EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 28.2.2017
COM(2017) 99 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de toepassing door de lidstaten van Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer
Verslagleggingsperiode 2013-2014
Inhoudsopgave
1.INLEIDING
2.RICHTLIJN 2000/30/EG
3.DOOR DE LIDSTATEN MEEGEDEELDE GEGEVENS
4.INHOUD VAN DE CONTROLE
5.STATISTISCHE GEGEVENS
5.1. Totaal aantal gecontroleerde voertuigen en herkomst van die voertuigen
5.2.Voertuigen waaraan een verbod is opgelegd
5.3.Soorten gebreken en gegevens per lidstaat
5.4. Voertuigen waaraan een verbod is opgelegd, per voertuigcategorie en per lidstaat van inschrijving
1.
INLEIDING
Om de verkeersveiligheid te garanderen, het milieu te beschermen en eerlijke concurrentie te bevorderen, voorziet de Europese wetgeving in een reeks maatregelen om ervoor te zorgen dat de bedrijfsvoertuigen op de Europese wegen zich in een passende technische staat bevinden. Daarbij gaat het onder meer om het volgende:
regels voor de toegang tot het beroep, waarin bepaald is dat vervoerders voldoende financieel draagkrachtig moeten zijn om hun voertuigen correct te onderhouden (Verordening (EG) nr. 1072/2009);
door de lidstaten uitgevoerde periodieke technische controles van de voertuigen die op hun grondgebied zijn ingeschreven. Deze controles vinden plaats met vaste tussentijden, waarbij de minimumfrequentie op Europees niveau is vastgesteld (Richtlijn 2009/40/EG);
technische controles langs de weg (het onderwerp van dit verslag), die garanderen dat bedrijfsvoertuigen alleen worden gebruikt als zij zodanig onderhouden zijn dat zij voldoen aan de technische voorschriften (Richtlijn 2000/30/EG).
Overeenkomstig Richtlijn 2000/30/EG (hierna “de richtlijn” genoemd) worden technische controles langs de weg uitgevoerd van bedrijfsvoertuigen, aanhangwagens en opleggers die op het grondgebied van de lidstaten aan het verkeer deelnemen, teneinde de verkeersveiligheid te verbeteren en het milieu te beschermen.
In artikel 6 van de richtlijn is bepaald dat de lidstaten om de twee jaar aan de Commissie de gegevens moeten meedelen die zij met betrekking tot de twee voorgaande jaren hebben verzameld over:
het aantal gecontroleerde bedrijfsvoertuigen, uitgesplitst volgens zeven voertuigklassen en volgens land van inschrijving;
de overeenkomstig de richtlijn gecontroleerde punten; en
de geconstateerde gebreken.
In de richtlijn worden negen verschillende punten opgesomd waarop een technische controle langs de weg betrekking kan hebben (zie punt 4 hieronder). Als het voertuig op een van de gecontroleerde punten niet beantwoordt aan de relevante verkeersveiligheidsvoorschriften, kan het gebruik van het voertuig worden verboden. Alle gebreken van het gecontroleerde voertuig moeten worden vermeld in het controlerapport, dat aan de bestuurder van het voertuig moet worden overhandigd. In de richtlijn is bepaald dat de Commissie, op basis van de gegevens die zij van de lidstaten heeft ontvangen, bij de Raad en het Europees Parlement een verslag moet indienen over de toepassing van de richtlijn, samen met een samenvatting van de behaalde resultaten.
In 2014 hebben het Europees Parlement en de Raad de regels en procedures voor technische controles van bedrijfsvoertuigen lang de weg herzien. Op 3 april 2014 werd Richtlijn 2014/47/EU vastgesteld; de lidstaten moeten deze richtlijn toepassen vanaf 20 mei 2018. De nieuwe richtlijn bevat onder meer de eis dat het totale aantal initiële controles langs de weg in de EU moet overeenkomen met ten minste 5 % van het totale aantal in de lidstaten ingeschreven bedrijfsvoertuigen. Met deze eis moet voor het eerst rekening worden gehouden in het rapport voor de jaren 2019-2020, dat uiterlijk op 31 maart 2021 moet worden ingediend.
2.
RICHTLIJN 2000/30/EG
Overeenkomstig Richtlijn 2009/40/EG betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens moeten bedrijfsvoertuigen jaarlijks worden gecontroleerd. Aangezien wordt aangenomen dat de jaarlijkse controle niet garandeert dat deze voertuigen gedurende het hele jaar in een passende technische staat blijven, moeten - bij wijze van handhavingsmaatregel - gerichte aanvullende controles langs de weg worden uitgevoerd.
In de richtlijn, zoals gewijzigd - welke van toepassing is tot 19 mei 2018 - zijn bepaalde voorwaarden vastgesteld voor het uitvoeren van technische controles langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de EU deelnemen aan het verkeer.
Bij Richtlijn 2010/47/EU zijn de voertuigcategorieën en de lijst van punten in bijlage I bij de richtlijn gewijzigd met ingang van 1 januari 2012.
