worden bereikt door middel van andere juridische instrumenten.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Het voorstel voor een Europese Arbeidsautoriteit werd ontwikkeld in synergie met lopende wetgevingsvoorstellen op verwante gebieden, namelijk detachering, coördinatie van de sociale zekerheid, en de oprichting van één digitale toegangspoort. Het voorstel is dan ook gebaseerd op de bewijzen die zijn verzameld bij de voorbereidingen van deze voorstellen, waaronder effectbeoordelingen en besprekingen tijdens de wetgevingsprocedure. Een belangrijk punt dat hieruit naar voren kwam was de noodzaak van operationele ondersteuning in de vorm van betere grensoverschrijdende samenwerking en meer transparantie en bewustmaking, met het oog op een betere toepassing en handhaving van deze regels op het gebied van de arbeidsmobiliteit.

Bij het voorstel is ook rekening gehouden met de lopende evaluatie van de bovengenoemde vier EU-agentschappen op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid. Die evaluatie bestaat uit een individuele beoordeling van elk agentschap, een vergelijkend perspectief en een prognose van de toekomstige werking van de vier agentschappen. De vier agentschappen hebben heel andere functies dan de voorgestelde Autoriteit: zij zijn met name gericht op onderzoek en hebben geen grensoverschrijdende dimensie. Niettemin zijn sommige elementen van de evaluatie meegenomen in dit voorstel, met name wat betreft de organisatie van de taken van de Autoriteit en governance. De effectbeoordeling bij dit voorstel gaat in op de mogelijke interactie tussen de voorgestelde Autoriteit en de vier bestaande agentschappen. De periodieke evaluatie van de Autoriteit zal de gelegenheid geven de mogelijkheden voor meer synergieën en afstemming te verkennen met de agentschappen die actief zijn op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid.

In haar speciale verslag over het vrije verkeer van werknemers heeft de Europese Rekenkamer 27 aanbevelingen gedaan om meer bekendheid te geven aan de instrumenten van de Commissie bedoeld om personen die in het buitenland werken te ondersteunen, om het Eures-portaal verder te verbeteren en beter gebruik te maken van gegevens bij het ontwikkelen van initiatieven en financiering op dit gebied. Deze aspecten zijn meegenomen bij de voorbereiding van het huidige voorstel.

Raadpleging van belanghebbenden

Om de standpunten van de belanghebbenden over de oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit in kaart te brengen (burgers, nationale autoriteiten, sociale partners en het maatschappelijk middenveld), heeft de Commissie van 27 november 2017 tot en met 7 januari 2018 via internet een openbare raadpleging over de belangrijkste parameters ervan gehouden. Op de openbare raadpleging zijn in totaal 8 809 reacties gekomen, waaronder 8 420 identieke antwoorden – als gevolg van een campagne die op touw was gezet door het Europees Verbond van Vakverenigingen – en 389 unieke antwoorden.

In het algemeen spraken de respondenten in de openbare raadpleging hun krachtige steun uit voor een nieuwe Autoriteit, ook wanneer men rekening houdt met de unieke antwoorden. De resultaten ondersteunden de analyse die de Commissie had gemaakt van de belangrijkste uitdagingen. De overgrote meerderheid van de respondenten (meer dan zeventig procent) was van mening dat de bestaande samenwerking tussen de nationale autoriteiten ontoereikend is om te zorgen voor een doeltreffende handhaving van de EU-regels op het gebied van grensoverschrijdende mobiliteit. Een vergelijkbaar deel van de respondenten vond dat de ontoereikende toegang tot informatie en transparantie van de regels voor grensoverschrijdende mobiliteit een probleem zijn voor personen en bedrijven. Ook de mogelijke functies die werden voorgesteld voor de nieuwe Autoriteit konden op brede steun rekenen, met name de ondersteuning van systematische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de nationale autoriteiten.

De Commissie heeft ook een aantal gerichte raadplegingen gehouden onder EU-organen op het gebied van de arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid. Op 11 december 2017 is een speciale hoorzitting georganiseerd met de sociale partners op EU-niveau en op 15 december 2017 vond een strategische dialoog plaats met organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Naast de mondelinge bijdragen tijdens speciale bijeenkomsten werden schriftelijke standpunten ingediend door organisaties en vertegenwoordigers die deelnemen aan deze gerichte raadplegingen.

De gerichte raadplegingen leverden wisselende resultaten op. In het algemeen toonden de respondenten zich verheugd over de oprichting van een nieuwe Autoriteit die zich zou richten op het verbeteren van de samenwerking tussen de nationale autoriteiten door de uitwisseling van informatie en goede praktijken te vergemakkelijken. Tegelijkertijd benadrukten sommige respondenten dat de nieuwe Autoriteit de in het Verdrag vastgelegde nationale bevoegdheden volledig moet respecteren, geen extra rapportageverplichtingen moet opleggen aan de lidstaten en de bestaande administratieve structuren niet moet bemoeilijken of dupliceren. Veel van de belanghebbenden die deelnamen aan de gerichte raadpleging waren van mening dat het mandaat en de doelstellingen van de op te richten Autoriteit moesten worden gespecificeerd, samen met de relatie tot de bestaande structuren en instrumenten.

De details over de standpunten van de belanghebbenden zijn te vinden in bijlage 2 van de effectbeoordeling. Bij het opstellen van dit voorstel is naar behoren rekening gehouden met de resultaten van deze raadplegingen, waaronder de discussies in de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, het Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk, het Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers, het Technisch Comité voor het vrije verkeer van werknemers, het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening, en informele uitwisselingen met de ministers tijdens het lunchdebat van de zitting van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (Epsco) van oktober 2017.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de voorbereiding van dit initiatief en de effectbeoordeling bij de voorgestelde verordening heeft de Commissie gebruikgemaakt van een groot aantal secundaire gegevens die zijn gepubliceerd door de instellingen van de EU (het Europees Parlement, de Commissie en de Rekenkamer), bepaalde diensten van de Commissie (Uw Europa – Advies, Solvit), andere internationale organisaties (OESO), relevant wetenschappelijk onderzoek en studies van denktanks. Zij heeft ook gebruikgemaakt van haar interne beleidsexpertise en analytische capaciteiten, onder meer bij de beoordeling van de gevolgen voor de begroting.

De Commissie is tevens uitgegaan van primaire gegevens die in het kader van dit initiatief zijn verzameld. Zij heeft gebruikgemaakt van bestaande raamcontracten om bewijsmateriaal te verzamelen. Hiertoe behoorde onder andere een ad-hocverzoek aan het netwerk van juridische deskundigen inzake mobiliteit binnen de EU (FreSsco) over de capaciteit van de arbeidsinspecties om grensoverschrijdende zaken te behandelen. Ook heeft zij een verzoek ingediend bij een adviesbureau om casestudies uit te voeren op basis van kwalitatieve interviews over middelen voor grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van handhaving.

Effectbeoordeling

In overeenstemming met haar beleid voor betere regelgeving heeft de Commissie bij de voorbereiding van dit initiatief een effectbeoordeling uitgevoerd van de potentiële beleids- en uitvoeringsopties. Deze werkzaamheden werden ondersteund door een gestructureerd overleg binnen de Commissie via een interdepartementale stuurgroep.

De effectbeoordeling is voorgelegd aan en besproken met de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) 28 . De aanbevelingen die de Raad voor regelgevingstoetsing heeft geformuleerd in zijn advies van 9 februari 2018, zijn ter harte genomen door het verder uitwerken van de werkingssfeer en de motivering van het initiatief en de standpunten van de belanghebbenden, en door het verder ontwikkelen van de analyse van de verschillende opties en de wijze waarop het initiatief kan worden ingepast in de bestaande governancestructuur voor arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, waarbij tegelijkertijd synergieën en vereenvoudiging worden bevorderd. In reactie op de punten die de Raad in zijn (positieve) advies van 21 februari 2018 naar voren bracht, is in de effectbeoordeling verder verduidelijkt hoe de oprichting van een nieuwe Autoriteit het landschap van bestaande comités en structuren zou reorganiseren om complexiteit te verminderen en dubbel werk te vermijden, is de potentiële relatie van de nieuwe Autoriteit met bestaande agentschappen van de Unie op het gebied van werkgelegenheid nader gespecificeerd en is de toelichting op de begrotingsramingen voor de voorkeursoptie verder uitgewerkt 29 .

Er zijn drie beleidsopties overwogen voor de voorgestelde Autoriteit, namelijk 1) een ondersteunende optie, 2) een operationele optie, en 3) een toezichthoudende optie. Elke optie hield dezelfde reeks taken in voor de Autoriteit; wat varieerde was de mate van de aan haar toevertrouwde bevoegdheden. De voorgestelde taken van de Autoriteit zijn: i) diensten voor arbeidsmobiliteit voor personen en bedrijven; ii) samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen nationale autoriteiten, iii) steun voor gezamenlijke inspecties; iv) arbeidsmarktanalysen en risicobeoordelingen; v) ondersteuning van capaciteitsopbouw; vi) bemiddeling tussen de nationale autoriteiten; vii) bevordering van de samenwerking tussen relevante belanghebbenden bij grensoverschrijdende verstoringen van de arbeidsmarkt. Ook zijn drie uitvoeringsopties in overweging genomen: 1) de Commissie neemt een aantal operationele taken op zich en er wordt een Europees netwerk voor de coördinatie van de bestaande EU-organen op het gebied van arbeidsmobiliteit in het leven geroepen; 2) er wordt een nieuwe Autoriteit opgericht die voortbouwt op de bestaande EU-organen op het gebied van mobiliteit, 3) er wordt een nieuwe Autoriteit opgericht op basis van een bestaand EU-agentschap op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid.

Als onderdeel van de effectbeoordeling zijn de beleids- en uitvoeringsopties getoetst aan de criteria doeltreffendheid, efficiëntie en coherentie. Op basis van deze analyse bleek dat een combinatie van de operationele optie (beleidsoptie 2), uitgevoerd in de vorm van een nieuwe Autoriteit die voortbouwt op de bestaande EU-organen op het gebied van mobiliteit (uitvoeringsoptie 2) de meest efficiënte en doeltreffende manier is om de doelstellingen van dit initiatief te realiseren. Hierbij worden de positieve effecten voor nationale autoriteiten, personen en werkgevers gewaarborgd zonder dat de kosten sterk omhoog gaan en wordt tegelijkertijd het ontbreken van operationele steun binnen het bestaande samenwerkingskader van de EU aangepakt, twee belangrijke bedenkingen die door belanghebbenden naar voren waren gebracht.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel tot oprichting van de Autoriteit zal het Europese institutionele landschap op het gebied van grensoverschrijdende mobiliteit versterken, met als doel de huidige vormen van samenwerking te verbeteren en te vereenvoudigen en uiteindelijk de lidstaten en de Commissie het werk makkelijker te maken.

Momenteel omvat dit institutionele landschap een aantal EU-structuren ("EU-organen") waarin nationale overheidsdiensten onderling samenwerken en beste praktijken uitwisselen. Het gaat onder andere om de volgende EU-organen: het Europees coördinatiebureau van Eures, het Technisch Comité en het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers, het Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers, het Europees Platform tegen zwartwerk, de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en al haar subcomités (met inbegrip van de Technische Commissie en de Rekencommissie, die door middel van wetgeving zijn opgericht, en een Arbitragecommissie die door de Administratieve Commissie zelf is opgezet), en het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

De nieuwe Autoriteit zal de technische en operationele taken van de genoemde EU-organen samenbrengen tot een permanente structuur met het oog op een betere en efficiëntere output op basis van een sterker forum voor samenwerking en gezamenlijke inspectieactiviteiten. In dit verband zal de Autoriteit:

het beheer van het Europees coördinatiebureau van Eures overnemen, dat momenteel wordt verzorgd door de Commissie;

het Technisch Comité voor het vrije verkeer van werknemers vervangen;

het Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers vervangen;

de Technische Commissie, de Rekencommissie en de Arbitragecommissie van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels vervangen;

het Europees Platform tegen zwartwerk vervangen.

Op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid zal de Autoriteit nauw samenwerken met de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels wat betreft de regelgevende taak waarvoor die Commissie bevoegd blijft. De Autoriteit zal bovendien profiteren van input die vertegenwoordigers op nationaal niveau van de sociale partners en van de overheden leveren binnen het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers.

Deze nieuwe structuur zal het institutionele landschap vereenvoudigen en synergieën bevorderen tussen de verschillende aspecten van grensoverschrijdende mobiliteit die onder de bevoegdheden van de Autoriteit vallen. Dit zal verder bijdragen tot een consistente en doeltreffende toepassing van het recht van de Unie, de efficiëntie verbeteren en meer en betere resultaten opleveren in vergelijking met de huidige institutionele structuur, waarbij de EU-organen grotendeels als silo’s functioneren en gericht zijn op een specifieke rechtshandeling of een specifiek gebied die of dat onder hun verantwoordelijkheid valt, geen operationele dimensie hebben, meestal maar een paar maal per jaar bijeenkomen en bepaalde overlappende activiteiten verrichten.

Het initiatief heeft ook als doel de manier waarop informatie en diensten aan het publiek worden verstrekt te stroomlijnen als het gaat om hun rechten, plichten en kansen met betrekking tot grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit, en deze informatie en diensten zodoende makkelijker toegankelijk te maken voor personen en werkgevers.

Het doel van het voorstel is de digitalisering van de procedures verder te verbeteren en de bestaande en geplande initiatieven op dit gebied aan te vullen, zoals de elektronische gegevensuitwisseling tussen de nationale autoriteiten op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid in het kader van het systeem voor de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI), het informatiesysteem voor de interne markt (IMI), alsook het portaal Uw Europa en de door de Commissie voorgestelde digitale toegangspoort.

Grondrechten

Aangezien de Autoriteit moet bijdragen tot een duidelijke, eerlijke en doeltreffende handhaving van de regels van de Unie inzake de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, zal zij steun verlenen voor de bescherming en het genot van de grondrechten die onder deze regels vallen, waaronder het vrije verkeer van personen en werknemers (de artikelen 15 en 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna "het Handvest"), het recht op toegang tot arbeidsbemiddeling (artikel 29 van het Handvest), en de vrijheid van dienstverrichting (artikel 16 van het Handvest). Ook zal zij steun geven voor de uitoefening van rechten over de grenzen heen op het gebied van rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, sociale zekerheid en gezondheidsbescherming (artikelen 31, 34 en 35 van het Handvest) en non-discriminatie (artikel 21 van het Handvest).

Met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest) zijn Verordening (EU) 679/2016 (algemene verordening gegevensbescherming) 30 en Verordening (EG) nr. 45/2001 31 van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit voorstel. In overeenstemming met deze regels wordt elke verwerking van persoonsgegevens beperkt tot wat noodzakelijk en evenredig is. Gegevens worden verkregen voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en worden niet op een later tijdstip verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden.

Samen met de andere initiatieven die de Commissie in het kader van dit mandaat heeft voorgesteld, helpt dit voorstel de Commissie en de lidstaten tevens bij de uitvoering van de beginselen en de rechten die zijn vastgelegd in de Europese pijler van sociale rechten ter ondersteuning van goed werkende en eerlijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In geval van de gecombineerde optie die in de effectbeoordeling als de voorkeursoptie naar voren kwam, worden de totale kosten van de Autoriteit voor de EU-begroting geraamd op 50,9 miljoen EUR per jaar, waarbij de kruissnelheid naar verwachting in 2023 zal worden bereikt. De kosten in het kader van het meerjarige financiële kader (2019-2020) worden deels gedekt door overheveling van bestaande activiteiten die momenteel worden uitgevoerd in het kader van het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en autonome begrotingslijnen die onder Werkgelegenheid en Vervoer vallen (70 %), en deels door gebruik te maken van de marge van Rubriek 1a (30 %). Naar de Autoriteit overgehevelde bestaande activiteiten worden niet stopgezet; de uitvoering ervan wordt door de Commissie overgedragen aan de Autoriteit zodra deze operationeel wordt. Wat personeel betreft, heeft de Autoriteit 69 personeelsformatieposten, 60 gedetacheerde nationale deskundigen en 15 arbeidscontractanten nodig. Nadere bijzonderheden over de financiële en personele behoeften zijn te vinden in de bijgevoegde financiële memoranda. Gezien de gevolgen van het voorstel voor de EU-begroting zullen slechts minimale eisen worden gesteld aan de nationale begrotingen . Het is niet mogelijk om de gevolgen voor de overheden precies te kwantificeren, maar uit casestudy's blijkt dat deze positief zullen zijn, aangezien betere handhaving van de regels de nationale handhavingsinstanties in staat zal stellen om tot dusver niet betaalde sociale bijdragen te innen en te profiteren van de operationele steun van de Autoriteit.

