Brussel, 22.5.2018

COM(2018) 270 final

2018/0126(NLE)

Voorstel voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van diploma's hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en de resultaten van leerperioden in het buitenland

{SWD(2018) 170 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De voorgestelde aanbeveling van de Raad heeft tot doel te garanderen dat de leerervaring die een student, stagiair of leerling in het buitenland heeft opgedaan, al dan niet in het kader van een kwalificatie of leermobiliteit, automatisch wordt erkend met het oog op een vervolgopleiding. Dit mag geen afbreuk doen aan het recht van een onderwijs- en opleidingsinstelling om beslissingen te nemen over de toelating tot de instelling.

Dit doel staat centraal in de ambitie om tegen 2025 een Europese onderwijsruimte tot stand te brengen: "een Europa waar leren, studeren en onderzoek doen niet door grenzen worden belemmerd. Een continent waar tijd doorbrengen in een andere lidstaat – om te studeren, te leren of te werken – normaal is geworden en waar twee andere talen dan je moedertaal spreken de norm is. Een continent waar de mensen een sterk gevoel hebben van hun identiteit als Europeanen, van het cultureel erfgoed van Europa en de verscheidenheid van ons continent." Het is onze ambitie om lidstaten de middelen aan te reiken om hun samenwerking op deze gebieden te intensiveren en te versnellen, en om zodoende andere, derde landen te inspireren om ons voorbeeld te volgen. De Europese onderwijsruimte berust verder op het beginsel van een leven lang leren, dat alle leeftijdsgroepen, alle vormen van leren en alle sectoren op het gebied van onderwijs en opleiding bestrijkt.

Na de aanname van deze aanbeveling van de Raad worden de lidstaten uitgenodigd om zich in de eerste plaats politiek te engageren voor automatische erkenning. Ze worden vervolgens verzocht om een technische stapsgewijze aanpak te hanteren om vertrouwen te scheppen in elkaars onderwijs- en opleidingsstelsels. Daarbij wordt rekening gehouden met de situatie in verschillende onderwijs- en opleidingssectoren, aangezien de procedures en instrumenten voor de erkenning in het hoger onderwijs beter ontwikkeld zijn dan die in het secundair onderwijs. In het voorstel worden de voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan opdat automatische erkenning werkelijkheid wordt, en ook de EU-instrumenten die de lidstaten en hun onderwijs- en opleidingsinstellingen kunnen helpen bij het verwezenlijken van deze doelstelling worden erin opgenomen.

Leermobiliteit brengt vaardigheden en ervaringen bij die cruciaal zijn voor een actieve deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Ze kan eveneens de arbeidsmobiliteit stimuleren en zodoende bijdragen aan een betere levensstandaard en een grotere individuele en economische veerkracht. Uit de recente tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma 1 kwam naar voren dat mobiliteit voor lerenden een positieve invloed heeft op het zelfvertrouwen, de onafhankelijkheid, het sociaal kapitaal en de overgang naar werk. Binnen de context van een geglobaliseerd onderwijs- en arbeidsklimaat is het noodzakelijk dat lerenden alle leerkansen in de EU zo goed mogelijk kunnen benutten. Het gebrek aan automatische erkenning van kwalificaties en de resultaten van leerperioden in het buitenland belemmert echter de mobiliteit.

De enige wettekst die op dit moment op dit gebied bestaat, is de Overeenkomst inzake de erkenning van kwalificaties van instellingen van hoger onderwijs in de Europese regio (Erkenningsovereenkomst van Lissabon) 2 , dat door de Raad van Europa en Unesco werd opgesteld en werd aangenomen in 1997. Het werd sindsdien door 53 landen bekrachtigd 3 . Het heeft betrekking op zowel einddiploma's secundair onderwijs als diploma's hoger onderwijs. De wederzijdse erkenning van diploma's hoger onderwijs binnen de Europese ruimte voor hoger onderwijs is eveneens een van de fundamentele doelstellingen van het Bolognaproces 4 , dat in 1998 werd in het leven werd geroepen en bestaat uit 48 landen, waaronder alle lidstaten. In het communiqué van Boekarest van 2012 verbonden ministers zich tot de langetermijndoelstelling van automatische erkenning. Hoewel deze verbintenis opnieuw werd bevestigd in het communiqué van Jerevan 5 van 2015, waarin ministers zich ertoe verbonden te garanderen dat "diploma's […] automatisch worden erkend op hetzelfde niveau als de desbetreffende binnenlandse diploma's", verloopt de concrete vooruitgang traag of is die zelfs onbestaande.

Er zijn nog te veel gevallen in het hoger onderwijs waar ingewikkelde, dure en tijdrovende erkenningsprocedures het vrije verkeer van lerenden belemmeren. In sommige gevallen kunnen deze procedures ettelijke maanden in beslag nemen en zeer duur zijn 6 , en worden lerenden bijgevolg bovenop andere moeilijkheden geconfronteerd met tegenstrijdigheden en een gebrek aan transparantie. Een van de redenen hiervoor is dat beslissingen over erkenningen vaak worden overgelaten aan de instelling voor hoger onderwijs waar de lerende zich inschrijft, waarbij er uiteenlopende werkwijzen tussen instellingen worden gehanteerd en er een gebrek is aan uniforme criteria.

De processen voor wederzijdse erkenning van zowel diploma's hoger secundair onderwijs als resultaten van leerperioden in het buitenland, zijn in het algemeen hoger secundair onderwijs niet voldoende ontwikkeld. Wie in het bezit is van een diploma dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in één lidstaat weet vaak niet zeker of dat diploma ook toegang geeft tot het hoger onderwijs in een andere lidstaat. Hoewel kortere leerperioden in het buitenland geen problemen veroorzaken voor de erkenning, blijft onzekerheid ook een grote uitdaging voor leerperioden van drie maanden tot één jaar. Dit heeft een negatieve invloed op de leermobiliteit van mensen die naar het hoger onderwijs gaan 7 , evenals van mensen uit het secundair onderwijs. Gezien de uitbreiding van de mobiliteit van leerlingen uit het secundair onderwijs in de toekomstige generatie van het Erasmus+-programma, zullen problemen met de erkenning op dit niveau bovendien nog belangrijker worden.

De erkenning van individuele mobiliteit in het hoger secundair beroepsonderwijs en de hogere secundaire beroepsopleiding is beter ontwikkeld. Die lerenden kunnen instrumenten aanwenden om hun leerresultaten te laten erkennen in hun thuisinstelling. Anderzijds zijn afgestudeerden aan het hoger secundair beroepsonderwijs en de hogere secundaire beroepsopleiding die toegang hebben tot het hoger onderwijs in hun land niet zeker of ze dezelfde toegang zullen hebben in andere lidstaten, aangezien nationale werkwijzen verschillen. Die onzekerheid over de toegang heeft duidelijk een negatieve invloed op de leermobiliteit.

