Brussel,14.9.2016

COM(2016) 605 final

2016/0282(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2012/2002, (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1308/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In het Financieel Reglement 1 worden de beginselen en procedures inzake de vaststelling en de uitvoering van de EU-begroting en de controle van de EU-fondsen vastgesteld. De voorbije 30 jaar is het aantal algemene financiële regels in het Financieel Reglement sterk gestegen 2 . Bovendien zijn een aantal sectorale financiële regels ingevoerd: de regels voor deelname aan het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 3 , de gemeenschappelijke bepalingen voor de Europese structuur- en investeringsfondsen 4 en de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor extern optreden 5 .

De gebruikers van EU-fondsen hebben herhaaldelijk geklaagd over de wildgroei aan algemene en sectorale regels, over hun heterogeniteit en over hun complexiteit, die te wijten zijn aan het feit dat deze regels voortvloeien uit de opzet van het programma en de diverse controlelagen. Bovendien heeft de complexiteit van de reeks financiële regels ertoe geleid dat de EU-fondsen trager worden uitgevoerd, waardoor de kostprijs stijgt en het risico op fouten vergroot.

In 2012 werd een eerste stap gezet naar coherentere en eenvoudigere financiële regels: de Commissie stelde voor om de programma's en instrumenten die onder het meerjarig financieel kader 2014-2020 (MFK) vallen in aantal te verminderen, bundelde hen in één enkel kader met gemeenschappelijke regels, vereenvoudigde de procedures voor aanvragen en kostendeclaraties door eindbegunstigden, vergemakkelijkte het gebruik van innovatieve financieringsinstrumenten, maakte EU-trustfondsen mogelijk en verbeterde de kostenefficiëntie van de controles. In recente herzieningen is het Financieel Reglement afgestemd op de resultaten van de onderhandelingen voor het MFK 2014-2020 (herziening van 2013) alsook op de nieuwe aanbestedingsrichtlijn (herziening van 2015).

Maar er is nog ruimte voor vereenvoudiging. Dit blijkt uit de sinds 2014 opgedane ervaring en uit de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau van onafhankelijke deskundigen, belast met het monitoren van vereenvoudiging ten behoeve van begunstigden van de Europese structuur- en investeringsfondsen 6 . De resultaten van de openbare raadpleging over de herziening van het Financieel Reglement 7 wijzen ook op de duidelijke verwachtingen die de belanghebbenden op dit vlak hebben.

Er blijven inspanningen nodig om obstakels weg te nemen, de synergie en de complementariteit tussen ESI-fondsen en andere EU-fondsen te bewerkstelligen en de efficiëntie van uitvoerings- en controlevoorschriften te verbeteren. Eenvoudigere en flexibelere financiële regels zullen ertoe bijdragen dat de uitgaven en de impact van het MFK 2014-2020 worden geoptimaliseerd en vormen als zodanig een van de hoekstenen van het initiatief van de Commissie voor een resultaatgerichte EU-begroting (Budget Focused on Results of BFOR); dit moet ervoor zorgen dat middelen worden toegewezen aan prioriteiten en dat elke maatregel zo veel mogelijk resultaten en meerwaarde oplevert 8 . Bovendien zal dit de kosten in verband met de uitvoering van de regels van de EU doen dalen en het aantal fouten verminderen.

Eenvoudigere en flexibelere financiële EU-regels zijn van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat met de EU-begroting beter op veranderende omstandigheden en onverwachte ontwikkelingen kan worden ingespeeld.

Dit wetgevingsvoorstel is een integraal onderdeel van de tussentijdse evaluatie/herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020 9 . Het draagt bij tot twee van de voornaamste doelstellingen van deze evaluatie/herziening: vereenvoudiging en flexibiliteit.

De Commissie stelt daarom in één enkele handeling een ambitieuze herziening van de algemene financiële regels voor, samen met overeenkomstige wijzigingen van de sectorale financiële regels in 15 wetgevingshandelingen die betrekking hebben op meerjarenprogramma’s. De sectorale wijzigingen worden in hetzelfde wetgevingsvoorstel opgenomen om een coherent onderhandelingsproces en een spoedige goedkeuring door de wetgever te waarborgen. De nadruk ligt op de volgende gebieden:

1.    Vereenvoudiging voor ontvangers van EU-middelen: veel maatregelen zijn erop gericht het leven van ontvangers van EU-middelen te vereenvoudigen. Het gaat om subsidies (opheffing van de controle op niet-cumuleerbaarheid voor subsidies van kleine bedragen en op het non-profitbeginsel; eenvoudigere waarderingsregels voor bijdragen in natura; erkenning van vrijwilligerswerk; toekenning van subsidies zonder oproep tot het indienen van voorstellen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan) en vereenvoudigde vormen van subsidies (titel VIII).

2.    Van meerdere controlelagen naar wederzijds vertrouwen bij audits, beoordelingen of goedkeuringen, en harmonisatie van verslagleggingsvereisten: deze maatregelen hebben tot doel te bevorderen dat zoveel mogelijk op één enkele audit, evaluatie of goedkeuring (bv. inachtneming van de voorschriften inzake staatssteun) wordt vertrouwd indien de audit, evaluatie of goedkeuring aan de noodzakelijke voorwaarden voldoet om voor het EU-stelsel in aanmerking te komen. Algemener gesteld zullen de regels voor de uitvoerende partners (internationale organisaties, EIB/EIF, nationale stimuleringsbanken, nationale agentschappen, ngo’s) worden vereenvoudigd door meer op hun procedures en beleidslijnen te vertrouwen van zodra deze een positieve beoordeling hebben gekregen. Door met langetermijnpartners financiële partnerschapskaderovereenkomsten af te sluiten, zal vooruitgang kunnen worden geboekt met de harmonisatie van de controle-, rapportage- en andere administratieve vereisten tussen donoren onderling (artikelen 122, 123 en 126 van titel V).

3.    Toepassing van slechts één reeks voorschriften bij hybride acties of bij een combinatie van maatregelen of instrumenten: met dit voorstel wordt beoogd een verdere vereenvoudiging voor de partners van de EU te realiseren door middel van een aantal maatregelen om te voorkomen dat verschillende regels en procedures parallel worden toegepast, met name door het gemakkelijker te maken om financiering uit Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) te combineren met financieringsinstrumenten en het Europees Fonds voor strategische investeringen (titel V).

4.    Doeltreffender gebruik van financieringsinstrumenten: het gebruik van terugvloeiende middelen optimaliseren door de belangrijkste uitvoerende partners van de EU een gelijk speelveld te waarborgen en de zware vereisten m.b.t. de bekendmaking van individuele gegevens over eindontvangers of m.b.t. de uitsluitingscriteria te verminderen (titel X).

5.    Flexibeler begrotingsbeheer: het voorstel voorziet in verschillende manieren om meer budgettaire flexibiliteit te bewerkstelligen, zodat de Unie doeltreffender met onvoorziene uitdagingen en nieuwe taken kan omgaan en sneller op crises kan reageren: het gaat onder meer om de invoering van een "flexibiliteitsbuffer" in het budget voor geografische instrumenten van extern optreden om op onvoorziene behoeften en nieuwe crises te kunnen reageren, een efficiëntere activering van het Solidariteitsfonds en het Fonds voor aanpassing aan de globalisering, de uitbreiding van trustfondsen tot intern beleid (artikelen 14 en 227), de aanleg van een crisisreserve van de EU door vrijgemaakte kredieten te hergebruiken, alsook het voorzien in de mogelijkheid, in het volgende meerjarig financieel kader, dat andere financiële transacties dan financieringsinstrumenten een voorwaardelijke verplichting voor de Unie genereren die groter is dan de financiële activa ter dekking van de financiële aansprakelijkheid van de Unie (artikel 203), en de oprichting van een gemeenschappelijk voorzieningsfonds met de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor financiële verrichtingen (artikel 205). Recente initiatieven (zoals het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) of het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)) hebben inderdaad aangetoond dat het effect van de EU-begroting ten volle moet worden gebruikt door te voorzien in niet door voorzieningen gedekte voorwaardelijke verplichtingen. In titel X wordt het kader vastgesteld waarbinnen deze financiële risico's worden toegestaan, beheerd en gecontroleerd.

6.    Resultaatgerichtheid en gestroomlijnde verslaglegging: een grotere nadruk op resultaten door middel van vaste bedragen, prijzen, betalingen op basis van output en resultaten, en niet ter vergoeding van kosten, betaling mits bepaalde voorwaarden zijn vervuld (artikel 121 van titel XIII). Dit zou moeten bijdragen aan een verdere vermindering van de kosten voor de uitvoering van EU-fondsen, alsook van het aantal fouten. Wat de verslaglegging betreft, worden de verslagen gegroepeerd rond de ontwerpbegroting en het geïntegreerde pakket financiële verslaglegging, hetgeen efficiënter en transparanter is ten aanzien van het grote publiek en de begrotingsautoriteit (artikelen 39 en 239-245).

7.    Een eenvoudigere en efficiëntere administratie op EU-niveau: overeenkomsten of delegaties tussen Europese instellingen of organen vergemakkelijken, zodat de uitvoering van de administratieve kredieten wordt gebundeld in de Europese bureaus of binnen de uitvoerende agentschappen (artikelen 57, 58, 64, 65 en 68); de voor financiële onregelmatigheden bevoegde adviescomités (artikel 73, lid 6) samenvoegen met het EDES-panel (artikel 139) en overstappen van jaarlijkse op meerjarige financieringsbesluiten (artikel 108).

8.    Betrokkenheid van de burger mogelijk maken: het voorstel voorziet in een mogelijkheid om de burgers te raadplegen over de uitvoering van de EU-begroting door de Commissie, de lidstaten en alle andere entiteiten die de EU-begroting uitvoeren (аrtikel 54).

Door de financiële regels van de EU te vereenvoudigen en te versoepelen, effent het huidige voorstel de weg voor de voorbereiding van uitgavenprogramma’s van de volgende generatie (na 2020).

Consistentie met bestaande bepalingen op dit beleidsterrein

De Commissie heeft er bij het opstellen van eenvoudigere en flexibelere financiële regels op toegezien dat dit niet ten koste gaat van goed financieel beheer, wat nog steeds een hoofddoelstelling is. Sterker nog, met dit voorstel worden ook de door de uitvoerende partners van de EU te respecteren regels ter voorkoming van belastingontwijking aangescherpt en wordt verduidelijkt dat voor alle vormen van uitvoering van EU-fondsen de plicht geldt om belangenconflicten te voorkomen (ook op het niveau van de lidstaten). In het voorstel worden ook de systemen ter bescherming van de EU-begroting tegen fraude en financiële onregelmatigheden geconsolideerd (uitbreiding van de bevoegdheden van de ordonnateur om maatregelen te treffen met betrekking tot het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting in indirecte uitvoering). Dankzij de vereenvoudiging van de financiële regels van de EU zullen bij de uitvoering van EU-fondsen ook kosten en tijd worden gespaard en zal het aantal fouten dalen. Bovendien moet deze vereenvoudiging ook het effect van de beleidsmaatregelen en de daaruit voortvloeiende resultaten op het terrein vergroten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het gedeelte van dit voorstel dat betrekking heeft op de herziening van het Financieel Reglement, is gebaseerd op artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de bij het tweede gedeelte gewijzigde wetgevingshandelingen hebben een sectorale rechtsgrondslag.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden) 

De goedkeuring van de algemene financiële regels van de EU en van de voorgestelde wijzigingen van de sectorale wetgevingshandelingen valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU.

Evenredigheid

Dit voorstel is gericht op vereenvoudiging en bevat geen regels die niet noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken. Met name de in het omnibusgedeelte voorgestelde wijzigingen van de sectorale wetgevingshandelingen blijven beperkt tot wijzigingen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de voorgestelde vereenvoudigingen van het Financieel Reglement ten volle voelbaar zijn in het veld.

3.RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

In april/mei 2016 werd een openbare raadpleging over de herziening van het Financieel Reglement gehouden. In totaal werden 111 bijdragen van uiteenlopende belanghebbenden ontvangen.

Uit de antwoorden blijkt de algemene steun voor de voorgestelde maatregelen op het vlak van vereenvoudiging (65 %) en flexibiliteit (79 %). Wat de vereenvoudiging van de subsidieregels van de EU betreft, geven de belanghebbenden nog steeds de voorkeur aan de vergoeding van de reële kosten, maar verzetten ze zich niet tegen vereenvoudigde vergoedingen door middel van eenheidskosten, vaste bedragen of forfaits, noch tegen vergoedingen op basis van vooraf bepaalde resultaten, zolang deze niet verplicht zijn. Deze bezorgdheden komen tot uiting in het voorstel. Met name de vereenvoudigde vergoeding van kosten blijft slechts een extra optie die de ordonnateur afhankelijk van de aard van de gesteunde acties en ontvangers kan gebruiken. Uitvoerende partners van de EU (nationale ontwikkelingsagentschappen, internationale organisaties, EIB/EIF, ngo's) vragen de Commissie om meer op hun regels en beleidslijnen te vertrouwen wanneer deze eenmaal positief zijn beoordeeld. Zij klagen over de vele voorafgaande beoordelingen van hun systemen of procedures, of over herhaalde audits van dezelfde activiteiten door de EU en andere donoren, terwijl bij dergelijke evaluaties en audits wederzijds vertrouwen mogelijk zou kunnen zijn. Zij laken ook de verschillen in verslagleggingsvereisten tussen donoren 10 .

Op 6 april 2016 vond in Brussel een bewustmakingsevent plaats om belanghebbenden de kans te geven hun bezorgdheid en suggesties met betrekking tot het Financieel Reglement te uiten. Hun opmerkingen lagen in dezelfde lijn als de antwoorden op de openbare raadpleging.

Met de in dit voorstel vervatte maatregelen wordt gevolg gegeven aan deze klachten.

Effectbeoordeling

Voor de herziening van het Financieel Reglement is geen effectbeoordeling verricht. Het Financieel Reglement als zodanig heeft slechts in beperkte mate economische, sociale of milieugevolgen (het bepaalt de algemene regels voor de uitvoering van de uitgavenprogramma’s, maar er zijn pas concrete economische of sociale gevolgen wanneer bij de uitvoering van de sectorale programma’s beleidskeuzes worden gemaakt). De voorgestelde wijzigingen van de sectorale wetgevingshandelingen zijn louter indirecte gevolgen van de vereenvoudigingen die worden voorgesteld in het Financieel Reglement.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Hoewel de herziening van het Financieel Reglement en de overeenkomstige wijzigingen van de sectorale wetgevingshandelingen niet onder het programma voor gezonde regelgeving vallen, zijn zij in overeenstemming met – en leveren zij een aanzienlijke bijdrage aan – de agenda voor betere regelgeving: dit voorstel verlaagt immers het totale aantal algemene financiële regels die van toepassing zijn op de EU-begroting, met ongeveer 25 % en bundelt hen in één "rulebook" dat in de plaats komt van het Financieel Reglement en de daarbij behorende uitvoeringsvoorschriften:

·De belangrijkste bepalingen van de uitvoeringsvoorschriften worden verplaatst naar het Financieel Reglement, terwijl voor minder belangrijke elementen indien nodig geval per geval zal worden bekeken of ze worden opgenomen in de interne regels van de Commissie of in de door de Commissie bekendgemaakte richtsnoeren.

·De gedetailleerde aanbestedingsregels die van toepassing zijn op de instellingen en organen van de EU, zijn samengevoegd in een bijlage bij het herziene Financieel Reglement, die door middel van een gedelegeerde handeling kan worden gewijzigd.

·De bepalingen van deel twee van het Financieel Reglement met betrekking tot bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het Europees Landbouwgarantiefonds, op de middelen voor onderzoek en voor extern optreden en op andere specifieke EU-fondsen, worden opgenomen in de desbetreffende delen van het Financieel Reglement, tenzij deze niet langer relevant zijn.

In het voorstel tot herziening van het Financieel Reglement ligt de nadruk ook op gemeenschappelijke kenmerken en worden specifieke kenmerken tot een minimum beperkt, zodat de gebruikers de regels gemakkelijker kunnen toepassen: de nadruk wordt gelegd op gemeenschappelijke regels die toepasbaar zijn voor alle wijzen van uitvoering (direct, indirect en gedeeld) en voor alle juridische instrumenten door deze te bundelen in specifieke hoofdstukken. Bepalingen met betrekking tot Europese bureaus, uitvoerende agentschappen, gedecentraliseerde agentschappen en publiek-private partnerschapsorganen die momenteel over het hele Financieel Reglement zijn verspreid, worden samengebracht in hetzelfde hoofdstuk. Regels inzake EU-trustfondsen, begrotingssteun en deskundigen (waaronder onderzoeksdeskundigen) worden ondergebracht onder een nieuwe titel "Overige instrumenten voor de uitvoering van de begroting".

Het voorstel is ook sterk gericht op een aanzienlijke vereenvoudiging van de huidige financiële regels van de EU. Zoals in punt 1 is aangegeven, bevat het voorstel talrijke elementen om de administratieve lasten voor aanvragers en ontvangers van EU-middelen te verlichten.

Ook micro-ondernemingen vallen binnen het toepassingsgebied van het voorstel. Dergelijke ondernemingen kunnen EU-middelen ontvangen en worden dus aan de regels onderworpen. Op bepaalde gebieden voorziet het voorstel evenwel in een verlaging van de kosten voor overwegend kleine en middelgrote ondernemingen (door de bekendmaking van individuele gegevens van de begunstigden bij financieringsinstrumenten te vervangen door geaggregeerde statistieken) en meer in het algemeen moeten de talrijke vereenvoudigingsmaatregelen ten goede komen aan alle ondernemingen.

Grondrechten

Het voorstel is in overeenstemming met de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

Gedetailleerde toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

1. Vereenvoudiging voor ontvangers van EU-middelen

1.1. Vereenvoudiging van subsidiegebruik, vaste bedragen en kostenberekeningen

Veel maatregelen zijn erop gericht het leven van de ontvangers van EU-middelen te vereenvoudigen. Zij hebben betrekking op de inhoud van de subsidieaanvragen, de waarde van bijdragen in natura, de erkenning van vrijwilligerswerk, de voorwaarden om onder specifieke omstandigheden subsidies aan lidstaten toe te kennen zonder oproep tot het indienen van voorstellen, het winstverbod, het beginsel van niet-cumuleerbaarheid en de geleidelijke afschaffing van subsidiebesluiten. Andere maatregelen duiden op de overstap naar een eenvoudigere en efficiëntere administratie.

1.1.1. Algemene financiële regels

Het voorstel bevordert het gebruik van vereenvoudigde vormen van subsidies die geschikt zijn voor alle door de EU gefinancierde programma’s indien de aard van de maatregelen en de daaruit voortvloeiende uitgaven een dergelijke aanpak mogelijk maken (bijv. bij opleidings- en mobiliteitsmaatregelen, reiskosten, enz.). Dit zou de administratieve lasten verlichten, meer zekerheid bieden over het aan de begunstigden terugbetaalde bedrag en het gebruik van vereenvoudigde vormen van subsidies en combinaties daarvan bevorderen (artikel 175).

Gebruik van deskundig oordeel: het gebruik van vereenvoudigde vormen van subsidies wordt belemmerd door het gebrek aan gegevens die nodig zijn om een redelijke raming van de werkelijke kosten te maken. Dit is vaak te wijten aan de innovatieve aard van de desbetreffende acties of aan het feit dat deze acties uitsluitend in bepaalde landen worden uitgevoerd en er voor andere landen geen gegevens beschikbaar zijn. Om deze lacune op te vullen, wordt voorgesteld om, afhankelijk van de aard van de actie, gebruik te maken van deskundig oordeel in aanvulling op of als alternatief voor de statistische of historische gegevens (artikel 175).

Eenvoudigere toestemming voor vaste bedragen, eenheidskosten en forfaits: in plaats van de lange en lastige toestemmingsprocedure (collegebesluit voor bedragen hoger dan 60 000 EUR per subsidie) mag de bevoegde ordonnateur besluiten ter goedkeuring van vereenvoudigde vormen van subsidies vaststellen. Gelet op de zeer technische inhoud van het besluit (berekeningsmethoden, gegevensoverzichten, enz.) is dit niveau geschikter (artikel 175).

Eenvoudigere en duidelijkere inhoud van subsidieaanvragen, inclusief de bijbehorende bewijsstukken: geen verplichting om informatie te verstrekken waaruit de financiële en operationele capaciteit van de aanvragers blijkt, indien deze niet worden gecontroleerd (bv. voor openbare organen); de verplichting om een auditverslag in te dienen, wordt in overeenstemming gebracht met het toepasselijke EU- en nationaal recht inzake boekhouding (artikel 189).

Eenvoudiger beginsel van niet-cumuleerbaarheid: subsidies aan natuurlijke personen, zoals studiebeurzen, en rechtstreekse steun aan vluchtelingen, werklozen en andere personen in grote nood zullen worden vrijgesteld van deze regel, omdat het normaal gesproken om vrij lage bedragen gaat (artikel 185).

Opheffing van het winstverbod: het praktische belang van het winstverbod is aanzienlijk verminderd: inkomstengenererende projecten worden in beginsel ondersteund via financieringsinstrumenten. Voor projecten die in principe geen inkomsten genereren, creëert het winstverbod negatieve prikkels: de begunstigden worden niet aangemoedigd om hun projecten duurzaam of winstgevend te maken. Dit heeft op zijn beurt negatieve gevolgen voor de economie.

Eenvoudigere bepaling van de waarde van bijdragen in natura: deze bijdragen zijn geen subsidiabele kosten. Bijgevolg is hun precieze waarde irrelevant. Zij mogen evenwel nog steeds worden aanvaard als onderdeel van de medefinanciering. Op basis van elke waarde die door de ordonnateur op het moment van aanvaarding van het geraamde budget redelijkerwijze is vastgesteld, kan worden aangetoond dat de actie uit andere bronnen dan de EU-subsidie wordt gefinancierd en dat het medefinancieringbeginsel wordt nageleefd (artikel 184).

Erkenning van vrijwilligerswerk: om de deelname van kleine organisaties aan de uitvoering van het EU-beleid te bevorderen in een context waarin slechts beperkte middelen beschikbaar zijn, is het nodig de waarde van vrijwilligerswerk te erkennen als subsidiabele kosten. Bijgevolg mogen deze organisaties zich in sterkere mate op vrijwilligers verlaten om de actie te medefinancieren (artikelen 175, 180 en 184).

Eenvoudigere en gestroomlijnde voorwaarden voor de toekenning van subsidies zonder oproep tot het indienen van voorstellen: er wordt voorgesteld om de mogelijkheid tot toekenning van directe subsidies aan door de lidstaten gemachtigde entiteiten uit te breiden tot gevallen van de facto of de jure monopolies of gevallen waarin directe begunstigden zijn gekozen op grond van hun technische deskundigheid, zeer specialistische kennis of administratieve bevoegdheden. Bovendien zou de ordonnateur worden gemachtigd om het evaluatieverslag en het gunningsbesluit in één document te combineren. Dit zal de administratieve lasten verlichten en de toekenning van directe subsidies versnellen (artikel 188).

Eenvoudiger bijhouden van gegevens: gegevens moeten in alle gevallen gedurende een termijn van vijf jaar worden bijgehouden (drie jaar indien het financieringsbedrag lager is dan of gelijk is aan 60 000 EUR), ook in indirecte uitvoering (artikel 128).

Hypothetische aanpak voor subsidies: in gevallen waarin de subsidies uitsluitend worden uitgedrukt in absolute waarden (niet als percentages van de subsidiabele kosten), wordt de subsidiabiliteit van de kosten uiterlijk op het ogenblik van de betaling van het saldo geverifieerd (artikel 180). Voor deze verificatie kan een vereenvoudigde ("hypothetische") aanpak worden gebruikt (artikel 150).

Geleidelijke afschaffing van subsidiebesluiten: voorgesteld wordt om het gebruik van subsidiebesluiten gefaseerd te laten uitdoven en hoofdzakelijk gebruik te maken van subsidieovereenkomsten, onder voorbehoud van een toetsing aan het eind van het huidige MFK van de voortgang die is geboekt met betrekking tot elektronische subsidies (artikel 277). 

1.1.2. Sectorale voorschriften

Naast de verbeteringen inzake het gebruik van vereenvoudigde kostenopties in het Financieel Reglement worden wijzigingen van de sectorale wetgeving voorgesteld om het gebruik van vereenvoudigde kostenopties uit te breiden in:

·Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij;

·Verordening (EU) nr. 1304/2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds;

·Verordening (EU) nr. 223/2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen.

2. Van meerdere controlelagen naar wederzijds vertrouwen bij audits, beoordelingen of goedkeuringen, en harmonisatie van verslagleggingsvereisten

Het doel van deze maatregelen is te bevorderen dat voor zover mogelijk op één enkele audit, evaluatie of toestemming (bv. inachtneming van de voorschriften inzake staatssteun) wordt vertrouwd indien deze aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen om voor het EU-stelsel in aanmerking te komen. Om meerdere controlelagen te vermijden, bevordert de Commissie de erkenning van internationaal aanvaarde normen of internationale beste praktijken op dat terrein en gemeenschappelijke verslagleggingsvoorschriften tussen donoren onderling:

·Wederzijds vertrouwen op beoordelingen vooraf en reeds door andere entiteiten (donoren) verrichte controles van ontvangers die betrekking hebben op voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van de EU (artikel 122).

·Wederzijds vertrouwen op overeenkomstig internationaal aanvaarde normen uitgevoerde audits wordt tevens aangemoedigd om te vermijden dat dezelfde personen/entiteiten meerdere malen met betrekking tot dezelfde activiteiten worden gecontroleerd. Hierdoor zou de Commissie kunnen steunen op onafhankelijke audits naar het gebruik van EU-middelen door internationale partners (VN, Wereldbank, enz.) of lidstaten (artikel 123).

·Harmonisatie van de verslagleggingsvoorschriften van de Commissie met die van andere donoren: de Commissie bevordert de goedkeuring van gemeenschappelijke verslagleggingsvoorschriften via de financiële partnerschapskaderovereenkomsten die zij met haar belangrijkste internationale partners heeft afgesloten (artikel 126).

·De Commissie toelaten op de systemen en procedures van de EU-partners in indirecte uitvoering te vertrouwen, indien deze positief zijn beoordeeld (artikel 149) en maatregelen opleggen indien bepaalde regels of procedures de financiële belangen van de EU onvoldoende beschermen; indien de Commissie eist dat haar eigen of specifieke procedures worden gebruikt, wordt er geen beoordeling uitgevoerd. In ieder geval moet de mate van toezicht/controle worden aangepast op basis van het evenredigheidsbeginsel.

·Betere financiële partnerschapskaderovereenkomsten (artikel 126): dergelijke overeenkomsten die met vertrouwde partners worden gesloten met het oog op langetermijnsamenwerking, zullen voortaan betrekking hebben op alle acties in directe en indirecte uitvoering. Deze overeenkomsten zullen bepalen in welke mate de Commissie op de positief beoordeelde systemen en procedures kan vertrouwen en zullen ervoor zorgen dat slechts één reeks regels voor alle juridische instrumenten van toepassing is. Partnerschapsovereenkomsten op lange termijn bieden een flexibel kader om waar mogelijk te vertrouwen op elkaars evaluaties en audits en om de audit-, verslagleggings- en andere administratieve voorschriften van donoren te harmoniseren.

3. Toestaan dat in het geval van hybride acties of van een combinatie van maatregelen of instrumenten slechts één reeks regels wordt toegepast

Het voorstel is gericht op een zo sterk mogelijke vereenvoudiging voor de partners van de EU in indirecte uitvoering.

3.1. Algemene financiële regels

·In bepaalde gevallen zou worden toegestaan dat een uitvoerende partner van de Commissie slechts één reeks regels i.p.v. twee toepast, ongeacht de aard van de actie en de rol van de partner als beheerder van fondsen of als uitvoerder. Indien in het kader van hybride acties directe en indirecte uitvoering worden gecombineerd, hetgeen momenteel twee reeksen regels met zich meebrengt, zouden bijkomende elementen die momenteel onder de regels voor directe uitvoering vallen (wat zeer vaak het geval is voor technische bijstand), de regels van de kernelementen van de actie moeten volgen (bv. het beheer van een financieringsinstrument, al dan niet met garanties (artikel 208, lid 2)).

·Om het combineren van subsidies met financieringsinstrumenten gemakkelijker te maken, is één reeks regels (die van de financieringsinstrumenten) van toepassing op subsidies ter aanvulling van financieringsinstrumenten indien deze in één enkele actie worden gecombineerd (artikel 208, lid 2);

·De termijn voor het bewaren van gegevens wordt gelijkgetrokken voor subsidies en financieringsinstrumenten en bedraagt voortaan vijf jaar (drie jaar voor bedragen van maximaal 60 000 EUR (artikel 128)).

3.2. Sectorale voorschriften

·De verificatie van staatssteun beperken tot het controleren van de verenigbaarheid met de staatssteunregels van financieringsinstrumenten op EU-niveau die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld, indien ESI-fondsen bijdragen aan financieringsinstrumenten op EU-niveau (geen dubbele controle): voor bijdragen van lidstaten aan financieringsinstrumenten op EU-niveau die kunnen worden gebruikt zonder bijkomende voorwaarden, behalve deze met betrekking tot het geografische gebied, is geen afzonderlijke verificatie van staatssteun nodig, aangezien het financieringsinstrument reeds in overeenstemming is met de staatssteunregels op grond van het Financieel Reglement. Dit zal worden verduidelijkt door middel van passende richtsnoeren.

·Verlenging van het EU-initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen waardoor dit initiatief ook na 2016 mag worden gebruikt en lidstaten de mogelijkheid hebben om tot 2020 middelen vrij te maken voor dit initiatief.

·Uitbreiding en verduidelijking van de bepalingen van de GB-verordening met betrekking tot combinaties van financieringsinstrumenten en subsidies teneinde het gecombineerde gebruik ervan te vergemakkelijken.

·Introductie van een nieuwe mogelijkheid om de ESI-fondsen te combineren met het EFSI en van een nieuwe structuur om ESI-fondsen met de EIB en het EIF te combineren: programma’s in het kader van de ESI-fondsen moeten een bijdrage kunnen leveren aan financieringsinstrumenten in combinatie met EIB-financiering in het kader van het EFSI.

4. Doeltreffender gebruik van financieringsinstrumenten

4.1. Algemene financiële regels

Uit ervaring met financieringsinstrumenten en in het bijzonder uit de inbreng van de belangrijkste uitvoerende partners (EIB/EIF) blijkt dat de volgende mogelijkheden het beheer en de doeltreffendheid van deze instrumenten verder zouden verbeteren:

·Alle terugvloeiende middelen (ontvangsten + terugbetalingen) die door een financieringsinstrument worden gegenereerd, moeten voor datzelfde instrument worden gebruikt om de doeltreffendheid ervan te vergroten; volledige transparantie wordt verzekerd door middel van verslaglegging (artikel 202, lid 2);

·De EIB / het EIF zouden hun status als belangrijke uitvoerende EU-partners behouden, maar rechtstreekse onderhandelingen tussen de Commissie en een groter aantal potentiële entiteiten moeten worden toegelaten om een gelijk speelveld te waarborgen (artikel 149);

·Omdat het onmogelijk is om de volledige naleving van de EU-regels af te dwingen wanneer de EU als minderheidsaandeelhouder van een fonds deelneemt aan een financieringsinstrument, wordt voorgesteld om in dergelijke gevallen een evenredige toepassing van EU-regels toe te staan (artikel 208, lid 4);

·Voor begunstigden die minder dan 500 000 EUR aan EU-steun ontvangen, zou de bekendmaking van individuele gegevens van eindontvangers worden vervangen door statistische gegevens, gebundeld per relevant criterium (beleidsterrein, aard van de steun, aard van de begunstigde, geografische spreiding (artikel 36, lid 5)).

·Eindbegunstigden en bemiddelende instanties zijn niet verplicht op erewoord te verklaren dat zij niet in een van de uitsluitingssituaties verkeren indien de uitvoerende partner een uitsluitingsbeleid voert dat als gelijkwaardig aan dat van de EU wordt beschouwd (artikel 131).

·Er worden twee nieuwe afdelingen voorgesteld voor de regulering van andere instrumenten met een financieel risico, zoals begrotingsgaranties en financiële bijstand aan lidstaten of derde landen (titel X, hoofdstuk 2, afdelingen 2 en 3).

·Er zijn regels ingevoerd om niet door voorzieningen gedekte voorwaardelijke verplichtingen toe te staan, te beheren en te controleren (artikelen 203 t/m 206).

4.2. Sectorale voorschriften

Om het beheer en gebruik van financieringsinstrumenten in gedeelde uitvoering verder te optimaliseren, worden wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening) voorgesteld:

·Het verduidelijken van de mogelijkheid waarover beheersautoriteiten van de lidstaten beschikken om de EIB / het EIF, andere internationale financiële instellingen en nationale stimuleringsbanken onderhands een opdracht, inclusief technische bijstand, te gunnen.

·Het beheer van de kasmiddelen: indien de tijdelijke belegging van ESIF-geld dat voorafgaand aan investeringen in de eindontvangers in een financieringsinstrument is gestort, negatieve rente genereert, wordt de betaling daarvan uit terugbetaalde middelen toegestaan wanneer ten minste één investeringscyclus is uitgevoerd.

·Sommige specifieke voorschriften voor ELFPO-maatregelen die de programmering van financieringsinstrumenten op het vlak van plattelandsontwikkeling en de uitvoering ervan door de fondsbeheerders belemmerden, worden geschrapt om het hefboomeffect van de ELFPO-middelen te vergroten door middel van een intensiever gebruik van financieringsinstrumenten.

5. Flexibeler begrotingsbeheer

5.1. Algemene financiële regels

Het voorstel voorziet in verschillende manieren om tot meer budgettaire flexibiliteit te komen, zodat de Unie doeltreffender met onvoorziene uitdagingen en nieuwe taken kan omgaan:

·De oprichting van EU-trustfondsen ook toestaan voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of thematische acties binnen de EU (en niet alleen voor derde landen). De recente gebeurtenissen in de Europese Unie tonen aan dat er behoefte is aan flexibelere financiering binnen de EU. Aangezien de grenzen tussen extern en intern beleid steeds meer vervagen, zou dit instrument ook een antwoord kunnen bieden op grensoverschrijdende uitdagingen (artikel 227).

·De "negatieve reserve" optrekken van 200 miljoen EUR naar 400 miljoen EUR en zo ook gevolg geven aan een verzoek van de Raad om de ontwerpen van gewijzigde begroting in verband met betalingen in aantal te beperken (artikel 48).

·Een flexibiliteitsbuffer voor extern optreden creëren door niet toegewezen middelen voor het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II), het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) en het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) over te dragen naar jaar n+1 mits inachtneming van de bovengrens van 10 % van de oorspronkelijke kredieten van elk instrument (artikel 12).

·Voorzien in meer flexibiliteit voor crisis- en noodsituaties en humanitaire hulp in de vorm van subsidies: De administratieve procedures worden vereenvoudigd om snel en doeltreffend te kunnen reageren (bv. de bevoegde ordonnateur kan tot retroactieve subsidiabiliteit besluiten vóór de indiening van de aanvraag, artikel 186).

·In de delegaties van de Unie zouden gelden ter goede rekening mogen worden gebruikt om langs budgettaire weg geringe bedragen te betalen. Niet-statutair personeel dat bij hulp in crisissituaties en humanitaire hulp wordt ingezet, zou dergelijke rekeningen kunnen beheren en met deze rekeningen uitgevoerde juridische verbintenissen van maximaal 2 500 EUR kunnen ondertekenen (artikel 109).

·De Commissie meer flexibiliteit geven om autonoom overschrijvingen uit te voeren door het huidige toepassingsgebied uit te breiden, dat wil zeggen door ook overschrijvingen van operationele uitgaven van de ene titel naar de andere toe te staan indien deze onder dezelfde basishandeling vallen, met inbegrip van de ondersteunende hoofdstukken, en van de begrotingsonderdelen voor administratieve bijstand naar de overeenkomstige beleidskredieten (artikel 28).

·Eenvoudigere beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) door middel van een autonome overschrijving uit de reserve naar het begrotingsonderdeel zodra het besluit tot beschikbaarstelling is goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad (artikel 28).

·Eenvoudigere beschikbaarstelling van middelen uit het
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) door middel van een automatische goedkeuring van de overschrijving uit de reserve naar het begrotingsonderdeel nadat de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds door de begrotingsautoriteit is goedgekeurd (artikel 30).

·Verduidelijken dat de bedragen die overeenstemmen met vastleggingskredieten voor de reserve voor noodhulp en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, automatisch worden overgedragen (artikel 12).

·De verplichting opheffen om eerst de voor het lopende begrotingsjaar toegestane kredieten te gebruiken totdat deze zijn uitgeput, vooraleer overgedragen kredieten mogen worden gebruikt.

·Toestaan dat interne bestemmingsontvangsten voor een ander doel kunnen worden gebruikt dan dat waarvoor zij zijn bestemd, indien er geen behoeften met hetzelfde doel zijn vastgesteld waaraan deze ontvangsten kunnen worden besteed (artikel 30, lid 3).

·Toestaan dat de instellingen en organen voor specifieke evenementen of activiteiten (d.w.z. geen recepties of andere louter sociale events) sponsoring in natura mogen aanvaarden van bedrijven. Om de uitvoering van deze bepaling mogelijk te maken, zou elke instelling eerst het beginsel van aanvaarding van steun in natura moeten toelaten en specifieke richtsnoeren betreffende met name de ethische aspecten hiervan moeten vaststellen (artikel 24).

·Bepalen dat de begrotingsautoriteit, in het kader van de goedkeuringsprocedure voor de verkoop van gebouwen en grond, geval per geval mag aanvaarden dat de opbrengsten van die verkoop als bestemmingsontvangsten worden beschouwd, zodat het facilitymanagement van de Commissie wordt verbeterd en de aankoop van andere gebouwen wordt vergemakkelijkt (artikel 20, lid 3, onder g)).

·Een crisisreserve van de EU creëren door vrijgemaakte kredieten te hergebruiken.

·In het volgende meerjarig financieel kader mogelijk maken dat andere financiële transacties dan financieringsinstrumenten een voorwaardelijke verplichting voor de Unie genereren die groter is dan de financiële activa ter dekking van de financiële aansprakelijkheid van de Unie (artikel 203), alsook een gemeenschappelijk voorzieningsfonds creëren met de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor financiële verrichtingen (artikel 205)

5.2 Sectorale voorschriften

·In Verordening (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling wordt voor lidstaten de mogelijkheid geïntroduceerd om ook in het geval van door de mens veroorzaakte rampen, zoals de vluchtelingencrisis, hulp te verlenen en onmiddellijk gebruik te maken van beschikbare geldmiddelen (zonder te moeten wachten op de indiening van een programmawijziging). Ook wordt een specifieke investeringsprioriteit voor migranten en vluchtelingen toegevoegd om de programmering van op hulpverlening aan migranten en vluchtelingen gerichte maatregelen in het kader van Verordening (EU) nr. 1301/2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling te vereenvoudigen.

·Programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (Verordening (EU) nr. 1296/2013): om het aanpassingsvermogen van het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie te vergroten in geval van een crisis en bij veranderende politieke prioriteiten, is er flexibiliteit vereist wat de indicatieve uitgavenniveaus voor elk van de drie pijlers van het programma en voor elk van de thematische prioriteiten binnen deze pijlers betreft. Bovendien moet gezien de huidige economische context de afwijking worden gehandhaafd die bepaalt dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering kan worden gebruikt ten behoeve van jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding genieten.

·Verordening (EU) nr. 1316/2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen: gezien het succes van de meerjarige werkprogramma’s moet de flexibiliteit worden vergroot zodat 95 % van de middelen kan worden besteed aan meerjarenprogramma’s en andere ondersteunde projecten met de grootste meerwaarde voor het trans-Europese vervoersnetwerk (kernnetwerkcorridors, grensoverschrijdende projecten en projecten m.b.t. andere delen van het kernnetwerk).

·Beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn (Verordening (EU) nr. 652/2014): gezien de positieve ervaringen met de toepassing van deze regel en de aanzienlijke vermindering van de hiermee verbonden werklast voor de begunstigden en de diensten van de Commissie, wordt voorgesteld de mogelijkheid tot gebruik van in jaartranches verdeelde vastleggingen in de begroting te verlengen.

·In Verordening (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling wordt toegestaan dat onderlinge fondsen worden toegespitst op het helpen van landbouwers in geval van grote inkomensdalingen in specifieke sectoren, alsook dat het aanvangskapitaal van dergelijke fondsen wordt gesubsidieerd.

6. Resultaatgerichtheid en gestroomlijnde verslaglegging

Het voorstel bevat een reeks maatregelen bedoeld om de begroting resultaatgerichter te maken, een duidelijk prestatiekader vast te stellen, meer transparantie te bewerkstelligen en de verslaglegging te stroomlijnen.

6.1 Resultaatgerichtheid

Bij een aantal voorstellen, die op alle beleidsterreinen toepasbaar zijn, wordt het accent gelegd op resultaten en niet zozeer op hetgeen werkelijk is besteed. Hiermee geeft de Commissie blijk van haar inzet om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor een resultaatgerichte aanpak:

·Toestaan van betalingen op basis van voldane voorwaarden, output of prestaties in alle beheersvormen (bv. betalingen per hervestigde vluchteling in de AMIF-fondsen of de steun aan een jonge startende landbouwer (artikel 121)). In dergelijke gevallen wordt de financiering van projecten losgekoppeld van de terugbetaling van de kosten van de ontvangers van EU-middelen: de financiering is rechtstreeks afhankelijk van de resultaten op het terrein. Van belang is het vervullen van een aantal vooraf in de basishandeling vastgestelde voorwaarden en/of het boeken van resultaten die worden gemeten aan de hand van prestatie-indicatoren (achteraf). Een dergelijk systeem verbetert het verantwoordelijkheidsgevoel en de motivatie van de ontvangers van de middelen om resultaten te boeken. Hierdoor nemen de administratieve lasten en de controlekosten aanzienlijk af. Bij de controles hoeft immers enkel te worden gekeken naar de vooraf overeengekomen resultaten/voorwaarden en de administratieve lasten. Dit beperkt dan weer het risico op fouten met betrekking tot wettigheid en regelmatigheid. Dit heeft de Europese Rekenkamer bepleit onder de naam "rechten".

·"Prijzen" vergemakkelijken (titel IX): de titel "Prijzen" wordt ingekort en vereenvoudigd; de verplichting om prijzen ter waarde van 1 miljoen EUR of meer bekend te maken in de begeleidende verklaringen bij de ontwerpbegroting wordt vervangen door een voorafgaande kennisgeving aan het Europees Parlement en een expliciete bekendmaking van dergelijke prijzen in het financieringsbesluit.

·Eenmalig vast bedrag (artikel 176): een "eenmalig vast bedrag" kan in de toekomst alle subsidiabele kosten van de actie dekken. Tijdens toetsen en controles zal uitsluitend naar de outputs en resultaten worden gekeken. Het eenmalig vast bedrag is gebaseerd op de beoordeling van het door de aanvrager voorgestelde budget, rekening houdend met de beginselen van efficiëntie, zuinigheid en doeltreffendheid, alsook met relevante gegevens en/of deskundig oordeel.

·Voorrang aan vereenvoudigde vormen van subsidies waarbij de betaling afhangt van output en resultaten (artikel 175): een op input gebaseerde aanpak mag alleen worden overwogen indien een op output gebaseerde aanpak onmogelijk of onwenselijk is. Vereenvoudigde vormen van subsidies worden momenteel voornamelijk gebruikt om de waarde van de input te dekken (bijv. aantal mandagen, aantal reizen, aantal dagen van dienstreizen, enz.). De mogelijkheid om voor het behalen van concrete resultaten (bijvoorbeeld de organisatie van een conferentie of festival, de bouw van een prototype, enz.) vereenvoudigde vormen van subsidies uit te betalen, wordt eveneens aangemoedigd.

·Verduidelijking van de reikwijdte van de controles van vereenvoudigde vormen van subsidies en van de gevolgen indien de output niet wordt geleverd (artikel 177): de controles worden toegespitst op de te vervullen voorwaarden die aanleiding geven tot betaling (bv. of de productie van een ondersteunde Europese film aan de nodige kwaliteitseisen voldoet en of deze op voldoende grote schaal is verdeeld, of een Erasmusstudent daadwerkelijk in het buitenland heeft gestudeerd, enz.). Het is niet nodig verslag uit te brengen over de door de begunstigde daadwerkelijk gemaakte kosten. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden die aanleiding geven tot betaling, of indien de overeengekomen werkzaamheden slecht, gedeeltelijk of te laat zijn uitgevoerd, verlaagt de Commissie het bedrag van de subsidie in verhouding tot de nalatigheid en vordert zij ten onrechte uitgegeven bedragen terug.

6.2 Een duidelijk prestatiekader

Naast de sterkere nadruk op resultaten wordt een duidelijk prestatiekader voorgesteld waarbij:

·prestaties, doelstellingen, indicatoren, resultaten en de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen aan elkaar worden gekoppeld (artikel 31);

·prestatievergoedingen worden betaald om organisaties te vergoeden voor het beheer van EU-middelen (artikel 150);

·programmaverklaringen worden beschouwd als de belangrijkste bron van informatie over de prestaties van de programma’s (artikel 39);

·het syntheseverslag en het in artikel 318 VWEU genoemde verslag worden samengevoegd in één "jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting" zodat jaarlijks één enkel prestatieverslag over de EU-begroting wordt geleverd (vanaf begrotingsjaar 2015, artikel 239);

·de terminologie wordt afgestemd op de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 2016 en er wordt een verband gelegd tussen de evaluaties vooraf in het kader van het Financieel Reglement enerzijds en de effectbeoordelingen anderzijds (artikel 32).

6.3 Gestroomlijnde verslaglegging

6.3.1. Algemene financiële regels

Door achtereenvolgende herzieningen van het Financieel Reglement zijn de gevraagde verslagen en gegevens, onder meer over de rekeningen, aanzienlijk in aantal toegenomen: de verslaglegging is nu versnipperd over verschillende documenten en gebeurt op verschillende tijdstippen. Om niet alleen de begrotingsautoriteit, maar ook het grote publiek meer efficiëntie en transparantie te bieden, zonder aan de momenteel geleverde hoeveelheid informatie te raken, wordt voorgesteld om:

·de verslagleggingsverplichtingen te bundelen rond twee sleutelmomenten: begeleidende verslagen

·bij de ontwerpbegroting; alle verslagen over financieringsinstrumenten op EU-niveau zouden worden samengevoegd tot één enkel begeleidend document bij de ontwerpbegroting (artikel 39);

·en alle verslagen die als onderdeel van de kwijtingsprocedure worden ingediend: "het geïntegreerd pakket financiële verslaglegging" – in een afzonderlijk hoofdstuk zou budgettaire en andere financiële verslaglegging aan bod komen (artikelen 239 t/m 245);

·ervoor te zorgen dat het nieuwe jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting, dat het resultaat is van de samenvoeging vanaf 2015 van het financieel jaarverslag, het syntheseverslag en het in artikel 318 VWEU genoemde verslag, een hoeksteen van het geïntegreerd pakket financiële verslaglegging wordt (artikel 239);

·te specificeren dat bij de externe auditwerkzaamheden van de Rekenkamer rekening wordt gehouden met het meerjarige karakter van programma’s (artikel 247, lid 1).

6.3.2. Verslaglegging:

·Door bepaalde redundanties achterwege te laten, worden de verslagleggingsverplichtingen gestroomlijnd (GB-verordening).

7.    Eenvoudigere en efficiëntere administratie op EU-niveau

7.1.    Algemene financiële regels

Een reeks vereenvoudigingsmaatregelen is erop gericht de EU-instellingen toe te laten efficiënter te werken, met name door gezamenlijk administratieve kredieten uit te voeren en zo schaalvoordelen te realiseren:

·Voorzien in een expliciete rechtsgrondslag voor overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau (SLA) tussen de diensten van de EU-instellingen, de EU-organen en de Europese bureaus, en uitbreiden naar alle instellingen van de mogelijkheid tot het sluiten van SLA's die de uitvoering van administratieve kredieten vergemakkelijken. In de toekomst zal het ook mogelijk zijn om de uitvoering van administratieve kredieten te delegeren aan een door de Commissie opgericht bureau.

·Het onderscheid tussen verplichte en facultatieve taken van bureaus verduidelijken (artikelen 64 en 65): verplichte taken moeten worden gedekt door de kredieten van de begrotingsafdeling die betrekking heeft op het bureau. Facultatieve taken die het bureau vrijwillig uitvoert op verzoek van een andere instelling of een ander orgaan, worden gedekt door de begroting van de betrokken instelling of het betrokken orgaan.

·Meerjarige financieringsbesluiten toestaan en het aantal verplichte elementen van een financieringsbesluit verminderen (artikel 108). Daarnaast wordt voorgesteld dat het financieringsbesluit tegelijkertijd het jaarlijkse of het meerjarige werkprogramma vormt. Deze wijzigingen zouden de uitvoering van de begroting vanaf jaar twee van een programma versnellen.

·De regels met betrekking tot uitvoerende agentschappen verduidelijken (artikel 68): zij ontvangen een jaarlijkse bijdrage; de directeur treedt bij de uitvoering van de beleidskredieten op als gedelegeerd ordonnateur; de overdracht van een operationeel programma aan een uitvoerend agentschap kan proefprojecten en voorbereidende acties, alsook de uitvoering van administratieve uitgaven ter verwezenlijking van synergieën en schaalvoordelen omvatten.

·De in artikel 139 van het Financieel Reglement bedoelde instantie samenvoegen met de instantie voor financiële onregelmatigheden (artikel 90): omwille van de efficiëntie zou de instantie van het Financieel Reglement die aanbevelingen doet over de uitsluiting van en financiële sancties tegen ondernemers, ook bevoegd worden voor financiële onregelmatigheden door personeelsleden van de EU, terwijl de tuchtraad uit hoofde van het Statuut de consequenties aan deze onregelmatigheden blijft verbinden.

7.2. Sectorale voorschriften

·Er worden diverse wijzigingen van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen voorgesteld om het programmabeheer te vergemakkelijken en nationale programma’s evenals gezamenlijke actieplannen met op output en resultaten gerichte projecten te bevorderen.

·Wat rechtstreekse betalingen aan landbouwers betreft, wordt steun verleend aan actieve landbouwers en wordt met bepaalde maatregelen de steun op jonge landbouwers toegespitst. Voor financiële correcties in verband met fouten inzake overheidsopdrachten wordt het evenredigheidsbeginsel ingevoerd om te vermijden dat dergelijke fouten altijd worden geacht gevolgen te hebben voor 100 % van de desbetreffende steun.

8.    Andere wijzigingen

Ontvangsten: de volgende wijzigingen worden voorgesteld:

·De bepaling betreffende negatieve correcties van eigen middelen voor boekhoudkundige doeleinden wordt gewijzigd om redenen van transparantie (artikel 94).

·Als gevolg van recente jurisprudentie van het Hof van Justitie voorziet een nieuwe bepaling in een termijn waarbinnen een debetnota aan de debiteur moet worden toegezonden (artikel 96, lid 2).

·Een nieuw artikel 107 bevat de regels met betrekking tot de rentevoet die moet worden toegepast voor het bepalen van de compensatierente indien een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie of na een minnelijke schikking.

·De bepaling betreffende boeten, andere dwangsommen of sancties wordt gewijzigd om te verduidelijken dat de voorlopig geïnde bedragen aan de betrokken derde worden terugbetaald rekening houdend met het rendement; en dat de boeten die door andere instellingen dan de Commissie worden opgelegd (bv. door de Raad in overeenstemming met Verordening nr. 1173/2011), eveneens onder het Financieel Reglement vallen (momenteel is dit beperkt tot de door de Commissie opgelegde boeten, artikel 106).

·De formulering met betrekking tot de bestemmingsontvangsten wordt gewijzigd om rekening te houden met bijdragen aan maatregelen zoals de vluchtelingenfaciliteit voor Turkije (artikel 20, lid 2).

Lijst van door het voorstel gewijzigde sectorale handelingen:

·Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3);

·Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238);

·Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 289);

·Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320);

·Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470);

·Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487);

·Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549);

·Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608);

·Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671);

·Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855);

·Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129);

·Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1);

·Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14);

·Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1);

·Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van een ondersteuningskader voor ruimtebewaking en monitoring (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 227).

2016/0282 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2012/2002, (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1308/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 46, onder d), artikel 149, artikel 153, lid 2, onder a), artikel 164, artikel 168, lid 4, onder b), de artikelen 172, 175, 177 en 178, artikel 189, lid 2, artikel 209, lid 1, artikel 212, lid 2, artikel 322, lid 2 en artikel 349, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 11 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 12 ,

Gezien het advies van de Rekenkamer 13 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Aangezien de financiële regels die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie, nadat deze drie jaar zijn toegepast, verder moeten worden gewijzigd om de knelpunten bij de tenuitvoerlegging te verhelpen door de flexibiliteit te vergroten, om de uitvoering voor de belanghebbenden en de diensten te vereenvoudigen en om meer op resultaten te focussen, moet Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad 14 worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(2)Om de financiële regels die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie (hierna "de begroting" genoemd) minder complex te maken en de relevante regels in één enkele verordening op te nemen ("één rulebook"), moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie 15 worden ingetrokken. Omwille van de duidelijkheid moeten de voornaamste regels van Verordening (EU) nr. 1268/2012 in onderhavige verordening worden opgenomen; andere moet worden opgenomen in de richtsnoeren voor diensten.

(3)De budgettaire grondbeginselen moeten worden gehandhaafd. De afwijkingen van de grondbeginselen voor specifieke terreinen als onderzoek, extern optreden en structuurfondsen moeten worden herzien en zoveel mogelijk worden vereenvoudigd, rekening houdend met hun relevantie, hun meerwaarde voor de begroting en de lasten die zij voor de betrokkenen meebrengen.

(4)Maximaal 10 % van de middelen van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II), het Europees nabuurschapsinstrument en het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking mag aan het begin van het begrotingsjaar niet-toegewezen blijven, zodat met extra financiering, bovenop de reeds geprogrammeerde bedragen, op ernstige onvoorziene behoeften, nieuwe crisissituaties of belangrijke politieke verschuivingen in derde landen kan worden gereageerd. Deze niet-toegewezen middelen moeten, indien zij in de loop van het jaar niet zijn vastgelegd, bij besluit van de Commissie worden overgedragen.

(5)De regels inzake overdracht moeten duidelijker worden voorgesteld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen automatisch overgedragen en niet automatisch overgedragen kredieten.

(6)Teneinde de uitvoering van de begroting te optimaliseren, is het belangrijk dat externe bestemmingsontvangsten kunnen worden overgedragen naar en gebruikt voor het vervolgprogramma of de vervolgactie. Interne bestemmingsontvangsten moeten kunnen worden overgedragen, zij het slechts één jaar, behalve indien in deze verordening anders is bepaald.

(7)De regels inzake kredietoverschrijvingen moeten meer flexibiliteit bieden zodat de begroting beter wordt uitgevoerd. Daarom is het belangrijk dat de Commissie kan besluiten tot de overschrijving van, tot 10 % van, de beleidskredieten tussen titels, indien deze onder dezelfde basishandeling vallen. De Commissie moet ook autonoom kredieten uit de begrotingsonderdelen voor administratieve bijstand naar de overeenkomstige beleidskredieten kunnen overschrijven.

(8)Om de uitvoering van speciale instrumenten flexibeler te maken, is er behoefte aan eenvoudigere beschikbaarstellings- en overschrijvingsprocedures voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie.

(9)Wat de interne bestemmingsontvangsten betreft, moet worden afgeweken van het specialiteitsbeginsel, zodat alle beschikbare soorten kredieten optimaal kunnen worden gebruikt. Bij gebrek aan vastgestelde behoeften waarvoor dergelijke ontvangsten kunnen worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij zijn bestemd, moeten zij voor een ander doel kunnen worden gebruikt.

(10)De instellingen van de Unie moeten eventuele schenkingen ten gunste van de Unie kunnen aanvaarden.

(11)Er moet een machtigingsclausule worden ingevoerd waardoor sponsoring in natura door een rechtspersoon van evenementen of activiteiten van de EU voor promotiedoeleinden of in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen mogelijk wordt.

(12)Het begrip "prestaties" met betrekking tot de EU-begroting moet worden verduidelijkt. Prestaties moeten worden beschreven als een rechtstreekse toepassing van het beginsel van goed financieel beheer. Bij het gebruik van kredieten moet een verband worden gelegd tussen prestaties, doelstellingen, indicatoren, resultaten, zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid. Om tegenstrijdigheden met de bestaande prestatiekaders van de verschillende programma’s te voorkomen, moeten verwijzingen naar prestatiegerelateerde terminologie worden beperkt tot de doelstellingen en het toezicht op de voortgang in de verwezenlijking van die doelstellingen.

(13)De wetgeving van de Unie moet van hoge kwaliteit zijn, gericht zijn op die gebieden waar zij voor de Europese burgers het meeste meerwaarde genereert, en zo doeltreffend en efficiënt mogelijk de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen van de Unie verwezenlijken 16 . De evaluatie van bestaande en nieuwe uitgavenprogramma’s, alsook werkzaamheden die aanzienlijke uitgaven met zich meebrengen, kan helpen bij het verwezenlijken van deze doelstellingen.

(14)Overeenkomstig het in artikel 15 VWEU vastgelegde transparantiebeginsel, dat vereist dat de instellingen zo open mogelijk werken, moeten de burgers inzake de uitvoering van de begroting kunnen weten waar en voor welk doel middelen van de Unie worden besteed. Dergelijke informatie stimuleert het democratisch debat, draagt bij aan de deelname van de burgers aan het besluitvormingsproces van de Unie en versterkt institutionele controle en institutioneel toezicht op de uitgaven van de Unie. Deze doelstellingen moeten worden verwezenlijkt door relevante informatie over alle ontvangers van middelen van de Unie bekend te maken, bij voorkeur via moderne communicatiemiddelen, waarbij rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van alle ontvangers wat betreft vertrouwelijkheid en veiligheid en, wanneer het natuurlijke personen betreft, hun recht op privacy en de bescherming van hun persoonsgegevens. Daarom moeten de instellingen wat betreft de bekendmaking van informatie een selectieve aanpak hanteren die in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel. Bekend te maken besluiten moeten gebaseerd zijn op relevante criteria teneinde zinnige informatie te verstrekken.

(15)De informatie betreffende het gebruik van middelen van de Unie in directe uitvoering moet op een website van de instellingen worden bekendgemaakt en ten minste de naam en de vestigingsplaats van de ontvanger, het bedrag en het doel waarvoor de middelen zijn toegekend, omvatten. Deze informatie moet rekening houden met relevante criteria zoals de periodiciteit, het type en de omvang van de maatregel.

(16)De naam en de vestigingsplaats van ontvangers van middelen van de Unie dienen te worden bekendgemaakt voor prijzen, subsidies en opdrachten die worden toegekend na een openbare procedure met mededinging, zoals in het bijzonder het geval is bij wedstrijden, oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen, met inachtneming van de beginselen van het VWEU, met name de beginselen van transparantie, evenredigheid, gelijke behandeling en niet-discriminatie. Dergelijke bekendmaking moet daarenboven controle op de openbare selectieprocedures door de afgewezen mededingers mogelijk maken.

(17)Persoonsgegevens betreffende natuurlijke personen mogen niet langer gepubliceerd blijven dan de middelen door de ontvanger worden gebruikt en dienen daarom na twee jaar te worden verwijderd. Hetzelfde geldt voor persoonsgegevens betreffende rechtspersonen waarvan de officiële benaming naar één of meer natuurlijke personen verwijst.

(18)In de meeste gevallen waarop deze verordening betrekking heeft, betreft de bekendmaking rechtspersonen.

(19)Wanneer het om natuurlijke personen gaat, moet voorafgaand aan de bekendmaking een evenredigheidsafweging worden gemaakt, tussen enerzijds de omvang van het toegekende bedrag en anderzijds de behoefte aan controle op de besteding van de middelen. In het geval van natuurlijke personen is bekendmaking van de regio op NUTS 2-niveau in overeenstemming met de doelstelling van bekendmaking van de ontvangers van middelen, een waarborg voor gelijke behandeling van lidstaten die niet dezelfde omvang hebben en verenigbaar met het recht op privacy van de ontvangers en in het bijzonder de bescherming van hun persoonsgegevens.

(20)Studiebeurzen en andere vormen van directe steun aan natuurlijke personen in grote nood moeten van de publicatieverplichting vrijgesteld blijven.

(21)Ter eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling van ontvangers, moet informatie betreffende natuurlijke personen ook worden bekendgemaakt ter nakoming van verplichting die op de lidstaten rust om grote transparantie te waarborgen voor opdrachten van meer dan het bedrag dat is vastgesteld in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten.

(22)De naam en de vestigingsplaats van de ontvanger, en het bedrag en de bestemming ervan hoeven niet te worden bekendgemaakt als daardoor afbreuk zou worden gedaan aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde integriteit van de ontvanger of zijn commerciële belangen zouden worden geschaad.

(23)In geval van indirecte en gedeelde uitvoering moeten de personen, entiteiten of aangewezen organen die middelen van de Unie uitvoeren, informatie over ontvangers en eindontvangers beschikbaar stellen. In voorkomend geval moeten de criteria en de mate van gedetailleerdheid worden vastgelegd in de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving en kunnen deze nader worden bepaald in de financiële kaderpartnerschapsovereenkomsten. De Commissie moet een verwijzing naar de website beschikbaar stellen waarop informatie over de ontvangers en eindontvangers kan worden gevonden.

(24)Om de gegevens over financieringsinstrumenten in directe en indirecte uitvoering leesbaarder en transparanter te maken, is het passend alle verslagleggingsvereisten samen te voegen in één bij de ontwerpbegroting gevoegd werkdocument.

(25)Het is passend om de Commissie de mogelijkheid te geven overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau te sluiten met andere instellingen, teneinde de besteding van administratieve kredieten te vergemakkelijken, en te voorzien in een uitdrukkelijke mogelijkheid om voor de verlening van diensten, de levering van producten, de uitvoering van werken of de uitvoering van onroerendgoedopdrachten dergelijke overeenkomsten te sluiten tussen de diensten van de instellingen, organen van de Unie, Europese bureaus, organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd, en het bureau van de secretaris-generaal van de Raad van Bestuur van de Europese scholen.

(26)Het is passend de Europese bureaus te omschrijven en een onderscheid te maken tussen de verplichte en de facultatieve taken van deze bureaus. Voor instellingen van de Unie, organen van de Unie en andere Europese bureaus moet er een mogelijkheid worden ingevoerd om ordonnateursbevoegdheden te delegeren aan de directeur van het Europees bureau. Europese bureaus moeten ook de mogelijkheid hebben om overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau te sluiten voor de verlening van diensten, de levering van producten, de uitvoering van werken of de uitvoering van onroerendgoedopdrachten. Het is passend om specifieke regels voor het verschaffen van boekingsbescheiden vast te stellen, alsook bepalingen op grond waarvan de rekenplichtige van de Commissie sommige van zijn taken aan personeel van de Europese bureaus kan delegeren, en operationele procedures voor de bankrekeningen waarvoor die bureaus de toestemming kunnen krijgen deze in naam van de Commissie te openen.

(27)Om de kostenefficiëntie van de uitvoerende agentschappen nog op te voeren en gezien de met andere organen van de Unie opgedane praktijkervaring, moeten de taken van de rekenplichtige van een uitvoerend agentschap geheel of gedeeltelijk aan de rekenplichtige van de Commissie kunnen worden toevertrouwd.

(28)Om redenen van rechtszekerheid is het nodig te verduidelijken dat de directeuren van uitvoerende agentschappen als gedelegeerd ordonnateur optreden bij het beheer van de beleidskredieten van de aan hun agentschap gedelegeerde programma’s. Om de efficiëntieverbeteringen die uit een algemene centralisatie van bepaalde ondersteunende diensten voortvloeien, volledig te benutten, moet uitdrukkelijk worden vermeld dat uitvoerende agentschappen de mogelijkheid hebben om administratieve uitgaven uit te voeren.

(29)Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de financiële actoren, met name de ordonnateurs en de rekenplichtigen.

(30)Het Europees Parlement en de Raad moeten binnen twee weken in kennis worden gesteld van de maatregelen in verband met de aanstelling of beëindiging van de functie van gedelegeerde ordonnateurs, interne controleurs en rekenplichtigen.

(31)De ordonnateurs moeten volledig verantwoordelijk zijn voor alle ontvangsten- en uitgavenverrichtingen die onder hun gezag worden uitgevoerd, inclusief op het gebied van internecontrolesystemen, en rekenschap afleggen van hun handelingen, indien nodig ook in het kader van tuchtrechtelijke procedures.

(32)Bijgevolg moeten de taken, verantwoordelijkheden en procedurele beginselen die in acht moeten worden genomen, worden vastgelegd. Er moet worden bepaald dat de gedelegeerde ordonnateurs ervoor zorgen dat de gesubdelegeerde ordonnateurs en hun medewerkers informatie over de controlenormen en respectieve methoden en technieken ontvangen en dat maatregelen worden getroffen om de werking van het controlesysteem te waarborgen dat in de plaats komt van de verplichting tot vaststelling van een specifieke beroepscode die enkel van toepassing is op financiële verificaties. Over de verantwoordelijkheden moet rekenschap worden afgelegd in een jaarlijks verslag aan de instelling, met de nodige financiële en beheersinformatie tot staving van de verklaring van de gedelegeerd ordonnateur betreffende de uitvoering van zijn taken, waaronder de informatie over de algehele prestaties van de uitgevoerde verrichtingen. De bewijsstukken betreffende de uitgevoerde verrichtingen moeten worden bewaard. Ten slotte moet, gezien het afwijkende karakter ervan, een bijzonder verslag aan de instelling worden uitgebracht over alle soorten onderhandelingsprocedures op het gebied van het plaatsen van overheidsopdrachten, dat ook aan het Europees Parlement en de Raad wordt toegezonden.

(33)Er moet rekening worden gehouden met de dubbele rol van de hoofden van delegaties van de Unie, en van hun adjuncten in hun afwezigheid, als gesubdelegeerd ordonnateur voor zowel de Europese Dienst voor extern optreden (hierna "EDEO" genoemd) als, wat de beleidskredieten betreft, voor de Commissie.

(34)De situaties waarin de Commissie bevoegdheden tot uitvoering van de begroting met betrekking tot de beleidskredieten van haar eigen afdeling kan delegeren aan de adjunct-hoofden van delegaties, beperken zich tot die situaties waarin de uitvoering van deze taken door de adjunct-hoofden van delegaties strikt noodzakelijk is om in afwezigheid van de hoofden van delegaties de continuïteit van de werkzaamheden te waarborgen. De adjunct-hoofden van delegaties kunnen deze bevoegdheden niet op systematische basis of vanwege de interne werkverdeling uitoefenen.

(35)De rekenplichtige blijft belast met de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de schuldvorderingen. Hij beheert de kasmiddelen, bankrekeningen en dossiers van derden, voert de boekhouding en is belast met het opstellen van de financiële staten van de instelling. Alleen de rekenplichtige van de Commissie is bevoegd om de boekhoudregels en het geharmoniseerde rekeningstelsel vast te stellen, terwijl de rekenplichtigen van alle andere instellingen van de Unie de in hun instelling te volgen boekhoudprocedures bepalen.

(36)Ook de wijze van aanstelling of beëindiging van de functie van de rekenplichtige wordt nader uitgewerkt.

(37)Het is passend dat de rekenplichtige procedures moet vaststellen om ervoor te zorgen dat de rekeningen die zijn geopend met het oog op het beheer van de kasmiddelen, alsook de rekeningen voor gelden ter goede rekening, geen negatief saldo vertonen.

(38)De voorwaarden waaronder gebruik kan worden gemaakt van het beheer van gelden ter goede rekening, een beheersysteem dat afwijkt van de normale procedures, worden vastgelegd, en de taken en verantwoordelijkheden van de beheerders van gelden ter goede rekening dienen te worden uitgewerkt, evenals die van de ordonnateurs en rekenplichtigen op het gebied van de controle van het beheer van gelden ter goede rekening. Het Europees Parlement en de Raad dienen in kennis te worden gesteld van elke maatregel in verband met de aanstelling of beëindiging van de functie. Om redenen van efficiëntie is het dienstig dat bij de delegaties van de Unie rekeningen voor gelden ter goede rekening worden geopend, en dit voor de kredieten van zowel de afdeling Commissie als de afdeling EDEO van de begroting. Het is ook wenselijk om onder specifieke voorwaarden toe te staan dat in de delegaties van de Unie gelden ter goede rekening worden aangewend voor het betalen van kleine bedragen volgens begrotingsprocedures. Wat de aanstelling van beheerders van gelden ter goede rekening betreft, is het noodzakelijk gebleken om, wanneer er geen statutair personeel van de Commissie beschikbaar is, hiervoor een keuze te maken uit de personeelsleden van de Commissie die werken op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp.

