Brussel, 21.12.2016

COM(2016) 819 final

2016/0412(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie

{SWD(2016) 468 final}
{SWD(2016) 469 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Een van de belangrijkste motieven voor criminele activiteiten is financieel gewin. Ervoor zorgen dat criminaliteit niet loont, is daarom een uiterst doeltreffend middel om criminaliteit te bestrijden. De confiscatie van vermogensbestanddelen die zijn verworven via criminele activiteiten, is bedoeld om criminaliteit, waaronder georganiseerde criminaliteit, te voorkomen en te bestrijden, slachtoffers schadeloos te stellen en extra middelen te genereren die weer kunnen worden geïnvesteerd in wetshandhaving, andere initiatieven op het gebied van preventie en schadeloosstelling van slachtoffers. De bevriezing en confiscatie van vermogensbestanddelen is ook een belangrijk instrument in de strijd tegen terrorismefinanciering. De terroristische aanslagen die in 2015 en 2016 binnen en buiten de Europese Unie werden gepleegd, maakten nog eens duidelijk dat dringende maatregelen nodig zijn om terrorisme te voorkomen en te bestrijden. Om terrorismefinanciering en de nauwe banden met netwerken van georganiseerde criminaliteit te verstoren, moet gedecideerd, snel en coherent worden opgetreden om de wetgeving op dit vlak te moderniseren, ervoor te zorgen dat deze ten uitvoer wordt gelegd en dat goed wordt samengewerkt tussen de lidstaten en met derde landen.

In de Europese veiligheidsagenda van 28 april 2015 1 werd benadrukt dat er maatregelen nodig zijn om terrorismefinanciering doeltreffender en breder aan te pakken. Een van de prioriteiten in dat verband is het verstoren van georganiseerde criminele netwerken en de wijzen waarop deze worden gefinancierd. In dat verband wordt in de Europese veiligheidsagenda ook betere wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie van strategisch belang geacht.

Volgens recent onderzoek 2 vertegenwoordigen illegale markten in de Europese Unie naar schatting ongeveer 110 miljard EUR, dat wil zeggen 1 % van het bbp van de EU in 2010. Er zijn slechts weinig cijfers over bekend, maar slechts een zeer klein deel van de opbrengst van criminaliteit in de EU wordt momenteelontnomen: 98,9 % van de geschatte criminele winsten wordt niet geconfisqueerd en blijft in handen van criminelen. Een goed functionerend systeem voor de ontneming van vermogensbestanddelen is een voorwaarde om meer crimineel vermogen in beslag te kunnen nemen. Daarbij hoort ook een efficiënt kader voor de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie. Op dit punt bestaat weliswaar reeds enige wetgeving op Europees niveau, maar die is fragmentarisch en verouderd en bevat mazen waarvan criminelen gebruik kunnen maken. Het belang van confiscatie van criminele vermogensbestanddelen is erkend door de Europese Unie. Sinds de aanneming van de conclusies van de Europese Raad van Tampere in 1999 zijn tussen 2001 en 2006 vier wetgevingsinstrumenten inzake bevriezing en confiscatie vastgesteld, waaronder twee instrumenten inzake wederzijdse erkenning, die vandaag (in ieder geval ten dele) nog allemaal van kracht zijn 3 .

Parallel daaraan zijn inspanningen geleverd om de opbrengsten en hulpmiddelen van misdrijven te identificeren en te traceren. Besluit 2007/845/JBZ van de Raad 4 voorziet in de oprichting van bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen in alle lidstaten.

Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werd confiscatie een strategische prioriteit op EU-niveau als doeltreffend instrument om georganiseerde criminaliteit te bestrijden. In Richtlijn 2014/42/EU zijn gemeenschappelijke minimumregels vastgesteld voor de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie.

Bij de aanneming van deze richtlijn verzochten het Europees Parlement en de Raad in een gezamenlijke verklaring de Commissie "zo spoedig mogelijk een wetgevingsvoorstel in te dienen betreffende de wederzijdse erkenning van beslissingen tot bevriezing en confiscatie (...) aangezien er behoefte is aan een alomvattend systeem voor de bevriezing en confiscatie van opbrengsten en hulpmiddelen van misdrijven in de EU" 5 . Dit verzoek is verschillende keren herhaald tijdens bilaterale contacten en vergaderingen van deskundigen.

In deze gezamenlijke verklaring verzochten het Europees Parlement en de Raad de Commissie ook de haalbaarheid, mogelijkheden en voordelen te onderzoeken van de invoering van gemeenschappelijke voorschriften voor confiscatie, ook bij confiscatie zonder veroordeling, en daarbij rekening te houden met de verschillen in de juridische tradities en systemen van de lidstaten. Om de gevraagde analyse te kunnen verstrekken, heeft de Commissie in september en november 2016 bijeenkomsten van deskundigen georganiseerd. Zij zal de haalbaarheidsanalyse naar verwachting in 2017 publiceren.

In haar mededeling aan het Europees Parlement en de Raad van 2 februari 2016 over "een actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering" 6 wees de Commissie erop dat het van belang is om criminelen die terrorisme financieren, hun vermogensbestanddelen te ontnemen. De Commissie beloofde vóór eind 2016 de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie van criminele vermogensbestanddelen te versterken. Zij benadrukte dat "de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen (...) ook essentieel [is] voor het veiligheidskader".

In oktober 2016 riep het Europees Parlement in een verslag van Europarlementariër Laura Ferrara over corruptiebestrijding de Commissie opnieuw op een voorstel in te dienen tot versterking van de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie 7 .

Met het onderhavige initiatief geeft de Commissie gevolg aan deze verzoeken en worden de geconstateerde tekortkomingen van de bestaande instrumenten voor wederzijdse erkenning aangepakt 8 . Het voorstel bouwt voort op de bestaande EU-wetgeving over wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie en houdt rekening met het feit dat de lidstaten nieuwe vormen van bevriezing en confiscatie van criminele vermogensbestanddelen hebben ontwikkeld. Ook wordt rekening gehouden met ontwikkelingen op EU-niveau, zoals de minimumvoorschriften voor bevelen tot bevriezing en confiscatie die zijn vastgesteld in Richtlijn 2014/42/EU. Deze richtlijn zorgde voor verbetering van de binnenlandse mogelijkheden om vermogensbestanddelen te bevriezen en te confisqueren, maar dit voorstel richt zich op grensoverschrijdende handhaving van bevelen tot bevriezing en confiscatie. Samen moeten de twee instrumenten bijdragen tot doeltreffende ontneming van vermogensbestanddelen in de Europese Unie.

Verenigbaarheid met het bestaande EU-rechtskader op het beleidsterrein

De kern van het huidige EU-rechtskader bestaat uit vijf instrumenten. Naast Besluit 2007/845/JBZ van de Raad inzake de opsporing van vermogensbestanddelen, zijn er twee instrumenten inzake wederzijdse erkenning en twee harmonisatiemaatregelen. Beide typen instrumenten zijn noodzakelijk voor een goed functionerend systeem voor de ontneming van vermogensbestanddelen en zij vullen elkaar aan.

Instrumenten inzake wederzijdse erkenning:

Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken 9 en Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op bevelen tot confiscatie 10 zijn gericht op het vergemakkelijken van de ontneming van vermogensbestanddelen in grensoverschrijdende zaken.

Beide kaderbesluiten zijn gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning en zijn vergelijkbaar qua aanpak. Volgens beide instrumenten moeten beslissingen tot bevriezing of confiscatie die in een bepaalde lidstaat zijn gegeven, worden erkend en ten uitvoer gelegd in andere lidstaten. De beslissingen worden voorzien van een certificaat en toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende staat, die zonder verdere formaliteiten moeten overgaan tot erkenning en onverwijld de nodige maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging ervan.

De wederzijdse erkenning kan voor een lijst van strafbare feiten waarop in de uitvaardigende staat een gevangenisstraf van ten minste drie jaar staat, niet worden geweigerd wegens het ontbreken van dubbele strafbaarheid. In andere gevallen kan de erkenning worden geweigerd als het misdrijf waarmee de beslissing tot bevriezing of confiscatie verband houdt, naar het recht van de uitvoerende staat geen strafbaar feit vormt. De kaderbesluiten laten ruimte voor andere weigeringsgronden in bepaalde situaties. Deze twee kaderbesluiten worden vervangen door één instrument - de voorgestelde verordening.

Harmonisatiemaatregelen:

Op grond van Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen 11 moeten alle lidstaten de maatregelen nemen die nodig zijn voor gewone confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van strafbare feiten waarop een vrijheidsstraf van ten minste één jaar staat. Het kaderbesluit bevatte ook bepalingen inzake ruimere confiscatie. Het instrument bewerkstelligde evenwel een zeer geringe mate van harmonisatie en heeft niet geleid tot opheffing van de verschillen tussen de nationale confiscatieregelingen.

Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie 12 moest vóór oktober 2016 door de lidstaten zijn omgezet. Deze richtlijn vervangt enkele bepalingen van Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad. Kaderbesluit 2005/212/JBZ blijft van toepassing op alle strafbare feiten waarop een vrijheidsstraf van ten minste één jaar staat, maar de richtlijn heeft alleen betrekking op gewone confiscatie bij de zogeheten "Euromisdrijven" 13 .

In Richtlijn 2014/42/EU zijn minimumregels vastgesteld voor de bevriezings- en confiscatieregelingen van de lidstaten, die moeten voorzien in gewone en waardeconfiscatie voor Euromisdrijven, ook in geval van verstekveroordeling. De richtlijn bevat regels voor ruimere confiscatie onder bepaalde voorwaarden. Confiscatie wordt ook toegestaan wanneer veroordeling niet mogelijk is als gevolg van ziekte of vlucht van de verdachte of beklaagde. Ook wordt voor het eerst confiscatie mogelijk van vermogensbestanddelen die in bezit zijn van een derde partij. Ten slotte bevat de richtlijn een aantal procedurele waarborgen 14 , zoals het recht om in kennis te worden gesteld van de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing, met minstens een korte vermelding van de reden(en); de effectieve mogelijkheid om de beslissing tot bevriezing voor een rechter te betwisten; het recht op toegang tot een advocaat tijdens de gehele confiscatieprocedure; de effectieve mogelijkheid om het eigendom of enig ander zakelijk recht op te eisen; het recht om in kennis te worden gesteld van de redenen voor een beslissing tot confiscatie en deze beslissing voor een rechter te betwisten.

Samenvatting van de voorgestelde verordening

Een uniform concept van justitie in de hele EU is gebaseerd op meer juridische samenwerking in zowel civiel- als strafrechtelijke zaken, via het beginsel van "wederzijdse erkenning", waarbij elk rechtsstelsel geleidelijk aanvaardt dat de beslissingen die zijn gegeven door het rechtsstelsel van andere lidstaten, geldig zijn en zonder verdere formaliteiten moeten worden erkend.

Via een mechanisme voor wederzijdse erkenning moet een lidstaat een in een andere lidstaat uitgevaardigd bevel tot bevriezing of confiscatie zonder intermediaire formaliteiten kunnen erkennen en ten uitvoer leggen. De voorgestelde verordening omvat wederzijdse erkenning van alle soorten in het kader van een strafprocedure uitgevaardigde bevelen tot bevriezing en confiscatie, inclusief ruimere confiscatie, confiscatie bij derden en confiscatie zonder veroordeling 15 .

De voorgestelde verordening beoogt het huidige rechtskader inzake wederzijdse erkenning op verschillende punten te verbeteren:

Rechtstreeks toepasbaar instrument:

De verordening is na aanneming ervan rechtstreeks van toepassing in de lidstaten, wat duidelijkheid schept en problemen met de omzetting in nationaal recht wegwerkt. Uit ervaring is gebleken dat nog niet alle lidstaten de kaderbesluiten inzake wederzijdse erkenning van beslissingen tot bevriezing en confiscatie hebben omgezet.

Ruimer toepassingsgebied in vergelijking met de huidige instrumenten:

Naast de vormen van confiscatie waarop de bestaande kaderbesluiten betrekking hebben (gewone en ruimere confiscatie, waarbij de laatste veel ruimte biedt om erkenning te weigeren), omvat de voorgestelde verordening ook confiscatie bij derden en confiscatie zonder strafrechtelijke veroordeling en biedt zij minder mogelijkheden voor het weigeren van de erkenning van een bevel tot ruimere confiscatie.

Ruimer toepassingsgebied in vergelijking met Richtlijn 2014/42/EU:

De voorgestelde verordening omvat wederzijdse erkenning van alle soorten bevelen tot bevriezing en confiscatie die onder de richtlijn vallen, en daarnaast ook in het kader van een strafprocedure uitgevaardigde bevelen tot confiscatie zonder veroordeling, dat wil zeggen in geval van overlijden van de betrokkene, immuniteit, verjaring, wanneer de dader niet bekend is of in andere gevallen waarin de strafrechter een vermogensbestanddeel kan confisqueren zonder veroordeling omdat hij heeft vastgesteld dat dit vermogensbestanddeel de opbrengst is van een misdrijf. Daartoe moet de rechter vaststellen dat uit het strafbare feit een voordeel is verkregen. Om onder de verordening te vallen, moeten dergelijke bevelen tot confiscatie worden uitgevaardigd in het kader van een strafprocedure en daarom moet in de uitvaardigende staat aan alle waarborgen voor dergelijke procedures zijn voldaan 16 .

Duidelijke termijnen voor bevelen tot bevriezing en confiscatie:

Bevriezing als conservatoire maatregel vereist als spoedmaatregel korte termijnen voor erkenning en tenuitvoerlegging; voor bevelen tot confiscatie is een langere periode mogelijk, maar ook daarvoor moeten termijnen worden vastgesteld om de efficiëntie van grensoverschrijdende procedures te waarborgen.

Met één instrument voor de wederzijdse erkenning van zowel bevelen tot bevriezing als bevelen tot confiscatie, met regels en termijn die rechtstreeks van toepassing zijn, wordt ervoor gezorgd dat deze bevelen binnen de Unie onverwijld worden erkend en ten uitvoer gelegd.

Modelcertificaat en modelformulier:

De snelheid en efficiëntie van het mechanisme worden ook gewaarborgd door een modelcertificaat voor de wederzijdse erkenning van bevelen tot confiscatie en een modelformulier voor bevelen tot bevriezing (zie bijlage bij het voorstel). Deze documenten bevatten alle relevante informatie over het bevel, zodat de uitvoerende autoriteit precies weet welke vermogensbestanddelen worden beoogd en de erkenning en tenuitvoerlegging van het buitenlandse bevel door de bevoegde nationale autoriteiten wordt vergemakkelijkt. Het modelformulier voor bevelen tot bevriezing vereenvoudigt de procedure voor wederzijdse erkenning van dergelijke bevelen zo veel mogelijk, doordat er niet langer een binnenlands bevel tot bevriezing hoeft te worden bijgevoegd. Het voorstel bevat aparte procedures voor de erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing en confiscatie, zodat de bevoegde nationale autoriteiten deze gemakkelijk rechtstreeks kunnen toepassen.

Communicatie tussen de bevoegde autoriteiten:

In het voorstel wordt herhaaldelijk gewezen op het belang van communicatie tussen de bevoegde autoriteiten met het oog op soepele en snelle erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing en confiscatie.

Rechten van slachtoffers:

In het voorstel is terdege rekening gehouden met het recht van slachtoffers op compensatie en restitutie. Wanneer de uitvaardigende staat overgaat tot confiscatie, gaan de rechten van slachtoffers voor op de belangen van de uitvoerende en de uitvaardigende staat.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor optreden op het gebied van wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie van criminele vermogensbestanddelen is artikel 82, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin is bepaald dat de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen.

Volgens de gewone wetgevingsprocedure kunnen regels en procedures worden vastgesteld om wederzijdse erkenning van alle vormen van rechterlijke uitspraken en beslissingen in de hele Unie te waarborgen en om de samenwerking te vergemakkelijken tussen de justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van de lidstaten wat betreft strafprocedures en de tenuitvoerlegging van beslissingen.

Keuze van het instrument

Artikel 82, lid 1, VWEU biedt de EU-wetgever de mogelijkheid verordeningen en richtlijnen vast te stellen.

Aangezien het voorstel betrekking heeft op grensoverschrijdende procedures, zijn uniforme regels nodig en hoeft de lidstaten geen bewegingsvrijheid te worden gelaten voor de omzetting van dergelijke regels. Een verordening is rechtstreeks van toepassing, biedt duidelijkheid en meer rechtszekerheid en voorkomt de omzettingsproblemen die zich voordeden bij de kaderbesluiten inzake wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie. Daarom is een verordening de meest geschikte vorm voor een instrument inzake wederzijdse erkenning.

Subsidiariteit en evenredigheid

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) treedt de Unie alleen op wanneer de doelstellingen van een voorgestelde maatregel niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt. Overeenkomstig artikel 67 VWEU streeft de Unie naar een hoog niveau van veiligheid voor burgers door criminaliteit te voorkomen en te bestrijden. Criminelen investeren hun opbrengsten vaak in verschillende landen. Deze grensoverschrijdende dimensie rechtvaardigt optreden op Europees niveau.

Grensoverschrijdende onderzoeken naar criminele feiten en vermogensbestanddelen kunnen in verschillende landen plaatsvinden, maar de vervolging en het justitiële werk dat voorafgaat aan confiscatie, vindt normaal gezien in slechts één lidstaat plaats. Confiscatieprocedures blijven daardoor voornamelijk een nationale aangelegenheid, met evenwel een duidelijke grensoverschrijdende dimensie wat betreft de tenuitvoerlegging van bevelen in andere lidstaten. De ontneming van vermogensbestanddelen vereist dus doeltreffende samenwerking tussen lidstaten. De meest doeltreffende manier om grensoverschrijdende samenwerking te waarborgen, is wederzijdse erkenning. Wederzijdse erkenning is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, omdat de lidstaten zo elkaars beslissingen erkennen, wat niet kan worden verwezenlijkt door de lidstaten afzonderlijk.

Het voorstel omvat niet alle bestaande vormen van bevelen tot confiscatie (civielrechtelijke en administratieve bevelen vallen erbuiten) en beperkt zich tot bevelen tot confiscatie in strafprocedures. Het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles

In 2008 en 2010 zijn verslagen goedgekeurd over de tenuitvoerlegging van Kaderbesluit 2003/577/JBZ 17 en Kaderbesluit 2006/783/JBZ 18 . Volgens deze verslagen waren op het moment van publicatie de kaderbesluiten in onvoldoende mate omgezet in nationale wetgeving van de lidstaten. De effectbeoordeling van 2012 bij het voorstel van de Commissie voor Richtlijn 2014/42/EU 19 concludeerde dat er behoefte was aan een rechtsinstrument om de wederzijdse erkenning op dit vlak te verbeteren omdat er sprake was van een fundamenteel probleem wat betreft het toepassingsgebied van de bestaande maatregelen, en dat een nieuw instrument inzake wederzijdse erkenning gerechtvaardigd was.

