3.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/223


RESOLUTIE (EU) 2018/1371 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 18 april 2018

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2016

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2016,

gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0090/2018),

A.

overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure de nadruk wil leggen op het bijzonder belang van het verder versterken van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten en het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer toe te passen;

B.

overwegende dat de definitieve begroting (1) van het Europees Milieuagentschap (het „Agentschap”) voor het begrotingsjaar 2016 volgens zijn jaarrekening 50 509 265 EUR bedroeg, d.w.z. 2,75 % meer dan in 2015; overwegende dat de begroting van het Agentschap voornamelijk afkomstig is uit de begroting van de Unie;

C.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2016 (het „verslag van de Rekenkamer”) heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2016 betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

Begroting en financieel beheer

1.

merkt op dat inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2016 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,9 % en dat het uitvoeringspercentage voor de betalingskredieten 89,8 % bedroeg;

Vastleggingen en overdrachten

2.

neemt ter kennis dat de overdrachten van 2016 naar 2017 4 203 111 EUR bedroegen, d.w.z. 741 628 EUR minder dan in het voorgaande jaar (4 944 739 EUR in 2015);

3.

merkt op dat overdrachten vaak gedeeltelijk of geheel kunnen worden gerechtvaardigd door het meerjarige karakter van de operationele programma's van de agentschappen, en niet noodzakelijkerwijs op zwakke punten wijzen in de planning en tenuitvoerlegging van de begroting en niet altijd haaks staan op het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, vooral niet als ze van tevoren door het Agentschap zijn gepland en zijn meegedeeld aan de Rekenkamer;

Personeelsbeleid

4.

verneemt dat de raad van bestuur van het Agentschap bezorgd is over de aanhoudende vermindering van het aantal personeelsleden dat aan het Agentschap wordt toegewezen in het licht van de verwachte vermindering met 10 % van het aantal ambten als gevolg van het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 en de oprichting van een „herindelingspool” voor agentschappen met nieuwe taken;

5.

constateert dat de raad van bestuur het eens is met de voorgestelde nieuwe rol van het Agentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (EIONET) op het gebied van de energie-unie en ingenomen is met het voorstel van de Commissie om extra middelen ter beschikking te stellen aan het Agentschap in verband met de voorgestelde nieuwe taken;

6.

neemt ter kennis dat het Agentschap een bezettingsgraad van 99,2 % voor tijdelijke functionarissen heeft, met 129 personeelsleden op de 130 toegestane ambten in de begroting van de Unie; neemt nota van het feit dat het laatste ambt in reserve is gehouden omdat bekend was dat de personeelsformatie in 2017 zou worden verkleind; vindt het verheugend dat ongeveer 77 % van alle personeelsleden met operationele activiteiten is belast;

7.

stelt met tevredenheid vast dat er sprake is van genderevenwicht in de raad van bestuur van het Agentschap; betreurt evenwel dat er sprake is van een gebrek aan genderevenwicht in de hogere leidinggevende functies van het Agentschap; verneemt dat het Agentschap slechts over zeven functies van afdelingshoofd beschikt, waardoor de overgang naar een betere verhouding tussen mannen en vrouwen zich minder snel kan voltrekken;

8.

stelt met tevredenheid vast dat er, uitgaande van het totale aantal bezette posten in 2015, met 54,6 % vrouwen en 45,4 % mannen sprake is van genderevenwicht;

9.

benadrukt dat het evenwicht tussen werk en privéleven deel moet uitmaken van het personeelsbeleid van het Agentschap en dat het budget dat wordt besteed aan welzijnsactiviteiten ongeveer 560 EUR per personeelslid bedraagt, wat overeenkomt met twee werkdagen; stelt vast dat het gemiddelde ziekteverlof 13,8 dagen per personeelslid bedraagt, wat neerkomt op een gemiddelde van bijna drie werkweken; verzoekt het Agentschap deze kwestie dringend te onderzoeken om de belangrijkste oorzaken ervan vast te stellen en aan te pakken, en met name om na te gaan of stress op het werk hierbij een rol speelt;

10.

is ingenomen met het feit dat het Agentschap in juni 2017 een nieuw beleid ter bescherming van de persoonlijke waardigheid en ter voorkoming van intimidatie heeft ingevoerd; steunt de cursus die is georganiseerd om het personeel meer bewust te maken van de problematiek en stelt voor dat er regelmatig cursussen en informatiebijeenkomsten over dit onderwerp worden gehouden; betreurt het vermeende geval van intimidatie waarover op 16 december 2016 een klacht is ingediend; verzoekt om aanvullende informatie van de uitvoerend directeur, met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld en van de voorschriften inzake gegevensbescherming; wacht op het definitieve besluit en is voornemens daar een zorgvuldige follow-up aan te geven tijdens de volgende kwijtingsprocedure;

11.

merkt op dat er twee klachten werden ingediend op basis van artikel 90, lid 2, van het Statuut (21 december 2016 en 8 maart 2017) tegen het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) om een overeenkomst tijdens de proeftijd te beëindigen en een andere aan het einde van de proeftijd niet te verlengen; vraagt om meer informatie van de uitvoerend directeur, met inachtneming van de voorschriften inzake gegevensbescherming;

