Brussel, 29.4.2016

SWD(2016) 143 final

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

bij

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

{COM(2016) 235 final}
{SWD(2016) 144 final}


Samenvatting

Evenredige effectbeoordeling van de Overeenkomst tussen de sociale partners van de EU betreffende de uitvoering van het IAO-verdrag over arbeid in de visserij uit 2007.

A. Behoefte aan actie

Waarom? Wat is het probleem?

Het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake arbeid in de visserij (C188) werd in 2007 aangenomen om de internationale normen voor de arbeidsomstandigheden in de sector aan te vullen en te actualiseren. Dat jaar heeft de Commissie een begin gemaakt met de eerste fase van de raadpleging van de Europese sociale partners overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De Europese sociale partners werden uitgenodigd "de mogelijkheden te onderzoeken van een gezamenlijk initiatief ter bevordering van de toepassing in de EU van de bepalingen van het recente IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007". De Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF), de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) en het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de EU (COGECA) hebben op 8 mei 2013 een overeenkomst gesloten en op 10 mei 2013 de Commissie verzocht die Overeenkomst om te zetten in EU-recht (door een richtlijn). In hun Overeenkomst hebben de sociale partners de bepalingen van het EU-acquis en die van IAO-verdrag C188 willen samenvoegen.

De voornaamste daarbij vastgestelde problemen zijn dat de risico’s op ongevallen en beroepsziekten hoog zijn, dat deze zeer ernstig zijn en de frequentie ervan beduidend hoger ligt dan in andere economische sectoren. Dit leidt tot ziekteverzuim en vervroegd vertrek uit de sector, stijgende kosten voor werkgevers en socialezekerheidsstelsels. De belangrijkste oorzaken zijn: 1. Arbeidsgerelateerde factoren: de ongevallen worden vaak veroorzaakt door vermoeidheid als gevolg van lange werktijden, ontoereikende bescherming van de gezondheid en de veiligheid of ongunstige werkomstandigheden. 2. Een langzame ratificatie: de bestaande internationale verdragen inzake veiligheid aan boord van vaartuigen zijn niet in werking getreden als gevolg van een langzame ratificatie. Frankrijk is de enige lidstaat die Verdrag C188 heeft geratificeerd. 3. Fragmentatie Het EU-recht inzake veiligheid en gezondheid op het werk die voorziet in regels die van toepassing zijn op alle werknemers, biedt een gefragmenteerd kader dat niet volledig is aangepast aan de specifieke arbeidsomstandigheden in een bepaalde sector. In aangelegenheden die niet worden bestreken door het EUacquis, hebben de lidstaten zeer uiteenlopende nationale normen ingevoerd.

Wat is het doel van dit initiatief?

Algemene doelstelling: Verbetering brengen in de werk- en leefomstandigheden van de vissers aan boord van vaartuigen die de vlag van een EU-lidstaat voeren. Specifieke doelstellingen: 1) de veiligheid en de gezondheid op het werk voor vissers binnen de EU verbeteren en 2) een geconsolideerd rechtskader vaststellen dat aangepast is aan de arbeidsomstandigheden in de zeevisserijsector.

Wat is de meerwaarde van maatregelen op EU-niveau? 

Maatregelen op EU-niveau zouden leiden tot een geconsolideerd EU-wetgevingskader voor de zeevisserijsector, in overeenstemming met de internationale normen, dat elementen inhoudt die momenteel nog niet op EU-niveau geregeld zijn, zoals het medisch certificaat voor de vissers of het recht op medische behandeling aan boord. Het bouwt voort op bestaande internationale en EU-normen en past de EU-verdragen toe. Een EU-kader zou leiden tot gelijke mededingingsvoorwaarden in de zeevisserijsector in alle EU-lidstaten. De Overeenkomst zal bijdragen tot een snellere ratificatie van internationale verdragen. De Overeenkomst zal eveneens de voortrekkersrol van de EU ten opzichte van derde landen en internationale organisaties versterken, waarbij de EU zorgt voor een betere naleving van internationale verdragen zoals deze ter eerbiediging van de mensenrechten en instandhouding en beheer van de levende rijkdommen van de zee.

B. Oplossingen

Welke wetgevende en niet-wetgevende beleidsmaatregelen zijn overwogen? Heeft een bepaalde optie de voorkeur? Waarom?

