13.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 11/60


P8_TA(2018)0363

Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering – EGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening

Resolutie van het Europees Parlement van 2 oktober 2018 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Nederland – EGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening) (COM(2018)0548 – C8-0392/2018 – 2018/2220(BUD))

(2020/C 011/17)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0548 – C8-0392/2018),

gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (1) (EFG-verordening),

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (2), en met name artikel 12,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (3) (IIA van 2 december 2013), en met name punt 13,

gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het IIA van 2 december 2013,

gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0294/2018),

A.

overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de wereldwijde financiële en economische crisis ondervinden, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren;

B.

overwegende dat de financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld;

C.

overwegende dat Nederland aanvraag EGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening heeft ingediend voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van 1 324 ontslagen in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2-afdeling 64 (Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen) in de regio's van NUTS-niveau 2 Friesland (NL12), Drenthe (NL13) en Overijssel (NL21) in Nederland, de eerste aanvraag in deze economische sector sinds de oprichting van het EFG;

D.

overwegende dat de aanvraag is gebaseerd op de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening, waarin wordt bepaald dat binnen een referentieperiode van negen maanden ten minste 500 werknemers gedwongen moeten zijn ontslagen in ondernemingen die actief zijn in dezelfde NACE Rev. 2-afdeling en gevestigd zijn in één regio of in twee aan elkaar grenzende regio's van NUTS-niveau 2 in een lidstaat;

1.

is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 4, lid 1, van de EFG-verordening en dat Nederland recht heeft op een financiële bijdrage ter hoogte van 1 192 500 EUR uit hoofde van die verordening, wat overeenkomt met 60 % van de totale kosten van 1 987 500 EUR;

2.

wijst erop dat de Nederlandse autoriteiten de aanvraag op 23 februari 2018 hebben ingediend en dat, nadat er aanvullende gegevens zijn verstrekt door Nederland, de Commissie haar beoordeling op 20 juli 2018 heeft afgerond en het Parlement hiervan op 20 augustus 2018 in kennis heeft gesteld;

3.

wijst erop dat Nederland aanvoert dat de ontslagen verband houden met de wereldwijde financiële en economische crisis en de gevolgen daarvan voor de dienstverlening en de werking van de Nederlandse banken; wijst erop dat het klimaat van lage rente, die werd ingevoerd als reactie op de financiële crisis, de strengere regelgevingsvoorwaarden, en de aanzienlijke daling op de hypotheekmarkt en op het vlak van kredietverlening voor het klein- en middenbedrijf (mkb) een daling van de winstgevendheid heeft teweeggebracht en een dringende behoefte heeft gecreëerd om de kosten terug te dringen; betreurt dat als gevolg daarvan de banken hun personeelsbestand hebben ingekrompen, voornamelijk door regionale bijkantoren te sluiten en zich meer te richten op onlinebankieren;

4.

erkent dat, hoewel er zich de laatste jaren een zeker herstel heeft voorgedaan, de kredietverlening op de hypotheekmarkt nog steeds lager ligt dan vóór de financiële crisis;

5.

betreurt het dat de financiële sectoren in andere lidstaten onder soortgelijke druk staan; erkent dat de ontslagen, in sommige gevallen, over een te lange periode kunnen zijn gespreid om aan de EFG-criteria te voldoen; nodigt de regeringen van de lidstaten niettemin uit zich ervan te vergewissen of het EFG een nuttige rol kan spelen bij het in staat stellen van werknemers zich aan deze veranderingen aan te passen;

6.

wijst erop dat de ontslagen die bij 20 ondernemingen in de Nederlandse banksector zijn gevallen naar verwachting een aanzienlijk negatief effect zullen hebben op de plaatselijke economie, dat de werkloosheid in de drie provincies waarop de aanvraag betrekking heeft (Friesland, Drenthe en Overijssel) hoger is dan het nationale gemiddelde, en dat de impact van de ontslagen samenhangt met de moeilijkheden om de betrokkenen aan een nieuwe baan te helpen vanwege de schaarste aan banen, de lage scholing van de ontslagen werknemers en het hoge aantal werkzoekenden;

7.

wijst erop dat de aanvraag betrekking heeft op 1 324 ontslagen werknemers; vraagt zich echter af waarom de maatregelen slechts voor 450 van hen bedoeld zijn; wijst erop dat de meerderheid van de ontslagen werknemers vrouwen zijn (59 %), vooral administratief personeel en receptionisten; wijst er verder op dat 27 % van de ontslagen werknemers 55 jaar of ouder zijn; erkent tegen deze achtergrond het belang van door het EFG medegefinancierde actieve arbeidsmarktmaatregelen om de kans te vergroten dat deze kwetsbare groepen opnieuw een baan vinden;

8.

is ingenomen met het besluit van Nederland om de bijstand te richten op kwetsbare groepen en mensen te helpen om van beroep, sector of regio te veranderen, onder meer met opleidingen voor de detailhandel en voor nieuwe beroepsprofielen, zoals vervoer, IT-diensten en technische beroepen, die meer kansen op werk bieden;

9.

wijst erop dat Nederland zeven soorten acties plant voor de ontslagen werknemers voor wie in deze aanvraag steun wordt aangevraagd: i) intake, ii) hulp bij het zoeken naar werk, iii) mobiliteitspool, iv) promotie, cursussen en begeleiding ondernemerschap, v) opleiding en herscholing, vi) outplacementbegeleiding, vii) toelage ondernemerschap;

10.

merkt op dat de mobiliteitspool goed is voor bijna 30 % van het totale pakket aan individuele dienstverlening; begrijpt dat het gaat om coaching van mensen die anders moeilijk werk zouden vinden;

11.

stelt vast dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening werd opgesteld in nauw overleg met belanghebbenden en sociale partners zoals de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV);

12.

benadrukt dat de Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat voor de subsidiabele acties geen steun uit andere fondsen of financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen;

13.

herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;

14.

verzoekt de Commissie er bij de nationale autoriteiten op aan te dringen om in toekomstige voorstellen meer details te geven over de sectoren met groeipotentieel, waarin dus waarschijnlijk mensen in dienst kunnen worden genomen, alsook onderbouwde gegevens over de impact van de EFG-financiering te verzamelen, onder meer over de kwaliteit van de banen en het herintredingspercentage dat dankzij het EFG bereikt is;

15.

herinnert eraan dat in artikel 7 van de EFG-verordening is bepaald dat bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening rekening moet worden gehouden met de toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden, en dat het pakket moet passen in de overgang naar een grondstoffenefficiënte en duurzame economie;

16.

herhaalt zijn oproep aan de Commissie ervoor te zorgen dat alle documenten in verband met EFG-zaken openbaar toegankelijk zijn;

17.

hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

18.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

19.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

(3)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.


BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Nederland – EGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening)

(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2018/1675.)