6.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 440/158


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 178/2002 (betreffende de algemene levensmiddelenwetgeving), Richtlijn 2001/18/EG (inzake de doelbewuste introductie van ggo’s in het milieu), Verordening (EG) nr. 1829/2003 (inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders), Verordening (EG) nr. 1831/2003 (betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding), Verordening (EG) nr. 2065/2003 (inzake rookaroma’s), Verordening (EG) nr. 1935/2004 (inzake materialen die met levensmiddelen in contact komen), Verordening (EG) nr. 1331/2008 (inzake de uniforme toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s), Verordening (EG) nr. 1107/2009 (betreffende gewasbeschermingsmiddelen) en Verordening (EU) 2015/2283 (betreffende nieuwe voedingsmiddelen)

(COM(2018) 179 final — 2018/0088 (COD))

(2018/C 440/27)

Rapporteur:

Antonello PEZZINI

Corapporteur:

Ester VITALE

Raadpleging

Raad, 22.5.2018

Europees Parlement, 28.5.2018

Rechtsgrondslag

Artikelen 43, 114, 168, lid 4, sub b) en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Besluit van het bureau

13.2.2018

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

5.9.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

19.9.2018

Zitting nr.

537

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

176/2/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) was altijd al voorstander van een EU-beleid ter bescherming van de gezondheid in alle stadia van de voedingsketen, van boer tot consument, ter voorkoming van besmettingen en voedselrisico’s, ter bevordering van de veiligheid en hygiëne en ter bevordering van duidelijke, transparante en veilige informatie over producten.

1.2.

Het EESC steunt de initiatieven van de Commissie voor de aanpak van transparantie, duurzaamheid en doeltreffendheid van het hele controlesysteem van de voedselvoorzieningsketen zodat de burgers, de media en het maatschappelijk middenveld meer doordrongen raken van betrouwbaarheid en veiligheid.

1.3.

Het EESC is er een groot voorstander van dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) wordt versterkt om risicomanagers zo goed mogelijk van wetenschappelijk advies te voorzien aan de hand van duidelijke en transparante communicatie en nauwere samenwerking met de lidstaten en andere maatschappelijke organisaties om te zorgen voor een coherent, veilig en betrouwbaar voedselveiligheidssysteem.

1.4.

Het Comité heeft erop gewezen dat „de EFSA sinds haar oprichting blijk heeft gegeven van de nodige kennis en kunde en ontegenzeglijk een zeer belangrijke rol speelt bij de preventie van gezondheidsrisico’s in Europa” (1).

1.5.

Het Comité acht het essentieel dat een hoge mate van onafhankelijkheid van externe beïnvloeding en de uitstekende wetenschappelijke expertise van de EFSA worden gehandhaafd door haar capaciteiten op het gebied van risicoanalyse te maximaliseren, teneinde de duurzaamheid van het EU-beoordelingssysteem, dat als een van de beste ter wereld wordt beschouwd, te waarborgen.

1.6.

Volgens het EESC moeten de EFSA en de lidstaten als netwerk in staat worden gesteld om op een optimale manier — op onafhankelijke, maar onderling coherente en gecoördineerde wijze tussen risicobeoordelaars en risicomanagers — adequate risicocommunicatie te ontwikkelen, zodat de gebruikers de resultaten en conclusies in een duidelijk en interactief perspectief kunnen zien, terwijl tegelijkertijd een adequaat niveau van vertrouwelijkheid en bescherming van intellectuele-eigendomsrechten wordt gewaarborgd.

1.7.

Het EESC is sterk vóór de invoering van een gemakkelijk toegankelijk onlineregister van studies dat deskundigen en gecertificeerde laboratoria vermeldt, alsook beëdigde verklaringen inzake afwezigheid van belangenconflicten, beschrijvingen van de doelstellingen, specifieke technische en financiële middelen en bronnen.

1.8.

Volgens het Comité moet de risicoperceptie van de consument in verband met levensmiddelen aanzienlijk worden verbeterd door middel van een doelgerichte voedingscultuur en selectieve risicoanalyse.

1.9.

