7.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 86/41


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de verordening gemeenschappelijke bepalingen

(2019/C 86/06)

Corapporteurs:

Catiuscia MARINI (IT/PSE), voorzitter van het bestuur van de regio Umbrië

Michael SCHNEIDER (DE/EVP), staatssecretaris en gevolmachtigde van de deelstaat Saksen-Anhalt bij de Duitse regering

Referentiedocument:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa

COM(2018) 375 final

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Nieuwe overweging na overweging 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Wat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) betreft, moeten krachtige synergieën en banden in stand worden gehouden tussen het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de tweede pijler (Elfpo) van het GLB. Het Elfpo mag niet uit de Verordening gemeenschappelijke bepalingen worden gehaald, zodat er een nauw verband blijft bestaan tussen het Elfpo en de al in de lidstaten aanwezige structuren voor de implementatie van de structuurfondsen.

Motivering

Het is belangrijk om krachtige synergieën tussen het ELGF en het Elfpo in stand te houden zodat het Elfpo deel kan uitmaken van de Verordening gemeenschappelijke bepalingen (VGB). Daarom moet het Elfpo onderdeel blijven van de VGB, wat vereist dat de tekst wordt aangepast, met name de overwegingen 2 en 23 en de artikelen 17, 31, 48 en 58.

Wijzigingsvoorstel 2

Nieuwe overweging na overweging 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Bijzondere aandacht wordt besteed aan plattelandsgebieden, regio’s die een industriële overgang doormaken en regio’s die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen.

Motivering

Er dient specifiek te worden verwezen naar regio’s met natuurlijke en demografische belemmeringen om aan de doelstellingen van artikel 174 VWEU tegemoet te komen.

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Horizontale beginselen als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie („VEU”) en in artikel 10 VWEU, met inbegrip van de beginselen subsidiariteit en evenredigheid als bedoeld in artikel 5 van het VEU moeten worden nageleefd bij de uitvoering van de Fondsen, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De lidstaten moeten ook voldoen aan de verplichtingen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en toegankelijkheid garanderen in overeenstemming met artikel 9 en met de wetgeving van de Unie tot harmonisering van toegankelijkheidseisen voor producten en diensten. Lidstaten en de Commissie moeten ernaar streven ongelijkheden op te heffen, de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en het genderperspectief te integreren , alsmede discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden. De Fondsen mogen geen maatregelen ondersteunen die bijdragen aan enige vorm van segregatie. De doelstellingen van de Fondsen moeten worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Unie van de in de artikelen 11 en 191, lid 1, VWEU verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij het beginsel „de vervuiler betaalt” wordt toegepast. Om de integriteit van de interne markt te beschermen moeten concrete acties waarbij ondernemingen gebaat zijn, in overeenstemming zijn met de staatssteunregels van de Unie zoals bedoeld in de artikelen 107 en 108 van het VWEU.

Horizontale beginselen als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie („VEU”) en in artikel 10 VWEU, met inbegrip van de beginselen subsidiariteit en evenredigheid als bedoeld in artikel 5 van het VEU moeten worden nageleefd bij de uitvoering van de Fondsen, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De lidstaten moeten ook voldoen aan de verplichtingen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en toegankelijkheid garanderen in overeenstemming met artikel 9 en met de wetgeving van de Unie tot harmonisering van toegankelijkheidseisen voor producten en diensten. Lidstaten en de Commissie moeten ernaar streven ongelijkheden op te heffen, de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, alsmede discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden. Genderbewust budgetteren moet in alle fasen van de implementatie van de desbetreffende fondsen worden geïntegreerd, van programmering tot rapportage, ook via genderrelevante indicatoren en naar geslacht uitgesplitste gegevensverzameling. De Fondsen mogen geen maatregelen ondersteunen die bijdragen aan enige vorm van segregatie. De doelstellingen van de Fondsen moeten worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Unie van de in de artikelen 11 en 191, lid 1, VWEU verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij het beginsel „de vervuiler betaalt” wordt toegepast. Om de integriteit van de interne markt te beschermen moeten concrete acties waarbij ondernemingen gebaat zijn, in overeenstemming zijn met de staatssteunregels van de Unie zoals bedoeld in de artikelen 107 en 108 van het VWEU.

Motivering

Het is van belang ervoor te zorgen dat de fondsen ook rekening houden met het genderperspectief, zodat gelijkheid op alle betrokken gebieden wordt gewaarborgd en wordt bijgedragen aan een inclusieve samenleving.

Wijzigingsvoorstel 4

Overweging 10

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Een deel van de begroting van de Unie die aan de Fondsen is toegewezen, moet door de Commissie worden uitgevoerd in gedeeld beheer met de lidstaten in de zin van Verordening (EU, Euratom) [nummer van het nieuwe Financieel Reglement] van het Europees Parlement en de Raad („het Financieel Reglement”). Bij de uitvoering van de Fondsen onder gedeeld beheer moeten de Commissie en de lidstaten derhalve de in het Financieel Reglement opgenomen beginselen in acht nemen, zoals goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie.

Een deel van de begroting van de Unie die aan de Fondsen is toegewezen, moet door de Commissie worden uitgevoerd in gedeeld beheer met de lidstaten in de zin van Verordening (EU, Euratom) [nummer van het nieuwe Financieel Reglement] van het Europees Parlement en de Raad („het Financieel Reglement”). Bij de uitvoering van de Fondsen onder gedeeld beheer moeten de Commissie en de lidstaten derhalve de in het Financieel Reglement opgenomen beginselen in acht nemen, zoals goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie. De lidstaten, in overeenstemming met hun institutionele, juridische en financiële kader, en de daartoe door hen aangewezen instanties dienen verantwoordelijk te zijn voor de voorbereiding en uitvoering van de programma’s op het passende territoriale niveau.

Motivering

In de VGB moet duidelijk worden gemaakt dat, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, het passende territoriale niveau moet worden ingeschakeld teneinde een gebiedsgerichte aanpak te garanderen.

Wijzigingsvoorstel 5

Overweging 11

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het principe van partnerschap is een essentieel kenmerk bij de uitvoering van de Fondsen, waarbij wordt voortgebouwd op de aanpak van meerlagig bestuur en wordt gezorgd voor de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners. Met het oog op continuïteit bij de organisatie van het partnerschap moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014[13] van de Commissie van toepassing blijven.

Het principe van partnerschap is een essentieel kenmerk bij de uitvoering van de Fondsen, waarbij wordt voortgebouwd op de aanpak van meerlagig bestuur en wordt gezorgd voor de betrokkenheid van de regionale en lokale autoriteiten , van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners. Het noopt de belanghebbenden tot engagement en betrokkenheid en brengt Europa dichter bij zijn burgers. Met het oog op continuïteit bij de organisatie van het partnerschap moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014[13] van de Commissie van toepassing blijven.

Motivering

De regionale en lokale overheden moeten uitdrukkelijk worden vermeld in alle overwegingen en artikelen van de VGB inzake het principe van het partnerschap en meerlagig bestuur.

Wijzigingsvoorstel 6

Overweging 12

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Op het niveau van de Unie is het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid het kader om nationale hervormingsprioriteiten vast te stellen en toezicht te houden op de uitvoering ervan. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s worden voorgesteld om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van de prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen en EU-middelen moeten worden ondersteund. Voorts kan met deze strategieën de EU-financiering op een samenhangende wijze worden gebruikt en kan de toegevoegde waarde van de met name van de Fondsen, de Stabilisatiefunctie voor Europese investeringen en InvestEU te ontvangen financiële steun worden gemaximaliseerd.

Op het niveau van de Unie is een herzien Europees Semester waarvan multilevel governance een onderdeel is en dat is afgestemd op een nieuwe langetermijnstrategie van de EU voor de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, het kader om nationale hervormingsprioriteiten vast te stellen en toezicht te houden op de uitvoering ervan. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten in een samenwerkingsverband tussen de nationale, regionale en lokale overheden worden ontwikkeld aan het begin van de programmeringsperiode en in het kader van de tussentijdse herziening samen met de nationale hervormingsprogramma’s worden voorgesteld om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van de prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen en EU-middelen moeten worden ondersteund. Voorts kan met deze strategieën de EU-financiering op een samenhangende wijze worden gebruikt en kan de toegevoegde waarde van de met name van de Fondsen, de Stabilisatiefunctie voor Europese investeringen en InvestEU te ontvangen financiële steun worden gemaximaliseerd.

Motivering

Door het Europees Semester aan het begin van de programmeringsperiode en in het kader van de tussentijdse herziening aan te passen kan dat beter worden afgestemd op de meerjarige investeringsprioriteiten van het cohesiebeleid.

Wijzigingsvoorstel 7

Overweging 13

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten moeten bepalen op welke wijze bij het opstellen van de programmeringsdocumenten rekening wordt gehouden met de relevante landspecifieke aanbevelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU en de relevante aanbevelingen van de Raad die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU (hierna „de landspecifieke aanbevelingen” genoemd). Tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 (hierna „programmeringsperiode” genoemd) moeten de lidstaten op gezette tijden het toezichtcomité en de Commissie in kennis stellen van de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de programma’s ter ondersteuning van de landspecifieke aanbevelingen. Tijdens een tussentijdse evaluatie moeten de lidstaten onder meer nagaan of programmawijzigingen noodzakelijk zijn om rekening te houden met de relevante landspecifieke aanbevelingen die sinds de start van de programmeringsperiode zijn vastgesteld of gewijzigd.

De lidstaten moeten bepalen op welke wijze bij het opstellen van de programmeringsdocumenten rekening wordt gehouden met de relevante landspecifieke aanbevelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU, de relevante aanbevelingen op het stuk van de toepassingsgebieden en de taken van de fondsen, de relevante aanbevelingen van de Raad die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU (hierna „de landspecifieke aanbevelingen” genoemd) en een volledige territoriale analyse waarin rekening wordt gehouden met de regionale dimensie en met de rol van de regionale overheden bij uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen . Tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 (hierna „programmeringsperiode” genoemd) moeten de lidstaten op gezette tijden het toezichtcomité en de Commissie in kennis stellen van de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de programma’s ter ondersteuning van de landspecifieke aanbevelingen die relevant zijn op het stuk van de toepassingsgebieden en de taken van de fondsen . Tijdens een tussentijdse evaluatie moeten de lidstaten onder meer nagaan of programmawijzigingen noodzakelijk zijn om rekening te houden met de relevante landspecifieke aanbevelingen die sinds de start van de programmeringsperiode zijn vastgesteld of gewijzigd , dit in nauwe samenwerking met de regionale en lokale overheden .

Motivering

Versterking van de territoriale dimensie van het Europees Semester, die een volledige territoriale analyse zou moeten bevatten waarin rekening wordt gehouden met de regionale dimensie en met de rol van de regionale overheden bij uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen.

Wijzigingsvoorstel 8

Nieuwe overweging na overweging 19

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

De combinatie van een afnemend aandeel van de beroepsbevolking en een steeds groter wordende groep gepensioneerden in de algemene bevolking zullen samen met de problemen in verband met veranderingen in de bevolking naar verwachting een zware belasting blijven voor onder meer de structuren voor onderwijs en sociale ondersteuning, en voor het economische concurrentievermogen. De aanpassing aan dergelijke demografische veranderingen is een van de grootste uitdagingen waartegenover lokale en regionale overheden zich de komende jaren geplaatst zien, en moet als zodanig dan ook de nodige aandacht verdienen voor de regio’s die het hardst getroffen worden door de demografische veranderingen.

Motivering

Er moet rekening worden gehouden met de bijzondere situatie van gebieden die te maken hebben met demografische veranderingen.

Wijzigingsvoorstel 9

Overweging 40

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Teneinde de toegevoegde waarde van gedeeltelijk of geheel via de begroting van de Unie gefinancierde investeringen te optimaliseren, moet worden gezorgd voor synergieën, in het bijzonder tussen de Fondsen en direct beheerde instrumenten, met inbegrip van het hervormingsinstrument . Deze synergieën moeten tot stand komen door middel van belangrijke mechanismen, met name de erkenning van vaste tarieven voor subsidiabele kosten van Horizon Europa voor een soortgelijke concrete actie en de mogelijkheid financiering uit verschillende Unie-instrumenten in dezelfde concrete actie te combineren en daarbij dubbele financiering te vermijden. In deze verordening moeten derhalve regels worden opgenomen voor de aanvullende financiering van de Fondsen.

Teneinde de toegevoegde waarde van gedeeltelijk of geheel via de begroting van de Unie gefinancierde investeringen te optimaliseren, moet worden gezorgd voor synergieën, in het bijzonder tussen de Fondsen en direct beheerde instrumenten, door gebruiksvriendelijke mechanismen te ontwikkelen, multilevel-governanceoplossingen te bevorderen en krachtige beleidscoördinatie aan de dag te leggen, waarbij het subsidiariteitsbeginsel in acht wordt genomen . Deze synergieën moeten tot stand komen door middel van belangrijke mechanismen, met name de erkenning van vaste tarieven voor subsidiabele kosten van Horizon Europa voor een soortgelijke concrete actie en de mogelijkheid financiering uit verschillende Unie-instrumenten in dezelfde concrete actie te combineren en daarbij dubbele financiering te vermijden. In deze verordening moeten derhalve regels worden opgenomen voor de aanvullende financiering van de Fondsen.

Motivering

Het CvdR heeft grote twijfels over het nut en de gegrondheid van het hervormingsinstrument.

Synergieën met andere EU-programma’s moeten gebruiksvriendelijk zijn en voortkomen uit de bevordering van multilevel-governanceoplossingen en krachtige beleidscoördinatie.

