Brussel, 12.5.2017

COM(2017) 237 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Indicatief programma op het gebied van kernenergie

ingediend overeenkomstig artikel 40 van het Euratom-Verdrag - final (na advies van het EESC)

{SWD(2017) 158 final}


1.Inleiding

Deze mededeling inzake een indicatief programma op het gebied van kernenergie ("PINC"), een vereiste uit hoofde van artikel 40 van het Euratom-Verdrag, geeft een overzicht van de investeringen in de EU voor alle fasen van de nucleaire levenscyclus. Het is de eerste mededeling van die aard die de Commissie uitbrengt sinds de ramp met de kerncentrale van Fukushima Daiichi in maart 2011.

Kernenergie maakt deel uit van de energiemix van de helft van de lidstaten van de EU. In de landen die ervoor hebben gekozen kernenergie te gebruiken, speelt deze energievorm een rol in het waarborgen van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. In dit verband is in de strategie voor de energie-unie 1 en in de Europese strategie voor energiezekerheid 2 benadrukt dat de lidstaten de striktste normen voor veiligheid, afvalbeheer en non-proliferatie moeten toepassen en de voorziening van splijtstof moeten diversifiëren. Dit zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het klimaat- en energiekader 2030.

De EU is momenteel een van de drie grote economieën 3 die meer dan de helft van hun elektriciteit opwekken uit koolstofarme energiebronnen (ongeveer 58% 4 ).

Het PINC vormt de basis voor het debat over de wijze waarop kernenergie kan helpen bij de verwezenlijking van de energiedoelstellingen van de EU. Omdat nucleaire veiligheid de absolute prioriteit van de Commissie blijft, omvat het programma met name investeringen om de veiligheid te verbeteren in het licht van de ramp in Fukushima en investeringen in verband met de langetermijnexploitatie van bestaande kerncentrales. Nu de kernindustrie van de EU een nieuwe fase ingaat, gekenmerkt door toegenomen activiteiten aan het eind van de levenscyclus, zal het programma voorts input vormen voor een discussie over de daarmee samenhangende investeringsbehoeften en het beheer van het nucleaire passief.

Het PINC handelt ook over de behoefte aan investeringen in onderzoeksreactoren en de bijbehorende splijtstofcyclus, met inbegrip van de productie van medische radio-isotopen.

2.Kernenergie

2.1.Recente ontwikkelingen in het nucleaire beleid

Er zijn 129 kerncentrales in bedrijf in 14 lidstaten, met een totale capaciteit van 120 GWe en een gemiddelde leeftijd van bijna 30 jaar. In 10 lidstaten zijn nieuwe bouwprojecten gepland. In Finland, Frankrijk en Slowakije zijn al 4 reactoren in aanbouw. Andere projecten in Finland, Hongarije en het Verenigd Koninkrijk zitten in de vergunningsprocedure en projecten in andere lidstaten (Bulgarije, Tsjechië, Litouwen, Polen en Roemenië) bevinden zich in een voorbereidende fase. Het Verenigd Koninkrijk heeft onlangs het voornemen kenbaar gemaakt alle kolengestookte elektriciteitscentrales uiterlijk in 2025 te sluiten en het capaciteitstekort aan te vullen door middel van nieuwe gas- en kerncentrales.

Veel landen in Europa en de rest van de wereld zullen de komende decennia voor een deel van hun stroomproductie afhankelijk zijn van kernenergie. De EU heeft het meest geavanceerde juridisch bindende en afdwingbare regionale kader voor nucleaire veiligheid ter wereld, en hoewel de visies op kernenergie tussen de lidstaten uiteenlopen, is er het gedeelde besef dat de hoogst mogelijke normen voor het veilige en verantwoorde gebruik van kernenergie en voor de bescherming van burgers tegen straling moeten worden gewaarborgd.

Sinds de vorige actualisering van het PINC in 2008 hebben in het nucleaire landschap van de EU belangrijke veranderingen plaatsgehad, zoals de organisatie van de alomvattende risico- en veiligheidsbeoordelingen (stresstests) van kernreactoren na de ramp met de kerncentrale Fukushima Daiichi en de vaststelling van historische wetgeving inzake nucleaire veiligheid 5 , radioactief afval en verbruikte splijtstof 6 en stralingsbescherming 7 .

Hoewel uit de stresstests bleek dat de veiligheidsnormen voor kerncentrales in de EU, Zwitserland en Oekraïne hoog waren, zijn er verdere verbeteringen aanbevolen. Exploitanten van kerncentrales zijn doende dezelve uit te voeren overeenkomstig hun nationale actieplannen. De Commissie zal blijven toezien op de tenuitvoerlegging van deze plannen via de Groep Europese Regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid.