Vóór de wijziging waren de voertuigen op het rapport van technische controle langs de weg (bijlage I) ingedeeld in klassen, bv. “vrachtwagencombinatie”: motorvoertuig bestemd voor het vervoer van goederen met een toegestane maximummassa van meer dan 3,5 t (categorieën N2 en N3), gekoppeld aan een aanhangwagen (categorieën O3 en O4). Voertuigen uit categorie N2 moesten worden ingevuld onder “lichte vrachtwagen”, voertuigen uit categorie N3 onder “vrachtwagen”, en voertuigen uit de categorieën O3 en O4 onder “aanhangwagen” en “oplegger”.
Toen de richtlijn werd gewijzigd bij Richtlijn 2010/47/EU werd echter een andere manier gebruikt om de voertuigen in te delen, namelijk aan de hand van de categorieën die zijn vastgesteld in de typegoedkeuringswetgeving. Een voertuig dat in verschillende klassen kon worden vermeld, kan sindsdien nog slechts in één voertuigcategorie worden ingedeeld. Bovendien moeten trekker en aanhangwagen afzonderlijk worden vermeld. Aangezien het mogelijk is dat trekker en aanhangwagen in verschillende lidstaten zijn ingeschreven, verschaft deze nieuwe indeling nauwkeuriger informatie; dit is ook belangrijk voor wat betreft de verplichting om de lidstaat van inschrijving op de hoogte te brengen in het geval ernstige gebreken worden vastgesteld.
Met technische controle langs de weg wordt een onaangekondigde inspectie bedoeld van een bedrijfsvoertuig dat op het grondgebied van een lidstaat deelneemt aan het verkeer. De controles worden door de bevoegde instanties of onder hun toezicht uitgevoerd en vinden meestal plaats op snelwegen
Technische controles langs de weg moeten worden uitgevoerd zonder onderscheid te maken op grond van de nationaliteit van de bestuurder of het land waar het bedrijfsvoertuig is ingeschreven of in het verkeer is gebracht. Bovendien is het noodzakelijk de kosten en vertragingen voor de bestuurders en vervoersondernemingen tot een minimum te beperken.
Bij de keuze welke bedrijfsvoertuigen worden gecontroleerd, moet een gerichte aanpak worden gevolgd, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan voertuigen die kennelijk slecht zijn onderhouden.
Technische controles worden meestal stapsgewijs uitgevoerd. Eerst wordt de staat van onderhoud van het voertuig in stilstand gecontroleerd, samen met een controle van de documenten betreffende de meest recente controle van het voertuig langs de weg en een technische controle. Een gedetailleerde controle op onregelmatigheden op basis van de lijst van punten in de richtlijn kan ook ter plaatse of in een controlecentrum in de omgeving worden uitgevoerd. In het geval van een gedetailleerde controle moet het resultaat van de controle langs de weg worden gedocumenteerd in een controlerapport overeenkomstig het model in de richtlijn. Dit vormt de basis voor de informatie die de lidstaten verplicht aan de Commissie dienen mee te delen.
Indien een bedrijfsvoertuig gevaarlijke gebreken vertoont die een ernstig risico voor de verkeersveiligheid vormen, mag het gebruik ervan worden verboden tot deze gebreken zijn verholpen. Buitenlandse voertuigen met ernstige gebreken moeten worden gemeld aan de lidstaat van inschrijving zodat een adequate follow-up kan worden verricht.
3.
DOOR DE LIDSTATEN MEEGEDEELDE GEGEVENS
Dit is het vijfde verslag over de toepassing van Richtlijn 2000/30/EG in de lidstaten en heeft betrekking op de periode 2013-2014. De gegevens die de lidstaten voor deze periode hebben verzameld, moesten uiterlijk op 31 maart 2015 aan de Commissie zijn meegedeeld.
Om de rapporteringsverplichting van de lidstaten te vergemakkelijken, heeft de Commissie begin maart 2015 een informatiebrief naar de lidstaten gestuurd, vergezeld van een tabelsjabloon. Dit sjabloon is door de Commissie en deskundigen uit de lidstaten opgesteld om het verzamelen en rapporteren van de zeer complexe gegevensreeks te vergemakkelijken; het gebruik ervan is echter niet verplicht. Elke lidstaat die haar verplichting is nagekomen, heeft gebruik gemaakt van het sjabloon en heeft de gegevens elektronisch ingediend, wat de analyse ervan aanzienlijk heeft vereenvoudigd.
De gegevens werden echter niet altijd tijdig meegedeeld. 18 lidstaten (België, Bulgarije, Kroatië, Denemarken, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Nederland, Polen, Roemenië, Slovenië, Spanje, Zweden, het Verenigd Koninkrijk) hebben informatie ingediend over het aantal gecontroleerde voertuigen, uitgesplitst naar categorie en land van inschrijving, alsmede over de gecontroleerde punten en vastgestelde gebreken. Na overleg tussen de Commissie en de overige tien lidstaten, hebben nog acht lidstaten de vereiste gegevens ingediend. Tijdens het overleg met Duitsland en Frankrijk werd echter vastgesteld dat deze lidstaten niet in staat zijn de vereiste gegevens in te dienen overeenkomstig de eisen van de richtlijn.