(39)Teneinde rekening te houden met de situatie op het gebied van humanitaire hulp wanneer er geen statutair personeel van de Commissie beschikbaar is, en met de technische moeilijkheden om alle juridische verbintenissen door de bevoegde ordonnateur te laten ondertekenen, moet worden toegestaan dat de op dit gebied werkzame personeelsleden van de Commissie juridische verbintenissen met een zeer geringe waarde van ten hoogste 2 500 EUR ondertekenen die verband houden met de betalingen uit gelden ter goede rekening, en dat de hoofden van delegaties van de Unie of hun adjuncten juridische verbintenissen ondertekenen in opdracht van de bevoegde ordonnateur.

(40)Zodra de taken en verantwoordelijkheden van elke betrokkene zijn vastgesteld, mag hun verantwoordelijkheid evenwel slechts aan de orde worden gesteld onder de voorwaarden van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. In de instellingen van de Unie zijn in financiële onregelmatigheden gespecialiseerde instanties opgericht, maar gezien het beperkte aantal dossiers dat hun wordt voorgelegd, en om de efficiëntie te verhogen, verdient het aanbeveling hun taken over te hevelen naar de interinstitutionele instantie die recentelijk is opgericht om met betrekking tot zaken die haar door de Commissie of andere instellingen en organen van de Unie worden voorgelegd, verzoeken te beoordelen en aanbevelingen te doen over het opleggen van administratieve sancties (uitsluiting en financiële sancties). Met deze overheveling wordt ook dubbel werk vermeden en wordt het risico op tegenstrijdige aanbevelingen of adviezen beperkt in zaken waarbij zowel een ondernemer als een personeelslid van de EU betrokken zijn. De procedure die een ordonnateur, wanneer hij een instructie onrechtmatig of in strijd met het beginsel van goed financieel beheer acht, in staat stelt daarvan bevestiging te krijgen zodat hij van zijn aansprakelijkheid kan worden ontheven, moet worden gehandhaafd. De samenstelling van deze instantie moet worden aangepast indien zij deze rol vervult.

(41)Wat de ontvangsten betreft, is het noodzakelijk om de negatieve correcties van de eigen middelen waarop de verordening van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie betrekking heeft, aan te pakken. Met uitzondering van het bijzondere geval van de eigen middelen, is het noodzakelijk om de taken en controlewerkzaamheden die in de verschillende stadia van de procedure onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs vallen, te behouden: opstelling van de raming van de schuldvordering en vervolgens de invorderingsopdracht en toezending van de debetnota waarmee de debiteur in kennis wordt gesteld van de vaststelling van schuldvorderingen, berekening van eventuele achterstandsrente en ten slotte het besluit om eventueel van de invordering van de schuldvordering af te zien, met inachtneming van de criteria die goed financieel beheer garanderen, om een efficiënte inning van de ontvangsten te waarborgen.

(42)De ordonnateur moet geheel of gedeeltelijk kunnen afzien van de invordering van een vastgestelde schuldvordering wanneer de debiteur zich in een insolventieprocedure bevindt zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures, met name in het geval van gerechtelijke of faillissementsakkoorden en andere soortgelijke procedures.

(43)Specifieke bepalingen betreffende procedures voor de aanpassing of intrekking van ramingen van schuldvorderingen moeten worden toegepast.

(44)Gezien de recente ontwikkelingen op de financiële markten en de door de ECB op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet, moeten de bepalingen betreffende de rentevoet voor boeten of andere sancties worden herzien en moeten regels worden vastgesteld voor gevallen waarin de rente negatief zou zijn.

(45)Teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van vorderingen die bestaan uit door de instellingen krachtens het VWEU of het Euratom-Verdrag opgelegde boeten of andere sancties, moet worden voorzien in specifieke bepalingen inzake de rentevoeten die van toepassing zijn op verschuldigde, maar nog niet betaalde, bedragen, indien deze door het Hof van Justitie van de Europese Unie worden verhoogd.

(46)De invorderingsregels moeten niet alleen worden verduidelijkt, maar ook worden aangescherpt. In het bijzonder moet worden verduidelijkt dat wanneer de rekenplichtige bedragen invordert, hij deze ook verrekent met vorderingen van de debiteur aan een uitvoerend agentschap dat de begroting van de Unie uitvoert.

(47)Omwille van de rechtszekerheid moeten de regels met betrekking tot de termijnen voor de verzending van debetnota's worden bepaald.

(48)Voor een goed beheer van activa en het verzekeren van een financieel rendement, is het noodzakelijk om voorlopig geïnde bedragen, zoals in mededingingszaken opgelegde boeten waartegen beroep is aangetekend, te beleggen in financiële activa en de bestemming van hun rendement te bepalen. Aangezien de Commissie niet de enige instelling is die boeten of andere sancties mag opleggen, moeten bepalingen met betrekking tot dergelijke door andere instellingen opgelegde boeten of andere sancties, alsook regels voor hun invordering worden vastgesteld, die gelijkwaardig moeten zijn aan die voor de door de Commissie opgelegde boeten of sancties.

(49)Opdat de Commissie financieringsbesluiten kan nemen op basis van alle vereiste informatie, moeten minimumvereisten worden vastgesteld voor de inhoud van financieringsbesluiten betreffende subsidies, overheidsopdrachten, trustfondsen, prijzen, financieringsinstrumenten, blendingfaciliteiten en begrotingsgaranties. Om potentiële ontvangers een perspectief voor de langere termijn te bieden, moet tegelijkertijd worden toegestaan dat de financieringsbesluiten voor meer dan één jaar worden genomen, maar dat de uitvoering afhankelijk is van de beschikbaarheid van begrotingskredieten voor het desbetreffende jaar. Om een dergelijk langeretermijnperspectief mogelijk te maken, moet het aantal voor het financieringsbesluit vereiste elementen worden teruggeschroefd. Met het oog op vereenvoudiging moet het financieringsbesluit tegelijkertijd een jaarlijks of een meerjarig programma zijn. Aangezien de bijdrage aan de in de artikelen 69 en 70 bedoelde organen reeds in de jaarlijkse begroting is vastgesteld, hoeft in dit verband geen specifiek financieringsbesluit te worden genomen.

(50)Wat de uitgaven betreft, moeten het verband tussen financieringsbesluiten, totale vastleggingen en afzonderlijke vastleggingen, alsook de concepten vastlegging en juridische verbintenis van uitgaven worden verduidelijkt zodat een duidelijk kader wordt geschapen voor de verschillende stadia van begrotingsuitvoering.

(51)Teneinde rekening te houden met in het bijzonder het aantal juridische verbintenissen dat in de delegaties en vertegenwoordigingen van de Unie wordt gesloten en met de koersschommelingen waaraan die onderhevig zijn, moeten voorlopige vastleggingen ook mogelijk zijn in gevallen waarin de eindontvangers en de bedragen bekend zijn.

(52)Om de voor de uitvoering van externe maatregelen beschikbare kredieten beter te benutten, moet de termijn worden geschrapt waarbinnen individuele juridische verbintenissen op basis van globale vastleggingen in de begroting kunnen worden aangegaan, alsook de verplichting tot het sluiten van een bijdrageovereenkomst tot en met 31 december van jaar n+1 in gevallen waarin een financieringsovereenkomst met een derde land overeenkomt met de globale vastlegging in de begroting waaronder ook de bijdrageovereenkomst valt.

(53)De verschillende soorten betalingen die door ordonnateurs mogen worden uitgevoerd, moeten worden verduidelijkt overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer. De regels voor de vereffening van de voorfinancieringen moeten verder worden verduidelijkt, met name met betrekking tot situaties waarin geen tussentijdse vereffening mogelijk is. Daartoe moeten de nodige bepalingen worden opgenomen in juridische verbintenissen die worden ondertekend.

(54)In deze verordening moet worden bepaald dat de betalingen binnen een bepaalde termijn moeten worden gedaan en dat in geval van overschrijding van deze termijn schuldeisers recht hebben op achterstandsrente ten laste van de begroting, met uitzondering van de lidstaten en vanaf nu ook de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds.

(55)Het wordt wenselijk geacht om de bepalingen betreffende de betaalbaarstelling en de betalingsopdracht onder één artikel samen te brengen en een definitie van vrijmakingen in te voeren. Aangezien de transacties worden uitgevoerd via computersystemen, is het begrip "ondertekening van een betaalbaarverklaring" vervangen door het begrip "elektronisch beveiligde handtekening", behalve in een beperkt aantal gevallen. Ook moet worden verduidelijkt dat de betaalbaarstelling van toepassing is voor alle subsidiabele kosten, d.w.z. ook die kosten die geen verband houden met een betalingsverzoek, zoals het geval is voor de vereffening van voorfinanciering.

(56)Om de complexiteit te reduceren, de bestaande regels te stroomlijnen en deze verordening leesbaarder te maken, moeten gemeenschappelijke bepalingen worden vastgesteld voor meer dan één instrument ter uitvoering van de begroting. Daarom moet een aantal bepalingen worden gebundeld, moeten de formulering en het toepassingsgebied van andere bepalingen op elkaar worden afgestemd en moeten onnodige herhalingen en kruisverwijzingen worden verwijderd.

(57)Er moet meer nadruk worden gelegd op prestaties en resultaten. Het is derhalve aangewezen om, bovenop de reeds goed functionerende vormen van bijdragen van de Unie (vergoeding van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, eenheidskosten, vaste bedragen en forfaitaire financiering), een extra vorm van financiering te definiëren die geen verband houdt met de kosten van de betrokken verrichtingen. Deze vorm van financiering moet afhangen van hetzij de vervulling van bepaalde voorwaarden vooraf, hetzij het bereiken van resultaten gemeten aan de hand van de eerder vastgestelde mijlpalen, hetzij prestatie-indicatoren.

(58)Wanneer de Commissie de operationele capaciteit en de financiële draagkracht van ontvangers van EU-middelen of hun systemen en procedures beoordeelt, moet zij kunnen vertrouwen op de reeds door andere entiteiten en donoren, zoals internationale organisaties, uitgevoerde beoordelingen om te vermijden dat eenzelfde ontvanger tweemaal wordt beoordeeld. De mogelijkheid om op beoordelingen van andere entiteiten te vertrouwen, moet worden gebruikt mits deze beoordelingen zijn verricht met inachtneming van voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voor de toepasselijke wijze van uitvoering. Om te bevorderen dat donoren vertrouwen stellen in elkaars beoordelingen, moet de Commissie daarom de erkenning van internationaal aanvaarde normen of internationale beste praktijken aanmoedigen.

(59)Ook is het belangrijk te voorkomen dat ontvangers van EU-middelen meerdere malen door verschillende entiteiten worden gecontroleerd op het gebruik van deze middelen. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om op reeds door onafhankelijke auditoren uitgevoerde audits te vertrouwen, mits deze volgens internationaal aanvaarde normen zijn verricht, redelijke zekerheid bieden en betrekking hebben op de financiële staten en verslagen inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie. Op dergelijke audits moet dan de algemene zekerheid over het gebruik van EU-middelen worden gebaseerd.

(60)Het is belangrijk dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om te vragen dat de hun in gedeelde uitvoering toegewezen middelen naar het niveau van de Unie worden overgedragen en door de Commissie worden uitgevoerd in directe of indirecte uitvoering, wanneer dat mogelijk is ten voordele van de betrokken lidstaat. Dit zou het gebruik van deze middelen en van de uit hoofde van deze verordening of in het kader van sectorspecifieke verordeningen (zoals de EFSI-verordening) ingestelde instrumenten waaraan deze middelen op verzoek van de lidstaten zouden worden overgeschreven, optimaliseren. Om een efficiënte uitvoering van deze instrumenten te garanderen, moet worden bepaald dat indien middelen worden overgeschreven naar uit hoofde van deze verordening of sectorspecifieke regelgeving (zoals de EFSI-verordening) ingestelde instrumenten, de voorschriften van die verordeningen van toepassing zijn.

(61)Om te voorzien in een mechanisme voor langetermijnsamenwerking met ontvangers van financiering van de Unie, moet worden voorzien in de mogelijkheid om financiële kaderpartnerschapsovereenkomsten te sluiten. Financiële kaderpartnerschappen moeten ten uitvoer worden gelegd door middel van subsidies of via samenwerkingsovereenkomsten met entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren. De minimale inhoud van dergelijke overeenkomsten moet nader worden bepaald. Financiële kaderpartnerschappen mogen niet nodeloos de toegang tot financiering van de Unie beperken.

(62)De voorwaarden en procedures voor het opschorten, verlagen of beëindigen van de bijdrage van de Unie moeten worden geharmoniseerd in de verschillende instrumenten tot uitvoering van de begroting (bijvoorbeeld subsidies, overheidsopdrachten, indirecte uitvoering, prijzen, enz.). De redenen voor opschorting, beëindiging of verlaging moeten worden gedefinieerd.

(63)In deze verordening moeten standaardtermijnen worden vastgelegd gedurende dewelke ontvangers documenten moeten bewaren die betrekking hebben op bijdragen van de Unie, zodat uiteenlopende of niet in verhouding staande contractuele vereisten worden vermeden, maar de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Rekenkamer niettemin voldoende tijd hebben om die gegevens en documenten in te zien en toetsen en audits achteraf uit te voeren. Daarnaast moeten deelnemers en ontvangers verplicht zijn mee te werken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie.

(64)Om deelnemers en ontvangers gepaste informatie te verschaffen en ervoor te zorgen dat zij hun recht op verdediging kunnen uitoefenen, moet deze verordening het mogelijk maken dat deelnemers en ontvangers hun opmerkingen kenbaar maken vooraleer maatregelen met negatieve gevolgen voor hun rechten worden vastgesteld, en dat zij worden geïnformeerd over de te hunner beschikking staande rechtsmiddelen om een dergelijke maatregel aan te vechten.

(65)Met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie moet de Commissie één enkel systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting opzetten.

(66)Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting moet van toepassing zijn op deelnemers, ontvangers, entiteiten waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen of subcontractanten van een contractant, elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt bij de uitvoering van de begroting in indirecte uitvoering, elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt uit hoofde van financieringsinstrumenten in directe uitvoering, en deelnemers of ontvangers van entiteiten die de begroting uitvoeren in gedeelde uitvoering.

(67)Er moet worden verduidelijkt dat indien een besluit om een persoon of entiteit in de databank van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting op te nemen, wordt genomen op basis van de uitsluitingssituaties van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van die persoon of entiteit of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft ten aanzien van die persoon of entiteit, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van die persoon of entiteit, of een natuurlijke persoon die essentieel is voor de gunning of de uitvoering van de juridische verbintenis, de in de databank opgenomen informatie ook de informatie betreffende deze personen omvat.

(68)Het besluit om een persoon of entiteit uit te sluiten van deelname aan gunningsprocedures of een financiële sanctie op te leggen, en het besluit tot bekendmaking van de desbetreffende informatie, moeten door de bevoegde ordonnateur worden genomen, gezien diens autonomie in administratieve aangelegenheden. Bij ontstentenis van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit en bij een ernstige schending van een overeenkomst moeten de bevoegde ordonnateurs hun besluit nemen met inachtneming van de aanbeveling van de instantie op basis van een voorlopige juridische kwalificatie. De instantie moet voorts een beoordeling van de duur van een uitsluiting verrichten ingeval de duur niet bij de definitieve rechterlijke beslissing of het definitieve administratief besluit is vastgesteld.

(69)De rol van de instantie moet erin bestaan voor een samenhangende werking van het uitsluitingssysteem te zorgen. De instantie moet zijn samengesteld uit een vaste voorzitter, vertegenwoordigers van de Commissie en een vertegenwoordiger van de bevoegde ordonnateur.

(70)De voorlopige juridische kwalificatie laat de definitieve beoordeling van het gedrag van de betrokken persoon of entiteit door de bevoegde instanties van de lidstaten op grond van het nationale recht onverlet. De aanbeveling van de instantie en het besluit van de bevoegde ordonnateur moeten derhalve na de kennisgeving van een dergelijke definitieve beoordeling worden geëvalueerd.

(71)Een persoon of entiteit moet door de bevoegde ordonnateur worden uitgesloten wanneer een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is genomen betreffende een ernstige beroepsfout, de al dan niet opzettelijke niet-nakoming van de verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of van belastingen, fraude met een weerslag op de begroting, corruptie, deelname aan een criminele organisatie, het witwassen van geld, de financiering van terrorisme, met terrorisme verband houdende delicten, kinderarbeid of andere vormen van mensenhandel of onregelmatigheden. De persoon of entiteit moet tevens worden uitgesloten bij een ernstige schending van een juridische verbintenis of bij faillissement.

(72)Bij het nemen van een besluit tot uitsluiting of oplegging van een financiële sanctie en tot bekendmaking daarvan of tot afwijzing van een persoon of entiteit, moet de bevoegde ordonnateur ervoor zorgen dat het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen, en wel door met name rekening te houden met de ernst van de situatie, de budgettaire gevolgen ervan, de tijd die is verlopen sedert het betrokken gedrag werd vertoond, de duur en de herhaling ervan, de opzet of mate van nalatigheid, de mate van medewerking met de betrokken bevoegde instantie door de persoon of entiteit en zijn bijdrage aan het onderzoek.

(73)De bevoegde ordonnateur moet een persoon of entiteit tevens kunnen uitsluiten indien een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van die ondernemer, failliet is of in een gelijkaardige situatie van insolventie verkeert, of indien die natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn verplichtingen in verband met het betalen van socialezekerheidsbijdragen of van belastingen niet nakomt, indien dergelijke situaties gevolgen hebben voor de financiële situatie van de ondernemer.

(74)Een persoon of entiteit mag niet worden uitgesloten wanneer hij corrigerende maatregelen heeft genomen en zodoende zijn betrouwbaarheid aantoont. Van die mogelijkheid mag geen gebruik worden gemaakt bij de meest ernstige vormen van criminaliteit.

(75)In het licht van het evenredigheidsbeginsel moet er een onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin er een financiële sanctie kan worden opgelegd als alternatief voor uitsluiting, en gevallen waarin de ernst van het gedrag van de betrokken ontvanger, bestaande uit het pogen om op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen, rechtvaardigt dat er naast de uitsluiting een financiële sanctie wordt opgelegd teneinde voor een afschrikkende werking te zorgen. Van de financiële sanctie die door de aanbestedende dienst kan worden opgelegd, moeten bovendien het minimum- en het maximumbedrag worden vastgesteld.

(76)Een financiële sanctie mag uitsluitend worden opgelegd aan een ontvanger en niet aan een deelnemer, aangezien het bedrag van de op te leggen financiële sanctie wordt berekend op basis van de waarde van de betrokken juridische verbintenis.

(77)Er zij op gewezen dat de mogelijkheid tot het toepassen van administratieve en/of financiële sancties op basis van regelgeving, losstaat van de mogelijkheid tot het toepassen van contractuele sancties, zoals een forfaitaire schadevergoeding.

(78)De uitsluiting moet van beperkte duur zijn, zoals bij Richtlijn 2014/24/EU 17 het geval is, en moet stroken met het evenredigheidsbeginsel.

(79)De aanvangsdatum en de verjaringstermijn voor het opleggen van administratieve sancties moeten worden vastgesteld.

(80)Het is belangrijk dat de afschrikkende werking die met de uitsluiting en de financiële sanctie wordt bereikt, kan worden versterkt. In dat opzicht moet de afschrikkende werking worden versterkt door te voorzien in de mogelijkheid tot bekendmaking van de informatie betreffende de uitsluiting en/of de financiële sanctie, met volledige inachtneming van de gegevensbeschermingsvereisten in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6) en in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). Dit moet helpen te bewerkstelligen dat hetzelfde gedrag niet wordt herhaald. Om redenen van rechtszekerheid en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moet worden gespecificeerd in welke situaties er niet tot bekendmaking mag worden overgegaan. In zijn beoordeling moet de bevoegde ordonnateur rekening houden met eventuele aanbevelingen van de instantie. Van natuurlijke personen mogen de persoonsgegevens uitsluitend worden bekendgemaakt in uitzonderlijke gevallen, die worden gerechtvaardigd door de ernst van de gedraging of de gevolgen ervan voor de financiële belangen van de Unie.

(81)De informatie betreffende een uitsluiting of een financiële sanctie mag uitsluitend worden bekendgemaakt bij een ernstige beroepsfout, fraude, een aanzienlijke tekortkoming in de nakoming van de belangrijkste verplichtingen van een uit de begroting gefinancierde opdracht of bij een onregelmatigheid.

(82)De uitsluitingscriteria moeten duidelijk worden onderscheiden van de criteria die in een bepaalde procedure kunnen leiden tot afwijzing.

(83)De informatie over de vroegtijdige opsporing van risico's en het opleggen van administratieve sancties aan een persoon of entiteit moet centraal worden beheerd. Daartoe moet deze informatie worden opgeslagen in een databank die door de eigenaar van het gecentraliseerde systeem, de Commissie, is opgezet en wordt beheerd. Dit systeem moet functioneren in volledige overeenstemming met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en met het recht op bescherming van persoonsgegevens.

(84)Het opzetten en runnen van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting moet weliswaar onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen, maar ook andere instellingen en organen, alsmede alle entiteiten die de begroting uitvoeren in directe, gedeelde en indirecte uitvoering, moeten aan dat systeem deelnemen door relevante informatie aan de Commissie door te geven. De bevoegde ordonnateur en de instantie moeten het recht op verdediging van de betrokken ondernemers waarborgen. Hetzelfde recht moet, in de context van een vroegtijdige opsporing, aan een persoon of entiteit worden toegekend indien een door de ordonnateur voorgenomen besluit afbreuk zou kunnen doen aan de rechten van de betrokken persoon of entiteit. In geval van fraude, corruptie of elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad en waarover nog geen definitieve rechterlijke beslissing is genomen, moeten de bevoegde ordonnateur en de instantie de mogelijkheid voor de persoon of entiteit om opmerkingen in te dienen, naar een later tijdstip kunnen verschuiven. Een dergelijk uitstel kan alleen gerechtvaardigd zijn indien er zwaarwegende legitieme redenen zijn om het vertrouwelijke karakter van het onderzoek in stand te houden.

(85)Aan het Hof van Justitie van de Europese Unie moet volledige rechtsmacht worden verleend ten aanzien van uit hoofde van deze verordening opgelegde sancties, in overeenstemming met artikel 261 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(86)Ter bevordering van de bescherming van de financiële belangen van de Unie in alle wijzen van uitvoering moeten de entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van de begroting in gedeelde en indirecte uitvoering, naargelang van het geval rekening kunnen houden met uitsluitingen waartoe door de ordonnateurs op Unieniveau is besloten.

(87)In deze verordening moet de doelstelling van e-bestuur worden nagestreefd, in het bijzonder het gebruik van elektronische gegevens bij de uitwisseling van informatie tussen de instellingen en derde partijen.

(88)De vooruitgang op het gebied van uitwisseling van informatie en overlegging van documenten langs elektronische weg — een belangrijke vereenvoudigingsmaatregel — moet gepaard gaan met duidelijke voorwaarden voor de erkenning van de te gebruiken systemen om een juridisch solide omgeving tot stand te brengen, terwijl de deelnemers, ontvangers en ordonnateurs de nodige flexibiliteit behouden bij het beheer van de middelen van de Unie, zoals bepaald in deze verordening.

(89)Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de samenstelling en de taken van het comité dat belast is met de beoordeling van de aanvraagdocumenten in aanbestedingsprocedures, procedures voor toekenning van subsidies en wedstrijden voor prijzen. In het comité mogen externe deskundigen zetelen indien de basishandeling daarin voorziet.

(90)In overeenstemming met het beginsel van goed bestuur moet de ordonnateur om verduidelijking vragen of ontbrekende stukken opvragen met inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling en zonder de aanvraagdocumenten substantieel te wijzigen. Alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen mag de ordonnateur hier anders over beslissen. Bovendien moet het de ordonnateur zijn toegestaan een duidelijke administratieve fout te corrigeren of de deelnemer te verzoeken dit te doen.

(91)Met het oog op goed financieel beheer moet de Commissie zichzelf beschermen door bij de betaling van voorfinancieringen om garanties te verzoeken. De verplichting voor contractanten en begunstigden om garanties te verstrekken mag niet automatisch gelden, maar moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse. Indien de ordonnateur tijdens de uitvoering ontdekt dat een borg niet langer gemachtigd is tot het verstrekken van garanties overeenkomstig het toepasselijke nationale recht, moet de ordonnateur kunnen eisen dat de garantie wordt vervangen.

(92)De verschillende regels voor directe en indirecte uitvoering, en met name de definitie van begrotingsuitvoeringstaken, zorgen voor verwarring en leiden zowel voor de Commissie als voor de partners tot risico's op fouten met betrekking tot kwalificaties; daarom moeten ze worden vereenvoudigd en geharmoniseerd.

(93)De bepalingen inzake de voorafgaande pijlerbeoordelingen moeten worden herzien opdat de Commissie zoveel mogelijk kan vertrouwen op de systemen en procedures van partners die als gelijkwaardig worden beschouwd aan die welke door de Commissie worden gebruikt. Bovendien moet worden verduidelijkt dat indien uit de beoordeling blijkt dat er gebieden zijn waarop de bestaande procedures de financiële belangen van de Unie onvoldoende beschermen, de Commissie bijdrageovereenkomsten kan sluiten en tegelijk aanvullende toezichtsmaatregelen kan opleggen. Ook moet worden verduidelijkt in welke gevallen de Commissie geen pijlerbeoordeling hoeft uit te voeren om bijdrageovereenkomsten te sluiten.

(94)Het is dienstig te vermelden dat de organisaties die de EU-begroting uitvoeren, indien dit relevant en mogelijk is, moeten worden vergoed op basis van hun prestaties.

(95)De Commissie sluit partnerschappen met derde landen door middel van financieringsovereenkomsten. Het is van belang dat de inhoud van de financieringsovereenkomst wordt verduidelijkt, met name voor de delen die in indirecte uitvoering door het derde land worden uitgevoerd.

(96)Het is belangrijk de specifieke aard van blendingfaciliteiten, waarbij de Commissie haar bijdrage combineert met die van financiële instellingen, te erkennen en de toepassing van titel X inzake financieringsinstrumenten te verduidelijken.

(97)De regels en beginselen inzake aanbestedingen die van toepassing zijn op door de instellingen van de Unie voor eigen rekening gegunde overheidsopdrachten, moeten gebaseerd zijn op de regels vervat in Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad 18 en Richtlijn 2014/24/EU.

(98)De door de aanbestedende diensten gebruikte methodologie om de toepasselijke regels in het geval van gemengde opdrachten te bepalen, moet worden verduidelijkt.

(99)De vóór en na de aanvang van een aanbestedingsprocedure te nemen publiciteitsmaatregelen moeten worden verduidelijkt voor opdrachten boven en onder de in Richtlijn 2014/24/EU vastgestelde drempelwaarden, alsook voor opdrachten dit buiten het toepassingsgebied van die richtlijn vallen.

(100)Deze verordening moet een volledige lijst bevatten van alle aanbestedingsprocedures die, ongeacht de drempelwaarden, ter beschikking van de instellingen van de Unie staan.

(101)Met het oog op administratieve vereenvoudiging en om de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen, moet worden voorzien in procedures van gunning via onderhandelingen voor opdrachten met een gemiddelde waarde.

(102)Zoals bij Richtlijn 2014/24/EU het geval is, moet deze verordening het mogelijk maken om vóór aanvang van een aanbestedingsprocedure een marktconsultatie te houden. Om ervoor te zorgen dat een innovatiepartnerschap uitsluitend wordt gebruikt wanneer het gewenste product niet beschikbaar is in de handel, moet in deze verordening een verplichting worden vastgelegd waardoor de markt moet worden geconsulteerd voordat van een innovatiepartnerschap wordt gebruikgemaakt.

(103)Er moet worden verduidelijkt hoe de aanbestedende diensten aan de bescherming van het milieu en het bevorderen van duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen, terwijl tegelijkertijd wordt gegarandeerd dat zij voor hun opdrachten de beste prijs-kwaliteitverhouding kunnen verkrijgen, met name door specifieke keurmerken voor te schrijven of van passende gunningsmethoden gebruik te maken.

(104)Teneinde ervoor te zorgen dat de ondernemers bij de uitvoering van overeenkomsten voldoen aan de geldende verplichtingen op het gebied van milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, het nationale recht, collectieve overeenkomsten of de in bijlage X bij Richtlijn 2014/24/EU vermelde toepasselijke internationale sociale en milieuovereenkomsten, moeten deze verplichtingen deel uitmaken van de door de aanbestedende dienst omschreven minimumvereisten, en dienen zij in de door de aanbestedende dienst ondertekende overeenkomsten te worden opgenomen.

(105)Er moet onderscheid worden gemaakt tussen verschillende situaties die doorgaans als "belangenconflict" worden aangeduid, en deze moeten verschillend behandeld worden. Het begrip "belangenconflict" mag uitsluitend worden gebruikt voor gevallen waarbij een entiteit of persoon met bevoegdheden voor de uitvoering van de begroting, of van audit- of controlewerkzaamheden, of een ambtenaar of een personeelslid van een instelling van de Unie zich in een dergelijke situatie bevindt. Wanneer een ondernemer poogt een procedure onrechtmatig te beïnvloeden of vertrouwelijke informatie te verkrijgen, moet dit worden behandeld als „ernstige beroepsfout”. Bovendien kunnen ondernemers zich in een situatie bevinden waarin zij wegens een conflicterend belang op beroepsvlak niet voor de uitvoering van een overeenkomst gekozen mogen worden. Zo mag een bedrijf geen project evalueren waaraan het zelf heeft deelgenomen en mag een controleur niet in de positie verkeren dat hij rekeningen controleert die hij eerder zelf heeft gecertificeerd.

(106)In overeenstemming met Richtlijn 2014/24/EU moet het mogelijk zijn om in willekeurige volgorde te controleren of een ondernemer is uitgesloten, om de selectie- en gunningscriteria toe te passen, en om na te gaan of de voorschriften inzake de aanbestedingsstukken in acht zijn genomen. Bijgevolg moet het mogelijk zijn inschrijvingen af te wijzen op grond van de gunningscriteria, zonder voorafgaande controle van de criteria inzake uitsluiting of selectie van de betrokken inschrijver.

(107)Opdrachten moeten, conform artikel 67 van Richtlijn 2014/24/EU, worden gegund aan de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving. Er moet worden duidelijk gemaakt dat de selectiecriteria strikt verband houden met de evaluatie van gegadigden of inschrijvers en dat de gunningscriteria strikt verband houden met de evaluatie van de inschrijvingen.

(108)Bij aanbestedingen van de Unie moet ervoor worden gezorgd dat de middelen van de Unie op een doeltreffende, transparante en passende manier worden gebruikt. In dat verband moeten elektronische aanbestedingen bijdragen aan de betere besteding van middelen van de Unie, en overheidsopdrachten toegankelijker te maken voor alle ondernemers.

(109)Er moet worden verduidelijk dat voor iedere procedure een openingsfase en een evaluatie bestaat. Een gunningsbesluit moet altijd het resultaat zijn van een evaluatie.

(110)Bij de kennisgeving van het resultaat van de procedure moeten de gegadigden en inschrijvers in kennis worden gesteld van de gronden waarop het besluit werd genomen en een gedetailleerde motivering ontvangen die gebaseerd is op de inhoud van het evaluatieverslag.

(111)Aangezien de criteria in willekeurige volgorde worden toegepast, moet aan afgewezen inschrijvers die conforme inschrijvingen hebben ingediend, op hun verzoek informatie worden gegeven over de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving.

(112)In het kader van raamovereenkomsten met een hernieuwde oproep tot mededinging moet worden afgezien van de verplichting om een niet-geselecteerde contractant informatie over de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving te verstrekken, aangezien de ontvangst van dergelijke informatie door partijen bij dezelfde raamovereenkomst iedere keer na een hernieuwde oproep tot mededinging de eerlijke concurrentie tussen hen kan schaden.

(113)Een aanbestedende dienst moet een aanbestedingsprocedure vóór de ondertekening van de overeenkomst kunnen annuleren zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. Dit moet gelden onverminderd situaties waarin de aanbestedende dienst op zodanige wijze heeft gehandeld dat hij aansprakelijk kan worden gesteld voor schade overeenkomstig de algemene beginselen van het Unierecht.

(114)Zoals het geval is bij Richtlijn 2014/24/EU moet duidelijk worden gemaakt onder welke voorwaarden een overeenkomst tijdens de uitvoering ervan gewijzigd kan worden zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure. Meer bepaald brengen gevallen als administratieve veranderingen, rechtsopvolging onder algemene titel en toepassing van duidelijke en ondubbelzinnige herzieningsbepalingen of -opties geen veranderingen in de minimumvereisten van de oorspronkelijke procedure teweeg. Een nieuwe aanbestedingsprocedure moet vereist zijn in geval van materiële wijzigingen van de aanvankelijke opdracht, in het bijzonder van de reikwijdte en de inhoud van de wederzijdse rechten en verplichtingen, waaronder de verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Dergelijke wijzigingen tonen aan dat de partijen de intentie hebben opnieuw te onderhandelen over de wezenlijke voorwaarden van die opdracht, met name indien de wijzigingen, hadden zij deel uitgemaakt van de aanvankelijke procedure, invloed zouden hebben gehad op het resultaat van de procedure.

(115)Er moet worden voorzien in de mogelijkheid een uitvoeringsgarantie voor werken, leveringen en complexe diensten te vragen om de nakoming van essentiële contractuele verplichtingen en een goede uitvoering gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te waarborgen. Tevens dient te worden voorzien in een waarborgsom voor de duur van de termijn van contractuele aansprakelijkheid, overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in deze sectoren.

(116)Teneinde de toepasselijke drempelwaarden en procedures te bepalen, moet worden verduidelijkt of instellingen van de Unie, uitvoerende agentschappen en organen geacht worden aanbestedende diensten te zijn. Zij mogen niet worden geacht aanbestedende diensten te zijn in gevallen waarin zij aankopen doen van een aankoopcentrale. Daarnaast vormen de instellingen van de Unie één enkele juridische entiteit en mogen zij geen overeenkomsten behalve overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau tussen hun diensten sluiten.

(117)Het is passend in deze verordening te verwijzen naar de twee drempelwaarden die in Richtlijn 2014/24/EU zijn vastgesteld respectievelijk voor werken en voor leveringen en diensten. Met het oog op vereenvoudiging en ter wille van goed financieel beheer moeten deze drempelwaarden ook gelden voor concessieovereenkomsten, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de behoeften van de instellingen van de Unie op dat gebied. De herziening van die drempelwaarden, zoals vastgesteld in Richtlijn 2014/24/EU, moet bijgevolg rechtstreeks van toepassing zijn op aanbestedingen door de instellingen van de Unie.

(118)Met het oog op harmonisatie en vereenvoudiging moeten de standaardprocedures voor overheidsopdrachten ook kunnen worden toegepast op aankopen die onder de lichte regeling van Richtlijn 2014/24/EU vallen. Daarom moet de drempelwaarde voor aankopen onder de lichte regeling worden afgestemd op die voor overheidsopdrachten voor diensten.

(119)Het is nodig de voorwaarden voor de toepassing van de wachttermijn te verduidelijken.

(120)De regels die van toepassing zijn op overheidsopdrachten op het gebied van externe maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen vervat in Richtlijn 2014/23/EU en Richtlijn 2014/24/EU.

(121)Om de complexiteit te beperken, de bestaande regels te stroomlijnen en de regels inzake overheidsopdrachten leesbaarder te maken, is het noodzakelijk de algemene bepalingen inzake overheidsopdrachten en de specifieke bepalingen die van toepassing zijn op overheidsopdrachten op het gebied van externe maatregelen, te bundelen en onnodige herhalingen en kruisverwijzingen te verwijderen.

(122)Er moet worden verduidelijkt welke ondernemers, afhankelijk van hun vestigingsplaats, toegang hebben tot aanbestedingen door de instellingen van de Unie, en er moet uitdrukkelijk worden bepaald dat ook internationale organisaties een dergelijke toegang kunnen hebben.

(123)Om een evenwicht te bereiken tussen de behoefte aan transparantie en samenhangendere regels inzake overheidsopdrachten enerzijds en de behoefte aan flexibiliteit met betrekking tot bepaalde technische aspecten van deze regels anderzijds, moeten de technische regels inzake overheidsopdrachten worden gebundeld in de bijlage bij deze verordening en moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen in deze bijlage.

(124)Het toepassingsgebied van de titel betreffende subsidies moet worden gepreciseerd, met name wat betreft het type actie of orgaan dat voor subsidie in aanmerking komt en de juridische verbintenissen die voor subsidies kunnen worden aangegaan. Met name subsidiebesluiten moeten, gezien de beperkte mate waarin ze worden gebruikt, en gezien de geleidelijke invoering van elektronische subsidies, worden afgeschaft. De structuur moet worden vereenvoudigd door de bepalingen met betrekking tot andere instrumenten dan subsidies te verplaatsen naar andere delen van de verordening. De aard van de organen die exploitatiesubsidies kunnen ontvangen, moet worden verduidelijkt, aangezien het begrip "orgaan dat een doelstelling van algemeen Uniebelang nastreeft" onder het begrip "orgaan dat een in het kader en ter ondersteuning van het beleid van de Unie passende doelstelling nastreeft" valt. Bovendien moet de restrictieve definitie van een "orgaan dat een doelstelling van algemeen Uniebelang nastreeft" worden verwijderd.

(125)Om de procedures te vereenvoudigen en deze verordening leesbaarder te maken, moeten bepalingen met betrekking tot de inhoud van de subsidieaanvraag, van de oproep tot het indienen van voorstellen en van de subsidieovereenkomst worden vereenvoudigd en gestroomlijnd.

(126)Om de uitvoering van door meerdere donoren gefinancierde acties te vergemakkelijken in gevallen waarin de totale financiering van de actie niet bekend is bij de vastlegging van de bijdrage van de Unie, is het nodig om de manier waarop de bijdrage van de Unie wordt bepaald, alsook de methode voor de controle op het gebruik ervan, te verduidelijken.

(127)De ervaring die is opgedaan met het gebruik van financiering door vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering, heeft aangetoond dat dergelijke vormen van financiering geleid hebben tot een aanzienlijke vereenvoudiging van de administratieve procedures en tot een substantiële vermindering van het risico op fouten. Vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten zijn geschikte vormen van financiering die onafhankelijk is van het gebied waarin de Unie optreedt, en met name voor gestandaardiseerde en terugkerende acties, bv. met betrekking tot mobiliteit, institutionele jumelages, opleidingsactiviteiten, enz. In dit verband moeten de voorwaarden voor het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaits flexibeler worden. Er moet uitdrukkelijk worden voorzien in de vaststelling van eenmalige vaste bedragen die het geheel aan subsidiabele kosten van de actie of het werkprogramma dekken. Ter bevordering van de resultaatgerichtheid moet bovendien prioriteit worden gegeven aan op output gebaseerde financiering. Op input gebaseerde vaste bedragen, eenheidskosten en forfaits moeten een optie blijven wanneer op output gebaseerde opties niet mogelijk of passend zijn.

(128)De administratieve procedures voor het toestaan van vaste bedragen, eenheidskosten en forfaits moeten worden vereenvoudigd door de ordonnateur daarvoor bevoegd te maken. In voorkomend geval kan de Commissie deze toestemming verlenen, rekening houdend met de aard van de activiteiten of de uitgaven of met het aantal betrokken ordonnateurs.

(129)Om de leemten op te vullen in de gegevens die worden gebruikt voor het bepalen van vaste bedragen, eenheidskosten en forfaits, moet het gebruik van een deskundig oordeel worden toegestaan.

(130)Het toepassingsgebied van toetsen en controles, in tegenstelling tot de periodieke beoordeling van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaits, moet worden verduidelijkt. Deze toetsen en controles moeten zijn gericht op de naleving van de voorwaarden die aanleiding geven tot de betaling van vaste bedragen, eenheidskosten en forfaits, inclusief, waar vereist, het bereiken van outputs. Deze voorwaarden mogen geen verslaglegging over de door de begunstigde werkelijk gemaakte kosten vereisen. Indien de bevoegde ordonnateur of de Commissie vooraf een besluit over de grootte van de vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering heeft genomen, mogen deze niet meer aan controles achteraf worden onderworpen. Toegang tot de boekhouding van de begunstigde kan om statistische en methodologische redenen noodzakelijk zijn voor de periodieke beoordeling van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaits. De periodieke beoordeling kan leiden tot herziening van de vaste bedragen, eenheidskosten of forfaits die van toepassing zijn op toekomstige overeenkomsten, maar mogen niet worden gebruikt om de reeds overeengekomen waarde van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaits ter discussie te stellen. Ook om fraude te voorkomen en op te sporen is toegang tot de boekhouding van de begunstigde noodzakelijk.

(131)Om de deelname van kleine organisaties aan de uitvoering van het EU-beleid te bevorderen in een context waarbinnen slechts beperkte middelen beschikbaar zijn, is het nodig de waarde van vrijwilligerswerk te erkennen als subsidiabele kosten. Bijgevolg mogen deze organisaties zich in sterkere mate op vrijwilligers verlaten om de actie mede te financieren. Onverminderd het in de basishandeling vastgestelde maximale medefinancieringspercentage moet de subsidie van de Unie in dergelijke gevallen worden beperkt tot de andere geraamde subsidiabele kosten dan die voor vrijwilligerswerk. Aangezien vrijwilligerswerk werk is dat derden leveren zonder door de begunstigde te worden vergoed, voorkomt deze beperking dat kosten worden vergoed die de begunstigde niet heeft gemaakt.

(132)Het gebruik van prijzen, die een waardevol type van financiële steun zonder verband met voorzienbare kosten zijn, moet worden vergemakkelijkt en de toepasselijke regels moeten worden verduidelijkt. Prijzen moeten worden beschouwd als aanvulling op, niet als vervanging van, andere financieringsinstrumenten zoals subsidies.

(133)Om een flexibelere tenuitvoerlegging van prijzen mogelijk te maken, moet de verplichting om prijzen met een waarde van 1 000 000 EUR of meer bekend te maken in de begeleidende verklaringen bij de ontwerpbegroting, worden vervangen door een voorafgaande kennisgeving aan het Europees Parlement en een uitdrukkelijke bekendmaking van dergelijke prijzen in het financieringsbesluit.

(134)Het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling moeten gelden met betrekking tot prijzen. In dat verband moeten de minimumvereisten van wedstrijden worden vastgesteld, met name de voorwaarden voor het betalen van de prijs aan de winnaars in geval van toekenning, alsook de passende wijze van bekendmaking. Er moet ook worden voorzien in een duidelijk omschreven toekenningsprocedure naar het model van de procedure voor toekenning van subsidies, gaande van de indiening van de inzendingen en informatieverstrekking aan de aanvragers tot de kennisgeving aan de winnende aanvrager.

(135)In deze verordening moeten de beginselen en voorwaarden voor financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand worden vastgelegd, alsmede regels voor de beperking van de financiële aansprakelijkheid van de Unie, de bestrijding van fraude en het witwassen van geld, het liquideren van financieringsinstrumenten en verslaglegging.

(136)De Unie heeft de voorbije jaren steeds meer gebruikgemaakt van financieringsinstrumenten waarmee een groter hefboomeffect van de EU-begroting kan worden bereikt, maar die tezelfdertijd een financieel risico voor de begroting meebrengen. Tot deze financieringsinstrumenten behoren niet alleen de reeds onder het Financieel Reglement vallende financieringsinstrumenten, maar ook andere instrumenten, zoals begrotingsgaranties en financiële bijstand, die voorheen alleen onder de regels van hun respectieve basishandelingen vielen. Het is belangrijk om naast de bestaande regels op het gebied van financieringsinstrumenten een gemeenschappelijk kader vast te stellen ter waarborging van de homogeniteit van de beginselen die van toepassing zijn op die reeks instrumenten, en hen te bundelen onder een nieuwe titel met afdelingen over begrotingsgaranties en financiële bijstand aan lidstaten of derde landen.

(137)Financieringsinstrumenten kunnen in toenemende mate van belang zijn om de impact van middelen van de Unie te versterken wanneer die middelen met andere middelen worden gepoold en een hefboomeffect hebben. Financieringsinstrumenten mogen alleen worden uitgevoerd indien er geen risico op marktverstoring is en deze niet strijdig zijn met de staatssteunregels.

(138)Binnen het kader van de door het Europees Parlement en de Raad toegestane jaarlijkse kredieten voor een bepaald programma moeten financieringsinstrumenten worden gebruikt op basis van een evaluatie vooraf die aantoont dat ze doeltreffend zijn voor het bereiken van de beleidsdoelstellingen van de Unie.

(139)Financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand moeten worden goedgekeurd door middel van een basishandeling. Indien financieringsinstrumenten in terdege gemotiveerde gevallen zonder basishandeling worden vastgesteld, moeten deze door het Europees Parlement en de Raad in de begroting worden goedgekeurd.

(140)De instrumenten die mogelijks vallen onder titel X, zoals leningen, garanties, beleggingen in aandelen, met eigen vermogen gelijk te stellen investeringen en risicodelingsinstrumenten, moeten gedefinieerd worden. De definitie van risicodelingsinstrumenten moet kredietverbeteringen voor projectobligaties kunnen omvatten, ter dekking van het schuldendienstrisico van een project en ter beperking van het kredietrisico van obligatiehouders door middel van kredietverbeteringen in de vorm van een lening of garantie.

(141)Alle van een financieringsinstrument terugvloeiende middelen moeten worden gebruikt voor het instrument waardoor ze zijn gegenereerd, om dat instrument efficiënter te maken en de toewijzing van nieuwe middelen uit de begroting aan dat instrument eventueel te verminderen, tenzij anders is bepaald in de basishandeling.

(142)Het is passend om te erkennen dat bij het nastreven van de beleidsdoelstellingen van de Unie de belangen onderling op elkaar worden afgestemd en er met name op te wijzen dat de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds over specifieke deskundigheid voor de uitvoering van financieringsinstrumenten beschikken.

(143)De Europese Investeringsbank en het Europese Investeringsfonds, die als groep optreden, moeten de mogelijkheid hebben om een deel van de uitvoering aan elkaar over te dragen, indien dit de uitvoering van een bepaalde actie ten goede komt en zoals nader is omschreven in de desbetreffende overeenkomst met de Commissie.

(144)Er moet worden verduidelijkt dat wanneer financieringsinstrumenten worden gecombineerd met andere vormen van steun uit de begroting van de Unie, de regels met betrekking tot financieringsinstrumenten van toepassing zijn. Deze regels moeten in voorkomend geval worden aangevuld met specifieke vereisten die voortvloeien uit de sectorspecifieke wetgeving.

(145)Daarenboven moet de uitvoering van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties in overeenstemming zijn met de doelstellingen en resultaten van de Unie inzake fiscaal beleid met betrekking tot belastingontwijking, en met name in verband met agressieve fiscale planning en goed bestuur in belastingzaken. In dit verband moet aandacht worden geschonken aan de aanbeveling van de Commissie over agressieve fiscale planning (C(2012) 8806), de aanbeveling van de Commissie met betrekking tot maatregelen om derde landen aan te moedigen minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken toe te passen (C(2012) 8805), de mededeling van de Commissie over een pakket anti-ontgaansmaatregelen: volgende stappen naar effectieve belastingheffing en grotere fiscale transparantie in de EU (COM(2016) 23), met inbegrip van met name de mededeling van de Commissie over een externe strategie voor effectieve belastingheffing (COM(2016) 24), en daarmee verband houdende ontwikkelingen op het niveau van de Unie.

(146)Begrotingsgaranties en financiële bijstand aan lidstaten of derde landen zijn niet-budgettaire verrichtingen met aanzienlijke gevolgen voor de balans van de Unie. Hoewel het niet-budgettaire verrichtingen blijven, zal het feit dat ze in het Financieel Reglement worden opgenomen, ervoor zorgen dat de financiële belangen van de Unie beter worden beschermd en er een duidelijker kader wordt geschapen voor het gebruik, het beheer en de boekhouding ervan.

(147)De Unie heeft onlangs belangrijke initiatieven op basis van begrotingsgaranties genomen, zoals het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) of het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO). Die instrumenten brengen voor de Unie een voorwaardelijke verplichting mee, waardoor in middelen moet worden voorzien die ter beschikking van een liquiditeitsbuffer worden gesteld, zodat met de begroting naar behoren kan worden gereageerd op betalingsverplichtingen die kunnen voortvloeien uit die voorwaardelijke verplichtingen. Met het oog op het behoud van de kredietbeoordeling van de Unie en dus haar vermogen om effectieve financiering te verstrekken, is het van essentieel belang dat het toestaan van, de voorziening in en het toezicht op voorwaardelijke verplichtingen gebeurt volgens een gedegen geheel aan regels die op alle begrotingsgaranties moeten worden toegepast.

(148)De voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit de begrotingsgaranties kunnen betrekking hebben op uiteenlopende financierings- en investeringsverrichtingen. De mogelijkheid dat een beroep wordt gedaan op de begrotingsgarantie, kan niet met volledige zekerheid op jaarbasis worden gepland, zoals in het geval van leningen met een bepaald aflossingsschema. Daarom moet een kader voor het toestaan van en het toezicht op voorwaardelijke verplichtingen worden opgezet, om ervoor te zorgen dat het jaarlijkse maximum voor betalingen, dat in Besluit (EG, Euratom) nr. 2007/436 van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie is vastgesteld, op ieder moment volledig in acht wordt genomen.

(149)Dit kader moet ook voorzien in beheer en controle, inclusief regelmatige verslaglegging over het financiële risico waaraan de Unie wordt blootgesteld. Het voorzieningspercentage van financiële verplichtingen moet worden bepaald aan de hand van een degelijke beoordeling van de financiële risico’s die voortvloeien uit het desbetreffende instrument. De houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen moet jaarlijks worden beoordeeld in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure. Er moet een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing worden vastgesteld om een tekort aan voorzieningen ter dekking van de financiële verplichtingen te voorkomen.

(150)Door het toenemende gebruik van financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand moet een aanzienlijk volume aan betalingskredieten worden vrijgemaakt en moeten daarvoor voorzieningen worden aangelegd. Om voor een hefboomeffect te zorgen en tegelijk een adequaat niveau van bescherming tegen financiële verplichtingen te waarborgen, is het belangrijk de vereiste hoeveelheid voorzieningen te optimaliseren en efficiëntiewinsten te realiseren door deze voorzieningen te bundelen in een gemeenschappelijk voorzieningsfonds. Bovendien maakt het flexibelere gebruik van de gebundelde voorzieningen een doeltreffend globaal voorzieningspercentage mogelijk dat met een optimale hoeveelheid middelen de gevraagde bescherming biedt.

(151)De regels die van toepassing zijn op voorzieningen en op het gemeenschappelijk voorzieningsfonds moeten een solide kader voor interne controle scheppen. De richtsnoeren voor het beheer van de activa van de voorzieningen moeten op het niveau van de Commissie worden vastgesteld na raadpleging van de rekenplichtige. De ordonnateurs moeten nauwlettend toezien op de financiële verplichtingen die onder hun bevoegdheid vallen en de ordonnateur van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds moet de geldmiddelen en de activa van het fonds beheren met inachtneming van de regels en procedures die zijn vastgesteld door de rekenplichtige.

(152)Begrotingsgaranties en financiële bijstand moeten worden verstrekt volgens de reeds voor financieringsinstrumenten vastgestelde beginselen. Met name begrotingsgaranties moeten aan de volgende beginselen voldoen: zij zijn onherroepelijk, onvoorwaardelijk en op verzoek; zij worden indirect uitgevoerd of alleen in uitzonderlijke gevallen direct; zij dekken enkel financierings- en investeringsverrichtingen en hun tegenpartijen moeten met hun eigen middelen bijdragen aan de gedekte verrichtingen.

(153)Financiële bijstand aan lidstaten of derde landen moet de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn of alle andere instrumenten die passend worden geacht om de doeltreffendheid van de steun te garanderen. De Commissie, die hiertoe moet worden gemachtigd, leent de te verstrekken middelen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen en vermijdt daarbij dat de Unie bij een looptijdtransformatie wordt betrokken waardoor zij aan renterisico's of andere commerciële risico's zou worden blootgesteld.

(154)De bepalingen met betrekking tot financieringsinstrumenten moeten zo spoedig mogelijk, en uiterlijk vanaf 1 januari 2018, van toepassing zijn, zodat de gewenste vereenvoudiging en doeltreffendheid worden verwezenlijkt. De bepalingen met betrekking tot de begrotingsgaranties en de financiële bijstand, alsmede tot het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, moeten van toepassing zijn vanaf het meerjarig financieel kader na 2020. Door dat tijdschema kunnen de nieuwe instrumenten voor het beheer van voorwaardelijke verplichtingen grondig worden voorbereid. Hierdoor zullen de in titel X vastgestelde beginselen ook kunnen worden afgestemd op het voorstel voor het meerjarig financieel kader na 2020 enerzijds, en de specifieke programma’s in verband met dit kader anderzijds.

(155)Op 22 oktober 2014 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 vastgesteld die Verordening (EG) nr. 2004/2003 intrekt en nieuwe regels vastlegt voor onder meer de financiering van politieke partijen en politieke stichtingen op Europees niveau, in het bijzonder wat betreft de voorwaarden voor financiering, de toekenning en de verdeling van de financiering, donaties en bijdragen, de financiering van campagnes voor verkiezingen voor het Europees Parlement, vergoedbare uitgaven, een financieringsverbod, rekeningen, verslaglegging en audit, uitvoering en controle, sancties, samenwerking tussen de Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen, de ordonnateur van het Europees Parlement en de lidstaten, en transparantie. Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

(156)Er moeten regels worden vastgesteld betreffende de bijdragen uit de algemene begroting van de Unie aan Europese politieke partijen, zoals voorzien in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. Door deze regels moeten politieke partijen op Europees niveau flexibeler kunnen omgaan met de termijnen voor het gebruiken van die bijdragen, hetgeen de aard van hun activiteiten vereist.

(157)De financiële steun aan Europese politieke partijen moet worden toegekend in de vorm van een specifieke bijdrage, zodat deze aan de specifieke behoeften van de Europese politieke partijen voldoet.

(158)Hoewel financiële steun wordt toegekend zonder dat een jaarlijks werkprogramma is vereist, moeten Europese politieke partijen achteraf aantonen dat de financiering van de Unie goed is gebruikt. De bevoegde ordonnateur moet met name controleren of de financiering is gebruikt om binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen vergoedbare uitgaven te betalen zoals vastgelegd in de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen. Bijdragen voor Europese politieke partijen moeten worden gebruikt uiterlijk op het einde van het begrotingsjaar dat volgt op het begrotingsjaar van de toekenning ervan, waarna alle ongebruikte financiering door de bevoegde ordonnateur moet worden teruggevorderd.

(159)Financiering van de Unie die is toegekend voor het financieren van de werkingskosten van de Europese politieke partijen mogen niet voor andere dan de in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bepaalde doeleinden worden gebruikt, en met name niet voor het rechtstreeks of onrechtstreeks financieren van andere entiteiten, zoals nationale politieke partijen. De Europese politieke partijen moeten de bijdragen gebruiken voor het betalen van een percentage van huidige en toekomstige uitgaven, en niet voor uitgaven of schulden die vóór het indienen van hun verzoek om een bijdrage zijn gemaakt.

(160)Ook de toekenning van bijdragen moet worden vereenvoudigd en aangepast aan de specifieke kenmerken van de Europese politieke partijen, in het bijzonder door geen selectiecriteria toe te passen, door in de regel de bijdragen door middel van één enkele voorfinanciering volledig te betalen, en door het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten, forfaitaire financiering en financiering die geen verband houdt met de kosten van de betrokken verrichtingen, mogelijk te maken.

(161)De bijdragen uit de algemene begroting van de Unie moeten worden opgeschort, verlaagd of ingetrokken indien de Europese politieke partijen de verplichtingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 niet naleven.

(162)Sancties die worden opgelegd op basis van zowel het Financieel Reglement als Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, moeten op coherente wijze worden toegepast met inachtneming van het „ne bis in idem”-beginsel. Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 mogen administratieve en/of financiële sancties zoals vastgelegd in het Financieel Reglement niet worden opgelegd wanneer reeds sancties zijn opgelegd op basis van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

(163)Deze verordening moet voorzien in een algemeen kader voor het gebruik van begrotingssteun als instrument op het gebied van externe maatregelen, met inbegrip van de verplichting voor het derde land om de Commissie tijdig passende informatie te bezorgen zodat zij de naleving van de overeengekomen voorwaarden en bepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie kan evalueren.

(164)De Commissie moet worden gemachtigd om trustfondsen van de Unie op te richten en te beheren voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of thematische acties, niet alleen op het vlak van externe, maar ook van interne maatregelen. De recente gebeurtenissen in de Europese Unie tonen aan dat er behoefte is aan meer flexibiliteit voor financiering binnen de EU. Aangezien de grenzen tussen extern en intern beleid steeds meer vervagen, zou dit instrument ook een antwoord kunnen bieden op grensoverschrijdende uitdagingen. Het is nodig de beginselen die van toepassing zijn op de bijdragen aan trustfondsen van de Unie, vast te stellen en de verantwoordelijkheden van de financiële actoren en van de raad van bestuur van het trustfonds te verduidelijken. Tevens moeten regels worden vastgesteld om te garanderen dat de deelnemende donoren naar behoren vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur van het trustfonds en dat over het gebruik van de middelen van het fonds de goedkeurende stem van de Commissie vereist is.

(165)Om de bestaande regels te stroomlijnen en onnodige herhaling te vermijden, moet deel twee van het Financieel Reglement, gewijd aan bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het Europees Landbouwgarantiefonds, onderzoek, extern optreden en specifieke EU-middelen, worden verwijderd. De bepalingen van deel twee moeten ofwel worden opgenomen in de desbetreffende delen van het Financieel Reglement, ofwel, indien de bepalingen niet worden gebruikt of niet langer relevant zijn, eenvoudigweg worden geschrapt.

(166)De bepalingen met betrekking tot de presentatie van de rekeningen en de boekhouding moeten worden vereenvoudigd en verduidelijkt. Daarom is het van belang dat alle bepalingen betreffende de jaarrekening en andere financiële verslaglegging onder een specifieke titel worden gebundeld.

(167)De wijze waarop de instellingen momenteel aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over bouwprojecten, moet worden gehandhaafd. Instellingen moet worden toegestaan nieuwe bouwprojecten te financieren met uit reeds verkochte gebouwen verkregen kredieten; daarom moet een verwijzing naar bepalingen inzake bestemmingsontvangsten worden toegevoegd. Zo zou tegemoet kunnen worden gekomen aan de veranderende behoeften in het onroerendgoedbeleid van de instellingen en zou tezelfdertijd op de kosten worden bespaard en voor meer flexibiliteit worden gezorgd.

(168)Om technische elementen en gedetailleerde bepalingen inzake overheidsopdrachten en inzake de op bepaalde organen van de Unie van toepassing zijnde regels aan te passen, moet de bevoegdheid tot vaststelling van handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de bijlage bij deze verordening, de financiële kaderregeling voor de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen en de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(169)Om de uitvoering van speciale instrumenten flexibeler te maken, is het passend de beschikbaarstellings- en overschrijvingsprocedures te vereenvoudigen door voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie gebruik te maken van interne overschrijvingen door de Commissie.

(170)Om ervoor te zorgen dat het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) snel in adequate middelen voorziet ter ondersteuning van veranderende politieke prioriteiten, moeten de indicatieve aandelen voor elk van de drie assen alsook de minimumpercentages voor elk van de thematische prioriteiten binnen de afzonderlijke as een grotere flexibiliteit mogelijk maken. Dit moet het programmabeheer verbeteren en ervoor zorgen dat de middelen kunnen worden toegespitst op maatregelen die op sociaal vlak en op het vlak van werkgelegenheid tot betere resultaten leiden.

(171)Om investeringen in culturele en duurzame toerisme-infrastructuur te bevorderen, en dit onverminderd de volledige toepassing van de milieuwetgeving van de EU en met name de richtlijnen betreffende strategische milieubeoordeling en milieueffectbeoordeling, moeten bepaalde beperkingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de ondersteuning van deze investeringen worden verwijderd.

(172)Om in te spelen op de uitdagingen als gevolg van de groeiende instroom van migranten en vluchtelingen, moeten de doelstellingen waaraan het EFRO door middel van ondersteuning van migranten en vluchtelingen kan bijdragen, worden gepreciseerd.

(173)Aangezien de wijzigingen van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad 19 gunstigere voorwaarden scheppen voor bepaalde inkomstengenererende acties waarvoor steunbedragen of steunpercentages zijn vastgesteld in bijlage II bij de EFMZV-verordening, moet voor deze bepalingen een andere datum van inwerkingtreding worden vastgesteld om te waarborgen dat acties waarvoor steun wordt verleend op grond van Verordening (EU) nr. 1303/2013, gelijk worden behandeld.

(174)Om de tenuitvoerlegging van concrete acties te vergemakkelijken, moet het aantal potentiële begunstigden worden uitgebreid. Daarom moeten natuurlijke personen in aanmerking kunnen komen voor steun in het kader van het cohesiebeleid.

(175)Ter waarborging van een gezond financieel beheer van de in gedeelde uitvoering beheerde ESI-fondsen en ter verduidelijking van de verplichtingen van de lidstaten, moeten de algemene beginselen uitdrukkelijk verwijzen naar de in het Financieel Reglement vastgestelde beginselen van interne controle op de begrotingsuitvoering en van vermijding van belangenconflicten.

(176)Om zo veel mogelijk synergieën te creëren tussen alle fondsen van de Unie zodat de uitdagingen op het gebied van migratie en asiel op een doeltreffende manier kunnen worden aangepakt, moet ervoor worden gezorgd dat wanneer de thematische doelstellingen worden omgezet in prioriteiten in de fondsspecifieke voorschriften, deze prioriteiten het passend gebruik van elk fonds op deze gebieden omvatten.

(177)Om ervoor te zorgen dat de programmering samenhangend is, moeten de partnerschapsovereenkomsten eenmaal per jaar op elkaar worden afgestemd.

(178)Om het gebruik van de in het kader van het cohesiebeleid aan de lidstaten toegewezen financiële middelen te optimaliseren, moet het de lidstaten worden toegestaan de toewijzing uit de ESI-fondsen over te schrijven naar instrumenten die overeenkomstig het Financieel Reglement of overeenkomstig sectorspecifieke voorschriften zijn ingesteld.

(179)Om de voorbereiding en uitvoering van strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling te vergemakkelijken, moet worden toegestaan dat de voorbereidende, gebruiks- en dynamiseringskosten worden gedekt door het hoofdfonds.

(180)Om de uitvoering van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en geïntegreerde territoriale investeringen te bevorderen, moeten de taken en verantwoordelijkheden van lokale actiegroepen (in het geval van strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling) en plaatselijke autoriteiten, organen voor regionale ontwikkeling of niet-gouvernementele organisaties (in het geval van geïntegreerde territoriale investeringen) in verhouding tot andere programma-instanties worden verduidelijkt. De aanwijzing als intermediaire instantie mag alleen vereist zijn wanneer de bevoegde instanties taken uitvoeren die verder gaan dan die welke zijn omschreven in het desbetreffende artikel of indien dit vereist is op grond van de fondsspecifieke voorschriften.

(181)Het is nodig te verduidelijken dat de beheersautoriteiten de mogelijkheid moeten hebben om financieringsinstrumenten uit te voeren via onderhandse gunning van een opdracht aan de EIB en aan internationale financiële instellingen (IFI’s).

(182)Veel lidstaten hebben openbare banken of financiële instellingen opgericht die op grond van een overheidsmandaat de economische ontwikkeling bevorderen. Deze banken of financiële instellingen onderscheiden zich van particuliere commerciële banken door hun specifieke kenmerken met betrekking tot hun eigenaarschap, hun ontwikkelingsmandaat en het feit dat zij niet tot doel hebben de winst te maximaliseren. Het is met name de rol van dergelijke banken om marktfalen tegen te gaan wanneer commerciële banken in bepaalde regio’s of in sommige beleidsgebieden of sectoren onvoldoende financiële diensten verlenen. Deze openbare banken of financiële instellingen zijn geschikt om de toegang tot de ESI-fondsen te bevorderen en tegelijkertijd de mededingingsneutraliteit te bewaren. Dankzij hun specifieke rol en kenmerken kunnen ze door de lidstaten worden gebruikt om het gebruik van financieringsinstrumenten voor de verstrekking van ESI-middelen te vergroten zodat de impact van deze middelen op de reële economie wordt gemaximaliseerd. Een dergelijke uitkomst zou in overeenstemming zijn met het beleid van de Commissie waarbij de rol van deze banken of instellingen als fondsbeheerders wordt bevorderd, zowel bij de uitvoering van de ESI-fondsen als wanneer de ESI-fondsen worden gecombineerd met EFSI-financiering, zoals met name is vastgesteld in het investeringsplan voor Europa. Daarom is het gerechtvaardigd om de beheersautoriteiten toe te staan opdrachten onderhands aan dergelijke openbare banken of financiële instellingen te gunnen. Om er niettemin voor te zorgen dat deze mogelijkheid van onderhandse gunning strookt met de beginselen van de interne markt, moeten voor de toepassing van deze bepaling strikte, door de openbare banken of instellingen na te leven voorwaarden worden gesteld.

(183)Ter handhaving van de optie van het EU-initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen als instrument om het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf te vergroten, moet worden bepaald dat lidstaten gedurende de hele programmeringsperiode kunnen bijdragen aan gezamenlijke financieringsinstrumenten voor onbeperkte garanties en securitisatie ten gunste van het midden- en kleinbedrijf en moeten relevante bepalingen met betrekking tot deze optie, zoals die inzake beoordelingen vooraf en evaluaties, worden bijgewerkt.

(184)Met de vaststelling van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal — het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) — was het wenselijk de lidstaten in staat te stellen door middel van de ESI-fondsen bij te dragen aan de financiering van subsidiabele projecten die met de EU-garantie van het EFSI worden ondersteund. Er moet een specifieke bepaling worden opgenomen waarin de voorwaarden ter verbetering van de interactie en complementariteit worden vastgesteld die de mogelijkheid om ESI-fondsen te combineren met financiële producten van de EIB in het kader van de garantie van de Unie van het EFSI zullen bevorderen.

(185)Om de controle- en auditvereisten te vereenvoudigen en te harmoniseren en de verantwoordingsplicht van de door de EIB en andere internationale financiële instellingen gebruikte financieringsinstrumenten te verbeteren, is het noodzakelijk de bepalingen inzake beheer en controle voor financieringsinstrumenten te wijzigen om het proces tot verkrijging van zekerheid te vergemakkelijken.

(186)Om ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening eenvormig zijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het model van de controleverslagen en de jaarlijkse auditverslagen als omschreven in artikel 40, lid 1, van deze verordening. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 20 .

(187)Om te zorgen voor consistentie met de behandeling van financiële correcties tijdens de programmeringsperiode 2007-2013, moet worden verduidelijkt dat in het geval van financieringsinstrumenten een individuele onregelmatigheid moet kunnen worden vervangen door regelmatige uitgaven binnen dezelfde actie, zodat de desbetreffende financiële correctie geen nettoverlies tot gevolg heeft voor de actie van het financieringsinstrument.

(188)Om particuliere investeerders te stimuleren om mee te investeren in openbare beleidsprojecten, moet het concept van gedifferentieerde behandeling van investeerders worden geïntroduceerd, waarbij de ESI-fondsen onder specifieke voorwaarden een ondergeschikte rol vervullen ten opzichte van particuliere investeerders en financiële producten van de EIB in het kader van de EU-garantie van het EFSI. Tegelijkertijd moeten de voorwaarden voor de toepassing van een dergelijke gedifferentieerde behandeling bij de uitvoering van de ESI-fondsen worden vastgesteld.

(189)Gezien de aanhoudend lage rentevoeten en om de met de uitvoering van de financieringsinstrumenten belaste instanties niet onnodig te benadelen, moet worden toegestaan, op voorwaarde dat de kasmiddelen actief en zorgvuldig worden beheerd, dat de negatieve rente als gevolg van investeringen van de ESI-fondsen uit hoofde van artikel 43 van de verordening gemeenschappelijke bepalingen wordt gefinancierd met middelen die aan het financieringsinstrument worden teruggestort.