De gewijzigde richtlijn inzake nucleaire veiligheid5 verscherpt de normen voor nucleaire veiligheid. Zij behelst een ambitieuze EU-wijde doelstelling om het risico op ongevallen te verminderen en grote radioactieve lozingen te voorkomen. Tevens introduceert zij de vereiste van een Europees systeem van collegiale toetsingen, waarbij specifieke veiligheidskwesties om de zes jaar moeten worden getoetst. Met deze vereisten moet altijd rekening worden gehouden bij investeringen in nieuwe nucleaire installaties en, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, bij de modernisering van bestaande installaties.

Begin 2015 speelde Euratom een belangrijke rol bij de aanneming van de "Verklaring van Wenen". Deze verbindt de partijen bij het IAEA-verdrag inzake nucleaire veiligheid ertoe veiligheidsnormen in acht te nemen die vergelijkbaar zijn met die van de gewijzigde richtlijn inzake nucleaire veiligheid. Door de uitbreiding van kernenergie naar alle continenten en de talrijke verkopers die op de voorgrond treden, is het belangrijk te waarborgen dat er wereldwijd hoge veiligheidsnormen worden toegepast en dat deze niet worden ondermijnd door het gebruik van goedkopere of verouderde technologie.

Het rechtskader van de EU schrijft voor dat de transparantie en de inspraak van het publiek in nucleaire aangelegenheden worden verhoogd en dat de samenwerking tussen alle belanghebbenden wordt verbeterd. De hierboven bedoelde richtlijnen inzake nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming bevatten stuk voor stuk eisen inzake beschikbaarheid van informatie en inspraak van het publiek. Momenteel herziet de Commissie de tenuitvoerlegging van deze eisen in de reeds omgezette richtlijnen en streeft zij naar de bevordering van optimale werkwijzen. Deze zullen ook gelden voor de nog om te zetten richtlijnen. De Commissie streeft ernaar te garanderen dat het publiek toegang heeft tot betrouwbare informatie en waar passend kan deelnemen aan een transparant besluitvormingsproces.

Samenwerking tussen de met de nucleaire veiligheid belaste autoriteiten van de lidstaten van de EU is tot de normale gang van zaken gaan behoren via de Groep Europese Regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid. Voorts zal de Commissie de dialoog tussen belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, binnen, doch niet uitsluitend, het Europees kernenergieforum blijven bevorderen.

De dialoog met de belanghebbenden en de maatschappelijke organisaties de afgelopen twee jaar had betrekking op de voorbereiding en reactie op noodsituaties, de rol van kernenergie in de energie-unie en de voorzieningszekerheid, de EU als koploper inzake nucleaire veiligheid, het creëren van een markt voor ontmanteling in Europa, en de cruciale betrokkenheid van maatschappelijke organisaties. Tezamen met het komende verslag aan de Raad en het Europees Parlement inzake de richtlijn radioactief afval is dit een solide grondslag voor meer transparantie en debat. Voorts zijn meer inspanningen nodig om te komen tot betere communicatie en groter engagement met het oog op enerzijds een beter begrip van de zorgen van de maatschappelijke organisaties en anderzijds betere communicatie en voorlichting aan het publiek over de risico’s en de veiligheidsaspecten van alle vormen van nucleaire technologie.

Daarnaast moet verder meer aandacht blijven gaan naar nucleaire veiligheid. Zoals beklemtoond in de conclusies van de Top over nucleaire beveiliging in 2016 is internationale samenwerking noodzakelijk om boos opzet van nucleaire of radiologische aard tegen te gaan. Dit impliceert de uitwisseling van informatie overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving van de verschillende landen.

2.2.De EU-markt voor kernenergie en de belangrijkste ontwikkelingen

Gezien de gevolgen die ontwikkelingen in andere regio's kunnen hebben voor de nucleaire sector van de EU, de mondiale veiligheid, voorzieningszekerheid, gezondheid en publieke opinie, moet de EU-markt voor kernenergie in de mondiale context worden beschouwd. De samenwerking met de kandidaat-lidstaten en de nabuurschapslanden van de EU, met name Oekraïne, Wit-Rusland, Turkije en Armenië moet verder worden versterkt. Stresstests inzake veiligheid zijn al uitgevoerd in Oekraïne, worden in 2016 afgerond in Armenië en zijn gepland in Wit-Rusland en Turkije.

De nucleaire sector van de EU is uitgegroeid tot een technologische wereldleider in alle segmenten van de kernindustrie, verschaft rechtstreeks werk aan tussen 400.000 en 500.000 personen 8 , en zorgt voor ongeveer 400.000 extra arbeidsplaatsen 9 . Een dergelijk leiderschap kan een belangrijke troef zijn op het wereldtoneel. De investeringsbehoeften op nucleair gebied op de wereldmarkt worden op ongeveer drie biljoen euro tegen 2050 geraamd 10 , waarvan het merendeel in Azië wordt verwacht. Het aantal landen dat kernreactoren exploiteert, en het mondiale geïnstalleerde kernenergievermogen zullen naar verwachting stijgen tegen 2040. Alleen al het geïnstalleerde kernenergievermogen van China zal naar verwachting toenemen met 125 GWe – dat is meer dan de huidige capaciteit in de EU (120 GWe), de Verenigde Staten (104 GWe) en Rusland (25 GWe).

