28.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 246/22


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005

(COM(2016) 825 final — 2016/0413 (COD))

(2017/C 246/04)

Rapporteur:

Javier DOZ ORRIT

Corapporteur:

Mihai IVAȘCU

Raadpleging

Europees Parlement 19.1.2017

Raad van de Europese Unie 19.1.2017

Rechtsgrondslag

De artikelen 114 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling:

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

6.4.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

27.4.2017

Zitting nr.

525

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

154/4/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is van mening dat de bestrijding van terrorisme en de financiering daarvan, van witwassen en van andere vormen van daarmee samenhangende economische criminaliteit een constante beleidsprioriteit van de Unie moet zijn.

1.2.

Het stemt in met de maatregelen die zijn opgenomen in het voorstel van de Commissie tot intrekking van de Verordening van 2005 zodat het regelgevingskader wordt aangepast aan de actualiteit en om de tekortkomingen aan te pakken die zijn aangetoond in verschillende studies over de uitvoering van die Verordening.

1.3.

Het Comité is van mening dat de uitbreiding van het toepassingsgebied van de controles en de bevoegdheid van de autoriteiten om die uit te voeren en beslag te leggen, wanneer er een redelijk vermoeden van criminele activiteiten bestaat, de opsporing van meer gevallen van fraude en het vergaren van nadere informatie zal vergemakkelijken.

1.4.

Het is nodig om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten onderling en tussen de lidstaten te verbeteren met het oog op een zo efficiënt mogelijke tenuitvoerlegging van de nieuwe verordening. Het Comité roept de lidstaten ertoe op om hun databanken voor terrorismebestrijding ter beschikking van Europol te stellen. De Commissie zou ook moeten ijveren voor meer samenwerking zodat alle lidstaten over de middelen beschikken die nodig zijn voor een doeltreffende controle van de verschillende soorten liquide middelen en de wijzen waarop deze worden vervoerd.

1.5.

Het EESC stelt voor dat de Commissie, na uitvoerige raadpleging en studie, een plan opstelt om het gebruik van contant geld in de EU te reduceren. In dit verband moet worden bezien of de drempel van 10 000 EUR voor verplichte aangifte bij in- of uitreis de juiste is.

1.6.

De Commissie zou zwaardere sancties moeten formuleren voor niet-naleving van die verplichting tot aangifte. De nationale sancties moeten worden geharmoniseerd en aan de Commissie worden medegedeeld om mogelijkheden voor fraudeurs tot een absoluut minimum te beperken.

1.7.

Het EESC heeft al eerder zijn zorgen geuit over een aantal factoren die de doeltreffendheid van de verordening wel eens fors zouden kunnen inperken (zie advies ECO/408 (1)). De voornaamste is dat vooral belastingparadijzen, waar op grote schaal wordt witgewassen en van waaruit vervolgens veel „cash” de EU binnenkomt, in het bijzonder moeten worden gecontroleerd. Maar die komen niet voor op de lijst van derde landen en gebieden met een hoog risico die de Commissie in haar voorstel voor een verordening van 14 juli 2016 heeft opgenomen.

1.8.

Het onderzoek van stromen zwart contant geld houdt verband met andere (met name fiscale) misdrijven. Daarom moeten de belastingdiensten toegang krijgen tot de gegevens die de controles op liquide middelen opleveren.

1.9.

Verder moeten, naast goud, ook andere „commodity’s” die worden gebruikt als „zeer liquide waardedrager” worden opgenomen in de definitie van liquide middelen wanneer de nieuwe verordening wordt goedgekeurd.

1.10.

Het Comité erkent de maatschappelijke waarde van prepaidkaarten in de EU, maar wijst op het gevaar dat criminelen en terroristen die kaarten gebruiken om hun activiteiten heimelijk te financieren.

1.11.