Het voorstel bevat een evaluatieclausule om het mandaat en de taken van de Autoriteit om de vijf jaar te beoordelen, waarbij wordt voorzien in de mogelijkheid om de reikwijdte van haar activiteiten geleidelijk uit te breiden en de Autoriteit op te schalen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Een speciaal toezichtskader, dat wordt vermeld in de effectbeoordeling bij het voorstel, zal aan de hand van een aantal indicatoren de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening beschrijven. De vereisten en het tijdschema voor het toezichtskader zullen in de loop van het wetgevings- en uitvoeringsproces nog verder moeten worden aangepast.

De Commissie evalueert de verordening vijf jaar na de inwerkingtreding ervan overeenkomstig de eisen van het Financieel Reglement 32 en de richtsnoeren voor betere regelgeving 33 . De evaluatie zal vooral gericht zijn op de criteria die zijn vastgelegd in de richtsnoeren voor betere regelgeving, namelijk doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie, meerwaarde voor de EU en relevantie, zodat de verordening eventueel kan worden herzien of bijgewerkt.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I bevat de belangrijkste beginselen voor de oprichting en werking van de toekomstige Autoriteit.

Artikel 1 omschrijft het onderwerp en de beleidsgebieden die onder haar bevoegdheden vallen.

Artikel 2 bevat de belangrijkste doelstellingen van de Autoriteit, waarbij onder a) de doelstellingen ten overstaan van het publiek, waaronder personen en werkgevers, worden uitgelegd, onder b) de rol van de lidstaten wordt toegelicht, en onder c) haar rol wordt beschreven om te bemiddelen in en bij te dragen tot een oplossing voor grensoverschrijdende geschillen tussen nationale autoriteiten of verstoringen van de arbeidsmarkt.

Artikel 3 bepaalt de juridische status van de Autoriteit.

Artikel 4 bepaalt de vestigingsplaats van de Autoriteit, zodra deze door de lidstaten is vastgesteld vóór het einde van de goedkeuringsprocedure van dit voorstel.

Hoofdstuk II beschrijft de taken van de toekomstige Autoriteit, die worden opgesomd in artikel 5, waarbij elke taak meer in detail wordt beschreven in een of meer afzonderlijke artikelen.

Artikel 6 geeft nadere informatie over de wijze waarop de Autoriteit de kwaliteit van en de toegang tot informatie over de rechten en plichten op het gebied van de arbeidsmobiliteit voor personen en werkgevers zal verbeteren.

Artikel 7 bepaalt hoe de Autoriteit de toegang van personen en werkgevers tot initiatieven en diensten op het gebied van arbeidsmobiliteit zal bevorderen en omschrijft haar specifieke taken in dit verband. Het bepaalt ook de rol van de Autoriteit bij het beheer van het Europees coördinatiebureau van Eures.

Artikel 8 inzake samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten voorziet in de bevordering van samenwerking en snellere uitwisseling tussen nationale autoriteiten in grensoverschrijdende zaken (lid 1), beschrijft de rol die de Autoriteit zal spelen in de ondersteuning van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 883/2004 bij financiële aangelegenheden in verband met de uitvoering van die verordening (lid 2), en benadrukt de rol van de Autoriteit bij de bevordering van het gebruik van elektronische instrumenten en het digitaliseren van procedures (leden 3 en 4).

De artikelen 9 en 10 leggen uit op welke wijze de Autoriteit de onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties over de grens coördineert: Artikel 9 omschrijft de details voor het opzetten van onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties; het preciseert dat dergelijke acties alleen zullen plaatsvinden met instemming van de betrokken lidstaten, hetzij op verzoek van de nationale autoriteiten, hetzij op initiatief van de Autoriteit (lid 1) en verplicht lidstaten die ervoor kiezen geen onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie uit te voeren om de redenen van hun beslissing te geven (lid 2), hetgeen de lidstaten de mogelijkheid geeft ook gezamenlijke inspecties uit te voeren in gevallen waarin niet alle lidstaten die betrokken zijn bij de onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie, hebben besloten deel te nemen (lid 3). Artikel 10 bevat de praktische regelingen voor het uitvoeren van een door de Autoriteit gecoördineerde onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie.

Artikel 11 schetst de analysen en risicobeoordelingen die de Autoriteit moet uitvoeren op het gebied van de grensoverschrijdende aspecten van arbeidsmobiliteit, waarbij de bijzonderheden worden beschreven van de activiteiten en de context waarin deze werkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 12 bepaalt dat de Autoriteit de lidstaten ondersteunt bij het versterken van hun capaciteit teneinde bij te dragen tot een consistente, eerlijke en doeltreffende toepassing en handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, en definieert specifieke activiteiten voor de Autoriteit om deze taak te vervullen.

Artikel 13 betreffende bemiddeling beschrijft de taak van de Autoriteit bij het oplossen van geschillen tussen de lidstaten.

Artikel 14 definieerde de rol van de Autoriteit bij de bevordering van de samenwerking in geval van een grensoverschrijdende verstoringen van de arbeidsmarkt.

Artikel 15 voorziet in de samenwerking van de Autoriteit met de andere gedecentraliseerde agentschappen van de Unie.

Artikel 16 waarborgt dat alle werkzaamheden van de Autoriteit die gericht zijn op de digitalisering van de procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, gebaseerd zullen zijn op de beginselen van het relevante interoperabiliteitskader en de relevante referentiearchitectuur.

Hoofdstuk III beschrijft de organisatie van de Autoriteit en stelt de details van haar structuur vast.

Artikel 17 bepaalt de administratieve en beheersstructuur van de Autoriteit, bestaande uit een raad van bestuur, een uitvoerend directeur en een stakeholdergroep. Het biedt de Autoriteit ook de mogelijkheid om specifieke werkgroepen en panels vast te stellen voor de uitvoering van specifieke taken.

De artikelen 18 tot en met 22 bevatten de gedetailleerde regels voor de werking van de raad van bestuur. Hierin worden de samenstelling, de taken, de regels met betrekking tot de voorzitter, de vergaderingen en de stemregels van de raad van bestuur bepaald.

Artikel 23 beschrijft de verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur.

Artikel 24 voorziet in de oprichting van een aan de Autoriteit toegevoegde stakeholdergroep als forum voor overleg met belanghebbenden over onderwerpen die verband houden met de taken van de Autoriteit.

Hoofdstuk IV bevat bepalingen inzake de vaststelling en structuur van de begroting van de Autoriteit.

Hoofdstuk V bevat de bepalingen betreffende het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de algemene regels betreffende het personeel, de nationale verbindingsfunctionarissen, de uitvoerend directeur, en de gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden.

Hoofdstuk VI bevat algemene en slotbepalingen, met inbegrip van de voorrechten en immuniteiten die van toepassing zijn op het personeel van de Autoriteit, de talenregeling, regels inzake transparantie en communicatie, fraudebestrijding, veiligheidsvoorschriften en bescherming van informatie, alsook aansprakelijkheid. Het bepaalt dat de Commissie de prestaties van de Autoriteit op gezette tijden beoordeelt. Dit hoofdstuk bevat ook bepalingen inzake administratieve onderzoeken van de Europese Ombudsman alsook samenwerking met derde landen. De vestigingsovereenkomst en voorwaarden voor de werking alsmede de aanvang van de werkzaamheden van de Autoriteit worden in dit hoofdstuk omschreven.

Artikel 46 voorziet in de wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004.

Artikel 47 voorziet in de wijziging van Verordening (EG) nr. 987/2009.

Artikel 48 voorziet in de wijziging van Verordening (EU) nr. 492/2011.

Artikel 49 voorziet in de wijziging van Verordening (EU) 2016/589.

Artikel 50 voorziet in de intrekking van Besluit 2009/17/EG en Besluit (EU) 2016/344.

Artikel 51 heeft betrekking op de inwerkingtreding van deze verordening.

2018/0064 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit

(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 46, artikel 48, artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 91, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 34 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 35 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten zijn fundamentele beginselen van de interne markt van de Unie, die in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn verankerd.

(2)Krachtens artikel 3 VEU zet de Unie zich in voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en bevordert zij sociale rechtvaardigheid en bescherming. Overeenkomstig artikel 9 VWEU houdt de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening met de eisen in verband met, onder andere, de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.

(3)Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben op 17 november 2017 tijdens de sociale top in Göteborg de Europese pijler van sociale rechten gezamenlijk afgekondigd. Tijdens die sociale top is herinnerd aan de noodzaak om mensen op de eerste plaats te zetten, de sociale dimensie van de Unie verder tot ontwikkeling te brengen en convergentie te bevorderen via inspanningen op alle niveaus, zoals bevestigd in de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017.

(4)Overeenkomstig hun gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten voor 2018-2019 verbinden het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich ertoe maatregelen te nemen om de sociale dimensie van de Unie te versterken door de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te verbeteren 36 , de werknemers tegen gezondheidsrisico’s op het werk te beschermen 37 , een rechtvaardige behandeling van iedereen op de arbeidsmarkt van de Unie te waarborgen met behulp van gemoderniseerde regels inzake de terbeschikkingstelling van werknemers 38 en de grensoverschrijdende handhaving van het recht van de Unie verder te verbeteren.

(5)Er moet een Europese Arbeidsautoriteit (de "Autoriteit") worden opgericht met het oog op meer rechtvaardigheid en vertrouwen in de eengemaakte markt. Daartoe is het zaak dat de Autoriteit de lidstaten en de Commissie steunt bij het versterken van de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten in het kader van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en tot relevante diensten, de naleving van het recht van de Unie en de samenwerking tussen de lidstaten bevordert met het oog op de doeltreffende toepassing van het recht van de Unie op deze gebieden en bemiddelt en tot een oplossing bijdraagt als er zich grensoverschrijdende geschillen of verstoringen van de arbeidsmarkt voordoen.

(6)De Autoriteit moet haar activiteiten uitvoeren op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, met inbegrip van het vrije verkeer van werknemers, de detachering van werknemers en uiterst mobiele diensten. Zij moet ook de samenwerking tussen de lidstaten versterken bij de bestrijding van zwartwerk. Wanneer de Autoriteit bij de uitvoering van haar activiteiten onregelmatigheden – inclusief op gebieden van het recht van de Unie die buiten haar bevoegdheid vallen – vermoedt zoals de tewerkstelling van illegale onderdanen van derde landen of schendingen van de arbeidsvoorwaarden of de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften, moet zij hierover verslag kunnen uitbrengen en in voorkomend geval met de Commissie, de bevoegde organen van de Unie en de nationale autoriteiten rond deze kwesties kunnen samenwerken.

(7)De Autoriteit moet het vrije verkeer van werknemers bevorderen, dat geregeld is bij Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en van de Raad 39 , Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad 40 en Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad 41 . Zij moet de detachering van werknemers vergemakkelijken, die geregeld is bij Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en van de Raad 42 en Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad 43 , onder meer door de handhaving van die bepalingen te ondersteunen die door middel van universeel geldende collectieve overeenkomsten worden uitgevoerd in overeenstemming met de praktijken van de lidstaten. Zij moet ook bijstand verlenen bij de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, die geregeld is bij Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad 44 , Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad 45 , Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad 46 , alsmede bij Verordening (EG) nr. 1408/71 van de Raad 47 en Verordening (EG) nr. 574/72 van de Raad 48 .

(8)In bepaalde gevallen is sectorspecifieke wetgeving van de Unie vastgesteld om aan specifieke behoeften in bepaalde sectoren – zoals internationaal vervoer – te voldoen. De Autoriteit moet zich ook bezighouden met de grensoverschrijdende aspecten van de toepassing van dergelijke sectorspecifieke wetgeving van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad 49 , Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad 50 , Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad 51 en Richtlijn (tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG – COM(2017)278) 52 .

(9)De personen die onder de activiteiten van de Autoriteit vallen, moeten personen zijn die onderworpen zijn aan het recht van de Unie binnen het toepassingsgebied van deze verordening, met inbegrip van werknemers, zelfstandigen, werkzoekenden en economisch niet-actieve personen. Het betreft zowel burgers van de Unie als onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven – bijvoorbeeld gedetacheerde werknemers, houders van een Europese blauwe kaart, binnen een onderneming overgeplaatste personen of langdurig ingezeten – en hun gezinsleden.

(10)De oprichting van de Autoriteit mag geen nieuwe rechten en plichten meebrengen voor personen of werkgevers – met inbegrip van marktdeelnemers of organisaties zonder winstoogmerk – aangezien ze onder de activiteiten van de Autoriteit moeten vallen in de mate waarin zij onder het recht van de Unie binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

(11)Om ervoor te zorgen dat ze van een eerlijke en doeltreffende interne markt kunnen profiteren, moet de Autoriteit de mogelijkheden voor personen en werknemers bevorderen om mobiel te zijn of diensten te verlenen en overal in de Unie mensen aan te werven. Dit houdt onder meer in dat de grensoverschrijdende mobiliteit van personen wordt bevorderd door de toegang tot diensten op het gebied van grensoverschrijdende mobiliteit te vergemakkelijken – bijvoorbeeld de grensoverschrijdende matching van vacatures, stages en leerlingplaatsen – en mobiliteitsregelingen te promoten – bijvoorbeeld "Je eerste Eures-baan" of "ErasmusPRO". De Autoriteit moet ook de transparantie van de informatie – onder meer over de rechten en plichten uit hoofde van het recht van de Unie – en de toegang tot diensten voor personen en werkgevers helpen verbeteren – in samenwerking met andere informatiediensten van de Unie, zoals Uw Europa - Advies – en ertoe bijdragen dat ten volle wordt geprofiteerd van en voor consistentie wordt gezorgd met de portaalsite Uw Europa, die de ruggengraat van de toekomstige éne digitale toegangspoort zal vormen 53 .

(12)De Autoriteit moet daartoe samenwerken met andere relevante initiatieven en netwerken van de Unie – met name het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) 54 , het European Enterprise Network 55 , het Border Focal Point 56 en Solvit 57 – en met relevante nationale diensten, zoals de in het kader van Richtlijn 2014/54/EU door de lidstaten aangewezen organen ter bevordering van gelijke behandeling en ter ondersteuning van werknemers in de Unie en hun familieleden en de in het kader van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad 58 aangewezen nationale contactpunten om informatie over gezondheidszorg te verstrekken. De Autoriteit moet ook synergieën met de voorgestelde Europese e-kaart voor diensten 59 onderzoeken, vooral wanneer de lidstaten ervoor kiezen verklaringen over gedetacheerde werknemers via het elektronisch platform in te dienen. De Autoriteit moet de Commissie vervangen bij het beheer van het bij Verordening (EU) 2016/589 opgerichte Europees coördinatiebureau van het Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening ("EURES"), met inbegrip van de vaststelling van de behoeften van de gebruikers en de vereisten voor de doeltreffendheid van het EURES-portaal en de bijbehorende IT-diensten, maar met uitzondering van het verlenen van IT en de exploitatie en de ontwikkeling van de IT-infrastructuur, waarvoor de Commissie zelf zal blijven zorgen.

(13)Met het oog op een eerlijke, eenvoudige en doeltreffende toepassing van het recht van de Unie moet de Autoriteit de samenwerking en de tijdige uitwisseling van informatie tussen de lidstaten bevorderen. Samen met andere personeelsleden is het aan de nationale verbindingsfunctionarissen die binnen de Autoriteit werkzaam zijn, de naleving door de lidstaten van hun samenwerkingsverplichtingen te bevorderen, uitwisselingen tussen lidstaten met behulp van specifieke procedures te versnellen en voor links met andere krachtens het recht van de Unie opgerichte nationale verbindingsbureaus, organen en contactpunten te zorgen. De Autoriteit moet het gebruik van innovatieve methoden voor doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende samenwerking stimuleren – met inbegrip van elektronische instrumenten voor de uitwisseling van gegevens, zoals het systeem voor de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI) en het Informatiesysteem interne markt (IMI) – en bijdragen tot de verdere digitalisering van procedures en tot de verbetering van IT-instrumenten voor de uitwisseling van berichten tussen nationale autoriteiten.

(14)Om de lidstaten beter in staat te stellen grensoverschrijdende onregelmatigheden aan te pakken met betrekking tot het recht van de Unie dat onder haar bevoegdheden valt, moet de Autoriteit de nationale autoriteiten steunen bij het uitvoeren van onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties, onder meer door de uitvoering van de inspecties overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2014/67/EU te vergemakkelijken. De inspecties moeten plaatsvinden als de lidstaten erom verzoeken of als de lidstaten met het voorstel van de Autoriteit instemmen. De Autoriteit moet strategische, logistieke en technische bijstand verlenen aan de lidstaten die aan de onderling afgestemde of gezamenlijke inspecties deelnemen, met volledige inachtneming van de vertrouwelijkheidsvoorschriften. De inspecties moeten in overeenstemming met de betrokken lidstaten worden uitgevoerd en volledig binnen het nationale rechtskader van de betrokken lidstaten vallen, die voor follow-up van de resultaten van de onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties moeten zorgen overeenkomstig hun nationale recht.