Rekening houdend met de besluiten van sommige lidstaten om kernenergie uit te faseren of het aandeel ervan in de energiemix terug te dringen 11 , voorspelt de Commissie tot 2025 een daling van de nucleaire opwekkingscapaciteit op EU-niveau. Deze trend zal tegen 2030 worden omgebogen, omdat naar verwachting nieuwe reactoren op het net zullen worden aangesloten en ernaar zal worden gestreefd de levensduur van andere te verlengen. De nucleaire capaciteit zou dan licht stijgen en zich tegen 2050 stabiliseren op 95 à 105 GWe 12 (Figuur 1). Aangezien in diezelfde periode een stijging van de vraag naar elektriciteit wordt verwacht, zal het aandeel kernenergie in de EU van het huidige peil van 27% naar ongeveer 20% zakken.



Figuur 1 – Totale nucleaire capaciteit EU (GWe)

Investeringen in capaciteitsvervanging tot 2050 zullen naar alle waarschijnlijkheid de meest geavanceerde reactoren betreffen, zoals EPR, AP 1000, VVER 1200, ACR 1000 en ABWR.

3.Investeringsbehoeften op nucleair gebied tot 2050

Er zullen aanzienlijke investeringen nodig zijn ter ondersteuning van de transformatie van het energiesysteem overeenkomstig de strategie voor de energie-unie. Tussen 2015 en 2050 zal tussen 3,2 en 4,2 biljoen euro in de energievoorziening van de EU moeten worden geïnvesteerd 13 . Investeringen in de nucleaire sector vormen slechts een klein onderdeel van de totale inspanning en moeten plaatsvinden binnen het in de EU-wetgeving vastgestelde kader.

Overeenkomstig artikel 41 van het Euratom-Verdrag moeten nieuwe nucleaire investeringsprojecten bij de Commissie worden aangemeld. Sinds 2008 zijn in totaal 48 projecten aangemeld. 9 faciliteiten waren bestemd voor startactiviteiten, 20 voor grote aanpassingen of moderniseringen in kerncentrales in verband met langetermijnexploitatie of verbeteringen na de ramp in Fukushima, 7 voor nieuwe commerciële of onderzoeksreactoren en 12 voor back-end-installaties. De Commissie bracht voor alle projecten een niet-bindend advies aan de lidstaten uit, met opmerkingen en/of suggesties waarmee rekening moet worden gehouden bij de goedkeuring van de projecten. Daarbij is bijzondere aandacht geschonken aan kwesties inzake veiligheid, afvalbeheer, veiligheidscontroles en voorzieningszekerheid.

Later dit jaar zal de Commissie een actualisering en een betere omschrijving van de vereisten voor deze mededelingen voorstellen die, samen met de aanbeveling betreffende de toepassing van artikel 103 van het Euratom-Verdrag 14 , de Commissie beter in staat zullen stellen om te waarborgen dat nieuwe investeringen en bilaterale overeenkomsten met derde landen op het gebied van kernenergie met de bepalingen van het Euratom-Verdrag stroken en de meest recente overwegingen op het gebied van voorzieningszekerheid weerspiegelen.



3.1.Investeringen in de front-end van de splijtstofcyclus

De vervaardiging van splijtstof (front-end van de splijtstofcyclus) omvat verschillende stappen, van de exploratie en delving van uraniumerts tot de vervaardiging van splijtstofpakketten.

De uraniumwinning in de EU is beperkt, maar wereldwijd zijn er ruimschoots voldoende uraniumbronnen beschikbaar. Europese bedrijven behoren tot de grootste internationale producenten van splijtstof. 

De EU vertegenwoordigt ongeveer een derde van de wereldvraag naar natuurlijk uranium en beschikt over een gediversifieerde reeks leveranciers. In 2014 was Kazachstan de belangrijkste leverancier (27%), gevolgd door Rusland (18%) en Niger (15%). Australië en Canada waren goed voor respectievelijk 14% en 13%.

In overeenstemming met de Europese strategie voor energiezekerheid neemt de Commissie maatregelen om voor een goed functionerende interne markt voor splijtstoffen te zorgen en om de voorzieningszekerheid verder te verbeteren. Het Voorzieningsagentschap van Euratom (ESA) beoordeelt deze aangelegenheden voortdurend in zijn besluiten inzake leveringscontracten en schenkt daarbij bijzondere aandacht aan nieuwe bouwprojecten.

Terwijl sommige ondernemingen in staat zijn om geïntegreerde pakketten aan te bieden met diensten die de volledige splijtstofcyclus bestrijken, zal de Commissie ervoor zorgen dat dit geen obstakel vormt voor andere ondernemingen die in één segment van de splijtstofcyclus actief zijn, aangezien dit de mededinging op de markt zou beperken.