Het EESC is van oordeel dat het toekomstige algemene Europese strategische plan voor risicocommunicatie — mits in volledige harmonie en met inachtneming van de onafhankelijkheid van de EFSA opgesteld — het kernelement is waarop de verantwoordelijken een beroep moeten kunnen doen om doeltreffend, ondubbelzinnig, tijdig, interactief en adequaat te reageren op de behoeften van de burgers op het gebied van veiligheid, transparantie en betrouwbaarheid van de voedselketen.

1.10.

Het EESC stelt voor om de gestructureerde en systematische dialoog met het maatschappelijk middenveld te versterken. Binnen dat kader kan het EESC met zijn structuren voor duurzame voedselsystemen een nuttige en concrete bijdrage leveren.

1.11.

Wat het bestuur van de EFSA betreft, is het EESC een groot voorstander van het voorstel om de lidstaten en maatschappelijke organisaties nauwer te betrekken bij de beheersstructuur en de wetenschappelijke panels door de samenstelling van de raad van bestuur af te stemmen op de normen van de Gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen.

1.12.

Volgens het EESC moet gevolg worden gegeven aan de overeenkomst tussen de EFSA en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, met name wat betreft de gezamenlijke activiteiten voor levensmiddelen en diervoeders, en om een geharmoniseerde, wetenschappelijk hoogwaardige analysemethode te ontwikkelen die voor alle belanghebbenden transparantie, vergelijkbaarheid, inclusiviteit en billijkheid waarborgt.

2.   Inleiding

2.1.

De algemene levensmiddelenwetgeving (EU-wetgeving inzake voedsel- en voederveiligheid in de hele productieketen) is de hoeksteen van het EU-regelgevingskader voor de hele voedselketen: „van boer tot bord”.

2.2.

De wet bepaalt dat de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen een wetenschappelijke basis heeft. Dit staat bekend als het principe van risicoanalyse, dat bestaat uit drie verschillende maar onderling verbonden componenten: risicobeoordeling, risicobeheer en risicocommunicatie.

2.3.

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 is de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) opgericht, een onafhankelijk wetenschappelijk agentschap dat tot taak heeft wetenschappelijke adviezen uit te brengen die het uitgangspunt zijn van de EU-maatregelen in de voedselketen.

2.4.

Op 6 oktober 2017 is officieel een Europees burgerinitiatief aan de Europese Commissie toegezonden, gebaseerd op in totaal 1 070 865 steunbetuigingen uit 22 lidstaten. Het initiatief „Verbied glyfosaat en bescherm mens en milieu tegen giftige gewasbeschermingsmiddelen” (2) verzocht de EC om de lidstaten diverse maatregelen voor te stellen. Een daarvan luidde: „ervoor zorgen dat de wetenschappelijke beoordeling van pesticiden met het oog op goedkeuring door de EU uitsluitend gebaseerd is op gepubliceerde studies die in opdracht van de bevoegde overheidsinstanties in plaats van de pesticidenindustrie zijn uitgevoerd.” De EC heeft zich ertoe verbonden dit wetgevingsvoorstel tegen mei 2018 voor te leggen om de transparantie van wetenschappelijke beoordelingen en de kwaliteit en onafhankelijkheid van de wetenschappelijke studies te verbeteren.

2.5.

De toetsing van de toereikendheid van de verordening inzake algemene levensmiddelenwetgeving (GFL), nr. 178/2002 (3), is op 15 januari 2018 voltooid.

2.6.

Uit de beoordeling blijkt dat de GFL-verordening nog steeds beslissend en adequaat is om recht te doen aan de meeste van de huidige trends.

2.6.1.

Over het algemeen zijn de belangrijkste doelstellingen van de GFL bereikt, te weten een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, de belangen van de consument ten aanzien van levensmiddelen en de goede werking van de interne markt.

2.6.2.

De oprichting van de EFSA heeft de wetenschappelijke basis van EU-maatregelen verbeterd. Er zijn belangrijke verbeteringen aangebracht in de wetenschappelijke capaciteit van de EFSA, de kwaliteit van haar wetenschappelijke output, de verzameling van wetenschappelijke gegevens en de ontwikkeling en harmonisatie van risicobeoordelingsmethoden.

2.6.3.

De EFSA heeft de samenwerking met nationale en internationale wetenschappelijke organen uitgebreid, alsook de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.