(15)Om op de hoogte te blijven van nieuwe trends, uitdagingen of lacunes op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, moet de Autoriteit een analytische en risicobeoordelingscapaciteit ontwikkelen. Daarbij moeten studies en analysen van de arbeidsmarkt worden uitgevoerd, evenals collegiale toetsingen. De Autoriteit moet potentiële onevenwichtigheden in termen van vaardigheden en grensoverschrijdende arbeidsstromen monitoren, met inbegrip van de mogelijke effecten ervan voor de territoriale samenhang. De Autoriteit moet ook de in artikel 10 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde risicobeoordeling ondersteunen. De Autoriteit moet zorgen voor synergieën en complementariteit met andere agentschappen, diensten of netwerken van de Unie. Daarbij moet onder meer worden gestreefd naar input van Solvit en soortgelijke diensten over steeds terugkerende problemen waarmee personen en bedrijven worden geconfronteerd bij de uitoefening van hun rechten op de gebieden binnen de werkingssfeer van de Autoriteit. De Autoriteit moet ook die activiteiten op het gebied van gegevensverzameling vergemakkelijken en stroomlijnen waarin de relevante wetgeving van de Unie binnen haar werkingssfeer voorziet. Dit brengt geen nieuwe rapportageverplichtingen voor de lidstaten mee.

(16)Om de capaciteit van de nationale autoriteiten te versterken en de samenhang bij de toepassing van het recht van de Unie binnen haar werkingssfeer te verbeteren moet de Autoriteit operationele bijstand verlenen aan nationale autoriteiten, onder meer door praktische richtsnoeren op te stellen, opleidingen en programma’s voor collegiaal leren te ontwikkelen, projecten voor wederzijdse bijstand te bevorderen, uitwisselingen van personeel – zoals de in artikel 8 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde uitwisselingen – te vergemakkelijken en de lidstaten te steunen bij de organisatie van voorlichtingscampagnes om personen en werkgevers over hun rechten en plichten te informeren. De Autoriteit moet de uitwisseling, de verspreiding en de toepassing van goede praktijken bevorderen.

(17)De Autoriteit moet een platform bieden om geschillen tussen lidstaten bij de toepassing van het recht van de Unie dat binnen haar werkingssfeer valt, te beslechten. De Autoriteit moet voortbouwen op de bestaande dialoog- en bemiddelingsmechanismen op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid, die door de lidstaten worden gewaardeerd 60 en waarvan het belang door het Hof van Justitie is erkend 61 . De lidstaten moeten zaken naar de Autoriteit kunnen verwijzen met het oog op bemiddeling volgens de daartoe vastgestelde standaardprocedures. De Autoriteit mag zich uitsluitend bezighouden met geschillen tussen lidstaten; personen en werkgevers die bij de uitoefening van hun EU-rechten moeilijkheden ondervinden, moeten kunnen blijven beschikken over de diensten van de lidstaten en van de Unie die zich specifiek met dergelijke zaken bezighouden, zoals het Solvit-netwerk, waarnaar de Autoriteit dergelijke zaken moet verwijzen. Het Solvit-netwerk moet ook zaken ter overweging naar de Autoriteit kunnen verwijzen die niet kunnen worden opgelost als gevolg van meningsverschillen tussen nationale overheidsdiensten.

(18)Om het beheer van aanpassingen van de arbeidsmarkt te vergemakkelijken moet de Autoriteit de samenwerking tussen belanghebbenden bevorderen om verstoringen van de arbeidsmarkt aan te pakken die meer dan één lidstaat treffen, zoals herstructureringen of grote projecten met een impact op de werkgelegenheid in grensregio’s.

(19)Het Europees interoperabiliteitskader 62 biedt beginselen en aanbevelingen om de governance van interoperabiliteitsactiviteiten en de openbare dienstverlening te verbeteren, organisatie- en grensoverschrijdende verbanden op te zetten, processen ter ondersteuning van digitale eind-tot-einddiensten te stroomlijnen en ervoor te zorgen dat bestaande en nieuwe wetgeving de interoperabiliteitsbeginselen ondersteunt. De Europese interoperabiliteitsreferentiearchitectuur (EIRA) is een generieke structuur die beginselen en richtsnoeren omvat voor de uitvoering van interoperabiliteitsoplossingen 63 . Het Europees interoperabiliteitskader en de EIRA moeten als richtsnoer en steun voor de Autoriteit fungeren op het gebied van interoperabiliteit.

(20) De Autoriteit moet worden bestuurd en beheerd overeenkomstig de beginselen van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 juli 2012 over de gedecentraliseerde agentschappen.

(21)De lidstaten en de Commissie moeten in een raad van bestuur vertegenwoordigd zijn om ervoor te zorgen dat de Autoriteit doeltreffend kan functioneren. Bij de samenstelling van de raad van bestuur – met inbegrip van de selectie van de voorzitter en de vicevoorzitter – moet rekening worden gehouden met het evenwicht tussen mannen en vrouwen, ervaring en kwalificaties. Met het oog op het doeltreffend en efficiënt functioneren van de Autoriteit moet de raad van bestuur met name een jaarlijks werkprogramma vaststellen, zijn taken met betrekking tot de begroting van de Autoriteit uitvoeren, de voor de Autoriteit geldende financiële regels vaststellen, een uitvoerend directeur benoemen en de procedures vaststellen die de uitvoerend directeur moet volgen bij het nemen van besluiten met betrekking tot de operationele taken van de Autoriteit. Vertegenwoordigers van landen die geen lidstaten van de Unie zijn maar die het recht van de Unie toepassen binnen de werkingssfeer van de Autoriteit, kunnen als waarnemers aan de vergaderingen van de raad van bestuur deelnemen.

(22)Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie moeten de raad van bestuur en de uitvoerend directeur onafhankelijk zijn bij de uitvoering van hun taken en in het algemeen belang handelen.

(23)Op de gebieden binnen haar werkingssfeer moet de Autoriteit op de deskundigheid van relevante belanghebbenden kunnen rekenen via een specifieke stakeholdergroep. De leden moeten vertegenwoordigers van de sociale partners op het niveau van de Unie zijn. Bij de uitvoering van activiteiten houdt de stakeholdergroep naar behoren rekening met het advies en de expertise van het bij Verordening (EG) nr. 883/2004 opgerichte Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het uit hoofde van Verordening (EU) nr. 492/2011 opgerichte Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers.

(24)Om haar volledige autonomie en onafhankelijkheid te waarborgen moet de Autoriteit over een autonome begroting beschikken met inkomsten uit de algemene begroting van de Unie, eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten en eventuele bijdragen van derde landen die aan de werkzaamheden van de Autoriteit deelnemen. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen moet de Autoriteit ook financiering in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hocsubsidies kunnen krijgen, evenals vergoedingen voor publicaties en eventuele andere door de Autoriteit verleende diensten.

(25)Persoonsgegevens moeten in het kader van deze verordening overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 64 of Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 65 worden verwerkt, afhankelijk van de vraag welke verordening van toepassing is. Dit houdt onder meer in dat passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen om aan de verplichtingen van die verordeningen te voldoen, en met name de verplichtingen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verwerking van gegevens, de beveiliging van de verwerkingsactiviteiten, de verstrekking van informatie en de rechten van de betrokkenen.

(26)Met het oog op het transparant functioneren van de Autoriteit moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad 66 op de Autoriteit van toepassing te zijn. De activiteiten van de Autoriteit moeten door de Europese Ombudsman kunnen worden onderzocht overeenkomstig artikel 228 VWEU.

(27)Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 67 moet op de Autoriteit van toepassing zijn en de Autoriteit moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF.

(28)De gastlidstaat waar de Autoriteit gevestigd is, moet de best mogelijke voorwaarden bieden voor het efficiënt functioneren van de Autoriteit.

(29)Met het oog op open en transparante arbeidsvoorwaarden en de gelijke behandeling van de personeelsleden moeten het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (het Statuut van de ambtenaren) en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (de regeling) – beide vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 en waarnaar gezamenlijk verwezen wordt als het Statuut – van toepassing zijn op de personeelsleden en de uitvoerend directeur van de Autoriteit, met inbegrip van de voorschriften inzake het beroepsgeheim of andere gelijkwaardige geheimhoudingsplichten.

(30)Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden moet de Autoriteit met andere agentschappen van de Unie – met name met de agentschappen op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid – samenwerken, waarbij van hun deskundigheid wordt gebruikgemaakt en naar zoveel mogelijk synergieën wordt gestreefd: de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA), de Europese Stichting voor opleiding (ETF) en – bij de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de mensenhandel – het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust).

(31)Om de activiteiten van bestaande organen op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit een operationele dimensie te verlenen moet de Autoriteit de taken overnemen van het bij Verordening (EU) nr. 492/2011 opgerichte Technisch Comité voor het vrije verkeer van werknemers, het bij Besluit 2009/17/EG van de Commissie ingestelde Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers 68 en het bij Besluit (EU) 2016/344 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk 69 . Met de oprichting van de Autoriteit moeten die organen ophouden te bestaan.

(32)De Autoriteit moet de activiteiten van de bij Verordening (EG) nr. 883/2004 opgerichte Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ("de Administratieve Commissie") aanvullen voor zover zij regelgevende taken uitvoert met betrekking tot de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009. De Autoriteit moet echter operationele taken overnemen die momenteel binnen het kader van de Administratieve Commissie worden uitgevoerd: de Autoriteit moet onder meer tussen lidstaten bemiddelen en een forum bieden voor de behandeling van financiële kwesties met betrekking tot de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 bieden – waarbij zij de bij die verordeningen opgerichte Rekencommissie vervangt – en de behandeling van kwesties met betrekking tot elektronische gegevensuitwisseling en IT-instrumenten om de toepassing van die verordeningen te vergemakkelijken – waarbij zij de bij die verordeningen opgerichte Technische Commissie voor de gegevensverwerking vervangt.

(33)Het bij Verordening (EG) nr. 883/2004 opgerichte Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het uit hoofde van Verordening (EU) nr. 492/2011 opgerichte Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers bieden een forum voor de raadpleging van de sociale partners en regeringsvertegenwoordigers op nationaal niveau. De Autoriteit moet aan hun werkzaamheden bijdragen en kan aan hun vergaderingen deelnemen.

(34)In het licht van deze nieuwe institutionele structuur moeten de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EG) nr. 987/2009, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589 worden gewijzigd en de Besluiten 2009/17/EG en (EU) 2016/344 worden ingetrokken.

(35)Het VWEU erkent uitdrukkelijk dat de verschillen tussen de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen en de autonomie van de sociale partners moeten worden geëerbiedigd. Deelname aan de activiteiten van de Autoriteit doet geen afbreuk aan de bevoegdheden, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de lidstaten in het kader van onder meer de relevante en toepasselijke verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) – bijvoorbeeld Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel – en aan de bevoegdheden van de lidstaten om inzake nationale arbeidsverhoudingen te reguleren, te bemiddelen of te monitoren, met name wat betreft de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen, en collectieve maatregelen te nemen.

(36)Aangezien de doelstellingen van deze verordening – het vrije verkeer van werknemers en diensten bevorderen en bijdragen tot meer eerlijkheid op de interne markt – onvoldoende kunnen worden verwezenlijkt bij een ongecoördineerd optreden van de lidstaten en beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt vanwege de grensoverschrijdende aard van die activiteiten en de noodzaak van nauwere samenwerking tussen de lidstaten, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(37)Overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie eerbiedigt deze verordening de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgesteld,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Beginselen

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.Bij deze verordening wordt de Europese Arbeidsautoriteit ("de Autoriteit") opgericht.

2.De Autoriteit verleent de lidstaten en de Commissie bijstand op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in de Unie.

Artikel 2

Doelstellingen

De doelstelling van de Autoriteit is bij te dragen tot het waarborgen van eerlijke arbeidsmobiliteit op de interne markt. Daartoe:

a)bevordert de Autoriteit de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten, en tot relevante diensten;

b)ondersteunt de Autoriteit de samenwerking tussen de lidstaten bij de grensoverschrijdende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, onder meer door gezamenlijke inspecties te vergemakkelijken;

c)bemiddelt de Autoriteit in en draagt zij bij tot een oplossing voor grensoverschrijdende geschillen tussen nationale autoriteiten of verstoringen van de arbeidsmarkt.

Artikel 3

Juridische status

1.De Autoriteit is een orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid.

2.In elke lidstaat geniet de Autoriteit de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van de betreffende lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of van de hand doen en in rechte optreden.

Artikel 4

Vestigingsplaats

De Autoriteit is gevestigd in [x].

Hoofdstuk II

Taken van de Autoriteit

Artikel 5

Taken van de Autoriteit

Om haar doelstellingen te verwezenlijken voert de Autoriteit de volgende taken uit:

a)overeenkomstig de artikelen 6 en 7 bevordert zij de toegang van personen en werkgevers tot informatie over rechten en plichten in grensoverschrijdende situaties en de toegang tot diensten op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;

b)overeenkomstig artikel 8 bevordert zij de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen nationale autoriteiten met het oog op de doeltreffende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie;

c)overeenkomstig de artikelen 9 en 10 coördineert en ondersteunt zij onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties;

d)overeenkomstig artikel 11 voert zij analysen en risicobeoordelingen uit met betrekking tot grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;

e)overeenkomstig artikel 12 ondersteunt zij de lidstaten bij de capaciteitsopbouw met het oog op de doeltreffende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie;

f)overeenkomstig artikel 13 bemiddelt zij bij geschillen tussen de autoriteiten van de lidstaten over de toepassing van het toepasselijke recht van de Unie;

g)overeenkomstig artikel 14 bevordert zij de samenwerking tussen relevante belanghebbenden bij grensoverschrijdende verstoringen van de arbeidsmarkt.

Artikel 6

Informatie over grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit

Overeenkomstig Verordening (EU) 589/2016 inzake Eures en Verordening [één digitale toegangspoort – COM(2017) 256] verbetert de Autoriteit de beschikbaarheid, de kwaliteit en de toegankelijkheid van de aan personen en werkgevers verstrekte informatie om de arbeidsmobiliteit binnen de Unie te bevorderen. Daartoe:

a)verstrekt de Autoriteit relevante informatie over de rechten en plichten van personen bij grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;

b)bevordert de Autoriteit mogelijkheden om de arbeidsmobiliteit van personen te ondersteunen, onder meer door advies over de toegang tot onderwijs en taalopleidingen te verlenen;

c)verstrekt de Autoriteit relevante informatie aan werkgevers over arbeidsvoorschriften en de levens- en arbeidsvoorwaarden voor werknemers – met inbegrip van gedetacheerde werknemers – bij grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;

d)helpt de Autoriteit de lidstaten bij het voldoen aan de verplichtingen inzake de verspreiding van en de toegang tot informatie over het vrije verkeer van werknemers – zoals vastgesteld in artikel 6 van Richtlijn 2014/54/EU – en de terbeschikkingstelling van werknemers – zoals vastgesteld in artikel 5 van Richtlijn 2014/67/EU;

e)helpt de Autoriteit de lidstaten bij het verbeteren van de nauwkeurigheid, de volledigheid en de gebruikersvriendelijkheid van relevante nationale informatiediensten overeenkomstig de kwaliteitscriteria van Verordening [één digitale toegangspoort – COM(2017)256];

f)helpt de Autoriteit de lidstaten – met volledige inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten – bij het op vrijwillige basis stroomlijnen van de informatie- en dienstverlening aan personen en werkgevers met betrekking tot grensoverschrijdende mobiliteit.

Artikel 7

Toegang tot diensten op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit

1.De Autoriteit verleent diensten aan personen en werkgevers om de arbeidsmobiliteit binnen de Unie te bevorderen. Daartoe:

a)bevordert de Autoriteit de ontwikkeling van initiatieven – onder meer gerichte mobiliteitsprogramma's – om de grensoverschrijdende mobiliteit van personen te ondersteunen;

b)maakt de Autoriteit de grensoverschrijdende koppeling van vacatures voor banen, stages en leerlingplaatsen aan cv’s en sollicitaties mogelijk ten behoeve van personen en werkgevers, met name via Eures;

c)werkt de Autoriteit met andere initiatieven en netwerken van de Unie samen – bijvoorbeeld het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening, het European Enterprise Network en het Border Focal Point – om met name grensoverschrijdende obstakels voor de arbeidsmobiliteit op te sporen en uit de weg te ruimen;

d)bevordert de Autoriteit de samenwerking tussen de bevoegde nationale diensten die overeenkomstig Richtlijn 2014/54/EU zijn aangewezen om in informatie, advies en bijstand met betrekking tot grensoverschrijdende mobiliteit te voorzien ten behoeve van personen en werkgevers, en de nationale contactpunten die overeenkomstig Richtlijn 2011/24/EU zijn aangewezen om informatie over gezondheidszorg te verstrekken.