In het verleden zijn grote investeringen in conversie- en verrijkingsvermogen gedaan en de komende jaren zal de nadruk worden gelegd op de modernisering daarvan om het technologische leiderschap van de EU te handhaven. Wat de vervaardiging van splijtstof betreft, is de in de EU gevestigde capaciteit voldoende om al de behoeften van de EU voor reactoren van westerse makelij te dekken, terwijl de ontwikkeling en vergunning van splijtstofpakketten voor reactoren van Russische makelij enkele jaren zou vergen (voor zover de markt groot genoeg is om de investering aantrekkelijk te maken voor de sector). De Commissie zal de front-end van de splijtstofcyclus blijven monitoren en alle instrumenten die haar ter beschikking staan, blijven inzetten om voorzieningszekerheid in de EU, diversificatie en wereldwijde concurrentie te waarborgen.

3.2.Investeringen en het ondernemingsklimaat voor nieuwe kerncentrales

Alle lidstaten die kerncentrales exploiteren, investeren in verbeteringen van de veiligheid. Vanwege de gemiddelde ouderdom van de kerncentrales van de EU, staan verscheidene lidstaten ook voor beleidsbeslissingen over de vervanging of de langetermijnexploitatie van hun kerncentrales.

Zoals blijkt uit Figuur 1 zou zonder programma's voor langetermijnexploitatie circa 90% van de bestaande reactoren uiterlijk in 2030 worden gesloten, waardoor grote hoeveelheden capaciteit zouden moeten worden vervangen. Wanneer lidstaten besluiten door te gaan met de langetermijnexploitatie van reactoren, zijn goedkeuring volgens de nationale wetgeving en verbeteringen van de veiligheid nodig om naleving van de richtlijn inzake nucleaire veiligheid te waarborgen. Ongeacht welke opties de lidstaten kiezen, moet uiterlijk in 2050 90% van de bestaande nucleaire capaciteit voor elektriciteitsproductie worden vervangen.

Om tot 2050 en daarna in de EU een nucleaire opwekkingscapaciteit van 95 tot 105 GWe te behouden, moeten de komende 35 jaar verdere investeringen worden gedaan. Er zou tussen 350 en 450 miljard euro in nieuwe centrales moeten worden geïnvesteerd om het merendeel van de bestaande nucleaire capaciteit te vervangen. Aangezien nieuwe kerncentrales worden ontworpen om gedurende ten minste 60 jaar te worden geëxploiteerd, zouden deze nieuwe centrales tot het einde van de eeuw elektriciteit opwekken.

Een aantal factoren is van invloed op de beschikbaarheid van financiering voor investeringen in nieuwe kernenergiecapaciteit. Voor de twee belangrijkste kostenelementen, "overnightkosten" 15 en financieringskosten, spelen de verwachte constructietijd en de discontovoet voor het project een belangrijke rol.

In verscheidene EU-lidstaten worden verschillende financieringsmodellen onderzocht of gebruikt, zoals de voor het Hinkley Point C-project in het Verenigd Koninkrijk voorgestelde optiecontractregeling 16 of het voor het Hanhikivi-project in Finland voorgestelde Mankalamodel 17 .

Bij sommige nieuwe projecten in de EU die de eerste in hun soort zijn, hebben zich vertragingen en kostenoverschrijdingen voorgedaan. Toekomstige projecten die dezelfde technologie gebruiken, zouden de opgedane ervaring en de mogelijkheden voor kostenbesparingen moeten benutten, voor zover passend beleid is vastgesteld.

Dit beleid moet zich toespitsen op het verbeteren van de samenwerking tussen regelgevers bij de vergunning van nieuwe reactoren en op het aanmoedigen van standaardisatie van kernreactorontwerpen door de sector. Dit zou niet alleen de kostenefficiëntie ten goede komen, maar ook helpen nieuwe kerncentrales veiliger te maken.

Hoewel het om een exclusieve bevoegdheid van de nationale regelgevers op het gebied van veiligheid gaat, biedt de vergunningsprocedure mogelijkheden voor versterkte samenwerking, bijvoorbeeld bij de stappen die aan de vergunningsverlening voorafgaan of bij de ontwerpcertificering.

Het doel van samenwerking op het gebied van vergunningsvereisten moet erin bestaan te waarborgen dat een ontwerp dat in één land als veilig wordt beschouwd, niet aanzienlijk hoeft te worden aangepast om elders aan de vergunningsvereisten te voldoen, en zo tijd en kosten te besparen. De Commissie is voornemens de Groep Europese regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid en het Europese netwerk van organisaties voor technische veiligheid hierover te raadplegen.

Wat standaardisatie betreft, worden constructiecodes gebruikt als gemeenschappelijke referentie voor alle actoren die betrokken zijn bij het ontwerp en de constructie van kerncentrales en andere nucleaire faciliteiten 18 . Gezien de opkomst van mogelijke nieuwe verkopers en de noodzaak om controle van elk nieuw model / elke nieuwe technologie te waarborgen, zou het nuttig zijn om verkopers en leveranciers aan te moedigen een initiatief te ontplooien om hun componenten en codes in hogere mate te standaardiseren teneinde te zorgen voor:

a) een snellere aanbestedingsprocedure;

b) betere vergelijkbaarheid en transparantere en hogere veiligheidsnormen;

c) meer capaciteit van exploitanten om technologie en kennisbeheer te controleren.