Er werd echter aanzienlijke vooruitgang geboekt tussen groepen lidstaten die zijn samengekomen om overeenkomsten te sluiten over automatische erkenning. Een voorbeeld is de Benelux 8 -beschikking betreffende automatische erkenning die op 25 januari 2018 werd ondertekend en waarin alle diploma's hoger onderwijs - van korte cycli tot doctoraten - zijn opgenomen. Soortgelijke overeenkomsten werden gesloten tussen de noordse landen 9 en naar verwachting zal in 2018 ook een overeenkomst worden ondertekend door de Baltische staten 10 . Beide overeenkomsten bestrijken diploma's hoger secundair onderwijs die toegang geven tot het hoger onderwijs. Daarnaast worden in sommige lidstaten, zoals Oostenrijk en Italië, de resultaten van leerperioden in het buitenland tijdens het secundair onderwijs of de secundaire opleiding automatisch erkend.

Een positief voorbeeld van die samenwerking tussen lidstaten op het gebied van de erkenning van diploma's hoger secundair onderwijs die toegang geven tot het hoger onderwijs is het Europees baccalaureaat, het diploma dat door de Europese scholen wordt uitgereikt 11 . Wie in het bezit is van een Europees baccalaureaat geniet dezelfde rechten en voordelen als andere houders van een einddiploma secundair onderwijs in hun land. Zij kunnen onder meer op dezelfde wijze als staatsburgers met een gelijkwaardig diploma eender welke instelling voor hoger onderwijs in een andere lidstaat om toelating verzoeken.

De meerwaarde van dit voorstel voor een aanbeveling van de Raad bestaat erin deze voorbeelden als uitgangspunt te nemen om automatische erkenning in alle lidstaten in te voeren. Het ondersteunt lidstaten en hun onderwijs- en opleidingsorganisaties bij de tenuitvoerlegging en respecteert tegelijk dat zij verantwoordelijk zijn voor hun onderwijs- en opleidingsstelsels. Deze belangrijke stap in de richting van de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte kan vervolgens als inspiratiebron dienen voor de vooruitgang die moet worden geboekt op andere fora, bijvoorbeeld binnen de geografisch grotere Europese ruimte voor hoger onderwijs.

Voor de toepassing van deze aanbeveling van de Raad wordt onder "automatische erkenning van een diploma" verstaan het recht van houders om een diploma dat door één lidstaat werd uitgereikt in aanmerking te laten nemen voor de toegang tot een onderwijs- of opleidingsprogramma in een andere lidstaat, zonder daartoe een afzonderlijke erkenningsprocedure te moeten doorlopen. Onder "automatische erkenning van de resultaten van een leerperiode in het buitenland" wordt verstaan het recht om de resultaten van een leerperiode in één lidstaat te laten erkennen in een andere lidstaat wanneer de leerresultaten voldoende gedocumenteerd zijn. De bijlage bevat een verklarende woordenlijst van de in dit document gebruikte termen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de bevordering van de automatische wederzijdse erkenning van diploma's hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en studieperioden in het buitenland was een van de sleutelelementen in de bijdrage van de Europese Commissie aan de bijeenkomst van de leiders in Göteborg op 17 november 2017: de mededeling "De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur" 12 . Die hangt nauw samen met de ambitie om tegen 2025 een Europese onderwijsruimte te creëren en werd goedgekeurd door de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017 13 , waarin de Europese Raad de lidstaten verzoekt om verder te werken met het oog op "het bevorderen van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de onderlinge erkenning van diploma's hoger onderwijs en einddiploma's middelbaar onderwijs in het passende kader".

De inspanningen op het gebied van de wederzijdse erkenning bouwen eveneens voort op de werkzaamheden in het kader van het prioritaire gebied "transparantie en erkenning van vaardigheden en kwalificaties om de leer- en arbeidsmobiliteit te vergemakkelijken", zoals vastgesteld in het gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding 14 .

De inspanningen op het gebied van de automatische wederzijdse erkenning van diploma's en resultaten van leerperioden in het buitenland kunnen in het kader van het onderwijs- en opleidingsbeleid van de Europese Unie steunen op een aantal bouwstenen, zoals:

a)de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren, dat tot doel heeft de transparantie, de vergelijkbaarheid en de overdraagbaarheid van kwalificaties te verbeteren. Het resulteerde in een gemeenschappelijk referentiekader van acht kwalificatieniveaus, uitgedrukt als leerresultaten met stijgende niveaus van bekwaamheid. Ze dienen als vertaalinstrument tussen de verschillende kwalificatiesystemen en de bijbehorende niveaus. De lidstaten hebben op leerresultaten gebaseerde nationale kwalificatiekaders ontwikkeld of zijn die aan het ontwikkelen en relateren deze aan het Europees kwalificatiekader;

b)het Europass-besluit 15 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verstrekken van betere diensten voor vaardigheden en kwalificaties, waarbij een alomvattend en interoperabel kader voor instrumenten en informatie met betrekking tot in het bijzonder transnationale arbeids- en leermobiliteitsdoelen wordt ingesteld;

c)het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren 16 van 17 januari 2018, dat een herziening is van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren 17 van december 2006. Daarin wordt aanbevolen om de beoordeling en validatie van sleutelcompetenties te ondersteunen en verder te ontwikkelen zodat mensen hun competenties kunnen laten erkennen en een volledige kwalificatie of, in voorkomend geval, een deel ervan kunnen verkrijgen;

d)de aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren 18 van december 2012, waarin wordt aanbevolen dat de lidstaten uiterlijk in 2018 regelingen moeten hebben getroffen voor de validatie van niet-formeel en informeel leren;

e)processen voor kwaliteitsborging, aan de hand waarvan hogeronderwijsstelsels van lidstaten de kwaliteit kunnen aantonen en de transparantie kunnen verhogen, en die dus bijdragen aan het scheppen van wederzijds vertrouwen en een betere erkenning van hun kwalificaties, programma's en andere voorzieningen. De Commissie en de lidstaten ondersteunen, in lijn met de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 over verdere samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs 19 , de samenwerking tussen de instellingen voor hoger onderwijs, organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie, de bevoegde autoriteiten en andere op dit gebied werkzame instanties. De basis voor vertrouwen en erkenning wordt gelegd door een gemeenschappelijke reeks standaards en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs die werden uitgewerkt in het kader van het Bolognaproces, en het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs 20 , dat betrouwbare informatie verstrekt over organisaties voor kwaliteitsborging die hebben aangetoond dat zij deze standaards en richtsnoeren in hoge mate naleven;

f)het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding 21 , dat werd aangenomen in 2009 en dat de verbetering van de regelingen voor kwaliteitsborging in programma's voor beroepsonderwijs en -opleiding ondersteunt. Dit referentiekader draagt bij aan een grotere transparantie en bijgevolg aan het vertrouwen in de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding in de lidstaten;

g)de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende een Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding 22 , dat de erkenning van leerresultaten in overeenstemming met de nationale wetgeving vergemakkelijkt, bijvoorbeeld aan de hand van instrumenten zoals leerovereenkomsten en intentieverklaringen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel levert een bijdrage aan de verwezenlijking van de prioriteit van de Commissie betreffende het stimuleren van werkgelegenheid en groei 23 door de verbetering van de erkenning van diploma's en de resultaten van leerperioden binnen de Europese Unie te ondersteunen, en zodoende de toegang tot kansen op het gebied van onderwijs, opleiding en arbeidsmobiliteit te vergroten.

