28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 227/76


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2003/17/EG van de Raad wat betreft de gelijkwaardigheid van in Brazilië verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad van groenvoedergewassen en gewassen voor de teelt van zaaigranen en de gelijkwaardigheid van in Brazilië voortgebrachte zaaizaden van groenvoedergewassen en zaaigranen, alsook wat betreft de gelijkwaardigheid van in Moldavië verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaigranen, gewassen voor de teelt van groentezaad en gewassen voor de teelt van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en de gelijkwaardigheid van in Moldavië voortgebrachte zaaigranen, groentezaden en zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen

(COM(2017) 643 final — 2017/0297 (COD))

(2018/C 227/11)

Rapporteur:

Emilio FATOVIC

Raadpleging

Europees Parlement, 16.11.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, artikel 114, lid 1, en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Besluit van het bureau van het Comité

5.12.2018

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

6.2.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

14.2.2018

Zitting nr.

532

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

140/0/8

1.   Achtergrond en voorstel van de Commissie

1.1.

Bij Beschikking 2003/17/EG van de Raad wordt gelijkwaardigheid toegekend aan veldkeuringen en de productie van zaaizaad van bepaalde soorten die in bepaalde landen buiten de EU plaatsvinden (1).

1.2.

Dergelijke bepalingen, waaraan het in deze landen geoogste en gecontroleerde zaaizaad wordt onderworpen, bieden ten aanzien van de eigenschappen van het zaad en van de regelingen voor het onderzoek ervan, het waarborgen van de rasechtheid, de merking en de controle, dezelfde garanties als de bepalingen die gelden voor in de Europese Unie geoogst en gecontroleerd zaad.

1.3.

Brazilië en Moldavië vallen niet in de categorie van derde landen die onder Beschikking 2003/17/EG vallen, zodat daar geoogst zaad niet in de EU mag worden ingevoerd. Beide landen hebben daarom stappen ondernomen om de Commissie te verzoeken een bepaald aantal zaaizaadproducten (Brazilië: voedergewassen en granen; Moldavië: granen, oliehoudende planten, vezelgewassen en groentegewassen) in het kader van deze beschikking te reguleren, teneinde hiervoor gelijkwaardigheid te verkrijgen, alsook de mogelijkheid om deze producten naar Europa uit te voeren.

1.4.

Naar aanleiding van die verzoeken heeft de Commissie de wetgeving van Brazilië en Moldavië ter zake onderzocht. Vervolgens heeft zij de veldkeuringen en certificeringssystemen voor zaaizaad in Brazilië en Moldavië aan een audit onderworpen. Zij is tot de conclusie gekomen dat die voorschriften en systemen gelijkwaardig zijn aan die van de EU en dezelfde garanties bieden (2).

1.5.

In beide gevallen meende de Commissie het daarom passend dat bepaalde zaaizaden uit Brazilië en Moldavië geacht worden gelijkwaardig te zijn aan hetzelfde soort zaaizaad dat in de EU wordt geoogst, geproduceerd en gecontroleerd. Erkenning kan plaatsvinden door goedkeuring van een besluit door het Europees Parlement en de Raad.

2.   Overwegingen en aanbevelingen

2.1.

Het EESC neemt nota van de positieve resultaten van de audits die de Commissie in Brazilië en Moldavië heeft uitgevoerd conform de voorschriften van bijlage II bij Beschikking 2003/17/EG om de gelijkwaardigheid van wettelijke voorschriften en officiële onderzoeken voor de certificering van zaaizaad te erkennen.

2.2.

Conform zijn eerdere adviezen (3) over dit onderwerp en in aansluiting op wat reeds naar voren kwam tijdens het overleg tussen de Commissie, de belanghebbenden en de lidstaten, onderschrijft het EESC de onderhavige wetgevingsmaatregelen. Verder is het Comité het ermee eens dat de erkenning van gelijkwaardigheid voordelen kan opleveren voor zaadbedrijven uit de EU die actief zijn in Brazilië en Moldavië, potentiële importeurs van zaaizaad uit die landen in de EU en landbouwers in de EU, die toegang krijgen tot een groter assortiment aan zaaizaad.

2.3.