12.

wijst erop dat de aanhoudende personeelsinkrimping het gevaar met zich brengt dat het Agentschap zijn meerjarig werkprogramma voor 2014-2020 niet volledig kan uitvoeren, en het Agentschap beperkt in zijn mogelijkheden om op beleidsontwikkelingen te reageren; benadrukt dat het voor het Agentschap steeds moeilijker is geworden de risico's het hoofd te bieden die samenhangen met de middelenverlaging; merkt op dat de beperking van de personele middelen ertoe heeft bijgedragen dat de resultaten op een aantal strategische terreinen zijn teruggelopen;

Preventie van en omgang met belangenconflicten, transparantie en democratie

13.

is ingenomen met het feit dat 18 leden van de raad van bestuur hun cv’s en belangenverklaringen bekend hebben gemaakt op de website van het Agentschap; verneemt van het Agentschap dat de cv's en belangenverklaringen van zijn directieteam op de website worden gepubliceerd;

14.

neemt kennis van het feit dat nieuw aangeworven personeelsleden deelnemen aan cursussen ethiek en integriteit en dat een beoordeling van potentiële belangenconflicten voor ieder personeelslid deel uitmaakt van de jaarlijkse prestatiebeoordeling; merkt voorts op dat er ook specifieke opleiding wordt gegeven aan alle personeelsleden met lijnmanagementtaken;

15.

merkt op dat de raad van bestuur van het Agentschap in november 2014 zijn fraudebestrijdingsstrategie heeft vastgesteld met het oog op de correcte behandeling van kwesties in verband met belangenconflicten en de ontwikkeling van fraudebestrijdingsactiviteiten, vooral middels een actieplan met drie doelstellingen: zorgen voor een doeltreffende interne organisatie voor de opsporing van mogelijke fraude, strengere formaliteiten vaststellen voor de verlening van toegangsrechten tot het Business Data Repository en een sterk besef van ethiek en fraude waarborgen binnen het Agentschap;

16.

is ingenomen met de uitvoering van de richtsnoeren van het Agentschap inzake klokkenluiders die onder meer bedoeld zijn om de deontologische regels binnen het Agentschap te verduidelijken door informatie te verstrekken over de soorten situaties waarin de verplichte melding van toepassing is en over de rapportagekanalen; is verheugd dat in deze richtsnoeren ook wordt ingegaan op de bescherming die aan klokkenluiders moet worden verleend en aan de begeleiding en ondersteuning die het Agentschap kan bieden; verzoekt het Agentschap verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de uitvoering van deze richtsnoeren;

17.

merkt op dat er een onafhankelijk onthullings-, advies- en verwijzingsorgaan met voldoende begrotingsmiddelen nodig is om klokkenluiders te helpen de juiste kanalen te gebruiken om hun informatie over mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot de financiële belangen van de Unie te onthullen en tegelijkertijd hun geheimhouding te beschermen en de nodige ondersteuning en advies te bieden;

Belangrijkste resultaten

18.

spreekt zijn voldoening uit over de door het Agentschap genoemde drie belangrijkste resultaten van 2016, namelijk:

de publicatie van het verslag 2016 over de luchtkwaliteit in Europa;

de publicatie in 2016 van het eerste evaluatieverslag getiteld „Circular economy in Europe — Developing the knowledge base” (Kringloopeconomie in Europa — Ontwikkeling van de kennisbasis), waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden om de druk op en gevolgen voor het milieu van het gebruik van hulpbronnen te verminderen;

de publicatie van het verslag „Transforming the EU power sector: avoiding a carbon lock-in” (Omschakeling van de elektriciteitssector in de EU — hoe koolstofafhankelijkheid kan worden voorkomen), waarin wordt beoordeeld in hoeverre de thermische-energiesector in de Unie over het potentieel beschikt om de noodzakelijke omschakeling op de langetermijndoelstellingen van de Unie op het gebied van energie en klimaat te faciliteren;

Interne audit

19.

neemt ter kennis dat de dienst Interne Audit van de Commissie (IAS) het jaarverslag van het Agentschap over de toestand van het milieu (SOER) heeft onderworpen aan een audit, die in 2016 werd afgerond; stelt met tevredenheid vast dat volgens de conclusies van de IAS de beheers- en controlesystemen die het Agentschap voor het proces rond de voorbereiding van het SOER 2015 had opgezet, over het algemeen geschikt waren voor het beoogde doel en hebben gezorgd voor een efficiënte en effectieve interne en externe coördinatie van dit complexe meerjarenproject; verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat het Agentschap en de IAS een plan zijn overeengekomen om die systemen verder te verbeteren; verzoekt het Agentschap om aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de uitvoering van dit actieplan;

20.