2.Met uitzondering van de technische exploitatie en de ontwikkeling van het Eures-portaal en aanverwante IT-diensten – die de Commissie blijft beheren – beheert de Autoriteit het Europees coördinatiebureau van Eures en zorgt zij ervoor dat het bureau zijn taken overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2016/589 uitvoert. De Autoriteit zorgt er onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur – zoals bepaald in artikel 23, lid 4, onder k), – voor dat deze activiteit volledig voldoet aan de vereisten van de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving, met inbegrip van de vereiste een functionaris voor gegevensbescherming aan te stellen, zoals bepaald in artikel 37.

Artikel 8

Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten

1.De Autoriteit bevordert de samenwerking tussen de lidstaten en ondersteunt hun daadwerkelijke naleving van samenwerkingsverplichtingen – onder meer inzake de uitwisseling van informatie – die zijn vastgesteld in het recht van de Unie dat onder de bevoegdheden van de Autoriteit valt.

Daartoe is het aan de Autoriteit om – op verzoek van de nationale autoriteiten en met het oog op snellere uitwisselingen tussen die autoriteiten – met name:

a)de nationale autoriteiten te helpen bij het opsporen van de relevante contactpunten van de nationale autoriteiten in andere lidstaten;

b)de follow-up van verzoeken en de uitwisseling van informatie tussen nationale autoriteiten te bevorderen door logistieke en technische steun – met inbegrip van vertaal- en tolkendiensten – te verlenen en informatie over de stand van bepaalde zaken uit te wisselen;

c)beste praktijken te bevorderen en uit te wisselen;

d)de grensoverschrijdende handhaving van sancties en boetes te bevorderen;

e)om de drie maanden verslag bij de Commissie uit te brengen over onvoldane verzoeken tussen lidstaten en – zo nodig – een bemiddelingsprocedure te starten overeenkomstig artikel 13.

2.Overeenkomstig artikel 74 van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de artikelen 65, 67 en 69 van Verordening (EG) nr. 987/2009 ondersteunt de Autoriteit de werkzaamheden van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels bij de behandeling van financiële kwesties met betrekking tot de coördinatie van de sociale zekerheid.

3.De Autoriteit bevordert het gebruik van elektronische instrumenten en procedures voor de uitwisseling van berichten tussen nationale autoriteiten, met inbegrip van het Informatiesysteem interne markt (IMI) en het systeem voor de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI).

4.De Autoriteit stimuleert het gebruik van innovatieve methoden voor doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende samenwerking, onderzoekt het mogelijke gebruik van elektronische uitwisselingsmechanismen tussen de lidstaten om fraude gemakkelijker op te sporen en dient verslagen bij de Commissie in met het oog op de verdere ontwikkeling van die mechanismen.

Artikel 9

Coördinatie van onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties

1.Op verzoek van een of meer lidstaten coördineert de Autoriteit onderling afgestemde of gezamenlijke inspecties op gebieden die onder de bevoegdheden van de Autoriteit vallen. Het verzoek kan door een of meer lidstaten worden ingediend. De Autoriteit kan de autoriteiten van de betrokken lidstaten ook voorstellen dat zij zelf een onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie uitvoeren.

2.Wanneer de autoriteit van een lidstaat beslist de in lid 1 bedoelde onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie niet uit te voeren of er niet aan deel te nemen, brengt zij de Autoriteit ruim van tevoren schriftelijk op de hoogte van de redenen voor haar beslissing. De Autoriteit brengt dan de andere betrokken nationale autoriteiten op de hoogte.

3.Er kan alleen een onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie worden uitgevoerd, als alle deelnemende lidstaten er via hun nationale verbindingsfunctionarissen vooraf mee hebben ingestemd. Als een of meer lidstaten weigeren aan de onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie deel te nemen, kunnen de overige nationale autoriteiten in voorkomend geval de voorgenomen onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie alleen in de deelnemende lidstaten uitvoeren. De lidstaten die aan de inspectie weigeren deel te nemen, zorgen ervoor dat de informatie over de voorgenomen inspectie vertrouwelijk blijft.

Artikel 10

Regelingen voor onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties

1.In de overeenkomst tussen de deelnemende lidstaten en de Autoriteit over een gezamenlijke inspectie ("de overeenkomst over een gezamenlijke inspectie") worden de voorwaarden voor het uitvoeren van een dergelijke inspectie vastgesteld. De overeenkomst over een gezamenlijke inspectie kan bepalingen bevatten op grond waarvan overeengekomen en geplande gezamenlijke inspecties op korte termijn kunnen plaatsvinden. De Autoriteit stelt een modelovereenkomst op.

2.Onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties en de follow-up ervan worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten.

3.De Autoriteit verleent logistieke en technische steun – waaronder eventueel vertaal- en tolkendiensten – aan de lidstaten die onderling afgestemde of gezamenlijke inspecties uitvoeren.

4.Personeelsleden van de Autoriteit kunnen aan een onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie deelnemen, als de lidstaat op het grondgebied waarvan zij bijstand bij de inspectie verlenen, hiermee vooraf instemt.

5.De nationale autoriteiten die een onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie uitvoeren, brengen bij de Autoriteit verslag uit over de resultaten in hun respectieve lidstaten en over het algehele operationele verloop van de onderling afgestemde of gezamenlijke inspectie.

6.Informatie over de onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties wordt opgenomen in de driemaandelijkse verslagen die aan de raad van bestuur worden voorgelegd. In het jaarlijkse activiteitenverslag van de Autoriteit wordt een jaarverslag over de door de Autoriteit ondersteunde inspecties opgenomen.

7.Als de Autoriteit tijdens onderling afgestemde of gezamenlijke inspecties of bij enige andere activiteit onregelmatigheden bij de toepassing van het recht van de Unie vermoedt – zelfs op gebieden die buiten haar bevoegdheden vallen –, meldt zij die vermoede onregelmatigheden in voorkomend geval aan de Commissie en de autoriteiten in de betrokken lidstaat.

Artikel 11

Analysen en risicobeoordelingen van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit

1.De Autoriteit beoordeelt risico’s en voert analysen uit met betrekking tot grensoverschrijdende arbeidsstromen, zoals onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt, sectorspecifieke bedreigingen en terugkerende problemen voor personen en werkgevers met betrekking tot grensoverschrijdende mobiliteit. De Autoriteit zorgt daarbij voor complementariteit met andere agentschappen of diensten van de Unie en zij maakt gebruik van hun expertise, onder meer op het gebied van de prognose van vaardigheidsbehoeften en gezondheid en veiligheid op het werk. Op verzoek van de Commissie kan de Autoriteit gerichte en diepgaande analysen en studies uitvoeren om specifieke kwesties in verband met arbeidsmobiliteit te onderzoeken.

2.De Autoriteit organiseert collegiale toetsingen tussen nationale autoriteiten en diensten om:

a)eventuele vraagstukken, problemen en specifieke kwesties te onderzoeken met betrekking tot de uitvoering en de praktische toepassing van het recht van de Unie op gebieden die onder de bevoegdheden van de Autoriteit vallen, evenals de handhaving ervan in de praktijk;

b)voor meer samenhang te zorgen bij de dienstverlening aan personen en bedrijven;

c)de kennis van en het wederzijds inzicht in verschillende systemen en praktijken te verbeteren en de doeltreffendheid van verschillende beleidsmaatregelen te beoordelen, met inbegrip van preventieve en afschrikkingsmaatregelen.

3.De Autoriteit brengt op gezette tijden verslag van haar bevindingen uit bij de Commissie en rechtstreeks bij de betrokken lidstaten en zij stelt mogelijke maatregelen voor om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen.

4.De Autoriteit verzamelt door de lidstaten gecompileerde en verstrekte statistische gegevens op de gebieden van het recht van de Unie die onder de bevoegdheden van de Autoriteit vallen. De Autoriteit streeft er daarbij naar de huidige gegevensverzameling op deze gebieden te stroomlijnen. In voorkomend geval is artikel 16 van toepassing. In voorkomend geval neemt de Autoriteit contact op met de Commissie (Eurostat) en deelt zij de resultaten van haar activiteiten op het gebied van gegevensverzameling.

Artikel 12

Steun voor capaciteitsopbouw

De Autoriteit steunt de lidstaten bij de capaciteitsopbouw ter bevordering van de consistente handhaving van het recht van de Unie op alle gebieden die onder deze verordening vallen. De Autoriteit voert met name de volgende activiteiten uit:

a)het ontwikkelen van gemeenschappelijke richtsnoeren ten behoeve van de lidstaten – met inbegrip van richtsnoeren voor inspecties in zaken met een grensoverschrijdend karakter – en van gedeelde definities en gemeenschappelijke begrippen op basis van relevante werkzaamheden op het niveau van de Unie;

b)het bevorderen en ondersteunen van wederzijdse bijstand – in de vorm van "peer-to-peer"-activiteiten of groepsactiviteiten – en van uitwisselingen van personeel en detacheringsprogramma's tussen nationale autoriteiten;

c)het bevorderen van de uitwisseling en de verspreiding van ervaringen en goede praktijken, met inbegrip van voorbeelden van samenwerking tussen de relevante nationale autoriteiten;

d)het ontwikkelen van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma’s en specifiek opleidingsmateriaal;

e)het bevorderen van voorlichtingscampagnes, met inbegrip van campagnes om personen en werkgevers – en vooral kleine en middelgrote ondernemingen – te informeren over hun rechten en plichten en hun mogelijkheden.

Artikel 13

Bemiddeling tussen lidstaten

1.Bij geschillen tussen de lidstaten over de toepassing of de interpretatie van het recht van de Unie op de gebieden die onder deze verordening vallen, kan de Autoriteit een bemiddelende rol spelen.

2.Op verzoek van een van de bij een geschil betrokken lidstaten start de Autoriteit een bemiddelingsprocedure bij de bemiddelingscommissie, die voor dit doel is opgericht overeenkomstig artikel 17, lid 2. Als alle bij een geschil betrokken lidstaten ermee instemmen, kan de Autoriteit ook op eigen initiatief een bemiddelingsprocedure bij de bemiddelingscommissie starten – onder meer op basis van een verwijzing van Solvit.

3.Wanneer de lidstaten een zaak ter bemiddeling aan de Autoriteit voorleggen, zorgen zij ervoor dat alle persoonsgegevens met betrekking tot die zaak geanonimiseerd zijn en de Autoriteit verwerkt in geen enkel stadium van de bemiddelingsprocedure persoonsgegevens van personen die bij de zaak betrokken zijn.

4.De Autoriteit kan niet bemiddelen bij zaken waarvoor al gerechtelijke procedures lopen op nationaal niveau of op het niveau van de Unie.

5.Uiterlijk drie maanden na afloop van de bemiddeling door de Autoriteit brengen de betrokken lidstaten verslag bij de Autoriteit uit over hun follow-upmaatregelen van de bemiddeling of over de redenen waarom zij geen follow-upmaatregelen hebben genomen.

6.De Autoriteit brengt driemaandelijks verslag bij de Commissie uit over de resultaten van de zaken waarin zij bemiddelt.

Artikel 14

Samenwerking bij grensoverschrijdende verstoringen van de arbeidsmarkt

Op verzoek van de nationale autoriteiten kan de Autoriteit de samenwerking tussen belanghebbenden bevorderen om verstoringen van de arbeidsmarkt aan te pakken die meer dan één lidstaat treffen, zoals grootschalige herstructureringen of grote projecten met een impact op de werkgelegenheid in grensregio’s.

Artikel 15

Samenwerking met andere agentschappen

De Autoriteit stelt in voorkomend geval samenwerkingsregelingen vast met andere gedecentraliseerde agentschappen van de Unie.

Artikel 16

Interoperabiliteit en uitwisseling van informatie

De Autoriteit zorgt voor de coördinatie, de ontwikkeling en de toepassing van interoperabiliteitskaders om de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en ook met de Autoriteit te waarborgen. Die interoperabiliteitskaders zijn gebaseerd op en worden ondersteund door het Europees interoperabiliteitskader 70 en de in Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad 71 bedoelde Europese interoperabiliteitsreferentiearchitectuur.

Hoofdstuk III

Organisatie van de Autoriteit

Artikel 17

Administratieve en beheersstructuur

1.De administratieve en beheersstructuur van de Autoriteit bestaat uit:

a)een raad van bestuur met de in artikel 19 vastgestelde taken;

b)een uitvoerend directeur met de in artikel 23 vastgestelde verantwoordelijkheden;

c)een stakeholdergroep met de in artikel 24 vastgestelde taken.

2.Voor de uitvoering van haar specifieke taken of voor specifieke beleidsgebieden kan de Autoriteit werkgroepen of deskundigenpanels oprichten met vertegenwoordigers van de lidstaten en/of de Commissie of met externe op basis van selectieprocedures gekozen deskundigen, met inbegrip van een bemiddelingscommissie voor haar taken uit hoofde van artikel 13 van deze verordening en een speciale werkgroep voor de in artikel 8, lid 2, van deze verordening bedoelde behandeling van financiële kwesties met betrekking tot de toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009.

De Autoriteit stelt – na raadpleging van de Commissie – het reglement van orde van deze werkgroepen en panels vast. Bij kwesties in verband met de coördinatie van de sociale zekerheid wordt ook de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels geraadpleegd.

Sectie 1

Raad van bestuur

Artikel 18

Samenstelling van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur bestaat uit één hooggeplaatste vertegenwoordiger van elke lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie, die allen stemrecht hebben.

2.Elk lid van de raad van bestuur heeft een plaatsvervanger. De plaatsvervangers vertegenwoordigen de afwezige leden.

3.De leden van de raad van bestuur die een lidstaat vertegenwoordigen, en hun plaatsvervangers worden door hun respectieve lidstaat benoemd op basis van hun kennis van de in artikel 1, lid 2, vermelde gebieden, waarbij rekening wordt gehouden met relevante bestuurlijke, administratieve en budgettaire vaardigheden.

De Commissie benoemt de leden die haar vertegenwoordigen.

De lidstaten en de Commissie trachten het verloop van hun vertegenwoordigers in de raad van bestuur te beperken om de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te waarborgen. Alle partijen streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van bestuur.

4.De ambtstermijn van de leden en hun plaatsvervangers bedraagt vier jaar. Die termijn kan worden verlengd.

5.Vertegenwoordigers van derde landen die het recht van de Unie toepassen op de gebieden die onder deze verordening vallen, kunnen als waarnemers aan de vergaderingen van de raad van bestuur deelnemen.

Artikel 19

Taken van de raad van bestuur

1.Het is aan de raad van bestuur om met name:

a)toezicht op de activiteiten van de Autoriteit te houden;

b)de jaarlijkse begroting van de Autoriteit met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden goed te keuren en andere taken met betrekking tot de begroting van de Autoriteit uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk IV;

c)het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit te beoordelen en goed te keuren – met inbegrip van een overzicht van de uitvoering van de taken van de Autoriteit – en aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer toe te zenden. Het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit wordt openbaar gemaakt;

d)de op de Autoriteit toepasselijke financiële regels vast te stellen overeenkomstig artikel 30;

e)een strategie ter bestrijding van fraude vast te stellen die evenredig is aan het frauderisico, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en voordelen van de uit te voeren maatregelen;

f)regels vast te stellen om belangenconflicten van zijn leden, de leden van de stakeholdergroep en de leden van de overeenkomstig artikel 17, lid 2, opgerichte werkgroepen en panels van de Autoriteit te voorkomen en te behandelen en jaarlijks op zijn website de belangenverklaring van de leden van de raad van bestuur bekend te maken;

g)de in artikel 37, lid 3, bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vast te stellen en op gezette tijden bij te werken op basis van een analyse van de behoeften;

h)zijn reglement van orde vast te stellen;

i)het reglement van orde vast te stellen van de overeenkomstig artikel 17, lid 2, opgerichte werkgroepen en panels van de Autoriteit;

j)overeenkomstig lid 2 de bevoegdheden met betrekking tot het personeel van de Autoriteit uit te oefenen die het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden respectievelijk aan het tot aanstelling bevoegde gezag en het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag 72 ("de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag") toekent;

k)uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ter uitvoering van het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden overeenkomstig artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren;

l)in voorkomend geval een interne auditcapaciteit op te bouwen;

m)de uitvoerend directeur te benoemen en – zo nodig – zijn/haar ambtstermijn te verlengen of hem/haar uit zijn/haar ambt te ontzetten overeenkomstig artikel 32;

n)een rekenplichtige te benoemen voor wie het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden gelden en die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn/haar taken;

o)de procedure voor de selectie van de leden en de plaatsvervangers van de overeenkomstig artikel 24 opgerichte stakeholdergroep vast te stellen en die leden en plaatsvervangers te benoemen;

p)voor een passende follow-up te zorgen van de bevindingen en aanbevelingen die het resultaat zijn van interne of externe auditverslagen en evaluaties en van onderzoeken van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF);

q)alle beslissingen met betrekking tot de oprichting van de interne comités of andere organen van de Autoriteit – en zo nodig de wijziging ervan – te nemen, waarbij rekening met de activiteitenbehoeften van de Autoriteit wordt gehouden en naar een gezond financieel beheer wordt gestreefd;

r)het ontwerp van het in artikel 25 bedoelde enig programmeringsdocument van de Autoriteit goed te keuren, vóórdat het voor advies aan de Commissie wordt voorgelegd;

s)– na het advies van de Commissie – het enig programmeringsdocument van de Autoriteit goed te keuren met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden en overeenkomstig artikel 25;

2.De raad van bestuur keurt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren een op artikel 2, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren en artikel 6 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden gebaseerd besluit goed dat de relevante bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur delegeert en de voorwaarden vaststelt waaronder die delegatie van bevoegdheden kan worden geschorst. De uitvoerend directeur kan die bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

3.Wanneer uitzonderlijke omstandigheden zulks vereisen, kan de raad van bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en van de door de uitvoerend directeur op zijn beurt gedelegeerde bevoegdheden tijdelijk schorsen en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

Artikel 20

Voorzitter van de raad van bestuur

1.De raad van bestuur kiest een voorzitter en een vicevoorzitter uit de stemgerechtigde leden en streeft naar evenwicht tussen mannen en vrouwen. De voorzitter en de vicevoorzitter worden verkozen met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur.

