5.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/158


P8_TA(2018)0054

Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering: aanvraag EGF/2017/007 SE/Ericsson

Resolutie van het Europees Parlement van 1 maart 2018 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Zweden — EGF/2017/007 SE/Ericsson) (COM(2017)0782 — C8-0010/2018 — 2018/2012(BUD))

(2019/C 129/17)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2017)0782 — C8-0010/2018),

gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (1) (EFG-verordening),

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (2), en met name artikel 12,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (3) (Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013), en met name punt 13,

gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013,

gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A8-0032/2018),

A.

overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de wereldwijde financiële en economische crisis ondervinden, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren;

B.

overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld om de terugkeer naar de arbeidsmarkt van de ontslagen werknemers te vergemakkelijken;

C.

overwegende dat Zweden aanvraag EGF/2017/007 SE/Ericsson heeft ingediend voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van 2 388 ontslagen in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2 — afdeling 26 (Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten) in de regio's van NUTS-niveau 2 Stockholm (SE11), Västsverige (SE23) en Östra Mellansverige (SE12), alsook in de regio Sydsverige (SE22);

D.

overwegende dat de aanvraag is gebaseerd op de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder a), van de EFG-verordening, die vereisen dat binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen, met inbegrip van werknemers die gedwongen zijn ontslagen bij leveranciers, downstreamproducenten en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd;

E.

overwegende dat er de afgelopen paar jaar meer aanvragen zijn ingediend voor dezelfde of aanverwante sectoren voor grote ondernemingen;

1.

is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 13, lid 1, van de EFG-verordening en dat Zweden recht heeft op een financiële bijdrage ter hoogte van 2 130 400 EUR uit hoofde van die verordening, wat overeenkomt met 60 % van de totale kosten van 3 550 667 EUR;

2.

wijst erop dat de Zweedse autoriteiten op 9 augustus 2017 de aanvraag hebben ingediend en dat na ontvangst van aanvullende gegevens van Zweden de beoordeling door de Commissie op 18 december 2017 is afgerond en het Parlement hiervan op 15 januari 2018 in kennis is gesteld;

3.

herinnert eraan dat dit reeds de tweede Zweedse aanvraag is voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van gedwongen ontslagen bij Ericsson, na een eerdere aanvraag in maart 2016 en een positief besluit desbetreffend (4);

4.

betreurt de geringe benutting van het vorige EFG-dossier uit 2016 met betrekking tot ontslagen bij Ericsson, maar is verheugd dat daaruit lering getrokken is; stelt met tevredenheid vast dat voormalige werknemers waarop de huidige aanvraag betrekking heeft de mogelijkheid zullen hebben onderwijs en opleidingen te volgen zonder negatieve gevolgen voor hun ontslagvergoeding;

5.

stelt vast dat Zweden de aanvraag onderbouwt door erop te wijzen dat de ontslagen verband houden met grote structurele veranderingen in de mondiale handelspatronen als gevolg van de globalisering, en met name met de negatieve groei in het vooral op hardware gerichte bedrijfsmodel van de telecomindustrie voor Ericsson in Zweden, vanwege de mondiale concurrentie; wijst erop dat Ericsson zijn personeelsbestand in Zweden geleidelijk heeft afgebouwd, maar tegelijkertijd wereldwijd is gegroeid;

6.

is zich bewust van de grote vraag naar mensen met vaardigheden op it-gebied in de verschillende regio's, en van het feit dat er een kloof gaapt tussen de vaardigheden van het door Ericsson ontslagen personeel en de eisen op arbeidsmarkt; onderkent dat grote aantallen mensen met dezelfde vaardigheden op hetzelfde moment worden ontslagen in dezelfde geografische gebieden; is van mening dat met name productiemedewerkers en oudere werknemers hulp nodig hebben; merkt op dat het EFG ook kan bijdragen tot grensoverschrijdend verkeer van werknemers van krimpende sectoren in sommige lidstaten naar groeisectoren in andere lidstaten;

7.

merkt op dat er verschillende categorieën werknemers zijn ontslagen, zowel productiemedewerkers als hoger personeel; is bezorgd dat sommige werknemers geconfronteerd worden met een arbeidsmarkt waar weinig vraag is in traditionele productiesectoren; wijst erop dat er grootschalige omscholingsmaatregelen nodig zouden zijn om deze werknemers kansen in de publieke of private dienstensector te bieden;

8.