(190)Om de verslagleggingsvereisten af te stemmen op het nieuwe artikel 43, onder a), betreffende de gedifferentieerde behandeling van investeerders en om te voorkomen dat de "waarde van de investeringen " in artikel 46, lid 2, onder h), en "beleggingen in aandelen" in artikel 46, lid 2, onder i), elkaar overlappen, moet artikel 46 van de verordening gemeenschappelijke bepalingen worden aangepast.

(191)Om de uitvoering van de ESI-fondsen te vergemakkelijken, is het nodig de lidstaten de mogelijkheid van onderhandse gunning te bieden voor acties die door de EIB/het EIF, andere IFI’s en openbare banken of financiële instellingen op het gebied van technische bijstand worden uitgevoerd.

(192)Om de uitvoering van inkomstengenererende concrete acties te vergemakkelijken, moet worden toegestaan dat het medefinancieringspercentage op elk ogenblik tijdens de uitvoering van het programma kan worden verlaagd en moet er worden voorzien in mogelijkheden voor de vaststelling van vaste netto-inkomstenpercentages op nationaal niveau.

(193)Als gevolg van de late goedkeuring van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad en het feit dat bij deze verordening de niveaus van steunintensiteit zijn vastgesteld, moet worden voorzien in een aantal vrijstellingen voor het EFMZV met betrekking tot inkomstengenererende concrete acties.

(194)Om de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen, moet de drempel worden verhoogd waaronder bepaalde concrete acties zijn vrijgesteld van de berekening en inachtneming van bij de uitvoering gegenereerde inkomsten.

(195)Om synergieën tussen de ESI-fondsen en andere instrumenten van de Unie te bevorderen, kunnen gedane uitgaven op basis van een vooraf overeengekomen percentage worden vergoed uit verschillende ESI-fondsen en instrumenten van de Unie.

(196)Ter bevordering van het gebruik van vaste bedragen en gezien het feit dat vaste bedragen moeten worden gebaseerd op een eerlijke, billijke en controleerbare berekeningsmethode ter waarborging van gezond financieel beheer, moet de toepasselijke bovengrens voor het gebruik van vaste bedragen worden geschrapt.

(197)Gezien er wordt gestreefd naar een vermindering van de administratieve lasten bij de uitvoering van projecten door begunstigden, moet een nieuwe vorm van vereenvoudigde kostenopties worden geïntroduceerd voor financiering op basis van andere voorwaarden dan de kosten van concrete acties.

(198)Rekening houdend met het feit dat, in overeenstemming met artikel 71 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, de verplichting om de duurzaamheid van concrete investeringsacties te garanderen van toepassing is vanaf de laatste betaling aan de begunstigde, en dat, wanneer de investering bestaat uit de huurkoop van nieuwe machines en uitrusting, de laatste betaling aan het einde van de contractperiode gebeurt, moet deze verplichting niet voor dit soort investeringen gelden.

(199)Om ervoor te zorgen dat vereenvoudigde kostenopties in ruime mate worden toegepast, moet voor het EFRO en het ESF het gebruik van standaardschalen van eenheidskosten, vaste bedragen of forfaits worden verplicht voor acties onder een bepaalde drempel. Tezelfdertijd moet het gebruik van ontwerpbegrotingen als aanvullende methode voor het vaststellen van vereenvoudigde kosten worden ingevoerd.

(200)Om te bevorderen dat de vereenvoudigde kostenopties vroeger en gerichter worden toegepast, moet de bevoegdheid tot vaststelling van handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot het bepalen van de standaardschalen van eenheidskosten of forfaitaire financiering, de eerlijke, billijke en controleerbare methode waarmee deze kunnen worden vastgesteld, en de financiering op basis van de naleving van voorwaarden die gelinkt zijn aan de geboekte vooruitgang bij de uitvoering en de verwezenlijking van de doelstellingen van de programma’s, eerder dan op basis van de kosten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(201)Om de administratieve lasten te beperken, moet er meer gebruik worden gemaakt van forfaits die geen door de lidstaten vast te stellen methodologie vereisen. Bijgevolg moeten twee extra forfaits worden ingevoerd: één voor de berekening van directe personeelskosten en één voor de berekening van de resterende subsidiabele kosten op basis van personeelskosten. Daarnaast moeten de methoden voor de berekening van de personeelskosten verder worden verduidelijkt.

(202)Om de doeltreffendheid en de impact van de concrete acties te verhogen, moet het uitvoeren van landelijke acties of acties met betrekking tot verschillende programma’s worden vergemakkelijkt en moeten voor bepaalde investeringen meer mogelijkheden voor uitgaven buiten de Unie worden gecreëerd.

(203)Om de lidstaten aan te moedigen om bij grote projecten gebruik te maken van beoordelingsverslagen door onafhankelijke deskundigen, moet worden toegestaan dat de uitgavendeclaratie met betrekking tot het grote project voorafgaand aan de positieve beoordeling door de onafhankelijke deskundige bij de Commissie mag worden ingediend, nadat de Commissie ervan in kennis is gesteld dat de relevante informatie aan de onafhankelijke deskundige is overgemaakt.

(204)Ter bevordering van het gebruik van gemeenschappelijke actieplannen die de administratieve lasten voor de begunstigden beperken, moeten de wettelijke vereisten voor het opzetten van een gezamenlijk actieplan worden beperkt.

(205)Om onnodige administratieve lasten voor begunstigden te vermijden, moeten de regels inzake informatie en communicatie in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Bijgevolg is het belangrijk duidelijkheid te verschaffen over het toepassingsgebied van de regels inzake informatie en communicatie.

(206)Om de administratieve lasten te beperken en te zorgen dat daadwerkelijk wordt gebruikgemaakt van technische bijstand in alle fondsen en regiocategorieën, moet er meer flexibiliteit komen met betrekking tot de berekening en controle van de respectieve maxima voor technische bijstand door de lidstaten.

(207)Om de uitvoeringsstructuren te stroomlijnen, moet worden verduidelijkt dat het ook voor programma's in het kader van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" mogelijk is dat de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit en de auditautoriteit deel uitmaken van dezelfde overheidsinstantie.

(208)De verantwoordelijkheden van de beheersautoriteiten met betrekking tot de verificatie van de uitgaven wanneer vereenvoudigde kostenopties worden gebruikt, moeten nader worden gespecificeerd.

(209)Om ervoor te zorgen dat de begunstigden ten volle kunnen profiteren van de potentiële vereenvoudiging dankzij e-governanceoplossingen bij de uitvoering van de ESI-fondsen en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), en met name om volledig elektronisch documentenbeheer te vergemakkelijken, moet worden verduidelijkt dat een papieren spoor niet noodzakelijk is indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

(210)Met het oog op de gelijke behandeling van de acties die op grond van deze verordening worden ondersteund, moet de datum van toepassing van bepaalde wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad 21 worden vastgesteld.

(211)Om de toegang tot het ESF voor bepaalde doelgroepen te vergemakkelijken, moeten de gegevens voor bepaalde indicatoren tweemaal per programmeringsperiode op basis van representatieve steekproeven worden verzameld.

(212)Om te zorgen voor rechtszekerheid en geharmoniseerde, niet-discriminerende uitvoering van de steun aan jonge landbouwers, moet worden bepaald dat in het kader van de plattelandsontwikkeling de "datum van vestiging", als bedoeld in de desbetreffende regels, de datum is waarop het vestigingssproces begint bij wijze van een door de aanvrager te verrichten actie, en dat de aanvraag voor steun moet worden ingediend binnen 24 maanden na die datum. Voorts leert de ervaring met onderhandelingen over de programma’s dat regels voor de gezamenlijke vestiging van jonge landbouwers en de grenzen voor toegang tot steun als bedoeld in artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 moeten worden verduidelijkt, alsook dat de bepalingen over de looptijd van het bedrijfsplan moeten worden gestroomlijnd.

(213)Om voor de particuliere sector voldoende aantrekkelijk te zijn, is het essentieel dat financieringsinstrumenten flexibel worden ontworpen en uitgevoerd. De ervaring leert echter dat bepaalde maatregelspecifieke subsidiabiliteitsregels het gebruik van financieringsinstrumenten in plattelandsontwikkelingsprogramma's, alsook het flexibel gebruik van financieringsinstrumenten door fondsenbeheerders beperken. Daarom is het passend te bepalen dat sommige maatregelspecifieke subsidiabiliteitsregels niet van toepassing zijn op financieringsinstrumenten. Om dezelfde reden is het ook dienstig te bepalen dat vestigingssteun voor jonge landbouwers in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 ook kan worden verleend in de vorm van financieringsinstrumenten. In het licht van deze wijzigingen moet worden bepaald dat wanneer aan investeringen in het kader van artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 steun wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten, deze investeringen tot een of meer prioriteiten van de Unie inzake plattelandsontwikkeling moeten bijdragen.

(214)Landbouwers worden tegenwoordig als gevolg van marktontwikkelingen aan steeds grotere economische risico’s blootgesteld. Niet alle landbouwsectoren zijn evenwel in gelijke mate onderhevig aan die economische risico’s. Daarom moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om, in naar behoren gemotiveerde gevallen, landbouwers te helpen met sectorspecifieke inkomensstabiliseringsinstrumenten, met name in sectoren waarin de inkomens ernstig dalen, met aanzienlijke economische gevolgen voor een specifiek plattelandsgebied, op voorwaarde dat de internationale verplichtingen van de Unie worden nageleefd. Om toezicht te houden op de uitgaven met betrekking tot dit nieuwe instrument, moet de inhoud van het financieringsplan van het programma worden aangepast. Bovendien wordt met het verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de monitoring en evaluatie van het GLB als bedoeld in artikel 110, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 reeds voldaan aan de in artikel 36, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde verplichting om in 2018 verslag uit te brengen over het risicobeheer. Derhalve moet de tweede alinea van artikel 36, lid 5, worden geschrapt.

(215)Wat onderlinge fondsen betreft, blijkt dat het verbod op alle bijdragen uit publieke middelen aan aanvangskapitaal, als bedoeld in artikel 38, lid 3, en artikel 39, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, de doeltreffende werking van deze fondsen belemmert. Dit verbod moet derhalve worden geschrapt.

(216)Steun voor investeringen voor het herstel van het productiepotentieel na natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 24, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt gewoonlijk toegekend aan alle subsidiabele aanvragers. Daarom mogen de lidstaten niet worden verplicht selectiecriteria voor herstelacties vast te stellen. Bovendien moeten lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen, wanneer het vanwege de aard van de acties niet mogelijk is om selectiecriteria vast te stellen, alternatieve selectiemethoden kunnen bepalen.

(217)Het maximale ELFPO-bijdragepercentage is vastgesteld in artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1305/2013. Om de druk op de nationale begroting van sommige lidstaten te verlagen en de hoognodige investeringen in Cyprus te versnellen, moet het in artikel 59, lid 4, onder f), bedoelde maximale steunpercentage van 100 % worden verlengd tot het einde van de programmeringsperiode. Bovendien moet in artikel 59, lid 4, worden verwezen naar het specifieke bijdragepercentage dat is ingevoerd bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor het in artikel 38, lid 1, onder c), van dezelfde verordening bedoelde nieuwe financieringsinstrument.

(218)Overeenkomstig artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 kunnen, in het geval van noodmaatregelen wegens natuurrampen, uitgaven met betrekking tot wijzigingen in het programma subsidiabel zijn vanaf de datum waarop de natuurramp zich heeft voorgedaan. Deze mogelijkheid om vóór indiening van een programmawijziging uitgaven voor subsidie in aanmerking te laten komen, moet worden uitgebreid tot andere omstandigheden, zoals rampzalige gebeurtenissen of een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van plotse en aanzienlijke demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen.

(219)Volgens de tweede alinea van artikel 60, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 zijn, met betrekking tot investeringen in de landbouwsector, uitgaven alleen subsidiabel nadat een aanvraag is ingediend. De lidstaten moeten in de gelegenheid worden gesteld om in hun programma’s te bepalen dat wanneer de investering betrekking heeft op noodmaatregelen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen, ongunstige weersomstandigheden of een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, de na de gebeurtenis gedane uitgaven subsidiabel zijn.

(220)Om ervoor te zorgen dat er meer wordt gebruikgemaakt van de vereenvoudigde kostenopties zoals bedoeld in de punten b) tot en met d) van artikel 67, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, moeten de in artikel 62, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgelegde specifieke voorschriften voor het ELFPO worden beperkt tot steun die wordt toegekend overeenkomstig de punten a) en b) van artikel 21, lid 1, betreffende gederfde inkomsten en onderhoudskosten, en de artikelen 28 tot en met 31, 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

(221)Krachtens artikel 74 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 moeten de lidstaten het toezichtcomité van het programma voor plattelandsontwikkeling binnen vier maanden na de goedkeuring van het programma raadplegen over de selectiecriteria. Hierdoor zijn de lidstaten indirect verplicht om uiterlijk op die datum alle selectiecriteria te bepalen, ook voor de oproepen tot het indienen van aanvragen die later zullen worden gelanceerd. Om onnodige administratieve lasten te beperken en er tezelfdertijd voor te zorgen dat de financiële middelen op de best mogelijke manier worden ingezet, moet de lidstaten worden toegestaan de selectiecriteria vast te stellen en het toezichtcomité te allen tijde om advies te vragen vóór de bekendmaking van de oproepen tot het indienen van aanvragen.

(222)De financiële discipline wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat het budget van het Europees Landbouwgarantiefonds binnen de grenzen van de respectieve jaarlijkse maxima blijft en om een reserve aan te leggen voor crisissituaties in de landbouwsector. Gelet op het technische karakter van de vaststelling van het aanpassingspercentage en de nauwe banden ervan met de in de jaarlijkse ontwerpbegroting van de Commissie vermelde ramingen van de uitgaven, moet de procedure tot vaststelling van het aanpassingspercentage worden vereenvoudigd door de Commissie te machtigen deze in overeenstemming met de raadplegingsprocedure goed te keuren. Het nieuw Financieel Reglement geeft geen definitie van de groep begunstigden die in aanmerking komen voor de terugbetaling van de financiële discipline. Deze verordening moet dienovereenkomstig worden aangepast, met behoud van de bestaande definitie van subsidiabele begunstigden.

(223)Om de regels inzake het ambtshalve doorhalen van vastleggingen van artikel 87 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 op elkaar af te stemmen, moet de datum worden aangepast waarop de lidstaten de Commissie informatie over de uitzonderingen op de vrijmaking als bedoeld in artikel 38, lid 3, moeten toezenden.

(224)Om juridische duidelijkheid te verschaffen over de behandeling van de terugvorderingen die voortvloeien uit de tijdelijke verlagingen overeenkomstig artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, moeten deze verlagingen worden opgenomen in de lijst van bestemmingsontvangsten in artikel 43 van die verordening.

(225)Uit ervaring blijkt dat de regel die voor het eerst is ingevoerd bij Verordening (EU) nr. 1290/2005, waarbij het risico van het achterwege blijven van de invordering van door onregelmatigheden verschuldigde bedragen, indien deze invordering niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, gelijk wordt verdeeld over de begroting en de lidstaten (de "50/50-regel"), de begroting goed heeft beschermd. Een dergelijk systeem brengt echter grote administratieve en boekhoudkundige lasten mee voor zowel de Europese Commissie als de lidstaten. Daarom wordt het passend geacht deze benadering verder te wijzigen en de bedragen in kwestie na het verstrijken van de respectieve termijnen volledig door de betrokken lidstaten te laten dragen, waarbij het hun wel is toegestaan de aan het einde van de terugvorderingsprocedures ingevorderde bedragen in hun nationale begrotingen te houden.

(226)Om te garanderen dat wanneer betalingen als gevolg van de niet-naleving van aanbestedingsregels worden geweigerd of teruggevorderd, dit met de ernst van de niet-naleving strookt en het evenredigheidsbeginsel wordt geëerbiedigd, moet een dergelijke weigering of terugvordering begrensd blijven tot de niveaus die met betrekking tot de niet-naleving van deze regels zijn vastgesteld in de richtsnoeren van de Commissie voor de bepaling van financiële correcties voor uitgaven in gedeelde uitvoering. Voorts is het aangewezen te verduidelijken dat een dergelijke niet-naleving slechts in diezelfde mate afbreuk doet aan de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen.

(227)Tot dusver leert de ervaring dat de toepassing van de drie criteria om als actieve landbouwer te worden beschouwd, die in artikel 9, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad 22 zijn opgenomen, voor veel lidstaten moeilijk is gebleken. Om de administratieve lasten in verband met de toepassing van deze drie criteria te beperken, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om er slechts één of twee van beschikbaar te stellen. Bovendien leert de ervaring ook dat in sommige lidstaten de administratieve kosten ten gevolge van de toepassing van de clausule inzake actieve landbouwers als geheel hoger uitvallen dan de baten van het uitsluiten van een zeer beperkt aantal niet-actieve begunstigden van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening. Om de lidstaten in staat te stellen dergelijke situaties in toekomstige aanvraagjaren aan te pakken, moet de toepassing van artikel 9 als geheel voor hen facultatief worden.

(228)Uit de in het eerste jaar van de toepassing van Verordening (EU) nr. 1307/2013 opgedane ervaring blijkt dat bepaalde lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, niet het volledige bedrag van de beschikbare middelen binnen de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1089 van de Commissie vastgelegde begrotingsmaxima hebben gebruikt. Lidstaten die de basisbetalingsregeling toepassen, hebben binnen bepaalde grenzen reeds de mogelijkheid om betalingsrechten te verdelen die een hogere waarde vertegenwoordigen dan het bedrag dat beschikbaar is voor hun basisbetalingsregeling, teneinde een doeltreffender gebruik van de middelen te garanderen. Lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, moet ook worden toegestaan, binnen dezelfde gemeenschappelijke grenzen en onverminderd de inachtneming van de nettomaxima voor rechtstreekse betalingen, te berekenen wat het benodigde bedrag is waarmee het maximum van hun regeling inzake één enkele areaalbetaling kan worden verhoogd.

(229)Om het bereik van de betalingsregeling voor jonge landbouwers in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 te maximaliseren, is het passend dat de lidstaten het aantal betalingsrechten of subsidiabele hectaren beperken, maar alleen wanneer deze beperking ertoe dient dat de toepasselijke bepalingen inzake de financiering van de betalingen voor jonge landbouwers worden nageleefd.

(230)Krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 mogen de lidstaten onder bepaalde voorwaarden gekoppelde steun aan landbouwers in specifieke landbouwsectoren of specifieke soorten landbouw verlenen voor zover dat noodzakelijk is als stimulans om de huidige productie in de betrokken sectoren of regio's op peil te houden. Om te voorkomen dat de productie op peil wordt gehouden waar dit vanwege structurele marktonevenwichtigheden niet passend is, moet de Commissie worden gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen zodat vrijwillige gekoppelde steun verder kan worden betaald tot en met 2020, op basis van de productie-eenheden waarvoor deze steun in een vroegere referentieperiode werd verleend. In de context van de huidige crisis is deze tijdelijke afwijking erop gericht om op de lange termijn de doelstelling van vrijwillige gekoppelde steun te verwezenlijken die erin bestaat het productieniveau in de betrokken gebieden op peil te houden. 

(231)Een van de grote belemmeringen voor de oprichting van producentenorganisaties, voornamelijk in de lidstaten die achterlopen qua organisatiegraad, lijkt het gebrek aan wederzijds vertrouwen en eerdere ervaringen te zijn. Deze hindernis zou kunnen worden overwonnen door middel van coaching, waarbij goed werkende producentenorganisaties andere producentenorganisaties, producentengroeperingen of individuele telers van groenten en fruit de weg wijzen; dit zou bijgevolg een van de doelstellingen van de producentenorganisaties in de groente- en fruitsector moeten worden.

(232)Naast het uit de markt nemen voor gratis verstrekking is het ook aangewezen om coachingmaatregelen te nemen waardoor producenten worden aangemoedigd om organisaties op te richten die voldoen aan de criteria om volledige financiering van de Unie te ontvangen in het kader van de operationele programma’s van bestaande producentenorganisaties.

(233)De crisispreventie- en crisisbeheersingsmaatregelen moeten worden uitgebreid tot het aanvullen van onderlinge fondsen die als nieuwe instrumenten kunnen bijdragen aan de bestrijding van crises.

(234)In lidstaten waar de productie in de sector groenten en fruit zwak is georganiseerd, moet de toekenning van extra nationale financiële bijdragen worden toegestaan.

(235)Om de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties in de fruit- en groentesector op een efficiënte, gerichte en duurzame manier te ondersteunen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om bepaalde handelingen vast te stellen met betrekking tot de lijst van lidstaten die nationale financiële bijstand aan producentenorganisaties mogen verlenen.

(236)Om de huidige procedure te vereenvoudigen waarbij eerst toestemming wordt gegeven aan de lidstaten om extra nationale financiële bijstand te verlenen aan producentenorganisaties in de regio’s van de Unie met een bijzonder lage organisatiegraad en vervolgens een deel van die nationale financiële bijstand wordt terugbetaald als aan andere voorwaarden is voldaan, zou een nieuw systeem kunnen worden vastgesteld. De lidstaten met een organisatiegraad die in 2013 op nationaal niveau minder dan 20 % bedroeg, zouden aanvullende nationale bijstand kunnen toekennen ten bedrage van een percentage van de waarde van de in de handel gebrachte productie, met een resultaat dat vergelijkbaar is met de huidige regeling van voorafgaande toestemming en daaropvolgende vergoeding door de Unie. De Commissie moet de lijst van lidstaten die aanvullende nationale bijstand mogen verlenen, regelmatig bijwerken.

(237)De ervaring die is opgedaan met de toepassing van artikel 188 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 23 leert dat het feit dat uitvoeringshandelingen moeten worden vastgesteld voor het beheer van eenvoudige wiskundige processen in verband met de manier waarop quota worden toegewezen, omslachtig is en veel middelen vergt zonder dat deze aanpak specifieke voordelen biedt. De Commissie heeft in dit verband in feite geen beoordelingsmarge, aangezien de desbetreffende formule reeds is vastgesteld bij artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie 24 . Om de hiermee gepaard gaande administratieve lasten te beperken en het proces te stroomlijnen, moet worden bepaald dat de Commissie de resultaten van de toewijzing van de tariefcontingenten voor invoer door middel van een passende webpublicatie bekendmaakt. Voorts moet een specifieke bepaling worden toegevoegd waarin wordt bepaald dat de lidstaten pas certificaten mogen afgeven na de bekendmaking van de resultaten van de toewijzing door de Commissie.

(238)Het EFG moet na 31 december 2017 tijdelijk steun blijven verlenen aan jongeren die geen werk hebben en ook geen onderwijs of opleiding volgen (not in employment, education or training - NEET's) en die wonen in regio's die voor het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief in aanmerking komen, aangezien die regio's verhoudingsgewijs zwaarder worden getroffen door massale gedwongen ontslagen.

(239)Om de maatregelen efficiënter te maken, kunnen in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) een of meerdere blendingfaciliteiten worden vastgesteld. Dergelijke blendingfaciliteiten moeten middelen uittrekken voor blendingverrichtingen, hetgeen acties zijn die niet-terugvorderbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de begroting van de Unie, zoals de combinatie van het eigenvermogensinstrument en het financieel schuldinstrument van de CEF, combineren met financiering van de EIB-groep (waaronder EIB-financiering in het kader van het EFSI), ontwikkelings- of andere financiële instellingen en van andere investeerders.

(240)Een blendingfaciliteit in het kader van de CEF moet erop gericht zijn het multiplicatoreffect van de uitgaven van de Unie te versterken door bijkomende middelen van particuliere investeerders aan te trekken. Daarnaast moet deze ervoor zorgen dat de ondersteunde acties economisch en financieel levensvatbaar worden.

(241)Om de uitvoering van projecten met de grootste meerwaarde voor het trans-Europese vervoersnet te ondersteunen, namelijk projecten in verband met de kernnetwerkcorridors, grensoverschrijdende projecten en projecten in verband met de andere delen van het kernnetwerk, moet worden toegestaan dat bij het gebruik van het meerjarige werkprogramma flexibiliteit tot 95 % van de in Verordening (EU) nr. 1316/2013 vermelde financiële middelen wordt bereikt.

(242)Acties op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren mogen momenteel alleen worden ondersteund met subsidies en aanbestedingen. Om zo efficiënt mogelijk te zijn, moeten deze acties ook met financieringsinstrumenten kunnen worden ondersteund.

(243)De interventie op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren moet gebaseerd zijn op eenvoudige en flexibele principes die de Unie ertoe in staat stellen op nieuwe politieke prioriteiten en daarmee samenhangende financieringsbehoeften in te spelen. Met name om de doelstellingen van een interventie in een bepaald gebied te bereiken, kan het nodig zijn gatewaydiensten te financieren die een of meer nationale infrastructuren verbinden met centrale dienstenplatforms, zoals onderdelen van een bepaalde digitale-diensteninfrastructuur: computing, dataopslag en -beheer, connectiviteit.

(244)Om beheersautoriteiten niet onnodig administratief te belasten en te vermijden dat de efficiënte uitvoering van het FEAD in het gedrang zou komen, moet de procedure om niet-essentiële elementen van operationele programma's te wijzigen, worden vereenvoudigd en vergemakkelijkt.

(245)Om het gebruik van het FEAD verder te vereenvoudigen, is het passend dat aanvullende bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de subsidiabiliteit van uitgaven, met name inzake het gebruik van standaardschalen van eenheidskosten, vaste bedragen en forfaits.

(246)Om te voorkomen dat partnerorganisaties onbillijk worden behandeld, mogen onregelmatigheden die alleen kunnen worden toegerekend aan het orgaan dat belast is met het verwerven van de bijstand, geen invloed hebben op de subsidiabiliteit van de uitgaven van de partnerorganisaties.

(247)Het is wenselijk om de definitie van "subsidiabiliteitsregels" te verduidelijken met het oog op de rechtszekerheid in door het FEAD ondersteunde concrete acties.

(248)Teneinde de uitvoering van het FEAD te vereenvoudigen en rechtsonzekerheid te voorkomen, moeten bepaalde verantwoordelijkheden van de lidstaten inzake beheer en controle worden verduidelijkt.

(249)Teneinde de uitvoering van de ESI-fondsen en het FEAD te vereenvoudigen en rechtsonzekerheid te voorkomen, moeten bepaalde verantwoordelijkheden van de lidstaten inzake beheer en controle worden verduidelijkt.

(250)Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad 25 voorziet alleen in de mogelijkheid om begrotingsvastleggingen in jaartranches te verdelen bij goedkeuring van meerjarige nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en monitoring van dierziekten en zoönosen, voor onderzoek naar de aanwezigheid van plaagorganismen en voor de bestrijding van plaagorganismen in de ultraperifere gebieden van de Unie. Omwille van vereenvoudiging en ter beperking van de administratieve lasten, moet deze mogelijkheid worden uitgebreid tot de andere acties waarin is voorzien bij Verordening (EU) nr. 652/2014.

(251)Het ondersteuningskader voor ruimtebewaking en -monitoring (SST) dat is opgericht bij Besluit nr. 541/2014/EU wordt gefinancierd uit de budgetten van de drie financieringsprogramma’s van de Unie, het Copernicusprogramma dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 377/2014, de satellietnavigatieprogramma’s vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1285/2013 en het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020 vastgesteld bij Besluit 2013/743/EU van de Raad. Bijgevolg is het SST-ondersteuningskader onderworpen aan drie reeksen voorschriften. Hierdoor wordt het kader suboptimaal uitgevoerd en zijn de Commissie en de begunstigden aan onevenredige administratieve lasten onderworpen. De doelstellingen en het toepassingsgebied van elk van deze drie financieringsprogramma’s moeten worden geëerbiedigd, maar om de uitvoering van het SST-ondersteuningskader in de toekomst te vereenvoudigen, mag slechts één reeks voorschriften van toepassing zijn op de toekenning en het beheer van subsidies in het kader van het SST-ondersteuningskader.

(252)Deze verordening mag uitsluitend worden herzien als zulks noodzakelijk is, en uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van ieder meerjarig financieel kader. Overdreven frequente herzieningen leiden tot buitensporige kosten om de administratieve structuren en procedures aan de nieuwe regels aan te passen. Bovendien kan de tijd tussen twee herzieningen te kort zijn om valabele conclusies te verbinden aan de toepassing van de geldende regels.

(253)Er dienen overgangsbepalingen te worden vastgelegd. Om te voorkomen dat de toepassing van de sectorspecifieke regelgeving die betrekking kan hebben op subsidiebesluiten, wordt belemmerd, is het dienstig te bepalen dat subsidiebesluiten nog steeds overeenkomstig hun basishandeling kunnen worden vastgesteld. Om de overgang naar het nieuwe mechanisme tot vaststelling van besluiten ter goedkeuring van het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaits te garanderen, is het passend de bevoegde ordonnateur toe te staan de desbetreffende bestaande besluiten te wijzigen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL EEN
FINANCIEEL REGLEMENT

TITEL I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1
Onderwerp

Deze verordening regelt de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie en van Euratom en de indiening en controle van de rekeningen.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1."aanvrager": een natuurlijke persoon of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid die een aanvraag heeft ingediend in een procedure voor toekenning van subsidies of in een wedstrijd voor prijzen;

2."aanvraagdocumenten": een inschrijving, een verzoek tot deelname, een subsidieaanvraag of een aanvraag in een wedstrijd voor prijzen;

3."gunningsprocedure": een aanbestedingsprocedure, een procedure voor toekenning van subsidies, een wedstrijd voor prijzen, of een procedure voor het selecteren van deskundigen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c);

4."basishandeling": een rechtshandeling die een rechtsgrondslag geeft voor een actie en voor de uitvoering van de desbetreffende in de begroting opgenomen uitgave of van de begrotingsgarantie of door de begroting gedekte financiële bijstand.

Een basishandeling kan een van de volgende vormen aannemen:

a)ter uitvoering van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het Euratomverdrag) een verordening, een richtlijn of een besluit in de zin van artikel 288 VWEU; of

b)ter uitvoering van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (TEU) een van de in artikel 28, lid 1, artikel 31, lid 2, artikel 33, artikel 42, lid 4 en artikel 43, lid 1 VEU genoemde vormen.

Aanbevelingen en adviezen vormen geen basishandelingen.

5."begunstigde": een natuurlijke persoon of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid waarmee een subsidieovereenkomst is getekend;

6."blendingverrichting": een binnen een blendingfaciliteit uitgevoerde actie die niet-terugbetaalbare steunvormen en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting combineert met financieringsinstrumenten voor ontwikkeling of van andere openbare financiële instellingen alsook van commerciële financiële instellingen en investeerders. Blendingverrichtingen kunnen ook de voorbereidingen behelzen die leiden tot mogelijke investeringen door financiële instellingen;

7."blendingfaciliteit": een faciliteit opgericht als kader voor samenwerking tussen de Commissie en instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen alsook commerciële financiële instellingen en investeerders, gericht op het verwezenlijken van bepaalde prioritaire doelstellingen en beleid van de Unie met gebruikmaking van blendingverrichtingen en andere individuele acties;

8."vastlegging in de begroting": de verrichting waarmee de bevoegde ordonnateur in de begroting kredieten vastlegt voor latere betalingen;

9."begrotingsgarantie": een juridische verbintenis van de Unie om een programma of acties te ondersteunen door in de begroting van de Unie een financiële verplichting op te nemen voor het geval dat zich tijdens de uitvoering van het programma een specifieke gebeurtenis voordoet;

10."onroerendgoedopdrachten": een opdracht met betrekking tot aankoop, erfpacht, vruchtgebruik, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van grond, gebouwen of andere onroerende goederen. Dit heeft zowel betrekking op bestaande gebouwen als op nog niet afgewerkte gebouwen op voorwaarde dat de gegadigde een geldige bouwvergunning heeft, tenzij het gebouw is ontworpen overeenkomstig de specificaties van de aanbestedende autoriteit;

11."gegadigde": een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging, of is uitgenodigd, om deel te nemen aan een niet-openbare procedure, een mededingingsprocedure met onderhandeling, een concurrentiegerichte dialoog, een innovatiepartnerschap, een prijsvraag of een onderhandelingsprocedure;

12."aankoopcentrale": een aanbestedende dienst die gecentraliseerde aankoopactiviteiten en, waar van toepassing, aanvullende aankoopactiviteiten verricht;

13."toets": de verificatie van een specifiek aspect van een uitgaven- of ontvangstenverrichting;

14."concessieovereenkomst": een overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 168 en 172 wordt gesloten om de uitvoering van werken of de verrichting en het beheer van diensten toe te vertrouwen aan een ondernemer (de "concessie"). De vergoeding bestaat hetzij uitsluitend in het recht om de werken of diensten te exploiteren, hetzij in dit recht en een betaling. De gunning van een concessieovereenkomst voor werken of diensten houdt in dat aan de concessiehouder het operationeel risico wordt overgedragen dat inherent is aan de exploitatie van deze werken of diensten en dat het vraagrisico, het aanbodrisico of beide omvat. De concessiehouder wordt geacht het operationeel risico op zich te nemen indien er in normale exploitatieomstandigheden geen garantie voorhanden is dat de investeringen die gedaan zijn of de kosten die gemaakt zijn bij het exploiteren van de werken of diensten die het voorwerp van de concessie vormen, kunnen worden terugverdiend;

15."voorwaardelijke verplichting": een mogelijke financiële verplichting die afhangt van de uitkomst van een toekomstige gebeurtenis;

16."overeenkomst": een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst;

17."contractant": een ondernemer met wie een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht is ondertekend;

18."controle": alle maatregelen ter verkrijging van redelijke zekerheid inzake de doeltreffendheid, efficiency en rendabiliteit van verrichtingen, de betrouwbaarheid van de verslaglegging, de bescherming van activa en informatie, de voorkoming en opsporing en de correctie van fraude en onregelmatigheden en de follow-up daarvan, en de adequate beheersing van de risico's in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma's en met de aard van de betrokken betalingen. De controle hiervan kan diverse toetsen inhouden, alsmede de tenuitvoerlegging van beleid en procedures om de in de eerste zin beschreven doelstellingen te bereiken;

19."bijdrageovereenkomst": een overeenkomst die gesloten is met entiteiten en personen krachtens artikel 61, lid 1, onder c), ii) tot en met viii);

20."tegenpartij": de andere partij die een begrotingsgarantie van de Unie heeft gekregen;

21."crisissituaties": een situatie van onmiddellijk of imminent gevaar die dreigt in een gewapend conflict te ontaarden of een land te destabiliseren. Crisissituaties kunnen eveneens het gevolg zijn van natuurrampen, door de mens veroorzaakte crisissen zoals oorlogen en andere conflicten, of uitzonderlijke omstandigheden met vergelijkbare gevolgen die verband houden met, onder andere, de klimaatverandering, de verslechtering van het leefmilieu, energie- en grondstoffenschaarste of extreme armoede;

22."dynamisch aankoopsysteem": een geheel elektronisch proces voor aankopen voor courant gebruik;

23."ondernemer": elke natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van een openbaar lichaam of een groep van dergelijke personen, die de levering van producten, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten, dan wel onroerend goed aanbiedt;

24."belegging in aandelen": de verschaffing van kapitaal aan een vennootschap, via directe of indirecte investeringen, in ruil voor geheel of gedeeltelijk eigenaarschap van de vennootschap, waarbij de investeerder in zekere mate zeggenschap krijgt over het beheer van de vennootschap en deelt in de eventuele toekomstige winst;

25."definitief administratief besluit": een besluit van een administratieve autoriteit dat onherroepelijk en bindend is overeenkomstig het toepasselijke recht;

26."financieel actief": elk actief dat bestaat in geldmiddelen, een eigenvermogensinstrument van een andere entiteit of een contractueel recht om geldmiddelen of een ander financieel actief van een andere entiteit te ontvangen;

27."financieringsinstrument": een met begrotingsmiddelen bekostigde en voor een of meerdere specifieke beleidsdoelen van de Unie bestemde financiële steunmaatregel van de Unie. Dergelijke instrumenten kunnen de vorm aannemen van beleggingen in aandelen, met eigen vermogen gelijk te stellen investeringen, leningen, garanties, of andere risicodelende instrumenten, en mogen, in voorkomend geval, worden gecombineerd met andere vormen van financiële steun of met middelen in gedeelde uitvoering of EOF-middelen;

28."financiële verplichting": elke contractuele verplichting om geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere entiteit te leveren;

29."raamovereenkomst": een overheidsopdracht tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten met het doel de voorwaarden van de specifieke, daaruit voortvloeiende overeenkomsten die gedurende een bepaalde periode kunnen worden geplaatst, vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid;

30."garantie": een schriftelijke aansprakelijkheidsverklaring voor het geheel of een deel van een schuld of een verplichting van of de succesvolle nakoming door een derde indien hiervoor aanleiding is, bijvoorbeeld in geval van wanbetaling;

31."zekerheid op verzoek": een zekerheid die door de borg op verzoek van de tegenpartij moet worden gehonoreerd, ondanks tekortkomingen in de uitvoerbaarheid van de onderliggende verplichting;

32."juridische verbintenis": een verrichting waarmee de bevoegde ordonnateur een verplichting aangaat of doet ontstaan die leidt tot een volgende betaling of volgende betalingen en de erkenning van uitgaven ten laste van de begroting. Voor de toepassing van titel V van deel I en met uitzondering van artikel 134 vallen ook financiële kaderpartnerschapsovereenkomsten en raamovereenkomsten onder het begrip "juridische verbintenis";

33."hefboomeffect": het voor in aanmerking komende eindontvangers ter beschikking gestelde bedrag aan financiering te delen door de bijdrage van de Unie;

34."lening": een overeenkomst die de kredietverschaffer verplicht een overeengekomen hoeveelheid geld voor een overeengekomen termijn ter beschikking te stellen aan de kredietnemer en waarbij de kredietnemer verplicht is dat bedrag binnen de overeengekomen termijn terug te betalen;

35."subsidie van een gering bedrag": een subsidie van ten hoogste 60 000 EUR;

36."wijze van uitvoering": de wijzen voor de uitvoering van de begroting als omschreven in de artikelen 61, 62 of 149, d.w.z. directe, indirecte en gedeelde uitvoering;

37."meerdonorsactie": een actie waarbij middelen van de Unie met die van minstens één andere donor worden samengevoegd;

38."multiplicatoreffect": de investering door in aanmerking komende eindontvangers gedeeld door het bedrag van de bijdrage van de Unie;

39."pari passu": een gelijkwaardige aanspraak op een recht;

40."deelnemer": een gegadigde of inschrijver in een aanbestedingsprocedure, een aanvrager in een procedure voor toekenning van subsidies, een deskundige in een procedure voor de selectie van deskundigen, een aanvrager in een wedstrijd voor prijzen of een entiteit of persoon die deelneemt aan een procedure voor de uitvoering van middelen van de Unie overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c);

41."aanbestedingsstukken": alle stukken die door de aanbestedende dienst worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van:

a)de in artikel 157 bedoelde publiciteitsmaatregelen;

b)de uitnodiging tot inschrijving;

c)het bestek, dat de technische specificaties en de relevante criteria moet bevatten, of de beschrijvende stukken in het geval van een concurrentiegerichte dialoog;

d)de ontwerpovereenkomst;

42."overheidsopdracht": een overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 168 en 172 wordt gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen;

43.Overheidsopdrachten kunnen betrekking hebben op:

a)gebouwen;

b)leveringen;

c)werken;

d)diensten;

44."prijs": een financiële bijdrage die wordt geschonken als een beloning die wordt toegekend naar aanleiding van een wedstrijd;

45."aanbesteding": de verwerving door middel van een overeenkomst van werken, leveringen of diensten, en de verwerving of huur van grond, gebouwen of ander onroerend goed, door een of meer aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen ondernemers;

46."met eigen vermogen gelijk te stellen investering": de financieringswijze die zich bevindt tussen belegging in aandelen en schuld, met een hoger risico dan een niet-achtergestelde schuld en een lager risico dan kernkapitaal. Met eigen vermogen gelijk te stellen investeringen kunnen worden gestructureerd als schuld, kenmerkend ongedekt en achtergesteld en in sommige gevallen converteerbaar in aandelen, of als voorkeursaandelen;

47."ontvanger": een begunstigde, contractant, bezoldigd extern deskundige, persoon of entiteit die prijzen of middelen ontvangt uit hoofde van een financieringsinstrument of die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c);

48."retrocessieovereenkomst": de verkoop van effecten voor geldmiddelen waarbij is overeengekomen deze op een vastgesteld tijdstip in de toekomst of op verzoek terug te kopen;

49."kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling": de kredieten die, hetzij in een van de begrotingstitels voor het beleidsterrein "onderzoek door eigen werkzaamheden" of "werkzaamheden onder contract", hetzij in een hoofdstuk voor onderzoeksactiviteiten dat deel uitmaakt van een andere titel zijn opgenomen;

50."risicodelend instrument": een financieringsinstrument dat de deling van een bepaald risico tussen twee of meer entiteiten mogelijk maakt, in voorkomend geval in ruil voor een overeengekomen vergoeding;

51."opdrachten voor diensten": een opdracht die betrekking heeft op alle andere intellectuele en niet-intellectuele diensten dan die waarop de opdrachten voor leveringen, werken en gebouwen betrekking hebben;

52."Statuut van de ambtenaren": het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, die zijn vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad;

53."subcontractant": een ondernemer die door een gegadigde, inschrijver of contractant is voorgesteld als uitvoerder van een deel van een opdracht of door een begunstigde om een deel van de door de subsidie medegefinancierde taken uit te voeren;

54."contributie": de bedragen die aan de organisaties waarvan de Unie lid is, worden overgemaakt overeenkomstig de begrotingsbesluiten en de betalingsvoorwaarden die door de betrokken organisatie zijn vastgesteld;

55."opdrachten voor leveringen": een opdracht die betrekking heeft op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten. Een opdracht voor leveringen kan als bijkomstig element plaatsings- en installatiewerkzaamheden omvatten;

56."technische bijstand": ondersteunende en capaciteitsopbouwende werkzaamheden die, onverminderd sectorspecifieke regelgeving, nodig zijn met het oog op de uitvoering van een programma of een actie, en in het bijzonder werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, beheer, toezicht, evaluatie, audit en controle;

57."inschrijver": een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

58."Unie": de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, of beide samen, al naargelang de context;

59."instelling van de Unie": het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese dienst voor extern optreden ("EDEO"); de Europese Centrale Bank wordt niet beschouwd als een instelling van de Unie;

60."verkoper": een ondernemer die staat vermeld op een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelname of inschrijvingen in te dienen;

61."werk": het product van bouw- of wegen- en waterbouwkundige werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

62."opdrachten voor werken": een opdracht die betrekking heeft op hetzij de uitvoering hetzij zowel het ontwerp als de uitvoering van werkzaamheden of werken in verband met een van de in bijlage II bij Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten 26 genoemde werkzaamheden, hetzij het laten uitvoeren met welke middelen dan ook, van een werk dat voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld door de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of op het ontwerp van het werk.

Artikel 3
Overeenstemming van afgeleid recht met deze verordening

1.Bepalingen betreffende de uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- of uitgavenzijde en vervat in een basishandeling zijn in overeenstemming met de in titel II vermelde begrotingsbeginselen.

2.Onverminderd lid 1 worden in elk bij de wetgevende autoriteit ingediend voorstel of elke wijziging van een voorstel duidelijk de bepalingen vermeld die afwijkingen bevatten van andere bepalingen dan deze in titel II van deze verordening of van gedelegeerde handelingen die overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld, en worden in de overwegingen en de toelichting bij dergelijke voorstellen de specifieke redenen genoemd die deze afwijkingen rechtvaardigen.

Artikel 4
Termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden

Tenzij anders bepaald is Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad 27 van toepassing op de termijnen in deze verordening.

Artikel 5
Bescherming van persoonsgegevens

Op grond van deze verordening verzamelde persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG 28 en Verordening (EG) nr. 45/2001. Een gegadigde of inschrijver in een aanbestedingsprocedure, een aanvrager in een procedure voor toekenning van subsidies, een deskundige in een procedure voor de selectie van deskundigen, een aanvrager in een wedstrijd voor prijzen of een entiteit of persoon die deelneemt aan een procedure voor de uitvoering van middelen van de Unie overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), alsmede een begunstigde, contractant, bezoldigd extern deskundige of persoon of entiteit die prijzen ontvangt of middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), wordt hiervan in kennis gesteld.

TITEL II
BEGROTING EN BEGROTINGSBEGINSELEN

Artikel 6
Eerbiediging van begrotingsbeginselen

Onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden worden bij de opstelling en de uitvoering van de begroting het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer, dat een doeltreffende en efficiënte interne controle vergt, en het transparantiebeginsel in acht genomen, tenzij in deze verordening anders wordt bepaald.

HOOFDSTUK 1
Eenheidsbeginsel en begrotingswaarachtigheidsbeginsel

Artikel 7
Toepassingsgebied van de begroting

1.Voor elk begrotingsjaar worden alle noodzakelijk geachte ontvangsten en uitgaven van de Unie in de begroting geraamd en goedgekeurd. Hierin worden opgenomen:

a)de uitgaven en de ontvangsten van de Unie, met inbegrip van de administratieve uitgaven die voortvloeien uit de bepalingen van het TEU op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, alsmede de beleidsuitgaven die uit de uitvoering van die bepalingen voortvloeien wanneer deze ten laste van de begroting komen;

b)de ontvangsten en de uitgaven van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

2.De begroting bevat gesplitste kredieten, die aanleiding geven tot vastleggingskredieten en betalingskredieten, en niet-gesplitste kredieten.

De kredieten die voor het begrotingsjaar zijn toegestaan, bestaan uit:

a)de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten;

b)de overgedragen kredieten;

c)de kredieten die overeenkomstig artikel 14 worden wederopgevoerd;

d)de kredieten die afkomstig zijn van terugbetalingen van voorfinancieringen overeenkomstig artikel 12, lid 3, onder b);

e)de kredieten die worden opgenomen na de inning van niet-gebruikte bestemmingsontvangsten tijdens het begrotingsjaar of tijdens voorgaande begrotingsjaren.

3.Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar worden aangegaan, behoudens het bepaalde in artikel 112, lid 2.

4.Betalingskredieten dekken de betalingen die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar of voorgaande begrotingsjaren zijn aangegaan.

5.De leden 2 en 3 van dit artikel doen niets af aan de mogelijkheid kredieten globaal vast te leggen of vastleggingen in de begroting in jaartranches te verdelen, zoals bepaald in artikel 110, lid 1, onder b), respectievelijk artikel 110, lid 2.

Artikel 8
Specifieke regels betreffende het eenheidsbeginsel en het begrotingswaarachtigheidsbeginsel

1.Alle ontvangsten en uitgaven worden in een begrotingsonderdeel opgenomen.

2.Voor geen enkele uitgave kan een verplichting worden aangegaan of een betalingsopdracht gegeven boven het bedrag van de toegestane kredieten.

3.De rente op uit de begroting betaalde voorfinancieringen is niet verschuldigd aan de Unie tenzij anders is bepaald in de bijdrage- of de financieringsovereenkomsten.

HOOFDSTUK 2
Jaarperiodiciteitsbeginsel

Artikel 9
Begrotingsjaar

De kredieten in de begroting worden toegestaan voor de duur van een begrotingsjaar, dat begint op 1 januari en sluit op 31 december.

Artikel 10
De begrotingsboekhouding voor ontvangsten en kredieten

1.De ontvangsten worden in de rekening van het begrotingsjaar geboekt op basis van de in dat begrotingsjaar geïnde bedragen. De eigen middelen voor de maand januari van het volgende begrotingsjaar kunnen evenwel op voorhand worden verstrekt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad 29 .

2.De boekingen met betrekking tot de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen kunnen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad worden aangepast.

3.De vastleggingen worden geboekt op basis van de juridische verplichtingen die tot en met 31 december zijn aangegaan. Bij wijze van uitzondering worden de in artikel 110, lid 4, bedoelde globale vastleggingen geboekt op basis van de tot 31 december in de begroting verrichte vastleggingen.

4.De betalingen worden voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige verrichte betalingen.

5.In afwijking van de leden 3 en 4:

a)worden de uitgaven van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de betalingen van de Commissie aan de lidstaten tot 31 december van dat begrotingsjaar, voor zover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen;

b)worden in gedeelde uitvoering beheerde uitgaven, het ELGF uitgezonderd, in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de terugbetalingen van de Commissie aan de lidstaten tot 31 december van dat begrotingsjaar, met inbegrip van de uitgaven die uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar worden gedaan, zoals bepaald in de artikelen 28 en 29.

Artikel 11
Vastlegging van kredieten

1.De kredieten die in de begroting zijn opgenomen, kunnen met ingang van 1 januari worden vastgelegd zodra de begroting is goedgekeurd.

2.Voor lopende uitgaven van administratieve aard en uitgaven van dagelijks beheer van het ELGF mogen vanaf 15 oktober van het begrotingsjaar vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar.

Deze vastleggingen bedragen echter niet meer dan:

a)een kwart van de kredieten die door het Europees Parlement en de Raad zijn goedgekeurd in het overeenkomstige begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar voor lopende uitgaven van administratieve aard, op voorwaarde dat deze uitgaven in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting zijn goedgekeurd;

b)drie kwart van de totale overeenkomstige kredieten die door het Europees Parlement en de Raad zijn goedgekeurd voor het lopende begrotingsjaar voor lopende uitgaven van administratieve aard van het ELGF, op voorwaarde dat het beginsel van deze uitgaven in een bestaande basishandeling is vastgesteld.

Artikel 12
Annulering en overdracht van kredieten

1.Kredieten die tegen het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij waren uitgetrokken niet zijn gebruikt, worden geannuleerd, tenzij ze overeenkomstig de leden 2 en 3 worden overgedragen.

2.De volgende kredieten kunnen enkel naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen mits de betrokken instelling uiterlijk op 15 februari daartoe besluit:

a)de bedragen die overeenstemmen met de vastleggingskredieten en de niet-gesplitste kredieten, waarvoor de meeste voorbereidende stadia van het vastleggingsbesluit op 31 december zijn beëindigd. Deze bedragen kunnen vervolgens tot 31 maart van het volgende jaar worden vastgelegd, met uitzondering van de niet-gesplitste kredieten met betrekking tot bouwprojecten, die tot 31 december van het volgende begrotingsjaar kunnen worden vastgelegd;

b)de bedragen die nodig blijken wanneer de wetgevende autoriteit de basishandeling in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar heeft vastgesteld, zonder dat de Commissie tot 31 december de daartoe in de begroting uitgetrokken kredieten heeft kunnen vastleggen. Deze bedragen kunnen tot 31 december van het volgende begrotingsjaar worden vastgelegd;

c)de betalingskredieten die nodig zijn ter dekking van vastleggingen van vorige begrotingsjaren of die betrekking hebben op overgedragen vastleggingskredieten, wanneer de betalingskredieten van de betrokken begrotingsonderdelen in de begroting van het volgende begrotingsjaar ontoereikend zijn om de behoeften te dekken;

d)niet-vastgelegde kredieten voor de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad bedoelde acties;

Een dergelijke overdracht kan, binnen het maximum van 2 % van de oorspronkelijke door de begrotingsautoriteit goedgekeurde kredieten, niet hoger zijn dan het bedrag van de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verrichte aanpassing van de rechtstreekse betalingen die in het vorige begrotingsjaar is toegepast. Overgedragen kredieten worden opgevoerd op de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de in artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde acties.

e)de kredieten die nog niet zijn toegewezen aan het begin van het begrotingsjaar met betrekking tot de middelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II), Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (ENI) en Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020 (DCI), binnen het maximum van 10 % van de oorspronkelijke kredieten voor elk instrument.

De betrokken instelling stelt het Europees parlement en de Raad uiterlijk op 15 maart in kennis van haar besluit tot overdracht. Ook wordt daarin, voor ieder begrotingsonderdeel, aangegeven hoe de criteria onder a), b) en c) voor elke overdracht zijn toegepast.

3.Kredieten worden automatisch overgedragen in het geval van:

a)bedragen die overeenstemmen met vastleggingskredieten en betalingskredieten voor de reserve voor noodhulp en voor de crisisreserve van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie;

b)bedragen die overeenstemmen met interne bestemmingsontvangsten;

De onder a) en b) bedoelde bedragen kunnen worden overgedragen, doch uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar, en kunnen tot 31 december worden vastgelegd, met uitzondering van de interne bestemmingsontvangsten uit verhuur en de verkoop van gebouwen en grond, als bedoeld in artikel 20, lid 3, onder g), die kunnen worden overgedragen totdat ze volledig zijn gebruikt. De in Verordening (EU) nr. 1303/2013 en in Verordening (EU) nr. 514/2014 30 bedoelde en op 31 december beschikbare vastleggingskredieten die afkomstig zijn van de terugbetaling van betaalde voorfinancieringen, kunnen worden overgedragen totdat het programma wordt afgesloten en worden gebruikt wanneer daaraan behoefte is, op voorwaarde dat er geen andere vastleggingskredieten meer beschikbaar zijn.

c)bedragen die overeenstemmen met externe bestemmingsontvangsten;

Deze bedragen worden automatisch overgedragen en worden volledig gebruikt totdat alle verrichtingen betreffende het programma of de actie waarvoor zij bestemd zijn, zijn uitgevoerd of kunnen worden overgedragen en voor het vervolgprogramma of de vervolgactie worden gebruikt.

Dit geldt niet voor de in artikel 20, lid 2, onder g), iii), bedoelde ontvangsten, waarvoor niet binnen vijf jaar vastgelegde kredieten worden geannuleerd.

Externe bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de deelname van de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) aan bepaalde programma's van de Unie als bedoeld in artikel 20, lid 2, onder e), zijn in overeenstemming met Protocol 32 dat gehecht is aan de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-overeenkomst).

d)betalingskredieten in verband met het ELGF die voortvloeien uit schorsingen overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

4.Niet-gesplitste kredieten waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan aan het einde van het begrotingsjaar worden tot het einde van het volgende begrotingsjaar uitbetaald.

5.Onverminderd lid 3 worden in een reserve opgenomen kredieten en de kredieten voor personeelsuitgaven niet overgedragen. Voor de toepassing van dit artikel omvatten personeelsuitgaven de bezoldigingen en vergoedingen van de leden en het personeel van de instellingen waarop het personeelsstatuut van toepassing is.

Artikel 13
Vrijmaking van kredieten

1.Vrijmakingen van kredieten tijdens latere begrotingsjaren dan het jaar waarin de kredieten werden vastgelegd wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de acties waarvoor de kredieten bestemd waren, leiden tot annulering van de betrokken kredieten, tenzij anders is bepaald in lid 3 en in artikel 14.

2.Bedragen die tot 31 maart overeenkomstig artikel 12, lid 2, moeten worden vastgelegd en waarvoor de overeenkomstige kredieten na 31 maart zijn vrijgemaakt, worden geannuleerd.

3.De in Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde kredieten worden automatisch vrijgemaakt overeenkomstig die verordening.

4.De in Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde kredieten worden automatisch vrijgemaakt overeenkomstig die verordening.

5.De leden 1, 2 en 3 van dit artikel zijn niet van toepassing op externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 20, lid 2.

Artikel 14
Wederopvoering van vrijgemaakte kredieten

1.De in Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 223/2014 31 bedoelde vrijgemaakte kredieten kunnen worden wederopgevoerd in geval van een uitsluitend aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout.

De Commissie onderzoekt daartoe de vrijmakingen van het voorgaande begrotingsjaar en neemt, naargelang van de behoeften, uiterlijk op 15 februari van het lopende begrotingsjaar een besluit over de noodzaak tot wederopvoering van de betrokken kredieten.

2.De aldus vrijgemaakte kredieten kunnen worden wederopgevoerd in geval van:

a)vrijmaking van kredieten van een programma dat valt onder de regelingen voor de uitvoering van de prestatiereserve die is ingesteld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

b)vrijmaking van kredieten van een programma dat bestemd is voor een specifiek financieringsinstrument ten behoeve van kmo’s als gevolg van de beëindiging van de deelname van een lidstaat aan het financieringsinstrument, zoals bedoeld in artikel 39, lid 2, zevende alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

3.Onverminderd de leden 1 en 2 kunnen in jaar n-2 vrijgemaakte kredieten worden wederopgevoerd in de crisisreserve van de Europese Unie in het kader van de begrotingsprocedure voor jaar n.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de reserve moet worden aangesproken, legt zij aan het Europees Parlement en de Raad een voorstel over om middelen uit de reserve over te schrijven naar de desbetreffende begrotingsonderdelen, overeenkomstig artikel 30, lid 4.

4.De vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van de kredieten die zijn vrijgemaakt wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de onderzoeksprojecten waarvoor zij bestemd waren, kunnen ook in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure worden wederopgevoerd ten gunste van het onderzoeksprogramma waartoe de projecten behoren of de opvolger ervan.

Artikel 15
Regels bij vaststelling van de begroting met vertraging

1.Indien de begroting bij het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, is de in de eerste alinea van artikel 315 VWEU bedoelde procedure (het systeem van voorlopige twaalfden) van toepassing. Vastleggingen en betalingen kunnen worden verricht binnen de in lid 2 van dit artikel bepaalde grenzen.

2.Vastleggingen kunnen per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een vierde van het totaal van de kredieten die voor het vorige begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan, vermeerderd met een twaalfde voor elke verstreken maand.

Het maximum van de kredieten die zijn opgenomen in de ontwerpbegroting wordt niet overschreden.

Betalingen kunnen maandelijks per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een twaalfde van de kredieten die voor het voorgaande begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan. Die betalingen mogen evenwel niet meer dan een twaalfde bedragen van de in hetzelfde hoofdstuk van de ontwerpbegroting opgenomen kredieten.

3.Onder de kredieten die voor het voorgaande begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan, als nader omschreven in leden 1 en 2, wordt verstaan de kredieten die na stemming in de begroting zijn opgenomen, ook door middel van gewijzigde begrotingen, na aanpassing voor overschrijvingen tijdens dat begrotingsjaar.

4.Indien de continuïteit van het optreden van de Unie zulks noodzakelijk maakt, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, zowel voor de vastleggingen als voor de betalingen, uitgaven toestaan ter hoogte van meer dan één voorlopige twaalfde maar niet meer dan het totaal van vier voorlopige twaalfden, met uitsluiting van het automatisch beschikbare twaalfde, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, boven die welke automatisch beschikbaar komen overeenkomstig de leden 1 en 2. Hij zendt het desbetreffende besluit onverwijld aan het Europees Parlement.

Het in de eerste alinea genoemde besluit treedt in werking op de dertigste dag volgende op de vaststelling ervan, tenzij het Europees Parlement:

a)bij meerderheid van zijn leden binnen die termijn besluit de betrokken uitgaven te verminderen, in welk geval de Commissie een nieuw voorstel indient;

b)de Raad en de Commissie meedeelt niet wenst die uitgaven te verminderen, in welk geval het besluit in werking treedt voor het verstrijken van de termijn van 30 dagen.

De bijkomende twaalfden worden als een geheel toegestaan en kunnen niet worden opgedeeld.

5.Indien voor een bepaald hoofdstuk vier voorlopige twaalfden die in overeenstemming met lid 4 zijn toegestaan, niet toereikend zijn ter dekking van de uitgaven die nodig zijn om een breuk in de continuïteit van het optreden van de Unie op het door het betrokken hoofdstuk bestreken gebied te voorkomen, kan bij wijze van uitzondering een overschrijding van het aan kredieten geboekte bedrag in het overeenkomstige hoofdstuk van de begroting van het voorgaande begrotingsjaar worden toegestaan. Het Europees Parlement en de Raad spreken zich uit overeenkomstig de procedure van lid 4. Het totale bedrag van de in de begroting van het voorgaande begrotingsjaar of in de voorgestelde ontwerpbegroting opgenomen kredieten mag evenwel in geen geval worden overschreden.

HOOFDSTUK 3
Evenwichtsbeginsel

Artikel 16
Definitie en toepassingsgebied

1.De begroting is wat ontvangsten en betalingskredieten betreft in evenwicht.

2.De Unie en de organen van de Unie bedoeld in de artikelen 69 en 70 mogen binnen het kader van de begroting geen leningen aangaan.

Artikel 17
Saldo van het begrotingsjaar

1.Het saldo van elk begrotingsjaar wordt, naargelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar als ontvangst of als betalingskrediet opgenomen.

2.De ramingen van deze ontvangsten of betalingskredieten worden tijdens de begrotingsprocedure in de begroting opgenomen en door middel van de procedure van de nota van wijzigingen die wordt ingediend overeenkomstig artikel 40. De ramingen worden opgesteld overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad 32 .

3.Na de indiening van de voorlopige rekeningen van het begrotingsjaar wordt het eventuele verschil tussen deze rekeningen en de ramingen in de begroting van het volgende begrotingsjaar opgenomen door middel van een gewijzigde begroting. In dat geval dient de Commissie het ontwerp van gewijzigde begroting tegelijkertijd bij het Europees Parlement en de Raad in binnen 15 dagen na de indiening van de voorlopige rekeningen.

HOOFDSTUK 4
Rekeneenheidsbeginsel

Artikel 18
Gebruik van de euro

1.Het meerjarig financieel kader en de begroting worden in euro opgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording. De rekenplichtige en, in het geval van gelden ter goede rekening, de beheerders van gelden ter goede rekening en, ten behoeve van het administratieve beheer van de Commissie en de EDEO, de bevoegde ordonnateur zijn evenwel gemachtigd voor de in artikel 76 bedoelde kasbehoeften transacties in andere valuta's te verrichten.

2.Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorspecifieke regelgeving, of uit specifieke overheidsopdrachten, subsidieovereenkomsten, bijdrageovereenkomsten en financieringsovereenkomsten, geschiedt de omrekening door de bevoegde ordonnateur tegen de in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, gepubliceerde dagkoers van de euro, op de dag waarop de opdrachtgevende dienst de betalings- of invorderingsopdracht heeft opgesteld.

Indien geen dagkoers is gepubliceerd, gebruikt de bevoegde ordonnateur de in lid 3 bedoelde dagkoers.

3.Voor de in de artikelen 80 en 81 bedoelde boekhouding geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta tegen de maandelijkse boekhoudkundige koers van de euro. Deze boekhoudkundige koers wordt door de rekenplichtige van de Commissie met gebruikmaking van alle betrouwbaar geachte informatiebronnen vastgesteld op basis van de koers van de voorlaatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de koers wordt bepaald.

4.Valutaomrekeningen worden op zodanige wijze uitgevoerd dat ze geen significante invloed op de hoogte van de medefinanciering door de Unie of een nadelig effect op de begroting van de Unie hebben. Waar passend kan de gemiddelde dagkoers binnen een bepaalde periode voor de omrekening tussen de euro en andere valuta's worden gebruikt.

HOOFDSTUK 5
Universaliteitsbeginsel

Artikel 19
Toepassingsgebied

Onverminderd artikel 20 dienen de gezamenlijke ontvangsten ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten. Onverminderd artikel 25 mogen de ontvangsten en de uitgaven niet met elkaar worden gecompenseerd.

Artikel 20
Bestemmingsontvangsten

1.Externe bestemmingsontvangsten en interne bestemmingsontvangsten zijn bestemd voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven.

2.Externe bestemmingsontvangsten zijn:

a)financiële bijdragen van lidstaten, derde landen en niet bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen aan bepaalde door de Unie gefinancierde acties of programma's alsook aan aanvullende programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling, die de Commissie in hun naam beheert;

b)kredieten met betrekking tot de ontvangsten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat is ingesteld bij het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol Nr. 37 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal;

c)rente op deposito's en boeten waarin Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad 33 voorziet;

d)de ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, daaronder begrepen de aan elke instelling vooraf toegewezen eigen ontvangsten;

e)financiële bijdragen, niet vallend onder b), van derde landen of niet-Unie-organen aan activiteiten van de Unie;

f)interne bestemmingsontvangsten als bedoeld in lid 3, voor zover deze een aanvulling vormen op de andere in dit lid bedoelde ontvangsten;

g)ontvangsten uit activiteiten in mededinging van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), bestaande uit:

i)procedures voor het toekennen van opdrachten of subsidies waaraan het GCO deelneemt;

ii)activiteiten van het GCO voor rekening van derden;

iii)activiteiten uit hoofde van een administratieve overeenkomst met andere instellingen of andere diensten van de Commissie, overeenkomstig artikel 57, voor de verstrekking van technische en wetenschappelijke diensten.

3.Interne bestemmingsontvangsten zijn:

a)ontvangsten afkomstig van derden wegens op hun verzoek verrichte leveringen, diensten en werken;

b)opbrengsten van de verkoop van voertuigen, apparatuur, installaties, materialen en wetenschappelijke en technische uitrusting;

c)terugbetalingen overeenkomstig artikel 99 van onverschuldigd betaalde bedragen;

d)ontvangsten afkomstig van rente op betaalde voorfinanciering, behoudens artikel 8, lid 3;

e)de opbrengst van leveringen, diensten en werken ten behoeve van andere diensten in een instelling, instellingen of organen, met inbegrip van vergoedingen voor dienstreizen betaald voor rekening van en terugbetaald door andere instellingen of organen;

f)ontvangen verzekeringsuitkeringen;

g)ontvangsten uit verhuur en de verkoop van gebouwen of grond;

h)opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, eventueel op elektronische drager;

i)ontvangsten en terugbetalingen uit andere financiële verrichtingen dan opgenomen en verstrekte leningen en hun in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds aangehouden activa;

j)ontvangsten van achteraf terugbetaalde belastingen ingevolge artikel 25, lid 3, onder b). Bestemmingsontvangsten worden overgedragen en overgeschreven overeenkomstig de bepalingen in artikel 12, lid 3, onder b) en c), en artikel 30.

4.Een basishandeling kan eveneens voorzien in de bestemming van ontvangsten waarin zij voorziet voor specifieke uitgaven. Tenzij in de basishandeling anders is bepaald, vormen die ontvangsten interne bestemmingsontvangsten.

5.De begroting voorziet in een structuur voor de opname van externe en interne bestemmingsontvangsten, alsmede, voor zover mogelijk, in een raming.

Artikel 21
Structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten en opvoering van de betrokken kredieten

1.Onverminderd lid 2, onder c), van dit artikel en artikel 22 omvat de structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten in de begroting:

a)in de staat van ontvangsten van de afdeling van elke instelling, een begrotingsonderdeel waarop het bedrag van deze ontvangsten kan worden opgenomen;

b)in de staat van uitgaven, de begrotingstoelichting, die ook algemene opmerkingen bevat, met vermelding van de begrotingsonderdelen waarop de kredieten kunnen worden opgenomen die met de bestemmingsontvangsten overeenkomen.

In het in de eerste alinea, onder a), bedoelde geval wordt het begrotingsonderdeel voorzien van de vermelding "pro memorie" en worden de geraamde ontvangsten ter kennisneming in de toelichting vermeld.

2.De kredieten die met bestemmingsontvangsten overeenkomen, worden automatisch als vastleggingskredieten en als betalingskredieten opgevoerd wanneer de ontvangsten door de instelling zijn geïnd, behalve:

a)in het in artikel 20, lid 2, onder a), bedoelde geval voor lidstaten waarvan de bijdrageovereenkomst in euro luidt, kunnen de vastleggingskredieten worden opgevoerd bij de ondertekening van de bijdrageovereenkomst door de lidstaat;

b)in het in artikel 20, lid 2, onder b), en het in artikel 20, lid 2, onder g), i) en iii), bedoelde geval worden de vastleggingskredieten opgevoerd zodra de schuldvordering is geraamd;

c)in het in artikel 20, lid 2, onder c), bedoelde geval geeft de opneming van deze bedragen in de staat van ontvangsten aanleiding tot de opneming van vastleggings- en betalingskredieten in de staat van uitgaven.

De in dit lid, onder c), bedoelde kredieten worden overeenkomstig artikel 19 besteed.

3.De in artikel 20, lid 2, onder b), en in artikel 20, lid 2, onder h), bedoelde ramingen van schuldvorderingen worden voor registratie aan de rekenplichtige toegezonden.

Artikel 22
Bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de deelname van de EVA-staten aan bepaalde programma’s van de Unie

1.De structuur voor de opneming in de begroting van de in artikel 20, lid 2, onder e), bedoelde ontvangsten is als volgt:

a)in de staat van ontvangsten wordt een "pro memorie"-begrotingsonderdeel gecreëerd voor het totale bedrag van de bijdragen van de EVA-staten voor het betrokken begrotingsjaar;

b)de staat van uitgaven krijgt een bijlage die integrerend deel van de begroting uitmaakt en alle begrotingsonderdelen vermeldt die betrekking hebben op activiteiten van de Unie waaraan de EVA-staten deelnemen.