Als gevolg van de toename van de verzamelde en tussen de autoriteiten uitgewisselde gegevens, moeten die gegevens beter worden beschermd en dient men zich te buigen over zwaardere administratieve en strafrechtelijke sancties voor overheidsfunctionarissen en particulieren die de gegevens onjuist of onrechtmatig gebruiken.

1.12.

De omvang van dit probleem is internationaal, en daarom moeten de EU-instellingen volledig deelnemen aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op dit gebied.

1.13.

Het EESC is ermee ingenomen dat bankbiljetten van 500 EUR vanaf 2018 uit de circulatie zullen worden genomen.. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat deze veel worden gebruikt voor contante betalingen in de illegale handel, juist vanwege het vervoersgemak en omdat hiermee grote hoeveelheden geld kunnen worden bewaard die minder ruimte in beslag nemen.

1.14.

Het Comité herinnert de Commissie eraan dat de veiligheid van de Europese burgers een topprioriteit moet blijven, ongeacht de kosten en inspanningen die daarmee gepaard gaan.

2.   Achtergrond en voorstel van de Commissie

2.1.

In overeenstemming met het actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering (2), stelt de Commissie een nieuwe verordening voor betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van de Verordening van 2005 (3).

2.2.

In mei 2015 werd het vierde pakket ter bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme goedgekeurd. Dit pakket omvatte onder meer de vierde richtlijn ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor illegale doeleinden (4e AML-richtlijn — die momenteel wordt omgezet) en een verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (4). Het EESC heeft advies uitgebracht over dit wetgevingspakket in zijn advies over de strijd tegen witwassen (5).

2.3.

In februari 2016 publiceerde de Commissie haar actieplan ter versterking van de strijd tegen de financiering van terrorisme (6), dat wetgevingstechnisch uit twee fasen bestond. In de eerste fase (juli 2016) kwam de Commissie met de 5e AML-richtlijn tot wijziging van sommige aspecten van de 4e AML-richtlijn, de Richtlijn betreffende toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten (7) en de gedelegeerde verordening van de Commissie (8) betreffende de identificatie van derde landen met een hoog risicoprofiel (belastingparadijzen), met het oog op de tenuitvoerlegging van AML-richtlijnen 4 en 5 (9). Het EESC heeft adviezen uitgebracht over de 5e AML-richtlijn, de verordening en over de tweede richtlijn (10).

2.4.

In de tweede fase (december 2016) kwam zij, naast het in dit advies behandelde voorstel voor een verordening, met een voorstel voor een richtlijn inzake de bestrijding van witwassen door middel van het strafrecht (11) en een verordening inzake de wederzijdse erkenning van beslissingen tot bevriezing en confiscatie (12).

2.5.

De verordening van 2005 was een aanvulling op de anti-witwasrichtlijn. Zulks middels invoering van controles op liquide middelen ten bedrage van 10 000 EUR of meer. Het huidige voorstel van de Commissie (13) beoogt een einde te maken aan de tekortkomingen van de bestaande regeling die zijn gebleken bij de onderzoeken van de douane-, politie- en gerechtelijke autoriteiten, de 4e (14) en 5e (15) AML-richtlijnen tegen witwassen en terrorismefinanciering uit te werken en aan te vullen en de EU-wetgeving aan te passen aan de internationale aanbevelingen en normen, met name aan aanbeveling 32 van de FATF.

2.6.

Met dit voorstel wordt de onvolledige dekking van het grensoverschrijdende liquidemiddelenverkeer aangepakt. Hetzelfde geldt voor de moeilijkheden bij de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten, het feit dat bevoegde autoriteiten sommen die de drempel van 10 000 EUR niet overschrijden, niet tijdelijk in bewaring kunnen nemen, de gebrekkige definitie van „liquide middelen”, uiteenlopende sancties voor niet-aangifte in de lidstaten en de verschillende niveaus van tenuitvoerlegging in de lidstaten.

2.7.

