Brussel, 14.9.2016

SWD(2016) 302 final

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

over de modernisering van de EU-regels inzake auteursrecht

bij

Voorstel voor een

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt

en

Voorstel voor een

Verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogramma's

{COM(2016) 594 final}
{SWD(2016) 301 final}


Samenvatting

Effectbeoordeling over de modernisering van de EU-regels inzake auteursrecht

A. Behoefte aan actie

Wat is het probleem en waarom is het een probleem op EU-niveau?

In deze effectbeoordeling worden een aantal thema’s onderzocht die verband houden met de werking van de EU-regels voor auteursrecht in de digitale eengemaakte markt. Het gaat erom de bestaande regels aan te passen dan wel nieuwe regels in te voeren op drie onderscheiden gebieden: (i) toegang tot online-inhoud (ii) de werking van belangrijke uitzonderingen in de digitale en grensoverschrijdende omgeving; en (iii) de werking van de markt voor auteursrechten. 

Voor het eerste gebied behandelt de effectbeoordeling problemen die rechtstreeks verband houden met moeilijkheden bij de vereffening van onlinerechten door omroepinstellingen, doorgiftediensten, video-on-demandplatforms (VOD) of instellingen voor cultureel erfgoed. Omroepen ondervinden met name moeilijkheden bij de vereffening van rechten wanneer zij televisie- en radioprogramma’s online en grensoverschrijdend beschikbaar stellen; ook kan de vereffening van rechten complex zijn voor andere doorgiftediensten dan kabelexploitanten wanneer zij programma's uit andere lidstaten aanbieden. Bij de beoordeling van de omvang van deze problemen en de mogelijke oplossingen daarvoor is rekening gehouden met de belangrijkste conclusies die uit de evaluatie van de werking van de richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel (Richtlijn 93/83/EEG) naar voren zijn gekomen. Verder leiden moeilijkheden om onlinerechten te verkrijgen ertoe dat Europese audiovisuele werken op VOD-platforms slechts in beperkte mate beschikbaar zijn. Ten slotte ondervinden instellingen voor cultureel erfgoed grote moeilijkheden bij de vereffening van de rechten voor het digitaliseren van werken in hun collecties die niet meer in de handel zijn, en bij de verspreiding daarvan bij het publiek.

Voor het tweede gebied is gebrek aan rechtszekerheid over toegestane handelingen volgens de bestaande uitzonderingen op het auteursrecht, met name in de digitale omgeving, aangewezen als een groot probleem voor de werking van de digitale interne markt. Leerkrachten en studenten hebben te lijden onder rechtsonzekerheid wanneer zij gebruik maken van inhoud in digitaal ondersteunde en grensoverschrijdende leeractiviteiten. Onderzoekers ondervinden gebrek aan rechtszekerheid wat de mogelijkheid betreft om tekst- en datamining te verrichten op inhoud waartoe zij rechtmatig toegang hebben. Bewaring van werken door instellingen voor cultureel erfgoed, met name in digitale vorm, kan ook worden gehinderd door rechtsonzekerheid en buitensporige transactiekosten.

Voor het derde gebied focust de effectbeoordeling op de verdeling van waarde in de onlineomgeving, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de problemen die rechthebbenden „upstream” ondervinden wanneer zij bepaalde soorten onlinediensten licenties op hun inhoud willen verlenen, en die welke zich „downstream” voordoen wanneer makers onderhandelen over contracten voor de exploitatie van hun werken. Rechthebbenden hebben het moeilijk om het gebruik van hun inhoud door onlinediensten die door de eindgebruikers geüploade inhoud opslaan en toegang daartoe verschaffen. te controleren en geldelijk voordeel daaruit te halen. Ook voor persuitgevers is het moeilijk geworden om licenties voor hun publicaties te verlenen en ongeoorloofd gebruik daarvan door onlinediensten te voorkomen. Voorts hebben al deze uitgevers ook rechtsonzekerheid ondervonden wat hun mogelijkheden betreft om aanspraak te maken op een deel van de vergoeding voor gebruik van werken in het kader van een uitzondering. Ten slotte is het mogelijk dat auteurs en uitvoerende kunstenaars (makers) niet altijd over voldoende informatie over de exploitatie van hun werken beschikken, waarmee ze dan zouden onderhandelen over een passende vergoeding in ruil voor de exploitatie van hun rechten.

