12.10.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 342/111 |
Advies van het Europees Comité van de Regio's over governance van de energie-unie en schone energie
(2017/C 342/13)
|
I. AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN
Wijzigingsvoorstel 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 1
Voorstel van de Commissie |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||
|
|
Motivering
In de verordening dient van meet af aan te worden gewezen op de noodzaak van samenwerking tussen alle verschillende niveaus in het kader van multilevel governance. Het wijzigingsvoorstel is gebaseerd op een soortgelijk voorstel in het ontwerpverslag van het Europees Parlement PE 604.777 (am. 2).
Wijzigingsvoorstel 2
Voorstel voor een verordening
Artikel 9, lid 2
Voorstel van de Commissie |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||
|
Ontwerp van geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen |
||||
2. Overeenkomstig artikel 28 kan de Commissie aan de lidstaten aanbevelingen doen over de ontwerpplannen. In deze aanbevelingen wordt met name het volgende vastgesteld: |
2. Overeenkomstig artikel 28 zal de Commissie geïntegreerde energie- en klimaatontwerpplannen beoordelen en aan de lidstaten landenspecifieke aanbevelingen doen over de ontwerpplannen , teneinde : |
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
||||
|
|
Motivering
Het is zeer belangrijk om te zorgen voor samenhang en complementariteit tussen de actieplannen van de verschillende lidstaten en de maatregelen op EU-niveau, alsook om de betrokkenheid van lokale en regionale overheden en hun bijdrage te bevorderen. Het wijzigingsvoorstel is gebaseerd op soortgelijke voorstellen in het ontwerpverslag van het Europees Parlement PE 604.777 (am. 97-100).
Wijzigingsvoorstel 3
Voorstel voor een verordening
Artikel 10
Voorstel van de Commissie |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
|
Openbare raadpleging |
Onverminderd eventuele andere eisen van de wetgeving van de Unie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek in een vroeg stadium effectieve kansen krijgt om deel te nemen aan de opstelling van de in artikel 9 van deze verordening bedoelde ontwerpplannen en moeten zij een samenvatting van de standpunten van het publiek bij het ontwerp van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan voegen. Voor zover de bepalingen van Richtlijn 2001/42/EG van toepassing zijn, wordt overleg in overeenstemming met die richtlijn geacht te voldoen aan de verplichtingen tot raadpleging van het publiek uit hoofde van deze verordening. |
Onverminderd eventuele andere eisen van de wetgeving van de Unie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het publiek in een vroeg stadium effectieve kansen krijgt om deel te nemen aan de opstelling van de in artikel 9 van deze verordening bedoelde ontwerpplannen en moeten zij een samenvatting van de standpunten van het publiek bij het ontwerp van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan voegen. Voor zover de bepalingen van Richtlijn 2001/42/EG van toepassing zijn, wordt overleg in overeenstemming met die richtlijn geacht te voldoen aan de verplichtingen tot raadpleging van het publiek uit hoofde van deze verordening. Wat betreft de politieke erkenning van de rol van lokale en regionale overheden bij de tenuitvoerlegging van een duurzaam energiebeleid en rekening houdend met het streven van de Commissie naar betere regelgeving, worden nationale overheden verzocht het planningsproces te monitoren en de regionale en lokale overheden te betrekken bij het kader van politieke en constitutionele overeenkomsten van iedere lidstaat. |
Motivering
Een doeltreffende coördinatie tussen de nationale en de lokale en regionale autoriteiten bij de planning, uitvoering en rapportage m.b.t. het klimaat- en energiebeleid kan bijdragen tot het vermijden van onnodige administratieve lasten en inspelen op de eisen inzake betere regelgeving.