In 2013 is een rechtsvergelijkende studie uitgevoerd naar de tenuitvoerlegging van de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie in de EU 20 , waarin werd geconcludeerd dat het wenselijk was één coherent instrument voor wederzijdse erkenning te creëren. Daarnaast werden de afgelopen jaren verschillende vergaderingen en conferenties van deskundigen over dit vraagstuk georganiseerd, met name over confiscatie zonder veroordeling.

Gezien de gegevens die reeds voorhanden zijn, is geen aparte ex-postevaluatie van de bestaande instrumenten inzake wederzijdse erkenning uitgevoerd.

Raadpleging van belanghebbenden

Alle relevante belanghebbenden zijn geraadpleegd. Aangezien slechts een vrij beperkt aantal deskundigen zich met dit thema bezighoudt, is een gerichte raadpleging georganiseerd in plaats van een openbare, die zeer weinig zou hebben kunnen toevoegen gezien de complexiteit van het onderwerp. Er zijn vergaderingen en conferenties met deskundigen georganiseerd om dit vraagstuk te bespreken.

In het algemeen is er brede consensus dat de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie moet worden verbeterd met een nieuw wetgevingsinstrument. Er werd herhaaldelijk op gewezen dat confiscatie een zeer efficiënt instrument is in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en terrorisme en erkend werd dat doeltreffendere grensoverschrijdende samenwerking binnen de EU en op internationaal niveau steeds noodzakelijker wordt.

Deskundigen beklaagden er zich meermaals over dat confiscatie in grensoverschrijdende zaken te weinig wordt gebruikt. Volgens hen werkt het huidige systeem niet en worden de kaderbesluiten inzake wederzijdse erkenning niet toegepast. Als voorbeeld noemden zij onder andere dat de opbrengst van drugshandel die door drugsdealers in verschillende lidstaten wordt geïnvesteerd, niet kan worden geconfisqueerd door een gebrek aan grensoverschrijdende justitiële samenwerking.

Ook de lidstaten vinden dat de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie moet worden verbeterd met een nieuw wetgevingsinstrument.

Effectbeoordeling

Er is een effectbeoordeling voor dit voorstel uitgevoerd 21 en de Raad voor regelgevingstoetsing heeft een positief advies met voorbehouden afgegeven 22 . Op basis van dit advies is de effectbeoordeling aangepast om de politieke context van het initiatief en de politieke noodzaak van optreden op dit moment beter toe te lichten. Er wordt nu systematischer verwezen naar de relevante beleidsstrategieën. De structuur van de paragraaf over de probleemstelling werd herzien om duidelijker uit te leggen wat het belang is van de verschillende problemen en dat de tekortkomingen van het huidige rechtskader voornamelijk te wijten zijn aan de beperkingen ervan. De interactie tussen compensatie en restitutie voor slachtoffers en andere vraagstukken is nader toegelicht. Het basisscenario is verder uitgewerkt en is realistischer wat betreft de huidige ontwikkeling van het gebruik van bevelen tot bevriezing of confiscatie. Er wordt uitgelegd op welke punten de opties onderling verschillen (bijvoorbeeld wat betreft toepassingsgebied) of hetzelfde zijn/elkaar overlappen (bijvoorbeeld wat betreft stroomlijning van procedures en vereenvoudiging van certificaten). Ook verworpen opties zijn toegevoegd aan de beschrijving. Daarnaast is het effect van de verschillende opties beter gespecificeerd. De discussies en conclusies van de deskundigenbijeenkomst van 17 november 2016 zijn in het verslag opgenomen en de standpunten van de belanghebbenden in het algemeen zijn systematischer weergegeven. Ten slotte is een voorkeursoptie toegevoegd op basis van de vergelijking van de opties, hun effecten, de conclusies van de deskundigenbijeenkomst van 17 november 2016 en de politieke haalbaarheid 23 .

De volgende vier beleidsopties werden beoordeeld: handhaving van de status quo (optie 1), zachte wetgeving (optie 2) en twee vormen van regelgeving (opties 3 en 4). Handhaving van de status quo betekent dat er niet op EU-niveau wordt opgetreden; de andere drie opties leiden, in verschillende mate, tot verbetering van de mogelijkheden voor grensoverschrijdende inbeslagneming en confiscatie van de opbrengsten van misdrijven. Optie 2 (nietwetgevend optreden/zachte wetgeving) zou de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie ondersteunen door bijvoorbeeld opleiding, het verspreiden van goede werkwijzen en het bevorderen van het gebruik van internationale instrumenten ter bevordering van grensoverschrijdende inbeslagneming en confiscatie. Het verwachte effect hiervan is evenwel tamelijk gering en een EUlidstaat zou nog steeds kunnen weigeren in te gaan op verzoeken van andere lidstaten. De opties 3 en 4 (minimaal en maximaal wetgevend optreden) houden in dat lidstaten verplicht zijn verschillende soorten bevelen tot bevriezing en confiscatie van criminele vermogensbestanddelen te erkennen en ten uitvoer te leggen. Optie 3 behelst alleen de bevelen tot bevriezing en confiscatie die zijn beschreven in Richtlijn 2014/42/EU. Optie 4 omvat twee sub-opties: Optie 4a omvat alle soorten in het kader van een strafprocedure uitgevaardigde bevelen tot bevriezing en confiscatie, waaronder ook confiscatie zonder veroordeling. Optie 4b omvat erkenning van alle bevelen tot confiscatie, ook in civielrechtelijke en administratieve procedures, wanneer is aangetoond dat het vermogensbestanddeel is voortgekomen uit crimineel gedrag.

De lidstaten geven de voorkeur aan een beleidsoptie in de vorm van nieuwe wetgeving (optie 3, 4a of 4b), maar verschillen echter van mening over welke maatregelen onder het instrument moeten vallen. Optie 3 stuit niet op wezenlijke bezwaren, maar wordt onvoldoende geacht door de lidstaten die uitgebreidere vormen van confiscatie kennen.

Het Europees Parlement is voorstander van een wetgevingsvoorstel tot versterking van de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie.

De Commissie geeft de voorkeur aan een instrument inzake wederzijdse erkenning met een uitgebreider toepassingsgebied en betere bepalingen die zorgen voor een ruimere uitwisseling van bevelen tot bevriezing en confiscatie die worden uitgevaardigd in het kader van een strafprocedure in de Europese Unie (optie 4a). Hiermee zouden de meeste vastgestelde problemen worden aangepakt en deze optie is ook juridisch deugdelijk. Zij zou waarschijnlijk ook gemakkelijker door de lidstaten worden aanvaard dan een instrument dat ook administratieve en civielrechtelijke confiscatie omvat. Deze optie voldoet ook aan het evenredigheidsbeginsel aangezien het toepassingsgebied beperkt is tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken, en niet verder gaat dan wat daartoe nodig is.

Het economische en maatschappelijke effect van de voorkeursoptie zal naar verwachting overwegend positief zijn. De verplichting om meer soorten bevelen tot bevriezing en confiscatie te erkennen, moet ertoe leiden dat meer criminele vermogensbestanddelen worden bevroren en inbeslaggenomen over de grenzen van de lidstaten heen. Daardoor moet georganiseerde criminaliteit uiteindelijk minder lonen en hebben criminelen minder mogelijkheden om hun winst in nieuwe criminele activiteiten te investeren. Als de kans op confiscatie toeneemt, wordt criminaliteit ook minder aantrekkelijk en lopen de lidstaten ook minder inkomsten mis. Het maatschappelijke effect zou over het algemeen zeer positief zijn omdat geconfisqueerde criminele vermogensbestanddelen kunnen worden teruggegeven aan de slachtoffers of worden ingezet voor publieke of sociale doeleinden.

De verplichting om meer soorten bevelen tot bevriezing en confiscatie te erkennen en ten uitvoer te leggen zal leiden tot enige extra kosten voor politie en justitie, maar deze zouden ruimschoots moeten worden gecompenseerd door de mogelijkheid om meer criminele winsten te ontnemen en zo mogelijk voor andere doeleinden te gebruiken.

Het voorstel heeft geen rechtstreekse gevolgen voor bedrijven, het midden- en kleinbedrijf of micro-ondernemingen. Het in beslag nemen van criminele vermogensbestanddelen maakt het leven voor criminele ondernemingen moeilijker, dus op de lange termijn zouden legitieme bedrijven wel profiteren doordat zij minder concurrentie ondervinden van illegale marktdeelnemers.

Grondrechten

Maatregelen tot bevriezing of confiscatie kunnen een aantasting inhouden van de grondrechten die worden beschermd door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het handvest) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).

Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft herhaaldelijk geoordeeld dat confiscatie zonder veroordeling, ook civielrechtelijke en administratieve confiscatie, en ruimere confiscatie in overeenstemming zijn met artikel 6 EVRM en artikel 1 van protocol 1, op voorwaarde dat doeltreffende procedurele waarborgen worden geëerbiedigd.

Het omkeren van de bewijslast inzake de rechtmatigheid van vermogensbestanddelen is volgens het Europees Hof voor de rechten van de mens geen schending van de grondrechten, op voorwaarde dat passende waarborgen worden toegepast waardoor de betrokkene deze weerlegbare vermoedens kan betwisten.

De voorgestelde verordening bevat enkele belangrijke waarborgen: het evenredigheidsbeginsel moet worden geëerbiedigd, weigering is mogelijk op grond van niet-eerbiediging van het "ne bis in idem"-beginsel, en de regels voor verstekprocedures. Daarnaast moeten de rechten van derden te goeder trouw worden geëerbiedigd en is er de verplichting om belanghebbenden te informeren over de tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing, inclusief de motivering daarvan en de rechtsmiddelen die kunnen worden ingesteld, evenals de verplichting voor de lidstaten om te voorzien in rechtsmiddelen in de uitvoerende staat.

Artikel 8 van Richtlijn 2014/42/EU bevat ook een lijst van waarborgen die de lidstaten moeten toepassen met betrekking tot de bevelen die onder de richtlijn vallen.

Ten slotte gelden ook alle strafrechtelijke procedurele waarborgen, met name het recht op een eerlijk proces, zoals vervat in artikel 6 EVRM en de artikelen 47 en 48 van het handvest. Dit omvat ook de relevante EU-wetgeving inzake procedurele rechten in strafprocedures: Richtlijn 2010/64/EU betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, Richtlijn 2012/13/EU betreffende het recht op informatie over de rechten en de beschuldiging en toegang tot het dossier, Richtlijn 2013/48/EU betreffende het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie met familieleden tijdens aanhouding en detentie, Richtlijn (EU) 2016/343 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures ter terechtzitting aanwezig te zijn, Richtlijn (EU) 2016/800 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen en Richtlijn (EU) 2016/1919 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel.

Op voorwaarde dat zij worden toegepast volgens het evenredigheidsbeginsel en worden aangevuld met de hierboven genoemde doeltreffende procedurele waarborgen, voldoen de maatregelen van dit voorstel aan de vereisten inzake de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel voor een verordening heeft geen gevolgen voor de EU-begroting. Een van de algemene doelstellingen is om criminelen hun onrechtmatig verkregen winst te ontnemen. Gestreefd wordt naar compensatie voor slachtoffers, meer inkomsten voor de nationale en Europese schatkist en vermindering van de maatschappelijke kosten vanwege fraude en van andere sociale uitgaven. Het voorstel zou tot slot ook een positief effect moeten hebben op de nationale en Europese economieën.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Deze verordening is rechtstreeks toepasselijk in de EU. Zij zal rechtstreeks in de praktijk worden toegepast, zodat bevelen die zijn uitgevaardigd door andere lidstaten, op dezelfde wijze ten uitvoer worden gelegd als binnenlandse bevelen, zonder dat het nationale rechtsstelsel of de werkwijzen hoeven te worden gewijzigd.

Vijf jaar na de inwerkingtreding wordt de verordening geëvalueerd en dient de Commissie een verslag in.

Nadere toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Hoofdstuk I: Onderwerp, definities en toepassingsgebied

Artikel 1: Onderwerp

In dit voorstel voor een verordening worden regels vastgesteld die ertoe strekken dat een lidstaat een in een strafprocedure uitgevaardigd bevel tot bevriezing of confiscatie moet erkennen en ten uitvoer leggen. Deze verordening omvat alle bevelen tot confiscatie die door een gerecht in een strafprocedure zijn uitgevaardigd en alle bevelen tot bevriezing die zijn uitgevaardigd met het oog op eventuele latere confiscatie. De verordening betreft dus alle soorten bevelen die vallen onder Richtlijn 2014/42/EU, evenals andere soorten bevelen in strafprocedures zonder definitieve veroordeling. De verordening is niet van toepassing op bevelen tot bevriezing en confiscatie in civielrechtelijke en administratieve procedures.

Deze verordening omvat alle strafprocedures en is niet beperkt tot bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie, de zogeheten Euromisdrijven (in tegenstelling tot Richtlijn 2014/42/EU, die is gebaseerd op artikel 83 VWEU), aangezien artikel 82 VWEU (waarop dit voorstel is gebaseerd) geen dergelijke beperking stelt voor de wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken. Het voorstel omvat derhalve wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie in verband met de strafbare feiten die vallen onder Richtlijn 2014/42/EU, evenals bevelen in verband met strafbare feiten die niet onder die richtlijn vallen.

Artikel 2: Definities

In artikel 2 worden verschillende begrippen uit het voorstel gedefinieerd.

Het betreft de termen bevel tot confiscatie, bevel tot bevriezing, vermogensbestanddeel, opbrengst, hulpmiddel, uitvaardigende staat, uitvoerende staat, uitvaardigende autoriteit en uitvoerende autoriteit.

Een bevel tot confiscatie is een onherroepelijke straf of maatregel, opgelegd door een rechter na een strafprocedure in verband met een strafbaar feit, die leidt tot definitieve ontneming van vermogensbestanddelen. Een bevel tot bevriezing is een rechterlijke beslissing of een door een rechterlijke autoriteit gevalideerde voorlopige beslissing om - met het oog op eventuele latere confiscatie - vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van vermogensbestanddelen te voorkomen.

De definitie van uitvaardigende autoriteit is verschillend voor bevelen tot bevriezing en confiscatie. Om rekening te houden met de verschillende nationale systemen, wordt voor bevelen tot bevriezing voor de definitie van uitvaardigende autoriteit dezelfde aanpak gevolgd als in Richtlijn 2014/41/EU. Wanneer de bevoegde uitvaardigende autoriteit geen rechter, gerecht, onderzoeksrechter of officier van justitie is, moet het bevel tot bevriezing vóór toezending worden gevalideerd door een rechter, gerecht, onderzoeksrechter of officier van justitie.

De definitie van uitvaardigende en uitvoerende autoriteit moet worden gelezen in samenhang met artikel 27, op grond waarvan lidstaten verplicht zijn de Commissie in kennis te stellen van hun bevoegde uitvaardigende en uitvoerende autoriteiten.

Artikel 3: Strafbare feiten

De lijst van strafbare feiten waarvoor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing en confiscatie niet kan worden geweigerd op grond van het vereiste van dubbele strafbaarheid, is dezelfde als de lijst die is opgenomen in andere instrumenten inzake wederzijdse erkenning, met één uitzondering: punt y) van de lijst verwijst naar de gemeenschappelijke minimumnormen voor de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten (Kaderbesluit 2001/413/JBZ).

Dubbele strafbaarheid kan niet worden ingeroepen voor een lijst van strafbare feiten waarop in de uitvaardigende staat een gevangenisstraf van ten minste drie jaar staat. Bij strafbare feiten die niet in de lijst staan, kan de erkenning worden geweigerd als het misdrijf waarmee het bevel tot bevriezing of confiscatie verband houdt, naar het recht van de uitvoerende staat geen strafbaar feit vormt.

Hoofdstuk II - Toezending, erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

Artikelen 4-7: Toezending van bevelen tot confiscatie

In deze artikelen wordt het mechanisme voor de toezending van bevelen tot confiscatie beschreven. Het voorstel voorziet in rechtstreekse toezending tussen de bevoegde nationale autoriteiten, maar laat de mogelijkheid open voor bijstand door centrale autoriteiten. De regels voor de identificatie van de bevoegde uitvoerende autoriteit worden verduidelijkt, evenals de mogelijkheid om een bevel tot confiscatie aan meer dan één lidstaat toe te zenden.

In de regel mag een bevel tot confiscatie slechts aan één uitvoerende staat tegelijk worden toegezonden, maar in artikel 5 worden hierop enkele uitzonderingen gemaakt. Wanneer de betrokken vermogensbestanddelen zich in verschillende uitvoerende staten bevinden of wanneer voor de tenuitvoerlegging optreden van meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk is, mag de uitvaardigende autoriteit het bevel aan meer dan één uitvoerende staat toezenden. De uitvaardigende autoriteit kan een bevel inzake een geldsom ook toezenden aan meerdere uitvoerende staten als de betrokken vermogensbestanddelen niet zijn bevroren of wanneer de waarde van de vermogensbestanddelen die kunnen worden ontnomen in de uitvaardigende staat en in een uitvoerende staat, waarschijnlijk niet volstaat om het volledige bedrag te dekken dat in het bevel is vastgesteld.

Het toezenden van een bevel tot confiscatie door de uitvaardigende staat vormt geen beperking van het recht van die staat om zelf het bevel ten uitvoer te leggen. Er worden ook regels vastgesteld om ervoor te zorgen dat de totale opbrengst van de tenuitvoerlegging van het bevel niet meer bedraagt dan het in het bevel vastgestelde maximumbedrag.

Bij het bevel tot confiscatie moet een modelcertificaat worden gevoegd (zie bijlage bij het voorstel). Het certificaat moet worden vertaald in een officiële taal van de uitvoerende staat.

Artikel 8: Erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

De uitvoerende autoriteit moet een bevel tot confiscatie zonder verdere formaliteiten erkennen en de nodige maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging ervan, op dezelfde wijze als voor een door een autoriteit van de uitvoerende staat uitgevaardigd bevel, tenzij een van de gronden voor weigering of uitstel wordt aangevoerd. Er worden gedetailleerde regels vastgesteld voor de mogelijkheid om andere vermogensbestanddelen te confisqueren dan het vermogensbestanddeel dat in het bevel tot confiscatie is gespecificeerd.

Artikel 9: Gronden voor weigering van erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

Artikel 9 bevat een uitputtende lijst van gronden die de uitvoerende autoriteit kan aanvoeren voor weigering van erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie. Deze lijst verschilt aanzienlijk van die van het kaderbesluit van 2006. Sommige gronden voor weigering zijn ongewijzigd gebleven, bijvoorbeeld het "ne bis in idem"-beginsel of immuniteiten en voorrechten. Weigering op grond van het type confiscatie (zoals ruimere confiscatie) is niet langer mogelijk, waardoor het kader voor wederzijdse erkenning met dit voorstel aanzienlijk wordt uitgebreid en versterkt.