Het voorstel stemt ook overeen met de Verklaring van Rome 24 , waarin wordt opgeroepen om toe te werken naar "een Unie waar jongeren het best mogelijke onderwijs en de best mogelijke opleiding genieten en op het hele continent kunnen studeren en een baan kunnen vinden".

Het draagt ook bij aan het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten 25 , dat stelt dat "iedereen [...] recht [heeft] op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen".

Het voorstel is eveneens in overeenstemming met richtsnoer 7 van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van 2018 26 , waarin het volgende wordt bepaald: "Mobiliteit van lerenden en werknemers moet worden gestimuleerd zodat zij beter inzetbaar worden en het potentieel van de Europese arbeidsmarkt optimaal kan worden benut. Belemmeringen voor mobiliteit op het gebied van onderwijs en opleiding [...] en erkenning van kwalificaties moeten worden weggenomen." 

Het stemt overeen met de nieuwe agenda voor vaardigheden van de Commissie 27 en het actieplan inzake de integratie van onderdanen van derde landen 28 , waarin wordt erkend dat aanvullende maatregelen nodig zijn om de erkenning van vaardigheden en kwalificaties, evenals leermobiliteit, van onderdanen van derde landen die in de EU verblijven te vergemakkelijken. Het voorstel is ook in lijn met de herschikte richtlijn betreffende studenten en onderzoekers 29 , die tot doel heeft de mobiliteit binnen de Unie voor onderzoekers en studenten uit derde landen te bevorderen.

Het voorstel sluit eveneens aan bij de mededeling van de Commissie "Groei en cohesie stimuleren in grensregio's van de EU" 30 , die lidstaten aanmoedigt om ernstig te overwegen voor meer coördinatie, meer wederzijdse erkenning en een betere afstemming van hun beleid op alle buren te zorgen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het initiatief is in overeenstemming met de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In artikel 165 staat dat de Unie bijdraagt tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van het onderwijsstelsel. Met name artikel 165, lid 2, stelt uitdrukkelijk dat het optreden van de Unie erop gericht is "de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen".

In artikel 166 staat dat de Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer moet leggen waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

Het initiatief voorziet niet in een uitbreiding van de regelgevingsbevoegdheid van de EU en legt de lidstaten geen dwingende verbintenissen op. De lidstaten bepalen zelf, overeenkomstig de nationale omstandigheden, hoe zij de aanbeveling van de Raad ten uitvoer leggen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstelling van de voorgestelde aanbeveling is uit de aard der zaak een transnationale kwestie. Deze vraagt om een verdere samenwerking tussen de lidstaten, kan niet voldoende door de lidstaten op zich worden verwezenlijkt en kan derhalve beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De Erkenningsovereenkomst van Lissabon en de verbintenissen uit hoofde van het Bolognaproces voorzien dan wel in een kader voor de automatische wederzijdse erkenning en er zijn dan wel enkele regionale overeenkomsten tussen kleinere groepen lidstaten, toch wordt de volledige automatische erkenning in de Unie nog steeds belemmerd.

Evenredigheid

Het voorstel beoogt een stapsgewijze benadering om te komen tot de automatische wederzijdse erkenning tussen de lidstaten. De voorgestelde aanbeveling gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, aangezien het een niet-bindend instrument is waarbij elke lidstaat verantwoordelijk blijft voor de te volgen benadering voor het toewerken naar automatische wederzijdse erkenning.

Keuze van het instrument

Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie schrijft het Verdrag voor dat de Raad, op voorstel van de Commissie, de aanbevelingen zal aannemen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft een gerichte online raadpleging gehouden van lidstaten en belanghebbenden 31 om te garanderen dat de belanghebbenden die het meest betrokken zijn bij het voorstel hun input en expertise konden geven, en om bij te dragen aan de kennisbasis van de Commissie op dit gebied. De Commissie ontving bijna 1 000 antwoorden van natuurlijke personen en organisaties die actief zijn op het gebied van erkenning, onderwijs en onderzoek in Europa en daarbuiten.

De volgende elementen zijn volgens de respondenten de belangrijkste obstakels voor een volledige automatische wederzijdse erkenning: een gebrek aan transparantie en uiteenlopende regels en procedures, een gebrek aan vergelijkbaarheid van leerresultaten, lange en ingewikkelde administratieve procedures en taal- en vertaalproblemen. De raadpleging bevestigde dat het nodige kader en de nodige EU-instrumenten voor de waarborging van erkenning al bestaan, maar dat verdere ondersteuning vereist is voor de volledige tenuitvoerlegging ervan, waarbij meer vertrouwen moet worden gecreëerd in de Europese onderwijsruimte. Er bestond een sterke steun voor optreden op zowel het EU-niveau als het nationale niveau. Verder bracht de raadpleging aan het licht dat een ambitieuze aanbeveling van de Raad op steun zou kunnen rekenen.

Deze resultaten werden verder onderbouwd tijdens een speciale bijeenkomst waarop belanghebbenden en vertegenwoordigers van de lidstaten opnieuw bevestigden dat de aanbeveling van de Raad ambitieus moet zijn en een duidelijk doel moet stellen voor het bereiken van de automatische wederzijdse erkenning. Ze waren ook voorstander om verwijzingen naar alternatieve trajecten op te nemen, zoals erkenning van eerdere leerervaringen en professionele ervaringen, en om rekening te houden met toegangsregelingen om sociaal-economische benadeling aan te pakken. Het potentieel van digitale oplossingen, zoals blockchain en kunstmatige intelligentie, moet ook verder worden uitgediept.

Daarnaast organiseerde de Commissie verschillende raadplegingsrondes met het netwerk van nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's, het netwerk van erkenningsinstanties in de lidstaten, de Europese Economische Ruimte en Turkije, evenals het Europees netwerk van nationale informatiecentra voor academische erkenning en mobiliteit, waartoe alle partijen bij de Erkenningsovereenkomst van Lissabon behoren. Zij hebben hun steun uitgesproken voor het optreden van de Unie op dit gebied, onderstreepten het belang van de tenuitvoerlegging van de Erkenningsovereenkomst van Lissabon en de naleving van de structuren van het Bolognaproces en benadrukten de cruciale rol van kwaliteitsborging in het scheppen van vertrouwen. Zij wezen ook op de behoefte aan een betrouwbare databank van kwalificaties, met name voor hoger secundair onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding. Daarnaast adviseerden zij om de capaciteit van erkenningsinstanties te vergroten en om na te denken over een uitbreiding van hun rol om ook andere onderwijs- en opleidingssectoren te kunnen beslaan.

Deze raadplegingen werden gevolgd door verdere besprekingen tijdens bijeenkomsten van de directeuren-generaal voor hoger onderwijs en de directeuren-generaal voor scholen. De directeuren-generaal voor beroepsonderwijs en -opleiding werden schriftelijk geraadpleegd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Verscheidene studies die in het kader van het Bolognaproces en de Erkenningsovereenkomst van Lissabon 32 werden uitgevoerd, wijzen op de aanhoudende uitdagingen en tegenstrijdigheden van de erkenningsprocedures. Zo werd onder meer aanbevolen om de procedures en nationale wetgeving waar mogelijk te verbeteren. Er werd voorgesteld om de deskundigen op het gebied van diplomawaardering te ondersteunen om zodoende de erkenningsbesluiten en beroepsprocedures te versnellen. Er werden ook voorstellen gedaan om de verwijzingen naar leerresultaten in het diplomasupplement uit te breiden en om de mogelijkheden van erkenning op systeemniveau op regionale basis te onderzoeken. De meeste aanbevelingen die in het kader van het Bolognaproces werden geformuleerd, werden onderschreven door de ministeriële conferentie over het Bolognaproces van 2015.