In het voorstel wordt de definitie van liquide middelen verfijnd en uitgebreid. Die middelen worden in vier categorieën onderverdeel: contant geld, verhandelbare instrumenten aan toonder (cheques, reischeques, promessen en betalingsopdrachten), commodity’s die worden gebruikt als zeer liquide waardedrager (gouden muntstukken en ongemunt goud) en prepaidkaarten.

2.8.

Verder wordt er voor onbegeleide liquide middelen ter waarde van 10 000 EUR of minder een kennisgevingsverplichting ingevoerd (schriftelijk, elektronisch of per koerier). Sommige lidstaten voeren ook binnen de Unie controles uit.

2.9.

Ook mogen de bevoegde autoriteiten controles op zendingen van middelen met een waarde van minder dan 10 000 EUR verrichten, en wanneer er na een risicoanalyse aanwijzingen zijn dat die verband houden met criminele activiteiten, mogen zij dit melden en onderzoeken.

2.10.

Zij kunnen de middelen tijdelijk in bewaring nemen of er beslag op leggen in het geval van ontbrekende aangifte van zending van middelen ten bedrage van 10 000 EUR of meer of van middelen met een lagere waarde als er aanwijzingen zijn voor een verband met criminele activiteiten.

2.11.

Er komt een betere uitwisseling van informatie via actieve communicatie met de FIE. Tot nu ging het slechts om het louter beschikbaar stellen van gegevens. Zijn er aanwijzingen voor criminele activiteiten, dan moet de informatie over verdachte transacties ook beschikbaar worden gesteld voor de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie. Ook kan de informatie, onder bepaalde voorwaarden, aan derde landen worden doorgegeven.

2.12.

Verder wordt gestreefd naar invoering van sancties in alle lidstaten in geval van niet-aangifte, en dat los van gerechtelijke sancties voor criminele activiteiten. Elke lidstaat meldt de sancties bij de Commissie.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC is ingenomen met de aanhoudende inspanningen van de Commissie in de internationale strijd tegen witwassen en terrorisme. Ook stemt het in met de voorgestelde wijzigingen die zijn gericht op het verbeteren van de bestaande wetgeving.

3.2.

De Commissie en de andere Europese instellingen moeten de Europese burgers meer blijk geven van hun bereidheid witwassen en terrorismefinanciering te bestrijden met alle wettelijke instrumenten en alle nodige acties van politie, inlichtingendiensten en justitie. De wetenschap dat die strijd door alle lidstaten wordt gevoerd verhoogt de geloofwaardigheid en de legitimiteit ervan. Hoewel niet alle gegevens kunnen worden gepubliceerd, worden er reeds een aantal gebruikt bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering.

3.3.

Het Comité roept de EU en de lidstaten om op internationaal niveau te blijven samenwerken bij de bestrijding van terrorisme, witwassen en daarmee samenhangende zware misdrijven. Alle EU-instellingen moeten zich inspannen om ervoor te zorgen dat de door de Commissie voorgestelde maatregelen ook op internationaal niveau worden goedgekeurd. Dat zal de efficiëntie ervan vergroten.

3.4.

De voorgestelde verordening beoogt de bestrijding van illegale cashstromen tussen de EU en derde landen. Om dit te doen slagen, moet de Commissie met de lidstaten samenwerken om ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten technische, personele en andere middelen (bijv. speurhonden) doeltreffender kunnen gebruiken.

3.5.

Systemen voor terrorismefinanciering kunnen zeer divers zijn en variëren van misbruik van legale bedrijven of non-profitorganisaties tot criminele activiteiten of misbruik van het internationale handelssysteem. Terroristische organisaties stellen hun wijze van financiering voortdurend bij om de wettelijke bepalingen te ontduiken. Vanzelfsprekend moeten die bepalingen dan ook permanent worden geactualiseerd. Vaak profiteren misdadigers en terroristen van de verschillen in de wetgevingen van de lidstaten, en kiezen zij voor landen met een lossere wetgeving om hun financiële transacties uit te voeren.