Wat is het streefdoel?

Er zijn drie algemene doelstellingen vastgesteld:

(i) zorgen voor ruimere onlinetoegang tot beschermde inhoud in de hele EU, met bijzondere aandacht voor tv- en radioprogramma’s, Europese audiovisuele werken en cultureel erfgoed;

(ii) het digitale gebruik van beschermde inhoud bevorderen voor onderwijs, onderzoek en behoud van werken in de interne markt; en (iii) waarborgen dat de onlinemarkt voor auteursrechten voor alle actoren efficiënt werkt en de juiste prikkels geeft voor investeringen in en verspreiding van creatieve inhoud.

Wat is de meerwaarde van EU-maatregelen (subsidiariteit)?

Door te focussen op de werking van de EU-regels voor auteursrecht in de digitale en onlineomgeving worden in deze effectbeoordeling problemen behandeld die een belangrijke grensoverschrijdende dimensie hebben.

Met betrekking tot het eerste gebied kunnen nationale oplossingen voor de bovenvermelde problemen in verband met onlinetoegang tot inhoud, ook over de grenzen heen, leiden tot verdere versnippering van de digitale eengemaakte markt. Daarom moet een gemeenschappelijke aanpak met maatregelen op EU-niveau worden gekozen, om duidelijke winst te boeken.

Wat het tweede gebied betreft, beperkt het bestaande niveau van harmonisatie de mogelijkheid voor de lidstaten om op te treden met betrekking tot auteursrechten, omdat het niet mogelijk is eenzijdig wijzigingen in het toepassingsgebied van de geharmoniseerde rechten en uitzonderingen aan te brengen. Bovendien is het optreden van de EU noodzakelijk om de rechtszekerheid te waarborgen in grensoverschrijdende situaties. Wat het derde gebied betreft, vloeit de rechtvaardiging voor het EU-optreden voort uit de reeds bestaande harmonisatie (met name wat rechten betreft) en de grensoverschrijdende aard van de distributie van online-inhoud. Optreden op nationaal niveau zou niet voldoende doeltreffend zijn om de vastgestelde problemen aan te pakken (met name vanwege het gebrek aan schaal) en kan dit leiden tot nieuwe belemmeringen en versnippering van de markt. Een optreden op EU-niveau is nodig om rechtszekerheid te waarborgen, zowel voor makers als voor wie in inhoud investeert, voor distributeurs en gebruikers. Rechthebbenden zullen hun rechten hierdoor ook beter kunnen uitoefenen in de digitale omgeving en er wordt een gelijk speelveld in de digitale interne markt gegarandeerd.

B. Oplossingen

Welke opties dienen zich aan? Is er al dan niet een voorkeursoptie? Zo neen, waarom niet?

De onderzochte opties voor elk thema omvatten de basisoptie, in de meeste gevallen een niet-wetgevende optie (in de vorm van richtsnoeren of aanbevelingen van de Commissie en/of een dialoog met de belanghebbenden) en een of meer wettelijke mogelijkheden. Voor elk thema is een voorkeursoptie aangewezen.

Op het gebied van toegang tot online-inhoud zijn in de wetgevende opties verschillende licentieregelingen onderzocht, in de vorm van faciliterende mechanismen voor de vereffening van rechten.

De voorkeursoptie met betrekking tot online-uitzendingen van omroeporganisaties is de toepassing van het oorsprongslandbeginsel bij de vereffening van rechten voor hun onlinediensten die ondersteunend zijn bij de oorspronkelijke uitzending.

Wat de digitale doorgifte van televisie- en radioprogramma’s betreft, is als voorkeursoptie gekozen voor de toepassing van verplicht collectief beheer van rechten op doorgiftediensten via „gesloten” elektronische-communicatienetwerken. 

Voor de licentieverlening van VoD-rechten houdt de voorkeursoptie een Europese dialoog tussen belanghebbenden in alsmede een onderhandelingsmechanisme dat het sluiten van licenties voor online-exploitatie van audiovisuele werken zou bevorderen door het wegnemen van contractuele belemmeringen.

Ten slotte is voor werken die niet meer in de handel zijn, als voorkeursoptie gekozen voor een wetgevend optreden op EU-niveau waardoor de lidstaten specifieke juridische mechanismen kunnen instellen voor het sluiten van collectieve licentieovereenkomsten voor het gebruik van deze werken door instellingen voor cultureel erfgoed, en voor de invoering van een grensoverschrijdend effect voor dergelijke overeenkomsten.