neemt ter kennis dat de IAS het gegevens- en informatiebeheer, dat ook een IT-component omvat, heeft onderworpen aan een audit die in 2015 is afgerond; neemt kennis van het feit dat er voor de komende jaren een actieplan is opgesteld om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de IAS in verband met die audit; constateert tot zijn tevredenheid dat de IAS in 2017 de meeste aanbevelingen heeft afgesloten, wat aangeeft dat er passende maatregelen zijn genomen om een correcte behandeling van een grotere hoeveelheid gegevens te waarborgen;

Interne controles

21.

verneemt met bezorgdheid uit het verslag van de Rekenkamer dat het Agentschap weliswaar in 2016 zijn veiligheidsbeleid heeft geactualiseerd, maar dat veel andere interne procedures achterhaald zijn; merkt op dat het hogere management een actieplan heeft goedgekeurd dat onder meer betrekking heeft op de herziening en actualisering van het bedrijfscontinuïteitsplan en dat het Agentschap ook voornemens is om, in overeenstemming met het nieuwe veiligheidsbeleid, zijn uit 2009 stammende beleid op het gebied van het documentenbeheer te herzien; neemt ook kennis van het feit dat het Agentschap zijn internecontrolenormen waar nodig wil herzien en bijwerken; verzoekt het Agentschap om aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de uitvoering van dit actieplan;

22.

neemt ter kennis dat de interne auditcapaciteit (IAC) een risicobeoordeling heeft vastgesteld om begunstigden te selecteren voor controles ter plaatse, hetgeen resulteerde in de verificatie van betalingen aan twee begunstigden voor acht subsidies om de juistheid en betrouwbaarheid van de gedeclareerde personeelskosten te garanderen; merkt op dat als gevolg daarvan in overeenstemming met de contractuele bepalingen een onverschuldigd bevonden betaling is terugbetaald aan het Agentschap; stelt vast dat in 2016, op basis van het nieuwe, in oktober 2015 vastgestelde beleid, verdere controles ter plaatse werden verricht; verzoekt het Agentschap aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over het resultaat van die controles;

23.

stelt vast dat het Agentschap naar aanleiding van opmerkingen van de kwijtingsautoriteit de verificatiemethoden heeft verbeterd door aan zijn partners bij de Europese Thematische Centra richtsnoeren te verstrekken en opleidingen te verzorgen over de criteria voor de vergoeding van kosten;

Overige opmerkingen

24.

herinnert met bezorgdheid aan de constatering in het verslag van de Rekenkamer dat de Commissie in 2014 namens meer dan vijftig instellingen en organen van de Unie (waaronder het Agentschap) een kaderovereenkomst met één contractant heeft ondertekend voor de aanschaf van software, licenties en verstrekking van de bijbehorende IT-onderhouds- en -adviesdiensten; merkt op dat de raamcontractant optreedt als tussenpersoon tussen het Agentschap en leveranciers en dat de raamcontractant voor deze bemiddelingsdiensten de prijzen van de leveranciers met twee tot negen procent mag verhogen; wijst er voorts op dat in de kaderovereenkomst expliciet vermeld staat dat de contractant geen exclusieve rechten kan ontlenen aan de overeenkomst; stelt vast dat het Agentschap deze kaderovereenkomst in 2016 gebruikt heeft om softwarelicenties aan te schaffen voor een totaalbedrag van 442 754 EUR; constateert dat de meeste van deze aankopen producten betroffen van een bepaalde categorie die enkel in uitzonderingsgevallen zou moeten worden gebruikt en dat de prijzen voor deze producten noch in de aanbestedingsprocedure, noch in de kaderovereenkomst werden opgegeven; verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat voldoende concurrentie en de voordeligste oplossing met deze werkwijze niet kunnen worden gewaarborgd; verneemt bovendien dat de verhogingen door de kadercontractant niet behoorlijk werden gecontroleerd: de grootste order betrof de verlenging van softwarelicenties die geleverd werden door een exclusieve Scandinavische wederverkoper (112 248 EUR); acht het zorgwekkend dat er in dit geval geen rechtvaardiging was voor het gebruik van de kaderovereenkomst, waardoor de prijs onnodig werd verhoogd; neemt kennis van het antwoord van het Agentschap op de opmerking van de Rekenkamer;

25.

herinnert eraan dat het Agentschap sinds zijn oprichting, tezamen met zijn Europees Milieuobservatie- en -informatienetwerk (EIONET), als informatiebron fungeert voor al degenen die zich bezighouden met de ontwikkeling, vaststelling, uitvoering, en evaluatie van het milieu- en klimaatbeleid en het beleid voor duurzame ontwikkeling van de EU, alsook voor het algemene publiek;

26.

onderstreept dat de Commissie in het verlengde van de Agenda voor betere regelgeving in 2016 een evaluatie van het Agentschap en EIONET is gestart, die de periode van medio 2012 tot eind 2016 bestrijkt; de uitkomsten zullen worden gebruikt om te beoordelen hoe goed het Agentschap presteert;

27.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 18 april 2018 (2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

(1)  PB C 443 van 29.11.2016, blz. 1.

(2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0133 (zie bladzijde 393 van dit Publicatieblad).