2.6.4.

Op EU-niveau zijn geen systematische inconsistenties bij de toepassing van het beginsel van risicoanalyse als zodanig vastgesteld.

2.6.5.

Het strikt onafhankelijke en transparante beleid van de EFSA is regelmatig verfijnd en versterkt. Maar aangezien niet alle lidstaten vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur van de EFSA, lijkt de governance van de EFSA niet overeen te stemmen met de gemeenschappelijke aanpak inzake gedecentraliseerde EU-organen.

2.6.6.

Het bij de GFL-verordening vastgestelde voedselveiligheidskader heeft in sommige gevallen ook als inspiratiebron gediend voor niet-EU-landen die hun nationale wetgeving ontwikkelen.

2.6.7.

Wat risicobeoordeling betreft, is de EFSA in de context van goedkeuringsdossiers gebonden aan geheimhoudingsregels en analysemethoden, die suggereren dat rekening moet worden gehouden met alle beschikbare studies of bewijzen. Daarom houdt de EFSA in haar adviezen niet alleen rekening met studies van de industrie, maar baseert zij haar wetenschappelijke bevindingen ook op een zo volledig mogelijk literatuuroverzicht. Het bedrijfsleven daarentegen is verplicht om bij de aanvraag van een vergunning studies over te leggen als onderdeel van het dossier.

2.6.8.

In het huidige systeem van de EFSA zouden volgens recente studies (4) enkele beperkingen zijn geconstateerd:

moeilijkheden om voor het panel nieuwe leden aan te trekken;

de wetenschappelijke expertise is afkomstig uit slechts een paar lidstaten;

de huidige tendens om de uitgaven voor het openbaar bestuur te beperken;

de geringe financiering voor uitbesteding van taken van de EFSA.

2.6.9.

Bovendien vertragen langdurige vergunningsprocedures in sommige sectoren het op de markt brengen van nieuwe producten. Niettemin biedt het gecentraliseerde vergunningssysteem nog steeds efficiëntievoordelen in vergelijking met het gebruik van diverse nationale vergunningssystemen voor levensmiddelen.

2.7.

Het Comité heeft erop gewezen dat „de EFSA sinds haar oprichting blijk heeft gegeven van de nodige kennis en kunde en ontegenzeglijk een zeer belangrijke rol speelt bij de preventie van gezondheidsrisico’s in Europa” (5).

2.8.

In een eerder advies heeft het EESC, rekening houdend met de invloed van wetenschappelijke adviezen, die niet altijd op één lijn zitten, de EFSA aanbevolen om „met klem bijzondere aandacht te besteden aan deze ontwikkeling: de wetenschappelijke literatuur is immers een belangrijk referentiepunt in de evaluatieprocedure” (6). Het heeft de Commissie verzocht om de gebruikte verplichte studies en de onbewerkte gegevens daarvan, die tot de conclusies hebben geleid, regelmatig op de website van het agentschap te publiceren.

2.9.

Het EESC heeft er ook op gewezen (7) dat de beoordeling van de EFSA gebaseerd is op een wetenschappelijke studie die de onschadelijkheid van een product moet aantonen. Volgens de huidige wetgeving moeten die studies worden ingediend door het bedrijf dat het product op de markt wil brengen. Dit is het meest gevoelige aspect, aangezien de resultaten van wetenschappelijke studies soms kunnen verschillen, afhankelijk van de financieringsbron en de toegepaste methoden.

2.10.

Meer in het algemeen heeft het EESC onlangs verzocht om een voor de 21e eeuw geschikt voedselbeleid dat aan tal van criteria voldoet: voedselkwaliteit, gezondheid, milieu, sociale en culturele waarden, gezonde economie, fatsoenlijke banen, volledig geïnternaliseerde kosten en goed bestuur (8).

2.11.