Als de eerste stemronde geen tweederdemeerderheid oplevert, wordt een tweede stemronde georganiseerd waarbij een gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur volstaat om de voorzitter en de vicevoorzitter te verkiezen.

De vicevoorzitter vervangt de voorzitter automatisch wanneer hij/zij niet in staat is zijn/haar taken uit te voeren.

2.De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt vier jaar. Hun ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Wanneer hun lidmaatschap van de raad van bestuur echter tijdens hun ambtstermijn eindigt, loopt hun ambtstermijn automatisch op die datum af.

Artikel 21

Vergaderingen van de raad van bestuur

1.De voorzitter belegt de vergaderingen van de raad van bestuur.

2.De uitvoerend directeur van de Autoriteit neemt deel aan de beraadslagingen maar heeft geen stemrecht.

3.De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Bovendien komt de raad van bestuur samen op verzoek van de voorzitter, de Commissie of ten minste één derde van zijn leden.

4.De raad van bestuur belegt ten minste eenmaal per jaar een vergadering met de stakeholdergroep.

5.De raad van bestuur kan personen die interessant advies kunnen verlenen, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

6.De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers kunnen – als het reglement van orde hierin voorziet – tijdens de vergaderingen door adviseurs of deskundigen worden bijgestaan.

7.De Autoriteit verzorgt het secretariaat voor de raad van bestuur.

Artikel 22

Stemprocedures in de raad van bestuur

1.Onverminderd artikel 19, lid 1, onder b), en artikel 32, lid 8, neemt de raad van bestuur besluiten bij meerderheid van de stemgerechtigde leden.

2.Elk stemgerechtigd lid heeft één stem. Bij afwezigheid van een stemgerechtigd lid is zijn/haar plaatsvervanger gerechtigd zijn/haar stem uit te brengen.

3.De voorzitter neemt deel aan de stemming.

4.De uitvoerend directeur neemt niet deel aan de stemming.

5.In het reglement van orde van de raad van bestuur worden meer gedetailleerde stemprocedures vastgesteld, met name de omstandigheden waarin een lid mag handelen namens een ander lid en waarin schriftelijke procedures voor de stemming moeten worden gebruikt.

Sectie 2

Uitvoerend directeur

Artikel 23

Verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

1.De uitvoerend directeur leidt de Autoriteit. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

2.De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag aan het Europees Parlement uit over de uitvoering van zijn/haar taken. De Raad kan de uitvoerend directeur uitnodigen om verslag over de uitvoering van zijn/haar taken uit te brengen.

3.De uitvoerend directeur vertegenwoordigt de Autoriteit in rechte.

4.De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die bij deze verordening aan de Autoriteit worden toegewezen. Het is met name aan de uitvoerend directeur om:

a)de dagelijkse leiding van de Autoriteit op zich te nemen;

b)de besluiten van de raad van bestuur uit te voeren;

c)het ontwerp van het enig programmeringsdocument op te stellen en ter goedkeuring bij de raad van bestuur in te dienen;

d)het enig programmeringsdocument uit te voeren en bij de raad van bestuur verslag over de uitvoering ervan uit te brengen;

e)het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit op te stellen en ter beoordeling en goedkeuring aan de raad van bestuur voor te leggen;

f)een actieplan voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, evenals van onderzoeken van OLAF op te stellen, en tweemaal per jaar aan de Commissie en op gezette tijden aan de raad van bestuur verslag over de geboekte vooruitgang uit te brengen;

g)de financiële belangen van de Unie te beschermen door preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te nemen, doeltreffende controles uit te voeren – zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksbevoegdheid van OLAF – en bij onregelmatigheden de ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en in voorkomend geval doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties – inclusief financiële sancties – op te leggen;

h)een fraudebestrijdingsstrategie voor de Autoriteit te ontwikkelen en ter goedkeuring aan de raad van bestuur voor te leggen;

i)de voor de Autoriteit geldende financiële regels op te stellen en aan de raad van bestuur voor te leggen;

j)de ontwerpverklaring van de geraamde inkomsten en uitgaven voor de Autoriteit op te stellen en de begroting van de Autoriteit uit te voeren;

k)de door de raad van bestuur vastgestelde maatregelen uit te voeren om te voldoen aan de verplichtingen inzake gegevensbescherming van Verordening (EG) nr. 45/2001.

5.De uitvoerend directeur beslist of het noodzakelijk is een of meer personeelsleden in een of meer lidstaten te vestigen. Alvorens te beslissen een plaatselijk kantoor te openen, vraagt de uitvoerend directeur de toestemming van de Commissie, de raad van bestuur en de betrokken lidstaat/lidstaten. In het besluit wordt het bereik van de activiteiten van het plaatselijk kantoor zodanig gespecificeerd dat onnodige kosten en een verdubbeling van de administratieve taken van de Autoriteit worden vermeden. Het kan nodig zijn een vestigingsovereenkomst met de betrokken lidstaat/lidstaten te sluiten.

Sectie 3

Stakeholdergroep

Artikel 24

Oprichting en samenstelling van de stakeholdergroep

1.Er wordt een aan de Autoriteit toegevoegde stakeholdergroep met adviserende taken opgericht om het overleg met relevante belanghebbenden te vergemakkelijken en van hun deskundigheid te profiteren op gebieden die onder deze verordening vallen.

2.De stakeholdergroep kan met name advies aan de Autoriteit verlenen over zaken met betrekking tot de toepassing en de handhaving van het recht van de Unie op gebieden die onder deze verordening vallen.

3.De stakeholdergroep wordt door de uitvoerend directeur voorgezeten en komt ten minste tweemaal per jaar samen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van de Commissie.

4.De stakeholdergroep bestaat uit zes vertegenwoordigers van de sociale partners op het niveau van de Unie die in gelijke mate de vakbonden en de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen, en twee vertegenwoordigers van de Commissie.

5.De leden van de stakeholdergroep worden door hun respectieve organisaties voorgedragen en door de raad van bestuur benoemd. De raad van bestuur benoemt – onder dezelfde voorwaarden als de leden – ook plaatsvervangende leden, die afwezige of verhinderde leden automatisch vervangen. In de mate van het mogelijke wordt voor een passend evenwicht tussen mannen en vrouwen gezorgd, evenals voor een adequate vertegenwoordiging van het mkb.

6.De Autoriteit verzorgt het secretariaat voor de stakeholdergroep. De stakeholdergroep keurt haar reglement van orde goed met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden. Het reglement van orde wordt ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorgelegd.

7.De Autoriteit maakt de adviezen van de stakeholdergroep en de resultaten van haar raadplegingen openbaar, behalve als vertrouwelijkheid vereist is.

Hoofdstuk IV

Vaststelling en structuur van de begroting van de Autoriteit

Sectie 1

Enig programmeringsdocument van de Autoriteit

Artikel 25

Jaarlijkse en meerjarige programmering

1.Rekening houdend met de richtsnoeren van de Commissie stelt de uitvoerend directeur jaarlijks overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie 73 een ontwerp van het enig programmeringsdocument op met vooral de meerjarige en jaarlijkse programmering.

2.De raad van bestuur stelt jaarlijks uiterlijk 30 november het in lid 1 bedoelde ontwerp van het enig programmeringsdocument vast. De raad van bestuur stuurt het document – en eventuele later bijgewerkte versies van dat document – uiterlijk 31 januari van het volgende jaar naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Het programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie en wordt – zo nodig – dienovereenkomstig aangepast.

3.Het jaarlijkse werkprogramma bevat gedetailleerde doelstellingen en verwachte resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren maatregelen en een indicatie van de aan elke maatregel toegewezen financiële en personele middelen. Het jaarlijkse werkprogramma is consistent met het in lid 4 bedoelde meerjarige werkprogramma. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt in vergelijking met het vorige begrotingsjaar. De raad van bestuur wijzigt het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma, wanneer de Autoriteit een nieuwe taak toebedeeld krijgt.

Alle wezenlijke wijzigingen van het jaarlijkse werkprogramma worden via dezelfde procedure vastgesteld als het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. De raad van bestuur kan de bevoegdheid om niet-wezenlijke wijzigingen aan het jaarlijkse werkprogramma aan te brengen aan de uitvoerend directeur delegeren.

4.Het meerjarige werkprogramma bevat de algemene strategische programmering, met inbegrip van doelstellingen, verwachte resultaten en prestatie-indicatoren. Het bevat voor elke activiteit ook een indicatie van de financiële en personele middelen die nodig worden geacht om de doelstellingen te verwezenlijken.

De strategische programmering wordt in voorkomend geval bijgewerkt, met name in het licht van de resultaten van de in artikel 41 bedoelde evaluatie.

Artikel 26

Vaststelling van de begroting

1.De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een voorlopige ontwerpraming op van de inkomsten en uitgaven van de Autoriteit voor het volgende begrotingsjaar – met inbegrip van de personeelsformatie – en stuurt die naar de raad van bestuur.

2.De raad van bestuur stelt – op basis van de in lid 1 bedoelde voorlopige ontwerpraming – een ontwerpraming vast van de inkomsten en uitgaven van de Autoriteit voor het volgende begrotingsjaar.

3.De ontwerpraming van de inkomsten en uitgaven van de Autoriteit wordt jaarlijks uiterlijk 31 januari naar de Commissie gestuurd.

4.De Commissie stuurt de ontwerpraming samen met het ontwerp van de algemene begroting van de Unie naar de begrotingsautoriteit.

5.Op basis van de ontwerpraming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij voor de personeelsformatie nodig acht, en het bedrag van de bijdrage ten laste van de algemene begroting op in het ontwerp van de algemene begroting van de Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU aan de begrotingsautoriteit voorlegt.

6.De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de bijdrage aan de Autoriteit goed.

7.De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van de Autoriteit vast.

8.De raad van bestuur stelt de begroting van de Autoriteit vast. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast.

9.Voor bouwprojecten met mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de begroting van de Autoriteit gelden de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

Sectie 2

Indiening, uitvoering en controle van de begroting van de Autoriteit

Artikel 27

Structuur van de begroting

1.Alle inkomsten en uitgaven van de Autoriteit worden elk begrotingsjaar, dat overeenkomt met het kalenderjaar, geraamd en de ramingen worden in de begroting van de Autoriteit opgenomen.

2.De inkomsten en uitgaven zijn in de begroting van de Autoriteit in evenwicht.

3.Onverminderd andere middelen bestaan de inkomsten van de Autoriteit uit:

a)een bijdrage van de Unie;

b)eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten;

c)eventuele bijdragen van derde landen die overeenkomstig artikel 43 bij de werkzaamheden van de Autoriteit zijn betrokken;

d)mogelijke financiering van de Unie in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hocsubsidies overeenkomstig de in artikel 30 bedoelde financiële regels van de Autoriteit en de bepalingen van de relevante instrumenten ter ondersteuning van het beleid van de Unie;

e) vergoedingen voor publicaties en eventuele andere door de Autoriteit verleende diensten.

4.De uitgaven van de Autoriteit omvatten de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur en de werkingskosten.

Artikel 28

Uitvoering van de begroting

1.De uitvoerend directeur voert de begroting van de Autoriteit uit.

2.De uitvoerend directeur stuurt jaarlijks alle informatie met betrekking tot de resultaten van de evaluatieprocedures naar de begrotingsautoriteit.

Artikel 29

Indiening van de rekeningen en kwijting

1.Uiterlijk 1 maart van het volgende begrotingsjaar stuurt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen naar de rekenplichtige van de Commissie en naar de Rekenkamer.

2.Uiterlijk 1 maart van het volgende begrotingsjaar verstrekt de rekenplichtige van de Autoriteit ook de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudkundige informatie aan de rekenplichtige van de Commissie op de wijze en in de vorm die door deze laatste worden vereist.

3.Uiterlijk 31 maart van het volgende begrotingsjaar stuurt de Autoriteit het verslag over het budgettair en financieel beheer naar het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

4.Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op onder zijn/haar eigen verantwoordelijkheid. De uitvoerend directeur legt de definitieve rekeningen voor advies aan de raad van bestuur voor.

5.De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Autoriteit.

6.Uiterlijk 1 juli van het volgende begrotingsjaar stuurt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen samen met het advies van de raad van bestuur naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

7.Uiterlijk 15 november van het volgende begrotingsjaar wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie een link bekendgemaakt naar de website met de definitieve rekeningen van de Autoriteit.

8.Uiterlijk 30 september stuurt de uitvoerend directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen. De uitvoerend directeur stuurt dit antwoord ook naar de raad van bestuur en de Commissie.

9.Overeenkomstig artikel 165, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

10.Op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt, verleent het Europees Parlement de uitvoerend directeur vóór 15 mei van het jaar N + 2 kwijting voor de uitvoering van de begroting van jaar N.

Artikel 30

Financiële regels

De financiële regels die op de Autoriteit van toepassing zijn, worden door de raad van bestuur vastgesteld na raadpleging van de Commissie. Zij mogen niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013, tenzij dat specifiek voor het functioneren van de Autoriteit vereist is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

Hoofdstuk V

Personeel

Artikel 31

Algemene bepaling

Het Statuut van de ambtenaren, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden 74 en de voorschriften die in onderling overleg door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit.

Artikel 32

Uitvoerend directeur

1.De uitvoerend directeur wordt in dienst genomen als tijdelijk functionaris van de Autoriteit overeenkomstig artikel 2, onder a), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

2.De uitvoerend directeur wordt na een open en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur benoemd uit een lijst van door de Commissie voorgestelde kandidaten.

3.Voor het sluiten van de overeenkomst met de uitvoerend directeur wordt de Autoriteit vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

4.De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan het einde van die termijn voert de Commissie een beoordeling uit waarbij rekening wordt gehouden met een evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur en met de toekomstige taken en uitdagingen van de Autoriteit.

5.Op grond van een voorstel van de Commissie – dat rekening houdt met de in lid 4 bedoelde beoordeling – kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen met hoogstens vijf jaar.

6.Een uitvoerend directeur van wie de ambtstermijn is verlengd, mag na afloop van beide termijnen niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

7.De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn/haar ambt worden ontzet op grond van een besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie.

8.De raad van bestuur neemt met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden besluiten over de benoeming van de uitvoerend directeur, de verlenging van zijn/haar ambtstermijn of de ontzetting van de uitvoerend directeur uit zijn/haar ambt.

Artikel 33

Nationale verbindingsfunctionarissen

1.Elke lidstaat wijst één nationale verbindingsfunctionaris aan die overeenkomstig artikel 34 bij de Autoriteit wordt gedetacheerd en er werkzaam is.

2.De nationale verbindingsfunctionarissen helpen bij de uitvoering van de taken van de Autoriteit, met name door de in artikel 8, lid 1, bedoelde samenwerking en uitwisseling van informatie te vergemakkelijken en als contactpunt van de Autoriteit voor vragen van en over hun lidstaten te fungeren, hetzij door die vragen rechtstreeks te beantwoorden, hetzij door contact met hun nationale overheidsdiensten te leggen.

3.De nationale verbindingsfunctionarissen zijn op grond van het nationale recht van hun lidstaten bevoegd om de betrokken autoriteiten om informatie te verzoeken.

Artikel 34

Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

1.Naast de nationale verbindingsfunctionarissen kan de Autoriteit op al haar werkgebieden een beroep doen op andere gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet in dienst zijn van de Autoriteit.