Omdat de nadruk ligt op het optimaliseren van het gebruik van bestaande bronnen alsook op wederzijdse erkenning om meer mogelijkheden te openen, volgt de Commissie nauwlettend de werkzaamheden van het Europees Comité voor normalisatie om te zien welke mogelijke beleidsopties er nodig zijn op EU-niveau.

3.3.Investeringen en ondernemingsklimaat met betrekking tot veiligheidsverbeteringen en de langetermijnexploitatie van bestaande kerncentrales

Om de nucleaire veiligheid continu te verbeteren, hetgeen een belangrijke verantwoordelijkheid is van de exploitanten van kerncentrales onder de supervisie van de bevoegde nationale reguleringsinstanties, worden geregelde inspanningen ter verhoging van de robuustheid van kerncentrales geleverd, met name na specifieke beoordelingen, periodieke veiligheidsbeoordelingen of collegiale toetsingen, zoals de EU-stresstests.

Veel exploitanten in Europa hebben het voornemen kenbaar gemaakt om hun kerncentrales langer te exploiteren dan volgens het oorspronkelijke ontwerp was gepland. Uit een oogpunt van nucleaire veiligheid zijn voor het in bedrijf houden van een kerncentrale twee zaken vereist: aantonen dat de centrale voldoet aan de toepasselijke regelgevingsvereisten en dat zo houden; en de veiligheid van de centrale verhogen voor zover dat redelijk haalbaar is.

In het licht van de door de lidstaten verstrekte informatie moet uiterlijk in 2050 naar schatting 45-50 miljard euro worden geïnvesteerd in de langetermijnexploitatie van bestaande reactoren. De desbetreffende investeringsprojecten moeten aan de Commissie worden meegedeeld overeenkomstig artikel 41 van het Euratom-Verdrag, waarop de Commissie haar standpunt uitbrengt.

Afhankelijk van het model en de leeftijd van de reactor nemen nationale regulators aan dat het toestaan van programma's voor langetermijnexploitatie de levensduur gemiddeld met 10 tot 20 jaar zal verlengen.

Nutsbedrijven en regelgevende instanties moeten de veiligheidskwesties in verband met deze plannen voorbereiden, beoordelen en goedkeuren overeenkomstig de gewijzigde richtlijn inzake nucleaire veiligheid. Het versterken van de samenwerking tussen de regulators in de vergunningsprocedures, bijvoorbeeld door gemeenschappelijke criteria vast te stellen, zal helpen de uitdaging adequaat en tijdig het hoofd te bieden.

3.4.Verhoogde activiteiten in de back-end van de splijtstofcyclus: uitdagingen en kansen

De back-end van de splijtstofcyclus zal almaar meer aandacht behoeven. Geschat wordt dat meer dan 50 van de 129 reactoren die momenteel in de EU in bedrijf zijn, uiterlijk in 2025 zullen moeten worden gesloten. Dat zal zorgvuldige planning en versterkte samenwerking tussen de lidstaten vergen. Alle EU-lidstaten die kerncentrales exploiteren, zullen politiek gevoelige beslissingen moeten nemen inzake geologische opslag en het langetermijnbeheer van radioactief afval. Het is belangrijk maatregelen en investeringsbesluiten dienaangaande niet uit te stellen, aangezien de maatschappelijke aanvaarding van kernenergie nauw samenhangt met het vermogen om met verantwoorde, veilige en duurzame oplossingen voor afvalbeheer te komen.

3.4.1.Beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval

In de richtlijn inzake het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval zijn juridisch bindende vereisten voor het veilige en verantwoorde langetermijnbeheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof vastgesteld, om te vermijden dat op toekomstige generaties een onnodige last wordt gelegd. De lidstaten hebben aanzienlijke inspanningen ter uitvoering van de richtlijn geleverd.

Iedere lidstaat is vrij om zijn eigen beleid inzake de splijtstofcyclus te bepalen. De verbruikte splijtstof kan worden beschouwd hetzij als een waardevolle bron die kan worden opgewerkt, hetzij als radioactief afval dat bestemd is voor directe berging. Ongeacht de gekozen optie moet worden voorzien in de berging van het hoogactieve afval dat bij de opwerking vrijkomt, of van de verbruikte splijtstof die als afval wordt beschouwd.

Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk exploiteren opwerkingsinstallaties, maar het Verenigd Koninkrijk heeft besloten deze uiterlijk in 2018 te sluiten. Een aantal reactoren in Duitsland, Frankrijk en Nederland gebruikte in 2014 gemengdoxidesplijtstof (MOX-splijtstof).

