10.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/10


P8_TA(2017)0004

De situatie in Burundi

Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2017 over de situatie in Burundi (2017/2508(RSP))

(2018/C 242/03)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Burundi, met name de twee recentste, van 9 juli 2015 (1) en 17 december 2015 (2),

gezien de herziene Overeenkomst van Cotonou, en met name artikel 96,

gezien Besluit (EU) 2016/394 van de Raad van 14 maart 2016 betreffende de afsluiting van het overleg met de Republiek Burundi krachtens artikel 96 van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (3),

gezien zijn resolutie van 4 oktober 2016 over de toekomst van de ACS-EU-betrekkingen voor de periode na 2020 (4),

gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 9 december 2015 over de situatie in Burundi,

gezien de Overeenkomst van Arusha voor vrede en verzoening in Burundi van 28 augustus 2000,

gezien de Burundese grondwet, en met name artikel 96,

gezien het Afrikaans Handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur,

gezien het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren,

gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,

gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) van 21 oktober 2016 namens de Europese Unie over Zuid-Afrika en Burundi en het Internationaal Strafhof (ICC),

gezien Verordening (EU) 2015/1755 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (5), en de verlenging daarvan op 29 september 2016,

gezien de resolutie van de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en de volkeren van 4 november 2016 over de situatie van de mensenrechten in de Republiek Burundi,

gezien het verslag van 20 september 2016 over het onafhankelijke onderzoek van de Verenigde Naties over Burundi (UNIIB), dat is ingesteld op grond van resolutie S-24/1 van de Mensenrechtenraad,

gezien het verslag van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten van 17 juni 2016 over de situatie van de mensenrechten in Burundi,

gezien de resolutie van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties van 30 september 2016 over de situatie van de mensenrechten in Burundi,

gezien het verslag van de delegatie van de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en de volkeren van 17 mei 2016 over haar onderzoeksmissie in Burundi van 7 tot 13 december 2015,

gezien de verklaring van de woordvoerder van de EDEO van 6 januari 2017 over het verbieden van de Ligue Iteka in Burundi,

gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat Burundi een dramatische politieke, sociale en economische crisis doormaakt sinds president Pierre Nkurunziza in april 2015 heeft besloten zich kandidaat te stellen voor een derde presidentiële ambtstermijn, wat in strijd is met de Overeenkomst van Arusha en de grondwet van het land; overwegende dat president Nkurunziza onlangs heeft verklaard dat hij de mogelijkheid van een wijziging van de Burundese grondwet die hem in staat zou stellen zich kandidaat te stellen voor een eventuele vierde ambtstermijn vanaf 2020, niet uitsluit;

B.

overwegende dat Burundi het Internationaal Strafhof op 19 oktober 2016 heeft meegedeeld dat het zich uit het Internationaal Strafhof en het Statuut van Rome terugtrekt naar aanleiding van het besluit van het Internationaal Strafhof om een vooronderzoek in te stellen naar geweld en mensenrechtenschendingen in het land;

C.

overwegende dat de Ligue Iteka, na een twee jaar durend onderzoek in het land, op 15 november 2016 een samen met de Internationale Federatie voor de mensenrechten (FIDH) geschreven verslag met als titel „Repressie en genocidale dynamiek in Burundi” heeft gepubliceerd, waarin een update wordt gegeven over repressie en massale mensenrechtenschendingen door de regering; overwegende dat de Ligue Iteka enkele weken later ook verscheidene onderzoeksrapporten heeft gepubliceerd over zware misdrijven die door regeringstroepen in Burundi zijn begaan: moorden, ontvoeringen, gedwongen verdwijningen, foltering, verkrachting en massale aanhoudingen; overwegende dat deze misdrijven niet ophouden en volkomen ongestraft blijven; overwegende dat in oktober 2016 al vijf andere mensenrechtenorganisaties zijn verboden, namelijk Forum pour le renforcement de la société civile (FORSC), Forum pour la conscience et le développement (FOCODE), Action chrétienne pour l'abolition de la torture (ACAT), Association burundaise pour la protection des droits humains et des personnes détenues (APRODH) en Réseau des citoyens probes (RCP);

D.

overwegende dat de FIDH in november 2016 melding heeft gemaakt van meer dan 1 000 doden, 8 000 politieke gevangenen, 300 à 800 vermisten, honderden gevallen van foltering, honderden vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van seksueel geweld, duizenden willekeurige arrestaties, meer dan 310 000 mensen die naar de buurlanden zijn gevlucht en 61 000 intern ontheemden; overwegende dat de veiligheidssituatie in Burundi risico's inhoudt voor de stabiliteit van de hele regio;

E.

overwegende dat de regering haar greep op onafhankelijke media en kranten heeft versterkt en dat journalisten te maken krijgen met gedwongen verdwijning, fysieke bedreigingen en aanvallen, of gerechtelijke intimidatie; overwegende dat alle onafhankelijke radiostations uit de ether zijn gehaald; overwegende dat Verslaggevers zonder Grenzen Burundi in zijn World Press Freedom Index 2016 op de 156e plaats (op 180) heeft gezet;

F.