2.Krachtens artikel 82 van de EER-Overeenkomst leiden de bedragen met betrekking tot de jaarlijkse deelname van de EVA-staten, zoals overeenkomstig artikel 1, lid 5, van Protocol 32 bij deze overeenkomst aan de Commissie bevestigd door het Gemengd Comité van de EER, ertoe dat de desbetreffende vastleggingskredieten en betalingskredieten aan het begin van het begrotingsjaar integraal in de begroting worden opgenomen.

Artikel 23
Schenkingen

1.De instellingen van de Unie kunnen alle schenkingen ten gunste van de Unie, zoals inkomsten uit stichtingen, subsidies, giften en legaten, aanvaarden.

2.Voor het aanvaarden van een schenking ter waarde van 50 000 EUR of meer die lasten, inclusief follow-upkosten, kan meebrengen welke hoger zijn dan 10 % van de waarde van de gedane schenking, is de goedkeuring vereist van het Europees Parlement en de Raad. Het Europees Parlement en de Raad spreken zich binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie over deze goedkeuring uit. Indien binnen deze termijn geen bezwaar kenbaar wordt gemaakt, nemen de instellingen van de Unie een definitieve beslissing over de aanvaarding van de schenking. De instellingen van de Unie geven toelichting op de financiële lasten als gevolg van de aanvaarding van schenkingen aan de Unie.

Artikel 24
Sponsoring door bedrijven

1.Sponsoring door bedrijven behelst een overeenkomst waarbij een rechtspersoon voor promotiedoeleinden of in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen steun verleent aan een evenement of activiteit.

2.Op basis van specifieke interne regels kunnen instellingen en organen van de Unie bij wijze van uitzondering bedrijfssponsoring in natura ontvangen, mits:

a)de beginselen van non-discriminatie, evenredigheid, gelijke behandeling en transparantie in acht worden genomen;

b)de sponsoring bijdraagt tot het positieve imago van de Unie en rechtstreeks verband houdt met de kerndoelstelling van een evenement of actie;

c)de sponsoring geen belangenconflict creëert en niet uitsluitend sociale evenementen betreft.

Artikel 25
Regels betreffende inhoudingen en verrekening van koersverschillen

1.Op het bedrag van betalingsverzoeken kunnen de volgende bedragen in mindering worden gebracht, waarvoor in dat geval een betalingsopdracht voor het nettobedrag wordt gegeven:

a)de aan partijen bij overheidsopdrachten of begunstigden opgelegde boeten;

b)de op facturen en kostendeclaraties in mindering gebrachte kortingen, terugbetalingen en rabatten;

c)rente op betaalde voorfinancieringen;

d)verrekeningen voor onverschuldigd betaalde bedragen.

De in de eerste alinea, onder d), bedoelde verrekeningen kunnen plaatsvinden door rechtstreekse inhouding op een nieuwe tussentijdse betaling of saldobetaling aan dezelfde begunstigde ten laste van het hoofdstuk, het artikel en het begrotingsjaar waarop het teveel betaalde is geboekt.

Op de in de eerste alinea, onder c) en d), genoemde inhoudingen zijn de boekhoudregels van de Unie van toepassing.

2.De prijzen van aan de Unie geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die op grond van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie worden terugbetaald door de lidstaten, worden exclusief belastingen ten laste van de begroting gebracht.

3.De prijzen van aan de Unie geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die op grond van overeenkomsten ter zake door derde landen worden terugbetaald, kunnen ten laste van de begroting worden gebracht voor de volgende bedragen:

a)exclusief belastingen;

b)inclusief belastingen. In dat geval worden de achteraf terugbetaalde belastingen als interne bestemmingsontvangsten behandeld.

4.De tijdens de uitvoering van de begroting geregistreerde koersverschillen mogen worden verrekend. Het positieve of negatieve resultaat wordt opgenomen in het saldo van het begrotingsjaar.

HOOFDSTUK 6
Specialiteitsbeginsel

Artikel 26
Bepalingen van algemene aard

1.De kredieten worden gespecificeerd per titel en hoofdstuk. De hoofdstukken worden onderverdeeld in artikelen en posten.

2.Onder de in de artikelen 27 tot en met 30 vastgelegde specifieke voorwaarden kunnen de Commissie en de andere instellingen binnen de begroting kredieten overschrijven.

Slechts begrotingsonderdelen waarvoor in de begroting een krediet is toegestaan of die de vermelding "pro memorie" (p.m.) dragen, kunnen door middel van overschrijvingen van kredieten worden voorzien.

De in de artikelen 27 en 28 bedoelde percentages worden berekend op het tijdstip van het verzoek om overschrijving en op de grondslag van de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten.

Het in aanmerking te nemen bedrag is de som van de overschrijvingen van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, na correctie voor verrichte eerdere overschrijvingen. Het bedrag van de overschrijvingen die autonoom, zonder besluit van het Europees Parlement en de Raad, door de Commissie of de betrokken instelling worden verricht, wordt niet in aanmerking genomen.

Onverminderd de in artikel 30 vastgelegde aanvullende voorwaarden voor verzoeken om kredietoverschrijvingen gaan de voorstellen voor overschrijvingen en alle voor het Europees Parlement en de Raad bestemde informatie met betrekking tot de overeenkomstig de artikelen 27, 28 en 29 uitgevoerde overschrijvingen vergezeld van passende en gedetailleerde motiveringen waaruit de meest actuele beschikbare informatie voor de besteding van de kredieten en de verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar blijkt, zowel voor de kredieten die worden verhoogd als voor die welke worden verlaagd.

Artikel 27
Overschrijvingen door andere instellingen dan de Commissie

1.Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting kredietoverschrijvingen verrichten:

a)van de ene titel naar de andere tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat vermeld staat op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

b)van het ene hoofdstuk naar het andere zonder beperking.

2.De instelling stelt het Europees Parlement en de Raad drie weken van tevoren in kennis van haar voornemen een overschrijving als bedoeld in lid 1 te verrichten. Indien het Europees Parlement of de Raad in die periode naar behoren gemotiveerde redenen aanvoert, treedt de procedure van artikel 29 in werking.

3.Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen van de ene titel naar de andere boven de grens van 10 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, aan het Europees Parlement en de Raad voorstellen. Deze overschrijvingen geschieden volgens de procedure van artikel 29.

4.Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen binnen artikelen en binnen elk hoofdstuk verrichten zonder het Europees Parlement en de Raad hiervan van tevoren in kennis te stellen. Zij kan ook overschrijvingen verrichten van het ene hoofdstuk naar het andere van dezelfde titel tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, zonder het Europees Parlement en de Raad hiervan van tevoren in kennis te stellen

Artikel 28
Overschrijvingen door de Commissie

1.De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting autonoom:

a)in ieder hoofdstuk kredieten overschrijven;

b)wat de personeelskosten en de huishoudelijke uitgaven betreft die gemeenschappelijk zijn voor verschillende titels, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven en tot maximaal 30 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarnaar de kredieten worden overgeschreven;

c)wat de beleidsuitgaven betreft, kredieten overschrijven tussen hoofdstukken binnen eenzelfde titel of tussen verschillende titels onder dezelfde basishandeling, met inbegrip van de hoofdstukken voor administratieve ondersteuning, tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

d)wat de door het GCO bestede kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling betreft, binnen de begrotingstitel voor het beleidsterrein "eigen onderzoek" kredieten overschrijven tussen hoofdstukken tot maximaal 15 % van de kredieten in het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

e)met betrekking tot het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) kredieten overschrijven van de reserve naar het begrotingsonderdeel na goedkeuring door het Parlement en de Raad van het besluit tot activering van het fonds;

f)met betrekking tot beleidsuitgaven van de middelen in gedeelde uitvoering, met uitzondering van het ELGF, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, voor zover het gaat om kredieten voor hetzelfde doel in de zin van de betrokken verordening of om uitgaven voor technische ondersteuning;

g)kredieten overschrijven van de begrotingspost van een begrotingsgarantie naar de begrotingspost van een andere begrotingsgarantie, wanneer de voorzieningen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds van deze laatste begrotingsgarantie niet toereikend zijn om een beroep op de garantie te dekken.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), zijn autonome overschrijvingen van de begrotingsonderdelen voor administratieve ondersteuning naar de overeenkomstige beleidsbegrotingsonderdelen toegestaan.

De Commissie neemt daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar een besluit.

Onder de in de eerste alinea, onder b), van dit artikel bedoelde uitgaven vallen voor elk beleidsterrein de in artikel 45, lid 3, bedoelde rubrieken.

Wanneer de Commissie na 31 december overeenkomstig lid 1 ELGF-kredieten overschrijft, neemt zij haar besluit daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar. De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad binnen twee weken na haar besluit over deze overschrijvingen op de hoogte.

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad drie weken van tevoren in kennis van haar voornemen de in de eerste alinea, onder b), van dit artikel bedoelde overschrijvingen te verrichten. Indien het Europees Parlement of de Raad in die periode naar behoren gemotiveerde redenen aanvoert, treedt de procedure van artikel 29 in werking.

Bij wijze van uitzondering op de tweede alinea mag de Commissie tijdens de laatste twee maanden van het begrotingsjaar autonoom kredieten met betrekking tot uitgaven voor personeel, extern personeel en andere personeelsleden van de ene titel naar de andere overschrijven tot in totaal 5 % van de kredieten voor het jaar. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen twee weken in kennis van haar besluit over deze overschrijvingen.

2.De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting, mits zij het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk op de hoogte brengt van haar besluit, de volgende overschrijvingen van kredieten van de ene titel naar de andere verrichten:

a)overschrijvingen van kredieten van de in artikel 47 van deze verordening genoemde titel "Voorzieningen", wanneer de vaststelling van een basishandeling overeenkomstig artikel 294 VWEU de enige voorwaarde is om de reserve op te heffen;

b)in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen zoals internationale humanitaire rampen en crisissituaties die zich na 1 december van het begrotingsjaar voordoen, overschrijvingen van ongebruikte begrotingskredieten die voor dat begrotingsjaar nog beschikbaar zijn in begrotingstitels die onder rubriek 4 van het meerjarig financieel kader vallen naar de begrotingstitels die voor steunverlening in crisissituaties en humanitaire operaties zijn bedoeld.

De voorstellen voor kredietoverschrijvingen en alle voor het Europees Parlement en de Raad bestemde informatie met betrekking tot de overeenkomstig de artikelen 27 en 28 uitgevoerde overschrijvingen gaan vergezeld van passende en gedetailleerde bewijsstukken waaruit de besteding van de kredieten en de verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar blijken, zowel voor de kredieten die worden verhoogd als voor die welke worden verlaagd.

Artikel 29
Door de instellingen aan het Europees Parlement en

de Raad voorgelegde voorstellen voor overschrijvingen

1.Elke instelling dient haar voorstellen voor overschrijvingen tegelijkertijd bij het Europees Parlement en de Raad in.

2.De Commissie kan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 10 januari van het volgende begrotingsjaar voorstellen doen voor overschrijvingen van betalingskredieten naar de fondsen in gedeelde uitvoering, met uitzondering van het ELGF. De overschrijving van betalingskredieten kan van elke begrotingspost geschieden. De in lid 3 vermelde periode van zes weken wordt ingekort tot drie weken.

Indien de overschrijving niet of slechts gedeeltelijk door het Europees Parlement en de Raad wordt goedgekeurd, wordt het desbetreffende deel van de uitgaven als bedoeld in artikel 10, lid 5, onder b), ten laste gelegd van de betalingskredieten van het volgende begrotingsjaar.

3.Het Europees Parlement en de Raad beslissen over deze kredietoverschrijvingen op de in de leden 4 tot en met 8 beschreven wijze.

4.Behoudens in dringende omstandigheden wordt door het Europees Parlement en de Raad die handelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, een besluit over elk voorstel tot overschrijving genomen binnen zes weken vanaf de datum waarop beide instellingen het voorstel hebben ontvangen.

5.Indien de Commissie ELGF-kredieten overeenkomstig dit artikel overschrijft, stelt zij de overschrijvingen uiterlijk op 10 januari van het volgende begrotingsjaar aan het Europees Parlement en de Raad voor.

De in lid 4 vermelde periode van zes weken wordt ingekort tot drie weken.

6.Het voorstel tot overschrijving wordt goedgekeurd indien binnen de termijn van zes weken:

a)het Europees Parlement en de Raad ermee instemmen;

b)het Europees Parlement of de Raad ermee instemt en de andere instelling zich van een besluit onthoudt;

c)het Europees Parlement en de Raad zich van een besluit onthouden of geen besluit nemen dat het voorstel tot overschrijving wijzigt of weigert.

7.Tenzij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt, bedraagt de termijn niet zes weken bedoeld in lid 4, maar slechts drie weken indien:

a)de overschrijving minder dan 10 % vertegenwoordigt van de kredieten van het begrotingsonderdeel van waaruit de overschrijving plaatsvindt of niet meer dan 5 000 000 EUR bedraagt;

b)de overschrijving enkel betrekking heeft op betalingskredieten en het totaalbedrag van de overschrijving niet meer dan 100 000 000 EUR bedraagt.

8.Indien het Europees Parlement of de Raad het bedrag van de overschrijving heeft gewijzigd terwijl de andere instelling ermee heeft ingestemd of zich van een besluit onthoudt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad het bedrag van de overschrijving heeft gewijzigd, wordt het laagste bedrag geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de instelling in kwestie haar voorstel voor overschrijving intrekt.

Artikel 30
Overschrijvingen onderworpen aan bijzondere bepalingen

1.De kredieten die overeenkomen met bestemmingsontvangsten kunnen slechts worden overgeschreven voor zover die ontvangsten volgens hun bestemming worden gebruikt.

2.Een vermelding "pro memorie" wordt toegevoegd op een boeking zonder toegestane kredieten op grond van een specifiek verzoek van de Commissie. De regels voor de goedkeuring van het verzoek van de Commissie zijn vervat in artikel 29. 

3.Lid 1 is niet van toepassing op interne bestemmingsontvangsten in het geval dat er geen behoeften zijn vastgesteld op grond waarvan deze ontvangsten kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn bestemd.

4.Overschrijvingen die het gebruik van de reserve voor spoedhulp en de crisisreserve van de Europese Unie mogelijk moeten maken, worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie.

Voor de toepassing van dit lid is de in artikel 29, leden 3 en 4, bepaalde procedure van toepassing. Indien het Europees Parlement en de Raad het Commissievoorstel niet goedkeuren en zij niet tot een gemeenschappelijk standpunt inzake het gebruik van deze reserve komen, onthouden zij zich van een besluit inzake het overschrijvingsvoorstel van de Commissie.

Voorstellen voor overschrijvingen uit de reserve voor noodhulp en de crisisreserve van de Europese Unie gaan vergezeld van passende en gedetailleerde bewijsstukken, met:

a)de meest recente informatie over de besteding van de kredieten en verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar voor het begrotingsonderdeel waarnaar wordt overgeschreven;

b)een onderzoek van de mogelijkheden om de kredieten een andere bestemming te geven.

5.Overschrijvingen uit de reserve voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden geacht te zijn goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad bij de aanneming van het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds.

HOOFDSTUK 7
Beginsel van goed financieel beheer en prestaties

Artikel 31
Prestaties en beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid

1.Kredieten beantwoorden aan het beginsel van goed financieel beheer en worden bijgevolg besteed overeenkomstig de volgende beginselen:

a)zuinigheid: de door de instelling voor haar activiteiten ingezette middelen worden tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar gesteld;

b)efficiëntie: de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten;

c)doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde doelstellingen worden verwezenlijkt.

2.In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer staan bij de besteding van kredieten prestaties centraal en daartoe:

a)worden doelstellingen van programma’s en activiteiten vooraf vastgesteld;

b)wordt de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen gevolgd aan de hand van prestatie-indicatoren;

c)worden de resultaten gerapporteerd aan het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 3, onder h), en artikel 239, lid 1, onder b), ii).

Artikel 32
Evaluaties

1.Programma's en activiteiten die aanzienlijke uitgaven met zich brengen, worden aan een evaluatie vooraf en achteraf (hierna "evaluatie" genoemd) onderworpen, die in verhouding staat tot de doelstellingen en de uitgaven.

2.Evaluaties vooraf ter ondersteuning van de voorbereiding van programma’s en activiteiten zijn gebaseerd op gegevens betreffende de prestaties van verwante programma’s of activiteiten en bieden een overzicht en een analyse van de problemen die moeten worden aangepakt, de meerwaarde van de EU, de doelstellingen, de verwachte effecten van verschillende opties en monitoring- en evaluatieregelingen.

3.Evaluaties achteraf betreffen de prestaties van het programma of de activiteit, met inbegrip van aspecten als doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang, relevantie en meerwaarde van de EU. Deze evaluaties worden periodiek en tijdig genoeg uitgevoerd om de bevindingen te kunnen meenemen in evaluaties vooraf ter voorbereiding van verwante programma’s en activiteiten.

Artikel 33
Verplicht financieel memorandum

1.Bij ieder voorstel of initiatief dat door de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna "de hoge vertegenwoordiger" genoemd) of een lidstaat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat gevolgen kan hebben voor de begroting, ook bijvoorbeeld voor het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd, alsmede de evaluatie vooraf waarin artikel 32 voorziet.

Bij iedere wijziging van een voorstel of initiatief dat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd dat is opgesteld door de instelling die de wijziging voorstelt.

Het financieel memorandum bevat de financiële en economische gegevens op grond waarvan de wetgever kan beoordelen of een optreden van de Unie noodzakelijk is. Voorts bevat het nuttige informatie over de samenhang en eventuele synergie met andere activiteiten van de Unie.

Voor meerjarenacties omvat het financieel memorandum een tijdschema met een raming van de jaarlijks benodigde kredieten en personeelsleden, met inbegrip van extern personeel, alsmede een evaluatie van de financiële gevolgen op middellange termijn.

2.Tijdens de begrotingsprocedure verstrekt de Commissie de nodige informatie voor een vergelijking tussen de ontwikkeling van de kredietbehoeften en de oorspronkelijke ramingen in de financiële memoranda, op basis van de stand van de beraadslagingen over het voorstel of initiatief dat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit.

3.Om het gevaar van fraude, onregelmatigheden en het niet-behalen van de doelstellingen te verkleinen, worden in het in lid 1 bedoelde financieel memorandum informatie betreffende het ingestelde internecontrolesysteem, een raming van de kosten en baten van door een dergelijk systeem uitgevoerde controles en een evaluatie van het verwachte foutenrisico verstrekt, en worden bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen opgegeven.

Bij deze analyse wordt rekening gehouden met de verwachte omvang en soort fouten, de specifieke omstandigheden van het beleidsterrein in kwestie en met de daarop toepasselijke regels.

4.Wanneer de Commissie herziene of nieuwe voorstellen voor uitgaven indient, raamt zij de kosten en baten van de controleystemen en het foutenrisico als bedoeld in lid 3.

Artikel 34
Interne controle op de begrotingsuitvoering

1.Op grond van het beginsel van goed financieel beheer wordt de begroting uitgevoerd met doeltreffende en efficiënte interne controle naargelang van elke wijze van uitvoering van de begroting, en in overeenstemming met de toepasselijke sectorspecifieke regelgeving.

2.Voor de uitvoering van de begroting wordt interne controle gedefinieerd als een proces dat op alle niveaus van het beheer van toepassing is en redelijke zekerheid moet verschaffen over de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

a)doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de operaties;

b)betrouwbaarheid van de verslaglegging;

c)bescherming van activa en informatie;

d)preventie, opsporing, correctie en follow-up van fraude en onregelmatigheden;

e)adequate beheersing van de risico's in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma's en met de aard van de betrokken betalingen.

3.Een doeltreffende interne controle is gebaseerd op beproefde internationale methoden en omvat in het bijzonder de volgende elementen:

a)een scheiding van taken;

b)een adequate risicobeheersings- en controlestrategie, waaronder controles op het niveau van de ontvangers;

c)de vermijding van belangenconflicten;

d)adequate controlesporen en de integriteit van de gegevens in gegevenssystemen;

e)procedures voor de bewaking van de doeltreffendheid en de efficiëntie en voor de follow-up van vastgestelde zwakheden van de interne controle en uitzonderingen;

f)een periodieke evaluatie van de goede werking van het interne controlesysteem.

4.Een efficiënte interne controle is gebaseerd op de volgende elementen:

a)de uitvoering van een adequate, door de relevante, bij de controleketen betrokken actoren onderling gecoördineerde risicobeheersings- en controlestrategie;

b)de toegankelijkheid van de resultaten van de uitgevoerde controles voor alle relevante, bij de controleketen betrokken actoren;

c)gebruikmaking, waar passend, van beheersverklaringen van uitvoeringspartners en onafhankelijke auditadviezen, mits de kwaliteit van de onderliggende werkzaamheden adequaat en aanvaardbaar is en dat het werd verricht overeenkomstig gevestigde normen;

d)de tijdige toepassing van corrigerende maatregelen, waaronder passende en afschrikkende sancties;

e)duidelijke en ondubbelzinnige wetgeving als grondslag voor het beleid;

f)het wegnemen van dubbele controles;

g)de verbetering van de kosten-batenverhouding van de controles.

5.Indien het foutenpercentage bij de uitvoering aanhoudend hoog is, brengt de Commissie de zwakke punten in de controlesystemen in kaart, onderzoekt zij de kosten en baten van eventuele corrigerende maatregelen en neemt zij passende maatregelen of stelt deze voor, bijvoorbeeld een vereenvoudiging van de toepasselijke bepalingen, verbetering van de controlesytemen en bijsturing van het programma of uitvoeringssystemen.

HOOFDSTUK 8
Transparantiebeginsel

Artikel 35
Bekendmaking van de rekeningen en begrotingen

1.De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen in overeenstemming met het transparantiebeginsel.

2.De begroting en de gewijzigde begrotingen worden in hun definitief vastgestelde vorm op initiatief van de voorzitter van het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze bekendmaking geschiedt binnen drie maanden na de datum van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting.

Zo spoedig mogelijk en uiterlijk vier weken na de definitieve vaststelling van de begroting worden de definitieve gedetailleerde begrotingscijfers op initiatief van de Commissie in alle talen op de internetsite van de instellingen bekendgemaakt, in afwachting van de officiële bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De geconsolideerde jaarrekening wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 36
Bekendmaking van informatie over ontvangers en andere informatie

1.De Commissie stelt op passende en tijdige wijze haar informatie over de ontvangers, alsook over de precieze aard en het precieze doel van de maatregel die uit de begroting wordt gefinancierd ter beschikking wanneer de begroting rechtstreeks overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder a), wordt uitgevoerd.

De in de eerste alinea bedoelde verplichting geldt ook voor andere instellingen wanneer zij de begroting van de Unie uitvoeren.

De informatie over de ontvangers van onder directe uitvoering bestede middelen van de Unie wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin voor de middelen wettelijk een juridische verbintenis is aangegaan, op een internetsite van de betrokken instelling van de Unie bekendgemaakt.

2.De in de eerste alinea van lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt met inachtneming van de vereisten inzake geheimhouding en beveiliging, met name de bescherming van persoonsgegevens, en omvat de volgende gegevens:

a)de naam van de ontvanger;

b)de vestigingsplaats van de ontvanger;

c)het bedrag waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan;

d)de aard en het doel van de maatregel.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), wordt onder "vestigingsplaats" verstaan:

i)het adres van de ontvanger, wanneer deze een rechtspersoon is;

ii)de regio op NUTS 2-niveau, wanneer de ontvanger een natuurlijke persoon is.

Deze informatie wordt enkel openbaar gemaakt voor prijzen, subsidies en opdrachten die zijn toegekend als gevolg van wedstrijden of procedures voor toekenning van subsidies of aanbestedingsprocedures, en voor deskundigen die overeenkomstig artikel 230, lid 2, zijn geselecteerd. Deze informatie wordt niet bekendgemaakt wanneer het gaat om:

a)onderwijstoelagen uitbetaald aan natuurlijke personen en andere rechtstreekse steunbetalingen die worden betaald aan de meest behoeftige natuurlijke personen als bedoeld in artikel 185, lid 4, onder b);

b)opdrachten van zeer geringe waarde toegekend aan overeenkomstig artikel 230, lid 2, geselecteerde deskundigen, alsmede opdrachten van zeer geringe waarde onder het in punt 14.4 van de bijlage bij deze verordening bedoelde bedrag.

Op de website van de instellingen van de Unie wordt minstens het internetadres vermeld waar de informatie te vinden is, behalve wanneer die direct op een specifiek daartoe bestemde plek op de website van de instellingen van de Unie wordt bekendgemaakt.

3.Wanneer het gaat om natuurlijke personen blijft de bekendmaking beperkt tot de naam en de vestigingsplaats van de ontvanger, het bedrag waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan, en het doel van de maatregel. De bekendmaking van die gegevens gebeurt op basis van relevante criteria zoals de periodiciteit, het soort maatregel en de omvang van de maatregel. Persoonsgegevens worden gewist twee jaar na het einde van het begrotingsjaar waarin voor het bedrag een juridische verbintenis werd aangegaan. Hetzelfde geldt voor persoonsgegevens betreffende rechtspersonen waarvan de officiële benaming één of meer natuurlijke personen identificeert.

4.Er wordt afgezien van bekendmaking wanneer deze afbreuk zou doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van personen of de commerciële belangen van ontvangers zou schaden.

5.Personen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren op grond van artikel 61, lid 1, onder c), en overeenkomstig artikel 62, lid 3, aangewezen organen verstrekken op passende wijze en tijdig informatie over hun ontvangers.

De informatie over eindontvangers van door financieringsinstrumenten verstrekte middelen die steun ontvangen uit de begroting van de Unie voor een bedrag van minder dan 500 000 EUR, wordt beperkt tot overeenkomstig relevante criteria geaggregeerde statistische gegevens, zoals geografische ligging, economische typologie van ontvangers, het type steun en het beleidsterrein van de Unie waarop deze steun werd verleend.

In voorkomend geval worden het detailgehalte en de criteria in de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving omschreven en kunnen ze in de financiële kaderpartnerschapsovereenkomsten verder worden uitgewerkt.

De Commissie verstrekt tijdig en op passende wijze informatie over de website waarop de in de eerste alinea bedoelde informatie kan worden gevonden.

TITEL III
OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING

HOOFDSTUK 1
Opstelling van de begroting

Artikel 37
Raming van uitgaven en ontvangsten

1.Elke andere instelling dan de Commissie stelt een raming op van haar ontvangsten en uitgaven, die zij vóór 1 juli van elk jaar aan de Commissie en tegelijkertijd ter informatie aan het Europees Parlement en de Raad toezendt.

2.De hoge vertegenwoordiger pleegt overleg, betreffende hun respectieve bevoegdheidsgebieden, met de leden van de Commissie die bevoegd zijn voor ontwikkeling, nabuurschapsbeleid en internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisrespons.

3.De Commissie stelt haar eigen raming op en zendt deze ook onverwijld na goedkeuring ervan aan het Europees Parlement en de Raad toe.

Bij de opstelling van haar eigen raming maakt de Commissie gebruik van de in artikel 38 genoemde inlichtingen.

Artikel 38
Geraamde begroting van de in artikel 69 bedoelde organen

Uiterlijk op 31 januari van elk jaar zendt elk in artikel 69 bedoeld orgaan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig zijn oprichtingsbesluit het ontwerp van zijn enkelvoudig programmeringsdocument toe.

Artikel 39
Ontwerpbegroting

1.De Commissie dient uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de begroting moet worden uitgevoerd, bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in dat de ontwerpbegroting bevat. Zij zendt dit voorstel ook ter informatie aan de nationale parlementen toe.

De ontwerpbegroting bevat een algemene, samenvattende staat van de ontvangsten en uitgaven van de Unie en de in artikel 37 bedoelde ramingen. De ontwerpbegroting kan tevens ramingen bevatten die afwijken van de door de instellingen opgestelde ramingen.

De ontwerpbegroting wordt gestructureerd en ingericht zoals in de artikelen 45 tot en met 50 is uiteengezet.

Elke afdeling van de ontwerpbegroting wordt voorafgegaan door een inleiding van de betrokken instelling zelf.

De Commissie stelt de algemene inleiding tot de ontwerpbegroting op. De algemene inleiding bestaat uit tabellen met de belangrijkste financiële gegevens per titel en toelichtingen bij de variaties in de kredieten van het ene begrotingsjaar tot het andere, per uitgavencategorie van het meerjarig financieel kader.

2.Teneinde nauwkeurigere en betrouwbaardere ramingen te kunnen verstrekken over de gevolgen voor de begroting van geldende wetgeving en wetgevingsvoorstellen die in behandeling zijn, voegt de Commissie bij de ontwerpbegroting een indicatieve financiële programmering voor de volgende jaren, ingedeeld naar uitgavencategorie, beleidsterrein en begrotingsonderdeel. De volledige financiële programmering omvat alle uitgavencategorieën, met uitzondering van landbouw, cohesiebeleid en administratie, waarvoor enkel samenvattende gegevens worden verstrekt.

De indicatieve financiële programmering wordt na goedkeuring van de begroting bijgewerkt, rekening houdende met de uitkomst van de begrotingsprocedure en eventuele andere relevante besluiten.

3.Bij de ontwerpbegroting voegt de Commissie:

a)de redenen voor het afwijkingen van de ramingen in de ontwerpbegroting van de ramingen die door de andere instellingen zijn opgesteld;

b)ieder nuttig geacht werkdocument over de personeelsformaties van de instellingen. Een dergelijk werkdocument, dat de laatste goedgekeurde personeelsformatie bevat, geeft een overzicht van:

i)al het personeel dat bij de Unie in dienst is, zoals aangegeven door het soort arbeidsovereenkomst;

ii)een toelichting op het beleid inzake vast en extern personeel en gendergelijkheid;

iii)het aantal posten dat is vervuld aan het begin van het jaar waarin de ontwerpbegroting wordt gepresenteerd, waarbij de verdeling per rang en administratieve eenheid wordt aangegeven;

iv)een uitsplitsing van het personeel naar beleidsterrein;

v)voor elke categorie van extern personeel, het oorspronkelijk geraamde aantal voltijdsequivalenten op basis van de toegestane kredieten, alsmede het aantal personen dat aan het begin van het jaar waarin de ontwerpbegroting wordt gepresenteerd, daadwerkelijk in dienst is, waarbij de uitsplitsing per functiegroep wordt weergeven en waar passend per rang;

c)voor de in de artikelen 69 en 70 bedoelde organen, een werkdocument met een overzicht van de ontvangsten en uitgaven, alsmede alle informatie over het personeel als bedoeld onder b), i) tot en met v).

Indien publiek-private partnerschappen gebruik maken van financieringsinstrumenten, wordt de informatie met betrekking tot deze instrumenten opgenomen in het in lid 4 bedoelde werkdocument;

d)een werkdocument over de geplande besteding van kredieten voor het begrotingsjaar en over nog betaalbaar te stellen vastleggingen;

e)met betrekking tot kredieten voor administratie, een werkdocument met de administratieve uitgaven die door de Commissie moeten worden verricht in het kader van haar afdeling van de begroting;

f)een werkdocument over proefprojecten en voorbereidende acties dat eveneens een beoordeling van de resultaten en de geplande follow-up bevat;

g)met betrekking tot de financiering van internationale organisaties, een werkdocument met daarin:

i)een overzicht van al deze bijdragen, gerangschikt per Unieprogramma of -fonds en per internationale organisatie;

ii)een uiteenzetting van de reden waarom het voor de Unie efficiënter was deze internationale organisaties te financieren in plaats van rechtstreeks zelf op te treden;

h)programmaverklaringen of andere toepasselijke documenten met de volgende toelichting:

i)een vermelding van het beleid en de doelstellingen van de Unie waartoe het programma bijdraagt;

ii)een duidelijke rechtvaardiging van maatregelen op het niveau van de Unie overeenkomstig, onder meer, het subsidiariteitsbeginsel;

iii)aanpassingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma;

iv)een volledige motivering, met inbegrip van een kosten-batenanalyse van voorgestelde wijzigingen in het niveau van de kredieten;

v)informatie over de uitvoeringsgraad van het programma in het huidige en de voorgaande jaren;

i)een overzicht van de tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van vastleggingen in de begroting van voorgaande begrotingsjaren.

4.Indien de Commissie gebruik maakt van financieringsinstrumenten, voegt zij bij de ontwerpbegroting een werkdocument met voor elk financieringsinstrument een overzicht van het volgende:

a)een verwijzing naar het financieringsinstrument en de basishandeling ervan, samen met een algemene beschrijving van het instrument, de gevolgen ervan voor de begroting en de meerwaarde van de bijdrage van de Unie;

b)de financiële instellingen die zijn betrokken bij de uitvoering, met inbegrip van eventuele kwesties die verband houden met de toepassing van artikel 150, lid 2;

c)de bijdrage van het financieringsinstrument aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het desbetreffende programma zoals gemeten op basis van de vastgestelde indicatoren, met inbegrip van, in voorkomend geval, de geografische diversificatie;

d)de voorgenomen verrichtingen, met inbegrip van doelvolumes gebaseerd op de beoogde hefboomwerking, of indien niet beschikbaar, op de hefboomwerking die voortvloeit uit de bestaande financieringsinstrumenten;

e)de met de betrokken verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen en de geaggregeerde vastleggingen en betalingen uit de begroting;

f)de gemiddelde periode tussen de vastlegging in de begroting voor de financieringsinstrumenten en de juridische verbintenissen voor individuele projecten in de vorm van aandelenkapitaal of schuld, indien de duur daarvan langer is dan drie jaar. De Commissie zet de redenen uiteen en formuleert indien nodig een actieplan voor de verkorting van de periode in het kader van de jaarlijkse kwijtingsprocedure;

g)ontvangsten en terugbetalingen overeenkomstig artikel 202, lid 2, met inbegrip van een beoordeling van het gebruik ervan;

h)de waarde van beleggingen in aandelen, met betrekking tot voorgaande jaren;

i)het totaal aan voorzieningen voor risico's en aansprakelijkheden, alsmede enige informatie over de blootstelling van de Unie aan financieel risico;

j)de waardevermindering van activa en beroepen op garanties, zowel voor het voorgaande jaar als de respectievelijke geaccumuleerde cijfers;

k)de prestaties van het financieringsinstrument, met inbegrip van de gedane investeringen, het beoogde hefboomeffect en het bereikte hefboomeffect;

l)de in het gemeenschappelijk garantiefonds voorziene middelen en, in voorkomend geval, het saldo op de trustrekening.

Dit werkdocument bevat eveneens een overzicht van de administratieve uitgaven in verband met de beheerskosten en andere financiële huishoudelijke lasten betaald voor het beheer van financieringsinstrumenten in totaal en per beherende partij en per beheerd financieringsinstrument.

5.Indien de Commissie een begrotingsgarantie heeft verstrekt, voegt zij bij de ontwerpbegroting een werkdocument met voor elke begrotingsgarantie en voor het gemeenschappelijk garantiefonds:

a)een verwijzing naar de begrotingsgarantie en de basishandeling ervan, samen met een algemene beschrijving van de garantie en de gevolgen ervan voor de financiële verplichtingen van de begroting en de meerwaarde van de steun van de Unie;

b)de tegenpartijen voor de garantie, met inbegrip van eventuele kwesties die verband houden met de toepassing van artikel 150, lid 2;

c)de bijdrage van het financieringsinstrument aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de begrotingsgarantie zoals gemeten op basis van de vastgestelde indicatoren, met inbegrip van, in voorkomend geval, de geografische diversificatie en het aantrekken van middelen uit de particuliere sector;

d)informatie over onder de garantie vallende verrichtingen op geaggregeerde basis naar sectoren, landen en instrument, in voorkomend geval met inbegrip van portefeuilles en gecombineerde steun met andere acties van de Unie;

e)het financiële bedrag dat de begunstigden hebben ontvangen en een beoordeling van het hefboomeffect van de door de garantie ondersteunde projecten;

f)geaggregeerde informatie op dezelfde basis als onder d) over het beroep op de garantie, verliezen, rendement, invorderingen en andere ontvangen betalingen;

g)informatie over het financieel beheer, de resultaten en het risico van het gemeenschappelijk garantiefonds aan het einde van het voorgaande kalenderjaar;

h)het effectieve voorzieningspercentage van het gemeenschappelijk garantiefonds en, in voorkomend geval, de daaropvolgende overschrijvingen op grond van artikel 206, lid 3;

i)de financiële stromen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds tijdens het voorgaande kalenderjaar alsmede de significante transacties en relevante informatie over de blootstelling van de Unie aan financieel risico;

j)overeenkomstig artikel 203, lid 3, een beoordeling van de houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen ten laste van de begroting van de Unie als gevolg van financiële verrichtingen.

6.Indien de Commissie gebruik maakt van Unietrustfondsen voegt zij bij de ontwerpbegroting een werkdocument over de door Unietrustfondsen ondersteunde activiteiten, hun uitvoering en prestaties.

7.Bij de ontwerpbegroting voegt de Commissie tevens alle andere werkdocumenten die zij dienstig acht ter ondersteuning van haar begrotingsverzoeken.

8.Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Besluit 2010/427/EU van de Raad( 34 ) en om budgettaire transparantie op het gebied van het extern optreden van de Unie te waarborgen, zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad samen met de ontwerpbegroting een werkdocument toe met een volledig overzicht van:

a)alle uit de begroting gefinancierde administratieve en beleidsuitgaven in verband met het extern optreden van de Unie, met inbegrip van de taken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

b)alle administratieve uitgaven van de EDEO in het voorgaande jaar, uitgesplitst in uitgaven per delegatie van de Unie en uitgaven van het hoofdkantoor van de EDEO; samen met beleidsuitgaven, uitgesplitst naar geografisch gebied (regio's, landen), thematisch gebied, delegatie van de Unie en missie.

9.Het in lid 6 bedoelde werkdocument bevat tevens de volgende gegevens:

a)het aantal ambten in elke categorie en rang, en het aantal vaste en tijdelijke ambten, met inbegrip van arbeidscontractanten en plaatselijke functionarissen waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de kredieten in elke delegatie van de Unie, alsook in de centrale administratie van de EDEO;

b)mutaties in het aantal ambten per categorie en rang, in de centrale administratie van de EDEO en in alle delegaties van de Unie, ten opzichte van het vorige begrotingsjaar.

Artikel 40
Nota van wijzigingen bij de ontwerpbegroting

Op grond van nieuwe informatie die ten tijde van de opstelling van de ontwerpbegroting niet bekend was, kan de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van de overige instellingen met betrekking tot hun respectieve afdeling, gelijktijdig bij het Europees Parlement en de Raad nota's van wijzigingen indienen waarmee de ontwerpbegroting wordt gewijzigd, voordat het in artikel 314 VWEU genoemde bemiddelingscomité is bijeengekomen. De nota's kunnen onder meer een nota van wijzigingen omvatten tot actualisering van met name de geraamde landbouwuitgaven.

Artikel 41
Verplichtingen van de lidstaten als gevolg van de goedkeuring van de begroting

1.De voorzitter van het Europees Parlement constateert volgens de procedure van artikel 314, lid 9, VWEU en artikel 106 bis van het Euratom-Verdrag dat de begroting definitief is vastgesteld.

2.De constatering van de definitieve vaststelling van de begroting brengt, met ingang van 1 januari van het volgende begrotingsjaar of met ingang van de datum van de constatering van de definitieve vaststelling van de begroting als deze na 1 januari valt, voor elke lidstaat de verplichting met zich mee de Unie de verschuldigde bedragen ter beschikking te stellen op de wijze bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

Artikel 42
Ontwerpen van gewijzigde begroting

1.De Commissie kan in de volgende omstandigheden ontwerpen van gewijzigde begroting indienen die vooral op ontvangsten zijn gericht:

a)om in de begroting het saldo van het voorgaande begrotingsjaar op te nemen overeenkomstig de procedure van artikel 17;

b)om de raming van de eigen middelen te herzien op basis van aangepaste economische prognoses;

c)om de herziene raming van de eigen middelen en andere inkomsten te actualiseren alsook om de beschikbaarheid van en de behoeften aan betalingskredieten te herzien.

Voor zover mogelijk en indien gerechtvaardigd kan de Commissie op uitgaven gerichte wijzigingen in combinatie met de in de eerste alinea bedoelde op ontvangsten gerichte wijzigingen voorstellen.

Wanneer er sprake is van onvermijdelijke, uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden kan de Commissie voornamelijk op uitgaven gerichte ontwerpen van gewijzigde begroting voorstellen.

2.Verzoeken om gewijzigde begrotingen die in de in lid 1 genoemde omstandigheden door andere instellingen dan de Commissie worden gedaan, worden doorgegeven aan de Commissie.

Alvorens een ontwerp van gewijzigde begroting in te dienen, onderzoeken de Commissie en de overige instellingen de mogelijkheid om de desbetreffende kredieten te herschikken, met name met betrekking tot de verwachting dat bepaalde kredieten niet volledig zullen worden opgebruikt.

Artikel 41 is van toepassing op gewijzigde begrotingen. Gewijzigde begrotingen worden gemotiveerd door verwijzing naar de begroting waarvan zij de ramingen wijzigen.

3.Behoudens in met redenen omklede uitzonderlijke omstandigheden dient de Commissie haar ontwerpen van gewijzigde begroting uiterlijk op 15 oktober van elk begrotingsjaar gelijktijdig bij het Europees Parlement en de Raad in. Zij kan bij de door andere instellingen ingediende verzoeken om gewijzigde begrotingen een advies voegen.

4.De ontwerpen van gewijzigde begroting gaan vergezeld van de ten tijde van de opstelling ervan beschikbare motiveringen en informatie over de uitvoering van de begroting van het voorgaande en het lopende begrotingsjaar.

Artikel 43
Vervroegde indiening van de ramingen en ontwerpbegrotingen

De Commissie, het Europees Parlement en de Raad kunnen overeenkomen bepaalde data voor de indiening van de ramingen en voor de aanneming en de indiening van de ontwerpbegroting te vervroegen. Deze overeenkomst mag er niet toe leiden dat de termijnen voor de behandeling van die teksten, als voorgeschreven in artikel 314 VWEU en artikel 106 bis van het Euratom-Verdrag, worden verkort of verlengd.

HOOFDSTUK 2
Structuur en inrichting van de begroting

Artikel 44
Structuur van de begroting

De begroting omvat:

a)een algemene staat van uitgaven en ontvangsten;

b)aparte afdelingen voor elke instelling, behalve voor de Europese Raad en de Raad die onder dezelfde afdeling ressorteren, verdeeld in staten van uitgaven en ontvangsten.

Artikel 45
Begrotingsnomenclatuur

1.De ontvangsten van de Commissie en de uitgaven en ontvangsten van de overige instellingen worden door het Europees Parlement en de Raad ingedeeld in titels, hoofdstukken, artikelen en posten al naar hun aard of bestemming.

2.De staat van uitgaven van de afdeling van de Commissie wordt ingericht volgens de door het Europees Parlement en de Raad vastgestelde nomenclatuur met een indeling naar bestemming.

Elke titel komt overeen met een beleidsterrein en elk hoofdstuk als regel met een programma of een activiteit.

Elke titel kan beleidskredieten en administratieve kredieten bevatten. Binnen een zelfde titel worden de administratieve kredieten samengebracht in één hoofdstuk.

De begrotingsnomenclatuur voldoet aan de beginselen van specialiteit, transparantie en goed financieel beheer. Zij zorgt voor de voor het begrotingsproces benodigde duidelijkheid en transparantie, maakt het mogelijk de grote doelstellingen die in de respectieve rechtsgrondslagen zijn vastgesteld van elkaar te onderscheiden, de politieke prioriteiten aan te wijzen en deze op een efficiënte en doeltreffende wijze te verwezenlijken.

3.In geval van indiening per bestemming worden de administratieve kredieten voor afzonderlijk titels als volgt ingericht:

a)uitgaven voor het door de personeelsformatie toegestane aantal ambten: bij elke rubriek worden de kredieten en het aantal posten voor de personeelsformatie vermeld;

b)uitgaven voor extern personeel en andere uitgaven als bedoeld in artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder b), en gefinancierd uit hoofde van de rubriek "Administratie" van het meerjarig financieel kader;

c)uitgaven voor gebouwen en andere, hiermee verband houdende uitgaven, waaronder die voor schoonmaak en onderhoud, huur, telecommunicatie, water, gas en elektriciteit;

d)extern personeel en technische bijstand, direct verband houdend met de uitvoering van programma's.

Administratieve uitgaven van de Commissie die in verschillende titels voorkomen, worden opgenomen in een afzonderlijke samenvattende staat, ingedeeld naar aard.

Artikel 46
Negatieve ontvangsten

1.De begroting bevat geen negatieve ontvangsten, behalve als gevolg van negatieve rente op deposito's.

2.De op grond van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie geïnde eigen middelen zijn nettobedragen en worden in de samenvattende staat van ontvangsten van de begroting als zodanig vermeld.

Artikel 47
Voorzieningen

1.Iedere afdeling van de begroting kan een titel "voorzieningen" bevatten. Kredieten worden in elk van de volgende gevallen in die titel opgenomen:

a)ontbreken van een basishandeling voor de betrokken actie op het tijdstip van opstelling van de begroting;

b)op ernstige gronden bestaande onzekerheid over de toereikendheid of de mogelijkheid tot besteding, onder voorwaarden overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, van de op de begrotingsonderdelen opgevoerde kredieten.

De kredieten van die titel kunnen alleen door middel van overschrijving volgens de procedure van artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder c), van deze verordening worden gebruikt in de gevallen waarin voor de aanneming van de basishandeling de procedure van artikel 294 VWEU geldt, en volgens de procedure van artikel 29 van deze verordening in alle andere gevallen.

2.In geval van ernstige uitvoeringsmoeilijkheden kan de Commissie tijdens het begrotingsjaar voorstellen kredieten over te schrijven naar de titel "voorzieningen". Het Europees Parlement en de Raad beslissen over deze overschrijvingen op de in artikel 29 beschreven wijze.

Artikel 48
Negatieve reserve

De afdeling Commissie van de begroting mag een "negatieve reserve" bevatten van ten hoogste 400 000 000 EUR. Deze reserve wordt in een afzonderlijke titel opgenomen en bevat uitsluitend betalingskredieten.

Het gebruik van die negatieve reserve moet vóór het einde van het begrotingsjaar plaatsvinden door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 28 en 29.

Artikel 49
Reserve voor noodhulp en crisisreserve van de Europese Unie

1.De afdeling Commissie van de begroting bevat een reserve voor noodhulp aan derde landen en een crisisreserve van de Europese Unie.

2.De in lid 1 genoemde reserves worden vóór het einde van het begrotingsjaar gebruikt door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 28 en 30.

Artikel 50
Inrichting van de begroting

1.In de begroting worden opgenomen:

a)in de algemene staat van ontvangsten en uitgaven:

i)de geraamde ontvangsten van de Unie voor het betrokken begrotingsjaar ("jaar n");

ii)de geraamde ontvangsten van het vorige begrotingsjaar en de ontvangsten van het jaar n - 2;

iii)de vastleggings- en betalingskredieten voor jaar n;

iv)de vastleggings- en betalingskredieten van het vorige begrotingsjaar;

v)de in het jaar n - 2 vastgelegde uitgaven en gedane betalingen, waarbij de betalingen tevens uitgedrukt worden als een percentage van de begroting van het jaar n;

vi)een passende toelichting bij elk in artikel 45, lid 1, bedoeld onderdeel. De begrotingstoelichting bevat verwijzingen naar de eventuele basishandeling alsook een passende uitleg over de aard en de bestemming van de kredieten;

b)in elke afdeling de ontvangsten en uitgaven volgens dezelfde structuur als onder a);

c)met betrekking tot het personeelsbestand:

i)een personeelsformatie waarin, voor elke afdeling, per rang in elke categorie en in elke groep, het aantal binnen de grenzen van de kredieten toegestane vaste en tijdelijke ambten is vastgesteld;

ii)een personeelsformatie van de uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde personeelsleden voor eigen werkzaamheden, en een personeelsformatie van de uit dezelfde kredieten bezoldigde personeelsleden voor werkzaamheden onder contract; onderverdeeld naar categorie en naar rang en met onderscheid tussen vaste en tijdelijke ambten, waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de kredieten;

iii)een personeelsformatie waarin voor alle in artikel 69 bedoelde organen die bijdragen ten laste van de begroting ontvangen, per rang voor elke categorie het aantal ambten wordt vastgesteld. In de personeelsformaties wordt naast het aantal voor het begrotingsjaar toegestane ambten het aantal ambten vermeld dat voor het vorige begrotingsjaar was toegestaan. Het personeel van het Voorzieningsagentschap van Euratom is afzonderlijk in de personeelsformatie van de Commissie opgenomen;

d)met betrekking tot financiële bijstand en begrotingsgaranties:

i)in de algemene staat van ontvangsten, de met deze verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen die dienen voor het boeken van de eventuele aflossingen door ontvangers die aanvankelijk in gebreke waren gebleven. Die begrotingsonderdelen worden van de vermelding "pro memorie" (p.m.) en van de passende toelichtingen voorzien;

ii)in de afdeling van de Commissie:

de begrotingsonderdelen met de garanties van de Unie met betrekking tot de betrokken verrichtingen. Deze begrotingsonderdelen worden van de vermelding "pro memorie" (p.m.) voorzien zolang uit dien hoofde geen daadwerkelijke last is gebleken die uit de definitieve middelen moet worden gedekt;

toelichtingen met verwijzing naar de basishandeling en vermelding van het bedrag van de overwogen verrichtingen, de duur ervan en de financiële waarborg die de Unie voor de afwikkeling van zulke verrichtingen op zich nemen;

iii)in een bijlage bij de afdeling van de Commissie, ter indicatie, ook van de betrokken risico's:

de lopende kapitaalverrichtingen en het lopende beheer van de schulden;

de kapitaalverrichtingen en het beheer van de schulden voor jaar n;

e)met betrekking tot de door entiteiten uitgevoerde financiering krachtens artikel 61, lid 1, onder c):

i)een verwijzing naar de basishandeling van het desbetreffende programma;

ii)de overeenkomstige begrotingsonderdelen;

iii)een algemene beschrijving van de actie, met inbegrip van de looptijd en de gevolgen voor de begroting;

f)alle GBVB-uitgaven in een hoofdstuk, "GBVB" getiteld, met specifieke artikelen. Die artikelen hebben betrekking op GBVB-uitgaven en bevatten specifieke onderdelen waarin in ieder geval de belangrijkste missies worden vermeld.

2.Het Europees Parlement en de Raad kunnen naast de in lid 1 genoemde documenten nog ieder ander ter zake dienend document bij de begroting voegen.

Artikel 51
Regels betreffende de personeelsformaties

1.De in artikel 50, lid 1, onder c), beschreven personeelsformaties vormen voor iedere instelling en elk orgaan een strikt maximum. Boven dit maximum mag geen enkele aanstelling worden verricht.

Iedere instelling en ieder orgaan mag evenwel wijzigingen in zijn personeelsformaties aanbrengen voor 10 % van de toegestane ambten, behalve voor de rangen AD 16, AD 15 en AD 14, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)de wijziging heeft geen gevolgen voor de omvang van de personeelskredieten overeenkomend met een volledig begrotingsjaar;

b)het totale aantal toegestane ambten per personeelsformatie wordt niet overschreden;

c)de instelling of het orgaan heeft deelgenomen aan een benchmark-studie met andere instellingen en organen van de Unie, waarmee is begonnen met de personeelsscreening van de Commissie.

De instelling stelt het Europees Parlement en de Raad drie weken op voorhand in kennis van haar voornemen de in de tweede alinea bedoelde wijzigingen aan te brengen. Indien het Europees Parlement of de Raad in die periode naar behoren gemotiveerde redenen aanvoert, ziet de instelling af van het aanbrengen van de wijzigingen en wordt de procedure van artikel 42 gevolgd.

2.In afwijking van lid 1, eerste alinea, kunnen de gevallen van arbeid in deeltijd waarvoor het tot aanstelling bevoegde gezag overeenkomstig de bepalingen van het statuut toestemming heeft verleend, worden gecompenseerd.

HOOFDSTUK 3
Begrotingsdiscipline

Artikel 52
Overeenstemming met het meerjarig financieel kader

De begroting is in overeenstemming met het meerjarig financieel kader.

Artikel 53
Overeenstemming van handelingen van de Unie met de begroting

Wanneer bij de uitvoering van een handeling van de Unie de in de begroting beschikbare kredieten worden overschreden, kan die handeling in financieel opzicht pas worden uitgevoerd nadat de begroting dienovereenkomstig is gewijzigd.

TITEL IV
UITVOERING VAN DE BEGROTING

HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen

Artikel 54
Begrotingsuitvoering volgens het beginsel van goed financieel beheer en in overeenstemming met de publieke opinie

1.De Commissie voert de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig deze verordening, onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grenzen van de toegestane kredieten.

2.De lidstaten werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer.

3.Burgers kunnen worden geraadpleegd over de uitvoering van de begroting van de Unie door de Commissie, de lidstaten of andere entiteiten die de begroting van de Unie uitvoeren.

Artikel 55
Kennisgeving van de doorgifte van persoonsgegevens voor controledoeleinden

Bij elke oproep in het kader van subsidies, opdrachten of prijzen die in directe uitvoering worden toegekend, worden potentiële begunstigden, gegadigden, inschrijvers en deelnemers overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 35 ervan in kennis gesteld dat, met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de persoonsgegevens aan internecontrolediensten, de Europese Rekenkamer of het Europees Bureau voor fraudebestrijding en tussen ordonnateurs van de Commissie en de in artikel 70 genoemde uitvoerende agentschappen en organen van de Unie kunnen worden doorgegeven.

Artikel 56
Basishandeling en uitzonderingen

1.De in de begroting opgenomen kredieten kunnen pas voor een optreden van de Unie worden besteed nadat een basishandeling is vastgesteld.

2.In afwijking van lid 1 mogen de volgende kredieten zonder basishandeling worden besteed, voor zover de gefinancierde acties onder de bevoegdheid van de Unie vallen:

a)kredieten voor proefprojecten van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste twee opeenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen.

Het totale bedrag van de kredieten voor de proefprojecten is niet hoger dan 40 000 000 EUR per begrotingsjaar.

b)kredieten voor voorbereidende acties op gebieden die onder het toepassingsgebied van het VWEU en het Euratom-Verdrag vallen, om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige acties. Voor de voorbereidende acties geldt een samenhangende aanpak en zij kunnen uiteenlopende vormen hebben. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste drie opeenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen. De procedure voor de vaststelling van de relevante basishandeling wordt vóór het einde van het derde begrotingsjaar beëindigd. In de loop van die procedure stemt de vastlegging van de kredieten overeen met de eigen kenmerken van de voorbereidende actie met betrekking tot de beoogde activiteiten en doelstellingen en de ontvangers. Bijgevolg stemt de omvang van de aangewende middelen niet overeen met de voor de financiering van de definitieve actie zelf voorziene middelen.

Het totale bedrag van de kredieten voor de onder deze letter bedoelde nieuwe voorbereidende acties is niet hoger dan 50 000 000 EUR per begrotingsjaar en het totale bedrag van de daadwerkelijk vastgelegde kredieten voor voorbereidende acties is niet hoger dan100 000 000 EUR.

c)kredieten voor voorbereidende maatregelen op het gebied van titel V van het VEU. Zulke maatregelen worden beperkt tot een korte periode en dienen om de voorwaarden vast te stellen voor het optreden van de Europese Unie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het GBVB en voor de goedkeuring van de nodige juridische instrumenten.

Voorbereidende maatregelen voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie dienen onder meer om na te gaan wat de operationele behoeften zijn, te zorgen voor een snelle terbeschikkingstelling van de eerste middelen of ter plaatse de voorwaarden voor de start van de operatie te scheppen.

Voorbereidende maatregelen worden overeengekomen door de Raad, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger.

Met het oog op een snelle uitvoering van de voorlopige maatregelen worden het Europees Parlement en de Commissie zo spoedig mogelijk door de hoge vertegenwoordiger geïnformeerd over het voornemen van de Raad om tot een voorbereidende maatregel over te gaan en in het bijzonder over de hiervoor naar raming benodigde middelen. De Commissie neemt alle nodige maatregelen om een snelle terbeschikkingstelling van de middelen te waarborgen;

De financiering van door de Raad overeengekomen maatregelen ter voorbereiding van crisisbeheersingsoperaties van de Unie uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie dekt de bijkomende kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van een specifieke inzet ter plaatse van een missie of team waarbij onder meer personeelsleden van de instellingen van de Unie betrokken zijn, met inbegrip van een verzekering tegen grote risico’s, reis- en verblijfkosten en dagvergoedingen.

d)kredieten voor incidentele acties, of zelfs voor acties van onbepaalde duur, die de Commissie uitvoert op grond van de taken die voortvloeien uit haar andere prerogatieven op institutioneel vlak uit hoofde van het VWEU en het Euratom-Verdrag dan haar in punt b) bedoelde initiatiefrecht inzake wetgeving, alsmede uit de bijzondere bevoegdheden die haar rechtstreeks door deze Verdragen zijn toegekend en die in de gedelegeerde handelingen die volgens deze verordening zijn vastgesteld, dienen te worden opgesomd;

e)kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling uit hoofde van haar administratieve autonomie.

Artikel 57
Uitvoering van de begroting door andere instellingen dan de Commissie

1.De Commissie kent de overige instellingen de bevoegdheden toe die nodig zijn voor de uitvoering van hun afdeling van de begroting.

2.De Commissie kan overeenkomsten sluiten met de andere instellingen van de Unie om de besteding van kredieten te bevorderen, meer bepaald administratieve kredieten voor de verlening van diensten, de levering van producten, de uitvoering van werken of de uitvoering van onroerendgoedopdrachten.

3.Zulke overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau kunnen ook worden gesloten tussen afdelingen van de instellingen van de Unie, organen van de Unie, Europese bureaus, organen of personen belast met de uitvoering van specifieke acties in het GBVB op grond van titel V van het VEU en het bureau van de secretaris-generaal van de Raad van bestuur van de Europese scholen. Deze overeenkomsten maken de invordering mogelijk van kosten die het gevolg zijn van hun uitvoering.

Artikel 58
Delegatie van bevoegdheden tot uitvoering van de begroting

1.De Commissie en elk van de overige instellingen kunnen hun bevoegdheden tot uitvoering van de begroting binnen hun diensten delegeren onder de in deze verordening en hun interne voorschriften bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen die zij in de akte van delegatie vaststellen. Deze delegatieverkrijgers handelen binnen de grenzen van de hun uitdrukkelijk verleende bevoegdheden.

2.De Commissie kan evenwel haar bevoegdheden tot uitvoering van de begroting met betrekking tot de beleidskredieten van haar eigen afdeling delegeren aan de hoofden van de delegaties van de Unie en, om tijdens hun afwezigheid de continuïteit van de werkzaamheden te waarborgen, aan de adjunct-hoofden van die delegaties. Wanneer de hoofden van de delegaties van de Unie, en in hun afwezigheid de adjunct-hoofden, als gesubdelegeerd ordonnateur van de Commissie optreden, passen zij de regels van de Commissie voor de uitvoering van de begroting toe en worden zij onderworpen aan dezelfde taken, verplichtingen en aansprakelijkheid als elke andere gesubdelegeerd ordonnateur van de Commissie.

De Commissie kan de delegatie intrekken overeenkomstig haar eigen regels.

Voor de toepassing van de eerste alinea neemt de hoge vertegenwoordiger de nodige maatregelen om de samenwerking tussen de delegaties van de Unie en de diensten van de Commissie te bevorderen.

3.De EDEO kan zijn bevoegdheid tot uitvoering van de begroting met betrekking tot de administratieve kredieten van zijn eigen afdeling bij wijze van uitzondering delegeren aan Commissiemedewerkers van de delegatie indien dit nodig is om de continuïteit in het bestuur van delegaties in afwezigheid van de bevoegde ordonnateur van de EDEO te verzekeren. In de uitzonderlijke gevallen waarin Commissiemedewerkers van delegaties van de Unie als gesubdelegeerd ordonnateur van de EDEO optreden, passen zij de interne EDEO-regels voor de uitvoering van de begroting toe en worden zij onderworpen aan dezelfde taken, verplichtingen en aansprakelijkheid als elke andere gesubdelegeerd ordonnateur van de EDEO.

De EDEO kan de delegatie intrekken overeenkomstig zijn eigen regels.

Artikel 59
Belangenconflict

1.Financiële actoren, als omschreven in hoofdstuk 4 van titel IV, en andere personen die in directe, indirecte en gedeelde uitvoering bij de uitvoering en het beheer, met inbegrip van voorbereidende handelingen op dit gebied, de audit of de controle van de begroting betrokken zijn, verrichten geen handelingen waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Unie. Zij nemen ook passende maatregelen om belangenconflicten te voorkomen die voortvloeien uit de functies onder hun verantwoordelijkheid en om situaties te verhelpen die objectief als belangenconflict kunnen worden beschouwd.

2.Voor de toepassing van lid 1 doet een belangenconflict zich voor wanneer de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de in lid 1 bedoelde financiële actor of andere persoon in gevaar wordt gebracht als gevolg van familiebanden, vriendschap, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elk ander direct of indirect persoonlijk belang.

Artikel 60
Belangenconflict van personeelsleden

Wanneer het in artikel 59 bedoelde risico op een belangenconflict zich voordoet bij een onder het Statuut vallend personeelslid legt dit personeelslid de aangelegenheid voor aan de gedelegeerd ordonnateur die schriftelijk bevestigt of er sprake is van een belangenconflict. Het betrokken personeelslid stelt ook zijn hiërarchieke meerdere op de hoogte. Indien een belangenconflict wordt vastgesteld, ontslaat het tot aanstelling bevoegde gezag de ambtenaar van zijn verplichtingen met betrekking tot deze aangelegenheid. De gedelegeerd ordonnateur zorgt er persoonlijk voor dat de nodige verdere maatregelen worden getroffen.

HOOFDSTUK 2
Wijzen van uitvoering

Artikel 61
Wijzen van uitvoering van de begroting

1.De Commissie voert de begroting op een of meer van de volgende wijzen uit:

a)op directe wijze ("directe uitvoering") via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie onder leiding van het respectievelijke delegatiehoofd, overeenkomstig artikel 58, lid 2, of via uitvoerende agentschappen als bedoeld in artikel 68;

b)in gedeelde uitvoering met de lidstaten ("gedeelde uitvoering");

c)op indirecte wijze ("indirecte uitvoering"), wanneer de basishandeling daarin voorziet of in de in artikel 56, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met d), genoemde gevallen, met:

i)derde landen of de door hen aangewezen organen;

ii)internationale organisaties of hun agentschappen, zoals bepaald in artikel 151;

iii)de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds ("de EIB-groep");

iv)de in de artikelen 69 en 70 bedoelde organen;

v)publiekrechtelijke organen;

vi)privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

vii)privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

viii)organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

2.De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 317 VWEU en delegeert de uitvoering van de begroting niet aan derden indien deze taken een grote mate van beslissingsbevoegdheid in de vorm van politieke keuzes behelzen.

De Commissie kan niet, door middel van overeenkomsten in overeenstemming met titel VII, taken uitbesteden die het uitoefenen van openbaar gezag en discretionaire beoordelingsbevoegdheden met zich brengen.

Artikel 62
Gedeelde uitvoering met de lidstaten

1.Bij gedeelde uitvoering van de begroting nemen de Commissie en de lidstaten de beginselen van gezond financieel beheer, transparantie en non-discriminatie in acht en verzekeren zij de zichtbaarheid van het optreden van de Unie. Daartoe komen de Commissie en de lidstaten hun respectieve controle- en auditverplichtingen na en nemen zij de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden op zich die in deze verordening zijn vastgesteld. Aanvullende voorschriften worden vastgesteld in sectorspecifieke regelgeving.

2.De lidstaten nemen alle nodige maatregelen, met inbegrip van wetgevende, regelgevende, en administratieve maatregelen, ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name door:

a)ervoor te zorgen dat uit de begroting gefinancierde acties naar behoren en effectief en in overeenstemming met de toepasselijke sectorspecifieke regelgeving worden uitgevoerd en met het oog hierop in overeenstemming met lid 3 organen aan te wijzen die verantwoordelijk zijn om de middelen van de Unie te beheren en te controleren en toezicht te houden op deze organen;

b)te voorzien in de preventie, opsporing en correctie van ontregelmatigheden en fraude.

Teneinde de financiële belangen van de Unie te beschermen verrichten de lidstaten met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel en in toepassing van dit artikel en de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving vooraf en achteraf controles, met inbegrip van controles ter plaatse, waar zulks dienstig is, op representatieve en/of risicogerichte steekproeven van verrichtingen. Daarnaast gaan zij over tot terugvordering van onterecht betaalde bedragen en stellen zij in voorkomend geval gerechtelijke procedures in.

De lidstaten leggen de ontvangers doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties op indien hierin is voorzien bij sectorspecifieke regelgeving en specifieke bepalingen in nationale wetgeving.

In het kader van haar risicobeoordeling en overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving, houdt de Commissie toezicht op de door de lidstaten vastgestelde beheers- en controlesystemen. Bij haar controlewerkzaamheden eerbiedigt de Commissie het evenredigheidsbeginsel en houdt zij rekening met het niveau van het beoordeelde risico overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving.

3.Overeenkomstig de criteria en procedures die zijn vastgelegd in sectorspecifieke regelgeving wijzen de lidstaten op het passende niveau organen aan die bevoegd zijn om de middelen van de Unie te beheren en te controleren. Deze organen kunnen naast het beheer van middelen van de Unie andere taken verrichten en kunnen sommige taken aan andere organen toevertrouwen, met inbegrip van de in artikel 61, lid 1, onder c), ii) en iii), genoemde organen.

Bij het nemen van een besluit inzake de aanwijzing van organen kunnen de lidstaten zich laten leiden door de vraag of de beheers- en controlesystemen in wezen dezelfde zijn als die welke reeds golden voor de vorige periode en of deze afdoende gefunctioneerd hebben.

Indien uit de audit- en controleresultaten blijkt dat de aangewezen organen niet langer voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld in de sectorspecifieke regelgeving, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van de taken van deze organen worden verholpen, onder meer door een eind te maken aan de aanwijzing in overeenstemming met de sectorspecifieke regelgeving.

De sectorspecifieke regelgeving legt de rol van de Commissie in het in dit lid omschreven proces vast.

4.De overeenkomstig lid 3 aangewezen organen:

a)stellen een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem in en zien toe op de werking ervan;

b)gebruiken een boekhoudsysteem dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verstrekt;

c)verschaffen de uit hoofde van lid 5 verlangde informatie;

d)zorgen voor een bekendmaking achteraf overeenkomstig artikel 36, lid 2. De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats overeenkomstig nationale bepalingen in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG.

5.De overeenkomstig lid 3 aangewezen organen verstrekken de Commissie vóór 15 februari van het volgende begrotingsjaar:

a)hun rekeningen betreffende de uitgaven die zij tijdens de relevante referentieperiode, als bepaald in de sectorspecifieke regelgeving, hebben gedaan bij de uitvoering van hun taken en met het oog op vergoeding bij de Commissie hebben ingediend. In die rekeningen zijn de prefinanciering en de bedragen waarvoor terugvorderingsprocedures lopen of zijn afgerond, opgenomen. Zij gaan vergezeld van een beheersverklaring waarin wordt bevestigd dat naar de mening van degenen die met het beheer van de middelen belast zijn:

i)de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd,

ii)de uitgaven voor het beoogde, in de sectorspecifieke regelgeving omschreven doel zijn gebruikt,

iii)de ingevoerde controlesystemen de nodige garanties verstrekken in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

b)een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van de vastgestelde fouten en tekortkomingen in de systemen en een overzicht van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen.

De in de eerste alinea, onder a), bedoelde rekeningen en de in de eerste alinea, onder b), bedoelde samenvatting gaan vergezeld van een advies van een onafhankelijk auditorgaan dat overeenkomstig de internationaal aanvaarde auditnormen is opgesteld. In dat advies wordt vastgesteld of de rekeningen een juist en getrouw beeld geven, of de uitgaven waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht, wettig en regelmatig zijn en of de ingevoerde controlesystemen naar behoren functioneren. In het advies wordt ook vastgesteld of de beweringen in de eerste alinea, onder a), genoemde beheersverklaring in twijfel worden getrokken in de auditwerkzaamheden.

De termijn van 15 februari kan bij uitzondering door de Commissie worden verlengd tot 1 maart na kennisgeving door de betrokken lidstaat.

De lidstaten kunnen de in dit lid genoemde informatie op het daarvoor geëigende niveau publiceren.

Bovendien kunnen de lidstaten op het daarvoor geëigende niveau ondertekende verklaringen afgeven gebaseerd op de in dit lid genoemde informatie.