Wijzigingsvoorstel 10

Overweging 46

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om de aanvang van de uitvoering van het programma te versnellen, moet de doorrol van de uitvoeringsregelingen van de vorige programmeringsperiode worden bevorderd. Het gebruik van het reeds voor de vorige programmeringsperiode ontwikkelde computersysteem moet — waar nodig, aangepast — gehandhaafd blijven, tenzij een nieuwe technologie noodzakelijk is.

Om de aanvang van de uitvoering van het programma te versnellen, moet de doorrol van de uitvoeringsregelingen en andere onderdelen van het administratief en controlesysteem van de vorige programmeringsperiode worden bevorderd. Het gebruik van het reeds voor de vorige programmeringsperiode ontwikkelde computersysteem moet — waar nodig, aangepast — gehandhaafd blijven, tenzij een nieuwe technologie noodzakelijk is.

Motivering

De doorrol van de uitvoeringsregelingen van de vorige programmeringsperiode moet ook betrekking hebben op andere onderdelen van het administratief en controlesysteem.

Wijzigingsvoorstel 11

Overweging 49

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om de synergieën tussen de Fondsen en direct beheerde instrumenten te optimaliseren, moet het verstrekken van steun voor concrete acties die reeds een excellentiekeur hebben ontvangen, worden bevorderd.

Om de synergieën tussen de Fondsen en direct beheerde instrumenten te optimaliseren, zijn specifieke acties nodig om de gebiedsgerichte aanpak van het EFRO, het Elfpo en ESF+ beter te combineren. Met name de excellentiekeur en de financiering van relevante projecten door de ESI-fondsen moeten overeenkomstig de door de beheersautoriteiten vastgestelde prioriteiten worden bevorderd en verder ontwikkeld om innovatie-ecosystemen te ondersteunen en O & O-financiering en slimme-specialisatiestrategieën op nationaal en regionaal niveau beter aan elkaar te kunnen koppelen .

Motivering

Betere afstemming van EU-instrumenten mag geen eenrichtingsverkeer zijn. De excellentiekeur ter bevordering van synergieën met Horizon-financiering moet bij de uitvoering van het Horizon-programma ook meer worden gekoppeld aan innovatie-ecosystemen.

Wijzigingsvoorstel 12

Overweging 61

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Er moeten objectieve criteria worden vastgesteld om te bepalen welke regio’s en gebieden voor steun uit de Fondsen in aanmerking komen. Daartoe moet de identificatie van de regio’s en gebieden op Unieniveau worden gebaseerd op het gemeenschappelijke classificatiesysteem voor de regio’s in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (1), gewijzigd door Verordening (EG) nr. 868/2014 van de Commissie  (2).

Er moeten objectieve criteria worden vastgesteld om te bepalen welke regio’s en gebieden voor steun uit de Fondsen in aanmerking komen. Daartoe moet de identificatie van de regio’s en gebieden op Unieniveau worden gebaseerd op het gemeenschappelijke classificatiesysteem voor de regio’s in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (1), gewijzigd door de meest recente beschikbare lijst van NUTS II-regio’s waarvoor Eurostat de benodigde gegevens kan verstrekken .

Motivering

Verwezen moet worden naar de laatste update van de lijst van NUTS II-regio’s waarvoor Eurostat voor drie opeenvolgende jaren de benodigde gegevens kan verstrekken.

Wijzigingsvoorstel 13

Overweging 64

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Een zekere hoeveelheid middelen uit het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds moet aan het Stedelijk Europa”-initiatief worden toegewezen, dat door de Commissie via direct of indirect beheer moet worden uitgevoerd.

Een zekere hoeveelheid middelen uit het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds moet aan het Stedelijk Europa-initiatief worden toegewezen, dat door de Commissie via direct of indirect beheer , of via gedeeld beheer, moet worden uitgevoerd , om bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de stedelijke agenda voor de EU .

Motivering

Het nieuwe Stedelijk Europa-initiatief moet ook een centrale rol spelen bij de verdere ontwikkeling van de stedelijke agenda voor de EU. De aanpak via gedeeld beheer komt de flexibiliteit ten goede.

Wijzigingsvoorstel 14

Artikel 2, lid 8

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

„begunstigde”:

[…]

c)

in de context van staatssteunregelingen, de instantie die de steun ontvangt;

„begunstigde”:

[…]

c)

in het kader van staatssteunregelingen, de instantie die de steun ontvangt , met uitzondering van de gevallen waarin de lidstaat kan besluiten dat de steunverlenende instantie de begunstigde is ;

Motivering

De definitie van „begunstigde” in het kader van staatssteunregelingen dient te zijn gebaseerd op de definitie die momenteel op grond van de omnibusverordening wordt gehanteerd. Dit is van toepassing op het model voor hertoewijzing in de operationele programma’s.

Wijzigingsvoorstel 15

Artikel 4, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZV ondersteunen de volgende beleidsdoelstellingen:

Het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZV ondersteunen de volgende beleidsdoelstellingen:

a)

een slimmer Europa door de bevordering van een innovatieve en slimme economische transformatie;

a)

beleidsdoelstelling 1 (BD 1) een slimmer Europa door de bevordering van een innovatieve en slimme economische transformatie , bijvoorbeeld door de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen en toerisme ;

b)

een groener, koolstofarm Europa door de bevordering van een schone en eerlijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheer;

b)

beleidsdoelstelling 2 (BD 2) een groener, koolstofarm Europa door de bevordering van een schone en eerlijke energietransitie en duurzame stedelijke mobiliteit , groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheer:

c)

een meer verbonden Europa door de versterking van de mobiliteit en regionale ICT-connectiviteit;

c)

beleidsdoelstelling 3 (BD 3) een meer verbonden Europa door de versterking van de mobiliteit en regionale ICT-connectiviteit;

d)

een socialer Europa door de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten;

d)

beleidsdoelstelling 4 (BD 4) een socialer Europa door de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten;

e)

een Europa dat dichter bij de burger staat door de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van stads-, plattelands- en kustgebieden, alsook lokale initiatieven te bevorderen.

e)

beleidsdoelstelling 5 (BD 5) een Europa dat dichter bij de burger staat door de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van stads-, plattelands- en kustgebieden, alsook lokale initiatieven te bevorderen.

Motivering

In de VGB ontbreekt een specifieke verwijzing naar kleine en middelgrote ondernemingen en toerisme. Voorts moet BD 5 transversaal zijn en dus worden ingezet om BD 1 t/m 4 te helpen verwezenlijken.

Wijzigingsvoorstel 16

Artikel 4, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten verstrekken informatie over de steun voor de doelstellingen op het gebied van milieu en klimaatverandering volgens een methode op basis van de interventiecategorieën voor elke type Fonds. Deze methode bestaat uit het toekennen van een specifiek gewicht aan de verstrekte steun op een passend niveau om te weerspiegelen in welke mate de steun een bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van milieu en klimaat. In het geval van het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds worden de gewichten gekoppeld aan de dimensies en codes voor de interventiecategorieën van bijlage I.

De lidstaten verstrekken informatie over de steun voor de doelstellingen op het gebied van milieu en klimaatverandering volgens een methode op basis van de interventiecategorieën voor elke type Fonds. Deze methode wordt gebaseerd op de reeds bestaande EU-milieuwetgeving en bestaat uit het toekennen van een specifiek gewicht aan de verstrekte steun op een passend niveau om te weerspiegelen in welke mate de steun een bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van milieu en klimaat. In het geval van het EFRO, het Elfpo, het ESF+ en het Cohesiefonds worden de gewichten gekoppeld aan de dimensies en codes voor de interventiecategorieën van bijlage I.

Motivering

De methode die dient te worden ontwikkeld om bij de voorbereiding en uitvoering van de partnerschapsovereenkomsten en programma’s rekening te houden met milieuoverwegingen, moet worden gebaseerd op de bestaande EU-milieuwetgeving.

Wijzigingsvoorstel 17

Artikel 4, lid 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten en de Commissie zorgen voor de coördinatie, complementariteit en samenhang tussen de Fondsen en andere instrumenten van de Unie zoals het steunprogramma voor hervormingen, met inbegrip van het hervormingsinstrument en het instrument voor technische ondersteuning. Zij zullen de coördinatiemechanismen tussen degenen die verantwoordelijk zijn, optimaliseren om dubbel werk tussen de planning en uitvoering te voorkomen.

In overeenstemming met hun institutionele, juridische en financiële kader zorgen de lidstaten alsmede de lokale en regionale overheden en de Commissie , op basis van de beginselen van partnerschap in artikel 6, subsidiariteit en multilevel governance, voor de coördinatie, complementariteit en samenhang tussen de Fondsen , waaronder het Elfpo, en andere instrumenten van de Unie zoals het steunprogramma voor hervormingen, met inbegrip van het instrument voor technische ondersteuning. Zij zullen de coördinatiemechanismen tussen degenen die verantwoordelijk zijn, optimaliseren om dubbel werk tussen de planning en uitvoering te voorkomen.

Motivering

Omdat een gemeenschappelijk strategisch kader in de nieuwe VGB ontbreekt, moet er absoluut voor worden gezorgd dat de lokale en regionale overheden volledig bij de coördinatie van de fondsen worden betrokken.

Wijzigingsvoorstel 18

Artikel 6

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Elke lidstaat organiseert een partnerschap met de bevoegde regionale en lokale autoriteiten.

Elke lidstaat organiseert overeenkomstig zijn institutionele en juridische kader een partnerschap met de bevoegde regionale en lokale autoriteiten.

Bij dit partnerschap zijn ten minste de volgende partners betrokken:

Bij dit partnerschap zijn ten minste de volgende partners betrokken:

a)

stedelijke en andere overheden;

a)

stedelijke en andere overheden;

b)

economische en sociale partners;

b)

economische en sociale partners;

c)

de desbetreffende instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, milieupartners en de instanties die tot taak hebben sociale insluiting, grondrechten, rechten van personen met een handicap, gendergelijkheid en non-discriminatie te bevorderen.

c)

de desbetreffende instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, milieupartners en de instanties die tot taak hebben sociale insluiting, grondrechten, rechten van personen met een handicap, gendergelijkheid en non-discriminatie te bevorderen.

[…]

[…]

4.   Ten minste een keer per jaar raadpleegt de Commissie de organisaties die de partners op het niveau van de Unie vertegenwoordigen, over de uitvoering van programma’s.

4.   Ten minste een keer per jaar raadpleegt de Commissie de organisaties die de partners op het niveau van de Unie vertegenwoordigen, over de uitvoering van programma’s. De aanbevelingen van de partners en stakeholders worden openbaar gemaakt.

[…]

[…]

Motivering

Regionale parlementen en assemblees moeten hier ook bij worden betrokken, conform de bestaande multilevel-governancesystemen.

Wijzigingsvoorstel 19

Artikel 6, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De organisatie en uitvoering van het partnerschap worden uitgevoerd overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie (1).

De organisatie en uitvoering van het partnerschap worden uitgevoerd overeenkomstig de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie (1), waarin de lokale en regionale overheden als volwaardige partners worden erkend .

Motivering

De gedragscode inzake partnerschap is momenteel een gedelegeerde handeling bij de huidige VGB. Om de bekendheid van de gedragscode te vergroten, zou deze als bijlage bij de VGB moeten worden gevoegd. De rechtshandeling moet worden bijgewerkt, ongeacht de rechtsvorm! Dit vereist dat de tekst van de VGB wordt aangepast, met name overweging 11 en de artikelen 11 en 21.

Wijzigingsvoorstel 20

Artikel 8

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De partnerschapsovereenkomst bevat de volgende onderdelen:

[…]

De partnerschapsovereenkomst bevat de volgende onderdelen:

[…]

 

iii)

complementariteit tussen de Fondsen en andere instrumenten van de Unie, waaronder strategische, geïntegreerde projecten van LIFE en strategische natuurprojecten;

 

iii)

complementariteit en synergieën tussen de Fondsen en andere instrumenten van de Unie, met name met de Europese partnerschappen van het Horizon-programma en de strategische, geïntegreerde projecten van LIFE en strategische natuurprojecten;

 

[…]

 

h)

in voorkomend geval een geïntegreerde benadering om de demografische problemen van regio’s het hoofd te bieden of te voorzien in de specifieke behoeften van de geografische gebieden die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, als bedoeld in artikel 174 VWEU.

[…]

[…]

Motivering

Een nauw verband met het Europese partnerschap van het Horizon-programma is essentieel om te zorgen voor betere complementariteit en synergieën met de cohesiefondsen. Er dient specifiek te worden verwezen naar geografische gebieden die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen om aan de vereisten van artikel 174 tegemoet te komen.

Wijzigingsvoorstel 21

Artikel 9, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie beoordeelt de partnerovereenkomst en haar overeenstemming met de onderhavige verordening en de fondsspecifieke voorschriften. Bij haar beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de relevante landspecifieke aanbevelingen.

De Commissie beoordeelt de partnerovereenkomst en haar overeenstemming met de onderhavige verordening en de fondsspecifieke voorschriften. De Commissie beoordeelt de partnerovereenkomst en haar overeenstemming met de onderhavige verordening en de fondsspecifieke voorschriften. Bij haar beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de relevante landspecifieke aanbevelingen , wanneer deze eerder expliciet zijn opgenomen in de nationale hervormingsprogramma’s, na overleg met de lokale en regionale autoriteiten overeenkomstig artikel 6 van deze verordening .