Het Comité maakt alleen een voorbehoud bij het voorstel om de gelijkwaardigheid van groentezaad uit Moldavië te erkennen. Dit zaad, dat onder Richtlijn 2002/55/EG valt, wordt uitsluitend in de handel gebracht als standaardzaad, waarvoor geen officiële certificering vereist is om verhandeld te mogen worden, maar wel certificering door de producent zelf en, pas nadat het in de handel is gebracht, een eventuele controle van de kenmerken en de kwaliteit van het product. Dit systeem is gebaseerd op de verantwoordelijkheid van de producent, die duidelijk omschreven en traceerbaar is omdat hij in de EU gevestigd is. Traceerbaarheid en controle zullen zeker niet eenvoudig zijn in het geval van producten van buiten de EU. Tot nu toe was het besluit van de EU om geen enkel derde land de gelijkwaardigheidserkenning voor groentezaad toe te kennen, gebaseerd op dergelijke problemen. Het Comité wijst dan ook op deze kritische aspecten en dringt erop aan dat de Commissie deze grondiger onder de loep neemt.

2.4.

Het EESC ziet in, zoals de Commissie beweert, dat de erkenning van certificeringstechnieken voor de producten in kwestie een technische maatregel is. Aangezien de openstelling van de Europese markt voor producten uit derde landen echter economische en sociale gevolgen zal hebben, beveelt het Comité aan een effectbeoordeling uit te voeren om ervoor te zorgen dat Europese producenten, met name micro- en kleine ondernemingen, niet door de maatregel worden getroffen.

2.5.

Het EESC herinnert de Commissie eraan dat tot op heden meer dan 60 % van de zaadmarkt in handen is van enkele grote multinationals. Het openstellen van de markt voor derde landen, waar de productie onder controle van dezelfde ondernemingen staat, zou de situatie van kleine producenten en consortia verder kunnen verslechteren, met flinke gevolgen voor de economische en sociale stabiliteit van veel lokale gemeenschappen die vooral voor de productie geschikt zijn. Een en ander zou in het ergste geval de ontvolking van plattelandsgemeenschappen kunnen aanmoedigen, met alle gevolgen van dien voor de biodiversiteit van de Europese landbouwgewassen en -producten. Het zijn immers vaak kleine landbouwbedrijven die bepaalde soorten oude en traditionele zaden voor uitsterven behoeden (4).

2.6.

Voorts roept het EESC de Commissie nogmaals op om het productieproces in derde landen alomvattend te evalueren, waarbij het eraan herinnert dat achter producten tegen lagere prijzen gevallen van uitbuiting op de werkplek, waaronder kinderarbeid, schuilgaan. Deze aanpak lijkt noodzakelijk en onontkoombaar nu de EU actief betrokken is bij de verwezenlijking van de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling voor 2030. De EU is wereldwijd immers de grootste importeur en exporteur van agrovoedingsmiddelen en moet in bilaterale en multilaterale handelsovereenkomsten haar gewicht in de schaal leggen om de kwaliteit van leven en werk van burgers en werknemers in derde landen te verbeteren, mede met het oog op het uitbannen van oneerlijke concurrentie (5).

2.7.

Tot slot hoopt het EESC dat dit besluit pas in werking zal treden bij volledig wederkerige gelijkwaardigheid en erkenning van dezelfde Europese producten, zodat bedrijven in deze sector meer kansen krijgen voor groei en ontwikkeling. Dit zou aansluiten op specifieke verzoeken die reeds tijdens de raadplegingsfase door belanghebbenden zijn gedaan.

Brussel, 14 februari 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Conform de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG en 2002/57/EG.

(2)  Reeds conform ISTA-normen (International Seed Testing Association).

(3)  PB C 74 van 23.3.2005, blz. 55; PB C 351 van 15.11.2012, blz. 92.

(4)  Bevestiging vindt deze gedachte in de door de Commissie gestarte openbare onlineraadpleging die slechts drie reacties heeft ontvangen, waarvan twee van particulieren, die bevestigen dat de besluitvorming alleen met belangrijke belanghebbenden op Europese schaal is gedeeld.

(5)  PB C 173 van 31.5.2017, blz. 20, paragraaf 1.6.