3.6.

De ontwikkeling van de Europese veiligheidsagenda (16), de reactie op terroristische aanslagen in Europa en andere delen van de wereld en de publieke afkeer van witwassen, fraude en belastingontwijking via belastingparadijzen, hebben de Commissie ertoe aangezet talrijke wetgevende initiatieven te nemen in de voorbije twee jaar.

3.7.

Volgens het rapport van de FATF (17), worden liquide middelen op grote schaal gebruikt in de criminele economie en blijven zij de belangrijkste bron van de financiering van terrorisme. Het is moeilijk te becijferen hoeveel geld op die manier wordt witgewassen, maar de FATF denkt aan een bedrag tussen honderden miljarden en een biljoen USD per jaar.

3.8.

Een analyse van de doeltreffendheid van de huidige verordening leverde op dat de hoeveelheid liquide middelen die de Unie binnenkomt en verlaat hoog blijft. Echter, de controles zijn gering in aantal (circa 100 000 per jaar voor de Unie als geheel), verschillen van land tot land en het aantal onderzochte verdachte gevallen varieert sterk. Aan de laatste raadpleging in dit verband deden slechts 9 landen mee en de gegevens over het aantal gevallen en de analyses ervan waren beperkt en uiteenlopend.

3.9.

De tekortkomingen van de huidige verordening maken de circulatie van liquide middelen (schriftelijk, elektronisch of per koerier) zonder voldoende specifieke controles mogelijk. De bevoegde autoriteiten moeten het meermaals stellen zonder de instrumenten die voor adequate controles nodig zijn.

3.10.

Meer controleroutes en de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om controles uit te voeren en beslag te leggen in geval van verdenking van criminele activiteiten, ook onder de drempel van 10 000 EUR, zouden resulteren in meer betrapping op fraude en meer informatie. Momenteel is het gebruik van de verkregen informatie onbevredigend. Dat gebruik is in een aantal lidstaten gebaseerd op passieve informatie en er zijn geen maatregelen om te zorgen voor een correcte behandeling ervan. De communicatie tussen de bevoegde autoriteiten moet veel soepeler worden. Daarbij valt te denken aan de douane — die over het algemeen de controles uitvoert -en de FIE, die de informatie moeten krijgen en analyseren, aan de belastingdiensten en de rechters, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en die van derde landen, met de landen van waaruit veel zwarte cash naar de Unie komt, zoals belastingparadijzen.

3.11.

De huidige sancties voor niet-aangifte zijn niet geharmoniseerd en uitgevoerde evaluaties lijken te suggereren dat zij niet het gewenste afschrikkingseffect hebben. De nieuwe verordening schrijft voor dat de lidstaten sancties opleggen bij de niet-nakoming van de aangifteplicht zonder dat er sprake hoeft te zijn van aanwijzingen voor een strafbaar feit, en zonder dat de contanten in verband staan met een eventueel onderzoek naar een ander soort inbreuk, en voorziet in de verplichting om de sancties aan de Commissie te melden. Het EESC stelt voor dat er een gemeenschappelijke aanmeldingsprocedure voor alle lidstaten komt. Echter, elke lidstaat kan zelf deze sancties bepalen. De in artikel 13 bedoelde straffen moeten geharmoniseerd worden, zodat ze niet leiden tot mogelijkheden voor criminelen die in meerdere lidstaten actief zijn.

3.12.

De toepassing van de verordening en van de overige reeds genoemde maatregelen tegen witwassen zal leiden tot een forse toename van het aantal persoonsgegevens dat wordt verzameld, opgeslagen en beschikbaar gesteld aan de autoriteiten en instanties die betrokken zijn bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Met het oog op de inachtneming van de grondrechten van de burgers, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, is het belangrijk om te bezien wat de behoeften zijn aan nieuwe beschermingsmechanismen en, waar nodig, aan een aanscherping van de strafrechtelijke sancties voor particulieren of overheidsfunctionarissen die onrechtmatig gebruik van deze gegevens maken.

