4.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 84/11


Kennisgeving ter attentie van Abd Al-Baset Azzouz, Gulmurod Khalimov, Nusret Imamovic, Muhannad Al-Najdi, Morad Laaboudi, Ali Musa Al-Shawakh, Hasan Al-Salahayn Salih Al-Sha’ari, Mounir Ben Dhaou Ben Brahim Ben Helal, Mohammed Abdel-Halim Hemaida Saleh, Salim Benghalem, Abu Ubaydah Yusuf Al-Anabi en van de entiteit Harakat Sham Al-Islam die zijn toegevoegd aan de lijst bedoeld in de artikelen 2, 3 en 7 van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk, op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/307 van de Commissie

(2016/C 84/07)

1.

Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB (1) roept de Unie op de tegoeden en economische middelen te bevriezen van de leden van de Al Qaida-organisatie en andere daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, als bedoeld in de lijst die is opgesteld op grond van Resolutie 1267(1999) en Resolutie 1333(2000) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die regelmatig wordt bijgewerkt door het VN-comité dat is ingesteld bij Resolutie 1267(1999) van de VN-Veiligheidsraad.

De door dit VN-comité opgestelde lijst omvat:

Al Qaida;

natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten, lichamen en groepen die banden hebben met Al Qaida; en tevens

rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in handen zijn van of gecontroleerd worden door, of op enige andere wijze ondersteuning bieden aan deze personen, entiteiten, lichamen en groepen.

Handelingen of activiteiten die erop wijzen dat een persoon, groep, onderneming of entiteit „banden heeft met” Al Qaida, zijn:

a)

deelnemen aan het financieren, plannen, faciliteren, voorbereiden of uitvoeren van handelingen of activiteiten van, in samenhang met, uit naam van, ten behoeve of ter ondersteuning van Al Qaida, of een cel, afdeling, splintergroepering of afsplitsing daarvan;

b)

leveren, verkopen of overdragen van wapens of daarmee verband houdend materieel aan bedoelde personen of organisaties;

c)

aanwerven van personeel voor bedoelde personen of organisaties; of

d)

op andere wijze ondersteunen van handelingen of activiteiten van bedoelde personen of organisaties.

2.

Op 29 februari 2016 heeft de VN-Veiligheidsraad besloten Abd Al-Baset Azzouz, Gulmurod Khalimov, Nusret Imamovic, Muhannad Al-Najdi, Morad Laaboudi, Ali Musa Al-Shawakh, Hasan Al-Salahayn Salih Al-Sha’ari, Mounir Ben Dhaou Ben Brahim Ben Helal, Mohammed Abdel-Halim Hemaida Saleh, Salim Benghalem, Abu Ubaydah Yusuf Al-Anabi en de entiteit Harakat Sham Al-Islam toe te voegen aan de Al Qaida-lijst van het Sanctiecomité.

Abd Al-Baset Azzouz, Gulmurod Khalimov, Nusret Imamovic, Muhannad Al-Najdi, Morad Laaboudi, Ali Musa Al-Shawakh, Hasan Al-Salahayn Salih Al-Sha’ari, Mounir Ben Dhaou Ben Brahim Ben Helal, Mohammed Abdel-Halim Hemaida Saleh, Salim Benghalem, Abu Ubaydah Yusuf Al-Anabi en de entiteit Harakat Sham Al-Islam kunnen te allen tijde een verzoek richten aan de ombudsman van de Verenigde Naties, met ondersteunende documentatie, tot heroverweging van de gronden waarop zij op de bovengenoemde VN-lijst zijn geplaatst. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

United Nations — Office of the Ombudsperson

Room TB-08041D

New York, NY 10017

VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

Tel. +1 2129632671

Fax: +1 212 9631300/3778

E-mail: ombudsperson@un.org

Zie voor meer informatie: https://www.un.org/sc/suborg/en/sanctions/1267/aq_sanctions_list/procedures-for-delisting

3.

Naar aanleiding van het in punt 2 genoemde besluit van de VN heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2016/307 (2) vastgesteld tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk (3). Bij die wijziging, die overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 881/2002 is verricht, worden Abd Al-Baset Azzouz, Gulmurod Khalimov, Nusret Imamovic, Muhannad Al-Najdi, Morad Laaboudi, Ali Musa Al-Shawakh, Hasan Al-Salahayn Salih Al-Sha’ari, Mounir Ben Dhaou Ben Brahim Ben Helal, Mohammed Abdel-Halim Hemaida Saleh, Salim Benghalem, Abu Ubaydah Yusuf Al-Anabi en de entiteit Harakat Sham Al-Islam aan de lijst in bijlage I bij die verordening (hierna „bijlage I” genoemd) toegevoegd.

De onderstaande maatregelen van Verordening (EG) nr. 881/2002 zijn van toepassing op de aan bijlage I toegevoegde personen en entiteiten:

1)

de bevriezing van alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn of in het bezit zijn van deze personen en entiteiten, alsmede het voor iedereen geldende verbod op de terbeschikkingstelling, direct of indirect, van tegoeden en economische middelen aan of ten behoeve van deze personen en entiteiten (artikelen 2 en 2 bis); en tevens

2)

het verbod op de directe of indirecte verstrekking, verkoop, levering of overdracht aan deze personen en entiteiten van technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten (artikel 3).

4.

Artikel 7 bis van Verordening (EG) nr. 881/2002 voorziet in een toetsing wanneer opmerkingen zijn ingediend over de gronden voor opname op de lijst door wie op de lijst is geplaatst. De personen en entiteiten die bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/307 aan bijlage I zijn toegevoegd, kunnen de Commissie verzoeken om een toelichting over de redenen waarom zij op de lijst zijn opgenomen. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

Europese Commissie

Beperkende maatregelen

Wetstraat 200

1049 Brussel

BELGIË

5.

De betrokken personen en entiteiten worden er tevens op geattendeerd dat zij tegen Uitvoeringsverordening (EU) 2016/307 beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

6.

Voor de goede orde worden de aan bijlage I toegevoegde personen en entiteiten erop geattendeerd dat zij een verzoek kunnen richten tot de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of lidstaten, als vermeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 881/2002, om een machtiging te verkrijgen om bevroren tegoeden en economische middelen te gebruiken voor essentiële behoeften of specifieke betalingen, in overeenstemming met artikel 2 bis van die verordening.


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 4.

(2)  PB L 58 van 4.3.2016, blz. 45.

(3)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.