wijst erop dat de aanvraag betrekking heeft op 2 388 gedwongen ontslagen werknemers bij Ericsson, waarvan er 900 in aanmerking zullen komen voor de voorgestelde maatregelen; wijst erop dat meer dan 30 % van de betrokkenen tussen de 55 en de 64 jaar oud is en over voor de hardware-sector van de telecomindustrie specifieke vaardigheden beschikt, waar op de huidige arbeidsmarkt geen vraag meer naar is, en dat zij derhalve op die markt nauwelijks nog kansen op het vinden van een baan hebben en dus langdurig werkloos dreigen te worden; is daarom ingenomen dat het project aandacht besteed aan maatregelen voor groepen in een achterstandspositie;

9.

is verheugd over het besluit om speciale hulp te verlenen aan ontslagen werknemers van boven de 50 jaar die het gevaar lopen langdurig werkloos te worden, en aan degenen met leermoeilijkheden of een lichamelijke handicap, gezien de grotere uitdagingen waarmee zij naar alle waarschijnlijkheid geconfronteerd zullen worden bij het vinden van ander werk;

10.

neemt er kennis van dat de kosten van vergoedingen en stimulansen voor ontslagen werknemers bijna het plafond van 35 % van de totale kosten van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening bereiken zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b), van de EFG-verordening, en dat deze acties afhankelijk zijn gesteld van de actieve deelname van de beoogde begunstigden aan opleidingsactiviteiten en activiteiten in verband met het zoeken van een baan;

11.

wijst erop dat Zweden vijf soorten acties plant voor de ontslagen werknemers voor wie in deze aanvraag steun wordt aangevraagd: i) advisering en loopbaanplanning, ii) maatregelen voor groepen in een achterstandspositie, iii) steun bij het opzetten van een eigen bedrijf, iv) onderwijs en opleiding, en v) sollicitatie- en mobiliteitstoelagen; merkt tevens op dat de voorgestelde maatregelen ontslagen werknemers helpen hun vaardigheden aan te passen en de overgang naar een nieuwe baan vergemakkelijken of hen helpen bij het opzetten van een eigen onderneming; benadrukt dat de beschreven maatregelen actieve arbeidsmarktmaatregelen betreffen die behoren tot de in artikel 7, lid 1, van de EFG-verordening vastgestelde subsidiabele acties, en niet in de plaats komen van socialebeschermingsmaatregelen; is ingenomen met het besluit van Zweden om in februari 2017 te beginnen met het verlenen van individuele diensten aan de beoogde begunstigden, vóór de indiening van de EFG-aanvraag;

12.

stelt vast dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening werd opgesteld in overleg met de beoogde begunstigden en hun vertegenwoordigers, alsook met de plaatselijke overheidsinstanties; dringt aan op meer overleg met ondernemers om de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden en onderwijs aan te doen sluiten op hun behoeften;

13.

herinnert eraan dat, overeenkomstig artikel 7 van de EFG-verordening, het ontwerp van het gecoördineerde pakket gepersonaliseerde diensten in moet spelen op toekomstige arbeidsmarktperspectieven en de op die markten benodigde vaardigheden, en verenigbaar moet zijn met de overgang naar een grondstoffenefficiënte en duurzame economie; is ingenomen met de verplichting voor de Zweedse openbare dienst voor arbeidsvoorziening om milieu-eisen op te nemen in zijn aanbestedingen en zijn eigen praktijk;

14.

benadrukt dat de Zweedse autoriteiten hebben bevestigd dat voor de subsidiabele acties geen steun uit andere fondsen of financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen;

15.

herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe ondernemingen verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen voor de herstructurering van ondernemingen of sectoren;

16.

verzoekt de Commissie er bij de nationale autoriteiten op aan te dringen om in toekomstige voorstellen meer details te geven over de sectoren met groeipotentieel, waarin dus waarschijnlijk mensen in dienst kunnen worden genomen, alsook onderbouwde gegevens over de impact van de EFG-financiering te verzamelen, onder meer over de kwaliteit, de duur en duurzaamheid van de banen, het aantal en percentage van zelfstandigen en nieuwe ondernemingen, en het herintredingspercentage dat dankzij het EFG bereikt is;

17.

herhaalt zijn oproep aan de Commissie ervoor te zorgen dat alle documenten in verband met EFG-zaken openbaar toegankelijk zijn;

18.

hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;

19.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

20.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

(3)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(4)  Besluit (EU) 2016/1858 van het Europees Parlement en de Raad van 11 oktober 2016 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (aanvraag van Zweden — EGF/2016/002 SE/Ericsson) (PB L 284 van 20.10.2016, blz. 25).


BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering naar aanleiding van de aanvraag van Zweden — EGF/2017/007 SE/Ericsson

(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2018/514.)