Met betrekking tot uitzonderingen zijn de wetgevende opties zo bedacht dat zij de bestaande uitzonderingen aanvullen (in het geval van bewaring en onderwijs) of een nieuwe uitzondering invoeren voor specifieke toepassingen (bijv. tekst- en datamining). Er zijn verschillende opties overwogen, met variaties wat het toepassingsgebied van de uitzondering, de begunstigden en/of de relatie met de markt van de licentieverlening betreft.

De voorkeursoptie voor onderwijsactiviteiten is een verplichte uitzondering geldend voor digitaal gebruik in de context van illustratie bij onderwijs, met de optie voor de lidstaten om dit afhankelijk te stellen van de beschikbaarheid van passende licenties voor dezelfde toepassingen (digitaal en grensoverschrijdend).

Voor tekst- en datamining is de voorkeursoptie een verplichte uitzondering voor onderzoeksorganisaties die in het algemeen belang handelen, zoals universiteiten of onderzoeksinstellingen. Deze kunnen op basis van de uitzondering tekst- en datamining verrichten op inhoud waartoe zij rechtmatige toegang hebben, met het oog op wetenschappelijk onderzoek.

Voor het behoud van cultureel erfgoed is de voorkeursoptie een verplichte uitzondering voor bewaringsdoeleinden door instellingen voor cultureel erfgoed.

Wat de werking van de markt voor auteursrechten betreft, hebben de onderzochte wetgevende opties tot doel te zorgen voor een billijke verdeling van de waarde in de onlineomgeving, met name via de invoering van specifieke verplichtingen voor bepaalde soorten onlinediensten of voor de diensten die overeenkomsten aangaan met auteurs en uitvoerende kunstenaars.

Met betrekking tot het gebruik van inhoud door diensten die door de gebruiker geüploade inhoud bieden, is de voorkeursoplossing een verplichting voor onlinediensten die grote hoeveelheden door gebruikers geüploade inhoud opslaan en toegang daartoe verlenen. om passende en evenredige technologieën in te voeren en om de transparantie ten aanzien van rechthebbenden te vergroten.

Met betrekking tot de rechten in publicaties is de voorkeursoptie de invoering in het Unierecht van een naburig recht voor uitgevers met betrekking tot het digitale gebruik van hun perspublicaties, en van een bepaling waarbij de lidstaten alle uitgevers (nieuws, boeken, wetenschappelijke uitgaven, enz.) toestaan om een deel te verkrijgen van de vergoeding voor het gebruik in het kader van een uitzondering.

Met betrekking tot het gebrek aan transparantie in de vergoeding van makers, bestaat de voorkeursoptie erin dat in de Uniewetgeving transparantieverplichtingen worden ingevoerd over de contractuele tegenpartijen van de makers (met name producenten en uitgevers), ondersteund door een contractaanpassingsmechanisme en een mechanisme voor geschillenbeslechting.

Hoe reageren de verschillende belanghebbenden? Wie steunt welke optie?

De beleidsopties die in deze effectbeoordeling zijn bestudeerd, zouden invloed hebben op een breed gamma van belanghebbenden , met name: auteurs en uitvoerende kunstenaars, organisaties voor collectief beheer, producenten, uitgevers, omroeporganisaties, aanbieders van doorgiftediensten, distributeurs, onlinediensten, institutionele gebruikers, onderzoekers, consumenten. De standpunten van belanghebbenden zijn zeer specifiek voor elk thema en worden daarom bij elke optie in de effectbeoordeling vermeld. De resultaten van de openbare raadplegingen van 2013-2016, die de analyse in deze effectbeoordeling ondersteunen, worden voorgesteld in bijlage 2.

C. Effecten van de voorkeursoptie

Wat zijn de voordelen van de voorkeursoptie (indien er een voorkeur is, anders van de belangrijkste opties)?

De voorkeursopties die naar voren zijn gekomen met betrekking tot online-uitzendingen en doorgifte van radio- en televisieprogramma’s, zouden leiden tot een daling van de transactiekosten de het vereffenen van rechten door omroeporganisaties die grensoverschrijdende online-uitzendingen verrichten en door doorgiftediensten via „gesloten” elektronische-communicatienetwerken (bijv. IPTV). Ook wordt verwacht dat deze opties de grensoverschrijdende distributie van en de toegang tot televisie- en radioprogramma’s van omroeporganisaties verbeteren. 