Een weigering op grond van het recht om in strafprocedures ter terechtzitting aanwezig te zijn, is alleen mogelijk bij bevelen tot confiscatie in verband met een definitieve veroordeling, en niet bij procedures die leiden tot bevelen tot confiscatie zonder veroordeling.

Artikel 10: Termijnen voor erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

In dit artikel worden termijnen vastgesteld voor de erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie. Dit houdt een verbetering in ten opzichte van het kaderbesluit van 2006, dat geen termijnen bevatte. Bevriezing moet op zeer korte termijn worden uitgevoerd, maar voor confiscatie kan een langere periode worden aanvaard. Uit de ervaring met het kaderbesluit van 2006 is echter gebleken dat duidelijke termijnen nodig zijn om de efficiëntie van grensoverschrijdende procedures te waarborgen.

Er zijn verschillende termijnen vastgesteld voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie. Eerst moet de uitvoerende autoriteit de beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie zo spoedig mogelijk nemen, uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van het bevel tot confiscatie. Daarna moet de uitvoerende autoriteit de confiscatie onverwijld uitvoeren, uiterlijk dertig dagen na de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging.

In bepaalde gevallen waarin de uitvoerende autoriteit deze termijnen niet kan respecteren, moet zij de uitvaardigende autoriteit daarvan onverwijld in kennis stellen.

Artikel 11: Uitstel van de tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

Dit artikel bevat een clausule die standaard deel uitmaakt van instrumenten inzake wederzijdse erkenning, op grond waarvan de erkenning of tenuitvoerlegging van een bevel tot confiscatie kan worden uitgesteld. De uitvoerende autoriteit kan de tenuitvoerlegging van een bevel tot confiscatie uitstellen als een lopend strafrechtelijk onderzoek zou kunnen worden geschaad, als het risico bestaat dat het totale bedrag het in het bevel vastgestelde maximumbedrag overschrijdt of als overeenkomstig artikel 33 rechtsmiddelen zijn ingesteld.

Artikel 12: Onmogelijkheid om een bevel tot confiscatie ten uitvoer te leggen

Het kan gebeuren dat de uitvoerende autoriteit het bevel tot confiscatie niet ten uitvoer kan leggen. In dat geval moet zij de uitvaardigende autoriteit daarvan onverwijld in kennis stellen. Indien mogelijk kan het bevel ten uitvoer worden gelegd ten aanzien van een ander vermogensbestanddeel.

Hoofdstuk III - Toezending, erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

Artikel 13: Voorwaarden voor uitvaardiging en toezending van een bevel tot bevriezing

In dit artikel worden voorwaarden voor uitvaardiging en toezending van een bevel tot bevriezing vastgesteld, om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan het evenredigheidsbeginsel. Met dit artikel wordt het voorstel in overeenstemming gebracht met artikel 6 van Richtlijn 2014/41/EU, waarbij ervoor wordt gezorgd dat dezelfde voorwaarden gelden voor bevriezing in verband met bewijsmateriaal en bevriezing voor latere confiscatie. De uitvoerende autoriteit moet het bevel binnen de termijnen van artikel 19 ten uitvoer leggen, maar als zij reden heeft om aan te nemen dat niet is voldaan aan deze voorwaarden, kan zij overleggen met de uitvaardigende autoriteit zodra het bevel is erkend en ten uitvoer gelegd.

Artikel 14: Toezending van bevelen tot bevriezing

Een bevel tot bevriezing wordt rechtstreeks toegezonden aan de bevoegde nationale autoriteiten, maar bijstand door centrale autoriteiten is toegestaan. De regels voor de identificatie van de bevoegde uitvoerende autoriteit worden verduidelijkt. Bij het bevel tot bevriezing moet een verzoek tot toepassing van een bevel tot confiscatie worden gevoegd, of de instructie dat het vermogensbestanddeel in de uitvoerende staat moet blijven in afwachting van een verzoek om confiscatie, onder vermelding van de datum waarop dat verzoek naar verwachting zal worden gedaan. De uitvaardigende autoriteit moet de uitvoerende autoriteit in kennis stellen van elke haar bekende partij, met inbegrip van derden te goeder trouw, op wie het bevel tot bevriezing ook van invloed is.

Artikel 15: Toezending van een bevel tot bevriezing aan één of meer uitvoerende staten

In de regel mag een bevel tot bevriezing slechts aan één uitvoerende staat tegelijk worden toegezonden, maar dit artikel bevat regels voor de mogelijkheid om deze aan meer dan één lidstaat toe te zenden. Deze regels zijn min of meer gelijk aan die voor de toezending van bevelen tot confiscatie.

Wanneer de betrokken vermogensbestanddelen zich in verschillende uitvoerende staten bevinden of wanneer voor de tenuitvoerlegging optreden van meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk is, mag de uitvaardigende autoriteit het bevel aan meer dan één uitvoerende staat toezenden. De uitvaardigende autoriteit kan een bevel inzake een geldsom ook toezenden aan meerdere uitvoerende staten wanneer de waarde van de vermogensbestanddelen die kunnen worden bevroren in de uitvaardigende staat en in een uitvoerende staat, waarschijnlijk niet volstaat om het volledige bedrag te dekken dat in het bevel is vastgesteld.

Artikel 16: Vorm van het bevel tot bevriezing

Het voorstel voorziet in een vereenvoudigde procedure in de vorm van een modelformulier voor een bevel tot bevriezing. Dit formulier is dus geen "certificaat" dat bij apart bij een bevel moet worden gevoegd. Hiermee wordt de procedure voor wederzijdse erkenning vereenvoudigd ten opzichte van het kaderbesluit van 2003, dat vereiste dat een certificaat werd gevoegd bij een binnenlands bevel tot bevriezing. Bijlage B bij dit voorstel bevat een modelformulier voor een bevel tot bevriezing dat de uitvaardigende autoriteit moet invullen, ondertekenen, voor juist verklaren en vertalen in een officiële taal van de uitvoerende staat. Deze aanpak werd ook gevolgd in Richtlijn 2014/41/EU.

Artikel 17: Erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

De uitvoerende autoriteit moet een bevel tot bevriezing zonder verdere formaliteiten erkennen en de nodige maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging ervan, tenzij een van de gronden voor weigering of uitstel wordt aangevoerd.

Artikel 18: Gronden voor weigering van erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

De gronden voor weigering komen overeen met die voor bevelen tot confiscatie, met enkele voor de hand liggende uitzonderingen.

Artikel 19: Termijnen voor erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

Bevriezing als conservatoire maatregel is een spoedmaatregel, die korte termijnen voor erkenning en tenuitvoerlegging vereist. Daarom worden in de voorgestelde verordening duidelijke termijnen vastgesteld. Dit is een grote verbetering ten opzichte van het kaderbesluit van 2003, dat geen duidelijke termijnen bevatte.

Er zijn drie verschillende termijnen vastgesteld: voor de beslissing inzake de erkenning, de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing en de inkennisstelling van de uitvaardigende autoriteit. De termijnen zijn kort, om ervoor te zorgen dat de uitvoerende staat het bevel snel erkent, ten uitvoer legt en het resultaat ervan meedeelt aan de uitvaardigende autoriteit, met dezelfde snelheid en prioriteit als voor soortgelijke binnenlandse dossiers. De uitvoerende autoriteit moet daarnaast ten volle rekening houden met eventuele specifieke vereisten die zijn vastgelegd in het bevel tot bevriezing, zoals de noodzaak tot onverwijlde bevriezing of een specifieke datum voor bevriezing.

Eerst moet de uitvoerende autoriteit de beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing zo spoedig mogelijk nemen, uiterlijk 24 uur na de ontvangst van het bevel tot bevriezing.

Daarna moet de uitvoerende autoriteit de bevriezing onverwijld uitvoeren, uiterlijk 24 uur na de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging, en moet zij haar beslissing onverwijld aan de uitvaardigende autoriteit meedelen.

Als de uitvoerende autoriteit een grond voor weigering of uitstel aanvoert, kunnen deze strakke termijnen niet worden gerespecteerd. Voor dergelijke gevallen is in het voorstel bepaald dat de uitvoerende autoriteit onverwijld moet optreden.

Naast deze termijnen voorziet artikel 25 in een termijn van drie dagen waarbinnen de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit in kennis moet stellen van de getroffen maatregelen.

Artikel 20: Uitstel van de tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

Dit artikel bevat een clausule die standaard deel uitmaakt van instrumenten inzake wederzijdse erkenning, op grond waarvan de erkenning of tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing kan worden uitgesteld. De uitvoerende staat kan de tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing uitstellen als een lopend onderzoek zou kunnen worden geschaad, als met betrekking tot het vermogensbestanddeel reeds een bevel tot bevriezing is uitgevaardigd of als met betrekking tot het vermogensbestanddeel reeds een bevel tot bevriezing in een strafrechtelijke procedure is uitgevaardigd in de uitvoerende staat. De uitvoerende autoriteit moet de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis stellen van het uitstel. Zodra de grond voor uitstel is vervallen, moet de uitvoerende autoriteit het bevel onverwijld ten uitvoer leggen en de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis stellen.

Artikel 21: Verplichting om belanghebbende partijen te informeren

Nadat het bevel tot bevriezing ten uitvoer is gelegd, moet de uitvoerende autoriteit de persoon tegen wie het bevel tot bevriezing is uitgevaardigd, alsmede eventuele belanghebbenden, in kennis stellen van haar beslissing, waarbij de vertrouwelijkheidsregels van artikel 22 in acht moeten worden genomen. De betrokkenen kunnen zo rechtsmiddelen instellen zonder dat de bevriezing in gevaar komt.

Artikel 22: Vertrouwelijkheid

De meeste bevelen tot bevriezing bevatten gegevens die moeten worden beschermd om het onderzoek niet in gevaar te brengen. Dit artikel is gebaseerd op artikel 19 van Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel en bevat de verplichting voor de uitvaardigende en uitvoerende autoriteiten om de vertrouwelijkheid van het onderzoek te beschermen. Als de uitvoerende autoriteit niet in staat is aan de vertrouwelijkheidsplicht te voldoen, stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 23: Duur van bevelen tot bevriezing

In de regel moet een vermogensbestanddeel worden bevroren totdat de uitvaardigende staat een definitief bevel tot confiscatie of vrijgave heeft uitgevaardigd. Het kan evenwel gebeuren dat de bevriezing niet langer gerechtvaardigd lijkt of dat de duur ervan buitensporig lijkt. In dit artikel worden regels vastgesteld voor de beperking van de periode dat het vermogensbestanddeel wordt bevroren, in overleg tussen de uitvoerende en de uitvaardigende autoriteit. Er is geen absolute tijdslimiet vastgesteld, aangezien de duur van het onderzoek en het proces een lange bevriezingsperiode kan rechtvaardigen. Als de uitvaardigende autoriteit binnen zes weken geen reden opgeeft voor het niet-aanvaarden van de door de uitvoerende autoriteit voorgestelde beperking, kan de uitvoerende autoriteit de bevel tot bevriezing opheffen.

Artikel 24: Onmogelijkheid om een bevel tot bevriezing ten uitvoer te leggen

Als het bevel tot bevriezing niet ten uitvoer kan worden gelegd omdat het vermogensbestanddeel reeds is geconfisqueerd, is verdwenen of is vernietigd, niet wordt aangetroffen op de vermelde plaats, of omdat de plaats niet nauwkeurig genoeg is beschreven, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 25: Inkennisstelling

Dit artikel voorziet in een termijn van drie dagen waarbinnen de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit in kennis moet stellen van de maatregelen die zijn getroffen om het bevel tot bevriezing ten uitvoer te leggen en van de resultaten daarvan.

Hoofdstuk IV: Algemene bepalingen

Dit hoofdstuk bevat algemene regels voor de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie.

Artikel 26: Recht dat van toepassing is op de tenuitvoerlegging

In de uitvoerende staat kunnen op grond van de erkenning van een bevel tot bevriezing of confiscatie maatregelen worden vastgesteld en ten uitvoer gelegd. Het recht van de uitvoerende staat is van toepassing op de tenuitvoerlegging van het bevel, inclusief regels inzake bescherming die in de uitvoerende staat worden vastgesteld met betrekking tot bevelen tot bevriezing of confiscatie.

Een bevel tot bevriezing of confiscatie dat is uitgevaardigd tegen een rechtspersoon, moet ten uitvoer worden gelegd, zelfs als de uitvoerende staat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen niet erkent.

Tenzij de uitvaardigende staat hiermee instemt, mag de uitvoerende staat geen alternatieve maatregelen opleggen voor de bevriezing of confiscatie, met uitzondering van maatregelen als bedoeld in artikel 8.

Artikel 27: Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten

De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van de bevoegde uitvaardigende en uitvoerende autoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 2, leden 8 en 9. Daarnaast kunnen lidstaten een of meer centrale autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de administratieve toezending en ontvangst. De Commissie zorgt ervoor dat deze gegevens beschikbaar zijn voor alle lidstaten en de Raad.

Artikel 28: Communicatie

Dit artikel betreft de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten gedurende de volledige procedure voor wederzijdse erkenning. Er is een algemene verplichting voor de bevoegde autoriteiten om elkaar wanneer nodig te raadplegen tijdens de procedure voor wederzijdse erkenning, naast de specifieke verplichtingen die zijn vastgelegd in de afzonderlijke artikelen.

Artikel 29: Samenloop van bevelen

Als tegen eenzelfde persoon twee of meer bevelen inzake een geldsom zijn uitgevaardigd en er niet voldoende middelen zijn om alle bevelen ten uitvoer te leggen, of als een bepaald vermogensbestanddeel het voorwerp is van meerdere bevelen, moet de uitvoerende staat beslissen welk bevel ten uitvoer wordt gelegd, met inachtneming van alle omstandigheden, waaronder de belangen van slachtoffers, het voorhanden zijn van bevroren vermogensbestanddelen, de data van uitvaardiging en toezending van de verschillende bevelen en indien relevant de relatieve ernst van de strafbare feiten en de plaats waar zij zijn gepleegd.

Artikel 30: Beëindiging van de tenuitvoerlegging

De uitvaardigende autoriteit moet de uitvoerende autoriteit onverwijld in kennis stellen van iedere beslissing of maatregel waardoor het bevel niet meer uitvoerbaar is of om een andere reden aan de uitvoerende staat moet worden onttrokken.

Artikel 31: Beheer en vervreemding van bevroren en geconfisqueerde vermogensbestanddelen

De uitvoerende staat beheert de bevroren of geconfisqueerde vermogensbestanddelen tot hun definitieve overdracht zodanig dat zij niet in waarde verminderen.

In dit artikel worden de regels voor de vervreemding van geconfisqueerde vermogensbestanddelen nader beschreven. De rechten van slachtoffers op compensatie en restitutie gaan voor op de belangen van de staat. Ten eerste valt het bedrag dat overeenkomt met de beslissing inzake compensatie of restitutie toe aan de uitvaardigende staat, die zorg draagt voor de compensatie van of de restitutie aan het slachtoffer. Ten tweede, als in de uitvaardigende staat een procedure inzake compensatie of restitutie loopt, moet de uitvoerende staat de vervreemding van het geconfisqueerde vermogensbestanddeel opschorten totdat de beslissing in deze procedure aan de uitvoerende autoriteit is meegedeeld. Dit is een belangrijke vernieuwing in het EU-rechtskader aangezien geen van beide kaderbesluiten bepalingen bevat inzake slachtoffers. Met deze bepalingen wordt ervoor gezorgd dat slachtoffers hun rechten niet verliezen wanneer de vermogensbestanddelen zich in andere lidstaten bevinden. Aan de andere kant creëren zij geen nieuwe rechten voor slachtoffers die niet al bestonden in het nationale recht.

Tenzij anders overeengekomen en rekening houdend met de verplichting om bijstand te verlenen inzake de invordering van belastingvorderingen overeenkomstig Richtlijn 2010/24/EU, zijn de volgende regels van toepassing, die zijn gebaseerd op de regel van billijkheid tussen lidstaten zoals beschreven in Kaderbesluit 2006/783/JBZ: als het bedrag van het bevel tot bevriezing lager is dan 10 000 EUR, valt het bedrag toe aan de uitvoerende staat. Daarboven wordt 50 % van de geconfisqueerde vermogensbestanddelen overgedragen aan de uitvaardigende staat, in contanten, of het volledige vermogensbestanddeel in natura, als de uitvoerende staat daarmee instemt. Wanneer het niet mogelijk is deze regels toe te passen, kunnen de vermogensbestanddelen overeenkomstig het nationale recht van de uitvoerende staat op een andere wijze worden vervreemd.

Artikel 32: Kosten

De kosten moeten door de uitvoerende staat worden gedragen wanneer zij ontstaan op diens grondgebied en door de uitvaardigende staat in alle andere gevallen. Als de uitvoerende staat hoge of uitzonderlijke kosten heeft gemaakt, kan hij de uitvaardigende staat voorstellen de kosten te delen.

Artikel 33: Rechtsmiddelen in de uitvoerende staat tegen erkenning en tenuitvoerlegging

Dit artikel voorziet in een rechtsmiddel in de uitvoerende staat tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing of confiscatie. Elke belanghebbende, met inbegrip van derden te goeder trouw, kan zich wenden tot een gerecht in de uitvoerende staat om zijn rechten te beschermen overeenkomstig het recht van die staat. Dit kan krachtens het recht van de uitvoerende staat schorsende werking hebben. De materiële gronden van het bevel tot confiscatie in strafzaken kunnen evenwel niet worden betwist bij een rechter in de uitvoerende staat.

Artikel 34: Terugbetaling

Behalve als de verantwoordelijkheid uitsluitend berust bij de uitvoerende staat vanwege diens optreden, betaalt de uitvaardigende staat elke schadevergoeding terug die aan een partij is betaald in verband met de tenuitvoerlegging van een bevel.

Artikel 35: Statistieken

Dit artikel bevat een verplichting voor de lidstaten om regelmatig gegevens te verzamelen bij de betrokken autoriteiten en uitgebreide statistieken bij te houden inzake wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing of confiscatie. De statistieken moeten elk jaar aan de Commissie worden toegezonden. Aangezien er momenteel onvoldoende gegevens zijn over de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing of confiscatie, is deze verplichting noodzakelijk om een grondige evaluatie van de werking van het bij deze verordening ingestelde mechanisme mogelijk te maken.

Hoofdstuk V - Slotbepalingen

Artikel 36: Wijziging van het certificaat en het formulier

Het modelcertificaat en het modelformulier van de bijlagen I en II bij het voorstel zijn bedoeld om de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing en confiscatie zo veel mogelijk te versnellen en te vergemakkelijken. Daarom moeten eventuele problemen die worden gesignaleerd met betrekking tot de inhoud van het certificaat en het formulier, zo snel mogelijk kunnen worden verholpen. Wijziging van de twee bijlagen via een complexe, volwaardige wetgevingsprocedure is niet in overeenstemming met dit vereiste. Daarom bevat artikel 37 een snellere en flexibelere procedure voor wijzigingen via een gedelegeerde handeling.