Motivering

Er mag slechts rekening worden gehouden met de landspecifieke aanbevelingen als deze zijn opgesteld op basis van het partnerschapsbeginsel.

Wijzigingsvoorstel 22

Artikel 10, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma het bedrag van EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZV toewijzen dat aan InvestEU moet worden bijgedragen en door middel van begrotingsgaranties moet worden verstrekt. Het aan InvestEU bij te dragen bedrag mag niet meer bedragen dat 5 % van de totale toewijzing van elk Fonds, behoudens in naar behoren gemotiveerde gevallen. Dergelijke bijdragen zijn geen overdrachten van middelen overeenkomstig artikel 21.

In naar behoren gemotiveerde gevallen en in overeenstemming met hun institutionele, juridische en financiële kader kunnen lidstaten in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma het bedrag van EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZV toewijzen dat aan InvestEU moet worden bijgedragen en door middel van begrotingsgaranties moet worden verstrekt. Het aan InvestEU bij te dragen bedrag mag niet meer bedragen dan 5 % van de totale toewijzing van elk Fonds, behoudens in naar behoren gemotiveerde gevallen , zonder afbreuk te doen aan de gebiedsgerichte aanpak van de fondsen . Dergelijke bijdragen zijn geen overdrachten van middelen overeenkomstig artikel 21.

Motivering

De vrijwillige overdracht van middelen naar InvestEU mag niet ten koste gaan van de gebiedsgerichte aanpak van de cohesiefondsen en gevestigde multilevel-governancesystemen.

Wijzigingsvoorstel 23

Artikel 11, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voor elke specifieke doelstelling worden in deze verordening voorafgaande voorwaarden („randvoorwaarden”) vastgesteld voor de daadwerkelijke en doeltreffende tenuitvoerlegging ervan.

Voor elke specifieke doelstelling worden in deze verordening voorafgaande voorwaarden („randvoorwaarden”) vastgesteld voor de daadwerkelijke en doeltreffende tenuitvoerlegging ervan.

 

Randvoorwaarden zijn alleen van toepassing voor zover en op voorwaarde dat zij bijdragen aan de specifieke doelstellingen die met de programmaprioriteiten worden nagestreefd en zij door de verantwoordelijken voor de programma’s kunnen worden beïnvloed.

In bijlage III worden horizontale randvoorwaarden vastgesteld die gelden voor alle specifieke doelstellingen en de criteria die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden is voldaan.

Rekening houdend met het bovenstaande worden in bijlage III horizontale randvoorwaarden vastgesteld die gelden voor alle specifieke doelstellingen en de criteria die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden is voldaan.

In bijlage IV worden thematische randvoorwaarden vastgesteld voor het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF+ en de criteria die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden is voldaan.

In bijlage IV worden thematische randvoorwaarden vastgesteld voor het EFRO, het Cohesiefonds , het Elfpo en het ESF+ en de criteria die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden is voldaan.

Motivering

Hoewel de regels voor de naleving van voorafgaande voorwaarden zijn vereenvoudigd, moet er ook op worden gewezen dat de randvoorwaarden nauw verband moeten houden met de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen van de cohesiefondsen.

Wijzigingsvoorstel 24

Artikel 11, lid 5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Uitgaven die verband houden met concrete acties die gekoppeld zijn aan de specifieke doelstelling, kunnen niet worden opgenomen in de betalingsaanvragen totdat de Commissie de lidstaat ervan in kennis heeft gesteld dat de randvoorwaarde is vervuld overeenkomstig lid 4.

Uitgaven die verband houden met concrete acties die gekoppeld zijn aan de specifieke doelstelling, kunnen ook worden opgenomen in de betalingsaanvragen voordat de Commissie de lidstaat ervan in kennis heeft gesteld dat de randvoorwaarde is vervuld overeenkomstig lid 4 , onverminderd de opschorting van de terugbetaling totdat die voorwaarde is vervuld .

[…]

[…]

Motivering

Hoewel de regels voor de naleving van voorafgaande voorwaarden zijn vereenvoudigd, moet worden voorkomen dat de uitvoering van programma’s vertraging oploopt.

Wijzigingsvoorstel 25

Artikel 12, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaat stelt een prestatiekader op dat de mogelijkheid biedt tot toezicht op, rapportage over en evaluatie van de prestaties van het programma tijdens de uitvoering ervan en dat bijdraagt tot het meten van algemene prestaties van de Fondsen.

De lidstaat stelt in nauwe samenwerking met de relevante beheersautoriteit en met volledige inachtneming van de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance een prestatiekader op dat de mogelijkheid biedt tot toezicht op, rapportage over en evaluatie van de prestaties van het programma tijdens de uitvoering ervan en dat bijdraagt tot het meten van algemene prestaties van de Fondsen.

[…]

[…]

Motivering

Het is aan de beheersautoriteit, die verantwoordelijk is voor het opstellen van het programma, om het prestatiekader van het programma vast te stellen.

Wijzigingsvoorstel 26

Artikel 14

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Voor de programma’s ondersteund door het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds, verricht de lidstaat een evaluatie van elk programma, rekening houdende met de volgende punten:

1.   Voor de programma’s ondersteund door het EFRO, het ESF+ , het Elfpo en het Cohesiefonds, verricht de lidstaat een tussentijdse evaluatie . De lidstaat en het met het programma belaste territoriale niveau evalueren elk programma, rekening houdende met de volgende punten:

a)

de in de desbetreffende in 2024 aangenomen landspecifieke aanbevelingen vastgestelde problemen;

a)

de in de desbetreffende in 2024 aangenomen landspecifieke aanbevelingen vastgestelde problemen;

b)

de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaat of regio;

b)

de sociaal-economische situatie en behoeften van de betrokken lidstaat en/ of regio;

c)

de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de mijlpalen;

c)

de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de mijlpalen;

d)

in voorkomend geval, de resultaten van de in artikel 104, lid 2, bedoelde technische aanpassing.

d)

in voorkomend geval, de resultaten van de in artikel 104, lid 2, bedoelde technische aanpassing.

2.   De lidstaat dient uiterlijk op 31 maart 2025 bij de Commissie een verzoek tot wijziging van elk programma in overeenkomstig artikel 19, lid 1. De lidstaat rechtvaardigt de wijziging op basis van de in lid 1 bedoelde punten.

2.   De lidstaat dient waar passend uiterlijk op 30 juni 2025 bij de Commissie een verzoek tot wijziging van elk programma in overeenkomstig artikel 19, lid 1. De lidstaat rechtvaardigt de wijziging op basis van de in lid 1 bedoelde punten.

Het herziene programma moet het volgende omvatten:

Het herziene programma moet het volgende omvatten:

a)

de toewijzingen van de financiële middelen per prioriteit met inbegrip van de bedragen voor de jaren 2026 en 2027;

a)

de herziening van de toewijzingen van de financiële middelen per prioriteit met inbegrip van de indicatieve bedragen voor de jaren 2026 en 2027;

b)

herziene of nieuwe doelstellingen;

b)

herziene of nieuwe doelstellingen;

c)

in voorkomend geval, de herziene toewijzingen van financiële middelen als gevolg van de in artikel 104, lid 2 bedoelde technische aanpassing, met inbegrip van de bedragen voor de jaren 2025, 2026 en 2027.

c)

in voorkomend geval, de herziene toewijzingen van financiële middelen als gevolg van de in artikel 104, lid 2 bedoelde technische aanpassing, met inbegrip van de bedragen voor de jaren 2025, 2026 en 2027.

3.   Wanneer als gevolg van de evaluatie een nieuw programma wordt ingediend, heeft het financieringsplan als bedoeld in artikel 17, lid 3, onder f), punt ii), betrekking op de totale financiële toewijzing voor elk van de Fondsen met ingang van het jaar van de goedkeuring van het programma.

3.   Wanneer als gevolg van de evaluatie een nieuw programma wordt ingediend, heeft het financieringsplan als bedoeld in artikel 17, lid 3, onder f), punt ii), betrekking op de totale financiële toewijzing voor elk van de Fondsen met ingang van het jaar van de goedkeuring van het programma.

Motivering

De tussentijdse evaluatie moet worden gebaseerd op de per lidstaat gedane vastleggingen voor de fondsen voor de gehele periode om de voorspelbaarheid van de fondsen te waarborgen. De uiterste datum voor de indiening van wijzigingen is te vroeg in het jaar om de resultaten van 2024 naar behoren in aanmerking te kunnen nemen. Bovendien moet een verzoek tot wijziging van een programma alleen worden gedaan als dit noodzakelijk lijkt.

Wijzigingsvoorstel 27

Artikel 15, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie kan een lidstaat verzoeken de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen daarop voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen.

De Commissie kan een lidstaat verzoeken de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen daarop voor te stellen die geschikt zijn om de doelstellingen van economische, sociale en territoriale samenhang na te streven , wanneer dit nodig is om de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen.

Dit verzoek kan worden geformuleerd:

a)

ter ondersteuning van de uitvoering van een relevante landspecifieke aanbeveling van de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU en van een relevante tot de lidstaat gerichte aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU;

b)

ter ondersteuning van de uitvoering van tot de betrokken lidstaat gerichte relevante aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 (1) van het Europees Parlement en de Raad op voorwaarde dat deze wijzigingen noodzakelijk worden geacht om macro-economische onevenwichtigheden te helpen corrigeren;

Dit verzoek kan worden geformuleerd ter ondersteuning van de uitvoering van een relevante landspecifieke aanbeveling van de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU en van een relevante tot de lidstaat gerichte aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU.

Motivering

Er moet voor worden gezorgd dat wijzigingen van programma’s op basis van landspecifieke aanbevelingen geschikt zijn om de Verdragsdoelstellingen van economische, sociale en territoriale samenhang na te streven. Het CvdR is tegen macro-economische voorwaarden voor het cohesiebeleid.

Wijzigingsvoorstel 28

Artikel 15, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Een verzoek van de Commissie aan een lidstaat overeenkomstig lid 1 wordt gemotiveerd, onder verwijzing naar de noodzaak de uitvoering te ondersteunen van de desbetreffende aanbevelingen en in dit verzoek wordt vermeld om welke programma’s of prioriteiten het volgens de Commissie gaat, alsmede de aard van de verwachte wijzigingen.

Een verzoek van de Commissie aan een lidstaat overeenkomstig lid 1 wordt gemotiveerd, onder verwijzing naar de noodzaak de uitvoering te ondersteunen van de desbetreffende aanbevelingen en in dit verzoek wordt vermeld om welke programma’s of prioriteiten het volgens de Commissie gaat, alsmede de aard van de verwachte wijzigingen. Zo’n verzoek wordt niet geformuleerd vóór 2022 of na 2026, noch in verband met hetzelfde programma in twee opeenvolgende jaren.

Motivering

Ook de nieuwe VGB moet een termijn voor wijzigingen bevatten, gesteld in soortgelijke bewoordingen als in de huidige VGB.

Wijzigingsvoorstel 29

Artikel 15, lid 7

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie doet een voorstel aan de Raad om alle of een deel van de vastleggingen of betalingen voor één of meer programma’s van een lidstaat te schorsen, in de volgende gevallen:

a)

de Raad besluit overeenkomstig artikel 126, lid 8 of 11, VWEU dat een lidstaat geen effectieve maatregelen heeft genomen om zijn buitensporige tekort te corrigeren;

b)

de Raad keurt twee opeenvolgende aanbevelingen goed in dezelfde procedure bij onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad, op grond dat de lidstaat een ontoereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend;

c)

de Raad keurt twee opeenvolgende besluiten goed in dezelfde procedure bij onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, met de vaststelling dat een lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen, doordat hij de aanbevolen corrigerende maatregelen niet heeft genomen;

d)

de Commissie stelt vast dat een lidstaat geen maatregelen heeft genomen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 332/2002 en besluit bijgevolg de uitbetaling van de aan die lidstaat toegekende financiële bijstand niet goed te keuren;

e)

de Raad besluit dat een lidstaat het macro-economisch aanpassingsprogramma overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad niet naleeft of de maatregelen waarom is verzocht in een overeenkomstig artikel 136, lid 1, VWEU vastgesteld Raadsbesluit, niet neemt.

Er wordt prioriteit gegeven aan het schorsen van vastleggingen; betalingen worden alleen geschorst, wanneer het de bedoeling is onmiddellijk op te treden en in het geval van significante niet-naleving. De schorsing van betalingen is van toepassing op betalingsaanvragen die voor de programma’s in kwestie zijn ingediend na de datum van het schorsingsbesluit.

De Commissie kan om reden van uitzonderlijke economische omstandigheden of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek dat de betrokken lidstaat aan de Commissie heeft gestuurd binnen tien dagen na de vaststelling van het in de vorige alinea bedoelde besluit of aanbeveling aanbevelen dat de Raad de in dezelfde alinea bedoelde schorsing annuleert.

 

Motivering

Het CvdR is tegen macro-economische voorwaarden voor het cohesiebeleid. Het schrappen van lid 7 vereist dienovereenkomstige wijzigingen in andere leden van dit artikel (schrappen van leden 8 en 10, wijziging van leden 9 en 11).

Wijzigingsvoorstel 30

Artikel 15, lid 12

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie houdt het Europees Parlement op de hoogte van de tenuitvoerlegging van dit artikel. Met name informeert zij het Europees Parlement onverwijld wanneer voor een lidstaat aan een van de voorwaarden in lid 7 is voldaan en verstrekt zij gedetailleerde gegevens over de ESI-fondsen en de programma’s waarvoor tot een schorsing van vastleggingen kan worden besloten.