In de meeste lidstaten bestaan al bergingsfaciliteiten voor laag- en middelactief radioactief afval. Exploitanten hebben de onderzoeksfase achter zich gelaten en gaan over tot actie met de bouw van 's werelds eerste geologische bergingsfaciliteiten voor hoogactief afval en verbruikte splijtstof. Verwacht wordt dat deze faciliteiten in Finland, Zweden en Frankrijk tussen 2020 en 2030 in bedrijf zullen worden genomen. Andere Europese ondernemingen moeten van deze deskundigheid gebruikmaken om de vereiste vaardigheden en expertise te consolideren en commerciële kansen op mondiaal niveau te ontwikkelen.

Er is ruimte voor samenwerking tussen lidstaten, onder meer door optimale werkwijzen te delen of zelfs gezamenlijke opslagfaciliteiten te exploiteren. Gezamenlijke opslagfaciliteiten zijn wettelijk mogelijk uit hoofde van de richtlijn, maar er moeten nog verscheidene kwesties worden opgelost, met name wat communicatie met het publiek en het bewerkstelligen van publieke aanvaarding betreft. Cruciaal is ook te bepalen welke actor in een multinationale benadering de eindverantwoordelijkheid voor het te verwijderen radioactief afval draagt.

Lidstaten met kerncentrales gebruiken momenteel faciliteiten om afval 40 tot 100 jaar op te slaan. Opslag van radioactief afval, inclusief opslag op lange termijn, is evenwel een tijdelijke oplossing en geen alternatief voor berging.

3.4.2.Ontmanteling

Wereldwijd is er weinig ervaring met de ontmanteling van kernreactoren. In Europa zijn 90 kernreactoren definitief gesloten (stand januari 2016). Slechts drie reactoren zijn evenwel tot dusver volledig ontmanteld 19 (allemaal in Duitsland).

Europese bedrijven kunnen wereldleider worden door de vereiste vaardigheden op de binnenlandse markt te ontwikkelen, hetgeen maatregelen ter bevordering van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen veronderstelt. Het gebruik van optimale werkwijzen in de verschillende fasen van het ontmantelingsproces, onder meer door een graduele benadering om voordeel te halen uit de gestage afname van het stralingsgevaar, zou de efficiëntie en veiligheid ten goede komen. Optimale werkwijzen kunnen worden bevorderd door de oprichting van een Europees excellentiecentrum, dat publieke en private actoren samenbrengt, of worden vastgesteld in het kader van de werkgroep Financiering van ontmanteling.

3.4.3.Financieringsvereisten voor verbruikte splijtstof, beheer van radioactief afval en ontmanteling

In de richtlijn inzake verbruikte splijtstof en radioactief afval wordt erkend dat exploitanten volledig verantwoordelijk zijn voor het beheer van radioactief afval, van de productie tot de uiteindelijke berging. Vanaf de eerste jaren van de exploitatie moeten door de exploitanten de nodige financiële middelen worden aangelegd en geoormerkt om het risico dat de overheden voor de financiering opdraaien, maximaal te beperken. De lidstaten waarborgen dat dit beginsel wordt gerespecteerd door de vaststelling en handhaving van nationale programma's die onder meer een beoordeling van de kosten en de toepasselijke financieringsregeling omvatten.

Volgens de meest recente informatie die door de lidstaten is verstrekt 20 , raamden de Europese nucleaire exploitanten in december 2014 dat tot 2050 voor nucleaire ontmanteling en het beheer van radioactief afval 263 miljard euro nodig zal zijn, waarvan 123 miljard euro voor ontmanteling en 140 miljard euro voor verbruikte splijtstof en het beheer van radioactief afval alsook diepe geologische berging.

De lidstaten hebben ook gegevens verstrekt over activa ter dekking van deze verwachte investeringen, die ongeveer 133 miljard euro beliepen. Doorgaans worden deze activa bijeengebracht in daartoe bestemde fondsen, vaak voor zowel ontmanteling als het beheer van radioactief afval. De meest gebruikte methode om financiële middelen te verzamelen is het heffen van een vaste bijdrage op basis van de door de betrokken kerncentrales geproduceerde elektriciteit.

De lidstaten gebruiken verschillende methoden om de kosten van de voltooiing van de back-end-activiteiten van de splijtstofcyclus te ramen. De Commissie zal met de hulp van de werkgroep Financiering van ontmanteling aanvullende gegevens blijven verzamelen, en zij heeft een verslag opgesteld over de uitvoering van de richtlijn inzake radioactief afval en verbruikte splijtstof.

4.Niet-energetische toepassingen

Nucleaire en stralingstechnologie hebben tal van toepassingen in de medische sector, de industrie, de landbouw en de onderzoekswereld die voor de samenleving in alle lidstaten zeer nuttig zijn.

Jaarlijks worden in Europa meer dan 500 miljoen diagnostische procedures verricht die gebruikmaken van röntgenstralen of radio-isotopen en meer dan 700.000 gezondheidswerkers maken dagelijks gebruik van nucleaire en stralingstechnologie. Er is een bloeiende Europese markt voor apparatuur voor medische beeldvorming, die meer dan 20 miljard euro waard is en een jaarlijkse groei van rond 5% kent.