6.Om ervoor te zorgen dat de middelen van de Unie worden gebruikt in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften dient de Commissie:

a)procedures toe te passen voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen van de aangewezen organen, om te waarborgen dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn;

b)betalingen die in strijd met het toepasselijk recht zijn verricht, uit te sluiten van financiering door de Unie;

c)betalingstermijnen te onderbreken of betalingen op te schorten indien daarin is voorzien in de sectorspecifieke regelgeving.

De Commissie maakt de onderbreking van betalingstermijnen of schorsing van betalingen geheel of gedeeltelijk ongedaan nadat een lidstaat zijn opmerkingen heeft ingediend en zodra deze alle nodige maatregelen heeft genomen. In het in artikel 73, lid 9, bedoelde jaarlijks activiteitenverslag komen alle verplichtingen uit hoofde van deze alinea aan bod.

7.In de sectorspecifieke regelgeving wordt rekening gehouden met de behoeften van programma's voor Europese territoriale samenwerking, met name wat betreft de inhoud van de jaarlijkse beheersverklaring, het in lid 3 genoemde proces en de controlefunctie.

8.De Commissie stelt een register samen van organen die verantwoordelijk zijn voor het beheer, de certificering en de controleactiviteiten uit hoofde van sectorspecifieke regelgeving.

Om goede praktijken bij de uitvoering van de structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het ELGF en het Europees Visserijfonds te bevorderen, kan de Commissie de voor beheer- en controleactiviteiten verantwoordelijke organen voor informatiedoeleinden een methodologische handleiding ter beschikking stellen waarin haar eigen controlestrategie en controlebenadering, met inbegrip van controlelijsten en voorbeelden van goede praktijken, worden uiteengezet. Deze handleiding wordt indien nodig bijgewerkt.

9.In gedeelde uitvoering aan lidstaten toegekende middelen kunnen ook worden gebruikt in combinatie met verrichtingen en instrumenten die worden uitgevoerd krachtens Verordening 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013.

HOOFDSTUK 3
EUROPESE BUREAUS EN ORGANEN VAN DE UNIE

Afdeling 1
EUROPESE BUREAUS

Artikel 63
Definitie en toepassingsgebied

1."Europese bureaus" zijn door de Commissie of door de Commissie en één of meer instellingen opgerichte administratieve structuren die specifieke horizontale taken verrichten, mits zulks kan worden gerechtvaardigd met een kosten-batenanalyse en een beoordeling van de eraan verbonden risico's.

2.Binnen de grenzen van hun bevoegdheden verrichten Europese bureaus:

a)de in hun oprichtingsakte of in andere wetgeving van de Unie opgenomen verplichte taken;

b)eventuele niet-verplichte taken die zijn toegestaan door hun directiecomités na afweging van de kosten-baten en de risico's voor de betrokken partijen. Voor de uitvoering van deze taken kunnen aan een bureau de bevoegdheden van ordonnateur worden gedelegeerd of kan een bureau op ad-hocbasis overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau sluiten met de instellingen van de Unie, organen van de Unie en andere Europese bureaus of derden.

3.Deze afdeling is van toepassing op de werking van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, met uitzondering van lid 4 van dit artikel, artikel 65 en artikel 66, leden 1, 2 en 3.

4.De intern controleur van de Commissie kwijt zich van alle in hoofdstuk 8 van deze titel vastgestelde verantwoordelijkheden.

Artikel 64
Kredieten voor de Europese bureaus

1.De kredieten die zijn toegestaan ter uitvoering van de verplichte taken van elk Europees bureau worden opgevoerd op een specifiek begrotingsonderdeel binnen de begrotingsafdeling van de Commissie en worden in detail vermeld in een bijlage bij die afdeling.

De in de eerste alinea bedoelde bijlage heeft de vorm van een staat van uitgaven en ontvangsten die op dezelfde wijze is onderverdeeld als de begrotingsafdelingen.

De in die bijlage opgenomen kredieten:

a)dekken de totale financiële behoeften van elk Europees bureau in de uitoefening van zijn verplichte taken op grond van zijn oprichtingsakte of van andere wetgeving van de Unie;

b)kunnen financiële behoeften van een Europees bureau dekken bij de uitoefening van taken op verzoek van de instellingen van de Unie, organen van de Unie, Europese bureaus en agentschappen die bij of op grond van de Verdragen zijn ingesteld en toegestaan overeenkomstig de oprichtingsakte van het bureau.

2.De Commissie delegeert voor de in de bijlage voor elk Europees bureau opgenomen kredieten de bevoegdheden van ordonnateur aan de directeur van het betrokken Europees bureau, overeenkomstig artikel 72.

3.De personeelsformatie van elk Europees bureau wordt toegevoegd aan die van de Commissie.

4.De directeur van elk Europees bureau beslist over de overschrijvingen binnen de in lid 1 bedoelde bijlage. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van deze overschrijvingen.

Artikel 65
Niet-verplichte taken

Voor de in artikel 63, lid 2, onder b), bedoelde niet-verplichte taken kan een Europees bureau:

a)via zijn directeur delegatie van bevoegdheid ontvangen van instellingen van de Unie, organen van de Unie en andere Europese bureaus, samen met een delegatie van de bevoegdheid van ordonnateur voor kredieten in de begrotingsafdeling voor de instelling van de Unie, het orgaan van de Unie of ander Europees bureau. De betrokken instellingen van de Unie, organen van de Unie en andere Europese bureaus stellen de beperkingen en voorwaarden voor deze delegatie van bevoegdheid vast. Een dergelijke delegatie moet worden goedgekeurd overeenkomstig de oprichtingsakte van het Europees bureau, met name wat de voorwaarden en modaliteiten van deze delegatie betreft;

b)op ad-hocbasis overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau sluiten. In dergelijke gevallen stelt de directeur van het Europees bureau overeenkomstig de oprichtingsakte de bijzondere bepalingen vast voor de uitvoering van deze taken, de terugvordering van kosten, en het voeren van de desbetreffende boekhouding. Het bureau brengt over de resultaten van deze boekhouding verslag uit aan de instellingen, organen van de Unie of andere betrokken Europese bureaus.

Artikel 66
Boekhouding van de Europese bureaus

1.Elk Europees bureau stelt een boekhouding van zijn uitgaven op waaruit het aandeel van de voor elk van de instellingen, organen van de Unie of andere Europese bureaus verrichte diensten kan worden afgeleid. De directeur van het betrokken Europees bureau stelt, na goedkeuring door het directiecomité, de criteria vast volgens welke deze boekhouding wordt gevoerd.

2.De toelichtingen bij het speciale begrotingsonderdeel waarin het totaal van de kredieten is opgenomen van elk Europees bureau waaraan overeenkomstig artikel 65, onder a), de bevoegdheid van ordonnateur is gedelegeerd, bevat een raming van de kosten van de diensten die door dat bureau voor elk van de instellingen van de Unie, de organen van de Unie en andere betrokken Europese bureaus worden verricht. Dit gebeurt op basis van de boekhouding als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

3.Elk Europees bureau waaraan overeenkomstig artikel 65, onder a), de bevoegdheid van ordonnateur is gedelegeerd, stelt de instellingen van de Unie, de organen van de Unie en andere betrokken Europese bureaus in kennis van de resultaten van de boekhouding als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

4.De rekeningen van elk Europees bureau maken integrerend deel uit van de rekeningen van de Unie overeenkomstig artikel 234.

5.De rekenplichtige van de Commissie kan op voorstel van het directiecomité van een Europees bureau sommige van zijn functies betreffende de inning van de ontvangsten en de rechtstreeks door het Europees bureau verrichte uitgaven aan een personeelslid van dat bureau delegeren.

6.Voor de kasbehoeften van een Europees bureau kunnen op voorstel van zijn directiecomité door de Commissie bank- of postrekeningen op naam van het bureau worden geopend. Het jaarlijkse kassaldo wordt aan het einde van het begrotingsjaar afgestemd en vereffend tussen het Europees bureau en de Commissie. 

Afdeling 2
Organen van de Unie

Artikel 67
Toepassing op het Voorzieningsagentschap van Euratom

Deze verordening is van toepassing op de uitvoering van de begroting voor het Voorzieningsagentschap van Euratom.

Artikel 68
Uitvoerende agentschappen

1.De Commissie kan aan de uitvoerende agentschappen de bevoegdheid delegeren om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad 36 , namens haar en onder haar verantwoordelijkheid, EU-programma’s of -projecten geheel of gedeeltelijk uit te voeren, met inbegrip van proefprojecten, voorbereidende acties en de uitvoering van administratieve uitgaven. De uitvoerende agentschappen worden opgericht door middel van een besluit van de Commissie en zijn rechtspersonen naar Unierecht. Zij ontvangen een jaarlijkse bijdrage.

2.De directeuren van de uitvoerende agentschappen treden op als gedelegeerd ordonnateur voor de besteding van de beleidskredieten van de programma’s van de Unie die zij geheel of gedeeltelijk beheren.

3.Het stuurcomité van het uitvoerend agentschap kan met de Commissie overeenkomen dat de rekenplichtige van de Commissie eveneens optreedt als rekenplichtige van het uitvoerend agentschap. Het stuurcomité kan de rekenplichtige van de Commissie ook een deel van de taken van de rekenplichtige van het uitvoerend agentschap toevertrouwen, rekening houdend met kosten-batenoverwegingen. In beide gevallen worden de nodige maatregelen getroffen om belangenconflicten te voorkomen.

Artikel 69
Bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen

1.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van het Financieel Reglement met een financiële kaderregeling voor de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid die bijdragen uit de begroting ontvangen.

2.De financiële kaderregeling is gebaseerd op de in deze verordening vervatte beginselen en regels.

3.De financiële regels voor deze organen wijken slechts van de financiële kaderregeling af voor zover hun specifieke behoeften zulks vereisen, en met voorafgaande instemming van de Commissie.

4.De kwijting voor de uitvoering van de begroting van de in lid 1 bedoelde organen wordt verleend door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad. De in lid 1 bedoelde organen werken volledig samen met de instellingen die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn, en verstrekken, waar nodig, de vereiste aanvullende informatie, onder meer in de vergaderingen van de relevante organen.

5.Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde organen oefent de intern controleur van de Commissie dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij uitoefent met betrekking tot de Commissie.

6.Een onafhankelijke extern controleur verifieert dat de jaarrekeningen van elk van de in lid 1 van dit artikel bedoelde organen de inkomsten, uitgaven en financiële positie van het desbetreffende orgaan correct weergeven, voordat deze in de eindrekeningen van de Commissie worden geconsolideerd. Tenzij anders is bepaald in de basishandeling tot oprichting van een in lid 1 van dit artikel bedoeld orgaan, bereidt de Rekenkamer een speciaal jaarverslag voor over elk orgaan overeenkomstig de eisen van artikel 287, lid 1, VWEU. Bij de voorbereiding van dit verslag houdt de Rekenkamer rekening met de controlewerkzaamheden van de onafhankelijke extern controleur en de maatregelen die naar aanleiding van zijn bevindingen zijn genomen.

Artikel 70
Publiek-private partnerschapsorganen

De bij een basishandeling opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd, stellen hun financiële regels vast.

Deze regels omvatten een geheel van beginselen dat een goed financieel beheer van de middelen van de Unie waarborgt.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van het Financieel Reglement met een financiële modelregeling waarin de op artikel 149 gebaseerde beginselen worden vastgelegd die noodzakelijk zijn om te komen tot een goed financieel beheer van de middelen van de Unie.

De financiële regels voor deze organen wijken slechts van de financiële modelregeling af voor zover hun specifieke behoeften zulks vereisen, en met voorafgaande instemming van de Commissie.

De leden 2, 3 en 4 van artikel 69 zijn van toepassing op publiek-private partnerschapsorganen.

HOOFDSTUK 4
Financiële actoren

AFDELING 1
BEGINSEL VAN SCHEIDING VAN FUNCTIES

Artikel 71
Scheiding van functies

1.De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en zijn onderling onverenigbaar.

2.Elke instelling stelt aan elke financiële actor het personeel en de middelen ter beschikking die voor de vervulling van diens taak nodig zijn, en geeft hem een dienstorder met een gedetailleerde omschrijving van zijn taken, rechten en verplichtingen.

AFDELING 2
DE ORDONNATEUR

Artikel 72
De ordonnateur

1.Elke instelling oefent de functies van ordonnateur uit.

2.Voor de toepassing van deze titel wordt onder "personeelsleden" verstaan personen die zijn onderworpen aan het Statuut.

3.Elke instelling delegeert met inachtneming van de in haar reglement van orde bepaalde voorwaarden, de functies van ordonnateur aan personeelsleden van het gepaste niveau. Zij bepaalt in haar interne administratieve voorschriften aan welke personeelsleden zij deze functies delegeert alsook de omvang van de gedelegeeerde bevoegdheden en de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden verder te subdelegeren.

4.De bevoegdheid van ordonnateur wordt alleen aan personeelsleden gedelegeerd of gesubdelegeerd.

5.De bevoegde ordonnateurs handelen binnen de in het (sub)delegatiebesluit gestelde grenzen. De bevoegde ordonnateur kan worden bijgestaan door één of meer personeelsleden die onder zijn verantwoordelijkheid belast worden met bepaalde voor de uitvoering van de begroting noodzakelijke verrichtingen en de verstrekking van informatie over de financiën en het beheer.

6.Elke instelling of elk in artikel 69 bedoeld orgaan brengt de aanstelling en de functiebeëindiging van gedelegeerde ordonnateurs, interne controleurs en rekenplichtigen alsook alle interne voorschriften die zij op financieel gebied vaststelt, binnen twee weken ter kennis van de Rekenkamer, het Europees Parlement, de Raad en de rekenplichtige van de Commissie.

7.Elke instelling brengt de aanstelling van beheerders van gelden ter goede rekening en de delegatiebesluiten krachtens artikel 78 en artikel 85 ter kennis van de Rekenkamer.

Artikel 73
Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

1.De ordonnateur is bij elke instelling belast met het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan en de gelijke behandeling van de ontvangers van een programma.

2.Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel stelt de gedelegeerd ordonnateur, overeenkomstig artikel 34 en de door elke instelling vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico's, de organisatorische structuur en de systemen voor interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken. De inrichting van die structuur en die systemen geschiedt op basis van een uitvoerige risicoanalyse, welke mede een kosten-batenanalyse omvat.

3.Voor het verrichten van de uitgaven gaat de bevoegde ordonnateur vastleggingen in de begroting en juridische verbintenissen aan, stelt hij de uitgaven betaalbaar, geeft hij betalingsopdrachten en verricht hij de voor de besteding van de kredieten vereiste voorafgaande handelingen.

4.De inning van de ontvangsten behelst de opstelling van ramingen van schuldvorderingen, de vaststelling van de te innen rechten en de afgifte van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien.

5.Elke verrichting wordt ten minste onderworpen aan een controle vooraf met betrekking tot de operationele en de financiële aspecten ervan, op basis van een meerjarige controlestrategie die rekening houdt met het risico. Doel van de controles vooraf is het voorkomen van fouten en onregelmatigheden vooraleer verrichtingen worden toegestaan.

De frequentie en de reikwijdte van de controles vooraf worden bepaald door de bevoegde ordonnateur op grond van de resultaten van voorafgaande controles en van risico- en kosteneffectiviteitsoverwegingen. In geval van twijfel vraagt de voor de betaalbaarstelling van de verrichtingen bevoegde ordonnateur aanvullende informatie of voert hij in het kader van de controle vooraf een controle ter plaatse uit om redelijke zekerheid te verkrijgen.

Voor een bepaalde verrichting wordt de verificatie gedaan door andere personeelsleden dan diegenen die de verrichting hebben ingeleid. Personeelsleden die de verificatie doen, mogen niet de ondergeschikten zijn van degenen die de verrichting hebben ingeleid.

6.De gedelegeerd ordonnateur kan voorzien in controles achteraf om fouten en onregelmatigheden of verrichtingen na validering op te sporen en te corrigeren. Deze controles kunnen steekproefgewijs op basis van het risico gebeuren en houden rekening met de resultaten van eerdere controles en met kosten-batenoverwegingen.

De controles achteraf en de controles vooraf worden niet door dezelfde personeelsleden uitgevoerd. De voor de controles achteraf verantwoordelijke personeelsleden zijn geen ondergeschikten van de voor de controles vooraf verantwoordelijke personeelsleden.

Wanneer de gedelegeerd ordonnateur financiële audits van begunstigden uitvoert in de vorm van controles achteraf, zijn de desbetreffende auditvoorschriften duidelijk, samenhangend en transparant, en eerbiedigen de rechten van de Commissie en de gecontroleerden.

7.Bevoegde ordonnateurs en voor de uitvoering van de begroting bevoegd personeel beschikken over de nodige beroepskwalificaties.

Bij elke instelling zorgt de gedelegeerde ordonnateur ervoor dat:

a)de gesubdelegeerde ordonnateurs en hun personeel regelmatig bijgewerkte en passende informatie ontvangen over de beschikbare normen, methoden en technieken voor controledoeleinden;

b)indien nodig maatregelen worden genomen om de doeltreffende en efficiënte werking van de controlesystemen te waarborgen overeenkomstig lid 2.

8.Indien een bij het financieel beheer en de controle van de verrichtingen betrokken personeelslid van oordeel is dat een besluit dat zijn meerdere hem verplicht toe te passen of te accepteren onregelmatig is of strijdig met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepscode die dat personeelslid gehouden is te respecteren, deelt hij dit aan zijn hiërarchieke meerdere. Indien het personeelslid dit schriftelijk doet, antwoordt de hiërarchieke meerdere schriftelijk. Indien de hiërarchieke meerdere niet optreedt of het aanvankelijke besluit of voorschrift bevestigt en het personeelslid van oordeel is dat een dergelijke bevestiging geen redelijk antwoord vormt op zijn bezorgdheid, stelt het personeelslid de gedelegeerd ordonnateur schriftelijk hiervan in kennis. Wanneer deze gelet op de omstandigheden van het betrokken geval geen antwoord geeft binnen een redelijke termijn, en in ieder geval binnen maximaal één maand, licht het personeelslid de in artikel 139 bedoelde instantie in.

Gevallen van illegale activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden, worden door het personeelslid gemeld bij de autoriteiten en instanties die zijn aangewezen bij het Statuut en bij de besluiten van de instellingen van de Unie betreffende interne onderzoeken op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten die de belangen van de Unie schaden. Overeenkomsten met externe auditeurs die audits verrichten inzake het financieel beheer van de Unie bevatten een verplichting voor de externe auditeur om de gedelegeerd ordonnateur in kennis te stellen van elk vermoeden van illegale activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden.

9.De gedelegeerd ordonnateur legt aan zijn instelling verantwoording over de uitoefening van zijn taken af in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met informatie over de financiën en het beheer, inclusief de resultaten van controles, waarin hij verklaart, tenzij anders staat vermeld in voorbehouden betreffende bepaalde gebieden van uitgaven en ontvangsten, redelijke zekerheid te hebben dat:

a)de in het verslag opgenomen informatie een juist en getrouw beeld geven;

b)de middelen die zijn bestemd voor de activiteiten waarover verslag wordt uitgebracht, zijn gebruikt voor het opgegeven doel en in overeenstemming met het begrip van goed financieel beheer;

c)de ingevoerde controleprocedures de nodige garanties bieden in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Het jaarlijks activiteitenverslag bevat informatie over de gedane verrichtingen in het licht van de doelstellingen in de strategische plannen, de met deze verrichtingen verbonden risico's, het gebruik van de ter beschikking gestelde middelen en de efficiëntie en de doeltreffendheid van interne controlesystemen. Dit omvat een globale beoordeling van de kosten en baten van controles en informatie over de mate waarin de goedgekeurde beleidsuitgaven bijdragen tot het verwezenlijken van de strategische doelstellingen van de EU en meerwaarde van de EU opleveren. De Commissie stelt een samenvatting op van de jaarlijkse activiteitenverslagen voor het voorgaande jaar.

10.De gedelegeerd ordonnateur houdt voor elk begrotingsjaar bij hoeveel opdrachten worden geplaatst door middel van de in punt 11.1, onder a) tot en met f), en punt 39 van de bijlage bij deze verordening bedoelde onderhandelingsprocedure. Indien het aantal onderhandelingsprocedures in verhouding tot het aantal door dezelfde gedelegeerd ordonnateur geplaatste opdrachten aanzienlijk stijgt ten opzichte van voorgaande begrotingsjaren of indien deze verhouding aanmerkelijk hoger is dan het gemiddelde van zijn instelling, brengt de bevoegde ordonnateur verslag uit aan zijn instelling, en vermeldt hij daarbij de maatregelen die, in voorkomend geval, zijn genomen om deze tendens om te buigen. Elke instelling zendt het Europees Parlement en de Raad een verslag over de onderhandelingsprocedures toe. In het geval van de Commissie wordt dit verslag gevoegd bij de in lid 9 van dit artikel bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen.

Artikel 74
Bewaring van bewijsstukken door de ordonnateurs

De ordonnateur stelt op papier gebaseerde of elektronische systemen in voor de bewaring van originele bewijsstukken in verband met de uitvoering van de begroting en de handelingen tot uitvoering van de begroting. Deze bewijsstukken worden bewaard gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de datum waarop het Europees Parlement kwijting verleent voor het begrotingsjaar waarop de bewijsstukken betrekking hebben.

Bewijsstukken met betrekking tot verrichtingen die niet definitief zijn afgesloten, worden bewaard tot het einde van het jaar dat volgt op de afsluiting van die verrichtingen.

Persoonsgegevens in de bewijsstukken worden waar mogelijk verwijderd, wanneer deze gegevens niet noodzakelijk zijn voor begrotingskwijting, controle en audit. Artikel 37, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing wat de bewaring van verkeersgegevens betreft.

Artikel 75
Bevoegdheden en taken van de hoofden van de delegaties van de Unie

1.Wanneer de hoofden van de delegaties van de Unie overeenkomstig artikel 58, lid 2 , als gesubdelegeerd ordonnateur optreden, gehoorzamen zij aan de Commissie als de instelling die verantwoordelijk is voor de omschrijving, uitvoering, controle en beoordeling van hun taken en verantwoordelijkheden als gesubdelegeerd ordonnateur en werken zij nauw samen met de Commissie voor de daadwerkelijke besteding van de middelen, om met name te zorgen voor de wettigheid en de regelmatigheid van de financiële verrichtingen, de naleving van het beginsel van goed financieel beheer bij het beheer van de middelen en de doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie. Zij handelen in overeenstemming met de interne regels van de Commissie en het handvest van de Commissie voor de uitvoering van de aan hen gesubdelegeerde taken op het gebied van financieel beheer Zij kunnen bij de uitoefening van hun taken worden bijgestaan door personeel van de Commissie.

Hiertoe nemen zij de maatregelen die nodig zijn om elke situatie te voorkomen waarbij de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de aan hen gesubdelegeerde begroting in het gedrang kan komen, alsook elk conflict van prioriteiten dat gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de aan hen gesubdelegeerde taken op het gebied van financieel beheer.

Wanneer een in de tweede alinea bedoelde situatie of conflict zich voordoet, stellen de hoofden van de delegaties van de Unie de betrokken directeuren-generaal van de Commissie en van de EDEO hiervan onverwijld in kennis. De betrokken directeuren-generaal nemen passende maatregelen om de situatie op te lossen.

2.Wanneer hoofden van de delegaties van de Unie zich in een in artikel 73, lid 8, bedoelde situatie bevinden, brengen zij dit ter kennis van de in artikel 139 genoemde instantie. In geval van illegale activiteiten, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden, waarschuwen zij de in de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.

3.Hoofden van de delegaties van de Unie die overeenkomstig artikel 58, lid 2 , als gesubdelegeerd ordonnateur optreden, brengen verslag uit aan hun gedelegeerd ordonnateur, opdat deze laatste hun verslagen in zijn in artikel 73, lid 9, bedoelde jaarlijks activiteitenverslag kan opnemen. De verslagen van de hoofden van de delegaties van de Unie bevatten informatie over de efficiëntie en de doeltreffendheid van de in hun delegatie ingestelde controlesystemen en over het beheer van de aan hen gesubdelegeerde verrichtingen, alsook de in de derde alinea van artikel 89, lid 5 , bedoelde verklaring. Die verslagen worden bij het jaarlijkse activiteitenverslag van de gedelegeerd ordonnateur gevoegd en ter beschikking gesteld van het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval met inachtneming van het vertrouwelijke karakter ervan.

De hoofden van de delegaties van de Unie werken volledig samen met de instellingen die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn en verstrekken waar nodig de vereiste aanvullende informatie. In deze context kan hun worden gevraagd vergaderingen van de betrokken organen bij te wonen en bijstand te verlenen aan de verantwoordelijke gedelegeerd ordonnateur.

Hoofden van de delegaties van de Unie die overeenkomstig artikel 58 als gesubdelegeerd ordonnateur optreden, beantwoorden elk verzoek van de gedelegeerd ordonnateur van de Commissie, hetzij op verzoek van de Commissie of, in het kader van de kwijtingsprocedure, op verzoek van het Europees Parlement.

De Commissie zorgt ervoor dat de gesubdelegeerde bevoegdheden de kwijtingsprocedure uit hoofde van artikel 319 VWEU niet belemmeren.

4.De leden 1, 2 en 3 gelden eveneens voor de adjunct-hoofden van delegaties van de Unie die optreden als gesubdelegeerde ordonnateurs in afwezigheid van de hoofden van delegaties van de Unie.

AFDELING 3
DE REKENPLICHTIGE

Artikel 76
Bevoegdheden en taken van de rekenplichtige

Elke instelling stelt een rekenplichtige aan, die binnen elke instelling wordt belast met:

a)de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;

b)het opstellen en presenteren van de rekeningen overeenkomstig titel XIII;

c)het voeren van de boekhouding overeenkomstig de artikelen 80 en 81;

d)het vaststellen van de boekhoudregels, -procedures en het rekeningstelsel overeenkomstig de artikelen 79 tot en met 81;

e)het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de ordonnateur vastgelegde systemen die tot doel hebben boekhoudinformatie te verstrekken of te motiveren; in dit verband is de rekenplichtige bevoegd om te allen tijde na te gaan of de valideringscriteria zijn nageleefd;

f)het beheer van de kasmiddelen.

De verantwoordelijkheden van de rekenplichtige van de EDEO hebben alleen betrekking op de door de EDEO uitgevoerde begrotingsafdeling van de EDEO. De rekenplichtige van de Commissie blijft verantwoordelijk voor de volledige begrotingsafdeling van de Commissie, met inbegrip van de boekhoudkundige verrichtingen die betrekking hebben op de aan de hoofden van de delegaties van de Unie gesubdelegeerde kredieten.

De rekenplichtige van de Commissie treedt voor de uitvoering van de begrotingsafdeling van de EDEO ook op als rekenplichtige van de EDEO.

Artikel 77
Aanstelling en beëindiging van de functie van de rekenplichtige

1.De rekenplichtige wordt door elke instelling aangesteld uit de ambtenaren op wie het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie van toepassing is.

De rekenplichtige wordt door de instelling gekozen op grond van zijn specifieke bekwaamheid, die door diploma’s wordt aangetoond of uit een gelijkwaardige beroepservaring blijkt.

2.Twee of meer instellingen of organen kunnen dezelfde rekenplichtige aanstellen.

In dat geval nemen zij alle nodige maatregelen om belangenconflicten te voorkomen.

3.Bij de beëindiging van de functie van rekenplichtige wordt zo spoedig mogelijk een staat van de rekeningen opgemaakt.

4.De staat van de rekeningen, vergezeld van een overdrachtsrapport, wordt door de rekenplichtige die zijn functie beëindigt, of, indien dit niet mogelijk is, door een ambtenaar van zijn dienst aan de nieuwe rekenplichtige toegezonden.

De nieuwe rekenplichtige ondertekent de staat van de rekeningen binnen een maand na de datum van toezending voor aanvaarding, waarbij hij een voorbehoud kan maken.

Het overdrachtsrapport bevat tevens het resultaat van elke opgemaakte staat van de rekeningen en met name van eventuele voorbehouden.

Artikel 78
Bevoegdheden die de rekenplichtige kan delegeren

De rekenplichtige kan voor de uitoefening van zijn functie een aantal van zijn taken delegeren aan ondergeschikte personeelsleden en aan overeenkomstig artikel 86, lid 1, aangestelde beheerders van gelden ter goede rekening.

In het delegatiebesluit worden die taken omschreven.

Artikel 79
Boekhoudregels

1.De boekhoudregels die moeten worden toegepast door alle instellingen van de Unie, de Europese bureaus als bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk 3 van deze titel en de organen van de Unie als bedoeld in artikel 234 zijn gebaseerd op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de openbare sector. Deze regels worden vastgesteld door de rekenplichtige van de Commissie na raadpleging van de rekenplichtigen van de andere instellingen van de Unie, de Europese bureaus en de organen van de Unie.

2.De rekenplichtige kan van deze normen afwijken indien hij zulks nodig acht om een getrouwe weergave te kunnen geven van de activa en passiva, de lasten en baten en de kasstromen. Wanneer een boekhoudregel substantieel van die normen afwijkt, wordt dit in de toelichtingen bij de financiële staten gemeld en gemotiveerd.

3.In de in lid 1 bedoelde boekhoudregels worden de structuur en inhoud vastgesteld van de financiële staten, alsmede de boekhoudkundige beginselen die aan de rekeningen ten grondslag liggen.

4.De in artikel 234 bedoelde begrotingsboekhouding is in overeenstemming met de begrotingsbeginselen van deze verordening. Deze maakt het mogelijk de uitvoering van de begroting in detail te volgen. Ze registreert alle verrichtingen tot uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde als bedoeld in deze titel en geeft een getrouwe weergave daarvan.

Artikel 80
Het voeren van de boekhouding

1.De rekenplichtige van de Commissie is bevoegd om het geharmoniseerde rekeningstelsel vast te stellen dat moet worden toegepast door alle instellingen van de Unie, de Europese bureaus als bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk 3 van deze titel en de organen van de Unie als bedoeld in artikel 234.

2.De rekenplichtigen ontvangen van de ordonnateurs alle informatie die nodig is voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de instellingen en de uitvoering van de begroting. De ordonnateurs garanderen de betrouwbaarheid van die informatie.

3.Voordat de rekeningen door de instelling of het in artikel 69 bedoelde orgaan worden goedgekeurd, tekent de rekenplichtige ze af, waarmee hij verklaart dat hij een redelijke zekerheid heeft dat de rekeningen een getrouwe weergave van de financiële situatie van de instelling of het in artikel 69 bedoelde orgaan geven.

Daartoe vergewist de rekenplichtige zich ervan dat de rekeningen zijn opgesteld in overeenstemming met de in artikel 79 genoemde boekhoudregels en met de in artikel 76, eerste alinea, onder d), bedoelde boekhoudprocedures en dat alle uitgaven en ontvangsten in de rekeningen zijn geboekt.

4.De gedelegeerd ordonnateur zendt de rekenplichtige, met inachtneming van de door deze laatste vastgestelde regels, alle informatie over financiën en beheer toe die nodig is voor de vervulling van zijn taken.

De rekenplichtige ontvangt van de ordonnateur regelmatig, en minstens vóór het afsluiten van de rekeningen, de dienstige financiële gegevens betreffende de bancaire trustrekeningen teneinde het gebruik van middelen van de Unie in de boekhouding van de Unie tot uiting te brengen.

De ordonnateurs blijven volledig verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de door hen beheerde middelen, de wettigheid en de regelmatigheid van de door hen beheerde uitgaven en de volledigheid en juistheid van de aan de rekenplichtige verstrekte informatie.

5.De bevoegde ordonnateur stelt de rekenplichtige in kennis van alle ontwikkelingen of significante wijzigingen van financiële beheerssystemen, inventarisatiesystemen of systemen voor de waardering van activa en verplichtingen die gegevens leveren voor de rekeningen van de instelling of worden gebruikt om gegevens daarin te documenteren, zodat de rekenplichtige kan verifiëren of de valideringscriteria zijn nageleefd.

De rekenplichtige kan op ieder moment een reeds gevalideerd financieel beheerssysteem opnieuw onderzoeken en kan verlangen dat de bevoegde ordonnateur een actieplan opstelt om eventuele tekortkomingen tijdig te verhelpen.

De bevoegde ordonnateur is verantwoordelijk voor de volledigheid van de informatie die aan de rekenplichtige wordt verstrekt.

6.De rekenplichtige is bevoegd de ontvangen informatie te controleren en alle verdere toetsen uit te voeren die hij noodzakelijk acht om de rekeningen te kunnen aftekenen.

Zo nodig maakt de rekenplichtige voorbehoud, waarbij hij de aard en de draagwijdte van het voorbehoud precies omschrijft.

7.De boekhouding van een instelling is een systeem van ordening van budgettaire en financiële informatie om kwantitatieve gegevens te boeken, in te delen en te registreren.

8.Het boekhoudsysteem bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. De boekhoudingen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

9.De gedelegeerd ordonnateur kan tevens een gedetailleerde beheersboekhouding voeren.

10.De bewijsstukken met betrekking tot de boekhouding en de opstelling van de in artikel 234 bedoelde rekeningen worden bewaard gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop het Europees Parlement kwijting verleent voor het begrotingsjaar waarop de bewijsstukken betrekking hebben.

De bewijsstukken met betrekking tot verrichtingen die niet definitief zijn afgesloten, worden bewaard tot het einde van het jaar dat volgt op de afsluiting van die verrichtingen. Artikel 37, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing wat de bewaring van verkeersgegevens betreft.

Artikel 81
Algemene boekhouding

1.De algemene boekhouding volgt op chronologische wijze, volgens de methode van dubbel boekhouden, alle gebeurtenissen en verrichtingen die van invloed zijn op de economische, financiële en vermogenssituatie van de instellingen en van de in artikel 234 bedoelde organen.

2.De saldi en de mutaties op de rekeningen worden in de boekhouding geregistreerd.

3.Iedere boeking, inclusief de boekhoudkundige correcties, wordt gestaafd met bewijsstukken waarnaar zij verwijst.

4.Het boekhoudsysteem maakt het mogelijk van alle gecontroleerde boekingen een duidelijk auditspoor terug te vinden.

Artikel 82
Bankrekeningen

1.De rekenplichtige kan voor de behoeften in verband met het beheer van de kasmiddelen bij financiële instellingen of nationale centrale banken rekeningen op naam van de instelling openen of laten openen. De rekenplichtige is ook verantwoordelijk voor het afsluiten of laten afsluiten van deze rekeningen.

2.In de voorwaarden voor het openen, de werking en het gebruik van bankrekeningen wordt bepaald dat, naargelang van de interne controlebehoeften, voor cheques, overschrijvingsopdrachten en alle andere bankverrichtingen de handtekening van één of meer naar behoren gemachtigde personeelsleden vereist is. De manuele opdrachten worden ondertekend door ten minste twee naar behoren gemachtigde personeelsleden, of door de rekenplichtige in eigen persoon.

3.Namens de Commissie kunnen trustrekeningen worden geopend in het kader van de uitvoering van een programma of actie, om het beheer daarvan door een entiteit krachtens artikel 61, lid 1, onder c) , ii), iii), v) of vi), mogelijk te maken.

Zulke rekeningen worden geopend onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur die bevoegd is voor de uitvoering van het programma of de actie en met het akkoord van de rekenplichtige van de Commissie.

Zulke rekeningen worden beheerd onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateur.

4.De rekenplichtige van de Commissie stelt regels vast voor het openen, het beheer en het sluiten van de trustrekeningen en voor het gebruik ervan.

Artikel 83
Het beheer van de kasmiddelen

1.Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de geldmiddelen en de kasequivalenten. De rekenplichtige is voor de bewaring ervan aansprakelijk.

2.De rekenplichtige ziet erop toe dat zijn instelling voldoende middelen ter beschikking heeft om de kasbehoeften te dekken die voortvloeien uit de uitvoering van de begroting onder de bepalingen van de toepasselijke regelgeving, en stelt procedures in om ervoor te zorgen dat geen van de op grond van artikel 82, lid 1, en artikel 86, lid 2, geopende rekeningen een negatief saldo vertoont.

3.De betalingen geschieden door bankoverschrijving, door middel van een cheque, uit gelden ter goede rekening of – wanneer dit specifiek is toegestaan door de rekenplichtige – door debetkaarten met directe debitering of op andere wijze, overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld door de rekenplichtige.

4.De rekenplichtige kan enkel betalingen verrichten indien de juridische entiteit en de betalingsgegevens van de begunstigde van tevoren zijn opgenomen in een gemeenschappelijk bestand per instelling waarvoor hij bevoegd is.

Vóór het aangaan van een verbintenis jegens een derde stelt de ordonnateur de juridische entiteit en de wijze van betaling van de begunstigden vast en neemt deze op in een gemeenschappelijk bestand per instelling waarvoor de rekenplichtige bevoegd is, om te zorgen voor transparantie, verantwoording en de goede uitvoering van betalingen.

De ordonnateurs delen de rekenplichtige alle wijzigingen mee in de door de begunstigde verstrekte identiteits- en betalingsgegevens en onderzoeken of deze gegevens geldig zijn voordat zij betalingen goedkeuren.

Artikel 84
Inventaris van activa

1.Iedere instelling van de Unie en elk in artikel 234 bedoeld orgaan houdt van alle materiële, immateriële en financiële vaste activa die tot het vermogen van de Unie behoren, naar aantal en waarde gespecificeerde inventarislijsten bij volgens het door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde model.

Iedere instelling van de Unie en elk in artikel 234 bedoeld orgaan controleert of de stand op de inventarislijsten overeenstemt met de werkelijkheid.

Alle aankopen van goederen waarvan de gebruiksduur meer dan een jaar is, die niet het karakter van een verbruiksgoed hebben en waarvan de aankoopprijs of de kostprijs hoger is dan die welke in de overeenkomstig artikel 76 vastgestelde boekhoudprocedures is vermeld, worden in de inventaris en de rekeningen van de vaste activa opgenomen.

2.Verkoop van materiële activa van de Unie wordt op een daartoe geëigende wijze bekendgemaakt.

3.Iedere instelling van de Unie en elk in artikel 234 bedoeld orgaan stelt bepalingen vast betreffende het behoud van de in haar of zijn balans opgenomen activa en wijst de administratieve diensten aan die voor het inventarissysteem verantwoordelijk zijn.

AFDELING 4
DE BEHEERDER VAN GELDEN TER GOEDE REKENING

Artikel 85
Beheer van gelden ter goede rekening

1.Voor de inning van andere ontvangsten dan eigen middelen en voor de betaling van uitgaven kunnen, wanneer het door de geringe omvang van de bedragen materieel onmogelijk of inefficiënt is betalingen volgens begrotingsprocedures te verrichten, gelden ter goede rekening worden ingesteld.

Op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp mogen evenwel gelden ter goede rekening worden gebruikt voor de betaling van grotere bedragen zonder beperking ten aanzien van het bedrag, mits het niveau van de door het Europees Parlement en de Raad toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar in acht wordt genomen en overeenkomstig de interne regels van de Commissie.

Bij de delegaties van de Unie kunnen gelden ter goede rekening eveneens worden gebruikt voor betalingen van kleine bedragen volgens begrotingsprocedures, indien dat efficiënt en doeltreffend is op grond van lokale vereisten.

2.Bij de delegaties van de Unie worden, met waarborging van de volledige traceerbaarheid van de uitgaven, gelden ter goede rekening ingesteld voor het betalen van uitgaven uit zowel de afdeling Commissie van de begroting als die van de EDEO.

Artikel 86
Instelling en beheer van gelden ter goede rekening

1.De instelling van gelden ter goede rekening en de aanwijzing van een beheerder van gelden ter goede rekening geschieden bij besluit van de rekenplichtige van de instelling op een met redenen omkleed voorstel van de bevoegde ordonnateur. In dit besluit worden de respectieve verantwoordelijkheden en verplichtingen van de beheerder van gelden ter goede rekening en de ordonnateur vastgesteld.

Beheerders van gelden ter goede rekening worden gekozen uit ambtenaren of, indien nodig en slechts in gerechtvaardigde gevallen, uit andere personeelsleden of met inachtneming van de grenzen die zijn vastgesteld in de interne regels van de Commissie, uit personeelsleden van de Commissie die actief zijn op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp, op voorwaarde dat hun arbeidsovereenkomsten een gelijkwaardige bescherming op het gebied van aansprakelijkheid bieden als bij het personeel op basis van artikel 93. Beheerders van gelden ter goede rekening worden gekozen op grond van hun kennis, bekwaamheid en vaardigheden ter zake die zij blijkens diploma’s of een passende beroepservaring of na een passend opleidingsprogramma bezitten.

Bij het nemen van een besluit om gelden ter goede rekening in te stellen, bepaalt de rekenplichtige de voorwaarden voor het gebruik van de gelden ter goede rekening.

De wijziging van de voorwaarden voor het beheer van gelden ter goede rekening geschiedt eveneens bij besluit van de rekenplichtige op een met redenen omkleed voorstel van de bevoegde ordonnateur.

2.Bankrekeningen voor de gelden ter goede rekening worden geopend door de rekenplichtige, die ook de handtekeningen bij volmacht goedkeurt op basis van een met redenen omkleed voorstel van de ordonnateur.

3.Gelden ter goede rekening worden door de rekenplichtige van de instelling ter beschikking gesteld en vallen onder de verantwoordelijkheid van de beheerders van gelden ter goede rekening.

4.Verrichte betalingen worden gevolgd door formele besluiten tot definitieve betaalbaarstelling of betalingsopdrachten die door de bevoegde ordonnateur zijn ondertekend.

De verrichtingen in het kader van het beheer van gelden ter goede rekening worden uiterlijk aan het einde van de volgende maand door de ordonnateur geregulariseerd, om te zorgen voor afstemming van het boeksaldo en het banksaldo.

5.De aanwezigheid van de aan beheerders van gelden ter goede rekening toevertrouwde middelen, de desbetreffende boekhouding en de regularisatie van de verrichtingen binnen de voorgeschreven termijnen worden door de rekenplichtige of door een speciaal daartoe gemachtigd personeelslid van zijn dienst of de ordonnateursdienst, in de regel ter plaatse en, in voorkomend geval, zonder aankondiging, geverifieerd. De rekenplichtige deelt de bevoegde ordonnateur de resultaten van zijn verificaties mede.

HOOFDSTUK 5
Verantwoordelijkheid van financiële actoren

AFDELING 1
ALGEMENE REGELS

Artikel 87
Intrekking van de delegatie en ontheffing van functies gegeven aan financiële actoren

1.De bevoegde ordonnateurs kunnen te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd tijdelijk of definitief hun delegatie of subdelegatie worden ontnomen.

2.De rekenplichtige of de beheerders van gelden ter goede rekening, of beiden, kunnen te allen tijde door het gezag dat hem heeft benoemd tijdelijk of definitief van hun functies worden ontheven.

3.De leden 1 en 2 doen geen afbreuk aan eventuele tuchtmaatregelen die worden genomen ten aanzien van de in die leden bedoelde financiële actoren.

Artikel 88
Verantwoordelijkheid van de financiële actoren voor illegale activiteiten, fraude of corruptie

1.Dit hoofdstuk doet niet af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 87 genoemde financiële actoren krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Unie of van de lidstaten betrokken zijn.

2.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 89, 92 en 93 van deze verordening, is elke bevoegde ordonnateur, rekenplichtige of beheerder van gelden ter goede rekening tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut of voor het in artikel 86 van hun dienstcontracten bedoelde personeel. Gevallen van illegale activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden, worden voorgelegd aan de in de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties, met name aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding.

AFDELING 2
REGELS BETREFFENDE DE BEVOEGDE ORDONNATEURS

Artikel 89
Regels betreffende de ordonnateurs

1.De bevoegde ordonnateur is geldelijk aansprakelijk onder de in het statuut vermelde voorwaarden.

2.De verplichting tot schadevergoeding bestaat in het bijzonder wanneer de bevoegde ordonnateur opzettelijk of met grove nalatigheid:

a)de in te vorderen rechten vaststelt of invorderingsopdrachten afgeeft, een betalingsverplichting aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van deze verordening;

b)verzuimt een document op te stellen waarbij een schuldvordering wordt vastgesteld, verzuimt een invorderingsopdracht af te geven of deze te laat afgeeft, of een betalingsopdracht te laat afgeeft, waardoor de instelling civiel aansprakelijk wordt jegens derden.

3.Wanneer een gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur oordeelt dat een door hem te nemen besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan het delegatieverlenend gezag. Indien dit gezag schriftelijk aan de gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur de met redenen omklede opdracht geeft het genoemde besluit te nemen, is deze ordonnateur van zijn aansprakelijkheid ontslagen.

4.In geval van subdelegatie binnen zijn dienst blijft de gedelegeerd ordonnateur verantwoordelijk voor de efficiëntie en de doeltreffendheid van de ingestelde interne beheer- en controlesystemen en de keuze van de gesubdelegeerd ordonnateur.

5.In geval van subdelegatie aan de hoofden en adjunct-hoofden van de delegaties van de Unie is de gedelegeerde ordonnateur verantwoordelijk voor de afbakening van de opgerichte internebeheers- en controlesystemen alsook de efficiëntie en de doeltreffendheid van die systemen. De hoofden van de delegaties van de Unie zijn verantwoordelijk voor het instellen en de werking van die systemen, overeenkomstig de richtlijnen van de gedelegeerd ordonnateur, alsook voor het beheer van de middelen en de verrichtingen die zij binnen de delegatie van de Unie onder hun verantwoordelijkheid uitvoeren. Vóór hun ambtsaanvaarding volgen zij specifieke opleidingen inzake de taken en verantwoordelijkheden van ordonnateurs en de uitvoering van de begroting.

Hoofden van de delegaties van de Unie brengen overeenkomstig artikel 75, lid 3, verslag uit over hun in de eerste alinea van dit lid bedoelde verantwoordelijkheden.

De hoofden van de delegaties van de Unie verstrekken jaarlijks aan de gedelegeerd ordonnateur van de Commissie de betrouwbaarheidsverklaring over de in hun delegatie ingestelde interne beheer- en controlesystemen, alsook over het beheer van de verrichtingen die aan hen zijn subgedelegeerd en de resultaten daarvan, om de ordonnateur in staat te stellen de betrouwbaarheidsverklaring als bedoeld in artikel 73, lid 9, af te leggen.

Dit lid geldt eveneens voor de adjunct-hoofden van delegaties van de Unie die optreden als gesubdelegeerde ordonnateurs in afwezigheid van de hoofden van delegaties van de Unie.

Artikel 90
Behandeling van door een personeelslid veroorzaakte financiële onregelmatigheden

1.Onverminderd de bevoegdheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding wordt elke overtreding van een bepaling van het Financieel Reglement of van een bepaling inzake financieel beheer of controle van de verrichtingen die het gevolg is van een handeling of verzuim van een personeelslid voorgelegd aan de in artikel 139 van deze verordening bedoelde instantie voor een advies door:

a)het tot aanstelling bevoegde gezag verantwoordelijk voor tuchtzaken;

b)een personeelslid overeenkomstig artikel 73, lid 8. In dat geval zendt de instantie aan het tot aanstelling bevoegde gezag het dossier toe en stelt zij het personeelslid daarvan in kennis. Het tot aanstelling bevoegde gezag kan de instantie om advies over het dossier verzoeken;

c)de bevoegde ordonnateur, met inbegrip van de hoofden van de delegaties van de Unie en de adjunct-hoofden die in hun afwezigheid als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden overeenkomstig artikel 58, lid 2, van deze verordening.

2.In de in lid 1 bedoelde gevallen is de in artikel 139 van deze verordening bedoelde instantie bevoegd vast te stellen of zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan. Op grond van het advies van de in artikel 139 bedoelde instantie voor in lid 1 bedoelde gevallen neemt de betrokken instelling een beslissing over het instellen van een procedure wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid. Indien de instantie systeemgebonden problemen ontdekt, doet zij de ordonnateur en de gedelegeerd ordonnateur, tenzij deze het betrokken personeelslid is, alsmede de intern controleur een aanbeveling.

3.Alvorens een advies in gevallen van onregelmatigheden als bedoeld in lid 1 van dit artikel te formuleren, stelt de instantie het betrokken personeelslid in de gelegenheid opmerkingen te maken.

4.Wanneer de instantie het in lid 1 bedoelde advies geeft, moet zij de in artikel 139, lid 2, vastgestelde samenstelling en twee extra leden hebben:

a)een vertegenwoordiger van het tot aanstelling bevoegde gezag, bevoegd voor tuchtmaatregelen van de betrokken instelling of het betrokken orgaan, en

b)een door het personeelscomité aangewezen lid van de betrokken instelling of het betrokken orgaan. Bij de aanwijzing van deze extra leden wordt rekening gehouden met de noodzaak om belangenconflicten te voorkomen.

5.Het in lid 1 bedoelde advies van de instantie wordt gericht tot de tuchtraad die door elke instelling en elk orgaan overeenkomstig haar of zijn interne regels is opgericht.

6.De lidstaten ondersteunen de Unie volledig bij de tenuitvoerlegging van de aansprakelijkheid, overeenkomstig artikel 22 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, van tijdelijke functionarissen op wie artikel 2, onder e), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, van toepassing is.

Artikel 91
Bevestiging van instructies

1.Wanneer een ordonnateur oordeelt dat een aan hem gegeven instructie onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, met name omdat de uitvoering ervan onverenigbaar is met de hoeveelheid aan hem verstrekte middelen, deelt hij dat de autoriteit waarvan hij de delegatie of subdelegatie heeft ontvangen, schriftelijk mee. Indien de instructie tijdig schriftelijk wordt bevestigd en nauwkeurig genoeg is, dat wil zeggen dat zij uitdrukkelijk naar de aspecten verwijst die door de gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur betwistbaar worden geacht, is de gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur van zijn verantwoordelijkheid ontslagen. Hij voert de instructie uit, tenzij deze kennelijk in strijd is met de wet of de geldende veiligheidsvoorschriften.

2.Lid 1 is ook van toepassing indien een ordonnateur tijdens de uitvoering van een aan hem gegeven instructie verneemt dat de omstandigheden van het dossier een onregelmatige situatie tot gevolg hebben.

De overeenkomstig artikel 89, lid 3, bevestigde instructies worden door de bevoegde gedelegeerd ordonnateur bijgehouden en in zijn jaarlijks activiteitenverslag vermeld.

AFDELING 3
REGELS BETREFFENDE DE REKENPLICHTIGEN EN DE BEHEERDERS VAN GELDEN TER GOEDE REKENING

Artikel 92
Regels betreffende de rekenplichtigen

De rekenplichtige is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld als gevolg van de volgende fouten:

a)middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

b)bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;

c)invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;

d)nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

Artikel 93
Regels betreffende de beheerders van gelden ter goede rekening

Onverminderd artikel 88, lid 2, kan de beheerder van gelden ter goede rekening met name aansprakelijk worden gesteld als gevolg van de volgende fouten:

a)middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

b)verrichte betalingen niet met deugdelijke bewijsstukken kunnen verantwoorden;

c)aan een ander dan de daarop rechthebbende betalen;

d)nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

HOOFDSTUK 6
Ontvangsten

AFDELING 1
TERBESCHIKKINGSTELLING VAN EIGEN MIDDELEN

Artikel 94
Eigen middelen

1.De ontvangsten gevormd door de eigen middelen bedoeld in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie worden als raming in euro in de begroting opgenomen. Zij worden ter beschikking gesteld overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014.

2.De ordonnateur stelt een tijdschema op voor de terbeschikkingstelling aan de Commissie van de eigen middelen bedoeld in het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.

De vaststelling en de inning van de eigen middelen geschieden volgens de voorschriften die ter uitvoering van het in de eerste alinea bedoelde besluit zijn vastgesteld.

Om boekhoudkundige redenen geeft de ordonnateur een invorderingsopdracht af voor inkomsten en uitgaven op de rekening voor de eigen middelen als bedoeld in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

AFDELING 2
RAMING VAN SCHULDVORDERINGEN

Artikel 95
Raming van schuldvorderingen

1.Wanneer de bevoegde ordonnateur over voldoende en betrouwbare informatie beschikt met betrekking tot een maatregel of situatie waardoor een schuldvordering van de Unie ontstaat, maakt hij een raming van het verschuldigde bedrag.

2.De raming van de schuldvordering wordt door de bevoegde ordonnateur aangepast zodra hij kennis krijgt van een feit dat de maatregel of de situatie die tot de raming heeft geleid, verandert.

Bij de opstelling van een invorderingsopdracht met betrekking tot een maatregel of situatie die eerder tot een raming van de schuldvordering heeft geleid, wordt die raming dienovereenkomstig aangepast door de bevoegde ordonnateur.

Wanneer de invorderingsopdracht wordt opgesteld voor hetzelfde bedrag als de oorspronkelijke raming van de schuldvordering, wordt die raming verlaagd tot nul.

3.In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt voor de eigen middelen omschreven in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie die door de lidstaten op vaste vervaldagen worden afgedragen, geen raming van de schuldvordering opgesteld vóór de terbeschikkingstelling van de bedragen door de lidstaten aan de Commissie. Voor deze middelen geeft de bevoegde ordonnateur een invorderingsopdracht af.

AFDELING 3
VASTSTELLING VAN SCHULDVORDERINGEN

Artikel 96
Vaststelling van schuldvorderingen

1.De vaststelling van een schuldvordering is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

a)het bestaan van de schuld van de debiteur verifieert;

b)het bestaan en het bedrag van de schuld vaststelt of verifieert;

c)de invorderbaarheid van de schuld verifieert.

Dit vormt de erkenning van het recht van de Unie jegens een debiteur en de opstelling van de titel waarmee van deze debiteur betaling van zijn schuld kan worden geëist.

2.Elke als zeker, vaststaand en invorderbaar aangemerkte schuldvordering wordt vastgesteld door middel van een invorderingsopdracht aan de rekenplichtige. Deze wordt gevolgd door een aan de debiteur gerichte debetnota, behalve voor de gevallen waarin onmiddellijk een ontheffingsprocedure wordt toegepast. De invorderingsopdracht en de debetnota worden beide door de bevoegde ordonnateur opgesteld.

De ordonnateur verzendt de debetnota onmiddellijk na de vaststelling van de schuldvordering en uiterlijk binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het moment waarop de instelling, onder normale omstandigheden, haar schuldvordering geldend had kunnen maken. Deze termijn geldt niet wanneer de bevoegde ordonnateur aantoont dat, ondanks de inspanningen die de instelling heeft gedaan, het late optreden toe te schrijven is aan het gedrag van de debiteur, inzonderheid uitstelmanoeuvres of kwade trouw.

De invorderingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige opdracht geeft de vastgestelde schuldvordering te innen.

3.Om een schuldvordering vast te stellen, vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

a)het zekere karakter van de schuldvordering, waaraan geen voorwaarden verbonden mogen zijn;

b)het vaststaande karakter van de schuldvordering, waarvan het bedrag nauwkeurig in geld moet worden uitgedrukt;

c)het invorderbare karakter van de schuldvordering, waaraan geen termijn verbonden mag zijn;

d)de juiste aanduiding van de debiteur;

e)de juistheid van de aanwijzing van de te innen bedragen op de begroting;

f)de regelmatigheid van de bewijsstukken; en

g)de overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, met name volgens de in artikel 99, lid 2, tweede alinea, onder a) of b), bedoelde criteria.

4.De debetnota is de mededeling aan de debiteur dat:

a)de Unie de schuldvordering heeft vastgesteld;

b)geen achterstandsrente verschuldigd is, indien de schuld binnen de in de debetnota vastgestelde termijn wordt betaald;

c)bij gebreke van betaling bij het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn, over de schuld rente verschuldigd is tegen het in artikel 97 bedoelde percentage, onverminderd de geldende specifieke voorschriften;

d)de instelling bij gebreke van betaling bij het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn, tot inning overgaat door middel van verrekening of door een beroep te doen op van tevoren verstrekte garanties;

e)de rekenplichtige, nadat de debiteur van de gronden en de datum van inning door middel van verrekening in kennis is gesteld, in uitzonderlijke omstandigheden vóór de onder b) bedoelde termijn tot inning door middel van verrekening kan overgaan, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Unie nodig is, omdat hij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen, dat het aan de Commissie verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan;

f)de instelling, indien nog geen volledige invordering heeft kunnen geschieden nadat alle onder a) tot en met e) van deze alinea beschreven stappen zijn ondernomen, tot invordering overgaat door gedwongen tenuitvoerlegging van de titel die overeenkomstig artikel 98, lid 2, dan wel langs gerechtelijke weg is verkregen.

Wanneer het na verificatie van de gegevens van de debiteur of op grond van andere relevante informatie die op dat moment beschikbaar was, duidelijk is dat de schuld valt onder de in artikel 99, lid 2, tweede alinea, onder a) of b), bedoelde gevallen of dat de debetnota niet is verzonden overeenkomstig lid 2 van dit artikel, kan de ordonnateur na de vaststelling van de schuldvordering besluiten om onmiddellijk een ontheffing overeenkomstig artikel 99 toe te kennen zonder een debetnota te sturen, met het akkoord van de rekenplichtige.

In alle andere gevallen wordt de debetnota door de ordonnateur afgedrukt en aan de debiteur toegezonden. De rekenplichtige wordt van de verzending in kennis gesteld via het financieel informatiesysteem.

5.Ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd.

Artikel 97
Achterstandsrente

1.Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van specifieke regelingen, is elke schuldvordering die bij het verstrijken van de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn niet is voldaan, rentedragend overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel.

2.Met uitzondering van het in lid 4 van dit artikel bedoelde geval, is de rentevoet voor schuldvorderingen die bij het verstrijken van de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn niet zijn voldaan, het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand waarin de genoemde termijn valt en dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met:

a)acht procentpunten wanneer de schuldvordering voortvloeit uit een overheidsopdracht voor leveringen en diensten in de zin van titel V;

b)drieënhalf procentpunten in alle andere gevallen.

3.De rente wordt berekend vanaf de kalenderdag die volgt op de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde en in de debetnota vermelde termijn, tot en met de kalenderdag waarop de schuld volledig is betaald.

De invorderingsopdracht voor de achterstandsrente wordt gedateerd op de dag waarop de rente daadwerkelijk is ontvangen.

4.In het geval van boetes of andere sancties, is de rentevoet voor schuldvorderingen die bij het verstrijken van de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn niet zijn voldaan, het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand waarin het besluit tot het opleggen van een boete of andere sanctie is genomen en dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met:

a)anderhalf procentpunt indien de debiteur een financiële zekerheid verstrekt die door de rekenplichtige in plaats van betaling wordt aanvaard;

b)drieënhalf procentpunten in alle andere gevallen.

Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie krachtens zijn op artikel 261 VWEU gebaseerde bevoegdheid het bedrag van een boete of andere sanctie verhoogt, wordt vanaf de datum van het arrest van het Hof rente berekend op de verhoging van het bedrag.

In gevallen waarin de totale rente negatief zou zijn, wordt deze op nul procentpunten vastgesteld.

AFDELING 4
INVORDERINGSOPDRACHTEN

Artikel 98
Invorderingsopdrachten

1.De opdracht tot invordering is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige, door de afgifte van een invorderingsopdracht, opdraagt een door die bevoegde ordonnateur vastgestelde schuldvordering in te vorderen.

2.De instelling kan de vaststelling van een schuldvordering jegens andere personen dan staten formeel neerleggen in een besluit dat een executoriale titel in de zin van artikel 299 VWEU vormt.

Indien de doelmatige en tijdige bescherming van de financiële belangen van de Unie dit vereist, kan de Commissie ook in uitzonderlijke omstandigheden een dergelijk uitvoerbaar besluit goedkeuren ten behoeve van andere instellingen op hun verzoek inzake vorderingen betreffende personeelsleden waarop het Statuut van de ambtenaren van toepassing is of betreffende leden of voormalige leden van een instelling van de Unie.

Er is sprake van uitzonderlijke omstandigheden wanneer de betrokken instelling alle mogelijkheden om vrijwillige betaling te verkrijgen en de schuld overeenkomstig artikel 99, lid 1, van deze verordening door middel van verrekening te innen heeft opgebruikt en de schuldvordering een aanzienlijk bedrag vertegenwoordigt. In dat geval kunnen de betrokken instellingen, andere dan die welke in artikel 299 VWEU worden genoemd, de Commissie verzoeken om een besluit te nemen dat executoriale titel vormt.

Het besluit dat executoriale titel vormt, bevat in alle gevallen de bepaling dat de ingevorderde bedragen worden geboekt in de begrotingsafdeling van de betrokken instelling, die als ordonnateur optreedt. De ontvangsten worden geboekt als algemene ontvangsten, tenzij zij bestemmingsontvangsten vormen in de zin van artikel 20, lid 3.

De verzoekende instelling stelt de Commissie in kennis van iedere gebeurtenis die de invordering kan beïnvloeden en intervenieert ter ondersteuning van de Commissie wanneer tegen het besluit dat executoriale titel vormt beroep wordt aangetekend.

De Commissie en de betrokken instelling komen praktische regels voor de tenuitvoerlegging van dit artikel overeen.

AFDELING 5
INVORDERING

Artikel 99
Regels betreffende de invordering

1.De rekenplichtige neemt de door de bevoegde ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. De rekenplichtige is gehouden zorg te dragen voor het innen van de ontvangsten van de Unie en toe te zien op het behoud van de rechten van de Unie.

Gedeeltelijke betaling door een debiteur tegen wie verschillende invorderingsopdrachten zijn afgegeven, wordt eerst in mindering gebracht op de oudste schuldvordering, tenzij door de debiteur anders wordt aangegeven. Elke gedeeltelijke betaling dekt in de eerste plaats de verschuldigde rente.

De rekenplichtige gaat over tot invordering van aan de begroting van de Unie verschuldigde bedragen, door verrekening met vorderingen van de schuldenaar aan de Unie of een uitvoerend agentschap dat de begroting van de Unie uitvoert. De vorderingen betreffende deze bedragen zijn zeker, vaststaand en invorderbaar.

2.Wanneer de bevoegde ordonnateur overweegt geheel of gedeeltelijk af te zien van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering, verifieert hij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel. Het besluit daarvan af te zien wordt gemotiveerd. De ordonnateur kan dit besluit delegeren.

De bevoegde ordonnateur kan slechts geheel of gedeeltelijk van de invordering van een vastgestelde schuldvordering afzien in de volgende gevallen:

a)wanneer de verwachte kosten van de invordering hoger zijn dan het te innen bedrag en het afzien van invordering geen afbreuk zou doen aan de reputatie van de Unie;

b)wanneer het niet mogelijk is de schuldvordering te innen wegens de leeftijd ervan, vertraging bij de verzending van de debetnota, zoals omschreven in artikel 96, lid 2, of de insolventie van de debiteur, of als gevolg van andere insolventieprocedures;

c)wanneer de inning afbreuk doet aan het evenredigheidsbeginsel.

3.In het in lid 2 bedoelde geval neemt de bevoegde ordonnateur alle procedures die van tevoren bij elke instelling zijn vastgesteld in acht en past hij de volgende verplichte criteria toe die onder alle omstandigheden moeten worden toegepast:

a)de aard van de feiten gelet op de ernst van de onregelmatigheid die aanleiding heeft gegeven tot de vaststelling van de schuldvordering (fraude, recidive, opzet, medewerking, goede trouw, kennelijke dwaling);

b)de gevolgen die het afzien van invordering van de schuldvordering voor het functioneren en de financiële belangen van de Unie zou hebben (betrokken bedrag, risico een precedent te scheppen, afbreuk aan het gezag van de norm).

4.Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan de ordonnateur ook de volgende aanvullende criteria in aanmerking moeten nemen:

a)de eventuele mededingingsvervalsing die het afzien van invordering van de schuldvordering zou meebrengen;

b)de economische en sociale schade die de volledige inning van de schuldvordering tot gevolg zou hebben.

5.Elke instelling zendt het Europees Parlement en de Raad elk jaar een verslag toe over de in dit lid bedoelde gevallen waarin van de inning van schuldvorderingen van 100 000 EUR en meer is afgezien. In het geval van de Commissie wordt dit verslag gevoegd bij de in artikel 73, lid 9, bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen.

6.De bevoegde ordonnateur kan een vastgestelde schuldvordering geheel of gedeeltelijk annuleren. De gedeeltelijke annulering van een vastgestelde schuldvordering leidt niet tot afstand van het resterend ten gunste van de Unie vastgesteld recht.

In geval van een dwaling annuleert de bevoegde ordonnateur geheel of gedeeltelijk de vastgestelde schuldvorderingen en omkleedt hij deze annulering naar behoren met redenen.

Elke instelling bepaalt in haar interne regels de voorwaarden en de wijze waarop de bevoegdheid tot annulering van een vastgestelde schuldvordering kan worden gedelegeerd.

7.De lidstaten zijn in de eerste plaats bevoegd voor het verrichten van controles en audits en voor het invorderen van ten onrechte uitgegeven bedragen, als bepaald in de sectorspecifieke regelgeving. Voor zover lidstaten onregelmatigheden ontdekken en corrigeren voor eigen rekening, zijn zij vrijgesteld van financiële correcties door de Commissie in verband met deze onregelmatigheden.

8.De Commissie maakt financiële correcties ten aanzien van lidstaten om uitgaven die in strijd zijn met het toepasselijk recht, van financiering door de Unie uit te sluiten. De Commissie baseert haar financiële correcties op de vaststelling van ten onrechte uitgegeven bedragen, en de financiële gevolgen voor de begroting. Wanneer zulke bedragen niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld kan de Commissie geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties toepassen overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving.

De Commissie houdt bij het besluit over het bedrag van een financiële correctie rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op het toepasselijk recht en de financiële gevolgen voor de begroting, met inbegrip van het geval van tekortkomingen in beheers- en controlesystemen.

De criteria voor de vaststelling van financiële correcties en de toe te passen procedure kunnen in de sectorspecifieke regelgeving worden vastgelegd.

9.De methode voor de toepassing van geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties wordt vastgesteld overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving teneinde de Commissie in staat te stellen de financiële belangen van de Unie te beschermen.

Artikel 100
Invordering door verrekening

1.Wanneer de debiteur een als in artikel 96, lid 3, onder a), gedefinieerde zekere, vaststaande en invorderbare vordering heeft op de Unie of op het uitvoerend agentschap dat de begroting van de Unie uitvoert, die betrekking heeft op een door een betalingsopdracht vastgesteld bedrag, gaat de rekenplichtige na het verstrijken van de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn over tot de inning van de vastgestelde schuldvorderingen door middel van verrekening.

In uitzonderlijke omstandigheden kan de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn overgaan tot inning door middel van verrekening, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Unie nodig is en hij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen dat het aan de Unie verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan.

De rekenplichtige gaat ook over tot inning door middel van verrekening vóór het verstrijken van de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn wanneer de debiteur daarmee instemt.

2.Voordat hij overeenkomstig lid 1 tot inning overgaat, raadpleegt de rekenplichtige de bevoegde ordonnateur en stelt hij de betrokken debiteuren hiervan in kennis, met inbegrip van de corrigerende maatregelen overeenkomstig artikel 129.

Wanneer de debiteur een nationale autoriteit of een van haar administratieve entiteiten is, stelt de rekenplichtige de betrokken lidstaat ten minste tien werkdagen van tevoren in kennis van zijn voornemen door middel van verrekening tot inning over te gaan. In overleg met de betrokken lidstaat of administratieve entiteit mag de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van de termijn door middel van verrekening tot inning overgaan.

3.De in lid 1 bedoelde verrekening heeft dezelfde gevolgen als een betaling en geldt voor de Unie als kwijting voor het bedrag van de schuld en, in voorkomend geval, de verschuldigde rente.

Artikel 101
Inningsprocedure bij uitblijven van vrijwillige betaling

1.Onverminderd artikel 100 stelt de rekenplichtige, indien bij het verstrijken van de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde en in de debetnota vermelde termijn geen volledige inning is geschied, de bevoegde ordonnateur hiervan in kennis, en tracht hij onverwijld de inning alsnog te bewerkstelligen met aanwending van passende rechtsmiddelen, waaronder begrepen, in voorkomend geval, door het doen van een beroep op van tevoren verstrekte garanties.

2.Onverminderd artikel 100 gaat de rekenplichtige, indien de in lid 1 van dit artikel genoemde wijze van inning niet mogelijk is en de debiteur na de door de rekenplichtige verzonden aanmaning de betaling niet heeft verricht, over tot gedwongen tenuitvoerlegging van de titel in de zin van artikel 98, lid 2, dan wel op basis van een langs gerechtelijke weg verkregen titel.