Artikel 37: Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

In dit artikel worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de Commissie bevoegd is om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor de noodzakelijke wijzigingen van het certificaat en het formulier. Voor de aanneming van dergelijke gedelegeerde handelingen geldt een standaardprocedure.

Artikel 38: Evaluatie

Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing ervan.

Artikel 39: Vervanging

Deze verordening vervangt de Kaderbesluiten 2003/577/JBZ en 2006/783/JBZ voor de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn. De Kaderbesluiten 2003/577/JBZ en 2006/783/JBZ blijven van toepassing voor de lidstaten die niet door deze verordening gebonden zijn.

Artikel 40: Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na bekendmaking in het Publicatieblad. De verordening wordt zes maanden na de inwerkingtreding van toepassing, met uitzondering van artikel 27, dat van toepassing is vanaf de datum van inwerkingtreding.

2016/0412 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen.

(2)De justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 algemeen beschouwd wordt als een hoeksteen van de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie.

(3)De bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven behoort tot de meest doeltreffende methoden om criminaliteit te bestrijden. De Europese Unie streeft naar meer doeltreffende opsporing, confiscatie en herbesteding van criminele vermogensbestanddelen 24 .

(4)Aangezien criminaliteit vaak transnationaal van aard is, is grensoverschrijdende samenwerking essentieel om de hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in beslag te nemen en te confisqueren.

(5)Het huidige rechtskader van de Unie inzake de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie bestaat uit Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken 25 en Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie 26 .

(6)De verslagen van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de Kaderbesluiten 2003/577/JBZ en 2006/783/JBZ tonen aan dat de bestaande regelingen voor de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie niet geheel doeltreffend zijn. De bestaande instrumenten worden niet uniform uitgevoerd en toegepast in de lidstaten, waardoor de wederzijdse erkenning onvoldoende is.

(7)Het rechtskader van de Unie inzake de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie heeft geen gelijke tred gehouden met de recente wetgevende ontwikkelingen op het niveau van de Unie en de lidstaten. Met name in Richtlijn 2014/42/EU 27 zijn gemeenschappelijke minimumregels vastgesteld voor de bevriezing en confiscatie van vermogensbestanddelen. Deze gemeenschappelijke minimumregels betreffen de confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven, ook in geval van ziekte of vlucht van de verdachte of beklaagde, wanneer een strafprocedure met betrekking tot een strafbaar feit is ingeleid, ruimere confiscatie en confiscatie bij derden. Deze gemeenschappelijke minimumregels betreffen ook de bevriezing van vermogensbestanddelen met het oog op een eventuele latere confiscatie. De soorten confiscatie en bevriezing die vallen onder Richtlijn 2014/42/EU, moeten ook onder het rechtskader inzake wederzijdse erkenning vallen.

(8)Bij de aanneming van Richtlijn 2014/42/EU verklaarden het Europees Parlement en de Raad dat een doeltreffend systeem voor bevriezing en confiscatie in de Europese Unie intrinsiek samenhangt met een goed functionerende wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie. Gezien de behoefte aan een alomvattend systeem voor de bevriezing en confiscatie van opbrengsten en hulpmiddelen van misdrijven verzochten het Europees Parlement en de Raad de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen betreffende de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie.

(9)In de Europese veiligheidsagenda 28 stelde de Commissie dat justitiële samenwerking in strafzaken afhangt van doeltreffende grensoverschrijdende instrumenten en dat wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen een kernelement van het veiligheidskader is. De Commissie herinnerde ook aan de noodzaak om de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie te verbeteren.

(10)In haar mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over een actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering 29 wees de Commissie erop dat het van belang is om criminelen die terrorisme financieren, hun vermogensbestanddelen te ontnemen. Om de activiteiten te verstoren van de georganiseerde criminaliteit waarmee terrorisme wordt gefinancierd, is het van wezenlijk belang om de betrokken criminelen de opbrengst van hun criminele activiteiten te ontnemen. Daarom moet er in de hele Unie voor worden gezorgd dat alle soorten bevelen tot bevriezing en confiscatie optimaal ten uitvoer worden gelegd door toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.

(11)Met het oog op doeltreffende wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie moeten de regels inzake erkenning en tenuitvoerlegging van dergelijke bevelen worden vastgesteld in een juridisch bindende en rechtstreeks toepasselijke handeling van de Unie.

(12)De wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing en confiscatie van vermogensbestanddelen moet worden vergemakkelijkt door de lidstaten te verplichten een door een andere lidstaat in een strafprocedure uitgevaardigd bevel tot bevriezing of confiscatie op hun grondgebied te erkennen en ten uitvoer te leggen.

(13)Deze verordening moet alle bevelen tot confiscatie omvatten die door een gerecht in een strafprocedure zijn uitgevaardigd en alle bevelen tot bevriezing die zijn uitgevaardigd met het oog op eventuele latere confiscatie. De verordening moet dus alle soorten bevelen omvatten die vallen onder Richtlijn 2014/42/EU, evenals andere soorten bevelen in strafprocedures zonder definitieve veroordeling. De verordening is niet van toepassing op bevelen tot bevriezing en confiscatie in civielrechtelijke en administratieve procedures.

(14)De verordening moet betrekking hebben op bevelen tot bevriezing en confiscatie in verband met de strafbare feiten die vallen onder Richtlijn 2014/42/EU, evenals bevelen in verband met andere strafbare feiten. De strafbare feiten moeten dus niet worden beperkt tot bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie, aangezien artikel 82 VWEU geen dergelijke beperking stelt voor maatregelen tot vaststelling van regels en procedures inzake de wederzijdse erkenning van uitspraken in strafzaken.

(15)Samenwerking tussen de lidstaten, op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning en onmiddellijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, veronderstelt het vertrouwen dat de te erkennen en ten uitvoer te leggen bevelen steeds zullen worden uitgevaardigd overeenkomstig de beginselen van legaliteit, subsidiariteit en evenredigheid. Een andere voorwaarde is dat de rechten van partijen of derden te goeder trouw worden geëerbiedigd.

(16)Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals neergelegd in artikel 6 VEU.

(17)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het handvest) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM). Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig die rechten en beginselen.

(18)Bij de toepassing van deze verordening moet rekening worden gehouden met de Richtlijnen 2010/64/EU 30 , 2012/13/EU 31 , 2013/48/EU 32 , 2016/343 33 , 2016/800 34 en 2016/1919 35 van het Europees Parlement en de Raad, die betrekking hebben op procedurele rechten in strafprocedures.

(19)Met inachtneming van de grondrechten moeten de regels voor de toezending, erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing en confiscatie zorgen voor een efficiënt proces voor de ontneming van criminele vermogensbestanddelen.

(20)Bevelen tot bevriezing en confiscatie moeten daarom rechtstreeks door de uitvaardigende autoriteit worden toegezonden aan de uitvoerende autoriteit of, indien van toepassing, een centrale autoriteit.

(21)Bij het bevel tot confiscatie moet een modelcertificaat worden gevoegd.

(22)De uitvoerende autoriteit moet een bevel tot confiscatie zonder verdere formaliteiten erkennen en moet de nodige maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging ervan. De beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie moet worden genomen en de confiscatie moet worden uitgevoerd met dezelfde snelheid en prioriteit als in een vergelijkbare binnenlandse zaak. Er moeten termijnen worden vastgesteld om te zorgen voor snelle en efficiënte beslissingen en snelle en efficiënte tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie.

(23)Gezien het dringende en voorlopige karakter van een bevel tot bevriezing moet hiervoor een modelformulier worden gebruikt. De uitvaardigende autoriteit moet nagaan of het bevel tot bevriezing noodzakelijk en evenredig is om vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van vermogensbestanddelen voorlopig te voorkomen. Om de voorwaarden voor de uitvaardiging van bevelen tot bevriezing in binnenlandse en grensoverschrijdende zaken op elkaar af te stemmen, mag een bevel tot bevriezing krachtens deze verordening alleen worden uitgevaardigd wanneer dat ook mogelijk zou zijn in een vergelijkbare binnenlandse zaak.

(24)De uitvoerende autoriteit moet een bevel tot bevriezing zonder verdere formaliteiten erkennen en onverwijld de nodige maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging ervan. De beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing moet worden genomen en de bevriezing moet worden uitgevoerd met dezelfde snelheid en prioriteit als in een vergelijkbare binnenlandse zaak. Er moeten termijnen worden vastgesteld om te zorgen voor snelle en efficiënte beslissingen en snelle en efficiënte tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing.

(25)Bij de tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing moeten de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit de vertrouwelijkheid van het onderzoek terdege in acht nemen. In het bijzonder moet de uitvoerende autoriteit de vertrouwelijkheid van de feiten en de inhoud van het bevel tot bevriezing waarborgen.

(26)De erkenning en tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing mag niet op andere dan de in deze verordening genoemde gronden worden geweigerd. In het bijzonder moet de uitvoerende autoriteit de mogelijkheid hebben om een bevel tot confiscatie niet te erkennen en ten uitvoer te leggen op grond van het "ne bis in idem"-beginsel, de rechten van een belanghebbende of het recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn.

(27)Voordat zij beslist een grond voor niet-erkenning en niet-tenuitvoerlegging toe te passen, moet de uitvoerende autoriteit overleg plegen met de uitvaardigende autoriteit om eventueel noodzakelijke extra informatie te verkrijgen.

(28)De uitvoerende autoriteit moet de mogelijkheid hebben om de tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing of confiscatie uit te stellen als een lopend strafrechtelijk onderzoek zou kunnen worden geschaad. Zodra de grond voor uitstel is vervallen, moet de uitvoerende autoriteit de nodige maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging van het bevel.

(29)De uitvaardigende autoriteit moet onverwijld in kennis worden gesteld van de onmogelijkheid om een bevel ten uitvoer te leggen. Dit kan het geval zijn als het vermogensbestanddeel reeds is geconfisqueerd, is verdwenen, niet wordt aangetroffen op de door de uitvaardigende autoriteit vermelde plaats, of omdat de plaats niet nauwkeurig genoeg is beschreven.

(30)Op de tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing of confiscatie moet het recht van de uitvoerende staat van toepassing zijn en alleen de autoriteiten van die staat mogen bevoegd zijn om te beslissen over de procedures voor de tenuitvoerlegging.

(31)Een voorwaarde voor de praktische tenuitvoerlegging van deze verordening is dat er nauwe contacten zijn tussen de bevoegde nationale autoriteiten, met name in geval van gelijktijdige tenuitvoerlegging van een bevel tot confiscatie in meer dan één lidstaat. De bevoegde nationale autoriteiten moeten daarom telkens wanneer dat nodig is met elkaar overleggen.

(32)In grensoverschrijdende zaken mag geen afbreuk worden gedaan aan de rechten van slachtoffers op compensatie en restitutie. In de regels voor vervreemding van geconfisqueerde vermogensbestanddelen moet prioriteit worden gegeven aan de compensatie van en de restitutie van vermogensbestanddelen aan slachtoffers. De lidstaten moeten ook rekening houden met hun verplichtingen om bijstand te verlenen inzake de invordering van belastingvorderingen van andere lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2010/24/EU 36 .

(33)De lidstaten mogen niet de mogelijkheid hebben om van elkaar een vergoeding te vragen van de kosten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening. Als de uitvoerende staat hoge of uitzonderlijke kosten heeft gemaakt, moet de uitvaardigende autoriteit evenwel een voorstel van de uitvoerende autoriteit om de kosten te delen, in overweging nemen.

(34)Elke belanghebbende partij, met inbegrip van derden te goeder trouw, moet rechtsmiddelen kunnen instellen tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing of confiscatie om zijn rechten te beschermen, waaronder de effectieve mogelijkheid om het bevel voor een rechter te betwisten of het eigendom of enig ander zakelijk recht op te eisen overeenkomstig Richtlijn 2014/42/EU. Het rechtsmiddel moet worden ingesteld bij een gerecht in de uitvoerende staat.

(35)Om het certificaat en het formulier van de bijlagen I en II bij de verordening te wijzigen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen aan de Commissie worden gedelegeerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden voor gedelegeerde handelingen tot de nodige raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig aan het Europees Parlement en aan de Raad worden toegezonden.

(36)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing en confiscatie, niet door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.

(37)Wat betreft bevriezing om bewijsmateriaal veilig te stellen, is Kaderbesluit 2003/577/JBZ al vervangen door Richtlijn 2014/41/EU 37 . Wat betreft bevriezing met het oog op latere confiscatie van vermogensbestanddelen, moet Kaderbesluit 2003/577/JBZ worden vervangen door deze verordening voor de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn. De bepalingen inzake de bevriezing van bewijsmateriaal en bevriezing met het oog op latere confiscatie moeten op elkaar worden afgestemd. Deze verordening moet ook Kaderbesluit 2006/783/JBZ vervangen voor de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn.

(38)Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, [hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening]/[nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland, onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in deze landen].

(39)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Onderwerp

1.In deze verordening worden regels vastgesteld op grond waarvan een lidstaat een door een andere lidstaat in een strafprocedure uitgevaardigd bevel tot bevriezing of confiscatie op zijn grondgebied erkent en ten uitvoer legt.

2.Deze verordening laat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en rechtsbeginselen, zoals neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"bevel tot confiscatie": een onherroepelijke straf of maatregel, opgelegd door een gerecht na een strafprocedure in verband met een strafbaar feit, die leidt tot definitieve ontneming van vermogensbestanddelen aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon;

(2)"bevel tot bevriezing": een rechterlijke beslissing die is gegeven of gevalideerd door een autoriteit als bedoeld in punt 8 ten aanzien van een bevel tot bevriezing in de uitvaardigende staat om  met het oog op eventuele latere confiscatie  vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van vermogensbestanddelen voorlopig te voorkomen;

(3)"vermogensbestanddelen": goederen van enigerlei aard, lichamelijk of onlichamelijk, roerend of onroerend, alsmede rechtsbescheiden waaruit de eigendom of andere rechten ten aanzien van die goederen blijken, die door de uitvaardigende autoriteit worden beschouwd als:

(a)de opbrengst van een strafbaar feit dan wel overeenkomend met de gehele of gedeeltelijke waarde van die opbrengst;

(b)hulpmiddelen voor een strafbaar feit dan wel overeenkomend met de waarde van die hulpmiddelen;

(c)vatbaar voor confiscatie door de toepassing in de uitvaardigende staat van een van de confiscatiebevoegdheden in de zin van Richtlijn 2014/42/EU, of

(d)vatbaar voor confiscatie op grond van andere rechtsvoorschriften van de uitvaardigende staat betreffende confiscatiebevoegdheden;

(4)"opbrengst": elk economisch voordeel dat al dan niet rechtstreeks uit een strafbaar feit is verkregen; dit kunnen vermogensbestanddelen van enigerlei aard zijn, met inbegrip van enige wederbelegging of omzetting van rechtstreekse opbrengsten en andere kwantificeerbare voordelen;

(5)"hulpmiddelen": alle vermogensbestanddelen die op enigerlei wijze, geheel of gedeeltelijk, zijn gebruikt of zijn bestemd om te worden gebruikt om een of meer strafbare feiten te plegen;

(6)"uitvaardigende staat": de lidstaat waarin in het kader van een strafprocedure een bevel tot bevriezing of confiscatie is uitgevaardigd;

(7)"uitvoerende staat": de lidstaat waaraan een bevel tot bevriezing of confiscatie is toegezonden met het oog op erkenning en tenuitvoerlegging;

(8)"uitvaardigende autoriteit":

(a)met betrekking tot een bevel tot bevriezing:

(1)een rechter, een gerecht, een onderzoeksrechter of een officier van justitie die/dat bevoegd is in de zaak, of

(2)een andere door de uitvaardigende staat aangeduide bevoegde autoriteit die bevoegd is om in strafprocedures een bevel tot bevriezing van vermogensbestanddelen uit te vaardigen of een bevel tot bevriezing ten uitvoer te leggen overeenkomstig de nationale wetgeving. Voordat het bevel tot bevriezing wordt toegezonden aan de uitvoerende autoriteit, wordt dit gevalideerd door een rechter, een gerecht, een onderzoeksrechter of een officier van justitie in de uitvaardigende staat, nadat is onderzocht of het bevel voldoet aan de voorwaarden voor uitvaardiging uit hoofde van deze verordening, in het bijzonder de in artikel 13, lid 1, vastgestelde voorwaarden. Wanneer het bevel is gevalideerd door een dergelijke autoriteit, kan deze autoriteit in het kader van de toezending van het bevel ook als uitvaardigende autoriteit worden aangemerkt;

(b)met betrekking tot een bevel tot confiscatie: een door de uitvaardigende staat aangeduide autoriteit die bevoegd is om in strafprocedures een door een gerecht uitgevaardigd bevel tot confiscatie ten uitvoer te leggen overeenkomstig de nationale wetgeving;

(9)"uitvoerende autoriteit": een autoriteit die bevoegd is om een bevel tot bevriezing of confiscatie in overeenstemming met deze verordening en de in een soortgelijke binnenlandse zaak geldende procedures te erkennen en ten uitvoer te laten leggen.

Artikel 3

Strafbare feiten

1.Een bevel tot bevriezing of confiscatie wordt ten uitvoer gelegd zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid van de feiten als de feiten die ten grondslag liggen aan het bevel tot bevriezing of confiscatie, één of meer van de navolgende strafbare feiten vormen zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende staat, en als daarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaar staat:

- deelneming aan een criminele organisatie;

- terrorisme;

- mensenhandel;

- seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,

- illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

- illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

- corruptie;

- fraude en fraudegerelateerde strafbare feiten zoals gedefinieerd in Richtlijn 2017/xxx/EU betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad;

- fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;

- witwassen van opbrengsten van misdrijven;

- valsmunterij, met inbegrip van namaak van de euro;

- computergerelateerde criminaliteit,

- milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde plantensoorten en -variëteiten;

- hulp bij irreguliere binnenkomst en irregulier verblijf;

- moord, zware mishandeling;

- illegale handel in menselijke organen en weefsels;

- ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;

- racisme en vreemdelingenhaat;

- georganiseerde of gewapende diefstal;

- illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen;

- oplichting;

- chantage en afpersing;

- namaak van producten en productpiraterij;

- vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten;

- fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen;

- illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars;

- illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen;

- handel in gestolen voertuigen;

- verkrachting;

- opzettelijke brandstichting;

- misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen;

- kaping van vliegtuigen of schepen;

- sabotage.