Wat de verlening van licenties voor VoD-rechten betreft, kan de voorkeursoptie helpen om contractuele belemmeringen weg te nemen, hetgeen kan leiden tot een grotere beschikbaarheid van Europese audiovisuele werken op VoD-platforms.

Voor werken die niet meer in de handel zijn, zou de voorkeursoptie gunstig bijdragen tot een vermindering van de transactiekosten en specifieke licenties voor digitalisering en verspreiding van deze werken door instellingen voor cultureel erfgoed mogelijk maken, voor alle soorten werken en in alle lidstaten, ook over de grenzen heen.

De nieuwe uitzondering voor digitaal en onlinegebruik van beschermde inhoud in het kader van illustratie bij onderwijs zou onderwijsinstellingen en leerkrachten volledige rechtszekerheid verstrekken, hetgeen naar verwachting de aanwending en de kwaliteit van digitale technologieën en innovatieve methoden in het onderwijs zal bevorderen en een verrijkte leeromgeving en betere resultaten voor studenten zal opleveren. De mogelijkheid voor de lidstaten om de uitzondering afhankelijk te stellen van de beschikbaarheid van licenties voor dezelfde toepassingen zou de nodige flexibiliteit opleveren, zonder dat de rechtszekerheid voor gebruikers vermindert of dat het grensoverschrijdende gebruik wordt belemmerd.

De nieuwe uitzondering voor tekst- en datamining zou meer rechtszekerheid en minder kosten voor de vereffening van rechten meebrengen, ook wanneer onderzoeksprojecten met een mogelijk commercieel resultaat worden verricht, bv. in het kader van PPP's.

De voorkeursoptie voor bewaring van erfgoed zou volledige rechtszekerheid verlenen aan instellingen voor cultureel erfgoed die bewaringshandelingen verrichten met reproducties van werken in hun permanente collectie, onder meer met behulp van digitale technologieën.

In het derde gebied waarop deze effectbeoordeling betrekking heeft, zullen de voorkeursopties naar verwachting rechthebbenden in staat stellen de distributie van hun online-inhoud beter te exploiteren en te controleren. De verplichting voor diensten van door gebruikers geüploade inhoud om technische middelen in te zetten, zouden rechthebbenden de kans bieden betere beslissingen te nemen over de beschikbaarheid van hun inhoud op deze diensten. Deze verplichting is waarschijnlijk bevorderlijk voor het sluiten van overeenkomsten voor het gebruik van inhoud en kan extra inkomsten genereren voor rechthebbenden.

Wat persuitgevers betreft, zou de voorkeursoptie leiden tot meer rechtszekerheid, een sterkere onderhandelingspositie en een positief effect op hun capaciteit om licenties over inhoud te verlenen, terwijl hun rechten op perspublicaties gehandhaafd worden. De voorkeursoptie zou ook meer rechtszekerheid creëren voor alle uitgevers met betrekking tot hun mogelijkheid om aanspraak te maken op een aandeel in de vergoeding voor gebruik in het kader van een uitzondering.

De transparantieverplichtingen die aan hun contractuele tegenpartijen worden opgelegd, zouden scheppende kunstenaars de nodige informatie verstrekken om te beoordelen of hun vergoeding passend is en zou hen voorzien van de juridische middelen om indien nodig een aanpassing van de vergoeding te vragen (contractaanpassingsmechanisme).

Wat zijn de kosten van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders van de belangrijkste opties)? 

De toepassing van het oorsprongslandbeginsel op de vereffening van rechten voor ondersteunende onlinediensten van omroeporganisaties zou een nieuwe situatie meebrengen voor rechthebbenden wanneer zij hun inhoud in licentie geven aan omroeporganisaties voor online-uitzendingen. Het is echter een gerichte interventie (beperkt tot ondersteunende onlinediensten van omroeporganisaties en zonder dat aan de contractuele vrijheid van omroepen en rechthebbenden wordt geraakt), die naar verwachting de ontwikkeling van de markt zal bevorderen zonder de bestaande bedrijfsmodellen en distributiestrategieën te verstoren.