2.De raad van bestuur stelt de nodige uitvoeringsregelingen vast voor gedetacheerde nationale deskundigen, met inbegrip van nationale verbindingsfunctionarissen.

Hoofdstuk VI

Algemene en slotbepalingen

Artikel 35

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel.

Artikel 36

Talenregeling

1.De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad 75 zijn van toepassing op de Autoriteit.

2.De voor het functioneren van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 37

Transparantie, bescherming van persoonsgegevens en communicatie

1.Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten van de Autoriteit. De raad van bestuur stelt uiterlijk zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering de gedetailleerde regels ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

2.De raad van bestuur stelt maatregelen vast om aan de verplichtingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 te voldoen, en met name de verplichtingen met betrekking tot de benoeming van een functionaris voor gegevensbescherming van de Autoriteit, de rechtmatigheid van de verwerking van gegevens, de beveiliging van de verwerkingsactiviteiten, de verstrekking van informatie en de rechten van de betrokkenen.

3.De Autoriteit kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten ontplooien op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. De toewijzing van middelen voor communicatieactiviteiten mag niet ten koste gaan van de doeltreffende uitvoering van de in artikel 5 vermelde taken. De communicatieactiviteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de door de raad van bestuur vastgestelde communicatie- en verspreidingsplannen. 

Artikel 38

Fraudebestrijding

1.Om fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 883/2013 beter te kunnen bestrijden, treedt de Autoriteit uiterlijk zes maanden nadat zij operationeel is geworden, toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF en stelt zij op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende voorschriften op voor al haar werknemers.

2.De Rekenkamer is bevoegd om op basis van documenten en controles ter plaatse audits uit te voeren bij alle subsidiebegunstigden, contractanten en subcontractanten die van de Autoriteit middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.Overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 kan OLAF onderzoeken verrichten – met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse – om vast te stellen of er zich bij een door de Autoriteit gefinancierde subsidie of overeenkomst fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten hebben voorgedaan waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

4.Onverminderd de leden 1, 2 en 3 bevatten samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van de Autoriteit bepalingen die de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk machtigen dergelijke audits en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 39

Veiligheidsvoorschriften ter bescherming van gerubriceerde gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens

Overeenkomstig de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 76 en 2015/444 77 van de Commissie stelt de Autoriteit eigen veiligheidsvoorschriften vast die gelijkwaardig zijn aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, met inbegrip van voorschriften betreffende de uitwisseling, de verwerking en de opslag van dergelijke informatie.

Artikel 40

Aansprakelijkheid

1.Voor de contractuele aansprakelijkheid van de Autoriteit geldt het recht dat op het betrokken contract van toepassing is.

2.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in de door de Autoriteit gesloten contracten.

3.In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Autoriteit alle door haar afdelingen of personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben.

4.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5.Voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens de Autoriteit gelden de bepalingen van het Statuut van de ambtenaren of van de regeling die op hen van toepassing is.

Artikel 41

Evaluatie

1.Uiterlijk vijf jaar na de in artikel 51 bedoelde datum – en daarna om de vijf jaar – beoordeelt de Commissie de prestaties van de Autoriteit ten aanzien van haar doelstellingen, mandaat en taken. Bij de evaluatie wordt met name nagegaan of het eventueel nodig is het mandaat van de Autoriteit te wijzigen – onder meer door voor meer synergieën en stroomlijning met op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid actieve agentschappen te zorgen – en wat de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen zijn.

2.Als de Commissie van oordeel is dat het voortbestaan van de Autoriteit niet langer gerechtvaardigd is in het licht van haar doelstellingen, mandaat en taken, kan zij voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen of in te trekken.

3.De Commissie brengt verslag bij het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur uit over de resultaten van de evaluatie. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

Artikel 42

Administratief onderzoek

De activiteiten van de Autoriteit kunnen door de Europese Ombudsman worden onderzocht overeenkomstig artikel 228 VWEU.

Artikel 43

Samenwerking met derde landen

1.Voor zover noodzakelijk voor de verwezenlijking van de in deze verordening vastgestelde doelstellingen en onverminderd de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en de instellingen van de Unie, kan de Autoriteit samenwerken met de nationale autoriteiten van derde landen waarop het toepasselijke recht van de Unie inzake arbeidsmobiliteit en coördinatie van de sociale zekerheid van toepassing is.

De Autoriteit kan daartoe werkafspraken met de autoriteiten van derde landen maken, als de Commissie daarvoor vooraf toestemming verleent. Die afspraken brengen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en haar lidstaten mee.

2.De Autoriteit staat open voor de deelname van derde landen die daartoe met de Unie overeenkomsten hebben gesloten.

Krachtens de relevante bepalingen van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, de omvang en de wijze van de deelname van de betrokken derde landen aan de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van bepalingen betreffende de deelname aan de initiatieven van de Autoriteit, de financiële bijdragen en het personeel. Wat personeelszaken betreft, stroken die afspraken in elk geval met het Statuut van de ambtenaren.

3.De Commissie zorgt ervoor dat de Autoriteit binnen haar mandaat en het bestaande institutionele kader opereert door een passende werkovereenkomst met de uitvoerend directeur van de Autoriteit te sluiten.

Artikel 44

Vestigingsovereenkomst en operationele voorwaarden

1.De nodige afspraken over de accommodatie die de gastlidstaat ter beschikking van de Autoriteit moet stellen, en de specifieke regels die in de gastlidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, de personeelsleden van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en de lidstaat waar de Autoriteit gevestigd is, die wordt gesloten na goedkeuring door de raad van bestuur en uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

2.De gastlidstaat waar de Autoriteit gevestigd is, biedt de best mogelijke voorwaarden voor het vlot en efficiënt functioneren van de Autoriteit, met inbegrip van meertalig, Europees gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.

Artikel 45

Begin van de activiteiten van de Autoriteit

1.De Autoriteit wordt uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening operationeel.

2.Het is aan de Commissie om de Autoriteit op te richten en in een beginfase te leiden, totdat de Autoriteit over de operationele capaciteit beschikt om zelf haar begroting uit te voeren. Daartoe:

a)kan de Commissie een ambtenaar van de Commissie aanwijzen om ad interim als uitvoerend directeur te fungeren en de taken van de uitvoerend directeur uit te voeren, totdat de uitvoerend directeur zijn/haar taken opneemt nadat hij/zij overeenkomstig artikel 32 door de raad van bestuur is benoemd;

b)oefent de uitvoerend directeur ad interim de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uit, in afwijking van artikel 19, lid 1, onder j), en tot de goedkeuring van een in artikel 19, lid 2, bedoeld besluit;

c)kan de Commissie de Autoriteit bijstand verlenen, met name door ambtenaren van de Commissie te detacheren om de activiteiten van de Autoriteit uit te voeren onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur ad interim of de uitvoerend directeur;

d)kan de uitvoerend directeur ad interim – na goedkeuring door de raad van bestuur – alle betalingen die worden gedekt door in de begroting van de Autoriteit opgenomen kredieten, goedkeuren en contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, na goedkeuring van de personeelsformatie van de Autoriteit.

Artikel 46

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 [met betrekking tot de bepalingen die momenteel worden herzien, zal de Commissie haar voorstel aanpassen nadat de herziene verordening is vastgesteld]

Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)in artikel 1 wordt het volgende punt n bis) ingevoegd:

"n bis) wordt onder "Europese Arbeidsautoriteit" het orgaan verstaan dat bij [verordening tot oprichting van de Autoriteit] is opgericht en bedoeld wordt in artikel 74;";

2)in artikel 72 wordt punt g) wordt vervangen door:

"g)    vast te stellen met welke gegevens rekening moet worden gehouden bij het opmaken van de rekeningen betreffende de lasten welke de organen van de lidstaten krachtens deze verordening moeten dragen, en de jaarlijkse afrekening tussen deze organen op te stellen op basis van een verslag van de in artikel 74 bedoelde Europese Arbeidsautoriteit.";

3)artikel 73 wordt geschrapt;

4)artikel 74 wordt vervangen door:

Artikel 74

De Europese Arbeidsautoriteit

1. De Europese Arbeidsautoriteit ondersteunt de uitvoering van deze verordening overeenkomstig haar in [verordening tot oprichting van de Autoriteit] vastgestelde taken.

2. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de Administratieve Commissie op financieel gebied is het aan de Europese Arbeidsautoriteit om:

a)de methode te verifiëren voor het bepalen en berekenen van de jaarlijkse gemiddelde kosten die door de lidstaten worden ingediend;

b)de nodige gegevens te verzamelen en de berekeningen te maken die nodig zijn om jaarlijks de stand op te maken van de vorderingen van elke lidstaat;

c)periodiek verslag uit te brengen aan de Administratieve Commissie over het resultaat van de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening, met name op financieel vlak;

d)de gegevens en de verslagen te verstrekken die de Administratieve Commissie nodig heeft om de besluiten krachtens artikel 72, onder g) te kunnen nemen;

e)de Administratieve Commissie alle relevante voorstellen te doen, inclusief over deze verordening, met betrekking tot de punten a), b) en c);

f)alle werkzaamheden, studies of taken te verrichten inzake vraagstukken die de Administratieve Commissie haar voorlegt.

3. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van de Administratieve Commissie op technisch gebied doet de Europese Arbeidsautoriteit aan de Administratieve Commissie voorstellen voor de gemeenschappelijke voorschriften voor de infrastructuur voor het beheer van de elektronische gegevensverwerkingsdiensten, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de normen. De Europese Arbeidsautoriteit stelt verslagen op en brengt een met redenen omkleed advies uit op basis waarvan de Administratieve Commissie de in artikel 72, onder d), bedoelde beslissingen neemt.

4. Bij geschillen tussen instellingen of autoriteiten over de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening bemiddelt de Europese Arbeidsautoriteit overeenkomstig [artikel 13 van de verordening tot oprichting van de Autoriteit].";

5)in artikel 76, lid 6, wordt de tweede zin vervangen door:

"Als er binnen een redelijke termijn geen oplossing wordt gevonden, kunnen de betrokken autoriteiten de Europese Arbeidsautoriteit inschakelen".

  

Artikel 47

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 987/2009 [met betrekking tot de bepalingen die momenteel worden herzien, zal de Commissie haar voorstel aanpassen nadat de herziene verordening is vastgesteld]

Verordening (EG) nr. 987/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)artikel 1, lid 2, onder f), wordt vervangen door:

"f) "Europese Arbeidsautoriteit", het in artikel 74 van de basisverordening bedoelde orgaan.";

2)in artikel 5 wordt lid 4 vervangen door:

"4. Worden de betrokken organen het niet eens, dan kan door de bevoegde autoriteiten de zaak aan de Europese Arbeidsautoriteit worden voorgelegd, zulks op zijn vroegst één maand na de datum waarop het orgaan dat het document heeft ontvangen zijn verzoek heeft ingediend. De Europese Arbeidsautoriteit tracht een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden overeenkomstig de in [verordening tot oprichting van de Autoriteit – artikel 13 over bemiddeling] vastgestelde procedures.";

3)in artikel 6 wordt lid 3 vervangen door:

"3. Worden de betrokken organen of autoriteiten het niet eens, dan kan door de bevoegde autoriteiten de zaak aan de Europese Arbeidsautoriteit worden voorgelegd, zulks op zijn vroegst één maand na de datum waarop het meningsverschil als bedoeld in lid 1 en lid 2 is ontstaan. De Europese Arbeidsautoriteit tracht een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden overeenkomstig de in [verordening tot oprichting van de Autoriteit – artikel 13 over bemiddeling] vastgestelde procedures.";

4)artikel 65 wordt vervangen door:

"Artikel 65

Kennisgeving van de gemiddelde jaarlijkse kosten

1. Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het eind van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan de Europese Arbeidsautoriteit meegedeeld.

2. De overeenkomstig lid 1 meegedeelde gemiddelde jaarlijkse kosten worden elk jaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt na goedkeuring door de Administratieve Commissie.

3. Als een lidstaat de gemiddelde kosten voor een specifiek jaar binnen de in lid 1 bedoelde termijn niet kan meedelen, verzoekt hij de Administratieve Commissie en de Europese Arbeidsautoriteit binnen dezelfde termijn om toestemming om de gemiddelde jaarlijkse kosten te gebruiken die in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt voor het jaar dat voorafgaat aan het specifieke jaar waarvoor nog geen gegevens kunnen worden meegedeeld. Lidstaten die om een dergelijke toestemming verzoeken, lichten toe waarom zij de gemiddelde jaarlijkse kosten voor het jaar in kwestie niet kunnen meedelen. Als de Administratieve Commissie – na het advies van de Europese Arbeidsautoriteit te hebben overwogen – met het verzoek van de lidstaat instemt, worden die gemiddelde jaarlijkse kosten opnieuw in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

4. De afwijking in lid 3 wordt niet voor opeenvolgende jaren verleend.";

5)in artikel 67 wordt lid 7 vervangen door:

"7. De Europese Arbeidsautoriteit faciliteert de definitieve afsluiting van de rekeningen in gevallen waarin er geen regeling binnen de in lid 6 vastgelegde termijn kan worden getroffen, en zij geeft op gemotiveerd verzoek van een van de partijen haar advies over een geschil binnen zes maanden na de maand waarin de zaak aan haar is voorgelegd.";

6)artikel 69 wordt vervangen door:

"Artikel 69

   Afsluiting van de jaarrekeningen

1. Overeenkomstig artikel 72, onder g), van de basisverordening stelt de Administratieve Commissie op basis van het verslag van de Europese Arbeidsautoriteit voor elk kalenderjaar een stand van de schuldvorderingen op. Daartoe delen de verbindingsorganen de Europese Arbeidsautoriteit binnen de door haar vastgestelde termijnen en op de door haar vastgestelde wijze het bedrag mede van de ingediende, betaalde of betwiste schuldvorderingen (crediteurpositie) enerzijds, en het bedrag van de ontvangen, betaalde of betwiste schuldvorderingen (debiteurpositie) anderzijds.

2. De Administratieve Commissie kan elk onderzoek laten instellen, dienstig voor de controle op de statistische en boekhoudkundige gegevens, aan de hand waarvan de jaarlijkse stand van de schuldvorderingen bedoeld in lid 1 wordt opgesteld, inzonderheid om na te gaan of deze gegevens in overeenstemming zijn met de voorschriften van deze titel.

Artikel 48

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 492/2011

Verordening (EU) nr. 492/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)aan artikel 26 wordt het volgende lid toegevoegd:

"De bij [verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit] opgerichte Europese Arbeidsautoriteit neemt als waarnemer aan de vergaderingen van het raadgevend comité deel en verleent daarbij – voor zover relevant – technische input en expertise.";

2)de artikelen 29 tot en met 34 worden geschrapt;

3)artikel 35 wordt vervangen door:

"Artikel 35

Het reglement van orde van het raadgevend comité, dat van kracht is op 8 november 1968, blijft van toepassing.";

4)artikel 39 wordt vervangen door:

"Artikel 39

De administratieve uitgaven van het raadgevend comité worden op de algemene begroting van de Europese Unie in de afdeling betreffende de Commissie geboekt.".

Artikel 49

Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/589

Verordening (EU) 2016/589 wordt als volgt gewijzigd:

1)artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)punt a) wordt vervangen door:

"a) het opzetten van het Eures-netwerk tussen de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten;";

b)punt b) wordt vervangen door:

"b) de samenwerking tussen de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de andere lidstaten bij de uitwisseling van relevante beschikbare gegevens over vacatures, sollicitaties en cv’s;";

c)punt f) wordt vervangen door:

"f) het bevorderen van het Eures-netwerk op Unieniveau door middel van effectieve communicatiemaatregelen van de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten.";

2)in artikel 3 wordt het volgende punt 8 toegevoegd:

"8) "Europese Arbeidsautoriteit": het bij [verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit] opgerichte orgaan";

3)in artikel 4, lid 2, wordt de tweede zin vervangen door:

"De Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de Eures-leden en -partners bepalen hoe zij dit doen op grond van hun respectieve verplichtingen.";

4)Artikel 7, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)punt a) wordt vervangen door:

"a) een bij de Europese Arbeidsautoriteit opgericht Europees coördinatiebureau, dat het Eures-netwerk behulpzaam is bij het verrichten van zijn taken;";

b)het volgende punt e) wordt toegevoegd:

"e) de Commissie.";

5)artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)de inleidende zin wordt vervangen door:

"Het Europees coördinatiebureau is het Eures-netwerk behulpzaam bij het verrichten van diens taken, in het bijzonder bij het, in nauwe samenwerking met de nationale coördinatiebureaus en de Commissie, ontwikkelen en verrichten van de volgende activiteiten:";

ii)onder a) wordt punt i) vervangen door:

"i) als de systeemeigenaar voor het Eures-portaal en de bijbehorende IT-diensten, de vaststelling van de behoeften van de gebruikers en de vereisten die aan de Commissie moeten worden doorgegeven voor de exploitatie en ontwikkeling van het portaal, met inbegrip van systemen en procedures voor de uitwisseling van vacatures, sollicitaties, cv's, ondersteunende documenten en andere informatie, in samenwerking met andere betrokken informatie- en adviesdiensten of -netwerken en initiatieven van de Unie;";

b)lid 2 wordt vervangen door:

"2. Het Europees Coördinatiebureau wordt beheerd door de Europese Arbeidsautoriteit. Het Europees Coördinatiebureau onderhoudt een regelmatige dialoog met de vertegenwoordigers van de sociale partners op Unieniveau.";

c)lid 3 wordt vervangen door:

"3. Het Europees Coördinatiebureau stelt zijn meerjarige werkprogramma's op in overleg met de in artikel 14 bedoelde coördinatiegroep en met de Commissie.";

6)in artikel 9, lid 2, wordt punt b) vervangen door:

"b) de samenwerking met de Commissie, de Europese Arbeidsautoriteit en de lidstaten inzake de clearance binnen het in hoofdstuk III bepaalde kader;";

7)in artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

"1. De coördinatiegroep bestaat uit vertegenwoordigers, op het passende niveau, van het Europees Coördinatiebureau, de Commissie en de nationale coördinatiebureaus.";

8)artikel 29 wordt vervangen door:

"Artikel 29

Uitwisseling van informatie over mobiliteitsstromen en -patronen

De Commissie en de lidstaten monitoren de arbeidsmobiliteitsstromen en -patronen binnen de Unie op basis van verslagen van de Europese Arbeidsautoriteit en met behulp van statistische gegevens van Eurostat en beschikbare nationale gegevens en maken de resultaten van de monitoring openbaar.".