De Europese Ombudsvrouw heeft onderzoek gedaan naar het risicobeoordelingsmodel van de EU in de voedselketen, waarbij zij de Europese Commissie bij schrijven van 15 maart 2018 op een aantal leidende beginselen heeft gewezen ter verbetering van dat model, te weten:

onafhankelijkheid en transparantie;

toezegging om bij de uitvoering van haar wetenschappelijke evaluaties „oriënterende studies” te publiceren;

in een vroeg stadium van het proces meer publieke controle uitoefenen op haar risicobeoordelingsfuncties;

capaciteit om het publiek en de belanghebbende partijen te betrekken bij het risicobeoordelingsproces (9);

belangstellenden niet alleen, zoals thans het geval is, via de „open plenaire vergaderingen” aan de vergaderingen laten deelnemen, uiteraard met inachtneming van de vertrouwelijkheid.

2.12.

De Europese Ombudsvrouw benadrukte ook dat de instrumenten die de EFSA gebruikt om het publiek voor te lichten om het bewustzijn van de risico’s van bepaalde stoffen of producten te vergroten, beschikbaar zouden moeten zijn in alle 24 officiële EU-talen, dat de rechten van personen met een handicap moeten worden geëerbiedigd en dat bij risicocommunicatie rekening moet worden gehouden met hun behoeften. (10)

3.   De voorstellen van de Commissie

3.1.

De EG stelt een herziening voor van de verordening inzake de algemene levensmiddelenwetgeving en de herziening van acht sectorale wetgevingshandelingen om deze af te stemmen op de algemene regels, om de transparantie te vergroten en om de garanties voor de betrouwbaarheid, objectiviteit en onafhankelijkheid van studies te vergroten.

3.2.

Met het oog op een beter bestuur wordt voorgesteld de lidstaten nauwer te betrekken bij de governancestructuur en de wetenschappelijke panels van de EFSA; de nationale wetenschappelijke organen zouden meer wetenschappelijke gegevens en studies moeten verstrekken.

3.3.

Ten slotte wordt met een algemeen communicatieplan beoogd de risicocommunicatie met de burgers te verbeteren en te verruimen door middel van gezamenlijke acties om het vertrouwen van de consument te vergroten en bij het publiek meer besef en begrip te kweken.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.

Het EESC was altijd al voorstander van een EU-beleid ter bescherming van de gezondheid in alle stadia van de voedingsketen, ter voorkoming van besmettingen en voedselrisico’s, ter bevordering van de voedselveiligheid en -hygiëne en ter bevordering van transparante en waarheidsgetrouwe informatie over producten, gezondheid van planten en gezondheid en welzijn van dieren.

4.1.1.

Het EESC steunt nadrukkelijk de eis dat de EU ervoor zorgt dat de Europese voedselketen zo veilig mogelijk is door via de EFSA de best mogelijke wetenschappelijke adviezen te verstrekken aan risicomanagers, door de risico’s duidelijk en transparant onder de aandacht van het publiek te brengen en door met de lidstaten en andere belanghebbenden samen te werken aan een coherent en betrouwbaar voedselveiligheidssysteem. Het zou nuttig zijn om:

de voorschriften van de vergunningsprocedures te herzien om ze consistenter en efficiënter te maken en de toegang tot de markt te versnellen;

de vrijstellingen en vereenvoudigde regels voor micro-ondernemingen te herzien, aansluitend op een hoog beschermingsniveau van de volksgezondheid;

het effect van bestaande vergunningen, die drukken op de werklast van de EFSA, opnieuw te beoordelen;

processen te vereenvoudigen om voor meer transparantie te zorgen.

4.2.

Het EESC acht het essentieel dat een hoge mate van onafhankelijkheid van externe beïnvloeding en optimale wetenschappelijke expertise van de EFSA worden gehandhaafd door haar capaciteiten op het gebied van risicoevaluatie te maximaliseren, teneinde de duurzaamheid van het EU-beoordelingssysteem te waarborgen.

4.3.

Het EESC herinnert eraan dat de Europese burgers dankzij de EU-wetgeving een van de hoogste voedselveiligheidsnormen ter wereld genieten. Daarom is het volgens het EESC absoluut noodzakelijk om niet alleen te zorgen voor een hoog en betrouwbaar niveau van onafhankelijke wetenschappelijke analyse, volledige transparantie en interactieve communicatie tijdens de hele risicobeoordeling, waarbij de lidstaten ten volle worden betrokken en verantwoordelijkheden delen, maar ook en vooral voor krachtige en vastberaden actie ten aanzien van de mechanismen voor risicoperceptie door het maatschappelijk middenveld.