Artikel 102
Aanvullende betalingstermijnen

Aanvullende betalingstermijnen mag de rekenplichtige, in overleg met de bevoegde ordonnateur, slechts toestaan op schriftelijk, met redenen omkleed verzoek van de debiteur en op voorwaarde dat de debiteur:

a)zich ertoe verbindt, voor de gehele toegekende aanvullende termijn, te rekenen vanaf de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn, rente te betalen tegen de in artikel 97 bedoelde rentevoet;

b)ter bescherming van de rechten van de Unie een door de rekenplichtige van de instelling aanvaarde financiële zekerheid stelt die de hoofdsom en de rente van de nog niet geïnde schuld dekt.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde zekerheid kan worden vervangen door een persoonlijke en hoofdelijke borgstelling door een door de rekenplichtige van de instelling goedgekeurde derde.

In uitzonderlijke omstandigheden kan de rekenplichtige op verzoek van de debiteur ervan afzien de in de eerste alinea, onder b), bedoelde zekerheid te vragen wanneer hij oordeelt dat de debiteur bereid en in staat is om de schuld binnen de aanvullende betalingstermijn te voldoen, maar niet in staat is om dergelijke zekerheid te stellen en in een moeilijke situatie verkeert.

Artikel 103
Verjaringstermijn

1.Onverminderd de bijzondere verordeningen en de toepassing van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, geldt voor vorderingen van de Unie op derden en vorderingen van derden op de Unie een verjaringstermijn van vijf jaar.

2.De verjaringstermijn van schuldvorderingen van de Unie op derden begint te lopen bij het verstrijken van de termijn die de debiteur in de in artikel 96, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde debetnota wordt meegedeeld.

De verjaringstermijn van schuldvorderingen van derden op de Unie begint te lopen op de datum waarop de schuldvordering van de betrokken derde krachtens de onderliggende juridische verbintenis opeisbaar is.

3.De verjaringstermijn voor schuldvorderingen van de Unie op derden wordt geschorst door elke handeling van een instelling of van een door een op verzoek van een instelling handelende lidstaat, waarvan aan de derde kennis is gegeven en die strekt tot inning van de schuld.

De verjaringstermijn voor schuldvorderingen van derden op de Unie wordt geschorst door elke handeling, waarvan door haar schuldeisers of namens haar schuldeisers aan de Unie kennis is gegeven en die strekt tot inning van de schuld.

4.Een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar begint te lopen op de dag volgend op die van de in lid 3 bedoelde schorsingen.

5.Rechtsvorderingen betreffende de in lid 2 bedoelde schuldvorderingen, met inbegrip van rechtsvorderingen waarbij de rechter zich uiteindelijk onbevoegd verklaart, schorsen de verjaringstermijn. De nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar begint pas te lopen na een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing of na een buitengerechtelijke schikking tussen de partijen over dezelfde vordering.

6.Wanneer de rekenplichtige de debiteur overeenkomstig artikel 102 een aanvullende betalingstermijn toestaat, wordt dit als een schorsing van de verjaringstermijn beschouwd. De nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar gaat in op de dag volgende op die waarop de aanvullende betalingstermijn verstrijkt.

7.Na het verstrijken van de in de leden 2 tot en met 6 vastgestelde verjaringstermijn worden de schuldvorderingen van de Unie niet meer geïnd.

Artikel 104
Nationale behandeling voor vorderingen van de Unie

In het geval van een insolventieprocedure krijgen vorderingen van de Unie in de lidstaat waar de invorderingsprocedure plaatsvindt dezelfde voorrangsbehandeling als vorderingen van dezelfde aard van publiekrechtelijke organen van die lidstaat.

Artikel 105
Door de instellingen opgelegde boeten, dwangsommen, sancties en rente hierover

1.De bedragen uit boeten, dwangsommen en sancties, alsmede de rente hierover en andere hieruit voortvloeiende inkomsten, worden niet als begrotingsontvangsten geboekt zolang de desbetreffende besluiten door het Hof van Justitie van de Europese Unie kunnen worden herroepen.

2.De in lid 1 bedoelde bedragen worden zo spoedig mogelijk en ten laatste in het jaar nadat alle juridische verweermiddelen zijn uitgeput als begrotingsontvangsten geboekt. Bedragen die moeten worden terugbetaald aan de betalende entiteit als gevolg van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, worden niet als begrotingsontvangsten geboekt.

3.Lid 1 is niet van toepassing op de besluiten inzake goedkeuring van de rekeningen of financiële correcties.

Artikel 106
Inning van boeten, andere dwangsommen of sancties opgelegd door de instellingen

1.Wanneer bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep is ingesteld tegen een besluit van een instelling waarbij krachtens het VWEU of het Euratom-Verdrag een boete of een andere sanctie is opgelegd, stort de debiteur, zolang niet alle rechtsmiddelen zijn uitgeput, de betrokken bedragen voorlopig op de door de rekenplichtige van de Commissie aangewezen bankrekening of stelt hij een financiële zekerheid die voor de rekenplichtige van de Commissie aanvaardbaar is. De zekerheid staat los van de verplichting tot betaling van de boete of de dwangsom of van andere sancties en is op eerste verzoek opeisbaar. Zij dekt de vordering voor de hoofdsom en de in artikel 97, lid 4, bedoelde verschuldigde rente.

2.De Commissie waarborgt de veiligheid en de liquiditeit van de voorlopig geïnde bedragen, en streeft daarbij tegelijkertijd naar een positief rendement, door deze bedragen in financiële activa te beleggen.

3.Nadat alle juridische verweermiddelen zijn uitgeput en de boete of de sanctie is bevestigd:

a)worden de voorlopig geïnde bedragen en hun rendement overeenkomstig artikel 105 in de begroting opgenomen, ten laatste in het boekjaar na het jaar waarin alle juridische verweermiddelen zijn uitgeput;

b)wanneer een financiële zekerheid is gesteld, wordt deze aangesproken en worden de overeenkomstige bedragen in de begroting opgenomen.

Wanneer het bedrag van de boete of de sanctie door het Hof van Justitie van de Europese Unie is verhoogd, zijn de punten a) en b) van de eerste alinea van dit lid van toepassing tot de bedragen in het oorspronkelijke besluit van de instelling of, in voorkomend geval, tot het bedrag in een eerder arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in dezelfde zaak. De rekenplichtige van de Commissie int het bedrag van de verhoging en de in artikel 97, lid 4, bedoelde verschuldigde rente, die in de begroting worden opgenomen.

4.Nadat alle juridische verweermiddelen zijn uitgeput en de boete of de sanctie nietig is verklaard of is verlaagd:

a)worden de voorlopig geïnde bedragen, of een deel daarvan, waarbij rekening wordt gehouden met eventueel rendement, terugbetaald aan de betrokken derde;

b)wordt een eventuele financiële zekerheid naar evenredigheid vrijgegeven.

Artikel 107
Compensatierente

Indien onverminderd het bepaalde in artikel 97, lid 2, en in andere gevallen dan die bedoeld in artikel 105, een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie of op grond van een minnelijke schikking, geldt als rentevoet de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor haar belangrijkste herfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, in werking op de eerste kalenderdag van de maand na de datum van betaling van dat bedrag tot de datum waarop de terugbetaling verschuldigd is, vermeerderd met nul procentpunten.

In gevallen waarin de totale rente negatief zou zijn, wordt deze op nul punten vastgesteld.

HOOFDSTUK 7
Uitgaven

Artikel 108
Financieringsbesluiten

1.De vastlegging in de begroting wordt voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling of de autoriteiten aan wie zij bevoegdheid heeft gedelegeerd. Dit geldt niet voor kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling uit hoofde van haar administratieve autonomie en die zonder basishandeling kunnen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 56, lid 2, eerste alinea, onder e), voor uitgaven voor administratieve ondersteuning en bijdragen voor de in de artikelen 69 en 70 bedoelde organen. De financieringsbesluiten zijn jaarlijks of meerjarig.

2.Het financieringsbesluit vormt tegelijkertijd het jaarlijks of meerjarig werkprogramma en moet zo spoedig mogelijk worden aangenomen na de goedkeuring van de ontwerpbegroting en in beginsel niet later dan 31 maart van het jaar van uitvoering. Het gedeelte waarin het werkprogramma staat, wordt onmiddellijk na de vaststelling ervan en vóór de uitvoering ervan bekendgemaakt op de internetsite van de betrokken instelling. Het financieringsbesluit vermeldt het totale bedrag van het financieringsbesluit en bevat een beschrijving van de te financieren acties. Het besluit specificeert de volgende elementen:

a)de basishandeling en het begrotingsonderdeel;

b)de beoogde doelstellingen en verwachte resultaten;

c)de wijzen van uitvoering;

d)alle in de basishandeling vereiste aanvullende informatie voor het werkprogramma.

Het besluit bevat bovendien de volgende informatie:

a)voor subsidies: het type aanvragers voor wie de oproep tot het indienen van voorstellen of de toekenning zonder selectieprocedure is bedoeld; het begrote totaalbedrag voor subsidies;

b)voor overheidsopdrachten: het begrote totaalbedrag voor overheidsopdrachten;

c)voor bijdragen aan de in artikel 227 bedoelde trustfondsen: de voor het begrotingsjaar voor het trustfonds gereserveerde kredieten, en de voor de gehele duur geplande bedragen;

d)voor prijzen: het type deelnemers voor wie de wedstrijd is bedoeld, het begrote totaalbedrag voor de wedstrijd en een specifieke verwijzing naar prijzen met een eenheidswaarde van 1 000 000 EUR of meer;

e)voor financieringsinstrumenten: het aan het financieringsinstrument toegewezen bedrag;

f)in het geval van indirecte uitvoering: de entiteit of persoon overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of de criteria voor de selectie van de entiteit of persoon;

g)voor bijdragen aan blendingfaciliteiten: het bedrag dat is toegewezen aan de blendingfaciliteit en de lijst van entiteiten die deelnemen aan de blendingfaciliteit;

h)voor begrotingsgaranties: het totale jaarlijkse voorzieningsbedrag en, in voorkomend geval, het bedrag van de vrij te geven begrotingsgarantie.

De gedelegeerd ordonnateur kan eventuele passend bevonden extra informatie toevoegen hetzij in het desbetreffende financieringsbesluit dat het werkprogramma vormt, hetzij in alle andere documenten die op de website van de instelling worden bekendgemaakt.

Een meerjarig financieringsbesluit is in overeenstemming met de financiële programmering als bedoeld in artikel 39, lid 2, en vermeldt dat de tenuitvoerlegging van het besluit afhangt van de beschikbaarheid van kredieten voor de betrokken begrotingsjaren na de aanneming van de jaarlijkse begroting of als voorzien in het systeem van voorlopige twaalfden, tenzij dit de basis vormt voor in jaartranches gesplitste vastleggingen in de begroting, als bedoeld in artikel 110, lid 2.

3.Onverminderd specifieke bepalingen van een basishandeling, moet voor elke belangrijke wijziging van een reeds vastgesteld financieringsbesluit dezelfde procedure worden gevolgd als voor het besluit zelf.

Artikel 109
Uitgaven

1.Elke uitgave is voorwerp van een vastlegging, een betaalbaarstelling, een betalingsopdracht en een betaling.

Aan het einde van de in artikel 112 bedoelde termijnen wordt het niet-gebruikte saldo van de vastleggingen in de begroting vrijgemaakt.

Bij het uitvoeren van verrichtingen vergewist de bevoegde ordonnateur zich ervan dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening en andere handelingen en verordeningen die zijn vastgesteld uit hoofde van de Verdragen, alsook met het beginsel van goed financieel beheer.

2.De vastleggingen in de begroting en de juridische verbintenissen worden door dezelfde ordonnateur aangegaan, behoudens in naar behoren gemotiveerde gevallen. Met name op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp kunnen juridische verbintenissen worden ondertekend door de hoofden van de delegaties van de Unie of, in hun afwezigheid door de adjunct-hoofden, in opdracht van de bevoegde ordonnateur van de Commissie, die echter volledig verantwoordelijk blijft voor de onderliggende verrichting. Het personeel van de Commissie dat actief is op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp kan juridische verbintenissen tekenen in verband met de verrichte betalingen uit gelden ter goede rekening voor een bedrag van niet meer dan 2 500 EUR.

De bevoegde ordonnateur doet een vastlegging in de begroting alvorens een juridische verbintenis met derden te sluiten of middelen over te schrijven naar een trustfonds als bedoeld in artikel 227.

Deze verplichting geldt niet voor:

a)juridische verbintenissen die worden aangegaan nadat in het kader van een bedrijfscontinuïteitsplan een crisissituatie is uitgeroepen, overeenkomstig de procedures die door de Commissie of enige andere instelling zijn vastgesteld uit hoofde van haar administratieve autonomie;

b)operaties op het gebied van humanitaire hulp, civiele bescherming en steun voor crisisbeheersing, wanneer het voor een efficiënte interventie van de Unie vereist is onmiddellijk een juridische verbintenis met derden te sluiten en het niet mogelijk is eerder de individuele vastlegging in de begroting te verrichten. De vastlegging in de begroting wordt onmiddellijk na het sluiten van een juridische verbintenis met derden verricht.

3.De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur een uitgave aanvaardt, na controle van de bewijsstukken waaruit de rechten van de schuldeiser blijken overeenkomstig de voorwaarden in de juridische verbintenis, wanneer deze bestaat. Daartoe moet de ordonnateur:

a)het bestaan van de rechten van de crediteur verifiëren;

b)het bestaan of het bedrag van de vordering vaststellen of verifiëren door middel van de vermelding "voor conform verklaard";

c)de opeisbaarheid van de schuldvordering verifiëren.

Onverminderd het hierboven bepaalde mag de betaalbaarstelling niet worden beperkt tot uitgaven die ten laste van de begroting komen. Dit is ook van toepassing op tussentijdse en eindverslagen die geen verband houden met een betalingsverzoek in welk geval de gevolgen voor het boekhoudsysteem worden beperkt tot de algemene boekhouding. Het besluit tot betaalbaarstelling wordt uitgedrukt door middel van een elektronisch beveiligde handtekening als bedoeld in artikel 141 door de bevoegde ordonnateur of door een personeelslid dat technisch bevoegd en naar behoren gemachtigd is door een formeel besluit van de bevoegde ordonnateur of, bij wijze van uitzondering, op papier, in de vorm van een stempel met daarin die handtekening.

Met de vermelding "voor conform verklaard" door de bevoegde ordonnateur of een technisch bevoegd personeelslid dat door de bevoegde ordonnateur is gemachtigd, verklaart de bevoegde ordonnateur dat:

a)voor de voorfinanciering aan de in de juridische verbintenis gestelde voorwaarden voor de betaling van de voorfinanciering is voldaan;

b)voor tussentijdse betalingen en saldobetalingen de diensten waarin de overeenkomst voorziet, naar behoren zijn verstrekt, de goederen zijn geleverd of dat het werk naar behoren is uitgevoerd;

c)voor tussentijdse en saldobetalingen bij subsidies de actie of het door de begunstigde uitgevoerde werkprogramma op alle punten in overeenstemming is met de subsidieovereenkomst, en dat, in voorkomend geval, de door de begunstigde gedeclareerde kosten subsidiabel zijn. Hetzelfde beginsel geldt ook voor de tussentijdse en eindverslagen die geen verband houden met een verzoek om betaling.

4.De betalingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur, nadat hij heeft geverifieerd of de kredieten beschikbaar zijn, de rekenplichtige door middel van een betalingsopdracht opdraagt het bedrag van de betaalbaar gestelde uitgaven te betalen.

Wanneer periodieke betalingen worden gedaan met betrekking tot verleende diensten, inclusief verhuurdiensten, of geleverde goederen kan de ordonnateur, afhankelijk van een risicoanalyse, opdracht geven tot de uitvoering van automatische incasso's uit gelden ter goede rekening, of indien dat specifiek is toegestaan door de ordonnateur overeenkomstig artikel 83, lid 3.

5.Vrijmaking van kredieten is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de reservering van eerder in de begroting vastgelegde kredieten geheel of gedeeltelijk annuleert.

Artikel 110
Soorten vastleggingen in de begroting

1.Vastleggingen in de begroting vallen onder een van de volgende categorieën:

a)individueel: wanneer de ontvanger en het bedrag van de uitgave bepaald zijn;

b)globaal: wanneer ten minste een van de elementen die nodig zijn voor de identificatie van de individuele vastlegging, niet is bepaald;

c)voorlopig: voor de uitgaven van dagelijks beheer van het ELGF als bedoeld in artikel 11, lid 2, en de lopende uitgaven van administratieve aard waarvan hetzij het bedrag, hetzij de eindbegunstigden niet definitief zijn bepaald.

Lopende uitgaven van administratieve aard van delegaties en vertegenwoordigingen van de Unie kunnen ook door voorlopige vastleggingen worden gedekt wanneer het bedrag en de eindbegunstigde wel bepaald zijn.

2.Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan een begrotingsjaar uitstrekt, mogen slechts in jaartranches worden verdeeld wanneer de basishandeling daarin voorziet of wanneer zij betrekking hebben op administratieve uitgaven.

3.De globale vastlegging in de begroting wordt verricht op grond van een financieringsbesluit.

Deze globale vastlegging in de begroting geschiedt uiterlijk vóór het besluit inzake de ontvangers en de bedragen en, wanneer de besteding van de betrokken kredieten een werkprogramma vereist, ten vroegste na de goedkeuring van dat programma.

4.De globale vastlegging in de begroting wordt uitgevoerd ofwel door het sluiten van een financieringsovereenkomst waarin is bepaald dat later verscheidene juridische verbintenissen worden gesloten, ofwel door het sluiten van een of verscheidene juridische verbintenissen.

De financieringsovereenkomsten op het gebied van rechtstreekse financiële bijstand aan derde landen, met inbegrip van begrotingssteun, die juridische verbintenissen vormen, kunnen aanleiding geven tot betalingen zonder het sluiten van andere juridische verbintenissen.

Lid 3, tweede alinea, is niet van toepassing in het geval waarin de globale vastlegging wordt uitgevoerd door de sluiting van een financieringsovereenkomst.

5.Elke individuele juridische verbintenis die volgt op een globale begrotingsvastlegging wordt vóór ondertekening door de bevoegde ordonnateur in de centrale begrotingsboekhouding ingeschreven ten laste van de globale begrotingsvastlegging.

6.Voorlopige vastleggingen in de begroting worden uitgevoerd door het sluiten van een of meer juridische verbintenissen die recht geven op latere betalingen. In gevallen die verband houden met de uitgaven voor personeelsbeheer of de communicatie-uitgaven van de instellingen naar aanleiding van evenementen van de Unie of in de in punt 14.5 van de bijlage bij deze verordening bedoelde gevallen, mogen deze vastleggingen rechtstreeks door betalingen worden uitgevoerd.

Artikel 111
Vastleggingen voor ELGF-kredieten

1.Voor elk begrotingsjaar omvatten de ELGF-kredieten niet-gesplitste kredieten, met uitzondering van de uitgaven voor de in artikel 4, lid 2, en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde maatregelen, met uitzondering van uit niet-operationele technische bijstand gefinancierde maatregelen en bijdragen aan uitvoerende agentschappen, die door gesplitste kredieten worden gedekt.

2.De besluiten van de Commissie houdende vaststelling van het bedrag van de terugbetaling van zulke uitgaven vormen globale voorlopige vastleggingen, waarbij het totaalbedrag van de ELGF-kredieten niet mag worden overschreden.

3.De globale voorlopige vastleggingen voor het ELGF uit hoofde van een begrotingsjaar die vóór 1 februari van het volgende begrotingsjaar niet hebben geleid tot een vastlegging volgens de begrotingsnomenclatuur, worden uit hoofde van het betrokken begrotingsjaar geannuleerd.

4.De uitgaven die door de in de regelgeving inzake het ELGF bedoelde diensten en organen worden verricht, worden binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de door de lidstaten toegezonden staten per hoofdstuk, artikel en post vastgelegd. Deze

5.vastleggingen mogen na het verstrijken van deze termijn van twee maanden worden verricht wanneer een procedure voor de overschrijving van kredieten met betrekking tot de betrokken begrotingsonderdelen nodig is. Behalve in gevallen waarin de betaling door de lidstaten nog niet is geschied of de subsidiabiliteit onzeker is, worden de betalingen binnen dezelfde termijn van twee maanden geboekt.

De in de eerste subalinea van dit artikel bedoelde vastleggingen worden in mindering gebracht op de in lid 1 bedoelde globale voorlopige vastlegging.

6.De leden 2 en 3 zijn van toepassing onder voorbehoud van het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen.

Artikel 112
Termijnen voor vastleggingen

1.Behoudens het bepaalde in artikelen 109, lid 2, en 256, lid 3, worden de juridische verbintenissen betreffende individuele of voorlopige vastleggingen in de begroting uiterlijk tot 31 december van het jaar n gesloten.

2.De globale vastleggingen in de begroting hebben betrekking op de totale kosten van de betrokken juridische verbintenissen gesloten tot 31 december van het jaar n + 1.

Wanneer de globale vastlegging in de begroting leidt tot de toekenning van een prijs als bedoeld in titel IX, wordt de in artikel 200, lid 4, bedoelde juridische verbintenis uiterlijk op 31 december van het jaar n + 3 gesloten.

Wanneer de globale vastlegging in de begroting op het gebied van extern optreden leidt tot een financieringsovereenkomst met een derde land, worden de financieringsovereenkomsten uiterlijk op 31 december van het jaar n + 1 gesloten, waarbij n het jaar is waarin de vastlegging werd goedgekeurd. In dit geval dekt de globale vastlegging in de begroting de kosten van juridische verbintenissen ter uitvoering van de financieringsovereenkomst tot het einde van de periode van uitvoering van de financieringsovereenkomst.

3.Voor individuele en voorlopige vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, behalve wanneer het personeelskosten betreft, geldt een uiterste uitvoeringsdatum overeenkomstig de voorwaarden in de juridische verbintenissen waarop ze betrekking hebben en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer.

4.De delen van vastleggingen in de begroting die zes maanden na de uiterste uitvoeringsdatum niet door betalingen zijn uitgevoerd, worden overeenkomstig artikel 13 vrijgemaakt.

5.Het bedrag van een vastlegging in de begroting waarvoor binnen twee jaar, te rekenen vanaf de ondertekening van de juridische verbintenis, geen enkele betaling in de zin van artikel 113 is verricht, wordt vrijgemaakt tenzij dat bedrag een zaak betreft waarvoor een procedure loopt bij het gerecht of een arbitrage-instantie, indien de juridische verbintenis een financieringsovereenkomst met een derde land is of indien specifieke bepalingen zijn vastgelegd in de sectorspecifieke regelgeving.

Artikel 113
Soorten betalingen

1.De betalingen worden door de rekenplichtige verricht binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

2.De betaling heeft betrekking op een van de volgende verrichtingen:

a)betaling van het volledige verschuldigde bedrag;

b)betaling van het verschuldigde bedrag op een van de volgende wijzen:

i)voorfinancieringen ter verstrekking van kasmiddelen die kunnen worden verdeeld in verschillende stortingen volgens de beginselen van goed financieel beheer en uitbetaald op grond van hetzij de opdracht, de overeenkomst of de basishandeling, hetzij op grond van bewijsstukken aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of aan de voorwaarden van de betrokken opdracht of overeenkomst is voldaan;

ii)een of meer tussentijdse betalingen als tegenprestatie voor de uitvoering van een deel van de actie of de uitvoering van de overeenkomst. De tussentijdse betaling kan de voorfinanciering geheel of gedeeltelijk vereffenen, onverminderd het bepaalde in het basisbesluit;

iii)betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen wanneer de actie of de overeenkomst volledig is uitgevoerd;

c)betaling van een voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds dat is ingesteld op grond van artikel 205.

De betaling van het saldo hoeft niet te worden herhaald en moet alle voorgaande uitgaven vereffenen; er wordt een invorderingsopdracht afgegeven om ongebruikte bedragen terug te vorderen.

3.In de begrotingsboekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen de in lid 2 genoemde soorten betalingen op het ogenblik waarop iedere betaling wordt verricht.

4.De in artikel 79 bedoelde boekhoudregels omvatten regels voor de vereffening van voorfinanciering in de boekhouding en voor de erkenning van de subsidiabiliteit van kosten.

5.De voorfinancieringsbetalingen worden door de bevoegde ordonnateur regelmatig vereffend, overeenkomstig de economische aard van het project en uiterlijk aan het einde van het project. De vereffening gebeurt op basis van informatie over de gemaakte kosten of de bevestiging van de voorwaarden voor betaling overeenkomstig artikel 121 als gevalideerd door de ordonnateur overeenkomstig artikel 109, lid 3.

Voor subsidieovereenkomsten, opdrachten of bijdrageovereenkomsten boven 5 000 000 EUR ontvangt de ordonnateur aan het einde van elk jaar ten minste de informatie die nodig is voor de berekening van een redelijke raming van deze kosten. Hoewel dit niet kan worden gebruikt voor de vereffening van de voorfinanciering kan zowel de ordonnateur als de rekenplichtige hierdoor voldoen aan de in artikel 80, lid 2, vastgestelde verplichtingen.

Voor de toepassing van de tweede alinea worden de nodige bepalingen opgenomen in de ondertekende juridische verbintenissen.

Artikel 114
Betalingstermijnen

1.Betalingen worden verricht binnen:

a)90 kalenderdagen voor bijdrageovereenkomsten, overeenkomsten en subsidieovereenkomsten waarvan de geleverde technische prestaties of acties bijzonder moeilijk te evalueren zijn en waarvan de betaling afhankelijk wordt gesteld van de goedkeuring van een verslag of certificaat;

b)60 kalenderdagen voor alle andere bijdrageovereenkomsten, overeenkomsten en subsidieovereenkomsten waarvan de betaling afhankelijk wordt gesteld van de goedkeuring van een verslag of certificaat;

c)30 kalenderdagen voor alle andere bijdrageovereenkomsten, overeenkomsten en subsidieovereenkomsten.

2.De betalingstermijn omvat de betaalbaarstelling, de betalingsopdracht en de betaling van de uitgaven.

De termijn gaat in op het tijdstip van ontvangst van het verzoek om betaling.

Ontvangen verzoeken om betaling worden door de gemachtigde dienst van de bevoegde ordonnateur zo spoedig mogelijk ingeschreven en worden geacht te zijn ontvangen op de datum van inschrijving.

Onder datum van betaling wordt verstaan de datum waarop de rekening van de instelling wordt gedebiteerd.

Verzoeken om betaling bevatten de volgende essentiële elementen:

a)de identificatie van de crediteur;

b)het bedrag;

c)de valuta;

d)de datum.

Wanneer één of meer van de essentiële elementen ontbreken, wordt het verzoek om betaling afgewezen.

De crediteur wordt zo spoedig mogelijk met opgave van redenen schriftelijk in kennis gesteld van de afwijzing, in elk geval binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om betaling.

3.De bevoegde ordonnateur kan de betalingstermijn opschorten wanneer:

a)het bedrag niet verschuldigd is; of

b)de vereiste bewijsstukken niet zijn overgelegd.

Wanneer de bevoegde ordonnateur kennis neemt van informatie op grond waarvan de subsidiabiliteit van in een betalingsverzoek opgenomen uitgaven kan worden betwijfeld, kan hij de betalingstermijn opschorten, zodat geverifieerd kan worden, onder andere door middel van controles ter plaatse, dat de uitgaven inderdaad subsidiabel zijn. De resterende betalingstermijn gaat opnieuw in op de datum waarop de gevraagde inlichtingen of de herziene documenten zijn ontvangen, of waarop de vereiste aanvullende verificaties, waaronder controles ter plaatse, zijn verricht.

De betreffende crediteuren worden schriftelijk in kennis gesteld van de redenen voor die opschorting.

4.Behalve in het geval van lidstaten, de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds heeft de crediteur bij het verstrijken van de in lid 1 vastgelegde termijnen onder de volgende voorwaarden recht op rente:

a)als rentevoeten worden de in artikel 97, lid 2, bedoelde percentages gehanteerd;

b)de rente is verschuldigd over de tijd die is verstreken vanaf de kalenderdag volgende op het einde van de in lid 1 genoemde betalingstermijn tot de dag van betaling.

In het geval dat de overeenkomstig de eerste alinea berekende rente evenwel lager dan of gelijk is aan 200 EUR, wordt deze rente uitsluitend op een binnen twee maanden na de ontvangst van de te late betaling ingediend verzoek aan de crediteur betaald.

5.Elke instelling dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de naleving van de termijnen en de opschorting van de in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel vastgestelde termijnen. Het verslag van de Commissie wordt gevoegd bij de in artikel 73, lid 9, bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen.

Hoofdstuk 8
Intern controleur

Artikel 115
Aanwijzing van een intern controleur

1.Iedere instelling stelt een interne controlefunctie in, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de terzake doende internationale normen. De door de instelling aangewezen intern controleur is haar verantwoording schuldig voor de verificatie van de goede werking van de systemen en de procedures voor de uitvoering van de begroting. De intern controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn.

2.Met het oog op de interne controle van de EDEO worden de hoofden van de delegaties van de Unie die overeenkomstig artikel 58, lid 2, als gesubdelegeerd ordonnateur optreden, onderworpen aan de controlebevoegdheden van de intern controleur van de Commissie voor het aan hen gesubdelegeerde financieel beheer.

De intern controleur van de Commissie treedt voor de uitvoering van de begrotingsafdeling van de EDEO ook op als intern controleur van de EDEO.

3.Elke instelling stelt haar intern controleur aan volgens bepalingen die op haar specifieke karakter en behoeften zijn afgestemd. De instelling stelt het Europees Parlement en de Raad van de aanstelling van de intern controleur in kennis.

4.Elke instelling omschrijft aan de hand van haar specifieke karakter en behoeften de taak van haar intern controleur en stelt in detail de doelstellingen en de procedures van de uitoefening van de interne controlefunctie vast, met inachtneming van de geldende internationale normen op het gebied van interne controle.

5.De instelling kan een uit de onderdanen van de lidstaten gekozen ambtenaar of ander aan het Statuut onderworpen personeelslid op grond van zijn bijzondere bekwaamheden als intern controleur aanwijzen.

6.Wanneer verscheidene instellingen dezelfde intern controleur aanwijzen, nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat diens verantwoordelijkheid in geding kan worden gebracht onder de in artikel 119 bedoelde voorwaarden.

7.Wanneer de functie van de intern controleur wordt beëindigd, stelt de instelling het Europees Parlement en de Raad hiervan in kennis.

Artikel 116
Bevoegdheden en taken van de intern controleur

1.De intern controleur adviseert zijn instelling bij het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

De intern controleur is met name belast met:

a)het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma's en acties in relatie met de ermee verbonden risico's;

b)het beoordelen van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de interne en andere controlesystemen die worden toegepast op elke verrichting tot uitvoering van de begroting.

2.De werkzaamheden van de intern controleur strekken zich uit tot alle activiteiten en diensten van de instelling. Hij heeft volledige en onbeperkte toegang tot alle informatie die hij voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft, zo nodig toegang ter plaatse, ook in de lidstaten en in derde landen.

De intern controleur neemt kennis van het jaarlijks activiteitenverslag van de ordonnateurs en van de andere geïdentificeerde informatie.

3.De intern controleur brengt aan zijn instelling verslag uit van zijn bevindingen en aanbevelingen. De instelling zorgt ervoor dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd. De intern controleur dient tevens jaarlijks een internecontroleverslag in bij de instelling waarin het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven, worden vermeld.

Elke instelling gaat na of de in de verslagen van haar intern controleur gedane aanbevelingen voor een uitwisseling van goede werkwijzen met de andere instellingen in aanmerking komen.

4.De intern controleur dient tevens jaarlijks een internecontroleverslag in bij de instelling waarin het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven, worden vermeld.

In dit jaarlijkse verslag wordt tevens melding gemaakt van de systeemproblemen waarop de overeenkomstig artikel 139 opgerichte instantie heeft gewezen, wanneer deze het in artikel 90 bedoelde advies verstrekt.

5.De intern controleur besteedt bij het opstellen van dit verslag bijzondere aandacht aan de algemene naleving van het beginsel van goed financieel beheer en zorgt ervoor dat passende maatregelen worden genomen met het oog op een gestage verbetering en versterking van de toepassing van dit beginsel.

6.Elk jaar legt de Commissie in het kader van de kwijtingsprocedure en overeenkomstig artikel 319 VWEU op verzoek haar jaarlijks intern controleverslag in de zin van lid 3 van dit artikel voor met inachtneming van vertrouwelijkheidsvereisten.

7.De instelling stelt de contactgegevens van de intern controleur beschikbaar aan elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij uitgavenverrichtingen, zodat er vertrouwelijk contact kan worden opgenomen met de intern controleur.

8.De instelling stelt ieder jaar een verslag op met een samenvatting van het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven, en zendt dit verslag toe aan het Europees Parlement en de Raad als bepaald in artikel 239.

9.De verslagen en de bevindingen van de intern controleur evenals het verslag van de instelling zijn slechts voor het publiek toegankelijk nadat de intern controleur de maatregelen voor uitvoering ervan heeft gevalideerd.

10.De instelling stelt de intern controleur de middelen ter beschikking die ter vervulling van zijn controlefunctie nodig zijn, en geeft hem een dienstorder met een nauwkeurige omschrijving van zijn taken, rechten en verplichtingen.

Artikel 117
Werkprogramma van de intern controleur

1.De intern controleur stelt een werkprogramma op en legt dit aan de instelling voor.

2.De instelling kan de intern controleur verzoeken controles uit te voeren die niet in het in lid 1 bedoelde werkprogramma zijn opgenomen.

Artikel 118
Onafhankelijkheid van de intern controleur

1.De intern controleur is bij het uitvoeren van zijn controles geheel onafhankelijk. Voor de intern controleur wordt door de instelling een bijzondere regeling bepaald om de volledige onafhankelijkheid van zijn functie te garanderen en zijn verantwoordelijkheid vast te stellen.

2.Hij mag met betrekking tot de uitoefening van de hem wegens zijn aanstelling op grond van het Financieel Reglement opgedragen taken geen enkele instructie ontvangen, noch mogen hem in dat verband beperkingen worden opgelegd.

3.Wanneer de intern controleur een personeelslid is, oefent hij zijn exclusieve controlefuncties in volledige onafhankelijkheid uit en is hij aansprakelijk onder de in het Statuut vastgestelde voorwaarden, welke nader worden aangegeven in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 119
Aansprakelijkheid van de intern controleur

De aansprakelijkheid van de intern controleur als ambtenaar of ander aan het Statuut onderworpen personeelslid kan slechts door de instelling zelf in geding worden gebracht, onder de in dit artikel genoemde voorwaarden.

De instelling neemt een met redenen omkleed besluit tot instelling van een onderzoek. Dit besluit wordt aan de betrokkene betekend. De instelling kan één of meer ambtenaren van dezelfde rang als of van een hogere rang dan de betrokkene onder haar rechtstreekse verantwoordelijkheid met het onderzoek belasten. Tijdens dit onderzoek wordt de betrokkene gehoord.

Het onderzoeksverslag wordt de betrokkene meegedeeld, die vervolgens door de instelling over dit verslag wordt gehoord.

Op de grondslag van het verslag en het horen van de betrokkene neemt de instelling hetzij een met redenen omkleed besluit tot beëindiging van de procedure, hetzij een met redenen omkleed besluit overeenkomstig de artikelen 22 en 86 en bijlage IX bij het Statuut. De besluiten waarbij tuchtrechtelijke of geldelijke sancties worden opgelegd, worden de betrokkene ter kennis gebracht en de andere instellingen en de Rekenkamer ter kennisneming meegedeeld.

De betrokkene kan volgens de bepalingen van het Statuut bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen deze besluiten beroep instellen.

Artikel 120
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie

Onverminderd de beroepsmogelijkheden waarin het Statuut voorziet, kan de intern controleur rechtstreeks bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep instellen tegen elke handeling die de uitoefening van zijn controlefunctie betreft. Beroep wordt ingesteld binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het betrokken besluit.

Het beroep wordt onder de in artikel 91, lid 5, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie bedoelde voorwaarden behandeld.

TITEL V
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS

HOOFDSTUK 1
REGELS BETREFFENDE DIRECTE, INDIRECTE EN GEDEELDE UITVOERING

Artikel 121
Vormen van bijdragen van de Unie

1.De bijdragen van de Unie in directe, gedeelde en indirecte uitvoering helpen een beleidsdoelstelling van de Unie en gespecificeerde resultaten te verwezenlijken en kunnen elk van de volgende vormen aannemen:

a)vergoeding van subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt;

b)eenheidskosten die van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten geheel of gedeeltelijk dekken op basis van een vast bedrag per eenheid;

c)vaste bedragen die van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten geheel of gedeeltelijk dekken;

d)forfaitaire financiering die, door toepassing van een percentage, van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten dekt;

e)financiering die niet gekoppeld is aan de kosten van de desbetreffende transacties op basis van:

i)hetzij de vervulling van voorwaarden in sectorspecifieke wetgeving of besluiten van de Commissie of

ii)het bereiken van resultaten gemeten aan de hand van de eerder vastgestelde mijlpalen of door middel van prestatie-indicatoren;

f) een combinatie van de onder a) tot en met e) genoemde vormen.

De bijdragen van de Unie onder b), c) en d) worden vastgesteld overeenkomstig artikel 175 of sectorspecifieke wetgeving. De bijdragen van de Unie onder e) worden vastgesteld overeenkomstig artikel 175, sectorspecifieke wetgeving of een besluit van de Commissie.

2.Bij de vaststelling van de passende vorm van een bijdrage wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de belangen en boekhoudmethoden van de potentiële ontvangers.

Artikel 122
Wederzijds vertrouwen in beoordelingen

De Commissie mag volledig of gedeeltelijk vertrouwen op eigen beoordelingen of op beoordelingen van andere entiteiten, met inbegrip van donoren, voor zover die beoordelingen zijn verricht volgens voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden in deze verordening voor de specifieke wijze van begrotingsuitvoering. Daartoe bevordert de Commissie de erkenning van internationaal aanvaarde normen of internationale beste praktijken.

Artikel 123
Wederzijds vertrouwen in audits

Indien de financiële staten en verslagen over het gebruik van de bijdrage van de Unie ter verkrijging van redelijke zekerheid op basis van internationaal aanvaarde normen door een onafhankelijke auditor aan een audit zijn onderworpen, vormt deze audit de basis van de algemene zekerheid, zoals, in voorkomend geval, nader bepaald in sectorspecifieke voorschriften.

Artikel 124
Samenwerking ter bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.Een persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt, werkt ten volle mee aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie en verleent als voorwaarde voor het ontvangen van deze middelen de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Europese Rekenkamer, en, in voorkomend geval, aan de bevoegde nationale autoriteiten, zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van het Europees Bureau voor fraudebestrijding behelst dit het recht onderzoeken uit te voeren, waaronder controles ter plaatse en inspecties.

2.Elke natuurlijke of rechtspersoon die middelen van de Unie in directe en indirecte uitvoering ontvangt, verbindt zich er schriftelijk toe de nodige in lid 1 bedoelde rechten te verlenen. Daartoe behoort de verplichting voor elke derde die betrokken is bij de uitvoering van de middelen van de Unie om gelijkwaardige rechten te waarborgen.

Artikel 125
Overschrijving van middelen naar krachtens deze verordening of sectorspecifieke regelgeving ingestelde instrumenten

Middelen die in gedeelde uitvoering aan de lidstaten worden toegewezen, kunnen, op hun verzoek, worden overgeschreven naar uit hoofde van deze verordening of sectorspecifieke regelgeving ingestelde instrumenten. De Commissie voert deze middelen uit overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder a) of c), indien mogelijk ten voordele van de betrokken lidstaat. Daarnaast kunnen middelen die in gedeelde uitvoering aan de lidstaten worden toegewezen, op hun verzoek worden ingezet om het risicodragend vermogen van het Europees Fonds voor strategische investeringen te vergroten. In dergelijke gevallen zijn de voor dat fonds geldende voorschriften van toepassing.

HOOFDSTUK 2
REGELS BETREFFENDE DIRECTE EN INDIRECTE UITVOERING

Afdeling 1
REGELS BETREFFENDE PROCEDURES EN UITVOERING

Artikel 126
Financiële partnerschapskaders

1.De Commissie kan financiële partnerschapskaderovereenkomsten sluiten voor een langdurige samenwerking met personen en entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of met begunstigden. Financiële partnerschapskaderovereenkomsten worden in de loop van elk meerjarig financieel kader ten minste één keer geëvalueerd, onverminderd lid 4, onder c). In het kader van dergelijke overeenkomsten kunnen bijdrage- of subsidieovereenkomsten worden ondertekend.

2.In de financiële partnerschapskaderovereenkomsten worden de vormen van financiële samenwerking, de gemeenschappelijke doelstellingen van de samenwerking alsmede de beginselen voor een dergelijke samenwerking tussen de Commissie en personen en entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of begunstigden vermeld. In deze overeenkomsten wordt ook rekening gehouden met de mate waarin de Commissie mag vertrouwen op de systemen en procedures van de personen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of van begunstigden, met inbegrip van auditprocedures.

3.Met het oog op het optimaliseren van de kosten en baten van audits en het faciliteren van de coördinatie kunnen audit- of verificatie-overeenkomsten worden gesloten met personen en entiteiten die middelen uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of met begunstigden van subsidies. In het geval van de Europese Investeringsbank is de tripartiete overeenkomst met de Commissie en de Europese Rekenkamer van toepassing.

4.In het geval van financiële partnerschapskaders die worden uitgevoerd door middel van specifieke subsidies, geldt het volgende:

a)de overeenkomst specificeert, naast de in lid 2 genoemde informatie, de volgende gegevens:

i)de aard van de geplande acties of werkprogramma’s;

ii)de procedure voor toekenning van specifieke subsidies, met inachtneming van de procedurele beginselen en voorschriften van titel VIII;

b)de bepalingen van de financiële partnerschapskaderovereenkomst en de specifieke subsidieovereenkomst voldoen samen aan de vereisten van artikel 194;

c)de duur van het partnerschap mag niet langer zijn dan vier jaar, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen;

d)het financieel partnerschapskader wordt gebruikt in overeenstemming met de beginselen van transparantie en gelijke behandeling van de aanvragers;

e)het financiële partnerschapskader wordt gelijkgesteld met een subsidie wat betreft programmering, bekendmaking vooraf en toekenning;

f)specifieke subsidies op basis van een dergelijk partnerschap zijn onderworpen aan de procedures inzake de bekendmaking achteraf als bedoeld in artikel 183, lid 2.

5.Een financiële partnerschapskaderovereenkomst die door middel van specifieke subsidies wordt uitgevoerd, kan voorzien in vertrouwen op de systemen en procedures van de begunstigde overeenkomstig lid 2, wanneer die systemen en procedures zijn beoordeeld overeenkomstig artikel 149, leden 2, 3 en 4. In dat geval is artikel 189, lid 1, onder d), niet van toepassing. Wanneer de procedures van de begunstigde voor het verstrekken van financiering aan derden als bedoeld in artikel 149, lid 4, onder d), positief zijn beoordeeld, zijn artikel 197 en artikel 198 niet van toepassing.

6.In het geval van een financiële partnerschapskaderovereenkomst die wordt uitgevoerd via specifieke subsidies gebeurt de in artikel 191 bedoelde verificatie van de operationele capaciteit en de financiële draagkracht vóór de ondertekening van de financiële partnerschapskaderovereenkomst. De Commissie mag vertrouwen op een gelijkwaardige verificatie van de financiële draagkracht en de operationele capaciteit door andere donoren.

7.In het geval van financiële partnerschapskaders die worden uitgevoerd door middel van bijdrageovereenkomsten voldoen de bepalingen van de financiële partnerschapskaderovereenkomst en de bijdrageovereenkomst samen aan de vereisten van artikel 150, lid 4, en artikel 124.

8.De Commissie streeft ernaar haar rapportagevereisten te harmoniseren met die van andere donoren.

Artikel 127
Opschorting, beëindiging en verlaging

1.Wanneer de gunningsprocedure gegaan met onregelmatigheden of fraude gepaard is gegaan, schort de bevoegde ordonnateur de procedure op en kan hij alle maatregelen nemen die nodig zijn, waaronder annulering van de procedure. De bevoegde ordonnateur stelt het Europees Bureau voor fraudebestrijding onmiddellijk in kennis van vermoedelijke fraudegevallen.

2.Indien na de gunning blijkt dat de gunningsprocedure gepaard is gegaan met onregelmatigheden of fraude, kan de bevoegde ordonnateur:

a)de toekenning van een prijs annuleren of weigeren de juridische verbintenis te ondertekenen;

b)betalingen opschorten;

c)de uitvoering van de juridische verbintenis opschorten;

d)in voorkomend geval, de juridische verbintenis geheel of ten aanzien van één ontvanger beëindigen.

3.De bevoegde ordonnateur kan betalingen of de uitvoering van de juridische verbintenis ook opschorten indien:

a)de uitvoering van de juridische verbintenis gepaard is gegaan met onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen;

b)het noodzakelijk is te verifiëren of vermeende onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden;

c)onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen vragen doen rijzen over de betrouwbaarheid of doeltreffendheid van de interne controlesystemen van een entiteit of persoon die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Wanneer de vermeende onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen als bedoeld in de eerste alinea, onder b), niet worden bevestigd, worden de uitvoering of de betalingen zo snel mogelijk hervat.

In de in de eerste alinea, onder a) en c), bedoelde gevallen kan de bevoegde ordonnateur de juridische verbintenis geheel of ten aanzien van één ontvanger beëindigen.

4.Naast de in de leden 2 of 3 bedoelde maatregelen kan de bevoegde ordonnateur de subsidie, de prijs, de bijdrage in het kader van de bijdrageovereenkomst of de prijs in een overeenkomst verlagen in verhouding tot de ernst van de onregelmatigheden, fraude of niet-nakoming van verplichtingen, onder meer wanneer de betrokken activiteiten niet of slecht, gedeeltelijk of te laat zijn uitgevoerd.

In geval van financiering als bedoeld in artikel 121, lid 1, onder e), kan de bevoegde ordonnateur de bijdrage evenredig verlagen indien de resultaten slecht, gedeeltelijk of te laat zijn verwezenlijkt of indien niet aan de voorwaarden is voldaan.

5.Lid 2, onder b), c) en d), en lid 3 zijn niet van toepassing op aanvragers in een wedstrijd voor prijzen.

Artikel 128
Bijhouden van gegevens

1.Ontvangers houden gegevens, bewijsstukken, statistische gegevens en andere informatie bij met betrekking tot de financiering, met inbegrip van gegevens en documenten in elektronische vorm, gedurende vijf jaar na de betaling van het saldo of, bij ontstentenis van een dergelijke betaling, de transactie. Deze termijn bedraagt drie jaar bij de financiering van een bedrag van ten hoogste 60 000 EUR.

2.Gegevens en documenten met betrekking tot audits, beroepsprocedures, geschillen, claims met betrekking tot de juridische verbintenis of onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, mits de ontvanger daarvan in kennis is gesteld, worden bijgehouden totdat deze audits, beroepsprocedures, geschillen, claims of onderzoeken zijn afgerond.

3.Gegevens en documenten worden bewaard in de vorm van originelen of gewaarmerkte kopieën van de originelen, dan wel op algemeen aanvaarde gegevensdragers, met inbegrip van elektronische versies van originele documenten of documenten waarvan uitsluitend een elektronische versie bestaat. In het laatste geval zijn er geen originelen vereist wanneer deze documenten voldoen aan de toepasselijke wettelijke vereisten om als conform met de originelen en als geschikt voor auditdoeleinden te kunnen worden beschouwd.

Artikel 129
Procedure op tegenspraak en rechtsmiddelen

1.Vóór het vaststellen van een maatregel met negatieve gevolgen voor de rechten van een deelnemer of een ontvanger zorgt de bevoegde ordonnateur ervoor dat de deelnemer of de ontvanger in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen kenbaar te maken.

2.Wanneer een maatregel van een ordonnateur negatieve gevolgen heeft voor de rechten van een deelnemer of een ontvanger, vermeldt de handeling die deze maatregel instelt de beschikbare administratieve en/of gerechtelijke beroepsmogelijkheden om deze maatregel aan te vechten.

Artikel 130
Rentesubsidies en subsidies voor garantievergoedingen

1.Rentesubsidies en subsidies voor garantievergoedingen worden overeenkomstig titel X verstrekt indien zij in één maatregel worden gecombineerd met financieringsinstrumenten.

2.Indien rentesubsidies of subsidies voor garantievergoedingen niet in één maatregel worden gecombineerd met financieringsinstrumenten, kunnen deze overeenkomstig titel VI of titel VIII worden verstrekt.

Afdeling 2
SYSTEEM VOOR VROEGTIJDIGE OPSPORING EN UITSLUITING

Artikel 131
Bescherming van de financiële belangen van de Unie door opsporing van risico's en oplegging van administratieve sancties

1.Ter bescherming van de financiële belangen van de Unie zet de Commissie een systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting van deelnemers en ontvangers op, dat zij beheert.

Dit systeem heeft ten doel het volgende te vergemakkelijken:

a)de vroegtijdige opsporing van deelnemers en ontvangers die een risico vormen voor de financiële belangen van de Unie;

b)de uitsluiting van deelnemers en ontvangers die in een van de in artikel 132, lid 1, genoemde uitsluitingssituaties verkeren;

c) het opleggen van een financiële sanctie aan een ontvanger overeenkomstig artikel 134.

Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting is ook van toepassing op:

a)entiteiten waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen of subcontractanten van een contractant;

b)elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt bij de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), aan de hand van informatie die is meegedeeld overeenkomstig artikel 150, lid 4. Voor financieringsinstrumenten, bij ontstentenis van regels en procedures die volledig gelijkwaardig zijn aan de in artikel 149, lid 4, onder d), bedoelde regels en procedures, verstrekken eindbegunstigden en tussenpersonen de persoon of entiteit die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), een ondertekende verklaring op erewoord waarin zij bevestigen dat zij niet in een van de in artikel 132, lid 1, onder a), b), c), en d), of artikel 137, lid 1, onder b) en c), bedoelde situaties of in een gelijkwaardige situatie verkeren na de overeenkomstig artikel 149, lid 4, uitgevoerde beoordeling;

c)elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt uit hoofde van financieringsinstrumenten die bij wijze van uitzondering worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder a). Eindontvangers verstrekken financieel intermediairs een ondertekende verklaring op erewoord ter bevestiging dat zij zich niet in een van de in artikel 132, lid 1, onder a), b), c) en d), of artikel 137, lid 1, onder b) en c), bedoelde situaties verkeren;

d)deelnemers of ontvangers over wie entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 62 uitvoeren informatie hebben verstrekt overeenkomstig artikel 138, lid 2, onder d).

2.Het besluit tot registratie van informatie over vroegtijdige opsporing, tot uitsluiting en/of tot oplegging van een financiële sanctie wordt genomen door de bevoegde ordonnateur. Informatie met betrekking tot dergelijke besluiten wordt opgenomen in de in artikel 138, lid 1, bedoelde gegevensbank. Indien een dergelijk besluit op basis van artikel 132, lid 4, wordt genomen, omvat de informatie in de gegevensbank ook de gegevens betreffende de in artikel 132, lid 4, bedoelde personen.

3.Het besluit tot uitsluiting of het opleggen van financiële sancties kan worden gebaseerd op een definitieve rechterlijke beslissing of op een definitief administratief besluit in de in artikel 132, lid 1, bedoelde situaties of op een voorlopige juridische kwalificatie door de in artikel 139 bedoelde instantie in de in artikel 132, lid 2, bedoelde situaties met het oog op een gecentraliseerde beoordeling van die situaties. In de in artikel 137 bedoelde gevallen wijst de bevoegde ordonnateur een deelnemer in een bepaalde procedure af.

Artikel 132
Uitsluitingscriteria en administratieve sancties

1.De bevoegde ordonnateur sluit een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit uit van deelname aan onder deze verordening vallende gunningsprocedures of van selectie voor de uitvoering van middelen van de Unie wanneer:

a)de persoon of entiteit failliet is, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van Europese of nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen overeenkomstig het toepasselijke recht;

c)in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer dit gedrag voortvloeit uit kwaad opzet of grove nalatigheid, met name:

i)het op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van subsidiabiliteits- of selectiecriteria of bij de naleving van de juridische verbintenis;

ii)het sluiten van een overeenkomst met andere personen of entiteiten met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)het schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)het pogen de besluitvorming van de bevoegde ordonnateur tijdens de gunningsprocedure te beïnvloeden;

v)het pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die de persoon onrechtmatige voordelen kan opleveren in de gunningsprocedure;

d)in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de persoon of entiteit zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995 37 ;

ii)corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997 38 , en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad 39 , alsmede corruptie als omschreven in het toepasselijke recht;

iii)deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad 40 ;

iv)witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 41 ;

v)terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad 42 , dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)kinderarbeid of andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad 43 ;

e)de persoon of entiteit aanzienlijk is tekortgeschoten in het nakomen van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een juridische verbintenis die uit de begroting wordt gefinancierd;

f)in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad heeft begaan 44 .

2.Indien er geen definitieve rechterlijke beslissing of, indien van toepassing, geen definitief administratief besluit voorhanden is in de in lid 1, onder c), d) en f), bedoelde gevallen of in het in lid 1, onder e), bedoelde geval, sluit de bevoegde ordonnateur een in artikel 131, lid 1, genoemde persoon of entiteit uit op basis van een voorlopige juridische kwalificatie van een in die punten bedoelde gedraging, rekening houdend met vastgestelde feiten of andere bevindingen in de aanbeveling van de in artikel 139 bedoelde instantie.

De in de eerste alinea bedoelde voorlopige kwalificatie laat de beoordeling van het gedrag van de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit door de bevoegde instanties van de lidstaten op grond van het nationale recht onverlet. De bevoegde ordonnateur herziet onmiddellijk na de kennisgeving van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit zijn besluit om de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit uit te sluiten en/of hem een financiële sanctie op te leggen. Indien de duur van de uitsluiting niet is vastgelegd in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit, stelt de bevoegde ordonnateur deze vast op basis van vastgestelde feiten en bevindingen, met inachtneming van de aanbeveling van de in artikel 139 bedoelde instantie.

Indien in die definitieve rechterlijke beslissing of dat definitief administratief besluit wordt geoordeeld dat de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit zich niet schuldig heeft gemaakt aan het voorlopig juridisch gekwalificeerde gedrag op basis waarvan hij is uitgesloten, maakt de bevoegde ordonnateur onverwijld een einde aan die uitsluiting en/of betaalt hij, in voorkomend geval, alle opgelegde financiële sancties terug.

Tot de in de eerste alinea bedoelde feiten en bevindingen behoren met name:

a)feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoek door de Rekenkamer, het Europees Bureau voor fraudebestrijding , of van een interne audit, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur;

b)niet-definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;

c)besluiten van entiteiten en personen die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of van entiteiten die de begroting uitvoeren overeenkomstig artikel 62;

d)besluiten van de Commissie betreffende schending van de mededingingsregels van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht.

3.Bij elk op grond van de artikelen 131 tot en met 138 genomen besluit van de bevoegde ordonnateur of, in voorkomend geval, elke aanbeveling van de in artikel 139 bedoelde instantie wordt rekening gehouden met het evenredigheidsbeginsel, en met name met:

a)de ernst van de situatie, met inbegrip van de gevolgen voor de financiële belangen en het imago van de Unie;

b)de tijd die is verstreken sinds de betrokken gedragingen;

c)de duur en de frequentie ervan;

d)het opzet of de mate van nalatigheid;

e)het beperkte betrokken bedrag voor lid 1, onder b), van dit artikel;

f)elke andere verzachtende omstandigheid, zoals de mate waarin de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit met de bevoegde instantie meewerkt en diens bijdrage aan het onderzoek, zoals erkend door de bevoegde ordonnateur, of de openbaarmaking van de uitsluitingssituatie door middel van de in artikel 133, lid 1, bedoelde verklaring.

4.De bevoegde ordonnateur sluit de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit uit indien:

a)een nаtuurlijke persoon of rechtspersoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft ten aanzien van deze personen of entiteiten zich in een of meer van de situaties bevindt als bedoeld in lid 1, onder c) tot en met f);

b)een natuurlijke persoon of rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van die in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit zich in een of meer van de situaties bevindt als bedoeld in lid 1, onder a) of b);

c)een natuurlijke persoon die essentieel is voor de gunning of voor de uitvoering van de juridische verbintenis en zich in een of meer van de situaties bevindt als bedoeld in lid 1, onder c) tot en met f).

5.In de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen kan de bevoegde ordonnateur een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit voorlopig uitsluiten zonder voorafgaande aanbeveling van de instantie als bedoeld in artikel 139, indien hun deelname aan een gunningsprocedure of hun selectie voor het uitvoeren van middelen van de Unie een ernstige en imminente dreiging voor de financiële belangen van de Unie zou vormen. De bevoegde ordonnateur verwijst de zaak in dergelijke gevallen onmiddellijk naar de instantie en neemt uiterlijk 14 dagen na ontvangst van de aanbeveling van de instantie een definitief besluit.

6.Rekening houdend, in voorkomend geval, met de aanbeveling van de in artikel 139 bedoelde instantie, sluit de bevoegde ordonnateur een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit niet uit van deelname aan een gunningsprocedure en van selectie voor uitvoering van middelen van de Unie, indien:

a)de persoon of entiteit corrigerende maatregelen heeft genomen als vermeld in lid 7, en wel in voldoende mate om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Dit punt geldt niet in het in lid 1, onder d), van dit artikel bedoelde geval;

b)het onontbeerlijk is om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen, voor een beperkte periode en in afwachting van de vaststelling van corrigerende maatregelen als vermeld in lid 7;

c)die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de in lid 3 van dit artikel bedoelde criteria.

Bovendien is lid 1, onder a), van dit artikel niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die zijn handelsactiviteit definitief stopzet, hetzij bij vereffenaars in een insolventieprocedure, een regeling met schuldeisers, of een soortgelijke procedure volgens EU- of nationaal recht.

In de gevallen van niet-uitsluiting als bedoeld in de eerste en tweede alinea van dit lid specificeert de bevoegde ordonnateur de redenen waarom de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit niet wordt uitgesloten en stelt hij de in artikel 139 bedoelde instantie in kennis van die redenen.

7.Tot de in lid 6 bedoelde maatregelen om de uitsluitingssituatie te corrigeren, behoren met name:

a)maatregelen om de oorsprong van de situaties die aanleiding geven tot uitsluiting, in kaart te brengen en concrete technische, organisatorische en personeelsgebonden maatregelen binnen het betrokken werkterrein of de activiteit van de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit waarmee het gedrag kan worden gecorrigeerd en herhaling daarvan kan worden voorkomen;

b)het bewijs dat de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit corrigerende maatregelen heeft genomen om de schade te vergoeden of te herstellen die aan de financiële belangen van de Unie is toegebracht door de onderliggende feiten die aanleiding geven tot de uitsluitingssituatie;

c)het bewijs dat de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit de door de bevoegde instantie opgelegde boete of de in lid 1, onder b), bedoelde belastingen of socialezekerheidsbijdragen heeft betaald of de betaling daarvan heeft gewaarborgd.

8.Rekening houdend, in voorkomend geval, met de herziene aanbeveling van de in artikel 139 bedoelde instantie, herziet de bevoegde ordonnateur ambtshalve of op verzoek van de uitgesloten in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit onverwijld zijn besluit tot uitsluiting van die persoon of entiteit, indien deze corrigerende maatregelen heeft genomen die volstaan om zijn betrouwbaarheid aan te tonen of nieuwe elementen heeft verstrekt waaruit blijkt dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitsluitingssituatie niet langer bestaat.

Artikel 133
Verklaring en bewijs dat er geen sprake is van een situatie van uitsluiting

1.Een aanvrager verklaart of hij al dan niet in een van de in artikel 132, lid 1, of in artikel 137, lid 1, bedoelde situaties verkeert en, in voorkomend geval, of hij al dan niet de in artikel 132, lid 6, onder a), bedoelde corrigerende maatregelen heeft getroffen.

De gegadigde of inschrijver verschaft dezelfde verklaring, ondertekend door een subcontractant of door enige andere entiteit waarop hij voornemens is een beroep te doen, naargelang van het geval. Wanneer een entiteit waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen of een subcontractant van een contractant in een uitsluitingssituatie verkeert, wordt deze door de gegadigde of inschrijver op verzoek van de bevoegde ordonnateur vervangen.

De bevoegde ordonnateur verlangt een dergelijke verklaring niet wanneer deze reeds in het kader van een andere gunningsprocedure is ingediend, op voorwaarde dat de situatie niet is veranderd en dat sinds de datum van afgifte van de verklaring niet meer dan een jaar is verstreken.

De bevoegde ordonnateur mag voor in de bijlage nader te omschrijven opdrachten van zeer geringe waarde vrijstelling toekennen van de bepalingen van de eerste en tweede alinea.

2.Wanneer de bevoegde ordonnateur erom verzoekt en dit noodzakelijk is voor het goede verloop van de procedure verstrekken de deelnemer, de entiteit waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen of een subcontractant van deze gegadigde of inschrijver:

a)afdoend bewijs dat hij niet in een van de in artikel 132, lid 1, vermelde uitsluitingssituaties verkeert;

b)informatie over natuurlijke of rechtspersonen die lid zijn van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de deelnemer of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van die deelnemer hebben, en afdoend bewijs dat een of meer van deze personen niet in een van de in artikel, 132, lid 1, onder c) tot en met f), vermelde uitsluitingssituaties verkeren;

c)afdoend bewijs dat natuurlijke of rechtspersonen die onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van die deelnemer, niet in een in artikel 132, lid 1, onder a) of b), vermelde uitsluitingssituatie verkeren.

3.De bevoegde ordonnateur aanvaardt als voldoende bewijs dat een in lid 2 bedoelde deelnemer of entiteit niet in een van de in artikel 132, lid 1, onder a), c), d) of f), beschreven situaties verkeert, een recent uittreksel uit het strafregister of, bij gebreke daarvan, een recent gelijkwaardig document van een gerechtelijke of administratieve autoriteit van het land van vestiging waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.

De bevoegde ordonnateur aanvaardt als voldoende bewijs dat een in lid 2 bedoelde deelnemer of entiteit niet in de in artikel 132, lid 1, onder a) of b), beschreven situatie verkeert, een recent door de bevoegde autoriteit van de betrokken staat afgegeven getuigschrift. Wanneer het getuigschrift niet in het betrokken land is afgegeven, mag de deelnemer een ten overstaan van een notaris of een gerechtelijke autoriteit onder ede afgelegde verklaring verstrekken of, bij gebreke daarvan, een ten overstaan van een administratieve autoriteit of een gekwalificeerde beroepsorganisatie in zijn land van vestiging afgelegde plechtige verklaring.

4.De bevoegde ordonnateur stelt een in lid 2 bedoelde deelnemer of entiteit vrij van de verplichting bewijsstukken in te dienen, als bedoeld in de leden 2 en 3:

a)indien hij toegang kan krijgen tot die bewijsstukken in een gratis toegankelijke nationale databank;

b)indien deze bewijsstukken reeds in het kader van een andere procedure zijn ingediend en mits de documenten nog geldig zijn en dat sinds de datum van afgifte van de documenten niet meer dan een jaar is verstreken;

c)indien het materieel onmogelijk is dergelijk bewijs te verschaffen en de bevoegde ordonnateur dat erkent.

5.De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing op personen en entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of op organen in de zin van de artikelen 69 en 70.

Artikel 134
Financiële sancties

1.Met het oog op een afschrikkende werking kan de bevoegde ordonnateur, in voorkomend geval rekening houdend met de aanbeveling van de in artikel 139 bedoelde instantie, een financiële sanctie opleggen aan een ontvanger met wie een juridische verbintenis is gesloten en die in een situatie verkeert als bedoeld in artikel 132, lid 1, onder c), d), e) of f).

Wat de in artikel 132, lid 1, onder c), d), e) en f), bedoelde situaties betreft, kan de financiële sanctie worden opgelegd als alternatief voor een besluit tot uitsluiting van een ontvanger, indien die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de criteria in artikel 132, lid 3.

Wat de in artikel 132, lid 1, onder c), d), e) en f), bedoelde situaties betreft, kan de financiële sanctie worden opgelegd naast een uitsluiting die nodig is om de financiële belangen van de Unie te beschermen, indien de ontvanger systematisch en herhaald gedrag heeft vertoond met het voornemen op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen.

2.Het bedrag van de financiële sanctie mag niet hoger zijn dan 10 % van de totale waarde van de juridische verbintenis. In het geval van een met meerdere begunstigden ondertekende subsidieovereenkomst is de financiële sanctie niet hoger dan 10 % van het bedrag van de subsidie waarop de betrokken begunstigde overeenkomstig de subsidieovereenkomst recht heeft.

Artikel 135
Duur van de uitsluiting en verjaringstermijn

1.De duur van de uitsluiting mag niet meer bedragen dan:

a)de duur die eventueel is vastgesteld in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit van een lidstaat;

b)vijf jaar voor de in artikel 132, lid 1, onder d), bedoelde gevallen;

c)drie jaar voor de in artikel 132, lid 1, onder c), e) en f), bedoelde gevallen.

Een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit wordt uitgesloten zolang hij in een van de in artikel 132, lid 1, onder a) en b), bedoelde situaties verkeert.

2.De verjaringstermijn voor uitsluiting en/of het opleggen van financiële sancties aan een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit bedraagt vijf jaar, gerekend vanaf een van de volgende data:

a)de datum waarop het gedrag dat aanleiding geeft tot uitsluiting, is vertoond of, bij voortduring of herhaling, de datum waarop het gedrag ophoudt, in de in artikel 132, lid 1, onder b), c), d) en e), vermelde gevallen;

b)de datum van de definitieve rechterlijke beslissing van een nationale rechterlijke instantie of van het definitief administratief besluit in de in artikel 132, lid 1, onder b), c) en d), vermelde gevallen.

De verjaringstermijn wordt gestuit door enige handeling van een nationale autoriteit, de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding, de in artikel 139 bedoelde instantie of enige bij de uitvoering van de begroting betrokken entiteit, wanneer de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit van deze handeling in kennis wordt gesteld en de handeling betrekking heeft op het onderzoek of de gerechtelijke procedure. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen op de dag volgend op de stuiting.

Voor de toepassing van artikel 132, lid 1, onder f), geldt de verjaringstermijn voor het uitsluiten van een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit en/of het opleggen van financiële sancties aan een ontvanger die is vastgelegd in artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95.

Wanneer het gedrag van de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit onder verschillende van de in artikel 132, lid 1, genoemde redenen valt, geldt de verjaringstermijn voor de meest zwaarwegende reden.

Artikel 136
Bekendmaking van uitsluiting en financiële sancties

1.Om, indien nodig, het afschrikkend effect van de uitsluiting en/of de financiële sanctie te versterken, maakt de Commissie, onder voorbehoud van een besluit van de bevoegde ordonnateur, de volgende informatie betreffende de uitsluiting en, in voorkomend geval, betreffende de financiële sanctie voor de in artikel 132, lid 1, onder c), d), e) en f), van dit artikel bedoelde gevallen bekend op haar internetsite:

a)de naam van de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit;

b)de uitsluitingssituatie;

c)de duur van de uitsluiting en/of het bedrag van de financiële sanctie.

Indien het besluit over de uitsluiting en/of de financiële sanctie is genomen op basis van een voorlopige kwalificatie als bedoeld in artikel 132, lid 2, wordt bij de bekendmaking aangegeven dat er geen definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, geen definitief administratief besluit is. In die gevallen wordt informatie over beroepsprocedures en de status en het resultaat daarvan, alsook elk herzien besluit van de bevoegde ordonnateur, onverwijld bekendgemaakt. Indien een financiële sanctie is opgelegd, wordt bij de bekendmaking aangegeven of die sanctie is betaald.

Het besluit om de informatie bekend te maken, wordt genomen door de bevoegde ordonnateur, hetzij na de betrokken definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, het definitieve administratieve besluit, hetzij na de aanbeveling van de in artikel 139 bedoelde instantie, naargelang van het geval. Dat besluit wordt van kracht drie maanden na de kennisgeving ervan aan de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit in kwestie.

De bekendgemaakte informatie wordt verwijderd zodra de uitsluiting is beëindigd. In het geval van een financiële sanctie wordt de bekendmaking zes maanden na de betaling van die sanctie verwijderd.

In het geval van persoonsgegevens informeert de bevoegde ordonnateur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit over zijn rechten op grond van de toepasselijke gegevensbeschermingsregelgeving en over de voor de uitoefening van die rechten beschikbare procedures.