Wijzigingsvoorstel 4
Voorstel voor een verordening
Nieuw artikel na artikel 10
Voorstel van de Commissie |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
|
Multilevel platform voor energiedialoog 1. In een geest van partnerschap stellen de lidstaten een permanente energiedialoog in ter ondersteuning van actieve betrokkenheid van lokale en regionale overheden, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, investeerders, andere belanghebbenden en het grote publiek bij het beheer van de energietransitie, met inbegrip van energiearmoede. 2. In het kader van deze energiedialoog leggen de lidstaten verschillende te overwegen opties en scenario's voor het klimaat- en energiebeleid op korte, middellange en lange termijn voor, alsmede een kosten-batenanalyse van elke optie. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de energiedialoog over voldoende personele en financiële middelen beschikt en ondersteunen, samen met de Europese Commissie, uitwisselingen tussen de verschillende energiedialogen. |
Motivering
Ten aanzien van een dermate belangrijk onderwerp als de energietransitie is het zaak structuren op te zetten die zorgen voor permanente dialoog met alle betrokkenen, teneinde verschillende opties en scenario’s te onderzoeken en gemeenschappelijke oplossingen voor te bereiden. Het wijzigingsvoorstel is gebaseerd op een soortgelijk voorstel in het ontwerpverslag van het Europees Parlement PE 604.777.
Wijzigingsvoorstel 5
Voorstel voor een verordening
Artikel 18, onder b)
Voorstel van de Commissie |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
||||||||
De lidstaten nemen in de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen inzake energie en klimaat informatie op over: |
De lidstaten nemen in de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen inzake energie en klimaat informatie op over: |
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|
Motivering
De sector verwarming en koeling beschikt over een groot ongebruikt potentieel om broeikasgasemissies te verminderen en het gebruik en de productie van hernieuwbare energie te verhogen. Zie hiervoor het advies van het Comité van de Regio’s over een EU-strategie voor verwarming en koeling. Wat de richtlijn over hernieuwbare energie betreft, zou nauwe samenwerking tussen het nationale niveau en de lokale en regionale overheden ervoor moeten zorgen dat de bindende doelstelling kan worden gehaald om het aandeel van hernieuwbare energie in de sector verwarming en koeling met 1 % per jaar te verhogen. Dit zou een concrete en effectieve bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de overkoepelende EU-doelstelling van 27 % hernieuwbare energie tegen 2030.
Wijzigingsvoorstel 6
Voorstel voor een verordening
Artikel 37
Voorstel van de Commissie |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
|
Comité van de energie-unie |
1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité van de energie-unie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad, en is samengesteld uit de respectieve bevoegde sectorale instanties die relevant zijn voor deze verordening. |
1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité van de energie-unie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad, en is samengesteld uit de respectieve bevoegde sectorale instanties die relevant zijn voor deze verordening. |
2. Dit comité vervangt het comité dat is ingesteld bij artikel 8 van Besluit 93/389/EEG, artikel 9 van Besluit 280/2004/EG, en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013. Verwijzingen naar het comité dat uit hoofde van die rechtshandelingen is opgericht, worden verstaan als verwijzingen naar het bij deze verordening opgerichte comité. |
2. Dit comité vervangt het comité dat is ingesteld bij artikel 8 van Besluit 93/389/EEG, artikel 9 van Besluit 280/2004/EG, en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013. Verwijzingen naar het comité dat uit hoofde van die rechtshandelingen is opgericht, worden verstaan als verwijzingen naar het bij deze verordening opgerichte comité. |
3. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
3. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
|
4. In het comité zetelt ook een vertegenwoordiger die is aangewezen door het Comité van de Regio’s dat op institutioneel niveau de lokale en regionale overheden van de hele EU vertegenwoordigt. |
Motivering
Hooggeplaatste politici van de Europese Unie en het Europees Parlement hebben herhaaldelijk gewezen op de cruciale rol van lokale en regionale overheden in het energiebeleid van de Unie.