3.13.

Het soort methoden en procedures dat bij witwassen en terrorismefinanciering wordt gebruikt (inclusief illegale zendingen van liquide middelen) heeft de Commissie er terecht toe aangezet om wettelijke maatregelen te nemen die van toepassing zijn op beide delicten. Beide delicten houden verband met soortgelijke of zelfs zwaardere misdrijven. Nauwe samenwerking tussen alle betrokken nationale instanties en de lidstaten, via passende mechanismen, is essentieel om te zorgen voor een doeltreffende toepassing van de verordening en andere relevante wetgeving. Opgemerkt moet worden dat de samenwerking tussen de verschillende autoriteiten en instellingen — politie- en inlichtingendiensten, gerechten, douane en belastingdiensten — nog verre van optimaal is. Het EESC maakt zich vooral zorgen over het gebrek aan samenwerking tussen de nationale politiediensten en Europol, zoals blijkt uit het feit dat de meerderheid van de lidstaten hun databanken voor terrorismebestrijding nog niet voor Europol hebben geopend. Daarom doet het Comité een beroep op de autoriteiten van de EU en de lidstaten om een einde te maken aan deze situatie.

3.14.

Een ander belangrijk obstakel voor de effectieve toepassing van de verordening en andere relevante wetgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering is het gebrek aan echte politieke wil om belastingparadijzen uit te roeien. Dit blijkt vooral uit de lijst van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen, die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EU) 2016/1675, als aanvulling op de 4e en 5e AML-richtlijn. Op die lijst prijkt geen enkel belastingparadijs dat verantwoordelijk is voor een groot deel van de illegale transacties en met name voor de instroom van cash in de Unie (onderwerp van het voorstel). Het Comité kan hier zijn opmerking uit het advies ECO/408 alleen maar herhalen: de Commissie moet met een nieuwe lijst belastingparadijzen komen en die opnemen in één lijst van derde landen en gebieden die niet meewerken in de strijd tegen economische en financiële delicten van terroristen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Terrorismefinanciering geschiedt zonder meer op mondiaal niveau. Dat betekent dat terreuraanslagen in land A vaak worden gefinancierd middels illegale transacties in land B. Dat vereist controles op liquide middelen en vergaande wetswijzigingen om het verkeer van die middelen te blokkeren, toezicht te houden op financiële transacties, en die te beperken, en vergemakkelijking van vergaring van belangrijke informatie over terroristen en hun financiers. Het EESC is zich terdege bewust van de externe dimensie van terrorismefinanciering, en beveelt daarom aan dat alle instellingen van de Unie volledig meewerken aan de werkzaamheden van alle relevante internationale organisaties waarin zij vertegenwoordigd zijn. Zulks met het oog op de toepassing van gelijksoortige maatregelen in de hele wereld.

4.2.

Het gebruik van liquide middelen blijft het voornaamste instrument voor witwassen en andere financiële misdrijven (18). Aanbevolen wordt dat de Commissie een plan opstelt voor het terugdringen van het gebruik van die middelen in de EU. En dat na een grondig onderzoek, na raadpleging van alle belanghebbenden, en in nauwe samenwerking met de lidstaten, de ECB en de nationale centrale banken. De afschaffing van het bankbiljet van 500 EUR is een stap in de goede richting. In het kader van dat onderzoek moet ook worden bekeken of het minimumbedrag van 10 000 EUR voor de verplichte aangifte het juiste is.

4.3.

De Commissie moet haar inspanningen opvoeren om ervoor te zorgen dat het Verdrag van Warschau (19) door alle lidstaten wordt geratificeerd en in de hele Unie coherent wordt uitgevoerd. Tot op heden is het ondertekend door zesentwintig lidstaten, maar door slechts zeventien lidstaten geratificeerd.

4.4.