De Commissie kan het verzoek van de ondertekenende partijen om wetgeving tot uitvoering van de Overeenkomst enkel aanvaarden of afwijzen. Zij kan de tekst van de Overeenkomst niet wijzigen. Daarom is slechts één beleidsbenadering geanalyseerd (namelijk de maatregelen van de Overeenkomst) en vergeleken met de basislijn (namelijk geen verdere EU-maatregelen). Na vergelijking van de opties kan worden geconcludeerd dat de Overeenkomst beantwoordt aan de doelstellingen van algemene redelijke kosten en dat de uitvoering van de Overeenkomst door middel van een richtlijn passend is.

Wie steunt welke optie?

De Overeenkomst werd gesloten door de Europese sociale partners in de zeevisserijsector.

Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF): vertegenwoordigt de werknemers in de zeevisserijsector en heeft leden in elf lidstaten (BE, BG, DE, DK, ES, FR, IT, NL, PL, PT en UK).

Europêche: brengt de werkgevers van de sector samen, zowel voor ambachtelijke als grootschalige visserij, in elf lidstaten (BE, DE, DK, ES, FR, EL, IT, NL, PL, SE en UK) en nog eens twee lidstaten hebben de status van waarnemer (LV en LT).

COGECA: vertegenwoordigt de algemene en de specifieke belangen van de Europese land- en bosbouw-, visserij- en landbouwcoöperaties met leden uit elf nationale organisaties (CY, DE, EE, ES, FR, EL, IE, IT, MT, NL en SI).

In totaal zijn 16 bij de zeevisserij betrokken lidstaten vertegenwoordigd. Daarenboven zijn de acht lidstaten (ES, IT, PT, EL, FR, NL, PL en UK) die 84 % van de werkgelegenheid van de sector voor hun rekening nemen en 87 % uitgedrukt in voltijdequivalenten vertegenwoordigd in het comité voor de sociale dialoog van de EU. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de sociale partners die de Overeenkomst hebben ondertekend representatief zijn voor de sector en de Commissie overeenkomstig art. 155, VWEU, terecht mogen verzoeken om wetgeving ter uitvoering van de Overeenkomst. Alle EU-lidstaten stemden voor IAO-verdrag C188 toen dat in 2007 werd aangenomen. Frankrijk is de enige lidstaat die het Verdrag heeft geratificeerd. Een aantal lidstaten (UK, NL, EE en DK) bereiden ratificatie van het Verdrag voor.

C. Effecten van de voorkeursoptie

Wat zijn de voordelen van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders van de belangrijkste opties)? 

De Overeenkomst zal de leef- en werkomstandigheden in de zeevisserijsector verbeteren op het gebied van werktijd, minimumleeftijd, medische certificaten, risicobeoordeling en medische behandeling aan boord. Door de Overeenkomst worden binnen de EU gelijke mededingingsvoorwaarden voor de sector gecreëerd doordat minimumnormen voor de hele EU worden vastgesteld. Dit zijn de belangrijkste voordelen per belanghebbendengroep:

voor werkgevers zullen er minder arbeidsgerelateerde ongevallen, letsels en ziekten voorkomen, wat de daarmee samenhangende kosten, het productieverlies en het personeelsverloop zal verlagen. De vermindering van het aantal beroepsziekten zal de werkgevers naar schatting een jaarlijks voordeel van 200 000 euro opleveren. Wanneer er minder arbeidsongevallen voorkomen, kunnen werkgevers meer dan 400 000 euro besparen. Uit de analyse blijkt dat de vermindering van het aantal arbeidsongevallen en beroepsziekten in de loop van de tijd zou aanhouden. Over een periode van vijf jaar zouden tussen 200 en 2 000 arbeidsongevallen en tussen 300 en 1 300 ziekteperioden worden vermeden, met een totaal voordeel voor werkgevers tussen 0,2 en 1,6 miljoen euro voor beroepsziekten en tussen 0,4 en 3,8 miljoen euro voor ongevallen;

voor werknemers zal dit leiden tot een lager risico op ongevallen of ziekten en dus tot een lager risico op inkomensverlies, waardoor zij langer actief kunnen blijven in de sector. Die laatste zal aantrekkelijker worden voor jonge en geschoolde arbeidskrachten;

voor de nationale autoriteiten zal dit leiden tot lagere kosten voor sociale zekerheid en gezondheidszorg. De voordelen voor de nationale autoriteiten zullen blijven bestaan na de volledige periode van vijf jaar die werd onderzocht, met een besparing in ziekenhuiskosten die wordt geschat op meer dan 0,2 miljoen euro en 1,5 miljoen euro over een periode van vijf jaar.