4.4.

Volgens het EESC is het cruciaal dat de consument veilig voedsel krijgt en het vertrouwen behoudt om een positieve en betrouwbare relatie met de burger te onderhouden en om de landbouw- en levensmiddelenmarkt positief te beïnvloeden.

4.5.

De wetenschappelijke gemeenschap moet vertrouwen hebben in de rol van de EFSA op het gebied van voedselveiligheid en haar adviezen moeten een sleutelrol spelen bij het waarborgen van de veiligheid van op de markt gebrachte levensmiddelen.

4.6.

Volgens het EESC is de EFSA het best in staat om adequate risicocommunicatie te ontwikkelen, met communicatie die gemakkelijk te begrijpen is, zodat de gebruikers de resultaten en conclusies in een duidelijk en transparant perspectief kunnen zien. Tegelijkertijd kan de EFSA zorgen voor een passend niveau van vertrouwelijkheid en bescherming van intellectuele-eigendomsrechten om innovatie en concurrentievermogen niet in de weg te staan.

4.7.

Een noodzakelijke maar ontoereikende voorwaarde om ervoor te zorgen dat de risicocommunicatie omtrent specifieke voedingsmiddelen voor de diverse doelgroepen begrijpelijk, passend, tijdig en consistent is, is een betere coördinatie tussen de risicobeoordelaar, de risicomanager, de lidstaten en de belanghebbenden op basis van overeengekomen beginselen voor de communicatie.

4.7.1.

Het EESC is van mening dat de perceptie bij de consument van de risico’s die hij loopt bij het consumeren van voedingsmiddelen, wat betreft de verspreiding van schadelijkheid, culturele opvattingen omtrent voeding en voedingsconsumptiepatronen, aanzienlijk moet worden verbeterd.

4.7.2.

Het EESC is van oordeel dat het toekomstige algemene Europese strategische plan voor risicocommunicatie — mits in combinatie met een reeks operationele, op specifieke contexten afgestemde maatregelen — van cruciaal belang is om te kunnen beoordelen in hoeverre alle verantwoordelijken op elk niveau in staat zijn om doeltreffend, tijdig en adequaat te reageren op de behoeften van de burgers op het gebied van veiligheid, transparantie en betrouwbaarheid van de voedselketen.

4.7.3.

Onzekerheden moeten worden onderkend en beschreven, waarbij eventuele leemten in de gegevens of kwesties in verband met niet-geharmoniseerde analysemethoden moeten worden gesignaleerd. In dit verband is het van essentieel belang dat communicatoren consistente boodschappen overbrengen en dat communicatiekanalen interactief en controleerbaar zijn, waarbij voortdurend toezicht wordt gehouden op de doeltreffendheid daarvan.

4.7.4.

Volgens het EESC is het verder essentieel dat communicatiemaatregelen gepaard gaan met campagnes om verkeerde informatie en misvattingen tegen te gaan, om te voorkomen dat de juiste risicoanalyses op slinkse wijze worden gebruikt om innovatie, met name door het mkb, te blokkeren.

4.7.5.

Het is van belang de coördinatie met de nationale autoriteiten en instanties te versterken ter wille van een doeltreffend waarschuwingssysteem om de samenhang van de communicatie te waarborgen en om een gestructureerde en systematische dialoog met het maatschappelijk middenveld te starten. Binnen dat kader kan het EESC met zijn structuren voor duurzame voedselsystemen een nuttige en concrete bijdrage leveren.

4.7.6.

Tot slot moeten de internationale coördinatie en samenwerking met onze belangrijkste handelspartners worden uitgebreid, met name in het kader van de vrijhandelsovereenkomsten, teneinde gemeenschappelijke richtsnoeren voor risicobeoordeling te waarborgen en geharmoniseerde methodologische beoordelingscriteria te ontwikkelen, conform de dekking van mondiale risico’s in het kader van de Codex Alimentarius.

4.8.

Evenzo dient de EFSA duidelijke richtsnoeren en informatie te verstrekken die zekerheid en voorspelbaarheid bieden aan de ondernemingen die verzoeken indienen.

4.9.