2.Ten aanzien van andere dan de in lid 1 genoemde strafbare feiten kan de uitvoerende staat de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing of confiscatie afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de feiten die ten grondslag liggen aan het bevel tot bevriezing of confiscatie, naar het recht van de uitvoerende staat een strafbaar feit vormen, ongeacht de bestanddelen of de kwalificatie ervan volgens het recht van de uitvaardigende staat.

HOOFDSTUK II

TOEZENDING, ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BEVELEN TOT CONFISCATIE

Artikel 4

Toezending van bevelen tot confiscatie

1.    Een bevel tot confiscatie, of een gewaarmerkte kopie daarvan, wordt samen met het in artikel 7 bedoelde certificaat door de uitvaardigende autoriteit rechtstreeks toegezonden aan de uitvoerende autoriteit, of indien van toepassing aan de in artikel 27, lid 2, bedoelde centrale autoriteit, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert op grond waarvan de uitvoerende autoriteit de echtheid kan vaststellen.

2.In geval van een bevel tot confiscatie dat betrekking heeft op een geldsom, wordt het bevel toegezonden aan de lidstaat waar, volgens redelijke vermoedens van de uitvaardigende autoriteit, de natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, vermogensbestanddelen of inkomen heeft.

3.In geval van een bevel tot confiscatie dat betrekking heeft op specifieke vermogensbestanddelen, wordt het bevel toegezonden aan de lidstaat waar, volgens redelijke vermoedens van de uitvaardigende autoriteit, zich de vermogensbestanddelen bevinden waarop het bevel tot confiscatie betrekking heeft.

4.Als er geen redelijke vermoedens zijn op grond waarvan de uitvaardigende autoriteit zou kunnen bepalen aan welke lidstaat het bevel tot confiscatie moet worden toegezonden, wordt het bevel toegezonden aan de lidstaat waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, respectievelijk zijn gewone verblijfplaats of zijn statutaire zetel heeft.

5.Als de voor tenuitvoerlegging bevoegde autoriteit niet bekend is, verzoekt de uitvaardigende autoriteit de uitvoerende staat om inlichtingen langs alle mogelijke kanalen, waaronder de contactpunten van het Europees justitieel netwerk 38 .

6.Wanneer de autoriteit van de uitvoerende staat die een bevel tot confiscatie ontvangt, niet bevoegd is om dit bevel te erkennen en de nodige maatregelen te nemen voor de tenuitvoerlegging ervan, zendt zij het bevel onverwijld toe aan de bevoegde uitvoerende autoriteit en stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan in kennis.

Artikel 5

Toezending van een bevel tot confiscatie aan één of meer uitvoerende staten

1.Een bevel tot confiscatie mag overeenkomstig artikel 4 slechts aan één uitvoerende staat tegelijk worden toegezonden.

2.Een bevel tot confiscatie dat betrekking heeft op specifieke vermogensbestanddelen, mag aan meer dan één uitvoerende staat tegelijkertijd worden toegezonden wanneer:

a) de uitvaardigende staat redelijke vermoedens heeft dat verschillende vermogensbestanddelen waarop het bevel tot confiscatie betrekking heeft, zich in verschillende uitvoerende staten bevinden,

b) voor de confiscatie van een specifiek vermogensbestanddeel waarop het bevel tot confiscatie betrekking heeft, optreden in meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk is, of

c) de uitvaardigende staat redelijke vermoedens heeft dat een specifiek vermogensbestanddeel waarop het bevel tot confiscatie betrekking heeft, zich in één van twee of meer nader genoemde uitvoerende staten bevindt.

3.    Een bevel tot confiscatie dat betrekking heeft op een geldsom, kan aan meer dan één uitvoerende staat tegelijkertijd worden toegezonden wanneer de uitvaardigende staat van oordeel is dat daar een specifieke noodzaak toe bestaat, met name wanneer:

(a)het betrokken vermogensbestanddeel niet is bevroren op grond van deze verordening, of

(b)de gezamenlijke waarde van de vermogensbestanddelen die kunnen worden geconfisqueerd in de uitvaardigende staat en in een uitvoerende staat, waarschijnlijk niet volstaat om het volledige bedrag te dekken waarop het bevel tot confiscatie betrekking heeft.

Artikel 6

Gevolgen van de toezending van bevelen tot confiscatie

1.Het toezenden van een bevel tot confiscatie aan een of meer uitvoerende staten overeenkomstig de artikelen 4 en 5 doet geen afbreuk aan het recht van de uitvaardigende staat om zelf het bevel tot confiscatie ten uitvoer te leggen.

2.In geval van toezending aan één of meer uitvoerende staten van een bevel tot confiscatie dat betrekking heeft op een geldsom, mag de totale opbrengst van de tenuitvoerlegging niet meer bedragen dan het in het bevel tot confiscatie bepaalde maximumbedrag.

3.De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk in kennis, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert:

(a)als zij van mening is dat het risico bestaat dat het maximumbedrag bij de tenuitvoerlegging wordt overschreden, met name op basis van informatie waarvan zij door de uitvoerende autoriteit in kennis is gesteld overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b);

(b)als het bevel tot confiscatie geheel of ten dele ten uitvoer is gelegd in de uitvaardigende staat of in een andere uitvoerende staat, met vermelding van het bedrag waarvoor het bevel tot bevriezing of confiscatie nog niet is ten uitvoer gelegd;

(c)als na de toezending van een bevel overeenkomstig artikel 4 een autoriteit van de uitvaardigende staat een geldsom ontvangt die de betrokken persoon vrijwillig heeft betaald in het kader van het bevel.

Als punt b) van toepassing is, stelt de uitvaardigende autoriteit de uitvoerende autoriteit zo snel mogelijk in kennis wanneer het bedoelde risico niet meer bestaat.

4.Wanneer de uitvaardigende staat heeft aangegeven dat hij het bevel om enige reden wil onttrekken aan de uitvoerende staat, beëindigt de uitvoerende staat de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie onverwijld.

Artikel 7

Modelcertificaat

1.De uitvaardigende autoriteit vult het certificaat van bijlage I in, ondertekent het en verklaart de inhoud ervan voor juist.

2.De uitvaardigende autoriteit vertaalt het certificaat in overeenstemming met lid 3 in een officiële taal van de uitvoerende staat of in een andere, door die lidstaat aangegeven taal.

3.Een lidstaat kan op enig moment in een bij de Commissie ingediende verklaring meedelen dat hij een vertaling in één of meer andere officiële talen van de Unie aanvaardt.

Artikel 8

Erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

1.De uitvoerende autoriteit erkent een overeenkomstig artikel 4 toegezonden bevel tot confiscatie zonder verdere formaliteiten en neemt de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging daarvan op dezelfde wijze als met betrekking tot een door een autoriteit van de uitvoerende staat uitgevaardigd bevel tot confiscatie, tenzij die autoriteit een van de in artikel 9 genoemde gronden aanvoert om het bevel niet te erkennen en ten uitvoer te leggen, dan wel een van de in artikel 11 genoemde gronden voor uitstel.

2.Als een verzoek tot confiscatie betrekking heeft op een specifiek vermogensbestanddeel, kunnen de uitvaardigende en de uitvoerende autoriteit, als het recht van de uitvaardigende staat hierin voorziet, overeenkomen dat de confiscatie in de uitvoerende staat kan geschieden in de vorm van een verplichting een geldbedrag te betalen dat overeenkomt met de waarde van het vermogensbestanddeel.

3.Als een bevel tot confiscatie betrekking heeft op een geldsom en er geen betaling is verkregen, legt de uitvoerende autoriteit het bevel tot confiscatie ten uitvoer overeenkomstig lid 1 ten aanzien van elk vermogensbestanddeel dat daartoe voorhanden is. De uitvoerende autoriteit rekent het te confisqueren bedrag zo nodig om in de valuta van de uitvoerende staat met toepassing van de wisselkoers die gold op het tijdstip waarop het bevel tot confiscatie werd uitgevaardigd.

4.    Zodra de tenuitvoerlegging van het bevel is voltooid, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

Artikel 9

Gronden voor weigering van erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

1.De uitvoerende autoriteit mag besluiten een bevel tot confiscatie niet te erkennen en ten uitvoer te leggen uitsluitend als:

(a)het in artikel 7 bedoelde certificaat onvolledig is, kennelijk onjuist is of kennelijk niet overeenstemt met het bevel tot confiscatie, en niet is aangevuld na het in lid 2 bedoelde overleg;

(b)de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie in strijd zou zijn met het "ne bis in idem"-beginsel;

(c)naar het recht van de uitvoerende staat een immuniteit of voorrecht bestaat dat in de weg zou staan aan de tenuitvoerlegging van een nationaal bevel tot confiscatie met betrekking tot de betrokken vermogensbestanddelen;

(d)het bevel tot confiscatie betrekking heeft op een strafbaar feit dat buiten het grondgebied van de uitvaardigende staat en geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van de uitvoerende staat is gepleegd, en de gedraging op grond waarvan het bevel tot confiscatie is uitgevaardigd volgens het recht van de uitvoerende staat niet strafbaar is;

(e)de rechten van een derde te goeder trouw naar het recht van de uitvoerende staat de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie onmogelijk maken, ook wanneer dit het gevolg is van de toepassing van rechtsmiddelen overeenkomstig artikel 31;

(f)in een van de in artikel 3, lid 2, bedoelde gevallen de gedraging die aan het bevel tot confiscatie ten grondslag ligt, naar het recht van de uitvoerende staat niet strafbaar is; wat betreft retributies en belastingen, douanerechten en deviezen mag de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie evenwel niet worden geweigerd op grond van het feit dat de uitvoerende staat niet dezelfde soort retributies of belastingen heft, of niet dezelfde soort regelgeving inzake retributies, belastingen, douanerechten en deviezen kent als de uitvaardigende staat;

(g)de betrokken persoon volgens het in artikel 7 bedoelde certificaat niet persoonlijk is verschenen noch door een raadsman vertegenwoordigd was op de terechtzitting die heeft geleid tot een bevel tot confiscatie dat verband houdt met een definitieve veroordeling.

Deze grond voor niet-erkenning en niet-tenuitvoerlegging is niet van toepassing wanneer volgens het certificaat de betrokkene, overeenkomstig de in het nationale recht van de uitvaardigende staat vastgelegde procedurele vereisten:

(1)tijdig persoonlijk gedagvaard is en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van de terechtzitting die tot het bevel tot confiscatie heeft geleid, of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van die terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting, en ervan in kennis is gesteld dat een bevel tot confiscatie kan worden uitgevaardigd wanneer hij niet op de terechtzitting verschijnt;

(2)op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging bij het proces te voeren, en bij het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd; of

(3)nadat het bevel tot confiscatie aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke bevel tot confiscatie:

- uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij het bevel tot confiscatie niet betwist, of

- niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.

2.In de in lid 1 bedoelde gevallen overlegt de uitvoerende autoriteit, alvorens te besluiten dat zij een bevel tot confiscatie, geheel of gedeeltelijk, niet erkent of ten uitvoer legt, op iedere gepaste wijze met de uitvaardigende autoriteit en verzoekt zij indien nodig de uitvaardigende autoriteit onverwijld alle benodigde gegevens te verstrekken.

3.Een beslissing tot niet-erkenning en niet-tenuitvoerlegging wordt onverwijld genomen en onmiddellijk meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

Artikel 10

Termijnen voor erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

1.De beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie wordt genomen en de confiscatie wordt uitgevoerd met dezelfde snelheid en prioriteit als in een vergelijkbare binnenlandse zaak, en in ieder geval binnen de in dit artikel bepaalde termijnen.

2.De uitvoerende autoriteit neemt de beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie onverwijld en, onverminderd lid 5, binnen dertig dagen na de ontvangst van het bevel tot confiscatie door de uitvoerende autoriteit.

3.De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing over het bevel tot confiscatie onverwijld mee aan de uitvaardigende autoriteit, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

4.Tenzij er op basis van artikel 11 gronden voor uitstel bestaan, wordt de confiscatie door de uitvoerende autoriteit onverwijld en, onverminderd lid 5, binnen dertig dagen na het nemen van de in lid 2 bedoelde beslissing uitgevoerd.

5.Wanneer in specifieke gevallen de in de lid 2 of 4 genoemde termijnen niet kunnen worden nageleefd, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit hiervan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging, en overlegt zij met de uitvaardigende autoriteit over een passend tijdschema voor de uitvoering van de confiscatie. In dat geval kan de in de lid 2 of 4 bedoelde termijn met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.

Artikel 11

Uitstel van de tenuitvoerlegging van bevelen tot confiscatie

1.De uitvoerende autoriteit kan de tenuitvoerlegging van een overeenkomstig artikel 4 toegezonden bevel tot confiscatie uitstellen:

(a)als de tenuitvoerlegging een lopend strafrechtelijk onderzoek kan schaden, zolang zij dat redelijkerwijs nodig acht;

(b)als het een bevel tot confiscatie betreft dat betrekking heeft op een geldsom en zij van mening is dat het risico bestaat dat de totale opbrengst van de tenuitvoerlegging aanzienlijk hoger zal zijn dan het in het bevel tot confiscatie bepaalde bedrag, wegens gelijktijdige tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie in meer dan één lidstaat;

(c)als het vermogensbestanddeel reeds het voorwerp is van een confiscatieprocedure in de uitvoerende staat;

(d)in het geval van de in artikel 33 bedoelde rechtsmiddelen.

2.De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis van het uitstel van de tenuitvoerlegging van het bevel, inclusief de gronden daarvoor en indien mogelijk de verwachte duur van het uitstel, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

3.Zodra de grond voor het uitstel vervalt, neemt de uitvoerende autoriteit onverwijld de nodige maatregelen om het bevel ten uitvoer te leggen en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

Artikel 12

Onmogelijkheid om een bevel tot confiscatie ten uitvoer te leggen

Als het bevel tot confiscatie zelfs na overleg met de uitvaardigende autoriteit niet ten uitvoer kan worden gelegd, omdat het te confisqueren vermogensbestanddeel reeds is geconfisqueerd, is verdwenen of is vernietigd, niet wordt aangetroffen op de in het certificaat vermelde plaats, of omdat de plaats niet nauwkeurig genoeg is beschreven, wordt de uitvaardigende autoriteit daarvan onverwijld in kennis gesteld. Indien mogelijk kan het bevel ten uitvoer worden gelegd ten aanzien van een ander vermogensbestanddeel, overeenkomstig artikel 8, lid 2 of 3.

HOOFDSTUK III

TOEZENDING, ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BEVELEN TOT BEVRIEZING

Artikel 13

Voorwaarden voor uitvaardiging en toezending van een bevel tot bevriezing

1.De uitvaardigende autoriteit mag alleen een bevel tot bevriezing uitvaardigen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de bevriezing is noodzakelijk en evenredig om  met het oog op eventuele latere confiscatie  vernietiging, omzetting, verplaatsing, overdracht of vervreemding van vermogensbestanddelen voorlopig te voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met de rechten van de betrokken persoon;

(b)de bevriezing had in dezelfde omstandigheden in een vergelijkbare binnenlandse zaak bevolen kunnen worden; en

(c)de redenen voor het bevel worden duidelijk vermeld, op zijn minst summier.

2.De uitvaardigende autoriteit beoordeelt per geval of aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan.

3.Als de uitvoerende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat niet is voldaan aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden, kan zij na tenuitvoerlegging van het bevel met de uitvaardigende autoriteit in overleg treden over het belang van de voortzetting van de bevriezing. Dergelijk overleg mag de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing niet vertragen. Na dat overleg kan de uitvaardigende autoriteit besluiten het bevel op te heffen.

Artikel 14

Toezending van bevelen tot bevriezing

1.Een bevel tot bevriezing wordt door middel van het in artikel 16 bedoelde formulier door de uitvaardigende autoriteit rechtstreeks toegezonden aan de uitvoerende autoriteit, of indien van toepassing aan de in artikel 27, lid 2, bedoelde centrale autoriteit, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert op grond waarvan de uitvoerende autoriteit de echtheid kan vaststellen.

2.In geval van een bevel tot bevriezing dat betrekking heeft op een geldsom, wordt het bevel toegezonden aan de lidstaat waar, volgens redelijke vermoedens van de uitvaardigende autoriteit, de natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, vermogensbestanddelen of inkomen heeft.

3.In geval van een bevel tot bevriezing dat betrekking heeft op specifieke vermogensbestanddelen, wordt het bevel toegezonden aan de lidstaat waar, volgens redelijke vermoedens van de uitvaardigende autoriteit, zich de vermogensbestanddelen bevinden waarop het bevel tot bevriezing betrekking heeft.

4.Als er geen redelijke vermoedens zijn op grond waarvan de uitvaardigende autoriteit zou kunnen bepalen aan welke lidstaat het bevel tot bevriezing moet worden toegezonden, wordt het bevel toegezonden aan de lidstaat waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, respectievelijk zijn gewone verblijfplaats of zijn statutaire zetel heeft.

5.Het in lid 1 bedoelde bevel tot bevriezing:

(a)gaat vergezeld van een bevel tot confiscatie toegezonden overeenkomstig artikel 4, of

(b)bevat de instructie dat het vermogensbestanddeel in de uitvoerende staat moet blijven in afwachting van de toezending van een bevel tot confiscatie overeenkomstig artikel 4. De uitvaardigende autoriteit vermeldt op het in artikel 16 bedoelde formulier de datum waarop die toezending naar verwachting zal plaatsvinden.

6.De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit in kennis van elke haar bekende partij, met inbegrip van derden te goeder trouw, op wie het bevel tot bevriezing van invloed is.

7.Als de voor tenuitvoerlegging bevoegde autoriteit niet bekend is, verzoekt de uitvaardigende autoriteit de uitvoerende staat om inlichtingen langs alle mogelijke kanalen, waaronder de contactpunten van het Europees justitieel netwerk 39 .

8.Wanneer de uitvoerende autoriteit die een bevel tot bevriezing ontvangt, niet bevoegd is om dit bevel te erkennen en de nodige maatregelen te nemen voor de tenuitvoerlegging ervan, zendt zij het bevel onverwijld toe aan de bevoegde uitvoerende autoriteit en stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan in kennis.

Artikel 15

Toezending van een bevel tot bevriezing aan één of meer uitvoerende staten

1.Een bevel tot bevriezing mag overeenkomstig artikel 14 slechts aan één uitvoerende staat tegelijk worden toegezonden.

2.Een bevel tot bevriezing dat betrekking heeft op specifieke vermogensbestanddelen, mag aan meer dan één uitvoerende staat tegelijkertijd worden toegezonden wanneer:

(a)de uitvaardigende staat redelijke vermoedens heeft dat verschillende vermogensbestanddelen waarop het bevel tot bevriezing betrekking heeft, zich in verschillende uitvoerende staten bevinden;

(b)voor de bevriezing van een specifiek vermogensbestanddeel waarop het bevel tot bevriezing betrekking heeft, optreden in meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk is, of

(c)de uitvaardigende staat redelijke vermoedens heeft dat een specifiek vermogensbestanddeel waarop het bevel tot bevriezing betrekking heeft, zich in één van twee of meer nader genoemde uitvoerende staten bevindt.