De Commissie houdt het Europees Parlement op de hoogte van de tenuitvoerlegging van dit artikel.

Het Europees Parlement kan de Commissie uitnodigen voor een gestructureerde dialoog over de toepassing van dit artikel, met betrekking tot de toezending van de in de eerste alinea bedoelde informatie.

Het Europees Parlement kan de Commissie uitnodigen voor een gestructureerde dialoog over de toepassing van dit artikel, met betrekking tot de toezending van de in de eerste alinea bedoelde informatie. Het Europees Parlement kan het Europees Comité van de Regio’s verzoeken om zijn standpunt ter zake kenbaar te maken.

De Commissie zendt het voorstel voor de schorsing van vastleggingen, respectievelijk het voorstel om deze schorsing op te heffen, toe aan het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie zendt het voorstel voor de schorsing van vastleggingen, respectievelijk het voorstel om deze schorsing op te heffen, toe aan het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk na de goedkeuring ervan . Het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken de redenen voor haar voorstel toe te lichten.

Motivering

In de gestructureerde dialoog tussen Commissie en EP kunnen ook de regionale gevolgen worden bekeken. Het EP zou dan het CvdR om zijn mening moeten kunnen vragen. Om onnodige vertraging te voorkomen, zou de Commissie haar besluit onmiddellijk moeten doorsturen.

Wijzigingsvoorstel 31

Artikel 16, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten bereiden programma’s voor voor de tenuitvoerlegging van de Fondsen tijdens de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

De lidstaten of de relevante beheersautoriteiten, in samenwerking met de in artikel 6 genoemde partners, bereiden programma’s voor voor de tenuitvoerlegging van de Fondsen tijdens de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027. De programma’s worden opgesteld in overeenstemming met de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance.

Motivering

Verduidelijking.

Wijzigingsvoorstel 32

Artikel 17

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

[…]

[…]

3.   Voor elk programma wordt het volgende vastgesteld:

3.   Voor elk programma wordt het volgende vastgesteld:

[…]

[…]

d)

voor elke specifieke doelstelling:

i)

de gerelateerde actietypes, met inbegrip van een lijst met geplande concrete acties die van strategisch belang zijn, en hun bijdrage aan die specifieke doelstellingen en aan macroregionale en zeegebiedstrategieën, indien van toepassing;

d)

voor elke specifieke doelstelling:

i)

de gerelateerde actietypes, met inbegrip van een indicatieve lijst met geplande concrete acties die van strategisch belang zijn, en hun bijdrage aan die specifieke doelstellingen en aan macroregionale en zeegebiedstrategieën, indien van toepassing;

 

[…]

 

[…]

 

iv)

beoogde specifieke grondgebieden, met inbegrip van het geplande gebruik van geïntegreerde territoriale investeringen, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling of andere territoriale instrumenten;

 

iv)

beoogde specifieke grondgebieden op basis van op nationaal of regionaal niveau opgestelde strategische documenten , met inbegrip van het geplande gebruik van geïntegreerde territoriale investeringen, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling of andere territoriale instrumenten;

[…]

[…]

g)

de maatregelen die zijn getroffen om de in artikel 6 bedoelde relevante partners te betrekken bij de voorbereiding van het programma en de rol van die partners bij de uitvoering van, het toezicht op en de evaluatie van dat programma;

g)

de maatregelen die zijn getroffen om de in artikel 6 bedoelde relevante partners te betrekken bij de voorbereiding van het programma en de rol van die partners bij de uitvoering van, het toezicht op en de evaluatie van dat programma , overeenkomstig de beginselen van multilevel governance en de Europese gedragscode inzake partnerschap ;

[…]

[…]

7.   De lidstaat brengt de Commissie op de hoogte van elke verandering in de in lid 3, onder j), bedoelde informatie zonder dat een programmawijziging nodig is.

7.   De relevante beheersautoriteit brengt de Commissie op de hoogte van elke verandering in de in lid 3, onder d) i), bedoelde indicatieve lijst van geplande concrete acties van strategisch belang en in de in lid 3, onder d) iii), d) vii) en d ) j) bedoelde informatie zonder dat een programmawijziging nodig is.

Motivering

Om de flexibiliteit te vergroten mogen er aan het begin van het programma geen vaststaande lijsten gehanteerd worden. Om de multilevel governance te versterken en vertragingen bij de uitvoering van de programma’s te voorkomen moeten de beheersautoriteiten die belast zijn met de uitvoering van de fondsen — na goedkeuring door het toezichtcomité — over de mogelijkheid beschikken om wijzigingen in bepaalde delen van het programma aan de Commissie te melden.

Wijzigingsvoorstel 33

Artikel 17, lid 6

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voor overeenkomstig artikel 16 ingediende EFRO-, ESF+- en Cohesiefondsprogramma’s bevat de in lid 3, onder f), ii), bedoelde tabel uitsluitend de bedragen voor de jaren 2021 tot en met 2025 .

Voor overeenkomstig artikel 16 ingediende EFRO-, ESF+- en Cohesiefondsprogramma’s bevat de in lid 3, onder f), ii), bedoelde tabel de bedragen voor de jaren 2021 tot en met 2027, waarbij de bedragen voor de jaren 2026-2027 uitsluitend indicatief zijn, in afwachting van de uitkomsten van de in artikel 14 bedoelde tussentijdse evaluatie .

Motivering

Om de mogelijkheid voor herverdeling binnen de programma’s na de tussentijdse evaluatie te koppelen aan een gewaarborgde toewijzing voor de gehele periode, wordt voorgesteld expliciet te vermelden dat de toewijzing voor de jaren 2026-2027 indicatief is.

Wijzigingsvoorstel 34

Artikel 18

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De Commissie beoordeelt het programma en de mate waarin het deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen nakomt, net als de verenigbaarheid ervan met de partnerschapsovereenkomst. Bij haar beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de relevante landspecifieke aanbevelingen.

1.   De Commissie beoordeelt het programma en de mate waarin het deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen nakomt, net als de verenigbaarheid ervan met de partnerschapsovereenkomst. Bij haar beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de relevante landspecifieke aanbevelingen , voor zover deze betrekking hebben op de doelstellingen van de Fondsen .

2.   De Commissie kan binnen drie maanden na de datum waarop het programma door de lidstaat is ingediend, opmerkingen formuleren.

2.   De Commissie kan binnen drie maanden na de datum waarop het programma door de lidstaat is ingediend, opmerkingen formuleren op basis van alle relevante informatie .

3.   De lidstaat evalueert het programma en houdt rekening met de opmerkingen van de Commissie.

3.   De lidstaat evalueert het programma in overeenstemming met de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance, rekening houdend met de opmerkingen van de Commissie.

Motivering

Er mag enkel rekening worden gehouden met de landspecifieke aanbevelingen als deze zijn opgesteld in het kader van het partnerschapsbeginsel.

Wijzigingsvoorstel 35

Artikel 19, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaat kan een gemotiveerd verzoek tot wijziging van een programma indienen samen met het gewijzigde programma waarin wordt uiteengezet wat het verwachte effect van die wijziging op het bereiken van de doelstellingen is.

De lidstaat kan , na raadpleging van de regionale en lokale autoriteiten en in overeenstemming met artikel 6, een gemotiveerd verzoek tot wijziging van een programma indienen samen met het gewijzigde programma waarin wordt uiteengezet wat het verwachte effect van die wijziging op het bereiken van de doelstellingen is.

Motivering

De lokale en regionale overheden moeten bij de wijziging van het programma worden betrokken.

Wijzigingsvoorstel 36

Artikel 19, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie beoordeelt de wijziging en de mate waarin het deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen nakomt, met inbegrip van verplichtingen op nationaal niveau, en kan binnen drie maanden na de datum waarop het gewijzigde programma door de lidstaat is ingediend, opmerkingen formuleren.

De Commissie beoordeelt de wijziging en de mate waarin het deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen nakomt, met inbegrip van verplichtingen op nationaal niveau, en kan binnen één maand na de datum waarop het gewijzigde programma door de lidstaat is ingediend, opmerkingen formuleren. De lidstaat verstrekt de Commissie alle noodzakelijke aanvullende informatie.

Motivering

De procedure voor de wijziging van de operationele programma’s moet gepaard gaan met de mogelijkheid voor de lidstaten om de nodige informatie te verstrekken aan de Commissie.

Wijzigingsvoorstel 37

Artikel 19, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaat evalueert het gewijzigde programma en houdt rekening met de opmerkingen van de Commissie.

De lidstaat evalueert het programma en neemt de opmerkingen van de Commissie in overweging .

Motivering

Over de opmerkingen van de Commissie wordt onderhandeld, zij zijn niet bindend.

Wijzigingsvoorstel 38

Artikel 19, lid 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie keurt uiterlijk zes maanden na de indiening ervan door de lidstaat, de wijziging van een programma goed.

De Commissie keurt uiterlijk drie maanden na de indiening ervan door de lidstaat, de wijziging van een programma goed.

Motivering

De termijn voor goedkeuring moet worden ingekort om het hele proces te versnellen.

Wijzigingsvoorstel 39

Artikel 19, lid 5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaat kan tijdens de programmeringsperiode een bedrag van maximaal 5 % van de initiële toewijzing van een prioriteit en niet meer dan 3 % van de programmabegroting overdragen naar een ander fonds van hetzelfde programma. Voor de door het EFRO en het ESF+ ondersteunde programma’s heeft de overdracht enkel betrekking op toewijzingen uit dezelfde regiocategorie.

De lidstaat kan met volledige inachtneming van de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance tijdens de programmeringsperiode een bedrag van maximaal 10 % van de initiële toewijzing van een prioriteit en niet meer dan 5 % van de programmabegroting overdragen naar een ander fonds van hetzelfde programma.

[…]

[…]

Motivering

Een maximum van 5 % komt de flexibiliteit ten goede. Bij EFRO- en ESF+-overdrachten moet het om dezelfde regiocategorie gaan (conform het oorspronkelijke Commissievoorstel).

Wijzigingsvoorstel 40

Artikel 20

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds kunnen gezamenlijk steun bieden voor programma’s in het kader van de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei”.

1.   Het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het Elfpo voor wat betreft ITI’s en CLLD, kunnen gezamenlijk steun bieden voor programma’s in het kader van de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei”.

2.   Het EFRO en het ESF+ kunnen op complementaire wijze en met inachtneming van een maximum van 10 % aan steun van deze fondsen voor elke prioriteit van een programma, financiering verlenen voor een gehele of een deel van een concrete actie waarvan de kosten volgens de desbetreffende subsidiabiliteitsregels in aanmerking komen voor steun uit een ander fonds, op voorwaarde dat deze kosten noodzakelijk zijn om de concrete actie uit te voeren.

2.   Het EFRO, het ESF+ en het Elfpo voor wat betreft ITI’s en CLLD, kunnen op complementaire wijze en met inachtneming van een maximum van 10 % aan steun van deze fondsen voor elke prioriteit van een programma, financiering verlenen voor een gehele of een deel van een concrete actie waarvan de kosten volgens de desbetreffende subsidiabiliteitsregels in aanmerking komen voor steun uit een ander fonds, op voorwaarde dat deze kosten noodzakelijk zijn om de concrete actie uit te voeren.

Motivering

Ook al valt het Elfpo jammer genoeg niet meer onder het ESIF-kader, geïntegreerde territoriale ontwikkeling waarbij het Elfpo betrokken is zou ten minste voor ITI’s en CLLD moeten worden voortgezet.

Wijzigingsvoorstel 41

Artikel 21, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten kunnen verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de financiële toewijzingen van een programma uit een van de fondsen naar een ander fonds in gedeeld beheer of naar een instrument in direct of indirect beheer .

De lidstaten kunnen in overeenstemming met hun institutionele, juridische en financiële kader — in overleg met de beheersautoriteit en met volledige inachtneming van de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance — verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de financiële toewijzingen van een programma uit een van de fondsen naar een ander fonds in direct, indirect of gedeeld beheer voor projecten die relevant zijn voor de cohesie, met uitzondering van het Steunprogramma voor hervormingen .

Motivering

In het licht van de algehele verlaging van de middelen voor het cohesiebeleid zouden de lidstaten niet moeten worden aangemoedigd om nog meer middelen aan het cohesiebeleid te onttrekken en over te dragen naar programma’s die wellicht eenvoudiger te beheren zijn maar die irrelevant zijn voor de cohesie.

Wijzigingsvoorstel 42

Artikel 22

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaat ondersteunt geïntegreerde territoriale ontwikkeling via strategieën voor territoriale en lokale ontwikkeling in de volgende vormen:

De lidstaat ondersteunt geïntegreerde territoriale ontwikkeling — hetgeen de benutting van alle Fondsen vereist (waaronder het Elfpo) — via strategieën voor territoriale en lokale ontwikkeling in de volgende vormen:

a)

geïntegreerde territoriale investeringen;

a)

geïntegreerde territoriale investeringen;

b)

vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling;

b)

vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling;

c)

een ander territoriaal instrument ter ondersteuning van door de lidstaten ontworpen initiatieven voor investeringen die voor het EFRO zijn geprogrammeerd in het kader van de in artikel 4, lid 1, onder e), bedoelde beleidsdoelstelling .

c)

een ander territoriaal instrument ter ondersteuning van door de beheersautoriteiten van de programma’s ontworpen initiatieven voor investeringen in het kader van alle in artikel 4, lid 1, bedoelde beleidsdoelstellingen .