Eerdere inspanningen van de Commissie op het gebied van erkenning van diploma's, waarbij lidstaten en belanghebbenden werden betrokken, toonden aan dat erkenningsinstrumenten weinig bekend zijn en dat er behoefte is aan een "erkenningssysteem" voor elke vorm van onderwijs en opleiding. Tot slot werd aangegeven dat lerenden nog steeds bezorgd zijn over het gemak waarmee zij hun diploma's in andere lidstaten zouden kunnen laten erkennen.

De Europese federatie voor intercultureel leren publiceerde in 2018 een overzicht van de wettelijke en andere nationale bepalingen voor de erkenning van de resultaten van leerperioden in het buitenland. Het bevestigde de enorme diversiteit van wettelijke bepalingen, voor zover die al bestaan, en de uiteenlopende werkwijzen, die resulteren in ongelijke kansen voor mobiliteit van leerlingen secundair onderwijs in de lidstaten.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd, aangezien de maatregelen de initiatieven van de lidstaten aanvullen en de voorgestelde activiteiten op vrijwillige basis worden uitgevoerd, en gezien de reikwijdte van de verwachte effecten. De uitwerking van het voorstel berust daarentegen op voorgaande studies, een raadpleging van erkenningsinstanties en een gerichte raadpleging van lidstaten en belanghebbenden.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

De lidstaten verbinden zich ertoe om initiatieven te ontwikkelen die in overeenstemming zijn met artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie , waarin is bepaald eenieder recht heeft op bescherming van zijn persoonsgegevens, dat deze gegevens eerlijk moeten worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet en dat eenieder recht van inzage heeft in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan.

Door middel van betere erkenning zal de voorgestelde aanbeveling van de Raad ook bijdragen aan de verwezenlijking van artikel 14, inzake het recht op toegang tot onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding, en artikel 15, inzake het recht op toegang tot werk.

De maatregelen zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Richtlijn 95/46/EG 33 , die op 25 mei 2018 wordt vervangen door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) 34 .

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het gebruik van bestaande EU-financiering, zoals Erasmus+ of Europese structuur- en investeringsfondsen, ter ondersteuning van de verwezenlijking van de verbintenissen in dit voorstel zal, waar nodig en op basis van de rechtsgrondslag alsook de respectieve financiële middelen, worden aangemoedigd.

Er zijn geen aanvullende begrotingsmiddelen of personele middelen uit de EU-begroting nodig.

Dit initiatief doet bovendien geen afbreuk aan de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader en toekomstige programma's.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De lidstaten verbinden zich ertoe om op regelmatige basis aan de Commissie verslag uit te brengen over de uitvoering en de evaluatie van de maatregelen in de aanbeveling van de Raad, te beginnen binnen twee jaar na de vaststelling ervan, terwijl de Commissie binnen vijf jaar na de vaststelling van de aanbeveling aan de Raad verslag zal uitbrengen over de algehele uitvoering van de aanbeveling van de Raad, op basis van nationale verslagen van de lidstaten die vier jaar na de vaststelling worden uitgebracht.

Daarnaast wordt de vooruitgang, met inbegrip van eventuele uitdagingen, opgevolgd aan de hand van besprekingen in de huidige sectorale werkgroepen voor onderwijs en opleiding 2020 met betrekking tot hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en scholen, die een forum aanreiken voor wederzijds leren en de uitwisseling van goede praktijken. De Commissie zal, onverminderd de overeenkomst die werd gesloten met de lidstaten inzake het mandaat van toekomstige werkgroepen, ook na 2020 haar steun blijven verlenen aan de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling van de Raad.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde aanbeveling van de Raad stelt een stapsgewijze benadering voor die de lidstaten ondersteunt bij de totstandbrenging van de noodzakelijke voorwaarden voor de automatische erkenning met het oog op een vervolgopleiding. Zij bouwt voort op wat reeds in het hoger onderwijs werd verwezenlijkt, maar dan met een ambitieuzere en door de EU aangestuurde benadering. Zij heeft niet alleen betrekking op het hoger onderwijs, maar ook op secundair onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding.

Lid 1

De lidstaten wordt verzocht erop toe te zien dat diploma's of de resultaten van een leerperiode in het buitenland automatisch worden erkend op dezelfde grond als nationale diploma's of leerperioden.

Leden 2-4

De lidstaten wordt verzocht om de nodige voorwaarden tot stand te brengen voor het hoger onderwijs om vertrouwen te scheppen in elkaars onderwijs- en opleidingsstelsels. Ook wordt de lidstaten verzocht erop toe te zien dat nationale richtsnoeren worden uitgewerkt ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging en het gebruik van transparantiebevorderende instrumenten in instellingen voor hoger onderwijs.

Leden 5-6

De lidstaten wordt verzocht om de nodige voorwaarden tot stand te brengen voor secundair onderwijs en secundaire opleiding om vertrouwen te scheppen in elkaars onderwijs- en opleidingsstelsels. Ook wordt de lidstaten verzocht om nationale richtsnoeren uit te werken, het gebruik van transparantiecriteria en -instrumenten te bevorderen, informatie uit te wisselen over kwaliteitsborgingssystemen in schoolonderwijs en andere instrumenten uit te werken voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding.

Lid 7

De lidstaten wordt verzocht om de capaciteit van nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's en van de deskundigen op het gebied van diplomawaardering te versterken.

Lid 8

Met het oog op het belang van een betere toegang tot mogelijkheden voor leermobiliteit voor ondervertegenwoordigde groepen, wordt de lidstaten verzocht goede praktijken in kaart te brengen met betrekking tot de erkenning van eerdere leerervaringen en de doorstroming tussen onderwijs- en opleidingssectoren.

Leden 9-10

De lidstaten wordt verzocht om de kennisbasis aan te vullen door gegevens over erkenningsdossiers te verzamelen en te verspreiden, en om verslag uit te brengen aan de Commissie over de vooruitgang die wordt geboekt bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling van de Raad.

Leden 11-19

De Commissie ondersteunt de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling van de Raad door middel van:

·wederzijds leren en uitwisseling van goede praktijken;

·gerichte ondersteuning waar nodig;

·gebruiksvriendelijke online-informatiediensten voor diploma's hoger secundair onderwijs die toegang geven tot hoger onderwijs;

·synergieën tussen transparantiebevorderende instrumenten van de EU om de samenwerking en mobiliteit tussen onderwijs- en opleidingssectoren te verbeteren;

·een onderzoek van het potentieel van digitale technologieën, zoals blockchain, om de automatische erkenning te vergemakkelijken;

·een onderzoek van een uitbreiding van de werkingssfeer van nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's;

·financieringsinstrumenten van de Unie, en

·verslaglegging over de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad.