Artikel 50

Intrekking

Besluit 2009/17/EG en Besluit (EU) 2016/344 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar Besluit 2009/17/EG en Besluit (EU) 2016/344 gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 51

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

Bijlage - Financieel memorandum - "Agentschappen"

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1,7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

04: Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

04 03: Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

04 03 15: Europese Arbeidsautoriteit

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie  

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 78  

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het doel van de Europese Arbeidsautoriteit is bij te dragen tot het waarborgen van eerlijke arbeidsmobiliteit in de interne markt, met bijzondere aandacht voor de regels van de Unie op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid binnen de Unie.

Dit draagt direct bij tot de politieke prioriteit van de Commissie betreffende "Een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis" (prioriteit 4 van de politieke beleidslijnen, "Een nieuwe start voor Europa" 79 ) en is een aanvulling op de prioriteit "Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen" (prioriteit 1) door gunstigere regelgeving te creëren om een klimaat van ondernemerschap en het scheppen van werkgelegenheid te ondersteunen.

Door een beter functionerende interne markt te bevorderen zal de Autoriteit tevens stimuleren dat er vaker gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om over de grens te werken en diensten te verrichten, zoals beschreven in de Europa 2020-strategie, waarin wordt benadrukt dat slimme, duurzame en inclusieve groei een manier is om de structurele zwaktes in de economie van de EU aan te pakken, haar concurrentievermogen en productiviteit te vergroten en een duurzame sociale markteconomie te ondersteunen.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1

a)    Bevordering van de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten, en tot relevante diensten.

Specifieke doelstelling nr. 2

b)    Ondersteuning van de samenwerking tussen de lidstaten bij de grensoverschrijdende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, onder meer door gezamenlijke inspecties te vergemakkelijken.

Specifieke doelstelling nr. 3

c)    Het bemiddelen in en bijdragen tot een oplossing voor grensoverschrijdende geschillen tussen nationale autoriteiten of verstoringen van de arbeidsmarkt.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Personen en werkgevers zouden baat moeten hebben bij grotere transparantie en verbeterde toegang tot informatie over hun rechten en plichten, betere bekendheid van de mogelijkheden die deze instrumenten bieden, consistentere dienstverlening overal in de EU en versterkte handhaving van hun rechten.

De nationale autoriteiten zouden naar verwachting met name baat hebben bij een soepelere samenwerking en een betere uitwisseling van informatie, synergieën tussen het werk van de comités en gestroomlijnde gegevensverzameling, analytische en technische ondersteuning, en toegang tot een bemiddelingsprocedure op de gebieden die onder de bevoegdheden van de Autoriteit vallen.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

 

De gedetailleerde doelstellingen en beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren, worden vastgelegd in het jaarlijkse werkprogramma, terwijl de algemene strategische doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren worden opgenomen in het meerjarige werkprogramma. De door de Commissie ontwikkelde prestatie-indicatoren voor de agentschappen zijn van toepassing.

Verder wordt een specifiek toezichtskader, dat ook enkele indicatoren zal omvatten, opgenomen in de effectbeoordeling bij het voorstel. Het kader zal nog verder worden aangepast wanneer de wettelijke en uitvoeringsvereisten en het tijdschema definitief zijn vastgesteld.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het voorstel is gebaseerd op artikel 46, artikel 48, artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 91, lid 1, VWEU, en de nadruk ligt op het vrije verkeer van werknemers, de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en de toegang tot en uitoefening van werkzaamheden, anders dan in loondienst, het vrij verrichten van diensten en gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer.

De keuze van de rechtsgrondslag is gebaseerd op de belangrijkste doelstellingen en de reikwijdte van het initiatief, met het accent op de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, met inbegrip van de detachering van werknemers. De rechtsgrondslag voor dit voorstel komt ook overeen met dat van de handelingen van de Unie die onder het werkterrein van de Autoriteit zullen vallen. Het onmiddellijke resultaat is de oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, die de verstrekking van informatie en diensten aan personen en werkgevers zal ondersteunen en de lidstaten zal bijstaan bij de samenwerking en uitwisseling van informatie, gezamenlijke inspecties, risicobeoordelingen, capaciteitsopbouw, bemiddeling tussen nationale autoriteiten en samenwerking in geval van verstoringen van de arbeidsmarkt. Op langere termijn kan het werkterrein van de Autoriteit worden gewijzigd op basis van een evaluatie, die uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de oprichtingsverordening moet worden uitgevoerd.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.

Redenen voor een EU-optreden (vooraf)

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt en kunnen beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt, en wel om de volgende redenen:

a) het verstrekken van actuele informatie en diensten van hoge kwaliteit aan het publiek over hun rechten en plichten in grensoverschrijdende situaties moet worden gecoördineerd op het niveau van de Unie om te zorgen voor een consistente, duidelijke en efficiënte aanpak,

b) de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid is afhankelijk van samenwerking tussen de lidstaten, hetgeen betekent dat lidstaten niet alleen kunnen optreden,

c) om meer synergieën te verkrijgen en de samenwerking tussen de lidstaten bij de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid te ondersteunen, om rechtszekerheid voor zowel overheden als burgers te waarborgen en om te komen tot een gemeenschappelijke interpretatie van de handhavingsbehoeften, is het ook noodzakelijk een gecoördineerde en gezamenlijke aanpak op het niveau van de Unie te ontwikkelen in plaats van te vertrouwen op een soms complex netwerk van bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

Verwachte gegenereerde meerwaarde voor de Unie (achteraf)

De oprichting van de Autoriteit zal een eerlijke, eenvoudige en doeltreffende toepassing van het EU-recht overal in de Unie vergemakkelijken. De Autoriteit zal de samenwerking, coördinatie en tijdige uitwisseling van informatie tussen de lidstaten verbeteren en de transparantie van en toegang tot informatie en diensten voor personen en werkgevers bevorderen. Zij zal steun verlenen voor gezamenlijke inspecties, waaraan de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten deelnemen. Zij zal de lidstaten voorzien van specifieke arbeidsmarktanalysen en diensten voor capaciteitsopbouw.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Bij het initiatief wordt de balans opgemaakt van recente en lopende wetgevingsvoorstellen op gerelateerde terreinen, te weten arbeidsmobiliteit, detachering, de coördinatie van de sociale zekerheid en de ontwikkeling van één digitale toegangspoort. De effectbeoordeling en het voorstel bouwen voort op de vorderingen met de lopende initiatieven en de lessen die daaruit zijn getrokken, waaruit naar voren kwam dat er behoefte is aan operationele ondersteuning in de vorm van een betere grensoverschrijdende samenwerking en meer transparantie en bewustmaking, om de toepassing en handhaving van het toepasselijke recht van de Unie te verbeteren.

Bij het voorstel is ook rekening gehouden met een evaluatie van vier EU-agentschappen op het gebied van werkgelegenheidsbeleid die momenteel gaande is 80 . Die evaluatie bestaat uit een afzonderlijke beoordeling van elk agentschap, een vergelijkend perspectief en een prognose van de toekomstige werking van de vier agentschappen. De vier agentschappen zijn heel anders van aard dan de voorgestelde Autoriteit: zij zijn vooral gericht op onderzoek en hebben niet hoofdzakelijk een grensoverschrijdend karakter. Niettemin zijn sommige elementen van de evaluatie meegenomen in dit voorstel, met name wat betreft de organisatie van de taken van de Autoriteit en governance. In de effectbeoordeling bij dit voorstel wordt ingegaan op de mogelijke interactie tussen een nieuwe Arbeidsautoriteit en de vier bestaande agentschappen.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De Autoriteit moet samenwerken en synergieën creëren met andere EU-diensten op het gebied van informatievoorziening, zoals Uw Europa – Advies, en optimaal gebruikmaken van en voor samenhang zorgen met de portaalsite Uw Europa, die de ruggengraat zal vormen van de toekomstige digitale toegangspoort 81 . De Autoriteit moet eveneens samenwerken met andere relevante initiatieven en netwerken van de Unie, met name het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) 82 , het Enterprise Europe Network 83 , het Border Focal Point 84 en Solvit 85 , alsook met relevante nationale diensten zoals de organen ter bevordering van gelijke behandeling en ter ondersteuning van werknemers in de Unie en hun familieleden, die door de lidstaten zijn aangewezen krachtens Richtlijn 2014/54/EU, en de krachtens Richtlijn 2011/24/EU aangewezen nationale contactpunten voor informatievoorziening over gezondheidszorg.

De Autoriteit zal een aantal taken overnemen die momenteel worden uitgevoerd door de Commissie in het kader van het EaSI-programma, met name de technische en operationele taken. De respectieve werkprogramma’s van EaSI en de Autoriteit zullen ervoor zorgen dat zij complementair zijn en elkaar niet overlappen.

De Autoriteit zal samenwerken met andere EU-agentschappen die op gerelateerde terreinen actief zijn, met name het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA), het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound).

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur 86

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2019 tot en met 2023,

gevolgd door een volledige uitvoering vanaf 2023.

1.7.Beheersvorm(en)

 Rechtstreeks beheer door de Commissie via

   uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻de EIB en het Europees Investeringsfonds;

⌧ de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Opmerkingen

Voor de financiering van dit nieuwe initiatief zijn zowel een overheveling als vers geld nodig. Bestaande activiteiten die momenteel worden uitgevoerd in het kader van de EaSI-verordening alsmede op grond van het prerogatief van de Commissie "Vrij verkeer van werknemers", zullen samen met hun financiële middelen worden overgeheveld. Een financiële bijdrage van de prerogatieven : "Ondersteunende activiteiten in het kader van het Europees beleid inzake vervoer en passagiersrechten, met inbegrip van communicatieactiviteiten" en "Beveiliging van het vervoer" zullen een aanvulling zijn op de overhevelingsinspanningen van de Commissie om dit nieuwe initiatief te financieren. De overige middelen zullen ter beschikking worden gesteld door middel van de beschikbare marge van rubriek 1A.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Alle agentschappen van de EU werken onder een strikt controlesysteem met een interne controlecoördinator, de dienst Interne Audit van de Commissie, de raad van bestuur, de Commissie, de Rekenkamer en de Begrotingsautoriteit. Dit systeem wordt weerspiegeld en vastgelegd in de oprichtingsverordening van de Europese Arbeidsautoriteit.

In overeenstemming met de Gezamenlijke Verklaring over de gedecentraliseerde agentschappen van de EU bevat het jaarlijkse werkprogramma van de Autoriteit gedetailleerde doelstellingen en beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren. De Autoriteit stelt essentiële prestatie-indicatoren vast voor de activiteiten in haar werkprogramma . De activiteiten van de Autoriteit worden beoordeeld aan de hand van deze indicatoren in het jaarlijkse activiteitenverslag. Het jaarlijkse werkprogramma is consistent met het meerjarige werkprogramma en beide worden opgenomen in een jaarlijks enig programmeringsdocument, dat wordt voorgelegd aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

De raad van bestuur van de Autoriteit is verantwoordelijk voor het toezicht op de doelmatigheid van het administratieve, operationele en budgettaire beheer van de Autoriteit.

Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de oprichtingsverordening en daarna om de vijf jaar toetst de Commissie de prestaties van de Autoriteit aan haar doelstellingen, mandaat en taken. Deze evaluatie richt zich tevens op de vraag of het mandaat van de Autoriteit moet worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen. De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur over de resultaten van de evaluatie. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

Aangezien de Autoriteit een volledig nieuw agentschap wordt, kan het gevolgen hebben voor de operationele capaciteit van de Autoriteit indien de wervingsprocedure niet volgens schema verloopt. De steun van het verantwoordelijke directoraat-generaal zal cruciaal zijn voor het vervullen van de taken van ordonnateur en TABG is totdat administratieve autonomie aan de Autoriteit wordt verleend.

In de opstartfase zijn frequente bijeenkomsten en regelmatige contacten tussen het verantwoordelijke directoraat-generaal en de Autoriteit nodig om ervoor te zorgen dat de Autoriteit zo snel mogelijk autonoom en operationeel kan zijn.

2.2.2.Controlemiddel(en)

De Autoriteit is onderworpen aan administratieve controles met inbegrip van financiële en interne controles, jaarverslagen van de Europese Rekenkamer en de jaarlijkse kwijting voor de uitvoering van de begroting van de EU en mogelijke onderzoeken door OLAF om er met name voor te zorgen dat de aan de agentschappen toegewezen middelen juist worden gebruikt. Overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag zullen de activiteiten van de Autoriteit ook worden onderworpen aan controle door de Ombudsman. Deze administratieve controles bieden een aantal procedurele waarborgen om te zorgen dat rekening wordt gehouden met de belangen van de betrokkenen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Er zijn fraudebestrijdingsmaatregelen opgenomen in artikel 38 van het voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit en de uitvoerend directeur en de raad van bestuur nemen de nodige maatregelen overeenkomstig de internecontrolenormen die in alle EU-instellingen worden toegepast. Overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak stelt de Autoriteit een fraudebestrijdingsstrategie vast.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

De in dit financieel memorandum opgenomen raming van de gevolgen van dit voorstel voor de uitgaven en personele middelen vanaf 2021 zijn bedoeld ter illustratie en doen geen afbreuk aan het volgende meerjarige financiële kader

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Rubriek 1A – Concurrentievermogen voor groei en banen

GK/ NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1a

04 03 15

GK/NGK

JA

NEE

JA

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

1A

Europese Arbeidsautoriteit (de Autoriteit)

Europese Arbeidsautoriteit (de Autoriteit)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Enz.

Titel 1: - Personeelskosten

Vastleggingen

1)

2,416

6,658

11,071

15,125

17,349

17,696

Betalingen

2)

2,416

6,658

11,071

15,125

17,349

17,696

Titel 2: - Administratieve kosten

Vastleggingen

1a)

0,568

1,115

6,470

5,160

5,650

5,763

Betalingen

2a)

0,568

1,115

6,470

5,160

5,650

5,763

Titel 3: - Operationele kosten

Vastleggingen

3a)

8,088

14,172

21,390

24,695

28,000

28,560

Betalingen

3b)

8,088

14,172

21,390

24,695

28,000

28,560

TOTAAL kredieten
voor de Autoriteit

Vastleggingen

=1+1a +3a

11,072

21,945

38,930

44,980

50,999

52,019

Betalingen

=2+2a

+3b

11,072

21,945

38,930

44,980

50,999

52,019

Bij alle berekeningen wordt uitgegaan van Brussel als vestigingsplaats, hoewel de vestigingsplaats van de Autoriteit nog niet is bepaald. De opstartperiode is geraamd op vijf jaar, waarbij de volledige operationele capaciteit in 2023 wordt bereikt. Vanaf dat moment wordt de totale begroting van de Autoriteit elk jaar met 2 % verhoogd om de inflatie te dekken. De betalingen komen overeen met de vastleggingen, aangezien in dit stadium nog niet is besloten of titel 3 niet-gesplitste of gesplitste kredieten zullen zijn.