Frankrijk heeft enkel gecumuleerde gegevens ingediend voor de twee categorieën zware bedrijfsvoertuigen (N2 en N3) en voor de twee categorieën bussen (M2 en M3), maar geen afzonderlijke gegevens. Frankrijk heeft ook geen informatie ingediend over aanhangwagens (categorieën O3 en O4). Daarom werden voor dit verslag alleen de totale cijfers gebruikt; voor de vergelijking van de afzonderlijke gegevens werd geen rekening gehouden met de gegevens van Frankrijk.
Duitsland heeft gebruik gemaakt van de voertuigklassen die van kracht waren vóór de wijzigingen van Richtlijn 2010/47/EU en kon de gegevens niet indienen volgens de bij de wijziging vereiste categorieën. Aangezien het niet mogelijk was te bepalen op welke voertuigcategorieën de gegevens betrekking hadden, zijn alleen de totale cijfers gebruikt in dit verslag.
De volledigheid van de gegevens verschilde van lidstaat tot lidstaat. Oostenrijk, Tsjechië, Roemenië, Nederland, Griekenland, Luxemburg, Polen en Kroatië hebben ook gegevens ingediend over voertuigen die buiten de EU zijn ingeschreven, ingedeeld naar land van inschrijving, terwijl België en Italië een samenvatting van de gegevens hebben ingediend voor landen van buiten de EU.
4.
INHOUD VAN DE CONTROLE
De punten die het meeste kans maken te worden gecontroleerd en te worden opgenomen in de door de lidstaten ingediende gegevens zijn - minstens - deze opgesomd in punt 10 van het modelverslag dat is opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2000/30/EG. Deze zijn:
identificatie;
remuitrusting;
stuurinrichting;
zicht;
lampen en elektrische installaties;
assen, wielen, banden, vering;
chassis en met het chassis verbonden delen;
andere uitrusting zoals tachograaf en snelheidsbegrenzer;
overlastfactoren zoals uitstoot en brandstof- en/of olielekkage.
5.
STATISTISCHE GEGEVENS
5.1.
Totaal aantal gecontroleerde voertuigen en herkomst van die voertuigen
Overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2000/30/EG moeten de controles worden uitgevoerd zonder discriminatie op grond van nationaliteit van de bestuurder of van het land waar het bedrijfsvoertuig is ingeschreven.
In vergelijking met de vorige periode is in 2013-2014 het aantal controles met 2 561 820 gedaald, een afname met 31,5 %.
Zo heeft een sterke wijziging plaatsgevonden in de door Finland meegedeelde gegevens, die geen controles bevatten van voertuigen buiten de EU; ten gevolge daarvan is het totale aantal controles gehalveerd in vergelijking met de vorige periode en is het aandeel van in Finland ingeschreven voertuigen met 30 % toegenomen.
Hoewel Polen ook gegevens voor landen van buiten de EU heeft ingediend, is het totale aantal controles gehalveerd in vergelijking met de vorige periode. Tegelijk is het aandeel van gecontroleerde Poolse voertuigen afgenomen van 92,1 % tot 47,3 %, wat betekent dat Polen sterker de nadruk heeft gelegd op controles van buitenlandse voertuigen, met name voertuigen die buiten de EU zijn ingeschreven; deze controles zijn vervijfvoudigd in vergelijking met 2011-2012.
België en Luxemburg hebben meegedeeld dat meer buitenlandse voertuigen langs de weg zijn gecontroleerd, wat ook reeds het geval was in de vorige twee perioden (2011-2012 en 2009-2010). Uit de gegevens van andere lidstaten met druk transitverkeer blijkt dat de controles evenwichtiger gespreid waren over binnenlandse en buitenlandse voertuigen. Door hun geografische positie hebben Cyprus en Ierland alleen gegevens meegedeeld over voertuigen die in het land zelf zijn ingeschreven; ook in Malta, Estland en Roemenië was het aandeel binnenlandse voertuigen zeer hoog.