Het EESC erkent dat de voorgestelde verordening een aanzienlijke verbetering inhoudt van de instrumenten die worden gebruikt bij de bestrijding van de financiering van terrorisme, en dat met minimale gevolgen voor het Europese midden- en kleinbedrijf.

4.5.

Het acht het voorts cruciaal dat de samenwerking in financiële zaken wordt opgevoerd met de naburige en andere landen van waaruit een significante migratiestromen naar de Unie komt. Zulks om ondoorzichtige financiële transfers tegen te gaan en de kosten van „normale” transacties te verlagen. Belemmeringen en hoge kosten voor overmaking van geld van en naar deze landen bevorderen zendingen van contant geld en ondoorzichtige transacties en bevorderen aldus het gebruik van dergelijke transfers voor criminele doeleinden.

4.6.

De recente in de EU gepleegde aanslagen laten zien dat de terroristen prepaidkaarten gebruikten om te betalen voor bijv. hotelkamers (zoals de aanslagen in Parijs van 13 november 2015). Het maatschappelijk nut van die kaarten staat vast: kwetsbare of uitgesloten personen kunnen er on- en offline mee betalen. Maar het EESC wijst op het gevaar dat criminelen of terroristen gebruik blijven maken van zo’n kaart.

4.7.

Illegaal verkeer van liquide middelen is verbonden met andere soorten delicten: fiscaal, witwassen of terrorismefinanciering. Het voorstel van de Commissie laat de uitwisseling van gegevens in de aangifte van liquide middelen niet toe voor belastingdoeleinden. De vervolging van genoemd soort misdrijven moet integraal geschieden. In het bijzonder moet daarbij worden gedacht aan het duidelijke verband tussen belastingfraude en witwassen, dat vaak via het verkeer van liquide middelen tot uiting komt.

4.8.

Hoewel artikel 2, lid 2, en artikel 14 van het voorstel de Commissie bevoegd maken om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen, met name de paragraaf waarin wordt aangegeven welke „commodity” een „zeer liquide waardedrager”is, bestaat er nog geen reden om deze categorie tot goud te beperken. De eerste lijst, die ter goedkeuring aan het Parlement en de Raad is voorgelegd, zou ook andere bijzonder waardevolle grondstoffen kunnen bevatten, zoals dure metalen, edelstenen of halfedelstenen, onbewerkt of gesneden.

4.9.

Ten slotte wijst het EESC er nogmaals op dat een van de belangrijkste aandachtspunten van de EU en de lidstaten moet zijn te blijven zorgen voor de veiligheid van onze burgers, ongeacht de vereiste inspanningen die daarmee gepaard gaan.

Brussel, 27 april 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 121.

(2)  COM(2016) 50 final.

(3)  Verordening (EU) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9).

(4)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73) en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).

(5)  PB C 271 van 19.9.2013, blz. 31.

(6)  COM(2016) 50 final.

(7)  COM(2016) 450 final, 2016/0208 (COD) en COM(2016) 452 final, 2016/0209 (CNS).

(8)  Verordening (EU) 2016/1675 (PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1).

(9)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 121.

(10)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 127.

(11)  COM(2016) 826 — 2016/0414 (COD).

(12)  COM(2016) 819 — 2016/0412 (COD).

(13)  COM(2016) 825 final — 2016/0413 (COD).

(14)  Richtlijn (EU) 2015/849 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(15)  5e AML-richtlijn.

(16)  COM(2015) 185 final.

(17)  FATF: „Money Laundering: Through the Physical Transportation of Cash” (Witwassen via cashtransport) (2015).

(18)  „Why is cash still king? —A strategic report on the use of cash by criminal groups as a facilitator for money laundering” (Waarom is cash nog altijd de koning — Strategisch rapport over het gebruik van cash door criminele groepen voor witwasdoeleinden). Financial Intelligence Group, Europol, 2015.

(19)  Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en terrorismefinanciering, 2005.