Motivering

Territoriale instrumenten worden tijdens de huidige programmeringsperiode ontwikkeld door de beheersautoriteiten, ook op regionaal niveau. Het gaat om instrumenten die zijn gebaseerd op strategische documenten en op maat zijn gesneden van de regionale en lokale behoeften.

Efficiënte benutting van deze territoriale instrumenten vereist dat gebruik wordt gemaakt van verschillende fondsen (niet alleen het EFRO), om zo de synergieën en coördinatie te verbeteren.

Wijzigingsvoorstel 43

Artikel 23

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Krachtens de punten a) of c) van artikel 22 uitgevoerde territoriale strategieën bevatten de volgende elementen:

1.    De beheersautoriteit moet erop toezien dat krachtens de punten a) of c) van artikel 22 uitgevoerde territoriale strategieën de volgende elementen bevatten :

a)

het geografische toepassingsgebied van de strategie;

a)

het geografische toepassingsgebied van de strategie;

b)

een analyse van de ontwikkelingsbehoeften en mogelijkheden van het gebied;

b)

een analyse van de ontwikkelingsbehoeften en mogelijkheden van het gebied;

c)

een beschrijving van een geïntegreerde benadering voor de aanpak van de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften en de mogelijkheden;

c)

een beschrijving van een geïntegreerde benadering voor de aanpak van de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften en de mogelijkheden;

d)

een beschrijving van de betrokkenheid van partners overeenkomstig artikel 6 bij de voorbereiding en de uitvoering van de strategie.

d)

een beschrijving van de betrokkenheid van partners overeenkomstig artikel 6 bij de voorbereiding en de uitvoering van de strategie.

Zij kunnen ook een lijst van te ondersteunen acties bevatten.

Zij kunnen ook een lijst van te ondersteunen acties bevatten.

2.   Territoriale strategieën worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende stedelijke, lokale of andere territoriale autoriteiten of instanties.

2.   Territoriale strategieën worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende stedelijke, lokale , regionale of andere territoriale autoriteiten of instanties.

3.   Als de lijst met te ondersteunen acties niet in de territoriale strategie is opgenomen, selecteren de desbetreffende stedelijke, lokale of andere territoriale autoriteiten of instanties de acties of worden zij bij de selectie betrokken.

Geselecteerde acties moeten de territoriale strategie naleven.

3.   Als de lijst met te ondersteunen acties niet in de territoriale strategie is opgenomen, selecteren de desbetreffende stedelijke, lokale , regionale of andere territoriale autoriteiten of instanties de acties of worden zij bij de selectie betrokken.

Geselecteerde acties moeten de territoriale strategie naleven.

4 .   Wanneer een stedelijke, lokale of andere territoriale autoriteit of instantie taken uitvoert die onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit vallen, andere dan de selectie van acties, wordt de autoriteit overeenkomstig de fondsspecifieke regels door de beheersautoriteit aangewezen als intermediaire instantie.

4.    Bij de uitwerking van de territoriale strategieën moeten de in artikel 23, lid 2, bedoelde instanties samenwerken met de bevoegde beheersautoriteiten waar het gaat om de reikwijdte van de in het kader van het desbetreffende programma te ondersteunen concrete acties.

5 .   Voor de voorbereiding en het ontwerp van territoriale strategieën kan steun worden geboden.

5 .   Wanneer een stedelijke, lokale , regionale of andere territoriale autoriteit of instantie taken uitvoert die onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit vallen, andere dan de selectie van acties, wordt de autoriteit overeenkomstig de fondsspecifieke regels door de beheersautoriteit aangewezen als intermediaire instantie.

 

6 .   Voor de voorbereiding en het ontwerp van territoriale strategieën kan steun worden geboden.

Motivering

Er moet meer de nadruk worden gelegd op de rol van de beheersautoriteit — als verantwoordelijke instantie voor de uitvoering van de operationele programma’s — bij de ontwikkeling van de territoriale strategieën, die kunnen helpen de doelstellingen van de operationele programma’s te verwezenlijken.

In de tekst zou ook moeten worden verwezen naar de regionale overheden, overeenkomstig CvdR-advies COTER-VI/031, waarin het feit dat „onvoldoende rekening [wordt] gehouden met de opdracht en bevoegdheden van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de selectie van concrete acties” wordt genoemd als een van de belangrijkste hinderpalen voor de tenuitvoerlegging van ITI.

Er moet meer de nadruk worden gelegd op de rol van de beheersautoriteit bij de uitwerking van de territoriale strategieën. Zo moet het met name verplicht worden gesteld om strategieën op te stellen voor samenwerking met de betrokken beheersautoriteit, en moeten beheersautoriteiten de bevoegdheid krijgen om de strategieën in overeenstemming te brengen met de reikwijdte van de operationele programma’s.

Wijzigingsvoorstel 44

Artikel 25, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling kan steun krijgen uit het EFRO, het ESF+ en het EFMZV.

Vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling kan steun krijgen uit het EFRO, het ESF+ , het Elfpo (dat als Leader wordt aangemerkt) en het EFMZV.

Motivering

Als het gaat over de ondersteuning van vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling en Leader-acties, moet ook het Elfpo worden genoemd.

Wijzigingsvoorstel 45

Artikel 27, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De beheersautoriteiten zorgen ervoor dat de plaatselijke actiegroepen hetzij één partner van de groep kiezen die in administratieve en financiële aangelegenheden als hoofdpartner optreedt, hetzij zich verenigen in een gemeenschappelijke rechtsstructuur.

De beheersautoriteiten zorgen ervoor dat de plaatselijke actiegroepen zich verenigen in een gemeenschappelijke rechtsstructuur.

Motivering

De ervaring leert dat het voor de beheersautoriteit lastig is een hoofdpartner te kiezen als de plaatselijke actiegroepen geen gemeenschappelijke rechtsstructuur opzetten. Omdat deze groepen veel verantwoordelijkheid dragen en daarom ook voor eventuele fouten aansprakelijk zijn, zouden ze moeten worden verplicht zich in een gemeenschappelijke rechtsstructuur te verenigen.

Wijzigingsvoorstel 46

Artikel 31, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het percentage dat uit de Fondsen wordt vergoed voor technische bijstand is:

Het percentage dat uit de Fondsen wordt vergoed voor technische bijstand is:

a)

voor de EFRO-steun in het kader van de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei” en voor de Cohesiefonds-steun: 2,5  % ;

a)

voor de EFRO-steun in het kader van de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei” en voor de Cohesiefonds-steun: 5 % ;

b)

voor de ESF+-steun: 4 % en voor programma’s in het kader van artikel 4, lid 1, onder c), vii), van de ESF+-verordening: 5 %;

b)

voor de ESF+-steun: 5 %;

c)

voor de EFMZV-steun: 6 %;

c)

voor de Elfpo-steun: 5 %;

d)

voor de AMIF-, ISF- en BMVI-steun: 6 %.

d)

voor de EFMZV-steun: 6 %;

 

e)

voor de AMIF-, ISF- en BMVI-steun: 6 %.

Motivering

Het vaste percentage (5 %) voor technische bijstand moet ook betrekking hebben op het ESF+.

Wijzigingsvoorstel 47

Artikel 33, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Binnen drie maanden na de datum waarop aan de lidstaat kennis wordt gegeven van het besluit tot goedkeuring van het programma, richt de lidstaat een comité op dat toezicht houdt op de uitvoering van het programma („toezichtcomité”).

Binnen drie maanden na de datum waarop aan de lidstaat kennis wordt gegeven van het besluit tot goedkeuring van het programma, richt de lidstaat — in overleg met de beheersautoriteit — in overeenstemming met de gedragscode inzake partnerschap en multilevel governance en zijn institutionele, juridische en financiële kader een comité op dat toezicht houdt op de uitvoering van het programma („toezichtcomité”).

[…]

[…]

Motivering

Er dient te worden verwezen naar de institutionele, juridische en financiële kaders van de lidstaten en naar de gedragscode om te waarborgen dat de lokale en regionale overheden en belanghebbenden naar behoren bij de oprichting van het toezichtcomité worden betrokken. Aangezien het toezichtcomité wordt ingesteld om toezicht te houden op een bepaald programma, dient de beheersautoriteit verantwoordelijk te zijn voor de oprichting ervan.

Wijzigingsvoorstel 48

Artikel 33, lid 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaat publiceert het reglement van orde van het toezichtcomité en alle gegevens en informatie die met het comité worden gedeeld op de in artikel 44, lid 1, bedoelde website.

De beheersautoriteit publiceert het reglement van orde van het toezichtcomité en alle gegevens en informatie die betrekking hebben op de werkzaamheden van het comité op de in artikel 44, lid 1, bedoelde website , of geeft de link naar de website waar alle gegevens en informatie beschikbaar zijn .

Motivering

Alle gegevens en informatie voor toezichtcomités voor de huidige programmeringsperiode worden gepubliceerd op speciaal daartoe in het leven geroepen websites. Deze goede praktijk moet ook in de periode 2021-2027 worden voortgezet.

Wijzigingsvoorstel 49

Artikel 35, lid 1, onder f)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het toezichtcomité onderzoekt:

Het toezichtcomité onderzoekt:

[…]

[…]

f)

de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid;

f)

de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid zoals voorzien in de communicatiestrategie ;

[…]

[…]

Motivering

Voorgesteld wordt vast te houden aan de communicatiestrategie en aan de goedkeuring en wijziging ervan door het toezichtcomité van het operationele programma.

Wijzigingsvoorstel 50

Artikel 35, lid 1, nieuwe letter na letter i)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het toezichtcomité onderzoekt:

Het toezichtcomité onderzoekt:

[…]

[…]

 

j)

de methodologie en de criteria die worden gebruikt voor de selectie van concrete acties, met inbegrip van veranderingen daaraan, onverminderd artikel 27, lid 3, onder b), c) en d);

Motivering

De goedkeuring van het toezichtcomité zou niet vereist moeten zijn voor de methodologie en de selectiecriteria omdat anders de werkzaamheden van de beheersautoriteit zouden worden belemmerd.

Wijzigingsvoorstel 51

Artikel 35, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het toezichtcomité keurt goed:

Het toezichtcomité keurt goed:

a)

de methodologie en de criteria die worden gebruikt voor de selectie van concrete acties, met inbegrip van veranderingen daaraan, na overleg met de Commissie in overeenstemming met artikel 67, lid 2, onverminderd artikel 27, lid 3, onder b), c) en d);

a)

de jaarlijkse prestatieverslagen van de door het EFMZV, het AMIF, het ISF en het BMVI ondersteunde programma’s, en het eindverslag over de prestaties voor door het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds ondersteunde programma’s;

b)

de jaarlijkse prestatieverslagen van de door het EFMZV, het AMIF, het ISF en het BMVI ondersteunde programma’s, en het eindverslag over de prestaties voor door het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds ondersteunde programma’s;

b)

het evaluatieplan en eventuele wijzigingen daaraan;

c)

het evaluatieplan en eventuele wijzigingen daaraan;

c)

een voorstel van de beheersautoriteit tot wijziging van een programma, met uitzondering van voorstellen voor overdrachten in overeenstemming met artikel 19, lid 5, en artikel 21.

d)

een voorstel van de beheersautoriteit tot wijziging van een programma, met inbegrip van voorstellen voor overdrachten in overeenstemming met artikel 19, lid 5, en artikel 21.

d)

veranderingen in de in artikel 17, lid 3, onder (d) i), bedoelde lijst van geplande concrete acties van strategisch belang en in de in artikel 17, lid 3, onder (d) iii), (d) vii) en (d) j) bedoelde informatie;

 

e)

de communicatiestrategie voor het operationele programma en alle wijzigingen van die strategie.

Motivering

De goedkeuring van het toezichtcomité zou niet vereist moeten zijn voor programmawijzigingen in de vorm van verschuivingen tussen de prioritaire assen in het kader van de flexibele 5 % (of 10 %) omdat de beheersautoriteit anders niet op tijd aanpassingen zou kunnen doorvoeren en de flexibele regeling zijn doeltreffendheid zou verliezen.

Wijzigingsvoorstel 52

Artikel 37, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De beheersautoriteit dient uiterlijk op 31 januari, 31 maart, 31 mei, 31 juli , 30 september en 30 november de cumulatieve gegevens voor elk programma in bij de Commissie overeenkomstig het in bijlage VII opgenomen model.

De beheersautoriteit dient uiterlijk op 31 januari, 31 juli en 31 oktober de cumulatieve gegevens voor elk programma in bij de Commissie overeenkomstig het in bijlage VII opgenomen model.

De gegevens worden uiterlijk op 31 januari 2022 voor het eerst ingediend en uiterlijk op 31 januari 2030 voor het laatst.

De gegevens worden uiterlijk op 31 januari 2022 voor het eerst ingediend en uiterlijk op 31 januari 2030 voor het laatst.

Voor programma’s in het kader van artikel 4, lid 1, onder c), vii), van de ESF+-verordening worden de gegevens jaarlijks uiterlijk op 30 november ingediend.

Voor programma’s in het kader van artikel 4, lid 1, onder c), vii), van de ESF+-verordening worden de gegevens jaarlijks uiterlijk op 30 november ingediend.

Motivering

Als 6 keer per jaar gegevens moeten worden ingediend, brengt dat een aanzienlijke administratieve rompslomp met zich mee. Dit zou dan ook slechts 3 keer per jaar moeten gebeuren, net als de huidige VGB vereist.