Tabel 2: Herkomst van de gecontroleerde voertuigen
Rapporterende lidstaat
|
In de lidstaat ingeschreven
|
In een andere lidstaat ingeschreven
|
Buiten de EU ingeschreven
|
Totaal
|
Voertuigen van de lidstaat (in %)
|
België
|
6 203
|
11 287
|
583
|
18 073
|
34,3 %
|
Bulgarije
|
254 651
|
65 752
|
922
|
321 325
|
79,3 %
|
Tsjechië
|
81 711
|
51 945
|
3 325
|
136 981
|
59,7 %
|
Denemarken
|
1 748
|
333
|
|
2 081
|
84,0 %
|
Duitsland
|
989 524
|
541 168
|
70 036
|
1 600 728
|
61,8 %
|
Estland
|
1 669
|
20
|
|
1 689
|
98,8 %
|
Ierland
|
12 939
|
|
|
12 939
|
100,0 %
|
Griekenland
|
14 922
|
1 424
|
470
|
16 816
|
88,7 %
|
Spanje
|
652 259
|
70 991
|
|
723 250
|
90,2 %
|
Frankrijk
|
460 918
|
572 841
|
19 933
|
1 053 692
|
43,7 %
|
Italië
|
10 153
|
4 576
|
414
|
15 143
|
67,0 %
|
Cyprus
|
1 174
|
|
|
1 174
|
100,0 %
|
Letland
|
4 196
|
1 711
|
194
|
6 101
|
68,8 %
|
Litouwen
|
64 531
|
15 329
|
|
79 860
|
80,8 %
|
Luxemburg
|
125
|
584
|
17
|
726
|
17,2 %
|
Hongarije
|
164 307
|
52 197
|
|
216 504
|
75,9 %
|
Malta
|
3 968
|
44
|
|
4 012
|
98,9 %
|
Nederland
|
4 373
|
4 256
|
231
|
8 860
|
49,4 %
|
Oostenrijk
|
23 416
|
23 932
|
1 536
|
48 884
|
47,9 %
|
Polen
|
420 147
|
74 007
|
393 957
|
888 111
|
47,3 %
|
Portugal
|
602
|
29
|
|
631
|
95,4 %
|
Roemenië
|
7 404
|
516
|
215
|
8 135
|
91,0 %
|
Slovenië
|
3 948
|
1 165
|
|
5 113
|
77,2 %
|
Slowakije
|
11 135
|
5 076
|
|
16 211
|
68,7 %
|
Finland
|
9 250
|
1 902
|
|
11 152
|
82,9 %
|
Zweden
|
46 059
|
7 468
|
|
53 527
|
86,0 %
|
Verenigd Koninkrijk
|
174 678
|
118 160
|
|
292 838
|
59,7 %
|
Totaal
|
3 455 127
|
1 629 421
|
499 616
|
5 584 164
|
61,9 %
|
* Frankrijk heeft geen gegevens ingediend over aanhangwagens van de categorieën O3 en O4.
5.2.
Voertuigen waaraan een verbod is opgelegd
Als een voertuig gevaarlijke gebreken vertoont die een ernstig risico voor de inzittenden of andere weggebruikers vormen, mag het gebruik ervan worden verboden tot deze gebreken zijn verholpen. Volgens de informatie die de lidstaten hebben ingediend, varieert de verhouding tussen het aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd en het totale aantal gecontroleerde voertuigen aanzienlijk van de ene lidstaat tot de andere, van 90,1 % in Estland tot slechts 0,2 % in Tsjechië en zelfs 0 % in Portugal.
Uit de verhouding tussen het aantal verboden dat is opgelegd aan voertuigen die in de desbetreffende lidstaat zelf zijn ingeschreven en het aantal verboden dat is opgelegd aan voertuigen die in andere lidstaten zijn ingeschreven, blijkt dat voertuigen die in de lidstaat zelf zijn ingeschreven vaak slechter onderhouden zijn dan voertuigen uit andere lidstaten. Op dit punt werd bijvoorbeeld een aanzienlijk verschil vastgesteld in Estland, waar aan 90,1 % van de binnenlandse voertuigen een verbod werd opgelegd, en slechts aan 45 % van de voertuigen uit andere lidstaten. In Zweden bedragen deze percentages 82,3 % en 39,6 %, in Malta 48,7 % en 13,6 % en in Italië 44,6 % en 26,1 %.
In Oostenrijk is het aantal verboden voor beide categorieën voertuigen ongeveer even hoog: 55,9 % voor binnenlandse voertuigen en 58,7 % voor buitenlandse. Deze cijfers geven aan dat Oostenrijk erin slaagt om slecht onderhouden voertuigen gerichter te controleren, waardoor de operationele effectiviteit stijgt en de administratieve lasten afnemen. Sommige lidstaten als Estland (90,1 % tegenover 45 %), Finland (56 % tegenover 34,9 %) of Italië (44,6 % tegenover 26,1 %) hebben vooruitgang geboekt bij het gericht controleren van binnenlandse voertuigen, maar uit het aantal verboden dat is opgelegd aan voertuigen uit andere lidstaten blijkt dat het minder waarschijnlijk is dat slecht onderhouden voertuigen langs de weg worden gecontroleerd. De lage controlepercentages, zowel van binnenlandse als van buitenlandse voertuigen, in Tsjechië (0,5 % en 0,2 %), Bulgarije (1,7 % en 2,3 %), Letland (0,7 % en 1,1 %), Litouwen (1 % en 2 %) en Nederland (1,2 % en 1,3 %) wijzen erop dat de methode voor het gericht controleren van bedrijfsvoertuigen nog niet op punt staat.
Vergeleken met de verbodspercentages in de voorgaande periode wijzen de resultaten op een indrukwekkende ontwikkeling van de gerichte controlemethoden in sommige lidstaten.