3.Een bevel tot bevriezing dat betrekking heeft op een geldsom, kan aan meer dan één uitvoerende staat tegelijkertijd worden toegezonden wanneer de uitvaardigende autoriteit van oordeel is dat daar een specifieke noodzaak toe bestaat, met name wanneer de gezamenlijke waarde van de vermogensbestanddelen die kunnen worden bevroren in de uitvaardigende staat en in een uitvoerende staat, waarschijnlijk niet volstaat om het volledige bedrag te dekken dat in het bevel tot bevriezing is bepaald.

Artikel 16

Vorm van het bevel tot bevriezing

1.Het bevel tot bevriezing wordt uitgevaardigd door middel van het formulier van bijlage II.

2.De uitvaardigende autoriteit vult het formulier in, ondertekent het en verklaart de inhoud ervan voor juist.

3.De uitvaardigende autoriteit vertaalt het bevel tot bevriezing in overeenstemming met lid 4 in een officiële taal van de uitvoerende staat of in een andere, door die lidstaat aangegeven taal.

4.Een lidstaat kan op enig moment in een bij de Commissie ingediende verklaring meedelen dat hij een vertaling in één of meer andere officiële talen van de Unie aanvaardt.

Artikel 17

Erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

De uitvoerende autoriteit erkent een overeenkomstig artikel 14 toegezonden bevel tot bevriezing zonder verdere formaliteiten en neemt de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging daarvan, tenzij zij een van de in artikel 18 genoemde gronden aanvoert om het bevel niet te erkennen en ten uitvoer te leggen, dan wel een van de in artikel 20 genoemde gronden voor uitstel.

Artikel 18

Gronden voor weigering van erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

1.De uitvoerende autoriteit mag besluiten een bevel tot bevriezing niet te erkennen en ten uitvoer te leggen uitsluitend als:

(a)het in artikel 16 bedoelde formulier onvolledig of kennelijk onjuist is, en niet is aangevuld na het in lid 2 bedoelde overleg;

(b)de tenuitvoerlegging van het bevel in strijd zou zijn met het "ne bis in idem"-beginsel;

(c)naar het recht van de uitvoerende staat een immuniteit of voorrecht bestaat dat in de weg zou staan aan de tenuitvoerlegging van een nationaal bevel tot bevriezing met betrekking tot de betrokken vermogensbestanddelen;

(d)het bevel betrekking heeft op een strafbaar feit dat buiten het grondgebied van de uitvaardigende staat en geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van de uitvoerende staat is gepleegd, en de gedraging op grond waarvan het bevel tot bevriezing is uitgevaardigd volgens het recht van de uitvoerende staat niet strafbaar is;

(e)in een in artikel 3, lid 2, bedoeld geval de gedraging die aan het bevel tot bevriezing ten grondslag ligt, naar het recht van de uitvoerende staat niet strafbaar is; wat betreft retributies en belastingen, douanerechten en deviezen mag de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing evenwel niet worden geweigerd op grond van het feit dat de uitvoerende staat niet dezelfde soort retributies of belastingen heft, of niet dezelfde soort regelgeving inzake retributies, belastingen, douanerechten en deviezen kent als de uitvaardigende staat.

2.In de in lid 1 bedoelde gevallen overlegt de uitvoerende autoriteit, alvorens te besluiten dat zij een bevel tot bevriezing, geheel of gedeeltelijk, niet erkent of ten uitvoer legt, op iedere gepaste wijze met de uitvaardigende autoriteit en verzoekt zij indien nodig de uitvaardigende autoriteit onverwijld alle benodigde gegevens te verstrekken.

3.De uitvoerende autoriteit mag een bevel tot bevriezing opheffen als tijdens de tenuitvoerlegging blijkt dat een van de gronden voor niet-erkenning en niet-tenuitvoerlegging van toepassing is.

Artikel 19

Termijnen voor erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

1.De beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing wordt genomen en de bevriezing wordt uitgevoerd met dezelfde snelheid en prioriteit als in een vergelijkbare binnenlandse zaak, en in ieder geval binnen de in dit artikel bepaalde termijnen.

2.Als de uitvaardigende autoriteit in het bevel tot bevriezing heeft aangegeven dat er legitieme gronden zijn om aan te nemen dat het betrokken vermogensbestanddeel op korte termijn dreigt te worden verplaatst of vernietigd en dat onverwijlde bevriezing noodzakelijk is, of als de uitvaardigende autoriteit in het bevel tot bevriezing heeft aangegeven dat de bevriezingsmaatregel op een bepaalde datum dient te worden uitgevoerd, houdt de uitvoerende autoriteit daarmee ten volle rekening.

3.De uitvoerende autoriteit neemt de beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing of tot overleg met de uitvaardigende autoriteit overeenkomstig artikel 18, lid 2, zo snel mogelijk en, onverminderd lid 7, binnen 24 uur na de ontvangst van het bevel tot bevriezing door de uitvoerende autoriteit.

4.Als de uitvoerende autoriteit overeenkomstig artikel 18, lid 2, overleg pleegt met de uitvaardigende autoriteit, neemt de uitvoerende autoriteit onverwijld de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing.

5.De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing over het bevel tot bevriezing onverwijld mee aan de uitvaardigende autoriteit, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

6.Tenzij er op basis van artikel 20 gronden voor uitstel bestaan, wordt de bevriezing door de uitvoerende autoriteit onverwijld en, onverminderd lid 7, binnen 24 uur na het nemen van de in lid 3 bedoelde beslissing uitgevoerd.

7.Wanneer in specifieke gevallen de in de lid 3 of 6 genoemde termijnen niet kunnen worden nageleefd, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit hiervan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging, en overlegt zij met de uitvaardigende autoriteit over een passend tijdschema voor de uitvoering van de bevriezing.

Artikel 20

Uitstel van de tenuitvoerlegging van bevelen tot bevriezing

1.De uitvoerende autoriteit kan de tenuitvoerlegging van een overeenkomstig artikel 14 toegezonden bevel tot bevriezing uitstellen als:

(1)de tenuitvoerlegging een lopend strafrechtelijk onderzoek kan schaden, zolang zij dat redelijkerwijs nodig acht;

(2)met betrekking tot het vermogensbestanddeel reeds een bevel tot bevriezing is uitgevaardigd en totdat dit bevel is opgeheven; of

(3)met betrekking tot het vermogensbestanddeel reeds een bevel is uitgevaardigd in de loop van een andere procedure in de uitvoerende staat en totdat dit bevel is opgeheven.

(4)Dit punt is echter alleen van toepassing als dit bevel voorrang heeft boven latere nationale bevelen tot bevriezing in een strafprocedure krachtens het nationale recht.

2.De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis van het uitstel van de tenuitvoerlegging van het bevel, inclusief de gronden daarvoor en indien mogelijk, de verwachte duur van het uitstel, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert. Zodra de grond voor het uitstel vervalt, neemt de uitvoerende autoriteit onverwijld de nodige maatregelen om het bevel ten uitvoer te leggen en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

Artikel 21

Verplichting om belanghebbende partijen te informeren

1.Onverminderd artikel 22 deelt de uitvoerende autoriteit na de tenuitvoerlegging haar beslissing mede aan de persoon tegen wie het bevel tot bevriezing is uitgevaardigd, alsmede aan eventuele belanghebbenden, met inbegrip van derden te goeder trouw, waarvan de uitvoerende autoriteit in kennis is gesteld overeenkomstig artikel 14, lid 6.

2.Deze kennisgeving bevat op zijn minst summiere informatie over de redenen van het bevel tot bevriezing, de autoriteit die het bevel heeft uitgevaardigd en de mogelijke rechtsmiddelen op grond van het nationale recht van de uitvoerende staat.

Artikel 22

Vertrouwelijkheid

1.Bij de tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing nemen de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit de vertrouwelijkheid van het onderzoek terdege in acht.

2.De uitvoerende autoriteit garandeert, overeenkomstig haar nationale recht, het vertrouwelijke karakter van de feiten en de inhoud van het bevel tot bevriezing, behalve voor zover deze gegevens met het oog op de tenuitvoerlegging moeten worden vrijgegeven. Als de uitvoerende autoriteit niet in staat is aan de vertrouwelijkheidsplicht te voldoen, stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan onverwijld in kennis.

3.Om lopende onderzoeken te beschermen, kan de uitvaardigende autoriteit de uitvoerende autoriteit verzoeken de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing gedurende een beperkte tijd geheim te houden.

Artikel 23

Duur van bevelen tot bevriezing

1.De bevriezing van het vermogensbestanddeel blijft in de uitvoerende staat gehandhaafd totdat de bevoegde autoriteit van die staat definitief aan de overeenkomstig artikel 4 toegezonden bevel tot confiscatie heeft voldaan of totdat de uitvaardigende autoriteit de uitvoerende autoriteit in kennis heeft gesteld van een bevel of maatregel waardoor het bevel niet langer uitvoerbaar is of om een andere reden wordt opgeheven, overeenkomstig artikel 30, lid 1.

2.Na overleg met de uitvaardigende autoriteit kan de uitvoerende autoriteit, rekening houdend met de omstandigheden, een met redenen omkleed verzoek doen aan de uitvaardigende autoriteit om de duur van de bevriezing van de vermogensbestanddelen te beperken. Als de uitvaardigende autoriteit niet instemt met een dergelijke beperking, stelt zij de uitvoerende autoriteit daarvan in kennis, met opgave van redenen. Als de uitvaardigende autoriteit zulks niet binnen zes weken na ontvangst van het verzoek doet, mag de uitvoerende autoriteit het bevel tot bevriezing opheffen. 

Artikel 24

Onmogelijkheid om een bevel tot bevriezing ten uitvoer te leggen

Als het bevel tot bevriezing zelfs na overleg met de uitvaardigende autoriteit niet ten uitvoer kan worden gelegd, omdat het te bevriezen vermogensbestanddeel reeds is geconfisqueerd, is verdwenen of is vernietigd, niet wordt aangetroffen op de in het certificaat vermelde plaats, of omdat de plaats niet nauwkeurig genoeg is beschreven, wordt de uitvaardigende autoriteit daarvan onverwijld in kennis gesteld.

Artikel 25

Inkennisstelling

De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit binnen drie dagen na de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing in kennis van de maatregelen die zijn genomen voor de tenuitvoerlegging en van de resultaten daarvan, met inbegrip van een beschrijving van de bevroren vermogensbestanddelen en een raming van de waarde daarvan, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 26

Recht dat van toepassing is op de tenuitvoerlegging

1.Op de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing of confiscatie is het recht van de uitvoerende staat van toepassing en de autoriteiten van die staat zijn als enige bevoegd te beslissen over de procedures betreffende de tenuitvoerlegging en alle daarop betrekking hebbende maatregelen.

2.Een bevel tot bevriezing of confiscatie dat is uitgevaardigd tegen een rechtspersoon, wordt ten uitvoer gelegd, zelfs als de uitvoerende staat het beginsel van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen niet erkent.

3.Onverminderd artikel 8, leden 2 en 3, legt de uitvoerende staat geen vervangende maatregelen op als alternatief voor het bevel tot bevriezing of confiscatie die is toegezonden overeenkomstig de artikelen 4 en 14, tenzij de uitvaardigende staat daartoe toestemming geeft.

Artikel 27

Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten

1.Uiterlijk op [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] stelt elke lidstaat de Commissie in kennis van de autoriteit(en) als gedefinieerd in artikel 2, leden 8 en 9, die krachtens zijn nationale recht bevoegd zijn wanneer de lidstaat fungeert als

(a)uitvaardigende staat, of

(b)uitvoerende staat.

2.Als zijn interne organisatie zulks vereist, kan een lidstaat een of meer centrale autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de administratieve toezending en ontvangst van bevelen tot bevriezing en confiscatie en die de bevoegde autoriteiten bijstaan. De lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis.

3.De Commissie stelt de ontvangen informatie ter beschikking van alle lidstaten.

Artikel 28

Communicatie

1.Indien nodig kunnen de uitvaardigende autoriteit en de uitvoerende autoriteit op iedere gepaste wijze met elkaar in overleg treden, teneinde de efficiënte toepassing van deze verordening te waarborgen.

2.Alle communicatie, met inbegrip van overleg over problemen in verband met de toezending of echtheid van een document dat noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing of confiscatie, geschiedt via rechtstreeks contact tussen de betrokken uitvaardigende staat en de betrokken uitvoerende autoriteit of, als de lidstaat overeenkomstig artikel 27, lid 2, een centrale autoriteit heeft aangewezen, met de betrokkenheid van die centrale autoriteit.

Artikel 29

Samenloop van bevelen

1.Wanneer de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende staat twee of meer bevelen tot bevriezing of confiscatie behandelen die betrekking hebben op een geldsom en die zijn uitgevaardigd tegen dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon, en de betrokken persoon in de uitvoerende staat niet over voldoende middelen beschikt voor de tenuitvoerlegging van alle bevelen, beslist de uitvoerende autoriteit op basis van het recht van de uitvoerende staat welk(e) bevel(en) ten uitvoer wordt (worden) gelegd, met inachtneming van alle omstandigheden.

Deze omstandigheden kunnen betrekking hebben op de belangen van slachtoffers, het voorhanden zijn van bevroren vermogensbestanddelen, de data van uitvaardiging en toezending van de verschillende bevelen en de relatieve ernst van de strafbare feiten en de plaats waar zij zijn gepleegd.

2.Lid 1 is ook van toepassing wanneer de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende staat twee of meer bevelen tot bevriezing of confiscatie behandelen die betrekking hebben op hetzelfde specifieke vermogensbestanddeel.

Artikel 30

Beëindiging van de tenuitvoerlegging

De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit, op een wijze die een schriftelijke melding oplevert, in kennis van iedere beslissing of maatregel waardoor het bevel niet meer uitvoerbaar is of om een andere reden wordt opgeheven.

Zodra de uitvoerende staat door de uitvaardigende autoriteit in kennis is gesteld van die beslissing of maatregel, beëindigt hij de tenuitvoerlegging.

Artikel 31

Beheer en vervreemding van bevroren en geconfisqueerde vermogensbestanddelen

1.De uitvoerende staat beheert de bevroren of geconfisqueerde vermogensbestanddelen zodanig dat zij niet in waarde verminderen en overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2014/42/EU.

2.Tenzij bij het bevel tot confiscatie een beslissing inzake compensatie van het slachtoffer is gevoegd of tenzij anders is overeengekomen, ook rekening houdend met de verplichting om bijstand te verlenen inzake de invordering van belastingvorderingen overeenkomstig Richtlijn 2010/24/EU, vervreemdt de uitvoerende staat geld dat uit de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie is verkregen als volgt:

(a)als het bedrag dat uit de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie is verkregen, gelijk is aan of lager is dan 10 000 EUR, valt het bedrag toe aan de uitvoerende staat;

(b)als het bedrag dat uit de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie is verkregen, hoger is dan 10 000 EUR, draagt de uitvoerende staat 50 % van het bedrag over aan de uitvaardigende staat.

3.Als een rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende staat een beslissing inzake compensatie van of restitutie aan het slachtoffer heeft gegeven, valt het daarmee overeenkomende bedrag, mits het niet de geconfisqueerde som overschrijdt, toe aan de uitvaardigende staat, die zorg draagt voor de compensatie van of restitutie aan het slachtoffer. Eventuele overige vermogensbestanddelen worden vervreemd overeenkomstig lid 2.

4.Vermogensbestanddelen, andere dan geld, die verkregen zijn door de tenuitvoerlegging van een bevel tot confiscatie, worden volgens de regels onder a) tot en met e) vervreemd.

(a)Het vermogensbestanddeel kan worden verkocht; in dit geval worden de inkomsten uit de verkoop overeenkomstig lid 2 vervreemd.

(b)Het vermogensbestanddeel kan worden overgedragen aan de uitvaardigende staat; als het bevel tot confiscatie betrekking heeft op een geldsom, kunnen de vermogensbestanddelen alleen aan de uitvaardigende staat worden overgedragen wanneer de uitvaardigende autoriteit daartoe toestemming heeft gegeven.

(c)Het vermogensbestanddeel kan worden gebruikt voor het publiek belang of voor maatschappelijke doeleinden in de uitvoerende staat overeenkomstig diens wetgeving, op voorwaarde dat de uitvaardigende staat hiermee instemt.

(d)Wanneer het niet mogelijk is a) of b) toe te passen, kunnen de vermogensbestanddelen overeenkomstig het nationale recht van de uitvoerende staat op een andere wijze worden vervreemd.

(e)Als een rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende staat een beslissing inzake restitutie aan het slachtoffer heeft gegeven, neemt de uitvoerende autoriteit de nodige maatregelen om het vermogensbestanddeel te restitueren aan het slachtoffer; wanneer dit niet mogelijk is, valt de waarde ervan toe aan de uitvaardigende staat met het oog op restitutie aan het slachtoffer, en eventuele overblijvende vermogensbestanddelen worden vervreemd overeenkomstig lid 2.

5.De uitvaardigende autoriteit deelt de in lid 3 en lid 4, onder d), bedoelde beslissing mee aan de uitvoerende autoriteit. Als in de uitvaardigende staat een procedure inzake compensatie van of restitutie aan het slachtoffer loopt, houdt de uitvoerende staat de vervreemding van het geconfisqueerde vermogensbestanddeel tegen totdat de beslissing in deze procedure aan de uitvoerende autoriteit is meegedeeld.

Artikel 32

Kosten

1.De lidstaten vragen van elkaar geen vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening.

2.Als de uitvoerende staat kosten heeft gemaakt die zijns inziens hoog of uitzonderlijk zijn, kan de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit voorstellen de kosten te delen. De uitvaardigende autoriteit neemt een dergelijk voorstel in overweging op basis van door de uitvoerende autoriteit verstrekte gedetailleerde gegevens.

Artikel 33

Rechtsmiddelen in de uitvoerende staat tegen erkenning en tenuitvoerlegging

1.Elke belanghebbende partij, met inbegrip van derden te goeder trouw, kan rechtsmiddelen, met inbegrip van de in artikel 8 van Richtlijn 2014/42/EU bedoelde rechtsmiddelen, instellen tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van een bevel overeenkomstig de artikelen 8 en 17, om zijn rechten te beschermen. Het rechtsmiddel moet worden ingesteld bij een gerecht in de uitvoerende staat overeenkomstig het nationale recht van die staat. Dit kan krachtens het recht van de uitvoerende staat schorsende werking hebben.

2.De materiële gronden van het bevel tot bevriezing of confiscatie kunnen niet worden betwist bij een gerecht in de uitvoerende staat.

3.De bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat wordt in kennis gesteld van een overeenkomstig lid 1 ingesteld rechtsmiddel.