Wat zijn de kosten van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders van de belangrijkste opties)?

In het algemeen wordt bij de uitvoering van de Overeenkomst geen aanzienlijke stijging van de kosten verwacht. Bepaalde kosten zijn eenmalig (bv. kosten in verband met de omzetting van de Overeenkomst in nationale wetgeving) en andere zijn recurrent (bv. kosten in verband met medische certificaten die regelmatig moeten worden vernieuwd, kosten voor repatriëring enz.). De kosten variëren naargelang de lidstaat, afhankelijk van de mate waarin de nationale wetgeving reeds aan de Overeenkomst voldoet.

Frankrijk is de enige lidstaat die het Verdrag heeft geratificeerd. Sommige lidstaten (BE, DE, DK, EE, EL, FI, HR, LT, LV, NL en PL) voldoen aan de meeste bepalingen van de Overeenkomst, zodat de kosten voor deze lidstaten beperkt zullen zijn. Spanje, Portugal, Italië en het Verenigd Koninkrijk moeten bepaalde aspecten van hun wetgeving veranderen (met name medische certificaten, recht op repatriëring). Voor de lidstaten die hun nationale wetgeving moeten wijzigen, zullen de kosten per werknemer of per onderneming echter algemeen in verhouding blijven tot het nagestreefde doel. De kosten voor repatriëring worden geraamd op 10 000 euro per repatriëring, wat leidt tot een totaal van 0,1 miljoen euro per jaar. De kosten voor de medische certificaten worden geschat op een totaal van 0,5 miljoen euro per jaar.

Wat zijn de gevolgen voor bedrijven, kmo's en micro-ondernemingen?

Bijna 90 % van de bedrijven in deze sector zijn micro-bedrijven met slechts één vaartuig. Hoewel weinig gegevens voorhanden zijn, kan ervan worden uitgegaan dat een aanzienlijk deel daarvan vaartuigen zijn die door de eigenaar zelf worden geëxploiteerd (waarop de bepalingen van de Overeenkomst niet van toepassing zijn) of vaartuigen die worden geëxploiteerd door een kapitein met een of twee andere zelfstandigen of werknemers aan boord.

De gevolgen voor kleine bedrijven zullen beperkt blijven tot bedrijven met werknemers of waar werknemers met zelfstandigen samenwerken. Aangezien de totale kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen van de Overeenkomst beperkt zijn voor bedrijven (hoewel de gevolgen voor kmo's onvermijdelijk groter zullen zijn), is het onwaarschijnlijk dat hun concurrentievermogen erdoor zal afnemen. Daarenboven bevat de Overeenkomst voor lidstaten de mogelijkheid voor bepaalde categorieën vissers of vaartuigen de Overeenkomst progressief in te voeren over een periode van vijf jaar.

Zijn er significante gevolgen voor de nationale begrotingen en overheden? 

Voor de nationale autoriteiten zal een vermindering van arbeidsgerelateerde ongevallen, ziekten en letsels leiden tot lagere kosten voor sociale zekerheid en gezondheidszorg. Naast de hierboven vermelde besparingen (ziekenhuisopname), zijn de besparingen met betrekking tot de behandeling van arbeidsgerelateerde ongevallen, letsels en ziekten moeilijk te kwantificeren.

Zijn er nog andere significante gevolgen? 

Aangezien de totale kwantitatieve gevolgen van de Overeenkomst voor bedrijven beperkt blijven, worden voor de consumenten geen gevolgen met betrekking tot de visprijs verwacht. Er wordt geen verplaatsingseffect, d.w.z. een overstap van een werknemers- naar een zelfstandigenstatuut, verwacht.

D. Naleving

Wanneer wordt dit beleid geëvalueerd?

De Europese Commissie zal, na raadpleging van de sociale partners op Europees niveau, toezicht houden op de uitvoering van de richtlijn tot uitvoering van de Overeenkomst. De Europese Commissie zal vijf jaar na de inwerkingtreding de richtlijn tot uitvoering van de Overeenkomst evalueren.