II. BELEIDSAANBEVELINGEN
HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR)
Hoofddoeleinden en doelgroepen
1. |
herhaalt zijn oproep om op EU-niveau tegen 2030 zowel ambitieuzere doelstellingen inzake energie-efficiëntie van 40 % als een aandeel van hernieuwbare energie van 40 % na te streven. |
2. |
Het verheugt zich over de drie hoofddoelstellingen van het pakket Schone energie voor alle Europeanen: 1) energie-efficiëntie eerst; 2) een mondiale voortrekkersrol op het gebied van hernieuwbare energiebronnen, en 3) verzekering van gelijke behandeling van consumenten. Het betreurt evenwel dat deze doelstellingen niet volledig haalbaar zijn in het kader van aanvullende wetgeving en niet-wetgevingsinitiatieven en dat er onvoldoende nadruk is gelegd op de vermindering van het percentage invoerafhankelijkheid, dat een weerspiegeling is van het aandeel van alle schone eigen (hernieuwbare en conventionele) energiebronnen in de energiemix. |
3. |
In deze context wordt de Europese Commissie opgeroepen om energie-efficiëntie op de eerste plaats te stellen en deze als infrastructuurprioriteit aan te merken. Ook moet worden verzekerd dat overheidssubsidies en financiële steunregelingen ten behoeve van energie-efficiëntie als kapitaaluitgaven worden beschouwd, die bijdragen tot de veiligheid en de zekerheid van het energie-efficiëntiesysteem. Aldus zou een duidelijk beleid worden vastgesteld ter bescherming van de begroting en ter verbetering van het concurrentievermogen van Europa. |
4. |
Het Comité is ingenomen met de voorstellen voor een regelgevend kader voor de governance van de energie-unie dat zal bijdragen tot de vereenvoudiging en integratie van de bestaande planning-, rapportage- en monitoringverplichtingen voor energie en klimaat, en verzoekt de lidstaten en de Commissie om de lokale en regionale overheden nauw te betrekken bij dit politieke beheersproces. |
Energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen zijn in grote mate afhankelijk van gedecentraliseerde samenwerking
5. |
Het Comité benadrukt andermaal de belangrijke rol van lokale en regionale overheden bij het verstrekken van strategisch leiderschap op het niveau dat het dichtst bij de consumenten ligt, bij het beheer van decentrale energieproductie, bij het bevorderen van gunstige investeringsvoorwaarden en bij het koppelen van energie- en klimaatbeleid met beleid inzake huisvesting, energiearmoede, vervoer, economische ontwikkeling, landgebruik en ruimtelijke planning. |
6. |
Er zij gewezen op de leidende rol van de lokale en regionale overheden bij de uitvoering van het energiebeleid, bij het zoeken naar financieringsinstrumenten voor energieprojecten, met name als wordt geïnvesteerd in hernieuwbare energiebronnen en bij de bevordering van duurzame consumptiepatronen en goede praktijken bij de consument. |
7. |
De weigering om de leidende rol van lokale en regionale overheden bij de uitvoering van het energiebeleid van de energie-unie te erkennen brengt de verwezenlijking van de Europese en nationale energie- en klimaatdoelstellingen in het gedrang. |
8. |
De opstelling van nationale energie- en klimaatplannen moet worden gekenmerkt door transparantie en verantwoordingsplicht, zodat lokale actoren, ondernemingen en andere belanghebbenden weten wat zij kunnen verwachten van de nationale regeringen, met name hoe wordt gewaarborgd dat de verplichtingen worden nagekomen en welke maatregelen zullen worden genomen indien de nationale plannen niet volstaan om de doelstellingen op EU-niveau te halen. |
9. |
Het is een goede zaak dat de Commissie erkent dat de omschakeling naar schone energie niet zal kunnen plaatsvinden zonder medewerking van verschillende belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld en van de lokale en regionale overheden. De lidstaten worden dan ook opgeroepen steden en regio’s op de juiste wijze bij de discussie over de energietransitie te betrekken, met name in het kader van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, om hen in staat te stellen passend te reageren op de behoeften op verschillende gebieden. |
10. |