2018/0126 (NLE)

Voorstel voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van diploma's hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en de resultaten van leerperioden in het buitenland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Leermobiliteit bevordert de kennis, vaardigheden, competenties en ervaringen, waaronder persoonlijke en sociale competenties en cultureel bewustzijn, die cruciaal zijn voor een actieve deelname aan het maatschappelijk leven en de arbeidsmarkt, en voor de bevordering van een Europese identiteit.

(2)In de mededeling "De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur" 35 zet de Europese Commissie haar visie voor een Europese onderwijsruimte tegen 2025 uiteen, waarin leren, studeren en onderzoek doen niet worden belemmerd door grenzen, onder meer door obstakels voor de erkenning van kwalificaties uit de weg te ruimen, op het niveau van scholen en van hoger onderwijs.

(3)In de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017 worden de lidstaten, de Raad en de Commissie verzocht om, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, verder te werken met het oog op "het bevorderen van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de onderlinge erkenning van diploma's hoger onderwijs en einddiploma's middelbaar onderwijs in het passende kader" 36 .

(4)De Overeenkomst inzake de erkenning van kwalificaties van instellingen van hoger onderwijs in de Europese regio van 1997 (Erkenningsovereenkomst van Lissabon), die werd opgesteld door de Raad van Europa en Unesco, voorziet in een rechtskader voor de erkenning van diploma's hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs die toegang geven tot het hoger onderwijs.

(5)In het communiqué van Boekarest van 2012 verbinden de ministers van Onderwijs van de Europese ruimte voor hoger onderwijs zich ertoe zich in te zetten voor de langetermijndoelstelling van automatische erkenning van vergelijkbare academische diploma's. Er werd vooruitgang geboekt dankzij de inspanningen van de pioniersgroep voor automatische erkenning, maar de doelstelling is nog lang niet behaald.

(6)De ministers die in de lidstaten bevoegd zijn voor beroepsonderwijs en -opleiding verbonden zich er in 2002 toe het Kopenhagenproces ten uitvoer te leggen; dit is een proces van nauwere samenwerking dat de erkenning van diploma's en competenties bevordert.

(7)Kwaliteitsborging speelt in het bijzonder een belangrijke rol bij een grotere transparantie, en dus bij het scheppen van wederzijds vertrouwen. Het is derhalve belangrijk om verder te bouwen op wat al werd verwezenlijkt in het kader van de Europese normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs en het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding.

(8)Teneinde de erkenning van de leerresultaten in nationale wetgeving te vergemakkelijken, onder meer in het kader van mobiliteit, moeten de werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van een Europees studiepuntenoverdrachtsysteem en een Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en –opleiding worden voortgezet.

(9)De aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren 37 is bedoeld om de transparantie, de vergelijkbaarheid en de overdraagbaarheid van kwalificaties te verbeteren en dus de erkenning ervan te vergemakkelijken.

(10)In zijn resolutie van 20 april 2012 over de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen roept het Europees Parlement de EU en de lidstaten op zich extra in te spannen voor doeltreffender erkenning en meer harmonisatie van academische kwalificaties 38 .

(11)In een steeds geglobaliseerdere wereld is het belangrijk dat studenten alle leerkansen in Europa zo goed mogelijk kunnen benutten. Diploma's die worden uitgereikt door een bevoegde instantie in één lidstaat moeten daartoe ook geldig zijn in een andere lidstaat opdat studenten toegang krijgen tot verdere leeractiviteiten. Daarbij wordt ook rekening gehouden met onderdanen van derde landen die een diploma bezitten van een bepaalde lidstaat en die verhuizen naar een andere lidstaat. Het gebrek aan deze automatische erkenning van diploma's en resultaten van leerperioden in het buitenland belemmert echter de mobiliteit. Enkel wanneer de automatische erkenning op het niveau van de Unie wordt aangepakt, zal de nodige duidelijkheid en coherentie ontstaan om de resterende obstakels weg te werken.

(12)Erkenningsprocedures in het hoger onderwijs blijven vaak te ingewikkeld of te duur en te veel mobiele studenten krijgen geen volledige erkenning van hun met succes behaalde leerresultaten. Verschillende lidstaten hebben echter het initiatief genomen om vooruitgang te boeken op het gebied van automatische erkenning, door onder meer regionale overeenkomsten te ondertekenen. Deze initiatieven kunnen als voorbeeld dienen voor de oprichting van een in de gehele Unie geldend stelsel.

(13)Wie in het bezit is van een diploma secundair onderwijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in één lidstaat weet vaak niet zeker of dat diploma ook toegang geeft tot het hoger onderwijs in een andere lidstaat. Er zijn met name enkele lidstaten die geen diploma's secundair beroepsonderwijs en secundaire beroepsopleiding uit een andere lidstaat die toegang geven tot hoger onderwijs erkennen. Hoewel kortere leerperioden in het buitenland niet noodzakelijk problemen veroorzaken voor de erkenning, blijft onzekerheid een grote uitdaging voor leerperioden van drie maanden tot één jaar.

(14)Een stapsgewijze benadering zal lidstaten ondersteunen bij de totstandbrenging van voorwaarden die de automatische erkenning mogelijk maken. Deze benadering bouwt voort op de reeds in gebruik genomen instrumenten voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding, maar zal het gebruik ervan verbeteren en het ambitieniveau geleidelijk aan doen toenemen. In het algemeen secundair onderwijs en de algemene secundaire opleiding wordt een samenwerkingsproces in gebruik genomen dat erop gericht is het noodzakelijke vertrouwen te scheppen tussen de verschillende onderwijs- en opleidingsstelsels van de lidstaten. Deze aanbeveling dient als aanvulling op de initiatieven van de lidstaten en de verbintenissen hierin hebben een vrijwillig karakter.

(15)Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan het stelsel voor wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en de geharmoniseerde minimumopleidingseisen voor verscheidene beroepen uit hoofde van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties 39 , zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/55/EU 40 ,

BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

Overeenkomstig de nationale en Europese wetgeving, beschikbare bronnen en nationale omstandigheden, en in nauwe samenwerking met alle relevante belanghebbenden:

Grondbeginsel

1.de nodige stappen zetten om tegen 2025 te komen tot de automatische erkenning van diploma's hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs 41 , evenals de erkenning van de resultaten van leerperioden, opdat, zonder dat daarvoor een afzonderlijke erkenningsprocedure moet worden doorlopen:

a)een diploma hoger onderwijs dat wordt uitgereikt in één lidstaat automatisch wordt erkend in de andere lidstaten, om zodoende toegang te geven tot vervolgopleidingen, zonder afbreuk te doen aan het recht van instellingen voor hoger onderwijs om specifieke toelatingscriteria vast te leggen voor specifieke programma's;

b)een diploma hoger secundair onderwijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in één lidstaat automatisch wordt erkend in de andere lidstaten, om zodoende toegang te geven tot het hoger onderwijs, zonder afbreuk te doen aan het recht van instellingen voor hoger onderwijs om specifieke toelatingscriteria vast te leggen voor specifieke programma's;

c)de resultaten van een leerperiode in het buitenland in het hoger onderwijs in één lidstaat automatisch en volledig worden erkend in de andere lidstaten, hetzij zoals overeengekomen in de leerovereenkomst en bevestigd in de officiële verklaring, hetzij volgens de leerresultaten van de modules die in het buitenland werden afgerond, zoals beschreven in de cursuscatalogus, in overeenstemming met het Europese studiepuntenoverdrachtsysteem, en

d)de resultaten van een leerperiode van maximaal één jaar in het buitenland tijdens het secundair onderwijs en de secundaire opleiding in één lidstaat volledig worden erkend in de andere lidstaten, waarbij de leerling niet verplicht is om het programmajaar opnieuw te volgen in het land van oorsprong, op voorwaarde dat de verworven competenties in grote lijnen overeenstemmen met de in het nationale leerplan vastgelegde competenties.