In de EU worden verschillende onderzoeksreactoren geëxploiteerd. Zij worden gebruikt voor het testen van materiaal en splijtstof alsook voor fundamenteel onderzoek en ontwikkeling. Met sommige ervan worden ook medische radio-isotopen geproduceerd voor de diagnose en behandeling van verscheidene ziekten, waaronder kankers, cardiovasculaire en hersenaandoeningen. In meer dan 10.000 ziekenhuizen wereldwijd worden radio-isotopen gebruikt voor de in vivo-diagnose of behandeling van jaarlijks ongeveer 35 miljoen patiënten, van wie 9 miljoen Europeaan is.

Europa is de op een na grootste verbruiker van technetium-99m (Tc-99m), de meest gebruikte diagnostische radio-isotoop. Verscheidene Europese onderzoeksreactoren die bij de productie van medische radio-isotopen betrokken zijn, naderen het einde van hun levensduur, waardoor de voorziening van medische radio-isotopen kwetsbaarder wordt en er enkele ernstige tekorten heersen.

Onlangs zijn maatregelen genomen om de exploitatie van onderzoeksreactoren te coördineren, in de Europese Unie en daarbuiten, en onderbrekingen van de productie van radio-isotopen tot een minimum te beperken, bijvoorbeeld de oprichting in 2012 van het Europees Waarnemingscentrum voor de voorziening van medische radio-isotopen 21 . Ondanks deze inspanningen, blijft de capaciteit voor de productie van medische radio-isotopen de volledige aandacht van alle belanghebbenden vragen, daar deze onontbeerlijk zijn voor belangrijke medische diagnosen en behandelingen in de Europese Unie.

De Commissie is van oordeel dat er behoefte is aan een meer gecoördineerde Europese aanpak van niet-energetische toepassingen van nucleaire en stralingstechnologie.

5.Het technologische leiderschap van de EU op nucleair gebied handhaven door verdere onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten

De EU moet haar technologische leiderschap op nucleair gebied behouden, onder meer voor fusieontwikkeling via de Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor (ITER) 22 , om te voorkomen dat haar afhankelijkheid op het gebied van technologie en energie toeneemt, en om Europese ondernemingen zakelijke kansen te bieden. Een en ander zal een gunstig effect hebben op de groei, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de EU.

In de recente mededeling over een nieuw strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) 23 wordt verder uiteengezet dat de prioriteit op het gebied van kernenergie erin bestaat steun te verlenen voor de ontwikkeling van de meest geavanceerde technologieën om het hoogste niveau van veiligheid in kernreactoren te handhaven en de efficiëntie van de exploitatie, de back-end van de splijtstofcyclus en de ontmanteling te verbeteren.

Zoals werd onderstreept door Europees onderzoek en de belanghebbenden uit het bedrijfsleven 24 , kan het technologische leiderschap op nucleair gebied alleen behouden blijven indien de geïnteresseerde lidstaten gediversifieerde en voldoende financieel gesteunde capaciteiten voor nucleair onderzoek handhaven, met inbegrip van onderwijs- en opleidingsaspecten. Het zal evenwel niet gemakkelijk zijn voor Europa om zijn leiderschap op alle gebieden te handhaven in het licht van de aanzienlijke toename van nucleaire opwekkingscapaciteit in andere regio’s van de wereld. Dit wijst op het belang van samenwerking op Europees niveau, speciaal op gebieden als expertise inzake de veiligheid van geavanceerde en innovatieve reactoren.

Het lopende Euratom-programma draagt bij tot deze doelstellingen door steun te verlenen aan nucleair onderzoek en opleidingsactiviteiten die een voortdurende verbetering beogen van de nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming en alzo bijdragen tot het koolstofvrij maken van het energiesysteem op de lange termijn.

Het ITER-project is een belangrijke stap om de toekomstige rol van fusie-energie in de energiescenario’s na 2050 vast te stellen. In 2016 is aanzienlijke vooruitgang geboekt in verband met ITER door de herziening van de contouren van het project. In juni 2016 kwamen de partijen bij ITER een nieuw tijdschema en nieuwe kostenramingen overeen voor de periode tot 2025. In november 2016 hechtten zij hun goedkeuring aan volledig herziene contouren van het project tot 2035, die in 2017 definitief politiek moeten worden goedgekeurd.

De voortzetting van onderzoek en ontwikkeling is noodzakelijk om de EU een koploper in de nucleaire technologie te laten blijven en de hoogste normen inzake veiligheid, beveiliging, afvalbeheer en non-proliferatie te ontwikkelen. Dit impliceert voortdurende investeringen in onderzoek en opleiding/onderwijs, alsook in infrastructuur voor kernonderzoek.

6.Conclusie

De Commissie verwacht dat nucleaire energie een belangrijke component van de energiemix van de EU zal blijven in de periode tot 2050.