In Zweden bedroeg het totale verbodspercentage voor voertuigen uit de EU in de periode 2011-2012 17,8 %, terwijl dit in de huidige periode 76,4 % is. Ook Italië heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt: van slechts 12,9 % in de vorige periode naar 38,9 % in de huidige periode; in Slowakije bedragen deze cijfers respectievelijk 22,6 % en 38 %. Roemenië daarentegen heeft een grote terugval in de verbodspercentages laten optekenen: van 39,9 % naar 4,3 %; ook in Luxemburg was dit het geval: van 58,9 % naar 4,4 %. In Ierland is het verbodspercentage met 37,4 % teruggevallen, van 43,3 % in de vorige periode naar 6 % in de huidige periode; er zij op gewezen dat Ierland voor beide perioden alleen cijfers betreffende de controle van binnenlandse voertuigen heeft ingediend. De Commissie weet niet wat de redenen zijn voor de terugval van de verbodspercentages.
Uit de verbodspercentages in Estland (90,1 %), Zweden (82,3 %) en Cyprus (146,4 %) blijkt dat er waarschijnlijk niet alleen verschillen zijn in de testmethoden en de beoordeling van de gebreken, maar ook in de methode voor het opstellen van het rapport in de lidstaten. In het geval van Cyprus werden meer verboden opgelegd dan er voertuigen werden gecontroleerd; wanneer meerdere gebreken aanleiding gaven tot een verbod, werden deze waarschijnlijk als afzonderlijke verboden gerapporteerd. Er zij ook op gewezen dat volgens de richtlijn het aantal gecontroleerde bedrijfsvoertuigen moet worden meegedeeld, maar dat een zelfde voertuig tijdens de periode in kwestie meer dan eens kan worden gecontroleerd door dezelfde lidstaat, met als gevolg dat het rapport eigenlijk het aantal uitgevoerde controles bevat.
Tabel 3: Verhouding tussen het aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd en het totale aantal gecontroleerde voertuigen in de EU
Rapporterende
lidstaat
|
In de rapporterende lidstaat ingeschreven voertuigen
|
In de EU ingeschreven voertuigen (inclusief rapporterende lidstaat)
|
|
Aantal
gecontroleerde
voertuigen
|
Aantal voertuigen waaraan
een verbod is opgelegd
|
Verhouding
aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd (in %)
|
Aantal
gecontroleerde
voertuigen
|
Aantal voertuigen waaraan
een verbod is opgelegd
|
Verhouding
aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd (in %)
|
België
|
6 203
|
452
|
7,3 %
|
17 490
|
972
|
5,6 %
|
Bulgarije
|
254 651
|
4 319
|
1,7 %
|
320 403
|
5 804
|
1,8 %
|
Tsjechië
|
81 711
|
402
|
0,5 %
|
133 656
|
507
|
0,4 %
|
Denemarken
|
1 748
|
432
|
24,7 %
|
2 081
|
532
|
25,6 %
|
Duitsland
|
989 524
|
13 628
|
1,4 %
|
1 530 962
|
32 125
|
2,1 %
|
Estland
|
1 669
|
1 504
|
90,1 %
|
1 689
|
1 513
|
89,6 %
|
Ierland
|
12 939
|
779
|
6,0 %
|
12 939
|
779
|
6,0 %
|
Griekenland
|
14 922
|
202
|
1,4 %
|
16 346
|
228
|
1,4 %
|
Spanje
|
652 259
|
79 872
|
12,2 %
|
723 250
|
83 280
|
11,5 %
|
Frankrijk*
|
460 918
|
77 327
|
16,7 %
|
1 033 759
|
165 465
|
16,0 %
|
Italië
|
10 153
|
4 533
|
44,6 %
|
14 729
|
5 728
|
38,9 %
|
Cyprus
|
1 174
|
1 719
|
146,4 %
|
1 174
|
1 719
|
146,4 %
|
Letland
|
4 196
|
28
|
0,7 %
|
5 907
|
47
|
0,8 %
|
Litouwen
|
64 531
|
625
|
1,0 %
|
79 860
|
933
|
1,2 %
|
Luxemburg
|
125
|
8
|
6,4 %
|
709
|
31
|
4,4 %
|
Hongarije
|
164 307
|
2 955
|
1,8 %
|
216 504
|
5 651
|
2,6 %
|
Malta
|
3 968
|
1 931
|
48,7 %
|
4 012
|
1 937
|
48,3 %
|
Nederland
|
4 373
|
51
|
1,2 %
|
8 629
|
107
|
1,2 %
|
Oostenrijk
|
23 416
|
13 078
|
55,9 %
|
47 348
|
27 123
|
57,3 %
|
Polen
|
420 147
|
28 697
|
6,8 %
|
494 154
|
29 740
|
6,0 %
|
Portugal
|
602
|
11
|
1,8 %
|
631
|
11
|
1,7 %
|
Roemenië
|
7 404
|
326
|
4,4 %
|
7 920
|
342
|
4,3 %
|
Slovenië
|
3 948
|
386
|
9,8 %
|
5 113
|
477
|
9,3 %
|
Slowakije
|
11 135
|
4 738
|
42,6 %
|
16 211
|
6 154
|
38,0 %
|
Finland
|
9 250
|
5 177
|
56,0 %
|
11 152
|
5 840
|
52,4 %
|
Zweden
|
46 059
|
37 917
|
82,3 %
|
53 527
|
40 871
|
76,4 %
|
Verenigd Koninkrijk
|
174 678
|
37 310
|
21,4 %
|
292 838
|
80 283
|
27,4 %
|
Totaal
|
3 455 127
|
319 420
|
9,2 %
|
5 084 818
|
499 837
|
9,8 %
|
* Frankrijk heeft geen gegevens ingediend over aanhangwagens van de categorieën O3 en O4.