Wijzigingsvoorstel 53

Artikel 43, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

[…]

[…]

De communicatiecoördinator betrekt de volgende instanties bij de activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie:

De communicatiecoördinator betrekt de volgende instanties bij de activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie:

a)

de vertegenwoordigingen van de Commissie en de liaisonbureaus van het Europees Parlement in de lidstaten; de Europe Direct-informatiecentra en andere netwerken; onderwijs- en onderzoeksinstellingen en

a)

de vertegenwoordigingen van de Commissie en de liaisonbureaus van het Europees Parlement in de lidstaten; de Europe Direct-informatiecentra en andere netwerken; onderwijs- en onderzoeksinstellingen en

b)

andere relevante partners en instanties.

b)

lokale en regionale overheden die betrokken zijn bij de uitvoering van de programma’s;

 

c)

andere relevante partners en instanties.

Motivering

De VGB moet samenwerking stimuleren tussen alle bestuursniveaus die betrokken zijn bij de uitvoering van en communicatie over de programma’s.

Wijzigingsvoorstel 54

Artikel 43, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Elke beheersautoriteit identificeert een contactpersoon voor communicatie voor elk programma (programmacommunicatie medewerker ).

Elke beheersautoriteit identificeert een contactpersoon voor communicatie voor één of meerdere programma’s (programmacommunicatie medewerkers ).

Motivering

Om de integratie van fondsen te bevorderen met het oog op een bredere aanpak op basis van meer synergie, zou het mogelijk moeten zijn om één medewerker voor meerdere programma’s te hebben. Dit zou ook kunnen leiden tot coherentere communicatie tussen de fondsen.

Wijzigingsvoorstel 55

Artikel 43, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie beheert een netwerk van communicatiecoördinatoren, programmacommunicatiemedewerkers en vertegenwoordigers van de Commissie om informatie uit te wisselen over activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie.

De Commissie beheert een netwerk van communicatiecoördinatoren, programmacommunicatiemedewerkers , vertegenwoordigers van het Europees Comité van de Regio’s en vertegenwoordigers van de Commissie om informatie uit te wisselen over activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie.

Motivering

De Commissie wordt belast met het beheer van een communicatienetwerk waarbij ook het CvdR zou moeten worden betrokken om synergie en samenwerking te waarborgen.

Wijzigingsvoorstel 56

Artikel 44, nieuw lid invoegen na lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

De beheersautoriteiten stellen voor elk operationeel programma een communicatiestrategie op. Er mag een gemeenschappelijke communicatiestrategie voor verscheidene operationele programma’s worden opgesteld. In de communicatiestrategie wordt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel rekening gehouden met de omvang van het (de) desbetreffende operationele programma(’s).

De communicatiestrategie bevat de in bijlage VIII vermelde elementen.

De lidstaat en de beheersautoriteit zien erop toe dat de voorlichtings- en communicatiemaatregelen in overeenstemming met de communicatiestrategie worden uitgevoerd om de zichtbaarheid en de interactie met de burgers te verbeteren, en streven ernaar dat deze maatregelen een zo ruim mogelijke aandacht in de media krijgen.

Motivering

De communicatiestrategie is een fundamenteel element als het gaat om het ontwerpen en in de praktijk brengen van de zichtbaarheids- en communicatievereisten waaraan tegenwoordig zoveel belang wordt gehecht. De afschaffing van deze strategie zou leiden tot een zekere mate van onzekerheid bij de uitvoering van deze maatregelen, en het risico dat een minimale uniformiteit ontbreekt tussen de verschillende instanties en organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering ervan.

Wijzigingsvoorstel 57

Artikel 44, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De beheersautoriteit publiceert op de in lid 1 bedoelde website uiterlijk één maand voor de oproep tot het indienen van voorstellen een korte samenvatting over de geplande en gepubliceerde oproepen tot het indienen van voorstellen, met daarin de volgende gegevens:

De beheersautoriteit publiceert op de in lid 1 bedoelde website een korte samenvatting over de geplande en gepubliceerde oproepen tot het indienen van voorstellen, met daarin de volgende gegevens:

[…]

[…]

Motivering

De bepalingen uit artikel 44, lid 2, kunnen leiden tot vertragingen in de uitvoering en beperken de flexibiliteit van de beheersautoriteiten.

Daarom wordt voorgesteld de bepaling te schrappen, met verwijzing naar de evaluatie door de afzonderlijke overheidsdiensten van de keuze voor de meest geschikte instrumenten om aan de financieringsmogelijkheden zo veel mogelijk bekendheid te geven.

Als het toch nodig wordt geacht de bepaling te behouden, dient het moment van publicatie niet vooraf te worden vastgelegd, maar moet het besluit daarover aan de beheersautoriteiten worden overgelaten om de samenhang met de uitvoeringsplanning te garanderen.

Wijzigingsvoorstel 58

Nieuw artikel na artikel 44

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

1.     Overeenkomstig artikel 35, lid 2, onder d) wordt de door de beheersautoriteit voorbereide communicatiestrategie uiterlijk zes maanden na de goedkeuring van het (de) desbetreffende operationele programma(’s) ter goedkeuring aan het toezichtcomité voorgelegd.

 

Indien een gemeenschappelijke communicatiestrategie voor meerdere operationele programma’s wordt opgesteld en meerdere toezichtcomités betreft, kan de lidstaat één toezichtcomité aanwijzen dat, in overleg met de andere toezichtcomités, verantwoordelijk is voor de goedkeuring van de communicatiestrategie en voor eventuele latere wijzigingen van die strategie.

 

Indien nodig kan de communicatiestrategie gedurende de programmeringsperiode door de lidstaat of de beheersautoriteiten worden gewijzigd. De gewijzigde communicatiestrategie wordt overeenkomstig artikel 35, lid 2, onder e) door de beheersautoriteit ter goedkeuring aan het toezichtcomité voorgelegd.

 

2.     In afwijking van lid 1, derde alinea, van dit artikel brengt de beheersautoriteit het (de) verantwoordelijke toezichtcomité(s) ten minste een keer per jaar op de hoogte van de vorderingen bij de uitvoering van de communicatiestrategie als bedoeld in artikel 35, lid 1, onder c), en van haar analyse van de resultaten, alsmede van de voor het volgende jaar geplande en uit te voeren voorlichtings- en communicatieactiviteiten en maatregelen ter verhoging van de zichtbaarheid van de Fondsen. Het toezichtcomité brengt advies uit over de voor het volgende jaar geplande activiteiten en maatregelen, ook wat betreft manieren om de op het publiek gerichte communicatieactiviteiten doeltreffender te maken.

Motivering

Voorgesteld wordt om de procedure voor de goedkeuring, wijziging en follow-up van de communicatiestrategie te handhaven, vanwege de goede resultaten ervan in de periode 2014-2020 en omdat de controle van de Commissie gebaseerd zou kunnen zijn op een georganiseerd en toegankelijk document, waardoor haar toezicht wordt vergemakkelijkt.

Wijzigingsvoorstel 59

Artikel 50, lid 2, onder b)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

door de meest recente met documenten gestaafde maandelijkse bruto arbeidskosten te delen door de maandelijkse werktijd van de betrokken persoon overeenkomstig de in het arbeidscontract vermelde nationale wetgeving.

door de meest recente met documenten gestaafde maandelijkse bruto arbeidskosten te delen door de maandelijkse werktijd van de betrokken persoon overeenkomstig de in het arbeidscontract vermelde nationale wetgeving of collectieve overeenkomst .

Motivering

Verwijzing naar de grondslag van het arbeidscontract.

Wijzigingsvoorstel 60

Artikel 52, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Met financieringsinstrumenten wordt aan eindontvangers uitsluitend steun verstrekt voor nieuwe investeringen die naar verwachting financieel levensvatbaar zijn, bijvoorbeeld door inkomsten of besparingen te genereren, en waarvoor op de markt niet voldoende financiering te vinden is.

Met financieringsinstrumenten wordt aan eindontvangers uitsluitend steun verstrekt voor investeringen die naar verwachting financieel levensvatbaar zijn, bijvoorbeeld door inkomsten of besparingen te genereren, en waarvoor op de markt niet voldoende financiering voorhanden is.

Motivering

Financieringsinstrumenten moeten niet alleen worden gebruikt voor nieuwe investeringen, maar voor investeringen die in het algemeen levensvatbaar zijn en waarvoor op de markt onvoldoende financiering beschikbaar is.

Wijzigingsvoorstel 61

Artikel 52, nieuw lid invoegen na lid 6

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

In het geval dat uit financieringsinstrumenten steun voor ondernemingen, onder meer het mkb, wordt gefinancierd, wordt die steun ingezet voor de oprichting van nieuwe ondernemingen, startkapitaal — te weten zaaikapitaal en aanloopkapitaal — expansiekapitaal, kapitaal ter versterking van de algemene bedrijfsactiviteiten of de verwezenlijking van nieuwe projecten, penetratie van nieuwe markten, of nieuwe ontwikkelingen door bestaande ondernemingen, onverminderd toepasselijke staatssteunregels van de Unie en in overeenstemming met de fondsspecifieke voorschriften. Deze steun kan investeringen in materiële en immateriële activa omvatten, alsmede bedrijfskapitaal, binnen de grenzen van de toepasselijke staatssteunregels van de Unie en als stimulans voor de private sector als verstrekker van financiële steun aan ondernemingen. De steun kan tevens de kosten omvatten van de overdracht, tussen onafhankelijke investeerders, van de eigendomsrechten op een onderneming.

Motivering

De nieuwe VGB zou net als de huidige VGB investeringen ruim moeten definiëren.

Wijzigingsvoorstel 62

Artikel 53, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit beheerde financieringsinstrumenten kunnen worden ingesteld op een van de volgende wijzen:

a)

een investering van programmamiddelen in het kapitaal van een juridische entiteit;

b)

afzonderlijke financiële gehelen of fiduciaire rekeningen binnen een instelling.

Onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit beheerde financieringsinstrumenten kunnen worden ingesteld op een van de volgende wijzen:

a)

een investering van programmamiddelen in het kapitaal van een juridische entiteit;

b)

afzonderlijke financiële gehelen of fiduciaire rekeningen binnen een instelling.

De beheersautoriteit selecteert de instantie die een financieringsinstrument uitvoert.

De beheersautoriteit selecteert de instantie die een financieringsinstrument uitvoert overeenkomstig artikel 67 .

Wanneer de door de beheersautoriteit geselecteerde instantie een holdingfonds uitvoert, kan die instantie andere instanties selecteren om een specifiek fonds uit te voeren.

Wanneer de door de beheersautoriteit geselecteerde instantie een holdingfonds uitvoert, kan die instantie andere instanties selecteren om een specifiek fonds uit te voeren.

Motivering

Om te zorgen voor een marktgerichte uitvoering van financieringsinstrumenten en om de controlerisico’s voor de selectie van de instantie die een financieringsinstrument uitvoert te beperken, is het van cruciaal belang dat artikel 67 in acht wordt genomen. In lijn hiermee zouden ook overweging 44 en de artikelen 62, lid 3, en 67, lid 4, moeten worden gewijzigd.

Wijzigingsvoorstel 63

Artikel 53, lid 6

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Er mag, in overeenstemming met de fondsspecifieke voorschriften, op het niveau van het holdingfonds, de specifieke fondsen of de investeringen in eindontvangers, nationale medefinanciering worden verstrekt. Wanneer nationale medefinanciering wordt verstrekt op het niveau van investeringen in eindontvangers, bewaart de instantie die de financieringsinstrumenten uitvoert, bewijsstukken die de subsidiabiliteit van de onderliggende uitgaven aantonen.

Er mag, in overeenstemming met de fondsspecifieke voorschriften, door de beheersautoriteit, het holdingfonds, de specifieke fondsen of particuliere investeerders of eindontvangers, nationale medefinanciering worden verstrekt. Wanneer nationale medefinanciering wordt verstrekt door of op het niveau van investeringen in eindontvangers, bewaart de instantie die de financieringsinstrumenten uitvoert, bewijsstukken die de subsidiabiliteit van de onderliggende uitgaven aantonen.

Motivering

Er is geen reden om de eigen bijdrage van eindontvangers niet als subsidiabele nationale medefinanciering te beschouwen, als het de bedoeling is dezelfde investering te financieren. Dit komt neer op onterechte aanscherping van de subsidiabiliteitsvoorwaarden in vergelijking met subsidies.

Wijzigingsvoorstel 64

Artikel 59, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op concrete acties waarvan een productieactiviteit wordt beëindigd wegens een niet-frauduleus faillissement.

De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op programmabijdragen aan of door financieringsinstrumenten noch op concrete acties waarvan een productieactiviteit wordt beëindigd wegens een niet-frauduleus faillissement.

Motivering

Concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten, zouden uitdrukkelijk moeten worden vrijgesteld van de bepalingen inzake duurzaamheid. Een dergelijke afwijking werd zowel voor 2007-2013 als voor 2014-2020 toegestaan.

Wijzigingsvoorstel 65

Artikel 63, lid 7

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten zorgen ervoor dat de uitwisseling van alle informatie tussen de begunstigden en de programma-autoriteiten door middel van elektronische systemen voor gegevensuitwisseling overeenkomstig bijlage XII kan plaatsvinden.

De lidstaten zorgen ervoor dat waar passend de uitwisseling van informatie tussen de begunstigden en de programma-autoriteiten door middel van elektronische systemen voor gegevensuitwisseling overeenkomstig bijlage XII kan plaatsvinden.

[…]

[…]

Motivering

De verplichting om alle informatie elektronisch uit te wisselen, zou onnodige lasten opleveren.