Ongeacht de uiteenlopende grondwettelijke regelingen in de lidstaten van de Europese Unie, zijn er in de voorstellen niettemin geen specifieke verwijzingen opgenomen naar de institutionele rol van het lokale en regionale niveau, laat staan van andere belanghebbende partijen, behalve in de algemene voorwaarden van artikel 10 over openbare raadpleging, waarbij wordt gesteld dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat „het publiek in een vroeg stadium effectieve kansen krijgt om deel te nemen aan de opstelling van […] bedoelde ontwerpplannen”. |
11. |
Er moet worden nagedacht over verdere hervorming van de EU-staatssteunregels voor de energiesector ter ondersteuning van actie op het niveau van de steden, met name door specifieke richtsnoeren vast te stellen voor maatregelen op stedelijk niveau, teneinde het huidige kader te vereenvoudigen, en door specifieke uitzonderingen toe te staan voor energieprojecten op het gebied van stadsvernieuwing en sociale huisvesting om de energiearmoede te bestrijden. Het is dan ook noodzakelijk erop toe te zien dat in het volgende meerjarig kader dat in 2020 van kracht wordt, weerbaarheid van steden en de energietransitie als prioriteiten worden aangemerkt. |
12. |
De Commissie en de nationale regeringen worden opgeroepen om hun samenwerking met lokale en regionale actoren, en met name hun lokale en regionale energieagentschappen, bij de vormgeving van de toekomstige energie- en klimaatplannen op nationaal niveau te intensiveren, en over te stappen van een beleid waarbij slechts enkelen actie ondernemen, naar een beleid waarbij iedereen actie onderneemt. |
13. |
Tal van succesvolle projecten inzake het gebruik van hernieuwbare energie zijn ook op het niveau van plaatselijke gemeenschappen gelanceerd en ontwikkeld, in samenwerking met kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), ngo’s en maatschappelijke organisaties, via particuliere investeringen in hernieuwbare bronnen voor elektrische en warmte-energie. |
14. |
Een groot aantal andere belangrijke spelers op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, waaronder kmo’s, ngo’s en maatschappelijke organisaties, zijn actief op plaatselijk niveau. |
15. |
Lokale actoren moeten de nationale overheid mee ondersteunen bij het opzetten van een aantal toekomstgerichte projecten in EFSI-kader, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van de Europese klimaat- en energiedoelstellingen. Het nieuwe Europese investeringsadviescentrum moet zorgen voor een versnelde procedure ter ondersteuning van steden die zich inzetten voor de ontwikkeling van koolstofarme projecten. |
16. |
Ter ondersteuning van steden en regio’s zijn verdere specifieke programma’s voor technische bijstand, zoals Jaspers en Elena van de Europese Investeringsbank, geboden om de nodige investeringen voor de tenuitvoerlegging van ambitieuze projecten te verzekeren — via de ondersteuning van de ontwikkeling van een grote investeringsprojectenpijplijn en de bundeling van kleine en wijd verspreide koolstofarme projecten. |
Vereenvoudiging en integratie van planning en rapportage moeten worden gebaseerd op bestaande lokale en regionale plannen
17. |
De governance van de energie-unie van de EU moet gericht zijn op „vereenvoudiging en integratie” van de planning in de praktijk, en bij de monitoring en rapportage in dat verband moet ervan worden uitgegaan dat effectieve links naar bestaande initiatieven worden gecreëerd. |
18. |
Er moet sprake zijn van effectieve coördinatie tussen het nationale niveau en de lokale en regionale niveaus bij de planning, uitvoering en rapportage inzake het klimaat- en energiebeleid. Dit kan helpen om onnodige administratieve lasten te voorkomen en tegemoet te komen aan de behoefte aan betere regelgeving. Lokale en regionale zelfbesturen nemen nu reeds het voortouw wat betreft maatregelen op het gebied van matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering. |
19. |
Tal van hen hebben reeds strategieën, actieplannen en monitoringprocedures ontwikkeld, o.a. (maar niet uitsluitend) in het kader van het Burgemeestersconvenant, dat ruim 5 679 actieplannen voor duurzame ontwikkeling van steden op energiegebied behelst. |
20. |
Nationale plannen en doelstellingen moeten doeltreffend worden gekoppeld aan doelstellingen op lokaal en regionaal niveau, die op realistische en overeengekomen bijdragen van verschillende regio’s en sectoren moeten zijn gebaseerd. |