Hoger onderwijs

2.gezien het belang van een grotere transparantie en meer vertrouwen in elkaars hogeronderwijsstelsels met het oog op de automatische erkenning, zich ertoe verbinden de volgende voorwaarden na te leven, waarbij:

a)nationale kwalificatiekaders of -stelsels aan het Europees kwalificatiekader worden gerelateerd en hierop zelfcertificering aan de hand van het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs wordt toegepast;

b)hogeronderwijsstelsels worden opgezet in overeenstemming met de structuren van het Bolognaproces, dat bestaat uit drie cycli en, in voorkomend geval in de lidstaat, een korte cyclus, en

c)externe kwaliteitsborging wordt uitgevoerd door onafhankelijke organisaties voor kwaliteitsborging die zijn ingeschreven in het Europees register voor kwaliteitsborging en die bijgevolg de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs en de Europese benadering voor kwaliteitsborging van gezamenlijke programma's in acht nemen.

3.samen met nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's, instellingen voor hoger onderwijs, organisaties voor kwaliteitsborging en andere belangrijke belanghebbenden nationale richtsnoeren uitwerken om instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen bij de ontwikkeling en doeltreffende tenuitvoerlegging van de volgende transparantiebevorderende instrumenten:

a)een actuele cursuscatalogus met een beschrijving van alle opleidingsprogramma's, afzonderlijke opleidingsonderdelen en tabellen met de verdeling van de cijfers;

b)diplomasupplementen voor alle afgestudeerden die automatisch en kosteloos worden uitgegeven in een veelgebruikte taal en in digitaal formaat, en

c)transparante erkenningscriteria die consequent worden toegepast in elke instelling voor hoger onderwijs.

4.deskundige ondersteuning verlenen aan instellingen voor hoger onderwijs bij de tenuitvoerlegging van die nationale richtsnoeren, en dat ze toezien op die tenuitvoerlegging.

Secundair onderwijs en secundaire opleiding

5.met het oog op de automatische erkenning van diploma's hoger secundair onderwijs, de transparantie verhogen en vertrouwen scheppen in elkaars stelsels voor secundair onderwijs en secundaire opleiding, door:

a)te garanderen dat nationale kwalificatiekaders of -stelsels aan het Europees kwalificatiekader worden gerelateerd;

b)informatie uit te wisselen en wederzijds leren over kwaliteitsborgingssystemen in schoolonderwijs te bevorderen, en gelijktijdig de verschillende nationale benaderingen voor kwaliteitsborging volledig te eerbiedigen, en

c)andere instrumenten voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding uit te werken in overeenstemming met het Europees kader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding.

6.de mobiliteit en erkenning van de resultaten van leerperioden in het buitenland tijdens het secundair onderwijs en de secundaire opleiding vergemakkelijken door:

a)begeleidingsmateriaal te ontwikkelen op nationaal niveau voor instellingen voor secundair onderwijs en secundaire opleiding over de algemene beginselen en instrumenten voor erkenning;

b)het gebruik van transparante criteria en instrumenten aan te moedigen, zoals op competenties gebaseerde leerovereenkomsten tussen de uitzendende instelling en de gastinstelling. Wat het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding betreft, wordt aanbevolen dat de lidstaten meer gebruik zouden maken van EU-instrumenten, zoals het mobiliteitsdocument Europass, het memorandum van overeenstemming en de leerovereenkomst van het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en –opleiding, en andere instrumenten die via het online Europass-platform voor vaardigheden en kwalificaties ter beschikking worden gesteld en

c)de voordelen van mobiliteit aan te prijzen bij instellingen voor secundair onderwijs en secundaire opleiding en bij leerlingen en hun gezinnen, en door de voordelen van mobiliteit aan te prijzen bij werkgevers.

Nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's

7.de capaciteit van nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's en van deskundigen op het gebied van diplomawaardering uit te bouwen, met name voor de verspreiding van informatie, het gebruik van online-instrumenten om de efficiëntie en samenhang te verbeteren, en het doel om de administratieve en financiële lasten voor gebruikers van hun diensten te beperken.

Doorstroming en mobiliteit

8.goede praktijken in kaart brengen met betrekking tot de erkenning van vroegere leerervaringen en de doorstroming tussen onderwijs- en opleidingssectoren, met name tussen beroepsonderwijs en -opleiding en hoger onderwijs.

Kennisbasis

9.de kennisbasis verbeteren door gegevens over het aantal en de soorten erkenningsdossiers te verzamelen en te verspreiden.

Verslaglegging en evaluatie

10.binnen twee jaar na de vaststelling van deze aanbeveling, en nadien op regelmatige basis, via de bestaande kaders en instrumenten verslag uitbrengen over ervaringen en vooruitgang bij de verwezenlijking van de automatische wederzijdse erkenning van diploma's en de resultaten van leerperioden in het buitenland.

IS INGENOMEN MET HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

11.het wederzijds leren en de uitwisseling van goede praktijken, alsook de samenwerking tussen de lidstaten en met belanghebbenden, erkenningsinstanties en internationale organisaties te bevorderen. Deze EU-samenwerking beoogt de volledige tenuitvoerlegging van de instrumenten van het Bolognaproces voor hoger onderwijs in de EU, evenals de instrumenten van het Kopenhagenproces voor beroepsonderwijs en -opleiding.

12.op het gebied van algemeen secundair onderwijs een EU-samenwerkingsproces op te starten met de lidstaten, om een nauwere samenwerking tot stand te brengen tussen de lidstaten op het niveau van het secundair onderwijs om zodoende de doelstellingen van deze aanbeveling te verwezenlijken, namelijk de transparantie bevorderen en vertrouwen scheppen in schoolonderwijsstelsels in de gehele Unie.

13.gerichte ondersteuning te verlenen aan onderwijs- en opleidingsinstellingen die aangeven dat zij meer dan gemiddeld problemen ondervinden met de erkenning van leerperioden in het buitenland.

14.een gebruiksvriendelijke online-informatiedienst van de EU op te richten voor diploma's hoger secundair onderwijs die toegang geven tot het hoger onderwijs in elke lidstaat.

15.synergieën tussen transparantiebevorderende instrumenten van de EU 42 te onderzoeken en, in voorkomend geval, deze verder te ontwikkelen, met het oog op een betere samenwerking en mobiliteit tussen onderwijs- en opleidingssectoren.