Wijzigingsvoorstel 66

Artikel 64, lid 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

[…]

[…]

c)

de Commissie zendt de voorlopige auditbevindingen in ten minste één officiële taal van de Unie uiterlijk drie maanden na de laatste dag van de audit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat;

c)

de Commissie zendt de voorlopige auditbevindingen in ten minste één van de talen van de betrokken lidstaat uiterlijk drie maanden na de laatste dag van de audit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat;

de Commissie zendt het auditverslag in ten minste één officiële taal van de Unie uiterlijk drie maanden na de laatste dag van ontvangst van een volledig antwoord van de bevoegde autoriteit van de lidstaat op de voorlopige auditbevindingen.

de Commissie zendt het auditverslag in ten minste één van de talen van de betrokken lidstaat uiterlijk drie maanden na de laatste dag van ontvangst van een volledig antwoord van de bevoegde autoriteit van de lidstaat op de voorlopige auditbevindingen.

[…]

[…]

Motivering

Deze wijziging moet de uitvoering helpen versnellen omdat de betrokken autoriteiten niet meer op een eventuele vertaling hoeven te wachten.

Wijzigingsvoorstel 67

Artikel 67, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Op verzoek van de Commissie raadpleegt de beheersautoriteit de Commissie en houdt zij rekening met haar opmerkingen voorafgaand aan de eerste indiening van de selectiecriteria bij het toezichtcomité en voordat deze criteria worden gewijzigd.

 

Motivering

De voorwaarden waaronder de Commissie kan verzoeken om over de selectiecriteria te worden geraadpleegd, zijn onduidelijk. Dit zou de autonomie en besluitvorming van de beheersautoriteit in het gedrang brengen.

Wijzigingsvoorstel 68

Artikel 84, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De voorfinanciering voor elk fonds wordt vóór 1 juli van elk jaar betaald in jaarlijkse tranches, afhankelijk van de beschikbare middelen, als volgt:

a)

2021: 0,5  % ;

b)

2022: 0,5  % ;

c)

2023: 0,5  % ;

d)

2024: 0,5  % ;

e)

2025: 0,5  % ;

f)

2026: 0,5  % ;

De voorfinanciering voor elk fonds wordt vóór 1 juli van elk jaar betaald in jaarlijkse tranches, afhankelijk van de beschikbare middelen, als volgt:

a)

2021: 2 % ;

b)

2022: 2 % ;

c)

2023: 2 % ;

d)

2024: 2 % ;

e)

2025: 2 % ;

f)

2026: 2 % ;

Wanneer een programma na 1 juli 2021 wordt vastgesteld, worden de eerdere tranches in het jaar van vaststelling betaald.

Wanneer een programma na 1 juli 2021 wordt vastgesteld, worden de eerdere tranches in het jaar van vaststelling betaald.

Motivering

In vergelijking met de huidige VGB worden de jaarlijkse voorfinancieringsbedragen in de nieuwe VGB te fors verlaagd.

Wijzigingsvoorstel 69

Artikel 85, lid 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

In afwijking van lid 3, onder a), is het volgende van toepassing:

In afwijking van lid 3, onder a), is het volgende van toepassing:

a)

wanneer de bijdrage van de Unie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 46, onder a), bevat een betalingsaanvraag de bedragen die zijn gerechtvaardigd door de vooruitgang met de naleving van de voorwaarden of het boeken van resultaten, overeenkomstig het in artikel 89, lid 2, bedoelde besluit;

a)

wanneer de bijdrage van de Unie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 46, onder a), bevat een betalingsaanvraag de bedragen die zijn gerechtvaardigd door de vooruitgang met de naleving van de voorwaarden of het boeken van resultaten, overeenkomstig het in artikel 89, lid 2, bedoelde besluit;

b)

wanneer de bijdrage van de Unie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 46, onder c), d) en e), bevat een betalingsaanvraag de bedragen die zijn bepaald overeenkomstig het in artikel 88, lid 3, bedoelde besluit;

b)

wanneer de bijdrage van de Unie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 46, onder c), d) en e), bevat een betalingsaanvraag de bedragen die zijn bepaald overeenkomstig het in artikel 88, lid 3, bedoelde besluit;

c)

in een betalingsaanvraag voor de in artikel 48, lid 1, onder b), c) en d), genoemde vormen van subsidies worden de kosten opgenomen als berekend volgens de toepasselijke grondslag.

c)

in een betalingsaanvraag voor de in artikel 48, lid 1, onder b), c) en d), genoemde vormen van subsidies worden de kosten opgenomen als berekend volgens de toepasselijke grondslag;

 

d)

in geval van staatssteun kan de betalingsaanvraag voorschotten omvatten die door de steunverlenende instantie aan de begunstigde zijn betaald, onder de voorwaarde dat die voorschotten niet meer bedragen dan 40 % van het totaalbedrag van de aan een begunstigde voor een bepaalde concrete actie te verlenen steun .

Motivering

De huidige VGB voorziet in artikel 131, lid 4, onder b), in de mogelijkheid om voor maximaal 40 % aan voorschotten te betalen. Deze mogelijkheid zou in de nieuwe VGB behouden moeten blijven.

Wijzigingsvoorstel 70

Artikel 86

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

[…]

[…]

2.   Bij de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 53, lid 3, worden betalingsaanvragen die uitgaven voor financieringsinstrumenten bevatten , ingediend overeenkomstig de volgende voorwaarden:

a)

het in de eerste betalingsaanvraag opgenomen bedrag is betaald aan de financieringsinstrumenten en bedraagt ten hoogste 25 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat is vastgelegd voor de financieringsinstrumenten krachtens de desbetreffende financieringsovereenkomst, in overeenstemming met de desbetreffende prioriteit en regiocategorie, indien van toepassing;

b)

het bedrag dat is opgenomen in de daaropvolgende betalingsaanvragen die zijn ingediend tijdens de subsidiabiliteitsperiode omvat de subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 62, lid 1.

2.   Bij de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 53, lid 2, bevatten betalingsaanvragen uitgaven voor de instelling van financieringsinstrumenten of de bijdrage daaraan.

3.     Het in de eerste betalingsaanvraag opgenomen bedrag als bedoeld in lid 2, onder a), wordt uiterlijk in het laatste boekjaar behandeld in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van de Commissie.

Het bedrag wordt afzonderlijk meegedeeld in de betalingsaanvragen.

 

Motivering

Voor de periode 2014-2020 beperkt de programmabijdrage aan financieringsinstrumenten de flexibiliteit van de bestaande instrumenten en de mogelijkheid om gelijktijdig verscheidene financiële producten open te stellen. Het wijzigingsvoorstel is gebaseerd op goede praktijkvoorbeelden uit de periode 2007-2013.

Wijzigingsvoorstel 71

Artikel 88, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

[…]

[…]

c)

de voorschriften voor overeenkomstige eenheidskosten en vaste bedragen die van toepassing zijn voor beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke soorten concrete acties;

c)

de voorschriften voor overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die van toepassing zijn voor beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke soorten concrete acties;

d)

de voorschriften voor overeenkomstige eenheidskosten en vaste bedragen die worden toegepast op grond van regelingen voor volledig door de lidstaat gefinancierde subsidies voor soortgelijke soorten concrete acties.

d)

de voorschriften voor overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die worden toegepast op grond van regelingen voor volledig door de lidstaat gefinancierde subsidies voor soortgelijke soorten concrete acties.

Motivering

Met het oog op de samenhang in dit artikel.

Wijzigingsvoorstel 72

Artikel 99, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het bedrag van een programma dat op 26 december van het tweede kalenderjaar na het jaar van de vastleggingen in de begroting voor de jaren 2021 tot en met 2026 niet is gebruikt voor voorfinanciering overeenkomstig artikel 84 of waarvoor geen betalingsaanvraag is ingediend overeenkomstig de artikelen 85 en 86, wordt vrijgemaakt door de Commissie.

Het bedrag van een programma dat op 31 december van het derde kalenderjaar na het jaar van de vastleggingen in de begroting voor de jaren 2021 tot en met 2026 niet is gebruikt voor voorfinanciering overeenkomstig artikel 84 of waarvoor geen betalingsaanvraag is ingediend overeenkomstig de artikelen 85 en 86, wordt vrijgemaakt door de Commissie.

In geval betalingen op juridische gronden of uit voorzorg worden gestaakt, is ook een verlenging van toepassing.

Motivering

De termijn voor de vrijmaking van bedragen zou niet moeten worden ingekort maar n+3 moeten blijven, gelet op de problemen die veel lokale en regionale overheden momenteel hebben om voldoende medefinanciering te verschaffen. Daarnaast dient het einde van het jaar als deadline gehanteerd te worden.

Wijzigingsvoorstel 73

Artikel 103, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling een besluit vast tot vastlegging van de jaarlijkse verdeling van de totale middelen per lidstaat in het kader van de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei” per regiocategorie, samen met de lijst van in aanmerking komende regio’s overeenkomstig de in bijlage XXII vastgestelde methode.

De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling een besluit vast tot vastlegging van de jaarlijkse verdeling van de totale middelen per lidstaat in het kader van de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei” per regiocategorie, samen met de lijst van in aanmerking komende regio’s overeenkomstig de in bijlage XXII vastgestelde methode.

In dat besluit wordt ook de jaarlijkse verdeling van de totale middelen per lidstaat in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (Interreg) vastgesteld.

In dat besluit wordt ook de jaarlijkse verdeling van de totale middelen per lidstaat in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (Interreg) vastgesteld.

 

Daarbij komt de minimale totale toewijzing uit de Fondsen, zowel op nationaal als regionaal niveau, overeen met 76 % van het aan elke lidstaat of regio toegewezen budget voor 2014-2020.

Motivering

Het door de Commissie geboden vangnet op nationaal niveau voorkomt geen onevenredige besnoeiingen in afzonderlijke steungebieden. Die zouden op grond van het cohesiebeleid niet gerechtvaardigd zijn.

Wijzigingsvoorstel 74

Artikel 104, lid 7

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De middelen voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (Interreg) bedragen 2,5  % van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen in de begroting uit de fondsen voor de periode 2021-2027 (d.w.z. in totaal 8 430 000 000  EUR ).

De middelen voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (Interreg) bedragen 3,3  % van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen in de begroting uit de fondsen voor de periode 2021-2027 (d.w.z. in totaal XX XXX XXX XXX EUR).

Motivering

Het Commissievoorstel zou leiden tot forse besnoeiingen op het budget voor territorialesamenwerkingsacties, ondanks de opname van nieuwe acties in de ontwerpverordening Territoriale samenwerking. Het CvdR stelt daarom voor om de middelen voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” te verhogen naar 3,3 % van de totale cohesiebeleidsmiddelen, waardoor de bestaande grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s behouden kunnen blijven alsmede interregionale samenwerking en samenwerking voor de perifere regio’s. De huidige toewijzingsmethode voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” zoals vastgelegd in bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 zou moeten blijven bestaan, omdat de voorgestelde nieuwe toewijzingsmethode (m.n. het nieuwe 25 km-criterium) lidstaten en regio’s met een geringe bevolkingsdichtheid langs hun grenzen zou discrimineren.

Wijzigingsvoorstel 75

Artikel 105, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie kan een voorstel aanvaarden dat door een lidstaat bij de indiening van de partnerschapsovereenkomst of in het kader van de tussentijdse evaluatie wordt ingediend, voor een overdracht:

a)

van niet meer dan 15 % van de totale toewijzingen voor minder ontwikkelde regio’s naar overgangsregio’s of meer ontwikkelde regio’s en van overgangsregio’s naar meer ontwikkelde regio’s;

b)

van de toewijzingen voor meer ontwikkelde regio’s of overgangsregio’s naar minder ontwikkelde regio’s.

De Commissie kan een voorstel aanvaarden dat door een lidstaat bij de indiening van de partnerschapsovereenkomst of in het kader van de tussentijdse evaluatie wordt ingediend, voor een overdracht van niet meer dan 15 % van de totale toewijzingen.

Motivering

Overdrachten tussen alle categorieën regio’s moeten mogelijk zijn.

Wijzigingsvoorstel 76

Artikel 106, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programma worden het medefinancieringspercentage en het maximumbedrag van de steun uit de fondsen voor elke prioriteit bepaald.

In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programma worden het maximumbedrag van de steun uit de fondsen voor elke prioriteit en het medefinancieringspercentage voor het programma bepaald.

Motivering

Door het maximale medefinancieringspercentage op het niveau van het operationele programma vast te stellen (in plaats van per prioriteit een maximumpercentage te bepalen), wordt het uitvoeringsproces flexibeler. Zo kan de medefinanciering worden gediversifieerd in prioriteiten naargelang van de soort interventie.

Wijzigingsvoorstel 77

Artikel 106, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het medefinancieringspercentage voor de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei” op het niveau van elke prioriteit bedraagt niet meer dan:

a)

70 % voor de minder ontwikkelde regio’s;

b)

55 % voor de overgangsregio’s;

c)

40 % voor de meer ontwikkelde regio’s.

Het medefinancieringspercentage voor de doelstelling „investeren in werkgelegenheid en groei” op het niveau van elke prioriteit bedraagt niet meer dan:

a)

85 % voor de minder ontwikkelde regio’s;

b)

70 % voor de overgangsregio’s;

c)

50 % voor de meer ontwikkelde regio’s.

De onder a) vastgestelde medefinancieringspercentages zijn ook van toepassing op de ultraperifere gebieden.

De onder a) vastgestelde medefinancieringspercentages zijn ook van toepassing op de ultraperifere gebieden.

Het medefinancieringspercentage voor het Cohesiefonds op het niveau van elke prioriteit ligt niet hoger dan 70 % .