21. |
Deelname slaat niet alleen op adviesverstrekking maar ook op een actieve bijdrage bij de lancering en tenuitvoerlegging van concrete maatregelen. |
Om doeltreffend te zijn is een multilevel governance van de energie-unie nodig
22. |
In de huidige aanbevelingen voor de governance van de energie-unie is er helaas geen sprake van een voldoende duidelijke multilevel governance. De regeringen van de lidstaten worden dan ook opgeroepen om platformen voor energiedialoog op te richten om alle bestuursniveaus en alle relevante belanghebbenden te betrekken bij de uitstippeling van de nationale klimaatactieplannen, de monitoring ervan en de rapportage erover, alsook de organisatie van uitwisselingen tussen de verschillende nationale energiedialogen, met de steun van de Europese Commissie, teneinde samenhang te waarborgen en grensoverschrijdende problemen aan te pakken. |
23. |
Doeltreffende multilevel governance heeft allerlei voordelen — de klimaatmaatregelen vinden een draagvlak bij burgers en ondernemingen, die zelf meer verantwoordelijkheid gaan opnemen voor het proces, dat aldus ook meer kans op slagen krijgt. Hoe zichtbaarder immers de governance, hoe groter het verantwoordelijkheidsgevoel bij de burgers. |
24. |
Artikel 11 (regionale samenwerking) van het voorstel heeft alleen betrekking op samenwerking tussen de lidstaten en niet op samenwerking tussen subnationale bestuursniveaus van of tussen verschillende lidstaten. De lidstaten en de Europese Commissie zouden ook moeten zorgen voor passende ondersteuning van de samenwerking tussen subnationale overheden, met name grensoverschrijdende samenwerking, teneinde de activiteiten met het oog op de geïntegreerde nationale klimaat- en energieplannen te coördineren. |
25. |
De Europese Commissie moet ervoor zorgen dat in de documenten met richtsnoeren voor de lidstaten inzake rapportage over de nationale energiemaatregelen en de planning ervan, ook een hoofdstuk wordt opgenomen over multilevel governance. |
Voor actieve betrokkenheid van de consumenten zijn wettelijke stimulansen en doeltreffende ondersteuning geboden
26. |
De EU en de lidstaten worden andermaal opgeroepen te voorzien in een regelgevend kader dat ten goede komt aan zowel de energieverbruikers als de „prosumenten” (Eng. „prosumers”) en de overige energieleveranciers die op de energiekleinhandelsmarkt actief zijn. Gedecentraliseerde opwekking en zelfopwekking van elektriciteit op basis van hernieuwbare energie levert tal van voordelen op voor het energiesysteem (minder behoefte aan transmissie-infrastructuur en onderhoud, grotere veerkracht en flexibiliteit). Deze voordelen zouden tot uiting moeten komen in een eerlijke prijs voor de energieoverschotten die via zulke regelingen aan het netwerk worden teruggeleverd. Met het oog daarop worden de lidstaten dan ook aangemoedigd innovatieve tariferingssystemen te ontwikkelen of voort te zetten. |
27. |
Er is behoefte aan vakkundig advies, dat moet worden verstrekt op de correcte manier, in de passende vorm en via het passende en voor de doelgroep toegankelijke lokale communicatiekanaal, waarbij zowel technische als financiële en praktische aspecten van het gebruik van hulpbronzuinige technologieën aan bod moeten komen. |
28. |
De maatregelen m.b.t. energiebeheer moeten de verbruikers in staat stellen hun eigen energieverbruik te controleren, zodat zij actief aan de markt kunnen deelnemen en gebruik kunnen maken van doeltreffende en passende regelingen ter bescherming van de consument, die met het oog op de bestrijding van energiearmoede bijzonder belangrijk zijn. Het CvdR zou dan ook graag zien dat er een gemeenschappelijke definitie van energiearmoede op EU-niveau wordt uitgewerkt en dat een aantal concrete beleidsvoorstellen worden ontwikkeld die gericht zijn op de meest kwetsbare consumenten, hen beschermen tegen ongerechtvaardigde afsluiting, voorrang geven aan energie-efficiëntiemaatregelen in hun belang en hen van gerichte informatie voorzien. |
Bevordering van energie-innovatie op weg naar een koolstofarme economie
29. |