Tabel 4: Verhouding tussen het aantal binnenlandse voertuigen waaraan een verbod is opgelegd en de overige gecontroleerde voertuigen uit de EU
Rapporterende
lidstaat
|
In de rapporterende lidstaat ingeschreven voertuigen
|
In de EU ingeschreven voertuigen (exclusief de rapporterende lidstaat)
|
|
Aantal
gecontroleerde
voertuigen
|
Aantal voertuigen waaraan
een verbod is opgelegd
|
Verhouding
aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd (in %)
|
Aantal
gecontroleerde
voertuigen
|
Aantal voertuigen waaraan
een verbod is opgelegd
|
Verhouding
aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd (in %)
|
België
|
6 203
|
452
|
7,3 %
|
11 287
|
520
|
4,6 %
|
Bulgarije
|
254 651
|
4 319
|
1,7 %
|
65 752
|
1 485
|
2,3 %
|
Tsjechië
|
81 711
|
402
|
0,5 %
|
51 945
|
105
|
0,2 %
|
Denemarken
|
1 748
|
432
|
24,7 %
|
333
|
100
|
30,0 %
|
Duitsland
|
989 524
|
13 628
|
1,4 %
|
541 438
|
18 497
|
3,4 %
|
Estland
|
1 669
|
1 504
|
90,1 %
|
20
|
9
|
45,0 %
|
Ierland
|
12 939
|
779
|
6,0 %
|
0
|
0
|
N.v.t.
|
Griekenland
|
14 922
|
202
|
1,4 %
|
1 424
|
26
|
1,8 %
|
Spanje
|
652 259
|
79 872
|
12,2 %
|
70 991
|
3 408
|
4,8 %
|
Frankrijk
|
460 918
|
77 327
|
16,7 %
|
572 841
|
88 138
|
15,4 %
|
Italië
|
10 153
|
4 533
|
44,6 %
|
4 576
|
1 195
|
26,1 %
|
Cyprus
|
1 174
|
1 719
|
146,4 %
|
0
|
0
|
N.v.t.
|
Letland
|
4 196
|
28
|
0,7 %
|
1 711
|
19
|
1,1 %
|
Litouwen
|
64 531
|
625
|
1,0 %
|
15 329
|
308
|
2,0 %
|
Luxemburg
|
125
|
8
|
6,4 %
|
584
|
23
|
3,9 %
|
Hongarije
|
164 307
|
2 955
|
1,8 %
|
52 197
|
2 696
|
5,2 %
|
Malta
|
3 968
|
1 931
|
48,7 %
|
44
|
6
|
13,6 %
|
Nederland
|
4 373
|
51
|
1,2 %
|
4 256
|
56
|
1,3 %
|
Oostenrijk
|
23 416
|
13 078
|
55,9 %
|
23 932
|
14 045
|
58,7 %
|
Polen
|
420 147
|
28 697
|
6,8 %
|
74 007
|
1 043
|
1,4 %
|
Portugal
|
602
|
11
|
1,8 %
|
29
|
0
|
0,0 %
|
Roemenië
|
7 404
|
326
|
4,4 %
|
516
|
16
|
3,1 %
|
Slovenië
|
3 948
|
386
|
9,8 %
|
1 165
|
91
|
7,8 %
|
Slowakije
|
11 135
|
4 738
|
42,6 %
|
5 076
|
1 416
|
27,9 %
|
Finland
|
9 250
|
5 177
|
56,0 %
|
1 902
|
663
|
34,9 %
|
Zweden
|
46 059
|
37 917
|
82,3 %
|
7 468
|
2 954
|
39,6 %
|
Verenigd Koninkrijk
|
174 678
|
37 310
|
21,4 %
|
118 160
|
42 973
|
36,4 %
|
Totaal
|
3 455 127
|
319 420
|
9,2 %
|
2 743 970
|
286 642
|
10,4 %
|
* Frankrijk heeft geen gegevens ingediend over aanhangwagens van de categorieën O3 en O4.
5.3.
Soorten gebreken en gegevens per lidstaat
Bijlage I bevat het gebrekenpercentage van voertuigen die zijn vastgesteld tijdens controles door een zelfde lidstaat.