De toepassing van verplicht collectief beheer voor bepaalde soorten diensten van digitale doorgifte zou in beperkte mate van invloed zijn op de keuzen inzake licentieverlening van rechthebbenden. De kosten voor de naleving zullen marginaal zijn aangezien hetzelfde netwerk van verenigingen voor collectief beheer dat wordt gebruikt voor het verlenen van licenties voor doorgifte via de kabel, kan worden gebruikt voor licentieverlening over rechten via andere doorgiftekanalen dan de kabel.

Met betrekking tot het onderhandelingsmechanisme om de licentieverlening van VoD-rechten te bevorderen, zouden de uitvoeringskosten beperkt blijven aangezien de lidstaten kunnen gebruikmaken van bestaande structuren met de nodige deskundigheid. Belanghebbenden (rechthebbenden, distributeurs, VoD-platforms) kunnen geconfronteerd worden met enige kosten voor de deelname aan het onderhandelingsmechanisme. Deze kosten zouden echter worden gecompenseerd door de efficiëntiewinsten ten gevolge van succesvolle onderhandelingen.

De voorkeursoptie voor werken die niet meer in de handel zijn zou op zich niet tot directe kosten leiden. Indien de juridische mechanismen worden gebruikt, krijgen organisaties voor collectief beheer te maken met enige kosten in verband met de transparantievereisten, de verwerking van de opt-outkeuze en het beheer van de licentie.

Op het gebied van de uitzonderingen wordt niet verwacht dat de inkomsten van rechthebbenden uit licenties in belangrijke mate beïnvloed worden door de voorkeursopties. Zeer beperkte nalevingskosten kunnen voortvloeien uit de noodzaak tot aanpassing van de werkingssfeer van bestaande licenties om rekening te houden met de nieuwe uitzonderingen.

Voor het onderwijs wordt niet verwacht dat de nieuwe uitzondering impact zal hebben op de primaire markt van de rechthebbenden, met name wegens het doel en de voorwaarden voor de uitzondering (illustratie bij onderwijs, digitale toepassingen in beveiligde elektronische netwerken). De uitzondering kan enige nalevingskosten meebrengen voor de lidstaten die besluiten de toepassing daarvan afhankelijk te stellen van de beschikbaarheid van licenties voor dezelfde gebruiksdoeleinden, vanwege de verplichting om te zorgen voor beschikbaarheid en zichtbaarheid van deze licenties. Het zou voor onderwijsinstellingen echter een kans zijn om hun administratieve lasten aanzienlijk te verminderen.

In het geval van tekst- en datamining zou de voorwaarde van legale toegang die voor het gebruik van de uitzondering is opgelegd, garanderen dat de voorkeursoptie de markt van abonnementen niet beïnvloedt.

De voorkeursoptie voor het behoud van cultureel erfgoed zou geen bijzondere nalevingskosten meebrengen; de gevolgen voor de inkomsten voor de rechthebbenden zouden minimaal en zelfs verwaarloosbaar zijn aangezien deze uitzondering enkel van toepassing zou zijn op werken die de instellingen voor cultureel erfgoed reeds in hun permanente collecties hebben, en geen invloed zou hebben op de verkrijging van permanente kopieën in een verzameling. 

Voor onlinediensten die door gebruikers geüploade inhoud distribueren zouden er nalevingskosten voortvloeien uit de in te voeren technologieën. Deze kosten zouden afhankelijk zijn van de hoeveelheid en het soort te identificeren inhoud. Naar verwachting zullen deze kosten beperkt blijven wegens het feit dat de in te voeren technologieën evenredig moeten zijn en dat de meeste betrokken diensten reeds bepaalde identificatietechnologieën hebben ingezet.