Het is een goede zaak dat in de mededeling van de Commissie over Versnelling van de innovatie op het gebied van schone energie (COM(2016) 763) de klemtoon wordt gelegd op twee fundamentele beleidsprioriteiten: de totstandbrenging van een veerkrachtige energie-unie in combinatie met een vooruitziend klimaatbeleid en nieuwe stimulansen voor werkgelegenheid, groei en investeringen. |
30. |
Er zou een gunstig klimaat voor ondernemingen, innovatie en investeringen moeten worden gecreëerd en er moeten procedures komen, via gerichte signalen, strategieën, normen en voorschriften die worden bevorderd in het kader van financieringsinstrumenten waarbij openbare middelen worden ingezet ter ondersteuning van particuliere investeringen (en eventueel met het oog op risicovermindering). |
31. |
Het CvdR heeft benadrukt dat innovatie op het gebied van hernieuwbare energie, zachte mobiliteit, modernisering van de huidige energie-infrastructuur, de bouw van slimme elektriciteitscentrales en de afvang van koolstof en de opslag van energie ook op lokaal niveau moet worden gestimuleerd. Het heeft de Commissie dan ook verzocht in het bijzonder te zorgen voor meer steun voor innovatieve projecten die van ultraperifere gebieden proeftuinen voor de energietransitie kunnen maken. |
32. |
In het licht van de innovaties op het gebied van schone energie speelt de totstandbrenging van partnerschappen tussen lokale besturen in het kader van het initiatief Slimme steden een sleutelrol bij de integratie van facetten als energiebesparing in het stadsvervoer, interregionale communicatiestrategieën, samenwerking in de sectoren van nieuwe opslagtechnologieën en slimme openbare gebouwen. Grotere synergie tussen de Europese structuur- en investeringsfondsen en het Europees fonds voor strategische investeringen is van doorslaggevend belang voor de tenuitvoerlegging van grensoverschrijdende projecten op het gebied van duurzame energie. |
33. |
Het valt toe te juichen dat de klemtoon wordt gelegd op open innovatie en open wetenschap, teneinde kleine en middelgrote ondernemingen en het maatschappelijk middenveld de mogelijkheid te geven om door nieuwe kennis vooruitgang te boeken. |
34. |
Er moet zo snel mogelijk worden afgestapt van rechtstreekse of onrechtstreekse ondersteuning van het gebruik van fossiele brandstoffen (alsook van de steun die sommige lidstaten daarvoor verlenen), daar in deze gevallen de effectieve maatschappelijke en ecologische kosten van dergelijke brandstoffen worden verhuld, de prijzen kunstmatig laag worden gehouden en zo innovatie met het oog op schone energie verhinderen. |
35. |
Het voorstel om gebruik te maken van regelgeving om de ontwikkeling van innovatieve koolstofarme technologieën en de doeltreffende toepassing daarvan te bespoedigen, moet worden ondersteund. De transitie naar een koolstofarme economie vergt investeringen in slimme verwarmings- en koelingssystemen, in grotere energie-efficiëntie in de industrie, de bouwsector en het vervoer, alsook de cofinanciering van investeringsprojecten m.b.t. hernieuwbare energie. |
36. |
De governance van de energie-unie moet een kader scheppen voor de verwezenlijking van de doelstellingen, bijv. een vlottere toegang tot publiek-private partnerschappen om de uitvoering van de projecten te bespoedigen, vermindering van de bureaucratische rompslomp, evaluatie van eventuele obstakels voor lokale en regionale overheden, en de waarborging van rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor investeerders. |
37. |
Het voorstel om gebruik te maken van overheidsopdrachten als doeltreffend instrument om bij te dragen aan de totstandbrenging van een markt voor koolstofarme technologieën moet worden gesteund. |
Subsidiariteit en evenredigheid
38. |
De voorgestelde verordening geeft geen aanleiding tot bezorgdheid over de naleving van het subsidiariteitsbeginsel. Wel doet ze vragen rijzen met betrekking tot de naleving van het evenredigheidsbeginsel daar het voorgestelde governancesysteem als te complex en te gedetailleerd wordt beschouwd en een te hoge rapportagefrequentie oplegt. Het CvdR zou er de voorkeur aan hebben gegeven dat het governancesysteem via een richtlijn in plaats van een verordening werd ingevoerd, hetgeen passende betrokkenheid van regionale overheden in federale staten mogelijk zou maken. |
Brussel, 13 juli 2017.
De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's
Markku MARKKULA