De gebreken die het vaakst worden vastgesteld, hebben betrekking op de staat van:
-
lampen en elektrische installaties (20,9 %);
-
assen, wielen, banden, vering (20,6 %);
-
remuitrusting (18,8 %); en
-
andere uitrusting, zoals tachograaf en snelheidsbegrenzer (17,4 %);
Binnen de verschillende gecontroleerde punten werden aanzienlijke verschillen in gebrekenpercentages tussen de lidstaten vastgesteld. Dit kan te wijten zijn aan de verschillende testmethoden die door de lidstaten worden gebruikt en het feit dat tijdens de controle de nadruk wordt gelegd op specifieke punten. Wanneer Richtlijn 2014/47/EU in werking zal zijn getreden, zal deze leiden tot een grotere mate van harmonisatie wat betreft de testmethoden, de beoordeling van de gebreken en het gebruik van testapparatuur voor meer gerichte technische controles langs de weg.
Uit de cijfers blijkt dat het aantal gebreken van de lampen elektrisch installaties aanzienlijk is gedaald ten opzichte van de vorige periode (van 47 % naar 20,9 %). Een nadere analyse van de cijfers levert echter enkele opmerkelijke resultaten op. In 47,3 % van de controles in Zweden en in 45,4 % van de controles in Portugal werden gebreken van de lampen en elektrische installaties vastgesteld. In de vorige periode waren deze percentages ongeveer even hoog in deze lidstaten (49 % in Zweden en 50,7 % in Portugal).
Gebreken van de remuitrusting worden het vaakst vastgesteld door de autoriteiten in Denemarken (46,7 %), het Verenigd Koninkrijk (34,3 %) en Polen (31,8 %). In Griekenland vertoonde slechts 1,6 % van de voertuigen gebreken op dit punt, in Estland en Luxemburg 2,9 % en in Spanje zelfs 0 %.
Wat emissies en lekken van brandstof en/of olie betreft, die niet alleen een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid maar ook gevolgen kunnen hebben voor het milieu, is - na een daling met 3,1 % in de vorige periode (van 4,1 % naar 1,0 %) - nu een stijging met 3,2 % vastgesteld (van 1,0 % naar 4,2 %). Deze gebreken werden het vaakst vastgesteld in Litouwen (14,6 % van de gecontroleerde voertuigen) en Cyprus (10,6 %). Er zij op gewezen dat Cyprus in deze periode uitsluitend binnenlandse voertuigen heeft gecontroleerd.
De resultaten van de controles en de gebreken die zijn vastgesteld door de controlerende lidstaat worden verder toegelicht in bijlage I.
De gegevens die de lidstaten hebben ingediend over het aantal controles van voertuigen die buiten de EU zijn ingeschreven, volstaan nog steeds niet om betekenisvolle conclusies te kunnen trekken over de technische staat van die voertuigen.
Bijlage IV bij dit verslag geeft een overzicht van het aantal voertuigen dat door de lidstaten is gecontroleerd, per land van inschrijving, en van de verhouding tussen het aantal gecontroleerde voertuigen en het aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd.
5.4.
Voertuigen waaraan een verbod is opgelegd, per voertuigcategorie en per lidstaat van inschrijving
In bijlage II is aangegeven hoe vaak voertuigen uit een bepaalde lidstaat gebreken vertoonden die aanleiding hebben gegeven tot een verbod. Wat de categorieën voertuigen betreft, werd het vaakst een verbod opgelegd aan zware vrachtwagens (categorie N3), in totaal in 13,6 % van alle controles. Aanhangwagens van categorie O3 vertoonden het laagste gebrekenpercentage (6,8 %). Er zij op gewezen dat voertuigen die behoren tot de niet verder gespecificeerde categorie “andere” in 22,2 % van de gevallen gebreken vertoonden die zo ernstig waren dat een verbod moest worden opgelegd. De voertuigen uit deze categorie die werden gecontroleerd, waren meestal landbouwvoertuigen, lichte aanhangwagens (O1, O2) of lichte bestelwagens (N1). Bij Richtlijn 2014/47/EU wordt de controle van hogesnelheidstrekkers (T5) verplicht gesteld in gevallen waarin ze meestal op openbare wegen worden gebruikt voor commercieel goederenvervoer.
Uit het totale aantal verboden per lidstaat blijkt dat ernstige gebreken het vaakst werden vastgesteld bij Zweedse (80,9 %) en Finse (53,2 %) voertuigen, en slechts zelden bij Griekse (2,2 %) en Letse (2,8 %). Wel dient rekening te worden gehouden met het feit dat van de 47 046 controles van Zweedse voertuigen er 46 059 (97,9 %) werden uitgevoerd door de Zweedse autoriteiten, en van de 10 573 controles van Finse voertuigen er 9 520 (90 %) werden uitgevoerd in Finland. Van de 29 360 controles van Griekse voertuigen werden er daarentegen slechts 14 922 (50,8 %) in Griekenland uitgevoerd, en de overige in andere Europese lidstaten. Van de 20 955 gecontroleerde Letse voertuigen werden er slechts 4 196 in Letland gecontroleerd; 80 % van deze controles vond dus plaats in andere lidstaten.