Artikel 34

Terugbetaling

1.Wanneer de uitvoerende staat krachtens zijn nationale recht aansprakelijk is voor de schade die door een van de in artikel 33 bedoelde belanghebbende partijen is geleden door de tenuitvoerlegging van een bevel tot bevriezing of confiscatie die hem overeenkomstig de artikelen 4 en 14 is toegezonden, betaalt de uitvaardigende staat aan de uitvoerende staat elke schadevergoeding terug die op grond van die aansprakelijkheid aan de belanghebbende partij is betaald, met uitzondering van schade of een gedeelte daarvan die uitsluitend is te wijten aan het optreden van de uitvoerende staat.

2.Lid 1 laat het recht van de lidstaten inzake schadevorderingen van natuurlijke personen of rechtspersonen onverlet.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 35

Statistieken

De lidstaten verzamelen uitgebreide statistieken van de bevoegde autoriteiten en actualiseren deze regelmatig. De verzamelde statistieken worden jaarlijks aan de Commissie toegezonden en omvatten naast de in artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2014/42/EU bedoelde gegevens:

(a)het aantal bevelen tot bevriezing en confiscatie dat is ontvangen van een andere lidstaat;

(b)het aantal bevelen tot bevriezing en confiscatie dat is ontvangen van een andere lidstaat waarvoor de erkenning en tenuitvoerlegging is geweigerd;

(c)het aantal gevallen waarin een slachtoffer compensatie of restitutie heeft ontvangen met behulp van de vermogensbestanddelen die zijn verkregen door de tenuitvoerlegging van een bevel tot confiscatie overeenkomstig deze verordening;

(d)de gemiddelde duur van de tenuitvoerlegging van de bevelen tot bevriezing en confiscatie overeenkomstig deze verordening.

Artikel 36

Wijziging van het certificaat en het formulier

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 37 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake wijzigingen van het certificaat en het formulier van de bijlagen I en II.

Artikel 37

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 36 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] verleend voor onbepaalde tijd.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 36 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Een overeenkomstig artikel 36 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of als zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] worden verlengd.

Artikel 38

Evaluatie

Uiterlijk [vijf jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Indien nodig worden bij dit verslag voorstellen voor aanpassing van deze verordening gevoegd.

Artikel 39

Vervanging

Deze verordening vervangt met ingang van [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] de Kaderbesluiten 2003/577/JBZ en 2006/783/JBZ voor de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn.

Artikel 40

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [datum inwerkingtreding verordening plus zes maanden], met uitzondering van artikel 27, dat van toepassing is vanaf [datum inwerkingtreding verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) COM(2015) 185 final. Zie ook de mededeling over de uitvoering van de Europese veiligheidsagenda ter bestrijding van terrorisme en ter voorbereiding van een echte en doeltreffende veiligheidsunie (COM(2016) 230 final, blz. 13).
(2) Europol, "Criminal asset recovery in the EU", Survey of Statistical Information 2010-2014, Key findings, blz. 4; zie ook "Report of organised Crime Portfolio", 2015, "From Illegal Markets to legitimate businesses: the portfolio of organised crime in Europe", http://www.ocportfolio.eu/ .
(3) Zie ook de paragraaf hieronder over het EU-rechtskader.
(4) Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103).
(5) Raadsdoc. 7329/1/14 REV 1 ADD 1. In haar eindverslag van 11 juni 2013 riep ook de Bijzondere Commissie georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen van het Europees Parlement op tot volledige toepassing van de bestaande instrumenten voor wederzijdse erkenning en onmiddellijke tenuitvoerlegging van beslissingen tot confiscatie, zie  http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P7-TA-2013-0245+0+DOC+XML+V0//NL
(6) COM(2016) 50 final, paragraaf 1.3.
(7) Rapport-Ferrara, goedgekeurd door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) op 7 oktober 2016.
(8) Zie punt 4 van de effectbeoordeling.
(9) PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45. Wat betreft bevriezing om bewijsmateriaal veilig te stellen, is Kaderbesluit 2003/577/JBZ vervangen door Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel.
(10) PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59.
(11) PB L 68 van 15.3.2005, blz. 49.
(12) PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39.
(13) Overeenkomstig artikel 83 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verwijst de term "Euromisdrijven" naar bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie die voortvloeit uit de aard of gevolgen van deze strafbare feiten, of uit een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden. Het betreft de volgende vormen van criminaliteit: terrorisme, mensenhandel en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen, drugshandel, illegale wapenhandel, het witwassen van geld, corruptie, de vervalsing van betaalmiddelen, computercriminaliteit en georganiseerde criminaliteit. Aangezien artikel 83, lid 1, VWEU de rechtsgrondslag is van Richtlijn 2014/42/EU, is die richtlijn alleen van toepassing op Euromisdrijven, en niet op andere strafbare feiten die opbrengsten opleveren.
(14) Zie artikel 8.
(15) Zie de eerste alinea van paragraaf 5 en de toelichting bij artikel 1 voor meer informatie over het toepassingsgebied.
(16) Zie paragraaf over de grondrechten.
(17) Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 22.12.2008 [ COM(2008) 885 final - niet verschenen in het Publicatieblad].
(18) Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 23.8.2010 [ COM(2010) 428 final - niet verschenen in het Publicatieblad].
(19) Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevriezing en de confiscatie van de opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie, SWD(2012) 31 final.
(20) Studie uitgevoerd door DBB in november 2013 "Comparative Law Study of the implementation of mutual recognition of orders to freeze and confiscate criminal assets in the EU".
(21) http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/ia_carried_out/cia_2016_en.htm
(22) http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/ia_carried_out/cia_2016_en.htm
(23) In bijlage 1 bij de effectbeoordeling wordt nader beschreven hoe de opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn verwerkt in de nieuwe versie van de effectbeoordeling.
(24) "Het programma van Stockholm – Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger" (PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1).
(25) PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45.
(26) PB L 328 van 21.11.2006, blz. 59.
(27) Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39).
(28) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De Europese veiligheidsagenda (COM(2015) 185 final).
(29) COM(2016) 50 final.
(30) Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).
(31) Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).
(32) Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1).
(33) Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1).
(34) Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).
(35) Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).
(36) Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1).
(37) Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).
(38) Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).
(39) Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).

Brussel, 21.12.2016

COM(2016) 819 final

BIJLAGEN

bij de

verordening van het Europees Parlement en de Raad

inzake de wederzijdse erkenning van bevelen tot bevriezing en confiscatie

{SWD(2016) 468 final}
{SWD(2016) 469 final}


BIJLAGE I

CERTIFICAAT

als bedoeld in artikel 7 voor de uitvaardiging van een bevel tot confiscatie

   

DEEL A:

   Uitvaardigende staat: ……………………………………………………………………..

   Uitvoerende staat: …………………..…………………………………………………….

       

DEEL B: Bevel tot confiscatie

Het bevel tot confiscatie is uitgevaardigd op (datum): ……………………………...…………

Het bevel tot confiscatie is onherroepelijk geworden op (datum): ……………………………

Referentienummer van het bevel tot confiscatie (indien beschikbaar): ……………...………..

Gerecht dat het bevel tot confiscatie heeft uitgevaardigd (officiële naam): …………………..

       

DEEL C: Bevel tot bevriezing

Kruis aan wat van toepassing is:

   bij het bevel tot confiscatie is een bevel tot bevriezing gevoegd dat is uitgevaardigd door de uitvaardigende staat

   het vermogensbestanddeel is bevroren overeenkomstig een eerder bevel tot bevriezing dat aan de uitvoerende staat is toegezonden (vermeld de datum van uitvaardiging van het bevel tot bevriezing, de autoriteit waaraan dit is toegezonden en, indien bekend, de datum van toezending, en de referentienummers van de uitvaardigende en uitvoerende autoriteiten): …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

DEEL D: Informatie over het vermogensbestanddeel waarop het bevel betrekking heeft

   Het bevel heeft betrekking op (kruis een of meerdere vakjes aan):

       een geldsom

       een of meer specifieke vermogensbestanddelen

       vermogensbestanddelen als vermeld in DEEL D van het in DEEL C bedoelde bijbehorende bevel tot bevriezing

   1.    Indien het bevel betrekking heeft op een geldsom:

       - Het bedrag waarop de tenuitvoerlegging betrekking heeft in de uitvoerende staat, met opgave van valuta (in cijfers en in letters): ……………………………………………….

       - Het totaalbedrag dat in het bevel tot confiscatie is bepaald, met opgave van valuta (in cijfers en in letters): ………………………………………………………………………

   Het bevel wordt toegezonden aan de uitvoerende autoriteit omdat (kruis aan wat van toepassing is):

       a)    de uitvaardigende autoriteit op grond van redelijke vermoedens aanneemt dat de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, vermogensbestanddelen of een inkomen heeft in de uitvoerende staat.

        De volgende informatie toevoegen:

       - Gronden waarop het vermoeden berust dat de betrokken persoon vermogensbestanddelen / inkomen heeft:

       ……………………………………………………………………………………..

       - Beschrijving van het vermogensbestanddeel / de inkomstenbron (indien mogelijk):

       …………………………………………………………………………………….

       - Exacte locatie van het vermogensbestanddeel / de inkomstenbron (indien onbekend, de laatste bekende locatie):

……………………………………………………………..

       - Gronden waarop het vermoeden berust dat het vermogensbestanddeel / de inkomstenbron zich op die locatie bevindt:

        …………………………………………………………………………………..

       b)    er geen redelijke vermoedens in de zin van punt a) bestaan op grond waarvan de uitvaardigende autoriteit kan bepalen aan welke lidstaat het bevel kan worden toegezonden, maar de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, zijn gewone verblijfplaats of zijn statutaire zetel in de uitvoerende staat heeft

   2.    Indien het bevel betrekking heeft op een of meer specifieke vermogensbestanddelen:

       Het bevel wordt toegezonden aan de uitvoerende staat omdat (kruis aan wat van toepassing is):

       a) het specifieke vermogensbestanddeel (de specifieke vermogensbestanddelen) zich in de uitvoerende staat bevindt (bevinden)

       b) het specifieke vermogensbestanddeel (de specifieke vermogensbestanddelen) in de uitvoerende staat is (zijn) geregistreerd

       c) de uitvaardigende staat op grond van redelijke vermoedens aanneemt dat het vermogensbestanddeel (de vermogensbestanddelen) zich in de uitvoerende staat bevindt (bevinden).

       Vermeld:

       - Gronden waarop het vermoeden berust dat het vermogensbestanddeel (de vermogensbestanddelen) zich in de uitvoerende staat bevindt (bevinden): ………………………………………………………………………………………

       - Beschrijving van het vermogensbestanddeel (indien mogelijk):

       ………………………………………………………………………………………

       - Locatie van het vermogensbestanddeel (indien onbekend, de laatste bekende locatie): ………………………………………………………………………………………

       d)    er geen redelijke vermoedens in de zin van punt c) bestaan op grond waarvan de uitvaardigende staat kan bepalen aan welke lidstaat het bevel kan worden toegezonden, maar de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, zijn gewone verblijfplaats of zijn statutaire zetel in de uitvoerende staat heeft

   3.    Het gerecht heeft besloten dat het vermogensbestanddeel (kruis aan wat van toepassing is):

       de opbrengst is van een strafbaar feit dan wel overeenkomt met de gehele of gedeeltelijke waarde van die opbrengst

       een hulpmiddel vormt voor een strafbaar feit dan wel overeenkomt met de waarde van dat hulpmiddel

       vatbaar is voor confiscatie op grond van andere rechtsvoorschriften van de uitvaardigende staat betreffende confiscatiebevoegdheden in het kader van een strafprocedure


DEEL E: Beslissing tot restitutie aan of compensatie van het slachtoffer

Kruis aan wat van toepassing is:

□ een rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende staat heeft een beslissing inzake compensatie van of restitutie aan het slachtoffer gegeven voor de volgende geldsom:

□ een rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende staat heeft een beslissing gegeven tot restitutie aan het slachtoffer van de volgende vermogensbestanddelen anders dan geld:

De beslissing is gegeven op (datum): …………………………………………………………

De beslissing is onherroepelijk geworden op (datum): ……………………………………….

Referentienummer van de beslissing (indien beschikbaar): …………………………………..

Rechterlijke autoriteit die de beslissing heeft gegeven (officiële naam): ……………………

□ in de uitvaardigende staat loopt een procedure inzake compensatie van of restitutie aan het slachtoffer en de uitkomst daarvan zal worden meegedeeld aan de uitvoerende autoriteit


DEEL F: Indien het bevel aan meer dan één uitvoerende staat is toegezonden, verstrek de volgende informatie:

   1.    Het bevel is toegezonden aan de volgende uitvoerende staat (staten) (vermeld land en autoriteit):

   ………….…………………………………………………………………………………

   ………….…………………………………………………………………………………

       

   2.    Het bevel is aan meer dan één uitvoerende staat toegezonden omdat (kruis aan wat van toepassing is):

       Van verschillende specifieke vermogensbestanddelen die onder het bevel vallen, wordt aangenomen dat zij zich in verschillende uitvoerende staten bevinden.

       Voor de confiscatie van een specifiek vermogensbestanddeel is optreden in meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk

       Van een specifiek vermogensbestanddeel dat onder het bevel valt, wordt aangenomen dat het zich in één van twee of meer nader genoemde uitvoerende staten bevindt.

       De waarde van de vermogensbestanddelen die kunnen worden geconfisqueerd of bevroren in de uitvaardigende staat en in een uitvoerende staat, volstaat waarschijnlijk niet om het volledige bedrag te dekken dat in het bevel is bepaald.

   3.    Indien voor de confiscatie van het specifieke vermogensbestanddeel (de specifieke vermogensbestanddelen) optreden in meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk is, omschrijving van het te ondernemen optreden:

   ……………………………………………………………………………………………

DEEL G: Identiteit van de betrokken persoon

     Geef alle bekende informatie over de identiteit van de betrokken i) natuurlijke persoon (personen) of ii) rechtspersoon (rechtspersonen) (indien het meerdere personen betreft, gelieve voor elke persoon de informatie te verstrekken):

   i)    Voor natuurlijke personen

Naam:    ………………………………...…………………………………………………….

Voorna(a)m(en): ………………………………………………………….…………………….

Andere namen, indien van toepassing: ……………………………………………...………….

Schuilnamen, indien van toepassing: …………………………………………………………..

Geslacht:    …………………………………………………………………………………..…..

Nationaliteit: …………………………………………………………………………………....

Identiteitsnummer of socialezekerheidsnummer: ……………………………………………...

Aard en nummer van het identiteitsdocument of de identiteitsdocumenten (identiteitskaart, paspoort), indien beschikbaar:

Geboortedatum: …………………….…………………………………………………………..

Geboorteplaats: ……………………..…………………………………………………………..

Verblijfplaats en/of bekend adres; indien onbekend, vermeld het laatst bekende adres:

……………..…………………………………………………………………………………….

Taal (talen) die de persoon begrijpt: ……………….....………………………………………..

   ii) Voor rechtspersonen

Naam:    …………………………………...………………………………………………….

Rechtsvorm: …………………………………………………………………………………….

Afkorting, gebruikelijke naam of handelsnaam (indien van toepassing): ……………………..

Statutaire zetel: …………………………………………………………………..……………..

Registratienummer: …………………………………………………………………………….

Adres: …………………………………………………………………………………………...

Naam wettelijke vertegenwoordiger: ……………………..……………………………...…….

Wat is de huidige status van de betrokken persoon in de procedure:

   verdachte of beklaagde

   derde

   overige (specificeren)

2.    Locatie waar het bevel tot confiscatie ten uitvoer moet worden gelegd, indien anders dan bovengenoemd adres:

   …………………………………………………………………………………………

3.    Eventuele andere informatie die van belang is voor de tenuitvoerlegging van het bevel tot confiscatie

   …………………………………………………………………………………………..

DEEL H: Informatie over het (de) strafbare feit(en) naar aanleiding waarvan het bevel tot confiscatie is uitgevaardigd

1. Overzicht van de feiten

Vermeld de redenen voor uitvaardiging van het bevel tot confiscatie, met een overzicht van de feiten, een beschrijving van de ten laste gelegde of onderzochte strafbare feiten, de fase waarin het onderzoek zich bevindt, eventuele risicofactoren en andere relevante informatie.

2.    Aard en wettelijke omschrijving van het strafbaar feit of de strafbare feiten waarvoor het bevel tot confiscatie is uitgevaardigd, en de toepasselijke wetsbepaling/het toepasselijke wetboek:

3.    Wordt het strafbaar feit waarvoor het bevel tot confiscatie is uitgevaardigd in de uitvaardigende staat bestraft met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar volgens het recht van de uitvaardigende staat en is het strafbaar feit opgenomen in onderstaande lijst? (kruis aan wat van toepassing is)

   deelneming aan een criminele organisatie

   terrorisme

   mensenhandel

   seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

   illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

   illegale handel in wapens, munitie en explosieven

   corruptie

   fraude en fraudegerelateerde strafbare feiten zoals gedefinieerd in Richtlijn 2017/xxx/EU betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de EU worden geschaad;

   fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen

   witwassen van opbrengsten van misdrijven

   valsmunterij, met inbegrip van namaak van de euro

   computergerelateerde criminaliteit

   milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde plantensoorten en -variëteiten

   hulp bij irreguliere binnenkomst en irregulier verblijf

   moord en doodslag, zware mishandeling

   illegale handel in menselijke organen en weefsels

   ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling

   racisme en vreemdelingenhaat

   georganiseerde of gewapende diefstal

   illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen

   oplichting

   chantage en afpersing

   namaak van producten en productpiraterij

   vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten

   fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen

   illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars

   illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen

   handel in gestolen voertuigen

   verkrachting

   opzettelijke brandstichting

   misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen

   kaping van vliegtuigen/schepen

   sabotage

DEEL I: Procedure die heeft geleid tot het bevel tot confiscatie

Is de betrokken persoon persoonlijk verschenen op de terechtzitting die heeft geleid tot het bevel tot confiscatie dat verband houdt met de definitieve veroordeling?

1. □ Ja, de betrokken persoon is persoonlijk verschenen op de terechtzitting

2. □ Nee, de betrokken persoon is niet persoonlijk verschenen op de terechtzitting

3. Indien u "nee" (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

□ 3.1a. de betrokken persoon is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van de terechtzitting die tot het bevel tot confiscatie heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op de terechtzitting verschijnt;

OF

□ 3.1b. de betrokken persoon is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van de terechtzitting die tot het bevel tot confiscatie heeft geleid, op zodanige wijze dat ondubbelzinnig vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op de terechtzitting verschijnt;

OF

□ 3.2. de betrokken persoon was op de hoogte van de voorgenomen terechtzitting, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op de terechtzitting te voeren, en is op de terechtzitting ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

OF

□ 3.3. aan de betrokken persoon is het bevel tot confiscatie betekend op … (dag/maand/jaar) en hij was uitdrukkelijk geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke bevel tot confiscatie; en

□ de betrokken persoon heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij het bevel tot confiscatie niet betwist;

OF

□ de betrokken persoon heeft niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.