In de jaren 2019 en 2020 zullen de bestaande activiteiten die momenteel door de Commissie worden uitgevoerd in het kader van het EaSI-programma worden overgedragen aan de Autoriteit. Het Eures-portaal zal pas in 2020 worden overgedragen. De corresponderende bedragen die van EaSI naar de Autoriteit worden overgeheveld, belopen 6,300 miljoen EUR in 2019 en 10,187 miljoen EUR in 2020, of een totaalbedrag van 16,487 miljoen EUR tot aan het einde van het meerjarige financiële kader 2014-2020. Het bedrag dat van Vrij verkeer van werknemers naar de Autoriteit wordt overgeheveld, beloopt zowel voor 2019 als voor 2020 1,287 miljoen EUR per jaar of een totaalbedrag van 2,574 miljoen EUR tot aan het einde van het meerjarige financiële kader voor 2014-2020.

Bovendien is met het oog op de financiering van de vervoersgerelateerde activiteiten die de Autoriteit zal uitvoeren, 1,360 miljoen EUR in 2019 en 2,720 miljoen EUR in 2020 – ofwel een totaalbedrag van 4,080 miljoen EUR – van DG MOVE naar de Autoriteit overgeheveld tot aan het einde van het huidige meerjarige financiële kader voor 2014-2020.

Nadere bijzonderheden over de overheveling van middelen

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

Jaar
2019

Jaar
2020

Totaal MFK voor 2014-2020

04.010402 – Ondersteunende uitgaven voor het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie

Vastleggingen = betalingen

1)

0,450

0,450

0,900

04.030201 – Progress – Ondersteuning van de ontwikkeling, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie van het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de Unie en van de regelgeving inzake arbeidsomstandigheden

Vastleggingen

2)

1,500

1,500

3,000

04.030202 – Eures – Het bevorderen van de vrijwillige geografische mobiliteit van werknemers en het vergroten van arbeidskansen

Vastleggingen

3)

4,350

8,237

12,587

TOTAAL EaSI

Vastleggingen

1) + 2) + 3)

6,300

10,187

16,487

DG EMPL - Autonome begrotingslijnen

Jaar
2019

Jaar
2020

Totaal MFK voor 2014-2020

04.030103 – Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit niet-lidstaten

Vastleggingen

1)

1,287

1,287

2,574

DG MOVE – Autonome begrotingslijnen

Jaar
2019

Jaar
2020

Totaal MFK voor 2014-2020

06 02 05 – Ondersteunende activiteiten in het kader van het Europees beleid inzake vervoer en passagiersrechten, met inbegrip van communicatieactiviteiten

Vastleggingen

1)

1,360

2,576

3,936

06 02 06 – Beveiliging van het vervoer

Vastleggingen

2)

-

0,144

0,144

TOTAAL Autonome begrotingslijnen voor vervoer

Vastleggingen

1) + 2)

1,360

2,720

4,080

Marge rubriek 1a

Jaar
2019

Jaar
2020

Totaal MFK voor 2014-2020

Vastleggingen

1)

2,125

7,750

9,875





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Enz.

DG: EMPL

• Personele middelen

3,289

2,860

2,860

2,860

2,860

2,860

• Andere administratieve uitgaven

0,400

0,400

1,420

1,420

1,420

1,420

TOTAAL DG EMPL

Kredieten

3,689

3,260

4,280

4,280

4,280

4,280

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

3,689

3,260

4,280

4,280

4,280

4,280

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Enz.

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

14,761

25,205

43,210

49,260

55,279

56,299

Betalingen

14,761

25,205

43,210

49,260

55,279

56,299

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van de Autoriteit

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs  

2019

2020

2021

2022

2023

ò

Soort[1]

Gem. kosten

Nummer

Kosten

Nummer

Kosten

Nummer

Kosten

Nummer

Kosten

Nummer

Kosten

 

Specifieke doelstelling nr. 1 – Bevordering van de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten, en tot relevante diensten

- Output

Dienstverlening aan personen en werkgevers

 

 

1,267

 

2,220

 

3,351

 

3,869

 

4,387

- Output

Communicatieactiviteiten

 

 

0,679

 

1,189

 

1,795

 

2,073

 

2,350

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr.2

 

 

1,946

 

3,410

 

5,146

 

5,942

 

6,737

Specifieke doelstellingen nrs. 2 en 3 – Ondersteuning van de samenwerking tussen de lidstaten bij de grensoverschrijdende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, onder meer door gezamenlijke inspecties te vergemakkelijken, en het bemiddelen in en bijdragen tot een oplossing voor grensoverschrijdende geschillen tussen nationale autoriteiten of verstoringen van de arbeidsmarkt.

- Output

Kader voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten

 

 

0,404

 

0,709

 

1,069

 

1,235

 

1,400

- Output

Praktische (samenwerkings)bijeenkomsten

 

 

1,357

 

2,378

 

3,589

 

4,144

 

4,699

- Output

Analytische ondersteuning/verlening van expertise aan de lidstaten en de Commissie

 

 

1,026

 

1,798

 

2,714

 

3,134

 

3,553

- Output

Opleiding en uitwisseling van personeel

 

 

1,733

 

3,037

 

4,583

 

5,292

 

6,000

- Output

Technische en logistieke steun voor samenwerking, met inbegrip van richtsnoeren

 

 

1,621

 

2,840

 

4,287

 

4,949

 

5,612

Subtotaal voor specifieke doelstelling nrs. 2 en 3

 

 

6,142

 

10,762

 

16,243

 

18,753

 

21,263

Totaal

 

 

8,088

 

14,172

 

21,390

 

24,695

 

28,000

De toekomstige Autoriteit heeft drie belangrijke doelstellingen: a) bevordering van de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten, en tot relevante diensten, b) ondersteuning van de samenwerking tussen de lidstaten bij de grensoverschrijdende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, onder meer door gezamenlijke inspecties te vergemakkelijken, en c) en het bemiddelen in en bijdragen tot een oplossing voor grensoverschrijdende geschillen tussen nationale autoriteiten of verstoringen van de arbeidsmarkt.

Voor operationele en financiële doeleinden zijn deze onderverdeeld in twee categorieën:

·Specifieke doelstelling nr. 1 – Bevordering van de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten, en tot relevante diensten

·Specifieke doelstellingen nrs. 2 en 3: Ondersteuning van de samenwerking tussen de lidstaten bij de grensoverschrijdende handhaving van het toepasselijke recht van de Unie, onder meer door gezamenlijke inspecties te vergemakkelijken, en het bemiddelen in en bijdragen tot een oplossing voor grensoverschrijdende geschillen tussen nationale autoriteiten of verstoringen van de arbeidsmarkt.

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de Autoriteit

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
2021

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Enz.

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractanten

0,259

0,814

1,110

1,110

1,110

1,138

Tijdelijke functionarissen

1,144

3,504

5,935

8,509

9,867

10,114

Gedetacheerde nationale deskundigen

0,615

1,845

3,075

4,305

4,920

5,043

TOTAAL

2,018

6,1625

10,1195

13,9235

15,897

16,294

Ambten

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractanten

7

15

15

15

15

15

Tijdelijke functionarissen

16

33

50

69

69

69

Gedetacheerde nationale deskundigen

15

30

45

60

60

60

TOTAAL

38

78

110

144

144

144

NB: De overheveling van door de Commissie uitgevoerde activiteiten naar de Autoriteit zal waarschijnlijk leiden tot de overplaatsing van ca. tien ambten naar de Autoriteit. De datum van de overplaatsing en de personeelscategorie kunnen in dit stadium nog niet worden beoordeeld. Het aantal personeelsleden zal dienovereenkomstig worden verlaagd, met inachtneming van de personeelscategorie.



Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) – lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

2019

2020

2021

2022

2023

AD16

AD15

AD14

AD13

AD12

AD11

AD10

AD9

AD8

AD7

AD6

AD5

 

Totaal AD

12

24

36

52

52

AST11

AST10

AST9

AST8

AST7

AST6

AST5

AST4

AST3

AST2

AST1

Totaal AST

4

9

14

17

17

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

0

0

0

0

0

TOTAAL-GENERAAL

16

33

50

69

69



Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) – extern personeel

Arbeidscontractanten

2019

2020

2021

2022

2023

Functiegroep IV

Functiegroep III

Functiegroep II

Functiegroep I

Totaal

7

15

15

15

15

Gedetacheerde nationale deskundigen

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal

15

30

45

60

60

De personeelskosten zijn zodanig aangepast dat nieuw aangeworven personeel in het jaar van aanwerving voor zes maanden wordt meegerekend. De kruissnelheid is gepland voor 2023, waarbij vanaf 1 januari 2023 100 % van het personeel wordt meegerekend.

De planning van de aanwerving is gedifferentieerd naar gelang van de categorie van de medewerkers:

·Voor tijdelijke functionarissen wordt verwacht dat de aanwerving van 69 personen vier jaar zal duren, te beginnen in 2019;

·Voor arbeidscontractanten wordt verwacht dat de aanwerving van 15 personen in twee jaar zal worden afgerond, te beginnen in 2019;

·Voor gedetacheerde nationale deskundigen wordt verwacht dat de aanwerving van 60 deskundigen in 2019 van start zal gaan en binnen vier jaar zal worden voltooid.

3.2.3.2.Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

2019

2020

2021

2022

2023

·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

04 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

23

20

20

20

20

XX 01 01 02 (delegaties)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 87

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

XX 01 04 jj

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

TOTAAL

23

20

20

20

20

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De Commissie vertegenwoordigen in de raad van bestuur van de Autoriteit. Het advies van de Commissie over het jaarlijkse werkprogramma opstellen en de tenuitvoerlegging van dit programma monitoren. Op de opstelling van de begroting van de Autoriteit toezien en de uitvoering van de begroting monitoren. De Autoriteit bijstaan bij de ontwikkeling van haar activiteiten in overeenstemming met het EU-beleid, onder meer door het deelnemen aan bijeenkomsten van deskundigen.

Extern personeel

n.v.t.

De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent dient in het derde onderdeel van bijlage V, deel 3, te worden opgenomen.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader en kan gepaard gaan met het gebruik van speciale instrumenten als omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 88 .

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[…]

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader 89 .

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[…]

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Enz.

EER-/EVA-landen (NO, LI, IS)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Zwitserland

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL medegefinancierde kredieten

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 90

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

… invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[…]

(1)    Een nieuwe start voor Europa: Mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering, 10 prioriteiten voor de Commissie voor 2015-2019:  https://ec.europa.eu/commission/priorities_nl .
(2)    Een overzicht van de Europese pijler van sociale rechten is te vinden op: https://ec.europa.eu/commission/priorities/deeper-and-fairer-economic-and-monetary-union/european-pillar-social-rights_nl .
(3)    Standaard Eurobarometer 88 – Publieke opinie in de Europese Unie, december 2017.
(4)    COM(2016) 128 final, COM(2016) 815 final, COM(2017) 278 final, COM(2017) 277 final en COM(2017) 281.
(5)    Jaarverslag 2016 over de arbeidsmobiliteit binnen de EU, tweede editie, mei 2017.
(6)    Jaarverslag 2017 over de arbeidsmobiliteit binnen de EU.
(7)    Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2016 over sociale dumping in de Europese Unie (2015/2255(INI)).
(8)    Resolutie van het Europees Parlement van 14 januari 2014 over doeltreffende arbeidsinspecties als middel om de arbeidsomstandigheden in Europa te verbeteren (2013/2112(INI)).
(9)    Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2017 over de Europese pijler van sociale rechten (2016/2095(INI)).
(10)    Algemene oriëntatie van de Raad over het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers, 13612/17, 24 oktober 2017.
(11)    De toespraak over de state van de Unie 2017 is beschikbaar op: https://ec.europa.eu/commission/state-union-2017_nl  
(12)    COM(2016) 128 final.
(13)    COM(2016) 815 final.
(14)    COM(2017) 0278 final.
(15)    COM(2017) 277 final en COM(2017) 281.
(16)    Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 11).
(17)    Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken (PB L 128 van 30.4.2014, blz. 8).
(18)    Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (Eures), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013 (PB L 107 van 22.4.2016, blz. 1).
(19)    Besluit (EU) 2016/344 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 12).
(20)    "Een nieuwe start voor Europa: Mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering – Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie" is te vinden op: http://ec.europa.eu/priorities/publications/president-junckers-political-guidelines_nl
(21)    Een overzicht van de belangrijkste prioriteiten van de eengemaakte markt is te vinden op: http://ec.europa.eu/priorities/internal-market_nl  
(22)    Voorstel COM(2017) 256 voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012.
(23)    Aanbeveling 2013/461/EU van de Commissie van 17 september 2013 inzake de beginselen voor de werking van Solvit (PB L 249 van 19.9.2013, blz. 10).
(24)    Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Groei en cohesie stimuleren in grensregio’s van de EU, COM(2017) 534.
(25)    SWD(2018) 68 final.
(26)    Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie over gedecentraliseerde agentschappen: https://europa.eu/european-union/sites/europaeu/files/docs/body/joint_statement_and_common_approach_2012_nl.pdf .
(27)    Speciaal verslag nr. 06/2018 – "Vrij verkeer van werknemers – de fundamentele vrijheid is gewaarborgd, maar de arbeidsmobiliteit zou gebaat zijn bij een doelgerichter inzet van EU-middelen" is te vinden op de website van de Europese Rekenkamer: https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=44964  
(28)    SEC(2018) 144.
(29)    Zie bijlage 1 van de effectbeoordeling (SWD(2018)) 68 voor details over de raadpleging van de Raad voor regelgevingstoetsing.
(30)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(31)    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(32)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële handelsregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).
(33)    Richtsnoeren voor betere regelgeving, SWD (2017) 350.
(34)    PB C [...] van [...], blz. [...].
(35)    PB C […] van […], blz. […].
(36)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 (COM (2016) 815 final).
(37)    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (COM (2017) 11 final).
(38)    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (COM (2016) 128 final).
(39)    Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PB L 141 van 27.5.2011, blz. 1).
(40)    Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken (PB L 128 van 30.4.2014, blz. 8).
(41)    Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013 (PB L 107 van 22.4.2016, blz. 1).
(42)    Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).
(43)    Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 11).
(44)    Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 200 van 7.6.2004, blz. 1).
(45)    Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1).
(46)    Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen (PB L 344 van 29.12.2010, blz. 1). 
(47)    Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2).
(48)    Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1).
(49)    Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).
(50)    Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35).
(51)    Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).
(52)    COM(2017)278 – Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU voor de terbeschikkingstelling van bestuurders in de wegvervoersector.
(53)    Verordening [één digitale toegangspoort – COM(2017)256]
(54)    Besluit nr. 573/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 32).
(55)    European Enterprise Network, https://een.ec.europa.eu/
(56)    Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Groei en cohesie stimuleren in grensregio’s van de EU, COM(2017) 534.
(57)    Aanbeveling van de Commissie van 17 september 2013 inzake de beginselen voor de werking van Solvit (PB L 249 van 19.9.2011, blz. 10).
(58)    Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).
(59)    COM(2016) 824 final en COM(2016) 823 final.
(60)    Raad, Partiële algemene oriëntatie van 26 oktober 2017 over het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 13645/1/17.
(61)    Zaak C-236/88 EU:C:1990:303, punt 17; Zaak C-202/97 EU:C:2000:75, punten 57-58; Zaak C-178/97 EU:C:2000:169, punten 44-45; Zaak C-2/05 EU:C:2006:69, punten 28-29; Zaak C-12/14 EU:C:2016:135, punten 39-41; Zaak C-359/16 EU:C:2018:63, punten 44-45.
(62)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Europees interoperabiliteitskader – Implementatiestrategie – COM(2017) 134 final.
(63)    Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1).
(64)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(65)

   Verordening (EG) nr.45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L8 van 12.1.2001, blz.1) (wordt momenteel herzien bij COM(2017) 8 final).

(66)    Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(67)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(68)    Besluit 2009/17/EG van de Commissie van 19 december 2008 tot instelling van een Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers (PB L 8 van 13.1.2009, blz. 26).
(69)    Besluit (EU) 2016/344 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 12).
(70)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Europees interoperabiliteitskader – Implementatiestrategie – COM(2017) 134 final.
(71)    Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1).
(72)    Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).
(73)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).
(74)    PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
(75)    Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).
(76)    Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(77)    Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde informatie van de EU (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(78)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(79)     http://ec.europa.eu/priorities/publications/president-junckers-political-guidelines_nl
(80)    [Verwijzing naar evaluatie wanneer beschikbaar toe te voegen]
(81)    Verordening [Eén digitale toegangspoort – [COM(2017) 256]
(82)    Besluit nr. 573/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 32).
(83)    Een overzicht over het Enterprise Europe Network is te vinden op: https://een.ec.europa.eu/
(84)    Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Groei en cohesie stimuleren in grensregio’s van de EU, COM(2017) 534.
(85)    Aanbeveling 2013/461/EU van de Commissie van 17 september 2013 inzake de beginselen voor de werking van Solvit (PB L 249 van 19.9.2011, blz. 10).
(86)    De financiële aspecten van dit voorstel doen geen afbreuk aan het voorstel van de Commissie over het volgende meerjarige financiële kader.
(87)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(88)    Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(89)    Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.
(90)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.