overwegende dat de EU in maart 2016 het overleg krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou heeft beëindigd en de rechtstreekse financiële steun aan de Burundese overheid heeft geschorst omdat zij de voorgestelde toezeggingen van de regering inzake de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat onbevredigend achtte;

G.

overwegende dat het gerechtelijk apparaat in Burundi buitengewoon corrupt is en dat er, hoewel er sinds het begin van de crisis honderden mensen zijn vermoord en gefolterd, in veel gevallen door de politie en de inlichtingendiensten, zeer weinig daders zijn berecht;

H.

overwegende dat er wordt gevreesd dat de regering de crisis wil „etniseren” en dat verdeeldheid zaaiende retoriek van staatsambtenaren een wijdverbreide tendens wordt, wat ook door ambtenaren van de VN wordt vermeld;

I.

overwegende dat er wordt bericht dat leden van de jeugdafdeling van de regeringspartij, de Imbonerakure, inwoners aanhouden, slaan en bestelen, en ook verkrachting als wapen gebruiken; overwegende dat zij hun aanvallen vooral richten op leden van de oppositie, en met name leden van de National Liberation Forces (FNL); overwegende dat veel leden van de oppositie en vermeende opponenten de afgelopen maanden vermoord, opgesloten, geslagen en gefolterd zijn;

J.

overwegende dat de Raad op 29 september 2016 de beperkende maatregelen van de EU tegen Burundi heeft verlengd tot 31 oktober 2017; overwegende dat deze maatregelen bestaan in een reisverbod en een bevriezing van tegoeden ten aanzien van personen wier activiteiten geacht worden de democratie te ondermijnen of de zoektocht naar een politieke oplossing voor de crisis in Burundi te belemmeren;

K.

overwegende dat de bemiddelingspogingen worden voortgezet met volledige steun van de Afrikaanse Unie, de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, de EU en de VN, teneinde de inter-Burundese dialoog te bevorderen zodat er een op een consensus gebaseerde, vreedzame oplossing voor de crisis in Burundi kan worden gevonden;

1.

uit zijn ernstige bezorgdheid over de verslechtering van de politieke en veiligheidssituatie in Burundi; veroordeelt het geweld dat sinds in Burundi plaatsvindt, waardoor duizenden mensen het slachtoffer zijn geworden van moord, foltering, gericht geweld tegen vrouwen, waaronder collectieve verkrachting, intimidatie en opsluiting, waardoor honderdduizenden Burundezen gedwongen verplaatst zijn, en dat heeft geleid tot willekeurige arrestaties, wederrechtelijke vrijheidsberoving en schendingen van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, alsook wijdverbreide straffeloosheid voor deze daden; vraagt om een grondig en onafhankelijk onderzoek naar de moorden en misdrijven en vraagt dat de daders worden berecht;

2.

herinnert de Burundese autoriteiten aan hun verplichting om de grondrechten, waaronder de burgerrechten en politieke rechten van haar burgers, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, die in het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren en andere internationale en regionale mensenrechteninstrumenten zijn vastgelegd, te garanderen, te beschermen en te bevorderen; herinnert de Burundese regering aan haar internationale verplichtingen op grond van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met name inzake de eerbiediging van de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat en het verloop van de rechtsgang, in het bijzonder het recht op een eerlijk en onpartijdig proces;

3.

is uiterst bezorgd over het feit dat het Burundese parlement op 23 en 28 december 2016 twee wetsontwerpen heeft aangenomen die strengere controles op de activiteiten van nationale en internationale ngo's instellen; benadrukt dat die wetten ertoe hebben geleid dat het de Ligue Iteka op 3 januari 2017 werd verboden in het land actief te zijn; dringt er bij de Burundese autoriteiten op aan dit besluit te heroverwegen; bevestigt nogmaals de essentiële rol van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten in een democratische samenleving; vraagt de lokale autoriteiten hen in staat te stellen vrij en veilig hun werk te doen;

4.

dringt erop aan dat alle gewetensgevangenen onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten; vraagt de EU en de lidstaten extra inspanningen te leveren om mensenrechtenverdedigers en -organisaties die in Burundi gevaar lopen, te steunen en te beschermen;

5.

vraagt de Burundese autoriteiten de media onverwijld weer vrij te maken en oppositieleiders in ballingschap naar het land te laten terugkeren;

6.

vraagt de Burundese regering de samenwerking met het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) en de VN-Mensenrechtenraad te hervatten en personeelsleden van het OHCHR toegang te verlenen tot gevangenissen; vraagt de Burundese regering de mensenrechten en fundamentele vrijheden van iedereen te eerbiedigen en te garanderen overeenkomstig haar internationale verplichtingen;

7.

spreekt zijn uitdrukkelijke steun uit voor de democratische beginselen en waarden, de mensenrechten en de rechtsstaat als essentiële onderdelen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de beginselen die in de Overeenkomst van Arusha zijn vermeld; vraagt alle partijen de nodige voorwaarden te scheppen om het vertrouwen te herstellen en de nationale eenheid te bevorderen door een inclusieve en transparante nationale dialoog waarbij de regering, de oppositiepartijen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties worden betrokken, overeenkomstig de Overeenkomst van Arusha en de Burundese grondwet;