Om over alle essentiële elementen van een specifiek dossier te kunnen beschikken, moet de EFSA daarom bij de analyse van een specifiek dossier meer openstaan voor de dialoog met ondernemingen door de eerste gegevens waarover zij beschikt, te verstrekken en deze aan te vullen met indicaties van de betrokken ondernemingen.

4.10.

Voorts meent het EESC dat de onafhankelijkheid van de regelgevers die het werk van de EFSA flankeren moet worden versterkt om beleidsmakers en burgers te wijzen op het belang van gegevens van goede kwaliteit, ongeacht de bron. Meer publieke controle op de risicobeoordelingsfuncties van de EFSA, vanaf een vroeg stadium van het proces — zoals al gebeurt in het kader van de „Stakeholder Engagement Approach” —, zorgt momenteel voor een betere relatie met alle belanghebbenden.

4.11.

Het EESC dringt aan op beter gestroomlijnde en transparantere procedures, waarbij een goed evenwicht moet worden gevonden tussen de uitdagingen in verband met de intellectuele-eigendomsrechten van de gegevenseigenaren.

4.12.

Het EESC onderschrijft het recente pleidooi van het adviesforum van de EFSA voor meer overheidsinvesteringen in onderzoek naar voedselveiligheid, om ervoor te zorgen dat door het bedrijfsleven gesponsord onderzoek geen andere belangen dan het algemeen belang dient en om ervoor te zorgen dat de consument de EU-beoordeling van de voedselrisico’s volledig vertrouwt.

4.13.

Wat het bestuur van de EFSA betreft, staat het EESC achter het voorstel om de lidstaten nauwer te betrekken bij de beheersstructuur en de wetenschappelijke panels van de EFSA door de samenstelling van de raad van bestuur van de EFSA af te stemmen op de normen van de Gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen en tegelijk de structurele dialoog met het maatschappelijk middenveld uit te breiden.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1.

Het EESC onderschrijft het voorstel voor een register van studies, mits dit online vlot toegankelijk is en de betrokken deskundigen en gecertificeerde laboratoria vermeldt, beëdigde verklaringen inzake afwezigheid van belangenconflicten bevat, het doel en de complexiteit van het onderzoek beschrijft, alsook de specifieke technische en financiële middelen en hun bronnen, het tijdschema en de interactieve communicatiemethoden die zijn gebruikt, en eventueel vereiste follow-upstudies.

5.2.

De relevante wetgeving voor laboratoriumnormen is Richtlijn 2004/10/EG, en is gebaseerd op de door de OESO (11) ontwikkelde GLP-normen voor goede laboratoriumpraktijken. De wetgeving en de werking van laboratoria voor voedselveiligheid (12) moeten vergezeld gaan van auditsystemen voor gegevensverwerking om te garanderen dat de studies met de werkelijkheid overeenstemmen.

5.3.

Volgens het EESC moet gevolg worden gegeven aan de overeenkomst tussen de EFSA en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, met name wat betreft de gezamenlijke activiteiten voor levensmiddelen en diervoeders, alternatieve methoden om dieren te beschermen, gecombineerde blootstelling aan chemische stoffen en mengsels en het verzamelen van basisgegevens voor risicobeoordelingen. De EFSA en het GCO moeten met name geharmoniseerde wetenschappelijke analysemethoden ontwikkelen die kwaliteit, transparantie, vergelijkbaarheid, inclusiviteit en billijkheid ten opzichte van alle belanghebbenden garanderen.

Brussel, 19 september 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  PB C 268 van 14.8.2015, blz. 1.

(2)  Zie http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/initiatives/successful/details/2017/000002.

(3)  Zie de Executive Summary of the Refit Evaluation of the General Food Law (Verordening (EC) nr. 178/2002){SWD(2018) 38 final}.

(4)  Zie SWD(2018) 37 final van 15.01.2018.

(5)  PB C 268 van 14.8.2015, blz. 1.

(6)  PB C 268 van 14.8.2015, blz. 1.

(7)  Ibidem.

(8)  PB C 129 van 11.4.2018, blz. 18.

(9)  Brief van de Europese Ombudsman.

(10)  Ibidem.

(11)  OECD Principles of Good Laboratory Practice.

(12)  Zie Verordening (EG) nr. 882/2004.