2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie wordt in geen enkele van de volgende omstandigheden bekendgemaakt:

a)indien het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of een nationale gerechtelijke procedure moet worden gewaarborgd;

b)indien bekendmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit of anderszins buiten verhouding zou zijn op basis van de evenredigheidscriteria in artikel 132, lid 3, en het bedrag van de financiële sanctie;

c)indien het een natuurlijk persoon betreft, tenzij de bekendmaking van persoonsgegevens uitzonderlijk gerechtvaardigd is, onder meer door de ernst van de gedraging of het effect daarvan op de financiële belangen van de Unie. In dergelijke gevallen wordt in het besluit om de informatie bekend te maken naar behoren rekening gehouden met het recht op privacy en andere rechten waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 137
Afwijzing in een bepaalde gunningsprocedure

1.De bevoegde ordonnateur wijst een deelnemer bij een bepaalde gunningsprocedure af indien deze:

a)in een uitsluitingssituatie verkeert die overeenkomstig artikel 132 is vastgesteld;

b)valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt;

c)voorheen betrokken was bij het opstellen van in de gunningsprocedure gebruikte documenten, indien zulks een schending van het beginsel van gelijke behandeling inhoudt, met inbegrip van vervalsing van de mededingingsvoorwaarden die niet op een andere wijze kan worden verholpen.

De bevoegde ordonnateur stelt de overige deelnemers aan de gunningsprocedure de relevante informatie ter beschikking die is uitgewisseld in het kader van of ten gevolge van de betrokkenheid van de deelnemer bij de voorbereiding van de gunningsprocedure als bedoeld onder c). De bevoegde ordonnateur stelt passende termijnen vast voor de ontvangst van inschrijvingen of aanvragen. Voorafgaand aan een dergelijke afwijzing krijgt de deelnemer de kans te bewijzen dat zijn betrokkenheid bij de voorbereiding van de gunningsprocedure niet in strijd is met het beginsel van gelijke behandeling.

2.Artikel 129, lid 1, is van toepassing, tenzij de afwijzing overeenkomstig lid 1, onder a), werd gerechtvaardigd door een besluit tot uitsluiting ten aanzien van de deelnemer, na een onderzoek van diens opmerkingen.

Artikel 138
Systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting

1.De binnen het in artikel 131 bedoelde systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting uitgewisselde informatie wordt gecentraliseerd in een door de Commissie opgezette databank (hierna "de databank") en wordt beheerd met inachtneming van het recht op privacy en andere rechten waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 45/2001.

Informatie over gevallen van vroegtijdige opsporing, uitsluiting en/of financiële sancties wordt door de bevoegde ordonnateur na kennisgeving aan de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit in kwestie in de gegevensbank opgenomen. Deze kennisgeving kan uitzonderlijk worden uitgesteld indien er zwaarwegende legitieme redenen zijn om het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of van een nationale gerechtelijke procedure te waarborgen, totdat die zwaarwegende legitieme redenen om het vertrouwelijke karakter te waarborgen, vervallen.

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 heeft een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit die onderworpen is aan het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting, het recht over de in de databank bewaarde gegevens te worden geïnformeerd op diens verzoek aan de Commissie.

De in de databank vervatte informatie wordt, waar passend, bijgewerkt na rectificatie, verwijdering of wijziging van gegevens. Ze wordt alleen bekendgemaakt overeenkomstig artikel 136.

2.Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting als bedoeld in artikel 131, lid 1, van deze verordening berust op informatie als bedoeld in artikel 132, lid 2, vierde alinea, en op de doorgifte van informatie aan de Commissie door, met name:

a)het Europees Bureau voor fraudebestrijding, conform Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 45 , indien uit een lopend of afgerond onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding blijkt dat het ter bescherming van de financiële belangen van de Unie passend zou kunnen zijn uit voorzorg maatregelen te nemen of acties te ondernemen, waarbij terdege wordt gelet op de eerbiediging van procedurele en grondrechten, en op de bescherming van klokkenluiders;

b)een ordonnateur van de Commissie, van een door de Commissie opgericht Europees bureau of van een uitvoerend agentschap;

c)een instelling, een Europees bureau of een agentschap, andere dan deze bedoeld onder b) van dit lid, een orgaan of een persoon die belast is met de uitvoering van GBVB-acties;

d)entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 62 uitvoeren, in het geval van vastgestelde fraude en/of onregelmatigheden en de follow-up ervan, indien vereist overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving;

e)entiteiten of personen die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), in het geval van vastgestelde fraude en/of onregelmatigheden en de follow-up ervan.

3.Behalve wanneer informatie overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving moet worden ingediend, omvat de krachtens lid 2 van dit artikel door te geven informatie:

a)de identificatie van de entiteit of persoon in kwestie;

b)een overzicht van de opgespoorde risico's of de desbetreffende feiten;

c)informatie die voor de ordonnateur nuttig kan zijn bij het verrichten van de in lid 4 van dit artikel bedoelde verificatie of bij het nemen van een besluit tot uitsluiting als bedoeld in artikel 132, lid 1 of lid 2, of een besluit tot oplegging van een financiële sanctie als bedoeld in artikel 134;

d)in voorkomend geval, speciale maatregelen die nodig zijn om het vertrouwelijke karakter van de doorgegeven informatie te waarborgen, met inbegrip van maatregelen voor het vrijwaren van bewijs ter bescherming van het onderzoek of de nationale gerechtelijke procedures.

4.De Commissie geeft de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie onverwijld door aan haar ordonnateurs en aan die van haar uitvoerende agentschappen, alle andere instellingen, organen en Europese bureaus en agentschappen door middel van de in lid 1 bedoelde gegevensbank teneinde deze in staat te stellen de nodige verificatie te verrichten met betrekking tot hun lopende gunningsprocedures en bestaande juridische verbintenissen.

Bij het verrichten van deze verificatie oefent de bevoegde ordonnateur zijn bevoegdheden uit als bepaald in artikel 73 en gaat hij niet verder dan hetgeen is bepaald in de voorwaarden van de gunningsprocedure en de contractuele bepalingen.

De overeenkomstig lid 3 verstrekte informatie betreffende de vroegtijdige opsporing wordt niet langer dan een jaar bewaard. Indien de bevoegde ordonnateur tijdens deze termijn de instantie verzoekt een aanbeveling te doen in een geval van uitsluiting of een financiële sanctie, kan de bewaringstermijn worden verlengd totdat de bevoegde ordonnateur een besluit heeft genomen.

5.De bevoegde ordonnateur mag een besluit tot uitsluiting en/of oplegging van een financiële sanctie, en een besluit tot bekendmaking van de desbetreffende informatie alleen nemen na ontvangst van een aanbeveling van de instantie, indien dat besluit gebaseerd is op een voorlopige kwalificatie als bedoeld in artikel 132, lid 2.

6.Alle entiteiten die deelnemen aan de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 61, krijgen van de Commissie toegang tot de informatie over uitsluitingsbesluiten krachtens artikel 132 teneinde hen in staat te stellen na te gaan of er in het systeem een uitsluiting is opgenomen, zodat zij in voorkomend geval en op eigen verantwoordelijkheid rekening kunnen houden met deze informatie bij het gunnen van overeenkomsten in het kader van de uitvoering van de begroting.

7.In het kader van het jaarlijkse verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, als bedoeld in artikel 325, lid 5, VWEU, verstrekt de Commissie geaggregeerde informatie over de besluiten die uit hoofde van de artikelen 131 tot en met 138 door de ordonnateurs zijn genomen. Dat verslag verstrekt ook verdere informatie over besluiten die uit hoofde van artikel 132, lid 6, onder b), en artikel 136, lid 2, door de ordonnateurs zijn genomen en over besluiten van de ordonnateurs om af te wijken van de aanbeveling van de instantie uit hoofde van artikel 139, lid 6, laatste alinea.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie wordt verstrekt met inachtneming van vertrouwelijkheidsvereisten en mag het met name niet mogelijk maken de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit te identificeren.

Artikel 139
Instantie

1.Een instantie wordt bijeengeroepen op verzoek van een ordonnateur van een instelling, organen van de Unie, Europese bureaus en organen en personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd.

2.De instantie is samengesteld uit:

a)een vaste, onafhankelijke voorzitter op hoog niveau die is aangesteld door de Commissie;

b)twee permanente vertegenwoordigers van de Commissie als eigenaar van het systeem, die een gemeenschappelijk standpunt naar voren brengen, en

c)een vertegenwoordiger van de verzoekende ordonnateur.

De samenstelling van de instantie waarborgt de juiste juridische en technische expertise. De instantie wordt bijgestaan door een vast secretariaat, dat door de Commissie is verstrekt, en dat voor de lopende administratie van de instantie zorgt.

3.De voorzitter wordt gekozen uit voormalige leden van de Rekenkamer, het Hof van Justitie of voormalige ambtenaren die ten minste de rang van directeur-generaal bij een instelling van de Unie, met uitzondering van de Commissie, bekleedden. Hij wordt gekozen op grond van zijn persoonlijke en professionele kwaliteiten, uitgebreide ervaring op juridisch en financieel gebied en bewezen deskundigheid, onafhankelijkheid en integriteit. De ambtstermijn bedraagt vijf jaar en is niet verlengbaar. De voorzitter wordt aangesteld als bijzonder raadsadviseur in de zin van artikel 5 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. De voorzitter van de instantie zit alle vergaderingen van de instantie voor. Hij oefent het ambt onafhankelijk uit. Er mag geen belangenconflict zijn tussen de taak als voorzitter van de instantie en andere officiële taken.

4.De Commissie stelt het reglement van orde van de instantie vast.

5.Alvorens haar aanbevelingen te formuleren, eerbiedigt de instantie het recht van de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit om opmerkingen te maken over de in artikel 132, lid 2, bedoelde feiten of bevindingen en over de voorlopige juridische kwalificatie. De mogelijkheid om opmerkingen te maken kan bij wijze van uitzondering worden uitgesteld indien er zwaarwegende legitieme redenen bestaan om het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of van een nationale gerechtelijke procedure te waarborgen, totdat die zwaarwegende legitieme redenen vervallen.

6.De aanbeveling van de instantie inzake uitsluiting en/of oplegging van een financiële sanctie bevat in voorkomend geval de volgende elementen:

a)de in artikel 132, lid 2, bedoelde feiten of bevindingen en de voorlopige juridische kwalificatie ervan;

b)een beoordeling van de noodzaak om een financiële sanctie op te leggen en het bedrag daarvan;

c)een beoordeling van de noodzaak om de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit uit te sluiten en, in dat geval, de voorgestelde duur van die uitsluiting;

d)een beoordeling van de noodzaak om de informatie betreffende de in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit die is uitgesloten en/of aan wie een financiële sanctie is opgelegd, bekend te maken;

e)een beoordeling van eventuele door de in artikel 131, lid 1 bedoelde persoon of entiteit getroffen corrigerende maatregelen.

Indien de bevoegde ordonnateur voornemens is een strenger besluit te nemen dan hetwelk was aanbevolen door de instantie, zorgt hij ervoor dat dat besluit wordt genomen met inachtneming van het recht om te worden gehoord en van de voorschriften inzake bescherming van persoonsgegevens.

Indien de bevoegde ordonnateur beslist af te wijken van de aanbeveling van de instantie, verantwoordt hij die beslissing tegenover de instantie.

7.De instantie herziet haar aanbeveling tijdens de periode van uitsluiting op verzoek van de bevoegde ordonnateur in de in artikel 132, lid 8, bedoelde gevallen of na de kennisgeving van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit tot vaststelling van de redenen voor uitsluiting wanneer de duur van de uitsluiting niet is vastgelegd in die rechterlijke beslissing of dat besluit, als bedoeld in artikel 132, lid 2, tweede alinea.

8.De instantie geeft de verzoekende ordonnateur onverwijld kennis van haar herziene aanbeveling, waarna de ordonnateur zijn besluit herziet.

9.Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft onbeperkte rechtsmacht om een besluit waarbij de ordonnateur een in artikel 131, lid 1, bedoelde persoon of entiteit uitsluit en/of een ontvanger een financiële sanctie oplegt, te herzien, waarbij het ook de uitsluiting kan annuleren of de duur ervan verkorten of verlengen en/of de opgelegde financiële sanctie kan annuleren, verlagen of verhogen. Artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad is niet van toepassing wanneer het besluit van de ordonnateur tot uitsluiting of oplegging van een financiële sanctie wordt genomen op basis van een aanbeveling van de instantie.

Artikel 140
Voor het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek geldende uitzonderingen

De artikelen 131 tot en met 139 zijn niet van toepassing op het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

Afdeling 3
COMPUTERSYSTEMEN EN E-BESTUUR

Artikel 141
Elektronisch beheer van verrichtingen

1.Wanneer de uitgaven en ontvangsten of de uitwisseling van documenten met behulp van computersystemen worden beheerd, kunnen de handtekeningen worden aangebracht door middel van een geautomatiseerde of elektronische procedure mits de ondertekenaars naar behoren worden geauthentificeerd. Deze computersystemen omvatten een volledige en actuele beschrijving van het systeem tot vaststelling van de inhoud van alle gegevensvelden, met een beschrijving van de wijze waarop iedere afzonderlijke verrichting wordt behandeld en waarin uitvoerig wordt uiteengezet hoe het computersysteem voor elke verrichting een volledig auditspoor waarborgt.

2.Mits de betrokken instellingen en lidstaten daarmee van tevoren instemmen, kan elke verzending van documenten tussen hen via elektronische weg plaatsvinden.

Artikel 142
e-bestuur

1.De instellingen, uitvoerende agentschappen en de in de artikelen 69 en 70 bedoelde organen zorgen voor de invoering en toepassing van uniforme normen voor de elektronische uitwisseling van informatie met deelnemers. Meer in het bijzonder ontwerpen en implementeren zij, in de grootst mogelijke mate, oplossingen voor de indiening, opslag en verwerking van gegevens in het kader van gunningsprocedures, en wijzen zij hiertoe één "elektronisch gegevensuitwisselingsterrein" aan voor deelnemers.

2.In gedeelde uitvoering vindt alle officiële uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie via in de sectorspecifieke regelgeving aangeduide middelen plaats. Die regelgeving zorgt bij het beheer van de begroting voor interoperabiliteit van de verzamelde of ontvangen en doorgezonden gegevens.

Artikel 143
Elektronische uitwisselingssystemen.

1.Alle contacten met ontvangers, met inbegrip van het sluiten van juridische verbintenissen en het aanbrengen van wijzigingen daarin, kunnen via elektronische uitwisselingssystemen verlopen.

2.De elektronische uitwisselingssystemen voldoen aan de volgende eisen:

a)uitsluitend gemachtigde personen hebben toegang tot het systeem en tot de documenten die ermee worden verzonden;

b)uitsluitend gemachtigde personen kunnen documenten elektronisch ondertekenen of verzenden;

c)de gemachtigde personen worden via gevestigde middelen door het systeem geïdentificeerd;

d)het tijdstip en de datum van de elektronische transactie worden exact aangeduid;

e)de integriteit van de documenten wordt gewaarborgd;

f)de beschikbaarheid van de documenten wordt gewaarborgd;

g)in voorkomend geval wordt de vertrouwelijkheid van de documenten gewaarborgd;

h)de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 wordt gewaarborgd.

3.Voor gegevens die via een dergelijk systeem worden verstuurd of ontvangen, geldt het wettelijk vermoeden dat de gegevens correct zijn en dat de datum en het tijdstip van verzending of ontvangst van de gegevens zoals aangeduid door het systeem betrouwbaar zijn.

Een document dat via een dergelijk systeem wordt verstuurd of betekend, wordt beschouwd als origineel en gelijkwaardig aan een papieren document, is toelaatbaar als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures en geniet het wettelijk vermoeden van authenticiteit en integriteit op voorwaarde dat het document geen dynamische kenmerken heeft die automatische wijziging van het document tot gevolg kunnen hebben.

Een elektronische handtekening als bedoeld in lid 2, onder b), heeft dezelfde rechtsgeldigheid als een handgeschreven handtekening.

Artikel 144
Indiening van aanvraagdocumenten

1.De voorwaarden inzake de indiening van aanvraagdocumenten worden bepaald door de bevoegde ordonnateur, die voor een enkele wijze van indiening kan kiezen.

De gekozen communicatiemiddelen waarborgen een werkelijke mededinging en zorgen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)elke aanvraag bevat alle nodige informatie voor de beoordeling ervan;

b)de integriteit van de gegevens blijft behouden;

c)de vertrouwelijkheid van de aanvraagdocumenten wordt gewaarborgd;

d)de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 wordt gewaarborgd.

2.De Commissie waarborgt met passende middelen en overeenkomstig artikel 142, lid 1, dat deelnemers de aanvraagdocumenten en alle bewijsstukken in elektronisch formaat kunnen indienen. De elektronische communicatiesystemen die worden gebruikt ter ondersteuning van communicatie en informatie-uitwisseling, zijn niet-discriminerend en algemeen beschikbaar, alsmede interoperabel met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten (ICT-producten), en beperken de toegang van deelnemers tot de gunningsprocedure niet.

3.Apparaten voor de elektronische ontvangst van aanvraagdocumenten waarborgen door middel van technische oplossingen en adequate procedures dat:

a)de deelnemer met zekerheid kan worden geauthentificeerd;

b)het exacte tijdstip en de exacte datum van ontvangst van de aanvraagdocumenten nauwkeurig kunnen worden vastgesteld;

c)alleen gemachtigde personen toegang hebben tot de op grond van deze voorschriften verzonden informatie en de datum kunnen bepalen of wijzigen waarop de informatie wordt geopend;

d)tijdens de verschillende fasen van de gunningsprocedure alleen de gemachtigde personen toegang hebben tot de verstrekte gegevens en toegang kunnen geven tot die gegevens, voor zover dat nodig is voor de procedure;

e)redelijkerwijs kan worden gewaarborgd dat inbreuken op de onder a) tot en met e) vastgestelde voorwaarden of pogingen daartoe kunnen worden opgespoord.

De eerste alinea is niet van toepassing op overeenkomsten beneden de drempels die zijn vastgesteld in artikel 169, lid 1.

4.Wanneer de bevoegde ordonnateur toestaat dat aanvraagdocumenten langs elektronische weg worden ingediend, worden de aldus ingediende documenten in elektronische vorm als origineel beschouwd.

5.Wanneer aanvraagdocumenten bij brief worden ingediend, kunnen de deelnemers kiezen:

a)hetzij per post of per besteldienst, in welke gevallen het poststempel of de datum van het ontvangstbewijs als bewijs geldt;

b)hetzij door indiening bij de diensten van de bevoegde ordonnateur door de deelnemer in persoon of door een gemachtigde, in welk geval het ontvangstbewijs als bewijs geldt.

6.Door het indienen van aanvraagdocumenten gaan deelnemers ermee akkoord langs elektronische weg in kennis te worden gesteld van het resultaat van de procedure.

7.De leden 1 tot en met 6 zijn niet van toepassing op de selectie van personen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c).

HOOFDSTUK 3
REGELS BETREFFENDE DIRECTE UITVOERING

Artikel 145
Evaluatiecomité

1.Aanvraagdocumenten worden geëvalueerd door een evaluatiecomité.

2.Het evaluatiecomité wordt door de bevoegde ordonnateur benoemd.

Het evaluatiecomité is samengesteld uit ten minste drie personen.

3.De leden van het comité dat subsidieaanvragen of inschrijvingen evalueert, vertegenwoordigen ten minste twee organisatorische eenheden van de in de artikelen 67, 69 en 70 bedoelde instellingen of organen die ten opzichte van elkaar niet in een hiërarchische verhouding staan, en waarvan er ten minste één niet onder de bevoegde ordonnateur ressorteert. In de vertegenwoordigingen en plaatselijke entiteiten buiten de Unie en in de in de artikelen 67, 69 en 70 bedoelde organen die niet over verschillende eenheden beschikken, geldt de verplichting van organisatorische eenheden zonder hiërarchische verhouding niet. Plaatselijke entiteiten zijn met name delegaties, bureaus of bijkantoren van de Unie in derde landen.

De bevoegde ordonnateur kan besluiten dat het comité door externe deskundigen wordt bijgestaan.

De leden van het comité kunnen externe deskundigen zijn indien de basishandeling in die mogelijkheid voorziet.

4.De leden van het comité dat de aanvragen in een wedstrijd voor prijzen evalueert, mogen de in de eerste alinea van lid 3 bedoelde personen of externe deskundigen zijn.

5.De leden van het evaluatiecomité en de externe deskundigen voldoen aan de in artikel 59 vastgestelde verplichtingen.

Artikel 146
Opheldering en correctie van aanvraagdocumenten

De bevoegde ordonnateur mag kennelijke schrijffouten in de aanvraagdocumenten corrigeren, na bevestiging van de beoogde correctie door de deelnemer.

Wanneer een deelnemer nalaat bewijsstukken over te leggen of verklaringen af te leggen, verzoekt het evaluatiecomité of, in voorkomend geval, de bevoegde ordonnateur, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, de deelnemer de ontbrekende informatie te verstrekken of opheldering te verschaffen omtrent de bewijsstukken.

Dergelijke informatie, opheldering of bevestiging mag geen substantiële wijziging van aanvraagdocumenten inhouden.

Artikel 147
Zekerheden

1.Behalve voor overeenkomsten van geringe waarde en subsidies van een gering bedrag kan de bevoegde ordonnateur, indien dat op evenredige wijze en na een risico-analyse gebeurt, het stellen van een zekerheid verlangen:

a)door contractanten of begunstigden ter beperking van de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico’s ("zekerheid voor voorfinancieringen");

b)door contractanten om de inachtneming van essentiële contractuele verplichtingen te waarborgen in het geval van werken, leveringen of complexe diensten ("uitvoeringsgarantie");

c)door contractanten om tijdens de termijn van contractuele aansprakelijkheid de volledige uitvoering van de overeenkomst te waarborgen ("honoreringszekerheid").

Het GCO is vrijgesteld van het stellen van zekerheden.

Als alternatief voor een zekerheid voor voorfinanciering kan de bevoegde ordonnateur voor subsidies de betaling in verschillende tranches opsplitsen.

2.De bevoegde ordonnateur beslist of de zekerheid wordt gesteld in euro of in de munteenheid van de overeenkomst of de subsidieovereenkomst.

3.De zekerheid wordt verstrekt door een bank of door een erkende financiële instelling die door de bevoegde ordonnateur wordt aanvaard.

Op verzoek van de contractant of de begunstigde en mits de ordonnateur ermee instemt:

a)kan de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde zekerheid worden vervangen door een persoonlijke en hoofdelijke borgstelling door een derde;

b)kan de in lid 1, onder a), bedoelde zekerheid worden vervangen door de onherroepelijke en onvoorwaardelijke gezamenlijke zekerheid van de begunstigden die partijen zijn bij dezelfde subsidieovereenkomst.

4.De zekerheid heeft tot doel de bank of de financiële instelling of de derde op eerste verzoek onherroepelijk hoofdelijk aansprakelijk of garant te stellen voor de verplichtingen van de contractant of de begunstigde.

5.Wanneer de bevoegde ordonnateur tijdens de uitvoering van de overeenkomst of de subsidieovereenkomst ontdekt dat een borg niet of niet langer gemachtigd is tot het verstrekken van zekerheden in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving, eist hij dat de contractant of de begunstigde de desbetreffende zekerheid vervangt.

Artikel 148
Zekerheid voor voorfinancieringen

1.De zekerheid wordt gesteld voor een bedrag dat niet hoger is dan het bedrag van de voorfinanciering.

2.De zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de voorfinanciering in mindering wordt gebracht op de tussentijdse betalingen of saldobetalingen aan de contractant of de begunstigde onder de in de overeenkomst of de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden.

Titel VI
Indirecte uitvoering
 

Artikel 149
Indirecte uitvoering

1.De keuze van de entiteiten en personen die overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), middelen van de Unie of begrotingsgaranties uitvoeren, is transparant, wordt gerechtvaardigd door de aard van de actie en geeft geen aanleiding tot belangenconflicten. Voor de in artikel 61, lid 1, onder c), ii), v), vi) en vii), bedoelde entiteiten wordt bij de keuze ook terdege rekening gehouden met hun operationele capaciteit en financiële draagkracht.

Wanneer de entiteit of persoon in een basishandeling wordt aangewezen, wordt de keuze voor die specifieke entiteit of persoon gemotiveerd in het in artikel 33 genoemde financieel memorandum.

In geval van uitvoering door een net waarbij ten minste een orgaan of entiteit per betrokken lidstaat of land moet worden aangewezen, wordt deze aanwijzing overeenkomstig de basishandeling verricht door de lidstaat of het land in kwestie. In alle andere gevallen wijst de Commissie deze organen of entiteiten aan in overleg met de betrokken lidstaten of landen.

2.Entiteiten en personen die overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), middelen van de Unie of begrotingsgaranties uitvoeren, eerbiedigen de beginselen van goed financieel beheer, transparantie, non-discriminatie en zichtbaarheid van het optreden van de Unie. Indien de Commissie overeenkomstig artikel 126 financiële partnerschapsovereenkomsten sluit, worden die beginselen verder in die overeenkomsten beschreven.

3.Voorafgaand aan de ondertekening van bijdrageovereenkomsten, financieringsovereenkomsten of garantieovereenkomsten, zorgt de Commissie voor een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie dat gelijkwaardig is aan het niveau wanneer de Commissie de middelen uitvoert overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder a). Zij doet dit door een beoordeling te verrichten van de systemen en procedures van de entiteiten of personen die de middelen van de Unie uitvoeren als zij voornemens is op hen een beroep te doen voor de uitvoering van de actie, of door passende toezichtsmaatregelen toe te passen.

4.De Commissie beoordeelt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel en rekening houdend met de aard van de actie en de daaraan verbonden financiële risico's, of de entiteiten en personen die overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), EU-middelen uitvoeren:

a)op basis van internationale beste praktijken een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem opzetten en de werking daarvan garanderen, waarmee met name preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en fraude mogelijk zijn;

b)een boekhoudsysteem gebruiken dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verstrekt;

c)zich onderwerpen aan een onafhankelijke externe accountantscontrole, uitgevoerd volgens internationaal aanvaarde controlenormen door een instantie die functioneel onafhankelijk is van de betrokken entiteit of persoon;

d)passende regels en procedures toepassen om derden financiering te verstrekken, met inbegrip van passende evaluatieprocedures, regels om onterecht betaalde bedragen terug te vorderen en regels om de toegang tot financiering uit te sluiten;

e)passende informatie over hun ontvangers bekendmaken;

f)voorzien in een bescherming van persoonsgegevens die gelijkwaardig is aan de in artikel 5 bedoelde bescherming.


Daarnaast mag de Commissie, met het akkoord van de entiteiten en personen, andere regels en procedures beoordelen, zoals de praktijken voor de berekening van de administratiekosten van de entiteiten. Op basis van de resultaten van die beoordeling kan de Commissie besluiten om zich op die regels en procedures te baseren.

Entiteiten en personen die overeenkomstig deze vereisten zijn beoordeeld, stellen de Commissie zonder onnodige vertraging in kennis van alle wezenlijke veranderingen aan hun regels, systemen of procedures die van invloed kunnen zijn op de betrouwbaarheid van de beoordeling van de Commissie.

5.Indien deze entiteiten of personen slechts gedeeltelijk aan de in lid 4 bedoelde vereisten voldoen, neemt de Commissie passende toezichtsmaatregelen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te garanderen. Deze maatregelen worden nader bepaald in de desbetreffende overeenkomsten.

6.Een beoordeling vooraf mag niet worden verlangd:

a)voor de in de artikelen 69 en 70 bedoelde organen en voor de in artikel 61, lid 1, onder c), viii), bedoelde personen die met voorafgaande instemming van de Commissie financiële regels hebben vastgesteld;

b)voor derde landen of de organen die zij aanwijzen, in zoverre de Commissie verantwoordelijkheden voor het financieel beheer blijft behouden die een voldoende bescherming van de financiële belangen van de Unie waarborgen; of

c)voor die procedures die specifiek door de Commissie worden verlangd, met inbegrip van haar eigen procedures of de procedures die nader worden bepaald in basishandelingen.

7.Indien de systemen of procedures van de in artikel 61, lid 1, onder c), bedoelde entiteiten of personen passend worden geacht, mogen de bijdragen van de Unie aan die entiteiten en personen overeenkomstig deze titel worden uitgevoerd. Indien dergelijke entiteiten of personen deelnemen aan een oproep tot het indienen van voorstellen, leven zij de regels van de oproep tot het indienen van voorstellen overeenkomstig titel VIII na. In een dergelijk geval kan de ordonnateur besluiten een bijdrageovereenkomst of een financieringsovereenkomst te ondertekenen in plaats van een subsidieovereenkomst.

Artikel 150
Uitvoering

1.Entiteiten en personen die EU-middelen of begrotingsgaranties uitvoeren, verstrekken de Commissie:

a)een verslag over de uitvoering van de middelen van de Unie of de begrotingsgarantie, met inbegrip van het vervullen of het bereiken van de in artikel 121, lid 1, onder e), bedoelde voorwaarden of resultaten;

b)ingeval de bijdrage uitgaven vergoedt, de rekeningen betreffende de gedane uitgaven;

c)een beheersverklaring betreffende de onder a) en zo nodig de onder b) bedoelde informatie, waarin wordt bevestigd dat:

i)de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd;

ii)de EU-bijdrage is gebruikt voor het beoogde doel als omschreven in de bijdrageovereenkomsten, de financieringsovereenkomsten of de garantieovereenkomsten of, in voorkomend geval, in de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving;

iii)de ingevoerde controlesystemen de nodige garanties verstrekken in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

d)een samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van de vastgestelde fouten en tekortkomingen in de systemen en een overzicht van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen.

Wanneer acties worden beëindigd vóór het einde van het betrokken begrotingsjaar, mag het eindverslag voor de actie in de plaats komen van de onder c) bedoelde beheersverklaring, op voorwaarde dat dat verslag wordt ingediend vóór 15 februari van het jaar volgende op het betrokken begrotingsjaar.

De in de eerste alinea genoemde documenten gaan vergezeld van een volgens internationaal erkende auditnormen opgesteld advies van een onafhankelijk auditorgaan. In dat advies wordt vastgesteld of de ingevoerde controlesystemen naar behoren functioneren en kosteneffectief zijn, en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn. In het advies wordt ook vastgesteld of de beweringen in de eerste alinea, onder c), bedoelde beheersverklaring in twijfel worden getrokken in de auditwerkzaamheden. Indien een dergelijk advies ontbreekt, mag de ordonnateur op andere onafhankelijke middelen een beroep doen om een gelijkwaardige mate van zekerheid te verkrijgen.

De in de eerste alinea bedoelde documenten worden aan de Commissie bezorgd uiterlijk op 15 februari van het volgende begrotingsjaar. Het in de derde alinea bedoelde advies wordt uiterlijk op 15 maart aan de Commissie bezorgd.

De bij dit lid opgelegde verplichtingen gelden onverminderd met de EIB-groep, internationale organisaties en derde landen gesloten overeenkomsten. Met betrekking tot de beheersverklaring omvatten zulke overeenkomsten ten minste de verplichting voor die entiteiten om de Commissie jaarlijks een verklaring te bezorgen dat de bijdrage van de Unie in het betrokken begrotingsjaar is gebruikt, en dat daarover rekening en verantwoording is afgelegd met inachtneming van de vereisten van artikel 149, leden 3 en 4, en van de in zulke overeenkomsten vastgelegde verplichtingen. Die verklaring mag in het eindverslag worden opgenomen als de uitgevoerde actie tot 18 maanden beperkt is.

2.Entiteiten en personen die EU-middelen of begrotingsgaranties uitvoeren:

a)houden zich aan de geldende normen en de toepasselijke wetgeving inzake het witwassen van geld en de bestrijding van terrorisme, belastingfraude en belastingontduiking;

b)maken geen gebruik van, of laten zich niet in met, belastingontwijkingsconstructies, met name agressieve fiscale planningsregelingen, of praktijken die niet voldoen aan de criteria inzake goede fiscale governance, zoals vastgelegd in EU-wetgeving of mededelingen, aanbevelingen of formele instructies van de Commissie;

c)zijn niet gevestigd in, en onderhouden met betrekking tot de uitvoering van de financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties geen zakenrelaties met entiteiten die zijn opgericht in jurisdicties welke niet met de Unie samenwerken bij de toepassing van de internationaal overeengekomen belastingnormen inzake transparantie en uitwisseling van informatie.

3.De Commissie verifieert of de middelen van de Unie of de begrotingsgarantie gebruikt zijn overeenkomstig de voorwaarden die in de desbetreffende overeenkomsten zijn vastgelegd. Wanneer de kosten van de entiteit of persoon worden vergoed op basis van een vereenvoudigde kostenoptie overeenkomstig artikel 121, onder b) tot en met d), zijn de bepalingen van artikel 175, leden 1 tot en met 4, en de artikelen 176 tot en met 178 van overeenkomstige toepassing. Wanneer de middelen van de Unie of de begrotingsgarantie zijn gebruikt in strijd met de in de desbetreffende overeenkomsten vastgelegde verplichtingen, is artikel 127 van toepassing.

4.Wanneer de bijdrage van de Unie in het geval van meerdonorsacties uitgaven vergoedt, bestaat de in lid 3 bedoelde procedure erin te verifiëren dat een bedrag dat overeenkomt met het bedrag dat de Commissie voor de betrokken actie heeft betaald, door de entiteit gebruikt is overeenkomstig de voorwaarden die in de desbetreffende subsidieovereenkomst, bijdrageovereenkomst of financieringsovereenkomst zijn vastgelegd.

5.Bijdrageovereenkomsten, financieringsovereenkomsten of garantieovereenkomsten omschrijven duidelijk de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de entiteit die de EU-middelen uitvoert, met inbegrip van de in artikel 124 bedoelde verplichtingen, de voorwaarden voor betaling van de bijdrage alsook, in voorkomend geval, de vergoeding die, zo nodig, op resultaten gebaseerd moet zijn. Die overeenkomsten omvatten ook regels voor de verslaglegging aan de Commissie over de uitvoering van de taken, de verwachte resultaten met inbegrip van indicatoren om de resultaten te meten, en de verplichting voor entiteiten die EU-middelen uitvoeren, om de Commissie onverwijld kennis te geven van vastgestelde fraude en onregelmatigheden en de genomen maatregelen.

6.Alle bijdrageovereenkomsten, financieringsovereenkomsten en garantieovereenkomsten worden aan het Europees Parlement en de Raad beschikbaar gesteld indien zij daarom verzoeken.

7.Artikel 150 is niet van toepassing op de bijdrage van de Unie aan entiteiten die het voorwerp zijn van een afzonderlijke kwijtingsprocedure uit hoofde van de artikelen 69 en 70, met uitzondering van mogelijke ad-hoc bijdrageovereenkomsten

Artikel 151
Indirecte uitvoering met internationale organisaties

1.Internationale organisaties zijn internationale publiekrechtelijke organisaties die zijn opgericht bij internationale overeenkomsten en hun gespecialiseerde agentschappen. Die overeenkomsten worden aan de Commissie overgemaakt in het kader van de in artikel 149, lid 3, bedoelde beoordeling die door de Commissie wordt verricht.

2.De volgende organisaties worden gelijkgesteld met internationale organisaties:

a)het Internationale Comité van het Rode Kruis;

b)de Internationale Federatie van de nationale verenigingen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan.

3.De Commissie kan een naar behoren gemotiveerd besluit nemen waarbij een non-profitorganisatie wordt gelijkgesteld met een internationale organisatie, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)zij heeft een eigen rechtspersoonlijkheid en autonome bestuursorganen;

b)zij is opgericht voor de uitvoering van specifieke taken van algemeen internationaal belang;

c)ten minste zes lidstaten zijn lid van de non-profitorganisatie;

d)zij biedt voldoende financiële garanties;

e)zij heeft een permanente structuur en werkt volgens systemen, regels en procedures die kunnen worden beoordeeld overeenkomstig artikel 149, lid 3.

4.Wanneer internationale organisaties middelen uitvoeren in indirecte uitvoering, zijn met hen gesloten verificatieovereenkomsten van toepassing.

Artikel 152
Indirecte uitvoering met derde landen

1.De Commissie kan de begroting uitvoeren in partnerschap met een derde land in de zin van artikel 61, lid 1, onder c), i), door middel van de ondertekening van een financieringsovereenkomst waarin de interventie van de Unie in het derde land wordt beschreven en de wijze van uitvoering voor elk deel van de actie wordt vastgelegd.

2.Voor het deel van de actie dat indirect door het derde land of de door hem aangewezen organen wordt uitgevoerd, worden in de financieringsovereenkomst naast de in artikel 150, lid 4, bedoelde elementen duidelijk de taken en verantwoordelijkheden van het derde land en van de Commissie in de uitvoering van de middelen omschreven. De financieringsovereenkomst bepaalt ook de regels en procedures die door het derde land bij de uitvoering van EU-middelen worden toegepast.

Artikel 153
Blendingverrichtingen

1.Blendingverrichtingen zijn verrichtingen die binnen blendingfaciliteiten of -platforms worden gefinancierd.

2.Wanneer financieringsinstrumenten binnen een blendingfaciliteit worden uitgevoerd, is titel X van toepassing.

3.Voor financieringsinstrumenten binnen blendingfaciliteiten wordt ervan uitgegaan dat aan artikel 202, lid 1, onder h), is voldaan als er voorafgaand aan de oprichting van de betrokken blendingfaciliteit een evaluatie is verricht.

4.De jaarverslagen in de zin van artikel 241 worden opgesteld op het niveau van de blendingfaciliteit, rekening houdend met alle financieringsinstrumenten die eronder gegroepeerd zijn.

TITEL VII
PLAATSEN VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN CONCESSIES

HOOFDSTUK 1
Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 154
Op overheidsopdrachten toepasselijke beginselen en toepassingsgebied

1.Bij alle geheel of gedeeltelijk uit de begroting gefinancierde overheidsopdrachten worden het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie in acht genomen.

2.Bij de totstandkoming van alle overeenkomsten wordt gezorgd voor een zo ruim mogelijke mededinging, behalve wanneer de in artikel 158, lid 1, onder d), bedoelde procedure wordt toegepast.

De geraamde waarde van een overeenkomst mag niet worden bepaald met het voornemen de toepasselijke regels te omzeilen, noch mag een overeenkomst met dezelfde bedoeling worden opgesplitst.

De aanbestedende dienst verdeelt een overeenkomst in percelen indien dat passend is, met inachtneming van een brede mededinging.

3.De aanbestedende diensten gebruiken raamovereenkomsten niet oneigenlijk en evenmin op een wijze die ertoe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

4.Het GCO kan financiering ontvangen uit andere kredieten dan de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, zulks in het kader van zijn deelname aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten die geheel of gedeeltelijk uit de begroting worden gefinancierd.

5.De in deze verordening vastgestelde regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten zijn niet van toepassing op de activiteiten van het GCO voor rekening van derden, met uitzondering van het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling.

Artikel 155
Bijlage over het plaatsen van overheidsopdrachten en uitoefening van de delegatie

In de bijlage bij deze verordening worden nadere gegevens over aanbestedingsprocedures verstrekt. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen.

Artikel 156
Gemengde overeenkomsten en gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten

1.Een gemengde overeenkomst die betrekking heeft op twee of meer soorten aanbestedingen (werken, leveringen of diensten) of concessies (werken of diensten) of beide, wordt gegund overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het soort aanbestedingen dat kenmerkend is voor het centrale onderwerp van de overeenkomst in kwestie.

2.In het geval van gemengde opdrachten voor leveringen en diensten wordt het hoofdvoorwerp bepaald door een vergelijking van de waarde van de betrokken diensten of leveringen.

Een opdracht die betrekking heeft op één soort aanbestedingen (werken, leveringen of diensten) en concessies (werken of diensten) wordt gegund overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de overheidsopdracht.

3.Deze titel is niet van toepassing op overeenkomsten betreffende technische bijstand met de EIB of het Europees Investeringsfonds.

4.De kwalificatie van de verschillende soorten opdrachten geschiedt op grond van de referentienomenclatuur van de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten van Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad 46 .

Artikel 157
Publiciteitsmaatregelen

1.Voor procedures met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, of artikel 172 bedoelde drempelwaarden, maakt de aanbestedende dienst in het Publicatieblad van de Europese Unie het volgende bekend:

a)bij de aanvang van een procedure, een aankondiging van de opdracht, behalve bij de in artikel 158, lid 1, onder d), bedoelde procedure;

b)een aankondiging van een gegunde opdracht, die betrekking heeft op de resultaten van de procedure.

2.Procedures waarvan de waarde lager is dan de in artikel 169, lid 1, of artikel 172 bedoelde drempelwaarden worden op passende wijze bekendgemaakt.

3.Bekendmaking van bepaalde informatie over de gunning van een overeenkomst kan achterwege blijven indien zulks de rechtshandhaving zou belemmeren, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan rechtmatige commerciële belangen van ondernemers of een eerlijke mededinging tussen hen zou kunnen belemmeren.

Artikel 158
Procedures voor het plaatsen van opdrachten

1.Voor de gunning van concessieovereenkomsten of overheidsopdrachten, waaronder raamovereenkomsten, kan een van de volgende aanbestedingsprocedures worden gevolgd:

a)openbare procedure;

b)niet-openbare procedure, waaronder via een dynamisch aankoopsysteem;

c)prijsvraag;

d)onderhandelingsprocedure, ook zonder voorafgaande bekendmaking;

e)concurrentiegerichte dialoog;

f)mededingingsprocedure met onderhandeling;

g)innovatiepartnerschap;

h)procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.

2.In openbare procedures mag elke belangstellende ondernemer een inschrijving indienen.

3.In niet-openbare procedures, concurrentiegerichte dialogen, mededingingsprocedures met onderhandeling en innovatiepartnerschappen mag elke ondernemer een verzoek tot deelname indienen en daartoe de door de aanbestedende dienst verlangde informatie verstrekken. De aanbestedende dienst nodigt alle gegadigden die aan de selectiecriteria voldoen en die niet verkeren in een situatie als omschreven in de artikelen 132 en 137, uit tot het indienen van een inschrijving.

Niettegenstaande de eerste alinea kan de aanbestedende dienst het aantal gegadigden dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd, beperken op grond van objectieve en niet-discriminerende selectiecriteria, die worden vermeld in de aankondiging van de opdracht of in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd, moet voldoende zijn om een werkelijke mededinging te garanderen.

4.In alle procedures met onderhandeling onderhandelt de aanbestedende dienst met de inschrijvers over de oorspronkelijke en eventuele daaropvolgende inschrijvingen of delen daarvan, uitgezonderd hun definitieve inschrijvingen, teneinde de inhoud ervan te verbeteren. Over de in de aanbestedingsstukken gespecificeerde minimumvereisten en criteria kan niet worden onderhandeld.

Een aanbestedende dienst kan een opdracht gunnen op basis van de oorspronkelijke inschrijving zonder onderhandeling, mits in de aanbestedingsstukken in die mogelijkheid is voorzien.

5.De aanbestedende dienst kan gebruikmaken van:

a)de openbare of de niet-openbare procedure, voor elke aankoop;

b)de procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor opdrachten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden, voor een eerste selectie van de gegadigden die zullen worden uitgenodigd tot het indienen van inschrijvingen in het licht van toekomstige niet-openbare uitnodigingen tot inschrijving, of met als doel te komen tot een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelname of inschrijvingen in te dienen;

c)de prijsvraag, voor het verwerven van een plan of ontwerp dat op basis van vergelijking door een jury wordt geselecteerd;

d)het innovatiepartnerschap, voor het ontwikkelen van een innovatief product, een innovatieve dienst of innovatieve werken en voor de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende levering, dienstverlening of verrichting van werken;

e)de mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog voor concessieovereenkomsten, voor de in bijlage XIV bij Richtlijn 2014/24/EU bedoelde overheidsopdrachten voor diensten, in gevallen waarin er in antwoord op een openbare of een niet-openbare procedure na afsluiting van de oorspronkelijke procedure slechts onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen zijn ingediend, en voor gevallen waarin dat wordt gerechtvaardigd door de bijzondere omstandigheden onder meer in verband met de aard of de complexiteit van het onderwerp van de overeenkomst, dan wel met de specifieke soort overeenkomst, zoals nader omschreven in de bijlage bij deze verordening;

f)de onderhandelingsprocedure voor overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarde of de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, enkel voor bepaalde soorten aankopen die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/24/EU vallen of in duidelijk omschreven uitzonderlijke omstandigheden als bepaald in de bijlage bij deze verordening.

6.Het dynamisch aankoopsysteem staat gedurende de gehele looptijd open voor elke ondernemer die aan de selectiecriteria voldoet.

De aanbestedende dienst volgt de regels van de niet-openbare procedure voor aanbestedingen via een dynamisch aankoopsysteem.

Artikel 159
Interinstitutionele aanbesteding en gezamenlijke aanbesteding

1.Indien een overeenkomst of een raamovereenkomst van belang is voor twee of meer instellingen, uitvoerende agentschappen of organen in de zin van de artikelen 69 en 70 en zulks de efficiëntie ten goede kan komen, kunnen de betrokken aanbestedende diensten de procedure en het beheer van de daaruit voortvloeiende overeenkomst of raamovereenkomst op interinstitutionele basis uitvoeren onder de leiding van een van de aanbestedende diensten.

De organen en personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het GBVB overeenkomstig titel V van het VEU is toevertrouwd, alsook de secretaris van de Raad van bestuur van de Europese Scholen kunnen ook aan de interinstitutionele procedures deelnemen.

De voorwaarden van een raamovereenkomst kunnen alleen van toepassing zijn tussen de aanbestedende diensten die in de aanbestedingsdocumenten met het oog daarop zijn aangewezen en die ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst.

2.Indien een overeenkomst of raamovereenkomst nodig is voor de uitvoering van een gezamenlijke actie van een instelling en een of meer aanbestedende diensten van lidstaten, kan de aanbestedingsprocedure gezamenlijk door die instelling en de aanbestedende diensten worden uitgevoerd.

Gezamenlijke aanbesteding mag plaatsvinden met de EVA-staten, alsook met de kandidaat-lidstaten van de Unie, indien deze mogelijkheid uitdrukkelijk is vastgelegd in een bilateraal of multilateraal verdrag.

In het geval van een gezamenlijke aanbestedingsprocedure zijn de voor de instellingen geldende procedurele bepalingen van toepassing.

Indien het aandeel van, of beheerd door, de aanbestedende dienst van een lidstaat in de geraamde totale waarde van de overeenkomst gelijk is aan of hoger is dan 50 %, of in naar behoren gemotiveerde gevallen, kan de instelling besluiten dat de voor de aanbestedende dienst van een lidstaat geldende procedurele bepalingen op de gezamenlijke aanbesteding van toepassing zijn, op voorwaarde dat die bepalingen als gelijkwaardig met die van de instelling kunnen worden beschouwd.

De instelling en de aanbestedende dienst van een lidstaat, een EVA-staat of een kandidaat-lidstaat van de Unie die bij de gezamenlijke aanbesteding betrokken zijn, maken met name afspraken over de praktische nadere regelingen voor de evaluatie van de verzoeken tot deelname of van de inschrijvingen, de gunning van de overeenkomst, het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, en de in geval van geschil bevoegde rechter.

Artikel 160
Voorbereiding van een aanbestedingsprocedure

1.Vóór de aanvang van een aanbestedingsprocedure kan de aanbestedende dienst, ter voorbereiding van de procedure, een marktconsultatie houden.

2.In de aanbestedingsstukken bepaalt de aanbestedende dienst het onderwerp van de aanbesteding door een beschrijving te geven van zijn behoeften en van de vereiste kenmerken van de aan te kopen werken, leveringen of diensten, en legt hij de toepasselijke uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria vast. De aanbestedende dienst geeft ook aan welke elementen de minimumvereisten zijn waaraan alle inschrijvingen moeten voldoen. Een van de minimumvereisten is dat wordt voldaan aan de verplichtingen van de toepasselijke milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke regels van het Unierecht, de nationale wetgeving, collectieve overeenkomsten of de in bijlage X bij Richtlijn 2014/24/EU opgenomen toepasselijke internationale sociale en milieuovereenkomsten.

Artikel 161
Gunning van overeenkomsten

1.Overeenkomsten worden gegund op basis van gunningscriteria, mits door de aanbestedende dienst het volgende is nagegaan:

a)de inschrijving voldoet aan de minimumeisen die zijn vastgesteld in de aanbestedingsstukken;

b)de gegadigde of inschrijver is niet uitgesloten op grond van artikel 132 en is evenmin afgewezen op grond van artikel 137;

c)de gegadigde of inschrijver voldoet aan de selectiecriteria die zijn vastgesteld in de aanbestedingsstukken en heeft geen conflicterende belangen die de uitvoering van de overeenkomst negatief kunnen beïnvloeden.

2.De aanbestedende dienst past de selectiecriteria toe om de geschiktheid van de gegadigde of de inschrijver te evalueren. De selectiecriteria mogen alleen betrekking hebben op de juridische en regelgevende bevoegdheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, de economische en financiële draagkracht, en de technische en beroepsbekwaamheid. Het GCO wordt geacht te voldoen aan de vereisten inzake financiële draagkracht.

3.De aanbestedende dienst past de gunningscriteria toe om de inschrijving te evalueren.

4.Voor de gunning van overeenkomsten baseert de aanbestedende dienst zich op de economisch meest voordelige inschrijving, die wordt bepaald volgens één van deze drie gunningsmethoden: laagste prijs, laagste kosten of beste prijs-kwaliteitverhouding.

Voor de methode met betrekking tot de laagste kosten hanteert de aanbestedende dienst een kosteneffectiviteitsbenadering, met inbegrip van levenscycluskostenberekening.

Voor de beste prijs-kwaliteitverhouding houdt de aanbestedende dienst rekening met de prijs of de kosten en andere kwaliteitscriteria in verband met het voorwerp van de overeenkomst.

Artikel 162
Indiening, elektronische communicatie en evaluatie

1.De aanbestedende dienst stelt voor de ontvangst van de inschrijvingen en de verzoeken tot deelname termijnen vast overeenkomstig punt 24 van de bijlage en rekening houdend met de complexiteit van de aankoop, en laat ondernemers daarbij voldoende tijd om hun inschrijvingen voor te bereiden.

2.Indien dit passend en evenredig wordt geacht, kan de aanbestedende dienst, teneinde te waarborgen dat de inschrijvers de door hen ingediende inschrijvingen gestand doen tot de ondertekening van de overeenkomst, een garantie verlangen. De verlangde garantie is gelijk aan 1 tot 2 % van de totale geraamde waarde van de overeenkomst.

3.De aanbestedende dienst opent alle verzoeken tot deelname en inschrijvingen. Hij wijst evenwel af:

a)verzoeken tot deelname en inschrijvingen waarbij de uiterste datum voor ontvangst niet in acht is genomen, zonder deze te openen;

b)reeds geopende inschrijvingen, zonder bestudering van de inhoud daarvan.

4.Alle verzoeken tot deelname of inschrijvingen die niet tijdens de in lid 3 bedoelde openingsfase zijn afgewezen, worden door de aanbestedende dienst beoordeeld op grond van de in de aanbestedingsstukken vastgestelde criteria, teneinde de overeenkomst te gunnen of tot een elektronische veiling over te gaan.

5.De ordonnateur mag afzien van de aanstelling van een evaluatiecomité overeenkomstig artikel 145, lid 2, in de volgende gevallen:

a)de waarde van de overeenkomst ligt onder de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempels;

b)op basis van een risicoanalyse voor de gevallen die zijn opgenomen in punt 11.1, onder c), onder e), onder f), i), onder f), iii), en onder h), van de bijlage;

c)op basis van een risicoanalyse wanneer in het kader van een raamovereenkomst tot een hernieuwde oproep tot mededinging wordt overgegaan;

d)voor procedures op het gebied van extern optreden met een waarde van minder dan of gelijk aan 20 000 EUR.

6.Verzoeken tot deelname en inschrijvingen die niet aan alle minimumvereisten van de aanbestedingsstukken voldoen, worden afgewezen.

Artikel 163
Contacten tijdens de aanbestedingsprocedure

1.Vóór de uiterste datum voor ontvangst van verzoeken tot deelname of inschrijvingen kan de aanbestedende dienst aanvullende informatie verstrekken over de aanbestedingsdocumenten als hij een fout of een omissie in de tekst ontdekt of op verzoek van gegadigden of inschrijvers. Verstrekte informatie wordt aan alle gegadigden of inschrijvers meegedeeld.

2.Na de uiterste datum voor ontvangst van verzoeken tot deelname of inschrijvingen wordt in alle gevallen waarin er contacten zijn geweest, en in de naar behoren gemotiveerde gevallen waarin geen contact heeft plaatsgevonden op de in artikel 146 beschreven wijze, in het aanbestedingsdossier een aantekening gemaakt.

Artikel 164
Gunningsbesluit en informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

1.De bevoegde ordonnateur beslist aan wie de overeenkomst wordt gegund, met inachtneming van de selectie- en gunningscriteria die in de aanbestedingsstukken zijn vastgesteld.

2.De aanbestedende dienst deelt aan elke afgewezen gegadigde of inschrijver de redenen mee waarom zijn verzoek tot deelname of inschrijving is afgewezen evenals de duur van de in artikel 169, lid 2, bedoelde wachttermijn.

Wat betreft de gunning van specifieke overeenkomsten in het kader van een raamovereenkomst met hernieuwde oproep tot mededinging, stelt de aanbestedende dienst de inschrijvers in kennis van het resultaat van de beoordeling.

3.De aanbestedende dienst stelt op schriftelijk verzoek elke inschrijver die niet in een uitsluitingssituatie verkeert, die niet overeenkomstig artikel 137 afgewezen is en waarvan de inschrijving conform is met de aanbestedingsstukken, in kennis van:

a)de naam van de inschrijver, of inschrijvers in het geval van een raamovereenkomst, aan wie de overeenkomst wordt gegund en, behalve in het geval van een specifieke overeenkomst in het kader van een raamovereenkomst met hernieuwde oproep tot mededinging, de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving, de betaalde prijs of de waarde van de overeenkomst, naargelang wat passend is;

b)de voortgang bij de onderhandelingen en de dialoog met de inschrijvers.

De aanbestedende dienst kan echter beslissen bepaalde informatie niet mee te delen indien bekendmaking ervan de rechtshandhaving zou belemmeren, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan rechtmatige commerciële belangen van ondernemers of een eerlijke mededinging tussen hen zou vervalsen.

Artikel 165
Annulering van de aanbestedingsprocedure

De aanbestedende dienst kan tot op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst de aanbestedingsprocedure annuleren, zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op enige schadevergoeding.

Dit besluit wordt gemotiveerd en zo spoedig mogelijk ter kennis van de gegadigden of inschrijvers gebracht.

Artikel 166
Uitvoering en wijzigingen van de overeenkomst

1.Met de uitvoering van de opdracht wordt niet begonnen voordat de overeenkomst is ondertekend.

2.De aanbestedende dienst mag, zonder nieuwe aanbestedingsprocedure, een overeenkomst of raamovereenkomst slechts wijzigen in de gevallen die zijn vastgesteld in lid 3 en mits de wijziging het voorwerp van de overeenkomst of de raamovereenkomst niet wijzigt.

3.Een overeenkomst, een raamovereenkomst of een specifieke overeenkomst in het kader van een raamovereenkomst kan zonder nieuwe aanbestedingsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:

a)voor aanvullende werken, leveringen of diensten door de oorspronkelijke contractant die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke aanbesteding waren opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)een verandering van contractant is niet mogelijk om technische redenen in verband met eisen van uitwisselbaarheid of interoperabiliteit met bestaande uitrusting, diensten of installaties;

ii)een verandering van contractant zou voor de aanbestedende dienst aanzienlijke extra kosten veroorzaken;

iii)prijsverhogingen, inclusief de netto cumulatieve waarde van achtereenvolgende wijzigingen, bedragen niet meer dan 50 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst;

b)indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige aanbestedende dienst niet kon voorzien;

ii)prijsverhogingen bedragen niet meer dan 50 % van de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst;

c)indien het bedrag dat de wijziging met zich meebrengt, lager is dan de volgende drempelwaarden:

i)de ten tijde van de wijziging op het gebied van extern optreden toepasselijke drempelwaarden die zijn bedoeld in artikel 169, lid 1, en in punt 38 van de bijlage bij deze verordening;

ii)10 % van de oorspronkelijke waarde van de overheidsopdrachten voor diensten en leveringen en van de concessieovereenkomsten voor werken of diensten en 15 % van de oorspronkelijke waarde van de overheidsopdrachten voor werken;

d)indien de minimumvereisten van de oorspronkelijke aanbestedingsprocedure niet worden gewijzigd. In dat geval voldoet elke navolgende waardewijziging aan de voorwaarden van punt c) van deze alinea, tenzij deze waardewijziging voortvloeit uit een strikte toepassing van de aanbestedingsstukken of de contractuele bepalingen.

In de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst wordt geen rekening gehouden met prijswijzigingen.

De netto cumulatieve waarde van meerdere achtereenvolgende wijzigingen op grond van de eerste alinea, punt c), van dit lid bedraagt niet meer dan de daarin vermelde drempelwaarden.

De aanbestedende dienst past de in artikel 157 vermelde publiciteitsmaatregelen achteraf toe.

Artikel 167
Uitvoeringsgaranties en honoreringszekerheden

1.De uitvoeringsgarantie bedraagt maximaal 10 % van de totale waarde van de opdracht.

Zij wordt volledig vrijgegeven na de definitieve oplevering van de werken, leveringen of complexe diensten, binnen een in de overeenkomst overeenkomstig artikel 114, lid 1, te bepalen termijn. Zij kan geheel of gedeeltelijk worden vrijgegeven na de voorlopige oplevering van de werken, leveringen of complexe diensten.

2.Een honoreringszekerheid van ten hoogste 10 % van de totale waarde van de opdracht kan worden gevormd door inhoudingen op eventuele tussentijdse betalingen of door een inhouding op de eindbetaling.

De honoreringszekerheid mag niet worden gebruikt in een overeenkomst waarbij een uitvoeringsgarantie is gevraagd en niet is vrijgegeven.

3.Onder voorbehoud van goedkeuring door de aanbestedende dienst, kan de contractant verzoeken de honoreringszekerheid te vervangen door een garantie als bedoeld in artikel 147.

4.De aanbestedende dienst geeft de honoreringszekerheid vrij nadat de termijn van contractuele aansprakelijkheid is verstreken, binnen een in de overeenkomst overeenkomstig artikel 114, lid 1, te bepalen termijn.

HOOFDSTUK 2
Bepalingen betreffende de door de instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten

Artikel 168
De aanbestedende dienst

1.De instellingen van de Unie, uitvoerende agentschappen en organen in de zin van de artikelen 69 en 70 worden als aanbestedende diensten beschouwd wanneer zij voor eigen rekening overeenkomsten plaatsen, behalve ingeval zij aankopen doen bij een aankoopcentrale. Ingeval diensten van deze instellingen onderling akkoorden inzake dienstverlening sluiten, worden zij niet als aanbestedende diensten aangemerkt.

Deze instellingen delegeren overeenkomstig artikel 58 de nodige bevoegdheden voor de uitoefening van de functie van aanbestedende dienst.

2.Bij elke instelling moet elke gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur nagaan of de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden worden bereikt.

Artikel 169
Toepasselijke drempelwaarden en wachttermijn

1.Bij de gunning van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten neemt de aanbestedende dienst bij de keuze van een in artikel 158, lid 1, genoemde procedure de in artikel 4, punten a) en b), van Richtlijn 2014/24/EU vastgestelde drempelwaarden in acht. Deze drempelwaarden zijn bepalend voor de publiciteitsmaatregelen die zijn vastgesteld in artikel 157, leden 1 en 2.

2.Onder voorbehoud van de uitzonderingen en voorwaarden die zijn vastgesteld in de bijlage bij deze verordening, wordt bij overeenkomsten die de in lid 1 bedoelde drempelwaarden overschrijden de overeenkomst of de raamovereenkomst met de geselecteerde inschrijver pas door de aanbestedende dienst ondertekend wanneer een wachttermijn is verstreken.

3.Bij gebruik van elektronische communicatiemiddelen bedraagt de wachttermijn tien dagen, en vijftien dagen bij gebruik van andere middelen.

Artikel 170
Regels inzake toegang tot aanbestedingen

1.De deelname aan aanbestedingsprocedures staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die binnen de werkingssfeer van de Verdragen vallen en voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen, gevestigd in een derde land dat met de Unie een bijzondere overeenkomst op het gebied van aanbestedingen heeft gesloten, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst. Deelname staat ook open voor internationale organisaties.

2.Voor de toepassing van artikel 154, lid 4, wordt het GCO beschouwd als een in een lidstaat gevestigde rechtspersoon.

Artikel 171
Aanbestedingsregels van de Wereldhandelsorganisatie

Indien de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten plurilaterale overeenkomst inzake overheidsopdrachten van toepassing is, staat de aanbestedingsprocedure ook open voor ondernemers, gevestigd in de staten die deze overeenkomst hebben geratificeerd, zulks onder de daarin vastgelegde voorwaarden.

HOOFDSTUK 3
Bepalingen betreffende de plaatsing van overheidsopdrachten op het gebied van extern optreden

Artikel 172
Opdrachten voor extern optreden

1.De bepalingen van titel VII, hoofdstuk 1, betreffende de algemene bepalingen voor het plaatsen van overheidsopdrachten zijn van toepassing op de opdrachten die onder dit hoofdstuk vallen, behoudens de in de bijlage opgenomen specifieke bepalingen betreffende de modaliteiten voor het plaatsen van externe opdrachten. De artikelen 168 tot en met 171 zijn niet van toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde aanbestedingen.

Artikel 157 en artikel 158, lid 1, onder a) en b), zijn pas van toepassing vanaf:

a)300 000 EUR voor opdrachten voor diensten en leveringen;

b)5 000 000 EUR voor opdrachten voor de uitvoering van werken.

2.Dit hoofdstuk is van toepassing op:

a)aanbestedingen waarbij de Commissie opdrachten niet voor eigen rekening plaatst;

b)aanbestedingen door in artikel 61, lid 1, onder c), bedoelde entiteiten of personen, indien dat is vastgesteld in de bijdrage- of financieringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 149.

3.De procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten worden vastgesteld in de in artikel 152 bedoelde financieringsovereenkomsten.

4.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op maatregelen die op grond van sectorspecifieke basishandelingen worden genomen in het kader van hulp bij het beheer van humanitaire crises, alsmede van operaties op het gebied van civiele bescherming en humanitaire hulp.

Artikel 173
Regels inzake toegang tot aanbestedingen

1.De deelname aan aanbestedingsprocedures staat onder gelijke voorwaarden open voor alle personen die vallen onder het toepassingsgebied van de Verdragen en voor alle andere natuurlijke personen en rechtspersonen overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisinstrumenten betreffende het betrokken samenwerkingsterrein. Deelname staat ook open voor internationale organisaties.

2.In de in artikel 56, lid 2, genoemde gevallen kan er worden beslist dat andere onderdanen van derde landen dan die bedoeld in lid 1 van dit artikel onder door de bevoegde ordonnateur naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden aan aanbestedingen kunnen deelnemen.

3.Indien een overeenkomst inzake de openstelling van de markt voor de aanbesteding van goederen en diensten waarbij de Unie partij is, van toepassing is, staan de uit de begroting gefinancierde aanbestedingsprocedures voor opdrachten onder de in die overeenkomst vastgestelde voorwaarden eveneens open voor natuurlijke en rechtspersonen die zijn gevestigd in andere derde landen dan die bedoeld in de leden 1 en 2.

TITEL VIII
SUBSIDIES

HOOFDSTUK 1
Toepassingsgebied en vorm van subsidies
 

Artikel 174
Toepassingsgebied en vorm van subsidies

1.Deze titel is van toepassing op subsidies die in directe uitvoering worden toegekend.

2.Subsidies zijn rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de begroting, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van:

a)een actie die beoogt bij te dragen tot de verwezenlijking van een beleidsdoelstelling van de Unie ("actiesubsidies");

b)de werking van een orgaan dat een in het kader en ter ondersteuning van het beleid van de Unie passende doelstelling nastreeft ("exploitatiesubsidies").

In het geval van een exploitatiesubsidie neemt de subsidie de vorm aan van een financiële bijdrage tot het werkprogramma van het orgaan.

3.Subsidies kunnen een van de vormen aannemen waarin artikel 121, lid 1, voorziet. Indien de subsidie de in artikel 121, lid 1, onder e), bedoelde vorm aanneemt, zijn de in deze titel vastgestelde bepalingen betreffende de subsidiabiliteit en de verificatie van de kosten niet van toepassing.

4.Elke instelling kan subsidies voor communicatieactiviteiten toekennen indien dit gerechtvaardigd is door de aard van die activiteiten.

5.Het GCO kan financiering ontvangen uit andere kredieten dan de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, zulks in het kader van zijn deelname aan subsidieprocedures die geheel of gedeeltelijk uit de begroting worden gefinancierd. In dergelijke gevallen zijn artikel 191, lid 4, in zoverre het de financiële draagkracht betreft, en artikel 189, lid 1, onder a) tot en met d), niet van toepassing.

Artikel 175
Vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering

1.Dit artikel is van toepassing op de in artikel 121, lid 1, onder b), c) of d), bedoelde subsidies die de vorm aannemen van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering.

2.Waar mogelijk en passend, worden vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering zodanig bepaald dat ze kunnen worden betaald bij het bereiken van concrete outputs.

3.Tenzij anders bepaald in de basishandeling, wordt het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering toegestaan door de bevoegde ordonnateur, die handelt volgens een procedure die van tevoren bij elke instelling wordt vastgesteld.

4.De toestemming bevat ten minste:

a)een motivering met betrekking tot de geschiktheid van dergelijke financieringsvormen ten aanzien van de aard van de gesteunde acties of werkprogramma's, en ten aanzien van de mogelijke onregelmatigheden en fraude en de controlekosten;

b)een identificatie van de kosten of categorieën kosten die worden gedekt door vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering, met uitsluiting van niet-subsidiabele kosten uit hoofde van de toepasselijke regels van de Unie;

c)een beschrijving van de methoden om vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering te bepalen. Die methoden zijn gebaseerd op:

i)statistische gegevens, vergelijkbare objectieve maatstaven of een deskundig oordeel; of

ii)een aanpak per begunstigde, met verwijzing naar gecertificeerde of controleerbare gegevens van de begunstigde uit het verleden of naar zijn gebruikelijke kostenberekeningsmethoden;

d)waar mogelijk, de wezenlijke voorwaarden die aanleiding geven tot betaling, met inbegrip van, in voorkomend geval, het bereiken van outputs;

e)de beschrijving van de voorwaarden om te garanderen dat het beginsel van goed financieel beheer wordt geëerbiedigd en het medefinancieringsbeginsel redelijkerwijs wordt nageleefd;

f)indien vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering niet op output gebaseerd zijn, een motivering waarom een aanpak op basis van output niet mogelijk of passend is.

5.De toestemming geldt voor de duur van het programma of de programma's tenzij anders bepaald in het besluit waarbij toestemming wordt verleend.

De toestemming kan slaan op het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering buiten een specifiek financieringsprogramma, indien de aard van de activiteiten of van de uitgaven een gemeenschappelijke aanpak mogelijk maken. Het besluit waarbij toestemming wordt verleend, kan worden vastgesteld door:

a)de bevoegde ordonnateurs wanneer alle betrokken activiteiten onder hun bevoegdheid vallen;

b)de Commissie indien dit passend is in het licht van de aard van de activiteiten of de uitgaven of in het licht van het aantal betrokken ordonnateurs.

6.De bevoegde ordonnateur kan een forfaitaire financiering toestaan of opleggen van de indirecte kosten van de begunstigde tot maximaal 7 % van de totale subsidiabele directe kosten van de actie. Een hogere forfaitaire financiering kan worden toegestaan bij een met redenen omkleed besluit van de Commissie.

7.Kmo-eigenaren en andere natuurlijke personen die geen salaris ontvangen mogen subsidiabele personeelskosten opgeven voor de in het kader van een actie of werkprogramma door henzelf verrichte werkzaamheden, op basis van overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 toegestane eenheidskosten.

8.Begunstigden mogen subsidiabele personeelskosten opgeven voor de in het kader van een actie of werkprogramma door vrijwilligers verrichte werkzaamheden, op basis van overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 toegestane eenheidskosten.

Artikel 176
Eenmalige vaste bedragen

1.Een vast bedrag kan de volledige subsidiabele kosten van een actie of een werkprogramma dekken ("eenmalig vast bedrag").

2.Eenmalige vaste bedragen kunnen worden bepaald op basis van de geraamde begroting. De begroting voldoet aan de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid. De naleving van die beginselen wordt vooraf geëvalueerd op het ogenblik van de evaluatie van de subsidieaanvraag.

3.Bij het toestaan van eenmalige vaste bedragen voldoet de bevoegde ordonnateur aan artikel 175.