Enerzijds tonen de cijfers van bijlage II, geïnterpreteerd aan de hand van tabel 4, aan van welke lidstaten de voertuigen het vaakst in andere lidstaten worden gebruikt en dus ook gecontroleerd. Anderzijds kan het bijzonder hoge percentage van binnenlandse voertuigen waaraan een verbod is opgelegd, worden verklaard door de verschillende testmethoden en de verschillen in de beoordeling van de gebreken. Wat dit laatste betreft zal Richtlijn 2014/47/EU leiden tot een grotere mate van harmonisatie, niet alleen van de testmethoden, maar ook wat de beoordeling van de gebreken en het gebruik van testapparatuur voor meer gerichte technische controles langs de weg betreft.
Nadere gegevens per voertuigcategorie en per lidstaat van inschrijving zijn te vinden in bijlage II. Bijlage III bevat nadere informatie per voertuigcategorie en per lidstaat van controle.
6.
SOORTEN SANCTIES
De richtlijn voorziet niet in een systeem van sancties indien inbreuken worden geconstateerd. De sancties worden door de lidstaten vastgesteld zonder discriminatie op grond van de nationaliteit van de bestuurder of van het land waar het bedrijfsvoertuig is ingeschreven of in het verkeer gebracht.
Indien het duidelijk is dat een bedrijfsvoertuig een ernstig risico vormt voor de inzittenden of voor andere weggebruikers, staat Richtlijn 2000/30/EG de instantie of de inspecteur die de controle uitvoert toe het gebruik van het voertuig te verbieden tot de geconstateerde gevaarlijke gebreken zijn verholpen.
Ernstige gebreken aan een bedrijfsvoertuig dat toebehoort aan een niet-ingezetene, met name gebreken die tot een verbod op het gebruik ervan hebben geleid, moeten worden gemeld aan de bevoegde instanties van de lidstaat van inschrijving.
De bevoegde instanties van de lidstaat die het ernstige gebrek heeft geconstateerd, kunnen de bevoegde instanties van de lidstaat van inschrijving verzoeken om passende maatregelen te nemen, zoals het uitvoeren van een nieuwe technische controle van het voertuig. Over dergelijke gevallen zijn echter geen gegevens ingediend.
7.
BEKNOPTE CONCLUSIES
De lidstaten hebben de rapporteringsverplichting beter nageleefd; in veel gevallen werd de uiterste indieningstermijn echter nog steeds overschreden, ondanks de informatiebrief die de Commissie begin maart 2015 heeft verstuurd. In sommige gevallen werd het rapport pas ingediend na overleg tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in kwestie. In de meeste gevallen hebben de lidstaten gebruik gemaakt van het gestandaardiseerde elektronische formaat dat door de Commissie werd aanbevolen voor de indiening van het rapport. In het geval van Frankrijk en Duitsland is uit pogingen tot opheldering gebleken dat de rapporten niet konden worden ingediend omdat de lidstaten niet volledig voldoen aan de richtlijn.
Er kunnen diverse conclusies worden getrokken uit dit verslag betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de EU deelnemen aan het verkeer.
Een opvallende verandering in vergelijking met de vorige periode is dat in 2013-2014 het aantal controles met 2 561 820 is gedaald, een afname met 31,5 %. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat voertuigen die mogelijk gebreken vertonen gerichter worden gecontroleerd of aan een daling van de middelen die in de lidstaten beschikbaar zijn voor controles langs de weg.
Het aantal binnenlandse voertuigen in verhouding tot het totale aantal gecontroleerde voertuigen verschilt ook aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Er moeten dan ook inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de controles evenwichtiger zijn verdeeld. In België en Luxemburg werden binnenlandse voertuigen bijvoorbeeld in minder dan 40 % van de gevallen gecontroleerd, terwijl in andere lidstaten met veel transitverkeer de controles evenwichtiger zijn verdeeld.
De verhouding tussen het aantal voertuigen waaraan een verbod is opgelegd en het totale aantal gecontroleerde voertuigen varieert aanzienlijk van de ene lidstaat tot de andere, van 0,4 % in Tsjechië en 0,8 % in Letland tot meer dan 89,6 % in Estland en 76,4 % in Zweden. De ingediende cijfers tonen aan dat de efficiëntie van technische controles langs de weg kan worden verbeterd door meer gerichte controles uit te voeren. Dit kan het tijdverlies en de administratieve lasten doen afnemen, zowel voor de handhavingsautoriteiten als voor de vervoersondernemingen. Vanaf 2018 schrijft de nieuwe Richtlijn 2014/47/EU betreffende de technische controle langs de weg voor dat lidstaten hun controlemethoden moeten aanpassen en een meer gerichte aanpak moeten toepassen in plaats van een willekeurige.
De gebreken die het vaakst worden vastgesteld tijdens controles hebben betrekking op de staat van de verlichting, wielen, banden en remmen. Er zijn echter wel aanzienlijke verschillen tussen het gebrekenpercentage dat is vastgesteld in de lidstaten. De Europese Commissie moedigt de lidstaten aan bijzondere aandacht te besteden aan de soorten gebreken die het meest problematisch blijven en de door hen gebruikte controlemethoden dienovereenkomstig aan te passen.