16.het potentieel van digitale technologieën, zoals blockchain, te onderzoeken om de automatische erkenning te vergemakkelijken.

17.in samenwerking met de lidstaten en de nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's een uitbreiding van hun rol te onderzoeken om er ook andere onderwijs- en opleidingssectoren in op te nemen.

18.eventueel overeenkomstig de voor de periode 2014-2020 vastgestelde financiële capaciteit, rechtsgrondslag, besluitvormingsprocedures en prioriteiten het gebruik van Europese financieringsbronnen, zoals Erasmus+ of de Europese structuur- en investeringsfondsen, te ondersteunen, zonder afbreuk te doen aan de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader. mobiliteit in het secundair onderwijs en de secundaire opleiding binnen het Erasmus+-programma te versterken.

19.verslag uit te brengen aan de Raad over de opvolging van de aanbeveling via de bestaande kaders en instrumenten.

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)     https://ec.europa.eu/programmes/erasmus-plus/resources/documents.evaluations_nl  
(2)     https://www.coe.int/t/dg4/highereducation/recognition/lrc_en.asp  
(3)    Onder meer alle lidstaten, met uitzondering van Griekenland.
(4)     http://www.ehea.info/  
(5)     http://bologna-yerevan2015.ehea.info/files/YerevanCommuniqueFinal.pdf  
(6)    Making Integration Work, Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (2017) ( http://www.oecd.org/migration/making-integration-work-humanitarian-migrants-9789264251236-en.htm ).
(7)    Het gaat hierbij om zowel korte cycli als bachelorniveaus.
(8)    België, Luxemburg en Nederland.
(9)    Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden.
(10)    Estland, Letland en Litouwen.
(11)    De Europese scholen worden beheerd in onderlinge samenwerking tussen alle lidstaten van de EU en de EU uit hoofde van het Verdrag houdende het Statuut van de Europese scholen (PB L 212 van 17.8.1994, blz. 3).
(12)

   COM(2017) 673 final (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2017:673:FIN).

(13)    EUCO 19/1/17 REV 1 ( https://www.consilium.europa.eu/media/32209/14-final-conclusions-rev1-nl.pdf ).  
(14)    2015/C 417/04 ( http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:52015XG1215(02) ).  
(15)    Aangenomen in het Europees Parlement op 14 maart 2018 en door de lidstaten op 12 april 2018.
(16)     https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2018/NL/COM-2018-24-F1-NL-MAIN-PART-1.PDF  
(17)    2006/962/EG ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:32006H0962 ).  
(18)    2012/C 398/01 ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32012H1222(01) ).  
(19)    2006/143/EG ( http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:32006H0143 ).  
(20)    18 lidstaten doen een beroep op organisaties voor kwaliteitsborging die zijn ingeschreven in het Europees register voor kwaliteitsborging.
(21)    2009/C 155/01 ( http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32009H0708(01) ).  
(22)    2009/C 155/02 ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32009H0708(02) ).  
(23)     https://ec.europa.eu/commission/priorities/jobs-growth-and-investment_nl  
(24)     http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2017/03/25/rome-declaration/  
(25)     https://ec.europa.eu/commission/priorities/deeper-and-fairer-economic-and-monetary-union/european-pillar-social-rights/european-pillar-social-rights-20-principles_nl  
(26)    COM(2017) 677 final ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52017PC0677 ).  
(27)    COM(2016) 381 final ( https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2016/NL/1-2016-381-NL-F1-1.PDF ).
(28)    COM(2016) 377 final ( http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52016DC0377&qid=1513679036127&from=NL ).
(29)    Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32016L0801 ).  
(30)    COM(2017) 534 final/2 ( http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52017DC0534R(01) ).
(31)    De resultaten van de raadplegingen worden uiteengezet in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.
(32)    De uitvoeringsverslagen over het Bolognaproces van 2015 en weldra 2018, het verslag van de Pioniersgroep voor automatische erkenning van de Europese ruimte voor hoger onderwijs van 2015 en het verslag betreffende het toezicht op de impact van de Erkenningsovereenkomst van Lissabon van 2016.
(33)     http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:31995L0046:nl:HTML  
(34)     http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32016R0679:nl:HTML  
(35)    COM(2017) 673 final ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2017:673:FIN ).
(36)    EUCO 19/1/17 REV 1 ( https://www.consilium.europa.eu/media/32209/14-final-conclusions-rev1-nl.pdf ).
(37)    2017/C 189/03 ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32017H0615(01) ).  
(38)    P7_TA(2012)0139 ( http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=TA&language=NL&reference=P7-TA-2012-139 ).
(39)    PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22 ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:32005L0036 ).
(40)    Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 132 ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=celex:32013L0055 ).  
(41)    Voor de toepassing van deze aanbeveling van de Raad verwijzen de diploma's hoger secundair onderwijs naar niveau 4 en de diploma's hoger onderwijs naar de niveaus 5-8 binnen het Europees kwalificatiekader.
(42)    Zoals het diplomasupplement, het Europees studiepuntenoverdrachtsysteem, het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en –opleiding, het Europees kwalificatiekader en Europass.

Brussel,22.5.2018

COM(2018) 270 final

BIJLAGE

bij

Aanbeveling van de Raad

betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van diploma's hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en de resultaten van leerperioden in het buitenland

{SWD(2018) 170 final}


BIJLAGE
VERKLARENDE WOORDENLIJST

Automatische erkenning van een diploma: het recht van houders om een diploma dat door een lidstaat is uitgereikt in aanmerking te laten nemen voor de toegang tot een onderwijs- of opleidingsprogramma in een andere lidstaat, zonder daartoe een afzonderlijke erkenningsprocedure te moeten doorlopen. Het doet geen afbreuk aan het recht van een instelling voor hoger onderwijs om specifieke toelatingscriteria te hanteren voor een specifiek programma.

Automatische erkenning van de resultaten van een leerperiode in het buitenland: het recht om de resultaten van een leerperiode te laten erkennen: voor hoger onderwijs, zoals overeengekomen in de leerovereenkomst en bevestigd in de officiële verklaring, of volgens de leerresultaten van de modules die in het buitenland werden afgerond, zoals beschreven in de cursuscatalogus van het Europees studiepuntenoverdrachtsysteem (ECTS); op het niveau van het secundair onderwijs worden de resultaten van een leerperiode in het buitenland in één lidstaat volledig erkend in het land van oorsprong, op voorwaarde dat de verworven competenties overeenstemmen met de in het nationale leerplan vastgelegde competenties.

Blockchain: een manier om informatie te kunnen registreren en delen met een community. Elk lid van de community behoudt zijn/haar eigen afschrift van de informatie. Ingevoerde gegevens hebben een permanent karakter, zijn transparant en kunnen worden doorzocht. Elke update is een nieuw blok ("block") dat wordt toegevoegd aan het einde van een keten ("chain").

Certificaatsupplement: een document waarin een beschrijving wordt gegeven van de verworven kennis en vaardigheden van houders van een certificaat van een beroepsopleiding en dat aanvullende informatie verstrekt bij het officiële certificaat en/of afschrift, waardoor het eenvoudig te begrijpen is, met name voor werkgevers en instellingen in het buitenland.