Het medefinancieringspercentage voor het Cohesiefonds op het niveau van elke prioriteit ligt niet hoger dan 85 % .

In de ESF+-verordening kunnen hogere medefinancieringspercentages worden vastgesteld voor prioriteiten ter ondersteuning van innovatieve acties overeenkomstig artikel [14] van die verordening.

In de ESF+-verordening kunnen hogere medefinancieringspercentages worden vastgesteld voor prioriteiten ter ondersteuning van innovatieve acties overeenkomstig artikel [14] van die verordening.

Motivering

De medefinancieringspercentages moeten op het huidige niveau blijven.

Wijzigingsvoorstel 78

Artikel 106, lid 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het medefinancieringspercentage voor Interreg-programma’s ligt niet hoger dan 70 % .

Het medefinancieringspercentage voor Interreg-programma’s ligt niet hoger dan 85 % .

[…]

[…]

Motivering

Het medefinancieringspercentage voor Europese territoriale samenwerking moet 85 % blijven.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Algemene opmerkingen

1.

onderschrijft de belangrijkste doelstellingen die de Commissie met de nieuwe Verordening gemeenschappelijke bepalingen (VGB) nastreeft, met name om het cohesiebeleid te moderniseren door het eenvoudiger, flexibeler en doeltreffender te maken en om onnodige administratieve lasten voor begunstigden en beheersautoriteiten aanzienlijk te verminderen.

2.

Het CvdR is verheugd over het feit dat het cohesiebeleid voor alle regio’s in de Europese Unie beschikbaar blijft. Dit was een van zijn belangrijkste aandachtspunten in vorige adviezen over dit onderwerp en eveneens een kernboodschap van de #CohesionAlliance.

3.

Ook het feit dat de aanpak van gedeeld beheer wordt bevestigd, is positief. Er zij echter op gewezen dat de acties op het „meest geschikte territoriale niveau” moeten worden voortgezet door de rol van de lokale en regionale overheden op het gebied van programmabeheer zo dicht mogelijk bij de burgers te versterken, overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit, multilevel governance en partnerschap.

4.

Het CvdR pleit voor verdere vereenvoudiging door bijvoorbeeld de administratieve lasten als gevolg van de staatssteunregels te verminderen.

Doelstellingen en algemene regels inzake steunverlening

5.

De vijf nieuwe beleidsdoelstellingen zijn toe te juichen, aangezien zij enerzijds grotendeels overeenkomen met de vorige thematische doelstellingen en anderzijds meer flexibiliteit mogelijk maken omdat ze ruimer zijn gedefinieerd.

6.

Het schrappen van het Elfpo uit de VGB baart het CvdR echter veel zorgen, omdat dit de geïntegreerde aanpak van de structuur- en investeringsfondsen in plattelandsgebieden dreigt te ondermijnen; plattelandsontwikkeling is immers een fundamenteel onderdeel van de doelstellingen van het cohesiebeleid. Het CvdR zou graag zien dat het Elfpo opnieuw in de VGB wordt opgenomen (zie CvdR-advies NAT-VI/034 over het GLB), zodat er meer synergie met plattelandsontwikkeling kan worden bereikt. Het CvdR is wel zeer te spreken over het feit dat in het voorstel voor een verordening inzake de strategische GLB-plannen (artikel 2) voor sommige thema’s wordt verwezen naar de nieuwe VGB, met name voor kwesties die te maken hebben met geïntegreerde territoriale ontwikkeling.

7.

Het Europees Sociaal Fonds moet verankerd blijven in het cohesiebeleid, aangezien dit het belangrijkste instrument van de EU is om in mensen en menselijk kapitaal te investeren, de sociale integratie en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen en het leven van miljoenen Europese burgers te verbeteren.

8.

Het belang van de beginselen van partnerschap en multilevel governance kan niet genoeg worden benadrukt. Daarom is het best om de bestaande gedragscode als bijlage bij de ontwerpverordening te voegen. Het CvdR vraagt om de gedragscode volledig ten uitvoer te leggen opdat de betrokkenheid van de lokale en regionale overheden uitgroeit tot volwaardig partnerschap.

Strategische aanpak

9.

Het is jammer dat het voorstel van de Commissie niet gepaard gaat met een nieuwe langetermijnstrategie als opvolger van de Europa 2020-strategie. Het CvdR verwacht dat de Commissie een dezer dagen een dergelijke nieuwe Europese langetermijnstrategie zal presenteren, die zorgt voor de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en is gebaseerd op een nieuwe vorm van bestuur die volledig is gestoeld op het beginsel van multilevel governance.

10.

Het CvdR is verheugd dat de nieuwe partnerschapsovereenkomst een eenvoudiger en dunner document is.

11.

Alle overdrachten tussen de fondsen of vanuit de fondsen naar het InvestEU-programma, of naar andere instrumenten van de Unie onder direct of indirect beheer, moeten volledig in overeenstemming zijn met de beginselen van subsidiariteit en multilevel governance en mogen geen afbreuk doen aan de gebiedsgerichte aanpak van de fondsen.

12.

Het aantal randvoorwaarden is verminderd en met name de thematische randvoorwaarden zijn nu duidelijker aan de strategische beleidskaders op de specifieke gebieden gekoppeld.

13.

Het CvdR maakt zich echter zorgen over het feit dat betalingen niet mogelijk zijn zolang de Commissie de lidstaat niet op de hoogte heeft gesteld van de vervulling van de randvoorwaarden, aangezien dit zou kunnen leiden tot vertragingen bij de uitvoering van de programma’s.

14.

Daarom is het nodig dat in het nieuwe programmeringssysteem reeds de toewijzingen voor alle jaren van de programmeringsperiode worden vastgelegd, met inbegrip van indicatieve toewijzingen voor 2026 en 2027, om het juiste evenwicht te vinden tussen extra flexibiliteit en het vermogen van het cohesiebeleid om op te kunnen treden enerzijds en het belang van de handhaving van de langetermijnstrategie van het cohesiebeleid voor strategische investeringen, die is gebaseerd op de volledige financieringsperiode van 7 jaar anderzijds.

15.

Het CvdR pleit nogmaals voor afschaffing van een negatieve opvatting van de macro-economische conditionaliteit waarbij, als resultaat van de koppeling tussen de ESIF en gezond economisch bestuur, lokale en regionale overheden „bestraft” worden voor nalatigheden van de nationale regering. Het cohesiebeleid, dat doelen nastreeft die weinig met macro-economisch bestuur te maken hebben, mag niet worden onderworpen aan voorwaarden die niet door lokale en regionale overheden en andere begunstigden kunnen worden beïnvloed. Betalingen aan eindontvangers of begunstigden mogen daarom niet worden getroffen doordat de lidstaat ongepaste macro-economische voorwaarden oplegt.

16.

De operationele procedures voor de aansluiting van het Europees Semester op het cohesiebeleid zijn onvoldoende geanalyseerd en er bestaat onvoldoende duidelijkheid over de wijze van coördinatie tussen de maatregelen van het cohesiebeleid en de maatregelen van het steunprogramma voor hervorming. De permanente naleving van de specifieke doelstellingen van het cohesiebeleid is een conditio sine qua non om de regionale dimensie van het Europees Semester te vergroten.

17.

Het mechanisme van randvoorwaarden grijpt reeds op doeltreffende wijze in op hervormingsgebieden die van belang zijn voor cohesiebeleid.

18.

Het CvdR is verheugd over de versterking van de status van geïntegreerde territoriale instrumenten, die een uniek instrument vormen ter ondersteuning van een „bottom-up”-benadering. Het benadrukt echter dat de taken en bevoegdheden van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de selectie van de acties beter moeten worden gerespecteerd.

Programmering

19.

De structuur van de programma’s, die in vergelijking met de huidige periode niet vereenvoudigd lijken te zijn, zou moeten worden gestroomlijnd. De geplande tijd voor het goedkeuren van de wijzigingen is echter te lang, aangezien deze dezelfde is als de beoogde tijd voor de goedkeuring van het programma.

20.

Het voorgestelde vaste percentage van 2,5 % voor technische bijstand voor het EFRO en het Cohesiefonds blijft ontoereikend. Het zou beter zijn om een vast percentage van 5 % voor technische bijstand te hanteren, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de nieuwe verordening geen specifieke doelstelling met betrekking tot capaciteitsopbouw bevat.

Toezicht, evaluatie, communicatie en zichtbaarheid

21.

Het CvdR is ingenomen met het voornemen van de nieuwe VGB om de transparantie en zichtbaarheid van de uitvoering van de fondsen te vergroten en herinnert aan zijn verzoek om preciezere maatregelen teneinde de lokale en regionale verantwoordelijkheid en zichtbaarheid van de ESI-fondsen ter plaatse te versterken en de zichtbaarheid van de cohesiebeleidsmaatregelen door middel van passende communicatieacties aanzienlijk te vergroten, aangezien zij een van de onbetwistbare voordelen van EU-integratie voor de mensen op lokaal niveau vormen.

22.

Met het oog op meer samenhang moeten de beheersautoriteiten echter de mogelijkheid krijgen om één communicatiemedewerker aan te wijzen voor meerdere programma’s.

Financiële steun

23.

De nieuwe bepalingen, die bedoeld zijn om meer gebruik te maken van vereenvoudigde kostenopties, en de nieuwe bepalingen die erop gericht zijn om het gebruik van financiële instrumenten te stroomlijnen en deze beter in het programmerings- en uitvoeringsproces te integreren, vormen een stap in de goede richting.

Beheer en controle

24.

De afschaffing van de procedures voor het aanwijzen van autoriteiten en het identificeren van certificeringsautoriteiten en de toegenomen afhankelijkheid van nationale beheerssystemen vormen een welkome vermindering van de administratieve lasten voor de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF).

25.

Het is een goede zaak dat de auditregels in de voorgestelde VGB zijn vereenvoudigd, en met name de nieuwe bepalingen die het beginsel van één enkele audit versterken, zijn toe te juichen. Hierdoor worden niet alleen de administratieve lasten voor de programma-autoriteiten en begunstigden aanzienlijk verminderd, maar wordt ook bijgedragen tot evenredigheid.

26.

Daarnaast is ook de mogelijkheid van verbeterde evenredige regelingen voor programma’s met een goed werkend beheers- en controlesysteem en een goede staat van dienst een positief gegeven.

Financieel beheer

27.

Het CvdR is bezorgd over het feit dat het niveau van de voorfinanciering drastisch is verlaagd tot een jaarlijkse betaling van 0,5 % van de totale steun uit de fondsen en vraagt om een hoger voorfinancieringspercentage van gemiddeld ten minste 2 %.

28.

De herinvoering van de „n+2”-regel zou leiden tot de overlapping van de afsluiting van de huidige programmeringsperiode met de eerste „n+2”-doelstelling van de nieuwe periode, hetgeen een zware administratieve last voor de uitvoering van programma’s met zich meebrengt. Daarom zou de huidige „n+3”-regel moeten worden gehandhaafd.

Financieel kader

29.

Het CvdR is ingenomen met het feit dat in de nieuwe VGB de bestaande architectuur met drie categorieën regio’s (minder ontwikkelde regio’s, overgangsregio’s, meer ontwikkelde regio’s) op NUTS 2-niveau wordt gehandhaafd. De verschuiving van de drempel tussen overgangsregio’s en meer ontwikkelde regio’s van 90 % van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking naar 100 % kan ook op veel bijval van het CvdR rekenen, aangezien dit aansluit bij de opmerkingen in het zevende cohesieverslag over regio’s met een bbp per hoofd van de bevolking dat dicht bij het EU-gemiddelde ligt, maar die vast lijken te zitten in een „middeninkomensval” met aanzienlijk lagere groeipercentages dan het EU-gemiddelde.

30.

Het CvdR verzoekt om het huidige niveau van medefinancieringspercentages voor de minder ontwikkelde regio’s en de ultraperifere regio’s, evenals voor het Cohesiefonds en de ETC-doelstelling op 85 % te handhaven, voor de overgangsregio’s op 70 % en voor de meer ontwikkelde regio’s op 50 %, gezien het feit dat een algemene verlaging het risico van annulering van middelen zou kunnen opleveren, met name in minder ontwikkelde regio’s, en ook de aantrekkelijkheid van het cohesiebeleid, met name in meer ontwikkelde regio’s, zou verminderen.

31.

De vaststelling van een maximumbedrag aan btw als subsidiabele uitgaven (5 000 000 EUR) kan de programma’s minder aantrekkelijk maken voor de aanvragers, met name in het geval van belangrijke infrastructuurprojecten.

32.

Het CvdR dringt er bij de Commissie op aan om de bijlagen bij de verordening aan te passen aan de in dit advies voorgestelde wijzigingen, en daarbij met name aandacht te schenken aan:

kennisvalorisatie en maatregelen om start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen te betrekken bij initiatieven op het vlak van slimme specialisatie;

een gedetailleerd overzicht van de vereisten voor communicatiestrategieën;

herbeoordeling van de gewogen som van het aandeel van de bevolking van NUTS 3- en NUTS 2-grensregio’s en het aandeel van de totale bevolking van elke lidstaat voor grensoverschrijdende en transnationale samenwerkingsprogramma’s;

het in aanmerking nemen van de regionale effecten van een maximale totale toewijzing uit de fondsen aan een lidstaat.

Brussel, 5 december 2018.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Karl-Heinz LAMBERTZ


(1)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(2)   Verordening (EU) nr. 868/2014 van de Commissie van 8 augustus 2014 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 241 van 13.8.2014, blz. 1).

(1)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1).

(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1).

(1)   Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).