4. Als u punt 3.1b, 3.2 of 3.3 heeft aangekruist, vermeld op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

.......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

DEEL J: Informatie over rechtsmiddelen inzake de procedure die tot het bevel heeft geleid

1. Gelieve aan te geven of er al een rechtsmiddel is ingesteld tegen de uitvaardiging van een bevel tot confiscatie; zo ja, vermeld de nodige gegevens (omschrijving van het rechtsmiddel, inclusief de vereiste stappen en de termijnen):

…….……………………………………………………………………………………………..

2. Autoriteit in de uitvaardigende staat die verdere gegevens kan verstrekken over procedures voor het aanwenden van rechtsmiddelen in de uitvaardigende staat en over de vraag of juridische bijstand, vertaling en vertolking beschikbaar zijn:

Naam: ………….…………………………….………………………………………………….

Contactpersoon (indien van toepassing): ………………………………………………………

Adres: ………….………………………………….…………………………………………….

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer) ………….…………………………………….

Fax: (landnummer) (netnummer) ……..….…………...……………………………………….

E-mail: ………….………………………………………...…………………………………….

DEEL K: Informatie over de omzetting en overdracht van vermogensbestanddelen

Als het bevel betrekking heeft op een specifiek vermogensbestanddeel, vermeld of het recht van de uitvaardigende staat voorziet in confiscatie in de uitvoerende staat in de vorm van een verplichting een geldsom te betalen die overeenkomt met de waarde van het vermogensbestanddeel.

           ja

           nee

DEEL L: Gegevens over de uitvaardigende autoriteit

Naam van autoriteit: ………...………………………………………………………………….

Naam van vertegenwoordiger/contactpunt: ………….………………………..……………….

Dossier nr.: ………….…………………………………………………………………………..

Adres: ………….………………………………………………………………….…………….

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer) ………….…………………………………….

Fax: (landnummer) (netnummer) ……...….……………………………………………………

E-mail: ………….………………………...…………………………………………………….

Talen waarin met de uitvaardigende autoriteit kan worden gecommuniceerd: ………….………………………………………………………………………………………..

Indien afwijkend van bovenstaande, gegevens over de contactpersoon (contactpersonen) voor aanvullende informatie of praktische regelingen voor de overdracht van bewijsmateriaal:

Naam/titel/organisatie: …………………………...…………………………………………….

Adres:    ……………………..………………………………………………………………..

E-mail/telefoonnummer: ………….……………...…………………………………………….

Handtekening van de uitvaardigende autoriteit en/of haar vertegenwoordiger die de juistheid van de inhoud van het bevel tot confiscatie bevestigt:

Naam: ………….………….…………………………………………………………………….

Functie (titel/graad): ……...…………………………………………………………………….

Datum:    …..…………………………………………………………………………………..

Officiële stempel (indien beschikbaar): ………….…………………………………………….

DEEL M:

Indien een centrale autoriteit belast is met de administratieve toezending en ontvangst van bevelen tot confiscatie in de uitvaardigende staat:

Naam van de centrale autoriteit: …………………………….…………………………………

Contactpersoon, indien van toepassing (titel/rang en naam): …...……………………………..

Adres: …………………………………………………………………...………………………

Dossier nr.: ………………………………………………………………...……………………

Tel. (landnummer) (netnummer): ……………………………………………………………...

Fax: (landnummer) (netnummer): ……...………………………………………………………

E-mailadres (indien beschikbaar): …….……………………………………………………….



BIJLAGE II

BEVEL TOT BEVRIEZING

als bedoeld in artikel 16

Dit bevel tot bevriezing is uitgevaardigd door een bevoegde autoriteit. De uitvaardigende autoriteit verklaart dat de uitvaardiging van dit bevel tot bevriezing noodzakelijk is en evenredig voor de doeleinden van de hieronder omschreven procedure met aandacht voor de rechten van de betrokken persoon en dat de verlangde bevriezingsmaatregel onder dezelfde omstandigheden in een vergelijkbaar binnenlands geval ook hadden kunnen worden genomen. Hierbij verzoek ik om tenuitvoerlegging van onderstaande bevriezingsmaatregel(en), met inachtneming van het vertrouwelijke karakter van het onderzoek.

       

DEEL A:

   Uitvaardigende staat: ……………………………………………………………..………

   Uitvoerende staat: ……………………………………………………………...…………

       

DEEL B: Urgentie

Gelieve aan te geven of er spoed vereist is in verband met

   legitieme gronden om aan te nemen dat het betrokken vermogensbestanddeel op korte termijn dreigt te worden overgedragen, verplaatst, omgezet, vernietigd of vervreemd

De termijnen voor de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing staan in Verordening EU/.../.... Als er echter een kortere of specifieke termijn nodig is, gelieve de datum te vermelden en de reden daarvoor op te geven:

   

DEEL C: Confiscatie

Kruis aan wat van toepassing is:

   bij het bevel tot bevriezing is een verzoek tot tenuitvoerlegging van een bevel tot confiscatie gevoegd dat is uitgevaardigd door de uitvaardigende staat

   het vermogensbestanddeel moet in de uitvoerende staat blijven in afwachting van een verzoek tot confiscatie. Verwachte datum van indiening van dit verzoek:

DEEL D: Informatie over het vermogensbestanddeel waarop het bevel betrekking heeft

Het bevel heeft betrekking op (kruis een of meerdere vakjes aan):

       een geldsom

       een of meer specifieke vermogensbestanddelen

   

   1.    Indien het bevel betrekking heeft op een geldsom:

       Het bedrag waarop de tenuitvoerlegging betrekking heeft in de uitvoerende staat, met opgave van valuta (in cijfers en in letters):    

       Het totaalbedrag dat in het bevel is bepaald, met opgave van valuta (in cijfers en in letters): ………………………………………………………...……………..

   Het bevel wordt toegezonden aan de uitvoerende autoriteit omdat (kruis aan wat van toepassing is):

       a) de uitvaardigende autoriteit op grond van redelijke vermoedens aanneemt dat de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, vermogensbestanddelen of een inkomen heeft in de uitvoerende staat.

       Vermeld:

       Gronden waarop het vermoeden berust dat de betrokken persoon vermogensbestanddelen / inkomen heeft:

       ……………………………………………………………………………………..

       Beschrijving van het vermogensbestanddeel / de inkomstenbron (indien mogelijk):

……………………………………………………………………………………..

       Exacte locatie van het vermogensbestanddeel / de inkomstenbron (indien onbekend, de laatste bekende locatie):

……………………………………………………………………………………..    

       Gronden waarop het vermoeden berust dat het vermogensbestanddeel / de inkomstenbron zich op die locatie bevindt:

       ……………………………………………………………………………………..

       ……………………………………………………………………………………..

       b) er geen redelijke vermoedens in de zin van punt a) bestaan op grond waarvan de uitvaardigende autoriteit kan bepalen aan welke lidstaat het bevel kan worden toegezonden, maar de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, zijn gewone verblijfplaats of zijn statutaire zetel in de uitvoerende staat heeft.

       ………………………………………………………………………………………

       ……………………………………………………………………………………....

       …..…………………………………………………………………………………..

   2.    Indien het bevel betrekking heeft op een of meer specifieke vermogensbestanddelen:

       Het bevel wordt toegezonden aan de uitvoerende staat omdat (kruis aan wat van toepassing is):

       a)    het specifieke vermogensbestanddeel (de specifieke vermogensbestanddelen) zich in de uitvoerende staat bevindt (bevinden)

       b)    het specifieke vermogensbestanddeel (de specifieke vermogensbestanddelen) in de uitvoerende staat is (zijn) geregistreerd

       c)    de uitvaardigende staat op grond van redelijke vermoedens aanneemt dat het vermogensbestanddeel (de vermogensbestanddelen) zich geheel of gedeeltelijk in de uitvoerende staat bevindt (bevinden)

       Vermeld:

   -    Gronden waarop het vermoeden berust dat het vermogensbestanddeel (de vermogensbestanddelen) zich in de uitvoerende staat bevindt (bevinden):

   -    Beschrijving van het vermogensbestanddeel (indien mogelijk):

       …………………………………………………………………………………..

   -    Locatie van het vermogensbestanddeel (indien onbekend, de laatste bekende locatie):

       …………………………………………………………………………………..

       d)    er geen redelijke vermoedens in de zin van punt c) bestaan op grond waarvan de uitvaardigende staat kan bepalen aan welke lidstaat het bevel kan worden toegezonden, maar de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd, zijn gewone verblijfplaats of zijn statutaire zetel in de uitvoerende staat heeft

DEEL E: Indien het bevel aan meer dan één uitvoerende staat is toegezonden, verstrek de volgende informatie:

   1.    Het bevel is toegezonden aan de volgende uitvoerende staat (staten) (vermeld land en autoriteit):

       ……………………………………………………………………………………

       …………………………………………………………………………………….

   2.    Het bevel is aan meer dan één uitvoerende staat toegezonden omdat (kruis aan wat van toepassing is):

       Van verschillende specifieke vermogensbestanddelen die onder het bevel vallen, wordt aangenomen dat zij zich in verschillende uitvoerende staten bevinden.

       Voor de bevriezing van een specifiek vermogensbestanddeel is optreden in meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk.

       Van een specifiek vermogensbestanddeel dat onder het bevel valt, wordt aangenomen dat het zich in één van twee of meer nader genoemde uitvoerende staten bevindt.

       De waarde van de vermogensbestanddelen die kunnen worden geconfisqueerd of bevroren in de uitvaardigende staat en in een uitvoerende staat, volstaat waarschijnlijk niet om het volledige bedrag te dekken dat in het bevel is bepaald.

   3. Indien voor de bevriezing van het specifieke vermogensbestanddeel (de specifieke vermogensbestanddelen) optreden in meer dan één uitvoerende staat noodzakelijk is, omschrijving van het te ondernemen optreden:

DEEL F: Verband met een eerder bevel tot bevriezing

Vormt dit bevel tot bevriezing een aanvulling op een eerder bevel tot bevriezing? Zo ja, geef informatie over het vorige bevel tot bevriezing (datum van uitvaardiging, autoriteit waaraan het is toegezonden en, indien bekend, datum van toezending, referentienummers van de uitvaardigende en uitvoerende autoriteiten):

…………………………………………………………………………………………………...

…………………………………………………………………………………………………...

…………………………………………………………………………………………………...

DEEL G: Verband met een Europees onderzoeksbevel (EOB)

Is er een EOB dat betrekking heeft op hetzelfde vermogensbestanddeel als dit bevel tot bevriezing? Zo ja, geef informatie over het EOB (datum van uitvaardiging, autoriteit waaraan het is toegezonden en, indien bekend, datum van toezending, referentienummers van de uitvaardigende en uitvoerende autoriteiten):

…………………………………………………………………………………………………...

…………………………………………………………………………………………………...

…………………………………………………………………………………………………...

DEEL H: Identiteit van de betrokken persoon

   Geef alle bekende informatie over de identiteit van de betrokken i) natuurlijke persoon (personen) of ii) rechtspersoon (rechtspersonen) (indien het meerdere personen betreft, gelieve voor elke persoon de informatie te verstrekken):

   i)    Voor natuurlijke personen

Naam:    ………………………………...…………………………………………………….

Voorna(a)m(en): ………………………………………………………….…………………….

Andere namen, indien van toepassing: ……………………………………………...………….

Schuilnamen, indien van toepassing: …………………………………………………………..

Geslacht:    …………………………………………………………………………………..…..

Nationaliteit: …………………………………………………………………………………....

Identiteitsnummer of socialezekerheidsnummer: ……………………………………………...

Aard en nummer van het identiteitsdocument of de identiteitsdocumenten (identiteitskaart, paspoort), indien beschikbaar:

Geboortedatum: …………………….…………………………………………………………..

Geboorteplaats: ……………………..…………………………………………………………..

Verblijfplaats en/of bekend adres; indien onbekend, vermeld het laatst bekende adres:

……………..…………………………………………………………………………………….

Taal (talen) die de persoon begrijpt: ……………….....………………………………………..

   ii) Voor rechtspersonen

Naam:    …………………………………...………………………………………………….

Rechtsvorm: …………………………………………………………………………………….

Afkorting, gebruikelijke naam of handelsnaam (indien van toepassing): ……………………..

Statutaire zetel: …………………………………………………………………..……………..

Registratienummer: …………………………………………………………………………….

Adres: …………………………………………………………………………………………...

Naam wettelijke vertegenwoordiger: ……………………..………………………………...….

Wat is de huidige status van de betrokken persoon in de procedure:

   verdachte of beklaagde

   derde

   overige (specificeren)

2.    Locatie waar het bevel tot bevriezing ten uitvoer moet worden gelegd, indien anders dan bovengenoemd adres:

………………………………………………………………………………………………….

3.    Eventuele andere informatie die van belang is voor de tenuitvoerlegging van het bevel tot bevriezing

………………………………………………………………………………………………….

DEEL I: Gronden voor de uitvaardiging van het bevel tot bevriezing

1. Overzicht van de feiten

Vermeld de redenen voor uitvaardiging van het bevel tot bevriezing, met een overzicht van de feiten, een beschrijving van de ten laste gelegde of onderzochte strafbare feiten, de fase waarin het onderzoek zich bevindt, eventuele risicofactoren en andere relevante informatie.

2.    Aard en wettelijke omschrijving van het strafbaar feit of de strafbare feiten waarvoor het bevel tot bevriezing is uitgevaardigd, en de toepasselijke wetsbepaling/het toepasselijke wetboek:

3.    Wordt het strafbaar feit waarvoor het bevel tot bevriezing is uitgevaardigd in de uitvaardigende staat bestraft met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar volgens het recht van de uitvaardigende staat en is het strafbaar feit opgenomen in onderstaande lijst? (kruis aan wat van toepassing is)

   deelneming aan een criminele organisatie

   terrorisme

   mensenhandel

   seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

   illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

   illegale handel in wapens, munitie en explosieven

   corruptie

   fraude en fraudegerelateerde strafbare feiten zoals gedefinieerd in Richtlijn 2017/xxx/EU betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de EU worden geschaad;

   fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen

   witwassen van opbrengsten van misdrijven

   valsmunterij, met inbegrip van namaak van de euro

   computergerelateerde criminaliteit

   milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde plantensoorten en -variëteiten

   hulp bij irreguliere binnenkomst en irregulier verblijf

   moord en doodslag, zware mishandeling

   illegale handel in menselijke organen en weefsels

   ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling

   racisme en vreemdelingenhaat

   georganiseerde of gewapende diefstal

   illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen

   oplichting

   chantage en afpersing

   namaak van producten en productpiraterij

   vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten

   fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen

   illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars

   illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen

   handel in gestolen voertuigen

   verkrachting

   opzettelijke brandstichting

   misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen

   kaping van vliegtuigen/schepen

   sabotage


DEEL J: Rechtsmiddelen

Autoriteit in de uitvaardigende staat die verdere gegevens kan verstrekken over procedures voor het aanwenden van rechtsmiddelen in de uitvaardigende staat en over de vraag of juridische bijstand, vertaling en vertolking beschikbaar zijn:

Naam:    ………………………………………………………………………………………

Contactpersoon (indien van toepassing): …….…...……………………………………………

Adres:    ……………………………………………...……………………………………….

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer) ………….…………………………………….

Fax: (landnummer) (netnummer) …...…….……………………………………………...…….

E-mail:    ……………………………………………………………………………………....

DEEL K: Gegevens over de autoriteit die het bevel tot bevriezing heeft uitgevaardigd

Kruis aan welk soort autoriteit het bevel tot bevriezing heeft uitgevaardigd:

   rechterlijke autoriteit

   (*) andere bevoegde autoriteit zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende staat

(*) Gelieve ook deel L in te vullen

Naam van autoriteit: ……..….………………………………………………………………….

Naam van vertegenwoordiger/contactpunt: …………...……………………………………….

Dossier nr.: …….………………………………………………………………………………..

Adres: …...……………………………………………………………………..………………..

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer) ………….…………………………………….

Fax: (landnummer) (netnummer) ……...….………………………………………...………….

E-mail: ………….……………………………………………………………………………....

Talen waarin met de uitvaardigende autoriteit kan worden gecommuniceerd:

…………………………………………………………………………………………………...

Indien afwijkend van bovenstaande, gegevens over de contactpersoon (contactpersonen) voor aanvullende informatie of praktische regelingen voor de tenuitvoerlegging van het bevel:

Naam/titel/organisatie: ……..…….…………………………………………………………….

Adres: ……...……………………………………………………………………………………

E-mail/telefoonnummer: ………....…………………………………………………………….

Handtekening van de uitvaardigende autoriteit en/of haar vertegenwoordiger die de juistheid van de inhoud van het bevel tot bevriezing bevestigt:

Naam: ………….……………….……………………………………………………………….

Functie (titel/graad): ……………...…………………………………………………………….

Datum: …..………………………………………………………………………………………

Officiële stempel (indien beschikbaar): ……………………………………………………….

DEEL L: Gegevens over de rechterlijke autoriteit die het bevel tot bevriezing heeft gevalideerd

Kruis aan welke soort rechterlijke autoriteit het bevel tot bevriezing heeft gevalideerd:

       rechter of gerecht

       onderzoeksrechter

       officier van justitie

Officiële naam van de validerende autoriteit: ……………………………………………….…

Naam vertegenwoordiger: …………………………………………………………………...…

Functie (titel/graad): ……………………………………………………………………………

Dossier nr.: ……………………………………………………………………………………...

Adres: ………...…………………………………………………………………………………

Telefoonnummer: (landnummer) (netnummer) ………….…………………………………….

Fax: (landnummer) (netnummer) ……...….…………………………………………...……….

E-mail:    ………………………………………………………………………………………

Talen waarin met de validerende autoriteit kan worden gecommuniceerd: …………………...

Wie is het eerste contactpunt van de uitvoerende autoriteit?

   de uitvaardigende autoriteit

   de validerende autoriteit

Handtekening en gegevens van de validerende autoriteit

Naam: ………….………….…………………………………………………………………….

Functie (titel/graad): ………...………………………………………………………………….

Datum:    ……………………………………………………………………………………..

Officiële stempel (indien beschikbaar): ……………………………………………………….

DEEL M:

Indien een centrale autoriteit belast is met de administratieve toezending en ontvangst van bevelen tot bevriezing in de uitvaardigende staat:

Naam van de centrale autoriteit: …………………………………………………………….....

Contactpersoon, indien van toepassing (titel/rang en naam): …………………………………

Adres: ………………………………………………………………………………………..…

Dossier nr.: ……..………………………………………………………………………………

Tel. (landnummer) (netnummer): ……………………………………………………………...

Fax: (landnummer) (netnummer): ……..………………………………………………………

E-mailadres (indien beschikbaar): …….……………………………………………………….