8.

neemt er met grote bezorgdheid nota van dat Burundi zich officieel heeft teruggetrokken uit het Statuut van Rome; herinnert eraan dat het Internationaal Strafhof een belangrijke instelling is, die burgers die het slachtoffer zijn van zware misdrijven, helpt gerechtigheid te laten geschieden wanneer dat op nationaal niveau niet mogelijk is;

9.

vraagt de VN-Veiligheidsraad en het Internationaal Strafhof spoedig een grondig onderzoek in te stellen naar de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen in Burundi, met inbegrip van het gevaar van genocide binnen zijn jurisdictie tijdens de recente crisis in het land;

10.

veroordeelt de aanneming van een nieuwe wet inzake de oprichting van een nationaal vrijwilligerscorps, waarmee wettelijke toestemming wordt gegeven voor de activiteiten van de gewelddadige Imbonerakure-jongerenmilitie, die er door tal van internationale mensenrechtenorganisaties en de VN van wordt beschuldigd ernstige mensenrechtenschendingen te begaan en in een klimaat van straffeloosheid te werk te gaan; vraagt dat de milities onmiddellijk worden ontwapend;

11.

staat achter het besluit van de Raad om, na het mislukken van het overleg krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou, de rechtstreekse financiële steun aan de Burundese overheid, waaronder begrotingssteun, te schorsen, maar wel volledige financiële steun te blijven geven aan de bevolking en humanitaire hulp te blijven bieden via rechtstreekse kanalen;

12.

is ingenomen met de door de gerichte sancties die de EU op 1 oktober 2015 heeft goedgekeurd, in overeenstemming met het besluit van de Afrikaanse Unie om gerichte sancties op te leggen, zoals een reisverbod en een bevriezing van tegoeden ten aanzien van Burundezen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en die de inspanningen om tot een politieke oplossing voor de crisis te komen, dwarsbomen; vraagt de EU deze sancties uit te breiden tot alle personen wier handelingen een bedreiging vormen voor de vrede en stabiliteit in de regio, aanzetten tot haat en in strijd zijn met de Overeenkomst van Arusha;

13.

uit zijn bezorgdheid over het feit dat de politieke crisis tot een etnisch conflict zou kunnen leiden; hekelt het feit dat mensen in de Burundese overheid en het leger per etnie worden geregistreerd; vraagt alle partijen de Overeenkomst van Arusha in acht te nemen;

14.

is verheugd dat de VN in november 2016 een onderzoekscommissie hebben ingesteld om de mensenrechtenschendingen in Burundi sinds april 2015 te onderzoeken; vraagt de Burundese autoriteiten volledige medewerking te verlenen aan de leden van de onderzoekscommissie;

15.

steunt de resolutie van de VN-Veiligheidsraad van juli 2016 waarmee toestemming wordt verleend voor het inzetten van een VN-politiemacht in Burundi om het geweld en de mensenrechtenschendingen in het land te doen verminderen; vraagt de Raad voor vrede en veiligheid van de Afrikaanse Unie met spoed een delegatie naar Bujumbura te sturen om president Nkurunziza te ontmoeten en pressie op hem uit te oefenen om een einde te maken aan het wangedrag van de veiligheidstroepen;

16.

vraagt de Afrikaanse Unie, de VN en de EU ernstig rekening te houden met de regionale dimensie en een verdere destabilisering in de regio te voorkomen; vraagt de VV/HV met de Burundese autoriteiten en alle andere belanghebbenden samen te werken en de regionale bemiddelingspogingen van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap om door een open en inclusieve dialoog te komen tot een duurzame oplossing voor de crisis die in overeenstemming is met de grondwet, de Overeenkomst van Arusha en de internationale mensenrechtenwetgeving, te steunen, nieuw leven in te blazen en meer geloofwaardigheid te geven;

17.

is uiterst bezorgd over de toenemende stroom vluchtelingen in de buurlanden en over de alarmerende humanitaire situatie in Burundi; betuigt nogmaals zijn steun voor en solidariteit met alle humanitaire organisaties die ter plaatse werkzaam zijn en de buurlanden waar de vluchtelingen worden opgevangen; vraagt de EU voorts meer bijstand te verlenen in de regio;

18.

vindt het zeer zorgwekkend dat president Nkurunziza op 30 december 2016 heeft aangekondigd dat hij zich in 2020 misschien opnieuw kandidaat zal stellen voor een vierde presidentiële ambtstermijn;

19.

is bijzonder bezorgd over de dramatische mate van discriminatie en criminalisering van LGBTI's in Burundi; verzoekt het parlement en de regering van Burundi daarom de strafrechtelijke bepalingen die discriminerend zijn voor LGBTI's af te schaffen;

20.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering en het parlement van Burundi, de Raad ACS-EU, de Commissie, de Raad, de Oost-Afrikaanse Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, de instellingen van de Afrikaanse Unie en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

(1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0275.

(2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0474.

(3)  PB L 73 van 18.3.2016, blz. 90.

(4)  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0371.

(5)  PB L 257 van 2.10.2015, blz. 1.