Voor de lidstaten die ervoor kiezen kernenergie te gebruiken, moeten gedurende de gehele splijtstofcyclus de hoogste normen inzake veiligheid, beveiliging, afvalbeheer en non-proliferatie worden gewaarborgd. Het is cruciaal om te zorgen voor een spoedige en grondige uitvoering van de wetgeving die is aangenomen na de ramp in Fukushima. Onderzoek op het gebied van de kernenergie op het hoogste niveau, met inbegrip van geavanceerde infrastructuur voor kernonderzoek in de EU, is fundamenteel om de expertise van de EU op dit gebied te handhaven. Samenwerking tussen nationale regulators op het gebied van vergunningsverlening en algemeen toezicht wordt wenselijk geacht.

De kerncentrales in Europa zijn aan het verouderen en er zijn aanzienlijke investeringen nodig wanneer lidstaten opteren voor een verlenging van de levensduur van bepaalde reactoren (en bijbehorende verbeteringen van de veiligheid), voor de verwachte ontmantelingsactiviteiten en voor de langetermijnopslag van kernafval. Ook voor de vervanging van bestaande kerncentrales zijn investeringen vereist, die deels ook naar nieuw kerncentrales kunnen gaan. De totale investeringen in de splijtstofcyclus tussen 2015 en 2050 belopen naar schatting tussen 660 en 770 miljard euro 25 .

Ten slotte betekent de snelle ontwikkeling van het gebruik van kernenergie buiten de EU (in China, India enz.) dat de EU haar mondiale leiderschapspositie en excellentie op het gebied van technologie en veiligheid moet behouden. Daartoe zullen constante investeringen in onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten nodig zijn.

(1)

COM(2015) 80.

(2)

COM(2014) 330.

(3)

De andere twee economieën zijn Brazilië en Canada.

(4)

27,5% uit nucleaire en 29,2% uit hernieuwbare bronnen, Eurostat, mei 2016.

(5)

PB L 219 van 25.7.2014, blz. 42.

(6)

PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48.

(7)

PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1.

(8)

SWD(2014) 299.

(9)

  http://ec.europa.eu/research/energy/euratom/publications/pdf/study2012_synthesis_report.pdf  

(10)

Bron: Agentschap voor kernenergie en het Internationaal Energieagentschap, 2015 (1 USD = 0,75 EUR).

(11)

Zoals het besluit van Duitsland en de nieuwe Franse wet inzake energietransitie.

(12)

Schatting binnen de bandbreedte van de bij de voorbereiding van het klimaat- en energiekader 2030 door de Commissie verrichte analyse. Zie SWD(2014) 255 en SWD(2014) 15.

(13)

SWD(2014) 255. Dit omvat investeringen in het elektriciteitsnet en investeringen in energiecentrales (met inbegrip van elektriciteitscentrales en warmte-krachtkoppelingscentrales) en stoomketels. Tenzij anders is vermeld, zijn alle cijfers in deze mededeling in constante waarden uitgedrukt.

(14)

Goedgekeurd op 4 april 2016.

(15)

De "overnight"-contructiekosten omvatten: bouw, belangrijkste apparatuur, instrumenten en controle, indirecte kosten en eigenaarslasten.

(16)

Optiecontracten houden een premie in die varieert naargelang van de marktprijs voor elektriciteit.

(17)

Een soortgelijke overeenkomst als het in andere Europese landen bekende coöperatieve ondernemingsmodel. Dit model werkt op non-profitbasis; de aandeelhouders ontvangen een relatief aandeel van de door de kerncentrale geproduceerde elektriciteit tegen kostprijs.

(18)

Dit omvat leveranciers van de technologie, architecten, ingenieurs, exploitanten alsook inspecteurs en veiligheidsinstanties.

(19)

Dit betekent dat de wettelijke controle op de site wordt opgeheven.

(20)

Vragenlijsten toegezonden aan de leden van de werkgroep Financiering van ontmanteling en nationale programma’s ingediend krachtens Richtlijn 2011/70/Euratom, indien beschikbaar.

(21)

  http://ec.europa.eu/euratom/observatory_radioisotopes.html

(22)

ITER is een grootschalige wetenschappelijke proefopstelling die momenteel in Frankrijk wordt gebouwd en erop gericht is de technologische en wetenschappelijke haalbaarheid van fusie-energie aan te tonen. Het gaat om een internationaal samenwerkingsproject tussen de partijen bij de ITER-overeenkomst, nl. de EU, China, India, Japan, Zuid-Korea, Rusland en de Verenigde Staten.

(23)

COM(2015) 6317.

(24)

 SET-Plan Intentieverklaring inzake strategische doelstellingen in de context van actie 10: “Maintaining a high level of safety of nuclear reactors and associated fuel cycles during operation and decommissioning, while improving their efficiency” https://setis.ec.europa.eu/implementing-integrated-set-plan/nuclear-safety-ongoing-work

(25)

Nadere bijzonderheden in het werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2016) 102 final).