Cursuscatalogus: wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: "de cursuscatalogus bevat gedetailleerde, gebruiksvriendelijke en actuele informatie over de leeromgeving van de instelling (algemene informatie over de instelling, haar middelen en diensten, alsmede academische informatie over haar programma's en afzonderlijke opleidingsonderdelen) die beschikbaar zou moeten zijn voor studenten vóór en tijdens hun studies zodat zij de juiste keuzes kunnen maken en hun tijd zo doeltreffend mogelijk kunnen benutten. De cursuscatalogus moet op de website van de instelling worden gepubliceerd en moet de titels van de cursus/het vak weergeven in de nationale taal (of regionale taal, indien van toepassing) en in het Engels, zodat alle geïnteresseerden de informatie zonder probleem kunnen raadplegen. Het staat de instelling vrij om het formaat van de cursuscatalogus, alsook de volgorde van de informatie, te kiezen. De cursuscatalogus moet voldoende op voorhand worden gepubliceerd zodat toekomstige studenten een keuze kunnen maken".

Bevoegde instantie: een natuurlijke persoon of organisatie die de wettelijke bevoegdheid heeft of de bevoegdheid, capaciteit of volmacht heeft gekregen om de aangewezen functie uit te oefenen.

Deskundige op het gebied van diplomawaardering: een persoon die beslissingen neemt over de erkenning van diploma's.

Diplomasupplement: een document dat aan een diploma hoger onderwijs wordt gehecht en dat een gedetailleerde beschrijving geeft van de leerresultaten van de houder, en de aard, het niveau, de context, de inhoud en status van de individuele opleidingsonderdelen.

Europese benadering voor kwaliteitsborging van gezamenlijke programma's: bekrachtigd door de ministers van Onderwijs van de Europese ruimte voor hoger onderwijs in 2015; het doel ervan is de kwaliteitsborging van gezamenlijke programma's te verbeteren door normen vast te stellen en obstakels voor de erkenning ervan weg te werken.

Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en opleiding: een technisch kader voor de overdracht, erkenning en, waar passend, de accumulatie van leerresultaten met het oog op het verwerven van een kwalificatie. Het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en opleiding bouwt voort op de beschrijving van kwalificaties in eenheden van leerresultaten, op de overdrachts-, erkennings- en accumulatieprocessen en op een reeks aanvullende documenten, zoals memoranda van overeenstemming en leerovereenkomsten.

Europees studiepuntenoverdrachtsysteem (ECTS): wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: "een op de student gericht systeem voor de accumulatie en overdracht van studiepunten, op basis van het transparantiebeginsel voor opleidings-, onderwijs- en beoordelingsprocessen. Het doel is om de planning, uitvoering en evaluatie van opleidingsprogramma's en de mobiliteit van studenten te vergemakkelijken door leerprestaties, kwalificaties en leerperioden te erkennen".

Kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs: overkoepelend kwalificatiekader binnen de Europese ruimte voor hoger onderwijs, die bestaat uit 48 landen. Het omvat drie cycli (bachelor, master, doctoraat), onder meer binnen nationale contexten, middelhoge kwalificaties, generieke omschrijvingen voor elke cyclus op basis van leerresultaten en competenties, en minimum- en maximumaantallen studiepunten in de eerste en tweede cyclus.

Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs: een register van organisaties voor kwaliteitsborging die hebben aangetoond dat zij de gemeenschappelijke beginselen voor kwaliteitsborging in Europa in hoge mate naleven. Deze beginselen worden uiteengezet in de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs.

Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en –opleiding: een praktijkgemeenschap die lidstaten, sociale partners en de Europese Commissie samenbrengt om de kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding te ontwikkelen en te verbeteren.

Europees kwalificatiekader: vertaalinstrument dat de communicatie bevordert en de vergelijking tussen kwalificatiesystemen in Europa mogelijk maakt. De acht gemeenschappelijke Europese kwalificatieniveaus van het kader worden beschreven in termen van leerresultaten: kennis, vaardigheden en competenties. Op die manier kunnen nationale kwalificatiesystemen, nationale kwalificatiekaders en kwalificaties in Europa aan de niveaus van het Europees kwalificatiekader worden gerelateerd. Studenten, afgestudeerden, aanbieders en werkgevers kunnen deze niveaus gebruiken om inzicht te krijgen in en een vergelijking te maken van kwalificaties die zijn uitgereikt in andere landen en binnen andere onderwijs- en opleidingsstelsels.

Leerovereenkomst: wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: "een formele overeenkomst tussen de drie partijen die betrokken zijn bij mobiliteit – de student, de uitzendende instelling en de gastinstelling of -organisatie/-onderneming – om de organisatie van de studiepuntenmobiliteit en de erkenning daarvan te vergemakkelijken. De overeenkomst moet door de drie partijen zijn ondertekend vóór de start van de mobiliteitsperiode en is bedoeld om aan de student te bevestigen dat de studiepunten die hij/zij behaalt tijdens de mobiliteitsperiode zullen worden erkend".

Leerresultaten: beschrijvingen van hetgeen een lerende weet, begrijpt en kan doen na de voltooiing van een leerproces; leerresultaten worden gedefinieerd in termen van kennis, vaardigheden en competenties.

Nationaal kwalificatiekader: een instrument voor de classificatie van kwalificaties volgens een set van criteria voor bepaalde bereikte leerniveaus. Het heeft tot doel nationale kwalificatiesubstructuren te integreren en te coördineren en de transparantie, toegang, voortgang en kwaliteit van de kwalificaties in verband met de arbeidsmarkt en de samenleving te verbeteren.

Kwalificatie: wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: "een opleidingstitel, diploma of ander certificaat die/dat wordt uitgegeven door een bevoegde instantie en die/dat getuigt van de succesvolle voltooiing van een erkend opleidingsprogramma".

Erkenning van eerdere leerervaringen: de erkenning van leerresultaten, hetzij door formeel onderwijs en formele opleiding, hetzij door niet-formeel of informeel leren, die werden behaald voordat de validatie werd aangevraagd.

Normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs: een reeks normen en richtsnoeren voor interne en externe kwaliteitsborging in het hoger onderwijs die zijn ontwikkeld in het kader van het Bolognaproces. Zij vormen een leidraad op gebieden die vitaal zijn voor een succesvolle kwaliteitslevering en succesvolle leeromgevingen in het hoger onderwijs. De normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs moeten worden bekeken in een ruimere context van onder meer kwalificatiekaders, het Europees studiepuntenoverdrachtsysteem en het diplomasupplement, die allemaal bijdragen aan een grotere transparantie en wederzijds vertrouwen in de Europese ruimte voor hoger onderwijs.

Officiële verklaring: wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: "een actueel overzicht van de door de student geboekte vooruitgang tijdens zijn/haar studies: de gevolgde opleidingsonderdelen, het aantal verworven punten in het kader van het Europees studiepuntenoverdrachtsysteem en de behaalde resultaten. Het document is essentieel om de vooruitgang vast te leggen en de leerprestaties te erkennen, ook voor studentenmobiliteit. De meeste instellingen stellen een officiële verklaring op aan de hand van hun institutionele databanken".