De invoering van een naburig recht voor digitaal gebruik van perspublicaties zal naar verwachting niet leiden tot hogere licentievergoedingen voor aanbieders van onlinediensten die reeds licenties sluiten welke specifiek gelden voor het gebruik van digitale nieuwsinhoud. Het zou alleen kosten meebrengen voor aanbieders van onlinediensten die op dit moment geen licenties voor het hergebruik van uitgeversinhoud sluiten, terwijl zij dat in beginsel zouden moeten doen overeenkomstig de voorschriften inzake auteursrechten. De mogelijkheid voor de lidstaten om alle uitgevers een aandeel te laten verkrijgen in de vergoeding voor gebruik onder een uitzondering, zal naar verwachting niet leiden tot kosten aangezien er in de meeste lidstaten reeds auteursrechtenorganisaties bestaan, die de vergoedingen voor uitgevers innen. Voor de vergoeding van makers zouden de transparantieverplichtingen nalevingskosten meebrengen voor de contractuele tegenpartijen van makers maar deze kosten zullen naar verwachting redelijk blijven. De zeer beperkte beschikbaarheid van gegevens liet geen ruimte voor een algemene berekening van deze kosten; in de effectbeoordeling zijn echter ramingen opgenomen die gebaseerd zijn op de weinige voorbeelden waarnaar belanghebbenden verwijzen. Het contractaanpassingsmechanisme zal naar verwachting beperkte kosten veroorzaken (bv. kosten ten gevolge van nieuwe onderhandelingen) omdat dit bij het onderhandelen waarschijnlijk vooral zal worden aangewend als hefboom. De lidstaten kunnen gebruik maken van bestaande structuren om eventuele kosten voor het opzetten van het geschillenbeslechtingsmechanisme te drukken.

Wat zijn de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en het concurrentievermogen?

Het hoge aandeel van kmo's in de creatieve bedrijfstakken is in aanmerking genomen bij de beoordeling van de beleidsopties. De voorkeursopties op het gebied van toegang tot inhoud zullen kmo's (zoals televisie- en radio-omroepen, dienstverleners of rechthebbenden) naar verwachting ten goede komen doordat de administratieve lasten met betrekking tot de vereffening of de licentieverlening van rechten naar beneden gaan. In het geval van uitzonderingen vormen de voorkeursopties oplossingen die naar verwachting geen voelbare gevolgen zullen hebben voor de markt van de licentieverlening of de inkomsten van kmo’s (rechthebbenden). Een uitsluiting van micro-ondernemingen is niet passend bevonden omdat dit zou leiden tot grote rechtsonzekerheid voor de gebruikers.

Op het derde gebied van deze effectbeoordeling wordt in de voorkeursopties gezorgd voor een ondersteuning voor kmo's (rechthebbenden) bij het sluiten van overeenkomsten met online-inhoudsdiensten. Indien hieruit verplichtingen zouden voortvloeien voor kmo's, zijn vrijstellingen of risicobeperkende maatregelen niet passend geacht omdat zij voor bedrijven mogelijkheden creëren om de verplichtingen te omzeilen, waardoor de beoogde doelstellingen niet worden bereikt.

Zijn er significante gevolgen voor de nationale begrotingen en overheden?

De voorkeursopties hebben geen significante gevolgen voor de nationale begrotingen en overheden. Niettemin omvatten een aantal opties specifieke verplichtingen voor de lidstaten, bijvoorbeeld de aanwijzing of de oprichting van een onafhankelijke instantie om onderhandelingen tussen de betrokken partijen voor de licentieverlening van VoD-rechten te bevorderen; maatregelen om de zichtbaarheid van licenties voor educatieve doeleinden te garanderen; de organisatie van dialogen met belanghebbenden over de rapportage aan auteurs en uitvoerende kunstenaars en de instelling van een mechanisme voor geschillenbeslechting tussen auteurs/artiesten en hun contractuele tegenpartijen. Indicatieve kosten zijn, voor zover beschikbaar, vermeld in de desbetreffende punten van de effectbeoordeling.

Zijn er nog andere significante gevolgen? 

n.v.t.

Evenredigheid?

De voorkeursopties zijn op zodanige wijze uitgewerkt dat de oorspronkelijke problemen doelmatig worden aangepakt zonder verder te gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Andere opties, soms met een breder toepassingsgebied, zijn uitgesloten omdat zij niet geschikt zijn om een evenwichtige en evenredige respons te bieden voor de in deze effectbeoordeling aangegeven problemen.

D. Follow-up

Wanneer wordt dit beleid geëvalueerd?

Specifieke indicatoren zijn vastgesteld om toezicht te houden op de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen, en naar verwachting zouden om de 2 of 3 jaar gegevens worden verzameld. Een uitgebreide evaluatie kan uiterlijk 10 jaar na de vaststelling van de wetgevende maatregelen plaatsvinden, om de impact en de meerwaarde ervan te meten.