Artikel 177
Toetsen en controles van begunstigden met betrekking tot vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering

1.De bevoegde ordonnateur controleert, uiterlijk vóór de betaling van het saldo, of de voorwaarden die aanleiding geven tot de betaling van vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering, met inbegrip van, waar vereist, het bereiken van outputs, zijn vervuld. Daarnaast kan de vervulling van die voorwaarden ook aan controles achteraf worden onderworpen.

Voor de grootte van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering die vooraf zijn bepaald volgens de methode die overeenkomstig artikel 175 door de bevoegde ordonnateur of de Commissie is toegestaan, zijn geen controles achteraf meer nodig, onverminderd het recht van de bevoegde ordonnateur om de subsidie overeenkomstig artikel 127, lid 4, te korten. Indien vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering zijn vastgesteld op basis van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde, is artikel 179, lid 2, van toepassing.

2.De voorwaarden die aanleiding geven tot de betaling van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering, vereisen geen verslaglegging over de kosten die de begunstigde daadwerkelijk heeft gemaakt.

3.Betaling van de subsidie op basis van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering is niet van invloed op het recht om de boeken van de begunstigden in te kijken voor de in de artikelen 178 en 124 bedoelde doeleinden.

Artikel 178
Periodieke beoordeling van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering

De methode om vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering te bepalen, de onderliggende gegevens en de daaruit voortvloeiende bedragen worden periodiek beoordeeld en, zo nodig, aangepast overeenkomstig artikel 175.

Artikel 179
Gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde

1.Wanneer hantering van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde is toegestaan, kan de bevoegde ordonnateur de overeenstemming van die methoden met de in artikel 175, lid 4, vastgestelde voorwaarden vooraf of via een geschikte strategie voor controles achteraf beoordelen.

2.Wanneer de overeenstemming van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde met de in artikel 175, lid 4, vastgestelde voorwaarden vooraf is bevestigd, zijn voor de grootte van de vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering die aan de hand van deze methoden zijn vastgesteld geen controles achteraf meer nodig. Dit laat het recht van de bevoegde ordonnateur om de subsidie overeenkomstig artikel 127, lid 4, te korten, onverlet.

3.De bevoegde ordonnateur mag ervan uitgaan dat de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde met de in artikel 175, lid 4, bedoelde voorwaarden overeenstemmen als deze door de nationale autoriteiten onder vergelijkbare financieringsstelsels zijn aanvaard.

Artikel 180
Subsidiabele kosten

1.Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen, dat waar mogelijk wordt vastgesteld op basis van de geraamde subsidiabele kosten. Onverminderd de basishandeling kunnen subsidies daarnaast worden uitgedrukt als een percentage van de geraamde subsidiabele kosten.

Als subsidies vanwege de specifieke kenmerken van een actie slechts als een absolute waarde kunnen worden uitgedrukt, vindt de controle van de subsidiabele kosten plaats overeenkomstig artikel 150, lid 3.

2.Onverminderd het in de basishandeling vastgestelde maximale medefinancieringspercentage, geldt het volgende:

a)de subsidie bedraagt niet meer dan de subsidiabele kosten;

b)indien de geraamde subsidiabele kosten de in artikel 175, lid 8, bedoelde kosten voor vrijwilligerswerk omvatten, bedraagt de subsidie niet meer dan de andere geraamde subsidiabele kosten dan de kosten voor vrijwilligerswerk.

3.Subsidiabele kosten zijn de door de begunstigde van een subsidie daadwerkelijk gemaakte kosten die aan alle onderstaande criteria voldoen:

a)ze worden gemaakt tijdens de looptijd van de actie of het werkprogramma, met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op de eindverslagen en controlecertificaten;

b)ze zijn aangegeven in de geraamde totale begroting van de actie of het werkprogramma;

c)ze zijn noodzakelijk ter uitvoering van de actie die of het werkprogramma dat het voorwerp is van de subsidie;

d)ze zijn aanwijsbaar en verifieerbaar, zijn met name opgenomen in de boekhouding van de begunstigde en zijn vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde;

e)ze voldoen aan de vereisten van de toepasselijke fiscale en sociale wetgeving;

f)ze zijn redelijk en gerechtvaardigd en voldoen aan het beginsel van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft.

4.In oproepen tot het indienen van voorstellen wordt nader bepaald welke categorieën kosten in aanmerking komen voor financiering door de Unie.

Tenzij anders bepaald in de basishandeling en in aanvulling op lid 3 zijn de volgende categorieën kosten subsidiabel voor zover de bevoegde ordonnateur hen als zodanig heeft aangemerkt in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen:

a)kosten die verband houden met een door de begunstigde van de subsidie gestelde zekerheid voor voorfinancieringen, indien die zekerheid overeenkomstig artikel 147, lid 1, door de bevoegde ordonnateur wordt vereist;

b)kosten die verband houden met certificaten betreffende de financiële staten en operationele auditverslagen, indien dergelijke certificaten of verslagen door de bevoegde ordonnateur worden vereist;

c)btw, indien zij niet krachtens de nationale btw-wetgeving terugvorderbaar is en wordt betaald door een begunstigde die geen niet-belastingplichtige is zoals omschreven in artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad 47 ;

Btw wordt als niet invorderbaar beschouwd als zij volgens de nationale wetgeving toerekenbaar is aan een van de volgende activiteiten:

i)vrijgestelde activiteiten zonder recht op aftrek;

ii)activiteiten die buiten het toepassingsgebied van de btw vallen;

iii)activiteiten als bedoeld in punt i) of ii) waarvoor de btw niet aftrekbaar is, maar wordt terugbetaald via specifieke regelingen of compensatiefondsen die niet onder Richtlijn 2006/112/EG vallen, ook als de regeling of het fonds bij de nationale btw-wetgeving is ingesteld.

Btw betreffende de in artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG opgesomde werkzaamheden wordt geacht door een begunstigde, andere dan een niet-belastingplichtige in de zin van artikel 13, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn, te zijn betaald, ongeacht of de werkzaamheden door de betrokken lidstaat worden beschouwd als zijnde verricht door publiekrechtelijke lichamen die als overheid optreden.

d)afschrijvingskosten, op voorwaarde dat de begunstigde die werkelijk heeft gemaakt;

e)salariskosten van personeel van de nationale overheid, voor zover deze verband houden met de kosten van activiteiten die de betrokken overheidsinstantie niet zou ondernemen indien het betrokken project niet zou worden uitgevoerd.

5.Kosten die worden gemaakt door aan een begunstigde verbonden entiteiten als bedoeld in artikel 181 mogen als subsidiabel worden aanvaard, tenzij de bevoegde ordonnateur die op grond van de oproep tot het indienen van voorstellen niet-subsidiabel verklaart. De volgende voorwaarden zijn cumulatief van toepassing:

a)de desbetreffende entiteiten worden in de subsidieovereenkomst vermeld;

b)de desbetreffende entiteiten houden zich aan de regels die krachtens de subsidieovereenkomst op de begunstigde van toepassing zijn en die betrekking hebben op de subsidiabiliteit van de kosten en de rechten van toetsen en audits door de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Rekenkamer.

Artikel 181
Verbonden entiteiten en enige begunstigde

1.Voor de toepassing van deze titel worden de volgende entiteiten beschouwd als aan de begunstigde verbonden entiteiten:

a)entiteiten die samen overeenkomstig lid 2 de begunstigde vormen;

b)entiteiten die voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria en zich niet in een van de in artikel 132, lid 1, en artikel 137, lid 1, vermelde situaties bevinden, en die een band hebben met de begunstigde, met name een juridische of financiële band, welke niet beperkt blijft tot de actie noch slechts tot stand is gebracht met als enige doel de uitvoering ervan.

Afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel is ook van toepassing op verbonden entiteiten.

2.Indien meerdere entiteiten aan de criteria voor toekenning van een subsidie voldoen en zij samen één entiteit vormen, mag deze entiteit als de enige begunstigde worden behandeld, ook wanneer de entiteit speciaal is opgericht met als doel de door de subsidie te financieren actie uit te voeren.

HOOFDSTUK 2
Beginselen
 

Artikel 182
Algemene beginselen van toepassing op subsidies

Met betrekking tot subsidies gelden de volgende beginselen:

a)beginsel van gelijke behandeling;

b)transparantiebeginsel;

c)medefinancieringsbeginsel;

d)beginsel van niet-cumuleerbaarheid en verbod op dubbele financiering;

e)verbod op terugwerkende kracht.

Artikel 183
Transparantie

1.Subsidies worden toegekend na bekendmaking van een oproep tot het indienen van voorstellen, tenzij in de in artikel 188 bedoelde gevallen.

2.Van alle in de loop van een begrotingsjaar toegekende subsidies wordt een overzicht bekendgemaakt overeenkomstig artikel 36, leden 1 tot en met 4.

3.Na de in de leden 1 en 2 bedoelde bekendmaking zendt de Commissie op verzoek aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toe over:

a)het aantal aanvragers in het afgelopen jaar;

b)het aantal en het percentage gehonoreerde aanvragen per oproep tot het indienen van voorstellen;

c)de gemiddelde tijdsduur van de procedure vanaf de uiterste datum voor indiening van voorstellen tot de toekenning van de subsidie;

d)het aantal subsidies en de betrokken bedragen waarvoor in het afgelopen jaar overeenkomstig artikel 36, lid 4, van bekendmaking achteraf is afgezien.

Artikel 184
Medefinanciering

1.Subsidies gaan gepaard met medefinanciering. Dit betekent dat de middelen die voor de uitvoering van de actie of het werkprogramma nodig zijn, niet uitsluitend van de subsidie afkomstig zijn.

Medefinanciering kan bestaan uit eigen middelen van de begunstigde, door de actie of het werkprogramma voortgebrachte inkomsten, of bijdragen in geld of in natura van derden.

2.Bijdragen in natura van derden in de vorm van het in artikel 175, lid 8, bedoelde vrijwilligerswerk worden in de geraamde begroting opgenomen als subsidiabele kosten. Ze worden apart vermeld van de andere subsidiabele kosten.

Andere bijdragen in natura van derden worden in de geraamde begroting apart vermeld van de bijdragen aan de subsidiabele kosten. Hun waarde wordt bij benadering in de geraamde begroting opgegeven en wordt niet onderworpen aan latere wijzigingen.

3.Bij wijze van uitzondering op lid 1 kan een externe actie volledig door de subsidie worden gefinancierd indien dat noodzakelijk is voor de uitvoering ervan. In een dergelijk geval worden in het toekenningsbesluit de redenen daarvoor opgegeven.

4.De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op rentesubsidies en subsidies voor garantievergoedingen.

Artikel 185
Beginsel van niet-cumuleerbaarheid en verbod op dubbele financiering

1.Voor eenzelfde actie kan slechts één subsidie ten laste van de begroting aan eenzelfde begunstigde worden toegekend, tenzij in de betrokken basishandeling anders is bepaald.

Per begrotingsjaar kan aan een begunstigde slechts één exploitatiesubsidie ten laste van de begroting worden toegekend.

Een actie kan door verschillende bevoegde ordonnateurs gezamenlijk worden gefinancierd uit verschillende begrotingsplaatsen.

2.De aanvrager stelt de ordonnateurs onmiddellijk ervan in kennis wanneer voor dezelfde actie of hetzelfde werkprogramma meer dan één aanvraag is gedaan en meer dan één subsidie is toegekend.

3.Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting gefinancierd.

4.De leden 1, 2 en3 zijn niet van toepassing op:

a)aan natuurlijke personen toegekende studie-, onderzoeks-, opleidings- of onderwijssteun;

b)directe steun die wordt betaald aan natuurlijke personen in grote nood zoals werklozen en vluchtelingen.

Artikel 186
Verbod op terugwerkende kracht

1.Tenzij anders bepaald in dit artikel worden subsidies niet met terugwerkende kracht toegekend.

2.Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

In dergelijke gevallen zijn de kosten die voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt, niet subsidiabel, tenzij:

a)in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen die in de basishandeling zijn bepaald, of

b)in uiterst dringende spoedgevallen voor de in artikel 188, onder a) en b), bedoelde maatregelen, waarin een vroegtijdige betrokkenheid van de Unie van groot belang zou zijn. In die gevallen komen kosten die door een begunstigde zijn gemaakt vóór de datum van indiening van zijn aanvraag, voor financiering door de Unie in aanmerking als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)de redenen voor de afwijking worden uitvoerig toegelicht door de bevoegde ordonnateur;

ii)in de subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk een subsidiëringsdatum vastgesteld die vroeger valt dan de datum van indiening van de aanvraag.

3.Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk.

4.In het geval van exploitatiesubsidies vindt de ondertekening van de subsidieovereenkomst plaats binnen zes maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde. De voor financiering in aanmerking komende uitgaven mogen niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag of vóór het begin van het boekjaar van de begunstigde zijn gedaan.

HOOFDSTUK 3
Procedure voor het toekennen van subsidies en subsidieovereenkomst

Artikel 187
Inhoud en bekendmaking van de oproepen tot het indienen van voorstellen

1.In een oproep tot het indienen van voorstellen worden aangegeven:

a)de doelstellingen;

b)de subsidiabiliteits-, uitsluitings-, selectie- en toekenningscriteria, alsmede de bijbehorende bewijsstukken;

c)de wijzen van financiering door de Unie, met name de vormen van subsidie;

d)de regelingen en uiterste datum voor de indiening van voorstellen;

e)de beoogde datum waarop alle aanvragers op de hoogte moeten zijn gesteld van de uitkomst van de beoordeling van hun aanvraag evenals de indicatieve datum waarop de subsidieovereenkomsten worden ondertekend.

2.De in lid 1, onder e), bedoelde data worden vastgesteld op grond van de volgende termijnen:

a)voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de beoordeling van hun aanvraag, ten hoogste zes maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;

b)voor wat betreft de ondertekening van subsidieovereenkomsten met aanvragers, ten hoogste drie maanden vanaf de datum van de inkennisstelling van aanvragers dat zij succesvol zijn geweest.

Deze termijnen mogen worden aangepast om rekening te houden met de tijd die nodig is om te voldoen aan eventuele door de basishandeling vereiste specifieke procedures overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 48 , en mogen in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen worden overschreden, in het bijzonder wanneer het complexe acties betreft, er een groot aantal voorstellen is ingediend of er sprake is van aan de aanvragers te wijten vertraging.

De gedelegeerde ordonnateur vermeldt in zijn jaarlijkse activiteitenverslag de gemiddelde termijnen voor de inkennisstelling van aanvragers en de ondertekening van subsidieovereenkomsten. Ingeval de in de eerste alinea vermelde termijnen worden overschreden, geeft de gedelegeerde ordonnateur hiervoor redenen op en stelt hij, indien deze niet naar behoren zijn gemotiveerd overeenkomstig de tweede alinea, corrigerende maatregelen voor.

3.De oproepen tot het indienen van voorstellen worden bekendgemaakt op de internetsite van de instellingen van de Unie en eventueel op een andere gepaste wijze, zoals in het Publicatieblad van de Europese Unie, om er bij potentiële begunstigden zo ruim mogelijke bekendheid aan te geven. Bekendmaking kan plaatsvinden vanaf de vaststelling van het financieringsbesluit in de zin van artikel 108, eventueel al in het jaar voorafgaand aan de uitvoering van de begroting. Wijzigingen van de inhoud van oproepen tot het indienen van voorstellen worden op dezelfde wijze bekendgemaakt.

Artikel 188
Uitzonderingen op de oproepen tot het indienen van voorstellen

Subsidies kunnen alleen in de volgende gevallen zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend:

a)voor humanitaire hulp, noodhulpoperaties, operaties op het gebied van burgerbescherming of voor het beheer van crisissituaties;

b)in andere uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde noodgevallen;

c)aan organen die zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevinden, of aan organen die door de lidstaten op hun verantwoordelijkheid worden aangewezen, indien de betrokken lidstaten zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevinden;

d)aan organen waarvan in een basishandeling in de zin van artikel 56 is vastgesteld dat zij begunstigden van een subsidie zijn, of aan organen die door de lidstaten op hun verantwoordelijkheid worden aangewezen, indien de betrokken lidstaten in een basishandeling als begunstigden van een subsidie zijn genoemd;

e)op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, aan organen die worden aangewezen in het in artikel 108 bedoelde werkprogramma, mits de basishandeling uitdrukkelijk in die mogelijkheid voorziet en het project niet valt onder het bereik van een oproep tot het indienen van voorstellen;

f)voor activiteiten met specifieke eigenschappen die vanwege de benodigde technische vakkennis, hoge mate van specialisatie of administratieve capaciteit een specifiek soort orgaan vereisen, op voorwaarde dat de desbetreffende acties niet vallen onder het bereik van een oproep tot het indienen van voorstellen. Indien dit specifiek soort orgaan een lidstaat is, kan de subsidie ook zonder een oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend aan het orgaan dat door de lidstaat op zijn verantwoordelijkheid wordt aangewezen met het oog op de uitvoering van de actie;

g)aan de EIB of het Europees Investeringsfonds voor acties van technische bijstand. In dergelijke gevallen is artikel 189, lid 1, onder a) tot en met d), niet van toepassing.

De in de eerste alinea, onder c) en f), bedoelde gevallen worden in het toekenningsbesluit naar behoren gemotiveerd.

Artikel 189
Inhoud van subsidieaanvragen

1.De subsidieaanvraag omvat:

a)informatie over de juridische status van de aanvrager;

b)een verklaring op erewoord van de aanvrager overeenkomstig artikel 133, lid 1, en over de naleving van de criteria om in aanmerking te komen en de selectiecriteria;

c)informatie waarmee de financiële draagkracht en de operationele capaciteit van de aanvrager om de voorgestelde actie of het voorgestelde actieprogramma uit te voeren, worden aangetoond en, indien daartoe is besloten door de bevoegde ordonnateur op basis van een risicobeoordeling, bewijsstukken die die informatie bevestigen, zoals de jaarrekening en de balans van het laatste afgesloten boekjaar.

Die informatie en bewijsstukken zijn niet vereist voor aanvragers waarvoor de verificatie van de financiële draagkracht of de operationele capaciteit niet van toepassing is overeenkomstig artikel 191, lid 5. Daarnaast worden geen bewijsstukken vereist voor subsidies van kleine bedragen;

d)wanneer de aanvraag betrekking heeft op een subsidie voor een actie waarvoor het bedrag hoger is dan 750 000 EUR of een exploitatiesubsidie van meer dan 100 000 EUR, een auditverslag dat door een erkende externe accountant is opgesteld wanneer het beschikbaar is, en altijd in gevallen waarin op grond van de EU- of de nationale wetgeving een audit verplicht is. Dit verslag certificeert de rekeningen van het laatste beschikbare boekjaar. In alle andere gevallen verstrekt de aanvrager een eigen verklaring, ondertekend door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, waarin de geldigheid van zijn rekeningen van het laatste beschikbare boekjaar wordt gecertificeerd.

De eerste alinea geldt uitsluitend voor de eerste aanvraag die een begunstigde tijdens een bepaald begrotingsjaar bij een bevoegde ordonnateur indient.

Bij overeenkomsten van de Commissie met verschillende begunstigden moeten de in de eerste alinea vermelde drempelbedragen per begunstigde worden toegepast.

In het geval van de in artikel 126, lid 4, bedoelde partnerschappen wordt het in de eerste alinea bedoelde auditverslag over de laatste twee beschikbare boekjaren overgelegd voordat de financiële partnerschapskaderovereenkomst wordt ondertekend.

De bevoegde ordonnateur mag instellingen voor onderwijs en opleiding en begunstigden die gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn of die geen financiële aansprakelijkheid dragen in geval van overeenkomsten met verschillende begunstigden, van de in de eerste alinea bedoelde verplichting vrijstellen, wanneer zijn risicobeoordeling dit toelaat.

De eerste alinea is niet van toepassing op overheidsinstanties en internationale organisaties in de zin van artikel 151;

e)een beschrijving van de actie of het werkprogramma en een geraamde begroting die, waar mogelijk, aan de volgende voorwaarden voldoet:

i)inkomsten en uitgaven zijn in evenwicht, en

ii)de geraamde subsidiabele kosten van de actie of het werkprogramma zijn aangegeven.

In afwijking van punt i) mag de geraamde begroting in naar behoren gemotiveerde gevallen voorzieningen voor noodgevallen of eventuele wisselkoersschommelingen omvatten;

f)de bronnen en bedragen van financiering van de Unie die tijdens hetzelfde boekjaar voor dezelfde actie of een deel van de actie of voor de exploitatie ervan wordt ontvangen of aangevraagd, zijn vermeld evenals alle andere voor dezelfde actie ontvangen of aangevraagde financieringen.

2.De aanvraag mag in verschillende delen worden opgesplitst die in verschillende fasen mogen worden ingediend overeenkomstig artikel 193, lid 2.

Artikel 190
Criteria om in aanmerking te komen

1.De criteria om in aanmerking te komen behelzen de voorwaarden waarop aan een oproep tot het indienen van voorstellen kan worden deelgenomen.

2.Elk van de volgende aanvragers komt in aanmerking om aan een oproep tot het indienen van voorstellen deel te nemen:

a)rechtspersonen;

b)natuurlijke personen, voor zover de aard of de kenmerken van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel zulks vereisen;

c)entiteiten die volgens de toepasselijke nationale wetgeving geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn in naam van de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en garanties bieden voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie die gelijkwaardig zijn aan die welke door rechtspersonen worden geboden. De aanvrager heeft met name een financiële draagkracht en een operationele capaciteit die gelijkwaardig zijn aan die van een rechtspersoon. De vertegenwoordigers van de aanvrager tonen aan dat aan die voorwaarden voldaan is.

3.De oproep tot het indienen van voorstellen kan aanvullende criteria vastleggen om in aanmerking te komen die worden vastgesteld met inachtneming van de doelstellingen van de actie, het transparantiebeginsel en het beginsel van niet-discriminatie.

4.Voor de toepassing van artikel 174, lid 4, en dit artikel wordt het GCO beschouwd als een in een lidstaat gevestigde rechtspersoon.

Artikel 191
Selectiecriteria

1.De selectiecriteria maken het mogelijk te beoordelen of de aanvrager de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde kan brengen.

2.De aanvrager moet over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om zijn activiteit gedurende de periode waarvoor de subsidie wordt toegekend, te handhaven en aan de financiering ervan bij te dragen ("financiële draagkracht").

3.De aanvrager moet de vereiste beroepsbekwaamheden en -kwalificaties bezitten om de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde te brengen, behoudens specifieke andersluidende bepalingen van de basishandeling ("operationele capaciteit").

4.De verificatie van de financiële draagkracht en de operationele capaciteit is met name gebaseerd op een onderzoek van de in artikel 189 bedoelde informatie of bewijsstukken.

Indien in de oproep tot het indienen van voorstellen geen bewijsstukken zijn gevraagd en de bevoegde ordonnateur twijfelt aan de financiële draagkracht en de operationele capaciteit van een aanvrager, verzoekt hij hem alle passende documenten te verstrekken.

In het geval van partnerschappen wordt de verificatie verricht overeenkomstig artikel 126, lid 6.

5.De verplichting om de financiële draagkracht te verifiëren geldt niet voor:

a)natuurlijke personen die onderwijssteun ontvangen;

b)natuurlijke personen die het meeste behoefte hebben aan directe steun en deze ontvangen;

c)overheidsinstanties;

d)internationale organisaties;

e)personen of entiteiten die rentesubsidies en garantievergoedingen aanvragen wanneer die subsidies en vergoedingen tot doel hebben de financiële draagkracht van een begunstigde te versterken of een inkomen te genereren.

6.De bevoegde ordonnateur mag, afhankelijk van een risicobeoordeling, overheidsinstanties of internationale organisaties van de verplichting inzake verificatie van de financiële draagkracht vrijstellen.

Artikel 192
Toekenningscriteria

De toekenningscriteria maken het mogelijk:

a)de kwaliteit van de ingediende voorstellen te beoordelen in het licht van de doelstellingen en prioriteiten;

b)subsidies toe te kennen voor de acties of de werkprogramma's die de algehele doeltreffendheid van de financiering van de Unie maximaliseren.

Artikel 193
Evaluatieprocedure

1.De voorstellen worden op basis van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria geëvalueerd om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen.

2.De bevoegde ordonnateur verdeelt, zo nodig, het evaluatieproces in verschillende procedurele fasen. De regels die van toepassing zijn op het evaluatieproces, worden in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakt.

De aanvragers wier voorstellen in een van de fasen worden afgewezen, worden ingelicht overeenkomstig lid 7.

Dezelfde documenten en informatie mogen gedurende dezelfde procedure niet meer dan eenmaal worden gevraagd.

3.Het in artikel 145 bedoelde evaluatiecomité of, zo nodig, de bevoegde ordonnateur kan een aanvrager verzoeken aanvullende informatie te verstrekken of overeenkomstig artikel 146 opheldering te verschaffen omtrent de bewijsstukken. De ordonnateur houdt een passend register bij van al zijn contacten met aanvragers gedurende de procedure.

4.Aan het einde van de werkzaamheden van het evaluatiecomité tekenen zijn leden een proces-verbaal waarin alle onderzochte voorstellen worden opgenomen, de kwaliteit ervan wordt beoordeeld en wordt vastgesteld welke voor financiering in aanmerking komen.

Zo nodig wordt in dit proces-verbaal een rangorde van de onderzochte voorstellen opgesteld en worden aanbevelingen gedaan inzake het maximaal toe te kennen bedrag en eventuele niet-essentiële aanpassingen van de subsidieaanvraag.

Het proces-verbaal wordt bewaard zodat het later kan worden geraadpleegd.

5.De bevoegde ordonnateur kan een aanvrager uitnodigen zijn aanvraag aan te passen in het licht van de aanbevelingen van het evaluatiecomité. De ordonnateur houdt een passend register bij van al zijn contacten met aanvragers gedurende de procedure.

6.De bevoegde ordonnateur neemt op basis van de evaluatie een besluit waarin ten minste worden vermeld:

a)het voorwerp en het totale bedrag van het besluit;

b)de naam van de geselecteerde aanvragers, de omschrijving van de acties, de toegekende bedragen en de redenen voor deze keuze, met inbegrip van de gevallen waarin hij van het advies van het evaluatiecomité afwijkt;

c)de namen van de afgewezen aanvragers en de redenen voor deze afwijzing.

7.De bevoegde ordonnateur brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. Indien de gevraagde subsidie niet wordt verleend, deelt de desbetreffende instelling de redenen voor de afwijzing van de aanvraag mee. De afgewezen aanvragers worden zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen 15 kalenderdagen nadat de geselecteerde aanvragers zijn geïnformeerd, in kennis gesteld van de uitkomst van de evaluatie van hun aanvraag.

8.Voor subsidies overeenkomstig artikel 188 geldt het volgende:

a)de leden 2 en 4 van dit artikel en artikel 145 zijn niet verplicht;

b)de bevoegde ordonnateur kan de inhoud van het evaluatieverslag en het toekenningsbesluit samenvoegen in één document en het ondertekenen.

Artikel 194
Subsidieovereenkomst

1.Voor de subsidies wordt een schriftelijke overeenkomst gesloten.

2.In de subsidieovereenkomst wordt ten minste het volgende opgenomen:

a)een beschrijving van de actie of, voor een exploitatiesubsidie, van het werkprogramma, vergezeld van een beschrijving van de verwachte resultaten;

b)de maximale financiering door de Unie, uitgedrukt in euro, de geraamde begroting van de actie of het werkprogramma en de vorm van de subsidie;

c)de regels betreffende verslaglegging en betalingen en de aanbestedingsregels waarin artikel 198 voorziet;

d)de aanvaarding door de begunstigde van de in artikel 124 bedoelde verplichtingen;

e)bepalingen om zichtbaarheid te geven aan de financiële steun van de Unie, behalve in gerechtvaardigde gevallen waar publiciteit niet mogelijk of passend is;

f)het toepasselijke recht, dat het recht van de Unie is, aangevuld met, waar nodig, het nationale recht dat in de subsidieovereenkomst is aangewezen. Hiervan kan worden afgeweken in overeenkomsten met internationale organisaties;

g)de in geval van geschillen bevoegde rechter of scheidsrechter.

3.Geldelijke verplichtingen van entiteiten of personen andere dan staten die uit de uitvoering van een subsidieovereenkomst voortvloeien, worden in een executoriale titel vastgelegd overeenkomstig artikel 98, lid 2.

4.Wijzigingen in subsidieovereenkomsten mogen niet als doel of tot gevolg hebben dat het besluit tot toekenning van de subsidie ter discussie wordt gesteld, noch in strijd zijn met de gelijke behandeling van aanvragers.

HOOFDSTUK 4
Uitvoering van de subsidies
 

Artikel 195
Bedrag van de subsidie en uitbreiding van auditbevindingen

1.Het bedrag van de subsidie wordt eerst definitief vastgesteld nadat de bevoegde ordonnateur de eindverslagen en, in voorkomend geval, de rekeningen heeft goedgekeurd, onverminderd latere audits, toetsen en onderzoeken door de betrokken instelling, het Europees Bureau voor fraudebestrijding of de Rekenkamer. Artikel 127, lid 4, is van toepassing zelfs nadat het bedrag van de subsidie definitief is geworden.

2.Wanneer controles of audits stelselmatige of terugkerende onregelmatigheden, fraude of niet-nagekomen verplichtingen aan het licht brengen die aan de begunstigde zijn toe te schrijven en van grote invloed zijn op een aantal subsidies die aan deze begunstigde onder soortgelijke voorwaarden zijn toegekend, kan de bevoegde ordonnateur de uitvoering van de subsidieovereenkomst of betalingen op grond van alle betrokken subsidies schorsen of, zo nodig, de betrokken subsidieovereenkomsten met die begunstigde beëindigen, in verhouding tot de ernst van de bevindingen.

Daarnaast kan de bevoegde ordonnateur de subsidies verlagen, niet-subsidiabele kosten afwijzen en, indien nodig, ten onrechte betaalde bedragen terugvorderen met betrekking tot alle subsidies die door de in de eerste alinea bedoelde stelselmatige of terugkerende onregelmatigheden, fraude of niet-nagekomen verplichtingen zijn getroffen en die overeenkomstig de getroffen subsidieovereenkomsten kunnen worden onderworpen aan audits, toetsen en onderzoeken.

3.De bevoegde ordonnateur bepaalt de bedragen die in mindering moeten worden gebracht of moeten worden teruggevorderd, voor zover mogelijk en haalbaar, op basis van de ten onrechte als subsidiabel aangemerkte kosten voor elke betrokken subsidie, na aanvaarding van de door de begunstigde ingediende herziene verslagen en financiële staten.

4.Wanneer het niet mogelijk of haalbaar is om het bedrag van de niet-subsidiabele kosten nauwkeurig te becijferen voor elke betrokken subsidie, kunnen de in mindering te brengen of terug te vorderen bedragen worden bepaald door het verminderings- of terugvorderingstarief dat wordt toegepast op subsidies waarvoor stelselmatige of terugkerende onregelmatigheden, fraude of niet-nagekomen verplichtingen zijn vastgesteld, te extrapoleren of, indien de niet-subsidiabele kosten niet als basis kunnen dienen voor de bepaling van de in mindering te brengen of terug te vorderen bedragen, door een forfaitaire heffing toe te passen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De begunstigde krijgt de gelegenheid om een terdege gemotiveerde alternatieve methode of heffing voor te stellen alvorens de mindering of terugvordering plaatsvindt.

Artikel 196
Bewijsstukken voor betalingsverzoeken

1.De bevoegde ordonnateur bepaalt van welke bewijsstukken betalingsverzoeken vergezeld moeten gaan.

2.Voor elke subsidie mag de voorfinanciering in verschillende tranches worden opgesplitst, overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer. Het verzoek om een verdere tranche van de voorfinanciering gaat vergezeld van een verklaring van de begunstigde over het verbruik van de vorige voorfinanciering. De tranche wordt volledig betaald als ten minste 70 % van het totale bedrag van alle vroegere voorfinanciering is verbruikt. Zoniet wordt de tranche verminderd met de nog te verbruiken bedragen totdat die drempel is bereikt.

3.De begunstigde verklaart op erewoord dat de in zijn betalingsverzoeken verstrekte informatie volledig, betrouwbaar en waarheidsgetrouw is, onverminderd de verplichting bewijsstukken te verstrekken. De begunstigde verklaart tevens dat de gemaakte kosten volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst subsidiabel zijn en dat de betalingsverzoeken worden gestaafd door toereikende bewijsstukken die aan een controle kunnen worden onderworpen.

4.Een certificaat betreffende de financiële staten van de actie of het werkprogramma en de onderliggende rekeningen kan door de bevoegde ordonnateur worden gevraagd ter staving van tussentijdse betalingen of betalingen van saldi van alle bedragen. Een dergelijk certificaat wordt gevraagd op basis van een risicobeoordeling, waarin rekening wordt gehouden met het bedrag van de subsidie, het bedrag van de betaling, de aard van de begunstigde en de aard van de ondersteunde activiteiten.

Het certificaat wordt opgesteld door een goedgekeurde externe accountant of, in het geval van overheidsinstanties, door een bevoegde en onafhankelijke overheidsfunctionaris.

Het certificaat certificeert, volgens een door de bevoegde ordonnateur goedgekeurde methode en overeengekomen procedures die aan internationale normen voldoen, dat de kosten die de begunstigde heeft gedeclareerd in de financiële staten waarop het betalingsverzoek is gebaseerd, werkelijk gemaakt en precies geboekt zijn en op grond van de subsidieovereenkomst subsidiabel zijn. In bijzondere, naar behoren gemotiveerde gevallen kan de bevoegde ordonnateur het certificaat vragen in de vorm van een accountantsverklaring of een andere aan internationale normen beantwoordende vorm.

5.Ter rechtvaardiging van de betalingen kan de bevoegde ordonnateur op basis van een risicobeoordeling een operationeel auditverslag van een door de bevoegde ordonnateur erkende onafhankelijke derde partij eisen. In het auditverslag wordt verklaard dat de operationele audit is uitgevoerd overeenkomstig een door de bevoegde ordonnateur goedgekeurde methode en uitsluitsel gegeven over de vraag of de actie of het werkprogramma daadwerkelijk volgens de voorwaarden van de subsidieovereenkomst ten uitvoer is gelegd.

Artikel 197
Financiële steun aan derden

Wanneer voor de uitvoering van een actie of een werkprogramma financiële steun aan derden moet worden verleend, mag de begunstigde dergelijke financiële steun verlenen mits de voorwaarden voor de verlening van deze steun nauwkeurig in de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie zijn vastgelegd, zodat de begunstigde geen discretionaire bevoegdheid kan uitoefenen.

De discretionaire bevoegdheid wordt geacht volledig te zijn uitgeoefend indien in de subsidieovereenkomst het volgende is bepaald:

a)het maximumbedrag aan financiële steun dat aan een derde kan worden uitbetaald, dat ten hoogste 60 000 EUR bedraagt, alsmede de criteria voor het vaststellen van het precieze bedrag. Die drempel kan worden overschreden wanneer het bereiken van de doelstellingen van de acties anders onmogelijk of te moeilijk zou zijn;

b)een vaste lijst van de verschillende soorten activiteiten waarvoor financiële steun kan worden toegekend;

c)een omschrijving van de personen of de categorieën van personen die voor dergelijke financiële steun in aanmerking komen en de criteria voor de verlening ervan.

Artikel 198
Uitvoeringsopdrachten

1.Onverminderd de toepassing van Richtlijn 2014/24/EG en Richtlijn 2014/25/EG 49 kan de begunstigde, wanneer voor de uitvoering van de actie of het werkprogramma een overheidsopdracht moet worden geplaatst, de opdracht overeenkomstig zijn gebruikelijke aankooppraktijken gunnen, mits de opdracht wordt gegund aan de economisch voordeligste inschrijving dan wel, als zulks dienstig is, aan de goedkoopste inschrijving, en vermijdt hij daarbij belangenconflicten.

2.Wanneer voor de uitvoering van de actie of het werkprogramma een overheidsopdracht moet worden geplaatst met een waarde van meer dan 60 000 EUR, kan de bevoegde ordonnateur, indien naar behoren gemotiveerd, de begunstigden specifieke regels opleggen naast die welke in lid 1 worden bedoeld.

Die specifieke regels zijn gebaseerd op de regels in deze verordening en staan in verhouding tot de waarde van de betrokken opdrachten, het relatieve belang van de bijdrage van de Unie in de totale kosten van de actie en het risico. Deze specifieke regels worden opgenomen in de subsidieovereenkomst.

TITEL IX
PRIJZEN

Artikel 199
Algemene regels

1.Prijzen eerbiedigen het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling en bevorderen de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen van de Unie.

2.Prijzen mogen niet direct, zonder wedstrijd, worden toegekend.

Wedstrijden voor prijzen met een eenheidswaarde van 1 000 000 EUR of meer mogen uitsluitend bekend worden gemaakt wanneer ze in het in artikel 108 bedoelde financieringsbesluit zijn vermeld en nadat bij het Europees Parlement informatie over dergelijke prijzen is ingediend.

3.Het prijzengeld wordt niet gekoppeld aan de kosten die de winnaar heeft gemaakt.

4.Wanneer een begunstigde van een subsidie van de Unie voor de uitvoering van een actie of een werkprogramma prijzen aan derden moet geven, kan die begunstigde deze prijzen geven, op voorwaarde dat de criteria om in aanmerking te komen en de toekenningscriteria, het prijzengeld en de betalingsregelingen nauwkeurig zijn vastgelegd in de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie, zonder discretionaire bevoegdheid.

Artikel 200
Wedstrijdreglementen, toekenning en bekendmaking

1.Wedstrijdreglementen:

a)stellen de criteria vast om in aanmerking te komen;

b)vermelden de wijze en de uiterste datum waarop aanvragers zich kunnen inschrijven, indien dat van toepassing is, en de uiterste datum voor het indienen van aanvragen;

c)stellen de uitsluitingscriteria vast;

d)bepalen dat uitsluitend de aanvragers aansprakelijk zijn voor eventuele claims die verband houden met de in het kader van de wedstrijd verrichte werkzaamheden;

e)bepalen dat de winnaars de in artikel 124 bedoelde verplichtingen en de in het wedstrijdreglement vastgestelde publiciteitsverplichtingen aanvaarden;

f)bepalen dat op de wedstrijd het recht van de Unie van toepassing is, alsmede in voorkomend geval het in het wedstrijdreglement vastgestelde nationale recht;

g)vermelden de in geval van geschillen bevoegde rechter of scheidsrechter;

h)stellen de toekenningscriteria vast, die het mogelijk maken de kwaliteit van de aanvragen te beoordelen aan de hand van de nagestreefde doelstellingen en de vooropgestelde resultaten en op een objectieve wijze de potentiële winnaars te bepalen;

i)stellen het bedrag van de prijs of prijzen vast;

j)vermelden de wijze waarop de prijzen na de toekenning aan de winnaars worden uitbetaald.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), komen begunstigden van subsidies van de Unie in aanmerking, tenzij in het wedstrijdreglement anders is bepaald.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder f), kan in een uitzondering worden voorzien voor de deelneming van internationale organisaties.

Artikel 187, lid 3, is van overeenkomstige toepassing op de bekendmaking van wedstrijden.

2.Wedstrijdreglementen mogen de voorwaarden voor annulering van de wedstrijd vaststellen, met name wanneer de doelstellingen ervan niet kunnen worden bereikt.

3.De prijzen worden toegekend door de bevoegde ordonnateur na een evaluatie door het in artikel 145 bedoelde evaluatiecomité.

Artikel 193, lid 6, is van overeenkomstige toepassing op het toekenningsbesluit.

4.De aanvragers worden zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen 15 kalenderdagen nadat het toekenningsbesluit door de ordonnateur is genomen, in kennis gesteld van de uitkomst van de evaluatie van hun aanvraag.

Het besluit om de prijs toe te kennen wordt aan de winnende aanvrager ter kennis gegeven en geldt als de juridische verbintenis.

5.Van alle in de loop van een begrotingsjaar toegekende prijzen wordt een overzicht gepubliceerd overeenkomstig artikel 36, leden 1 tot en met 4.

Na de bekendmaking brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad desgevraagd verslag uit over:

a)het aantal aanvragers in het afgelopen jaar;

b)het aantal aanvragers en het percentage succesvolle aanvragen per wedstrijd;

c)een lijst van de deskundigen die in het afgelopen jaar deel hebben uitgemaakt van evaluatiecomités, en de procedure die voor hun selectie is gevolgd.

TITEL X
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN, BEGROTINGSGARANTIES EN FINANCIËLE BIJSTAND

HOOFDSTUK 1
Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 201
Toepassingsgebied en uitvoering

1.De Unie kan financieringsinstrumenten invoeren of begrotingsgaranties of financiële bijstand uit de algemene begroting verstrekken door middel van een basishandeling.

2.De lidstaten kunnen bijdragen aan de financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties of financiële bijstand van de Unie. Indien de basishandeling dat toestaat, kunnen andere derden ook bijdragen.

3.Indien financieringsinstrumenten in gedeelde uitvoering met de lidstaten worden uitgevoerd, zijn sectorspecifieke regels van toepassing, onverminderd artikel 208, lid 2, tweede alinea.

4.Indien financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties indirect worden uitgevoerd, sluit de Commissie overeenkomsten met entiteiten in de zin van artikel 61, lid 1, onder c), ii), iii), v) en vi). Deze entiteiten kunnen op hun verantwoordelijkheid overeenkomsten sluiten met financiële intermediairs, die geselecteerd zijn volgens procedures die gelijkwaardig zijn aan die van de Commissie. Zij zetten de vereisten uit hoofde van artikel 150, lid 2, in die overeenkomsten om.

Wanneer derde landen overeenkomstig lid 2 aan financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties bijdragen, kan de basishandeling toestaan dat uitvoerende entiteiten of tegenpartijen uit de betrokken landen als in aanmerking komend worden aangewezen.

Artikel 202
Op financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties toepasselijke beginselen en voorwaarden

1.Financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties:

a)pakken tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan en verstrekken steun, op evenredige wijze, alleen aan eindontvangers die potentieel economisch levensvatbaar worden geacht op het ogenblik van de financiële steun van de Unie;

b)bereiken additionaliteit door te vermijden dat potentiële steun uit andere bronnen (overheid of markt) wordt vervangen;

c)garanderen dat de concurrentie op de interne markt niet wordt verstoord, en garanderen samenhang met de regels inzake staatssteun;

d)bereiken een hefboom- of een multiplicatoreffect, in die zin dat een globale investering wordt gemobiliseerd die de bijdrage of de garantie van de Unie in omvang overtreft. De richtwaarden voor het beoogde hefboom- of multiplicatoreffect worden vastgesteld op basis van een evaluatie vooraf voor het desbetreffende financieringsinstrument of de desbetreffende begrotingsgarantie;

e)garanderen dat de uitvoerende entiteiten of de bij de uitvoering betrokken tegenpartijen bij het bereiken van de in de desbetreffende basishandeling vastgelegde beleidsdoelstellingen een gemeenschappelijk belang hebben, door bijvoorbeeld mede-investering of risicodeling op te leggen of met financiële stimulansen, terwijl een belangenconflict met andere activiteiten van de entiteiten of tegenpartijen wordt voorkomen;

f)garanderen dat de vergoeding van de Unie is afgestemd op het delen van het risico tussen de financiële deelnemers en de beleidsdoelstellingen van het financieringsinstrument of de begrotingsgarantie;

g)bepalen dat alle vergoedingen van de uitvoerende entiteiten of de bij de uitvoering betrokken tegenpartijen op prestaties gebaseerd zijn. De prestatievergoedingen omvatten administratieve vergoedingen om de entiteit of de tegenpartij te vergoeden voor het verrichte werk in de uitvoering van het financieringsinstrument of de begrotingsgarantie en, zo nodig, beleidsgerelateerde stimulansen om het bereiken van de beleidsdoelstellingen te bevorderen of de financiële prestatie van het financieringsinstrument of de begrotingsgarantie te stimuleren. Uitzonderlijke uitgaven kunnen worden vergoed;

h)zijn gebaseerd op evaluaties vooraf, afzonderlijk of als onderdeel van een programma, overeenkomstig artikel 32. De evaluatie vooraf bevat toelichtingen met betrekking tot de keuze van het soort financiële verrichting, rekening houdend met de nagestreefde beleidsdoelstellingen en de daarmee gepaarde gaande financiële risico's en besparingen voor de begroting van de Unie.

2.Tenzij anders bepaald in een basishandeling, voldoen interne bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 20, lid 3, onder i), aan de volgende beginselen:

a)ze worden gebruikt voor hetzelfde financieringsinstrument of dezelfde begrotingsgarantie gedurende de volledige periode van de uitvoering van de verrichting, onverminderd artikel 208, lid 5;

b)na afloop van de periode van uitvoering van een financieringsinstrument of een begrotingsgarantie worden alle uitstaande bedragen die uit de begroting van de Unie komen, in de begroting teruggestort;

c)onverminderd punt b) kan met het uitstaande bedrag van bestemmingsontvangsten die op grond van een in te trekken of te beëindigen basishandeling zijn toegestaan, rekening worden gehouden wanneer het bedrag van middelen voor een ander financieringsinstrument in de basishandeling daarvan wordt vastgesteld;

d)ze worden in aanmerking genomen wanneer de toewijzing van kredieten aan een financieringsinstrument of een begrotingsgarantie in de jaarlijkse begroting wordt bepaald.

Ontvangsten bestemd voor een financieringsinstrument of een begrotingsgarantie kunnen door middel van een basishandeling naar een ander financieringsinstrument of een andere begrotingsgarantie worden overgeschreven.

3.De voor een financieringsinstrument, een begrotingsgarantie of financiële bijstand bevoegde ordonnateur stelt een financiële staat op voor de periode van 1 januari tot en met 31 december, overeenkomstig artikel 232 en in overeenstemming met de in titel XIII bedoelde boekhoudregels en de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS - International Public Sector Accounting Standards).

Met betrekking tot financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties die indirect worden uitgevoerd, zorgt de bevoegde ordonnateur ervoor dat de in artikel 61, lid 1, onder c), ii), iii), v) en vi), bedoelde entiteiten uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar niet-gecontroleerde financiële staten verstrekken voor de periode van 1 januari tot en met 31 december, voorbereid overeenkomstig de in artikel 79 bedoelde boekhoudregels en de IPSAS, en uiterlijk op 15 mei van het volgende jaar gecontroleerde financiële staten, alsmede alle informatie die nodig is om financiële staten op te stellen overeenkomstig artikel 80, lid 2.

Artikel 203
Financiële verplichting van de Unie

1.De financiële verplichting van de Unie mag op geen enkel ogenblik hoger zijn dan:

a)voor financieringsinstrumenten: het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan;

b)voor begrotingsgaranties: het bedrag van de begrotingsgarantie dat in de basishandeling is toegestaan;

c)voor financiële bijstand: het maximumbedrag aan leningen en desbetreffende rente dat de Commissie mag opnemen ter financiering van de lening die in de basishandeling is toegestaan.

2.Begrotingsgaranties en financiële bijstand kunnen een voorwaardelijke verplichting voor de Unie genereren die hoger is dan de verstrekte financiële activa om de financiële verplichting van de Unie te dekken.

3.De in artikel 39, lid 5, onder j), bedoelde jaarlijkse beoordeling van de houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen ten laste van de begroting van de Unie als gevolg van begrotingsgaranties of financiële bijstand wordt verricht binnen de grenzen die zijn vastgesteld in de in artikel 312, lid 2, VWEU bedoelde verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader en het plafond van de jaarlijkse betalingskredieten in de zin van artikel 3, lid 1, van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.

Artikel 204
Voorziening van financiële verplichtingen

1.Voor begrotingsgaranties en financiële bijstand aan derde landen wordt in een basishandeling een voorzieningspercentage vastgesteld als een percentage van het bedrag van de toegestane financiële verplichting.

De basishandeling voorziet in de herziening van het voorzieningspercentage ten minste om de drie jaar.

2.De vaststelling van een voorzieningspercentage is gebaseerd op een kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling door de Commissie van de financiële risico's als gevolg van een begrotingsgarantie of een financiële bijstand aan een derde land volgens het voorzichtigheidsbeginsel, waarbij activa en winsten niet worden overschat en verplichtingen en verliezen niet worden onderschat.

3.Voor financieringsinstrumenten wordt een voorziening aangelegd om zo nodig te reageren op toekomstige betalingen in verband met een vastlegging in de begroting van dat financieringsinstrument.

4.De volgende middelen dragen bij tot de voorziening:

a)bijdragen uit de algemene begroting van de Unie;

b)rendementen op belegde middelen;

c)nabetalingen door in gebreke gebleven debiteurs volgens de terugvorderingsprocedure die in de garantie of de leningsovereenkomst is vastgelegd;

d)inkomsten en andere betalingen die door de Unie zijn ontvangen overeenkomstig de garantie of de leningsovereenkomst;

e)in voorkomend geval, geldelijke bijdragen door de lidstaten en derden overeenkomstig artikel 201, lid 2.

5.Voorzieningen worden gebruikt voor de betaling van:

a)een beroep op de begrotingsgarantie;

b)betalingsverplichtingen met betrekking tot een vastlegging in de begroting voor een financieringsinstrument;

c)financiële verplichtingen als gevolg van het lenen van middelen overeenkomstig artikel 213, lid 1;

d)in voorkomend geval, andere uitgaven in verband met de uitvoering van financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand aan derde landen.

6.De in lid 3, onder a), bedoelde totale bijdragen bedragen niet meer dan het in artikel 211, lid 1, onder a), aangegeven bedrag.

7.Indien de voorzieningen voor een begrotingsgarantie hoger zijn dan het in lid 1 bedoelde bedrag van de voorziening, worden de in lid 3, onder b), c) en d), bedoelde middelen in verband met die garantie, binnen de grenzen van de in aanmerking komende periode waarin de basishandeling voorziet en onverminderd artikel 206, lid 3, gebruikt om de begrotingsgarantie tot haar initiële bedrag te herstellen.

8.De Commissie stelt onmiddellijk het Europees Parlement en de Raad in kennis en kan toereikende aanvullingsmaatregelen of een verhoging van het voorzieningspercentage voorstellen indien:

a)het niveau van de voorzieningen voor een begrotingsgarantie als gevolg van een beroep op die begrotingsgarantie onder 30 % van het in lid 1 bedoelde voorzieningspercentage valt, of volgens een risicobeoordeling van de Commissie binnen een jaar onder dat percentage kan vallen;

b)een land dat financiële bijstand van de Unie geniet, niet betaalt op een vervaldag.

Artikel 205
Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

1.De aangelegde voorzieningen om de financiële verplichtingen ten gevolge van financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties of financiële bijstand te dekken, worden aangehouden in een gemeenschappelijk voorzieningsfonds dat direct door de Commissie wordt uitgevoerd.

2.De totale winsten of verliezen uit de belegging van de middelen worden evenredig toegewezen aan de respectieve financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties of financiële bijstand.

De Commissie houdt een minimumbedrag aan middelen van het fonds in geldmiddelen of kasequivalenten aan overeenkomstig prudentiële regels en de betalingsprognoses die door de ordonnateurs van de financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties of financiële bijstand worden verstrekt.

De Commissie kan retrocessieovereenkomsten sluiten, met de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds als zekerheid, om betalingen uit het fonds te doen, indien redelijkerwijs mag worden verwacht dat die procedure gunstiger is voor de begroting van de Unie dan de verkoop van activa binnen de termijn van het betalingsverzoek. De duur of de doorrolperiode van retrocessieovereenkomsten met betrekking tot een betaling is beperkt tot het strikte minimum om een verlies voor de begroting zo klein mogelijk te houden.

3.Overeenkomstig artikel 76, eerste alinea, onder d), en artikel 83, leden 1 en 2, stelt de rekenplichtige procedures in die moeten worden toegepast voor de ontvangsten- en uitgavenverrichtingen en de activa en verplichtingen met betrekking tot het gemeenschappelijk voorzieningsfonds.

Artikel 206
Effectief voorzieningspercentage

1.De voorziening van begrotingsgaranties en financiële bijstand aan derde landen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is gebaseerd op een effectief voorzieningspercentage. Dit percentage biedt een beschermingsniveau tegen de financiële verplichtingen van de Unie dat gelijkwaardig is aan het niveau dat door de respectieve voorzieningspercentages zou worden geboden als de middelen afzonderlijk werden aangehouden en beheerd.

Voor de toepassing van de leden 2 en 3 worden de respectieve voorzieningspercentages evenredig aangepast volgens het effectieve voorzieningspercentage.

2.Het effectieve voorzieningspercentage wordt jaarlijks berekend door de Commissie, die daarbij rekening houdt, in voorkomend geval, met de initiële fase van vorming van een voorziening overeenkomstig artikel 204, lid 1. Het is de referentie voor de berekening van de bijdragen uit de algemene begroting van de Unie overeenkomstig artikel 204, lid 4, onder a).

3.Na de berekening van het jaarlijkse effectieve voorzieningspercentage overeenkomstig artikel 39, lid 5, onder h), worden de volgende overschrijvingen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure gedaan:

a)alle overschotten van voorzieningen voor een begrotingsgarantie of een financiële bijstand aan een derde land worden overgeschreven naar andere begrotingsgaranties of financiële bijstand aan derde landen met onvoldoende voorzieningen;

b)alle overschotten in het algemene saldo van het fonds worden overgeschreven naar de algemene begroting van de Unie;

c)alle aanvullingen van het fonds vinden plaats in jaarlijkse tranches tijdens een maximumperiode van drie jaar, onverminderd artikel 204, lid 7.

4.De Commissie stelt na raadpleging van de rekenplichtige de richtsnoeren vast voor de vaststelling van het effectieve voorzieningspercentage en het beheer van activa overeenkomstig passende prudentiële regels, waarbij derivatenverrichtingen voor speculatieve doeleinden worden uitgesloten.

Om de drie jaar wordt een onafhankelijke evaluatie van de toereikendheid van de richtsnoeren verricht.

Artikel 207
Jaarlijkse verslaglegging

De Commissie brengt jaarlijks overeenkomstig artikel 242 verslag uit over de financieringsinstrumenten, de begrotingsgaranties, de financiële bijstand, de voorwaardelijke verplichtingen en het gemeenschappelijk voorzieningsfonds.

HOOFDSTUK 2
Specifieke bepalingen

Afdeling 1
Financieringsinstrumenten

Artikel 208
Regels en uitvoering

1.Onverminderd artikel 201, lid 1, mogen financieringsinstrumenten, in naar behoren gemotiveerde gevallen, worden vastgesteld zonder toestemming daarvoor door middel van een basishandeling, op voorwaarde dat dergelijke instrumenten worden opgenomen in de begroting overeenkomstig artikel 50, lid 1, onder e).

2.Indien financieringsinstrumenten binnen één overeenkomst worden gecombineerd met complementaire steun uit de begroting van de Unie, met inbegrip van subsidies, is deze titel van toepassing op de volledige maatregel. De verslaglegging vindt plaats overeenkomstig artikel 242.

Indien een financieringsinstrument is ingesteld met het oog op de uitvoering van artikel 39 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 met een bijdrage uit een begrotingsgarantie van de Unie, is deze titel van toepassing met uitzondering van artikel 201, lid 1. Het wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c).

3.De Commissie garandeert een geharmoniseerd beheer van financieringsinstrumenten, met name op het gebied van boekhouding, verslaglegging, toezicht en financieel risicobeheer.

4.Wanneer de Unie aan een financieringsinstrument deelneemt als minderheidsaandeelhouder, garandeert de Commissie dat deze titel wordt nageleefd volgens het evenredigheidsbeginsel, op basis van de omvang en de waarde van de deelname van de Unie in het instrument. Onverminderd het voorgaande garandeert de Commissie naleving van artikel 124.

5.Wanneer het Europees Parlement of de Raad van mening is dat een financieringsinstrument zijn doelstellingen niet doeltreffend heeft verwezenlijkt, kunnen zij de Commissie vragen een voorstel voor een herziene basishandeling in te dienen om het instrument te liquideren. In geval van liquidatie van het financieringsinstrument worden alle nieuwe bedragen die aan dat instrument overeenkomstig artikel 202, lid 2, worden terugbetaald, als algemene ontvangsten beschouwd en aan de begroting betaald.

6.Het doel van de financieringsinstrumenten of een groepering van financieringsinstrumenten op het niveau van een faciliteit en, in voorkomend geval, de specifieke rechtsvorm en de plaats van registratie ervan worden gepubliceerd op de website van de Commissie.

7.Entiteiten die financieringsinstrumenten uitvoeren mogen namens de Unie trustrekeningen in de zin van artikel 82, lid 3, openen. Zij zenden de desbetreffende rekeningstaten toe aan de bevoegde dienst van de Commissie. Betalingen aan trustrekeningen worden door de Commissie gedaan op basis van betalingsverzoeken die vergezeld gaan van een betalingsraming, rekening houdend met het beschikbare saldo op de trustrekeningen en de noodzaak om buitensporige saldi op dergelijke rekeningen te voorkomen.

Artikel 209
Financieringsinstrumenten die direct door de Commissie worden uitgevoerd

1.Financieringsinstrumenten kunnen direct worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder a), door middel van:

a)een specifiek investeringsinstrument waarin de Commissie samen met andere publiek- of privaatrechtelijke investeerders participeert om het hefboomeffect van de bijdrage van de Unie te versterken;

b)leningen, garanties, beleggingen in aandelen en andere risicodelende instrumenten die geen investeringen in specifieke investeringsinstrumenten zijn, die rechtstreeks aan de eindontvangers of via financiële intermediairs worden verstrekt.

2.Specifieke investeringsinstrumenten in de zin van punt a) worden opgericht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat. Op het gebied van het extern optreden kunnen ze ook worden opgericht overeenkomstig de wetgeving van een ander land dan een lidstaat. De beheerders van dergelijke instrumenten worden wettelijk of contractueel verplicht met de nodige professionele zorgvuldigheid en te goeder trouw te handelen.

3.De beheerders van de in lid 2 bedoelde specifieke investeringsinstrumenten en de financiële intermediairs of de eindontvangers van de financieringsinstrumenten worden geselecteerd op basis van de aard van het uit te voeren financieringsinstrument, de ervaring en de operationele capaciteit en de financiële draagkracht van de betrokken entiteiten en de economische levensvatbaarheid van de projecten van de eindontvangers. De selectie geschiedt op een transparante, objectieve manier en zonder dat een belangenconflict kan rijzen.

Artikel 210
Behandeling van bijdragen in gedeelde uitvoering

1.Er wordt een afzonderlijke boekhouding gevoerd voor de bijdragen aan financieringsinstrumenten die overeenkomstig deze afdeling zijn ingesteld, uit fondsen in gedeelde uitvoering.

2.De bijdragen uit fondsen die in gedeelde uitvoering worden uitgevoerd, worden op afzonderlijke rekeningen geplaatst en in overeenstemming met de doelstellingen van de respectieve fondsen gebruikt ten behoeve van acties en eindontvangers die passen in het programma of de programma’s waarvan de bijdragen afkomstig zijn.

3.Met betrekking tot bijdragen uit fondsen in gedeelde uitvoering aan financieringsinstrumenten die overeenkomstig deze afdeling zijn ingesteld, zijn de sectorspecifieke regels van toepassing. Onverminderd het voorgaande kunnen de managementautoriteiten zich baseren op een bestaande evaluatie vooraf, verricht overeenkomstig artikel 202, lid 1, onder h), alvorens zij aan een bestaand financieringsinstrument bijdragen.

Afdeling 2
Begrotingsgaranties

Artikel 211
Regels voor begrotingsgaranties

1.In de basishandeling wordt het volgende vastgesteld:

a)het bedrag van de begrotingsgarantie dat op geen enkel ogenblik mag worden overschreden, onverminderd artikel 201, lid 2;

b)de soorten verrichtingen die door de begrotingsgarantie worden gedekt.

2.De bijdragen van lidstaten aan begrotingsgaranties overeenkomstig artikel 201, lid 2, kunnen worden verstrekt in de vorm van garanties of geldmiddelen.

Een bedrag dat het in lid 1, onder a), vermelde bedrag overschrijdt, wordt verleend namens de Unie. Betalingen voor een beroep op garanties worden, zo nodig, pari passu gedaan door de bijdragende lidstaten of derden. De Commissie ondertekent een overeenkomst met de bijdragers waarin met name bepalingen betreffende de betalingsvoorwaarden zijn opgenomen.

Artikel 212
Uitvoering van begrotingsgaranties

1.Begrotingsgaranties zijn onherroepelijk, onvoorwaardelijk en op verzoek voor de soorten gedekte verrichtingen.

2.Begrotingsgaranties worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), of, in uitzonderlijke gevallen, overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder a).

3.Een begrotingsgarantie mag slechts financierings- en investeringsverrichtingen dekken die voldoen aan de in artikel 202, lid 1, onder a) tot en met d), vastgestelde voorwaarden.

4.De tegenpartijen dragen uit eigen middelen bij aan de verrichtingen die door de begrotingsgarantie worden gedekt.

5.De Commissie sluit een garantieovereenkomst met de tegenpartij. De toekenning van de begrotingsgarantie is afhankelijk van de inwerkingtreding van de garantieovereenkomst.

6.De tegenpartijen verstrekken de Commissie jaarlijks:

a)de risicobeoordelingen en -ratings betreffende de verrichtingen die door de begrotingsgarantie worden gedekt, alsook de verwachte wanbetalingen;

b)de uitstaande financiële verplichting voor de Unie als gevolg van de begrotingsgarantie, uitgesplitst per afzonderlijke verrichting, gemeten volgens de in artikel 79 bedoelde boekhoudregels van de Unie of volgens de IPSAS;

c)de totale winsten of verliezen die voortvloeien uit de verrichtingen die door de begrotingsgarantie worden gedekt.

Afdeling 3
Financiële bijstand

Artikel 213
Regels en uitvoering

1.Financiële bijstand door de Unie aan lidstaten of derde landen neemt de vorm aan van een lening of een kredietlijn of alle andere instrumenten die passend worden geacht om de doeltreffendheid van de steun te garanderen. Daartoe wordt de Commissie in de desbetreffende basishandeling gemachtigd om op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen de nodige middelen namens de Unie te lenen.

2.Bij het opnemen en verstrekken van leningen wordt de Unie niet bij looptijdtransformaties betrokken en wordt zij evenmin blootgesteld aan renterisico's of aan andere commerciële risico's.

3.De financiële bijstand wordt in euro verleend, tenzij in naar behoren gemotiveerde gevallen.

4.De financiële bijstand wordt direct door de Commissie uitgevoerd.

5.De Commissie sluit een overeenkomst met het begunstigde land waarin de volgende bepalingen worden opgenomen:

a)het begunstigde land gaat regelmatig na of de verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van de financiële bijstand van de Unie verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

b)de bescherming van de financiële belangen van de Unie wordt gegarandeerd;

c)de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Rekenkamer wordt uitdrukkelijk toegestaan hun rechten uit hoofde van artikel 124 uit te oefenen;

d)de Unie heeft recht op vervroegde terugbetaling van de lening indien is vastgesteld dat het begunstigde land met betrekking tot het beheer van de financiële bijstand van de Unie fraude, corruptie of een andere onrechtmatige activiteit heeft gepleegd die nadelig is voor de financiële belangen van de Unie;

e)alle kosten die de Unie met betrekking tot een financiële bijstand heeft gemaakt, worden door het begunstigde land gedragen.

6.Indien mogelijk geeft de Commissie de leningen vrij in tranches, afhankelijk van het vervullen van de voorwaarden die met de financiële bijstand gepaard gaan. Wanneer die voorwaarden niet vervuld zijn, schorst de Commissie tijdelijk de uitbetaling van de financiële bijstand of annuleert zij die.

7.Gegenereerde maar nog niet uitbetaalde middelen mogen niet voor een ander doel worden gebruikt dan het verstrekken van financiële bijstand aan het betrokken begunstigde land. Overeenkomstig artikel 83, leden 1 en 2, voert de rekenplichtige procedures in voor de bewaring van de middelen.

TITEL XI
BIJDRAGEN AAN EUROPESE POLITIEKE PARTIJEN

Artikel 214
Algemene bepalingen

1.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder Europese politieke partijen de entiteiten die als zodanig zijn geregistreerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad 50 .

2.Rechtstreekse financiële bijdragen uit de begroting kunnen aan Europese politieke partijen worden toegekend met het oog op hun bijdrage tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

Artikel 215
Beginselen

1.Bijdragen worden enkel gebruikt voor het vergoeden van het in artikel 17, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bepaalde percentage van de werkingskosten van Europese politieke partijen die rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van deze partijen, zoals nader bepaald in artikel 17, lid 5, en artikel 21 van die verordening.

2.Bijdragen mogen worden gebruikt voor het vergoeden van uitgaven met betrekking tot door Europese politieke partijen gesloten contracten op voorwaarde dat er geen belangenconflicten waren, toen de contracten werden gegund.

3.Bijdragen worden niet gebruikt om rechtstreeks of onrechtstreeks een persoonlijk voordeel, in geld of in natura, toe te kennen aan een individueel lid of personeelslid van een Europese politieke partij. Bijdragen worden niet gebruikt voor het rechtstreeks of onrechtstreeks financieren van activiteiten van derden, in het bijzonder nationale politieke partijen of politieke stichtingen op Europees of nationaal niveau, ongeacht of dit nu in de vorm van subsidies, donaties, leningen of andere soortgelijke regelingen gebeurt. Bijdragen worden niet gebruikt voor een van de doeleinden die in artikel 22 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 zijn uitgesloten.

4.Met betrekking tot bijdragen gelden het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling, in overeenstemming met de in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 vastgestelde criteria.

5.Bijdragen worden jaarlijks door het Europees Parlement toegekend en overeenkomstig artikel 36, lid 2, van deze verordening en overeenkomstig artikel 32, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bekendgemaakt.

6.Europese politieke partijen die een bijdrage ontvangen, ontvangen geen andere financiering uit de begroting, rechtstreeks noch onrechtstreeks. In het bijzonder zijn donaties uit de begrotingen van fracties in het Europees Parlement verboden. Dezelfde kosten mogen in geen geval tweemaal uit de begroting worden gefinancierd.

7.Wanneer een Europese politieke stichting in de zin van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 aan het einde van een begrotingsjaar waarvoor zij een exploitatiesubsidie heeft ontvangen meer inkomsten dan uitgaven telt, mag zij een gedeelte van het overschot dat overeenkomt met maximaal 25 % van de totale inkomsten voor dat jaar overdragen naar het volgende begrotingsjaar, op voorwaarde dat het overschot vóór het einde van het eerste kwartaal van dat volgende jaar wordt gebruikt.

Artikel 216
Begrotingsaspecten

Bijdragen worden betaald uit de afdeling van het Europees Parlement in de begroting. De kredieten die worden gereserveerd voor onafhankelijke externe auditinstanties of -deskundigen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 komen rechtstreeks ten laste van de begroting van het Europees Parlement.

Artikel 217
Oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen

1.Bijdragen worden toegekend op basis van een oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen, die jaarlijks, ten minste op de website van het Europees Parlement, wordt gepubliceerd.

2.Aan een Europese politieke partij kan slechts één bijdrage per jaar worden toegekend.

3.Een Europese politieke partij komt enkel in aanmerking voor een bijdrage als deze een verzoek om financiering indient overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen die in de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen zijn vastgesteld.

4.De oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen bepaalt de voorwaarden waaronder de aanvrager een bijdrage kan ontvangen overeenkomstig de regels die in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 zijn vastgesteld, alsook uitsluitingscriteria.

5.In de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen wordt ten minste de aard bepaald van de uitgaven die door de bijdrage kunnen worden vergoed.

6.Voor de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen is een geraamde begroting vereist.

Artikel 218
Toekenningsprocedure

1.Verzoeken om bijdragen worden tijdig schriftelijk en eventueel in een beveiligd elektronisch formaat ingediend.

2.Aan aanvragers die ten tijde van de toekenningsprocedure in een van de in artikel 132, lid 1, en artikel 137 bedoelde situaties verkeren of in de in artikel 138 bedoelde databank van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting zijn opgenomen, worden geen bijdragen toegekend.

3.Aanvragers moeten bewijzen dat zij in geen van de in lid 2 bedoelde situaties verkeren.

4.De bevoegde ordonnateur kan worden bijgestaan door een comité om de aanvragen voor bijdragen te evalueren. De bevoegde ordonnateur stelt de regels vast met betrekking tot de samenstelling, benoeming en werking van een dergelijk comité, alsook de regels ter voorkoming van belangenconflicten.

5.Aanvragen die voldoen aan de toelatings- en de uitsluitingscriteria worden geselecteerd op basis van de toekenningscriteria die in artikel 19 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1141/2014 zijn vastgesteld.

6.In het besluit van de bevoegde ordonnateur met betrekking tot de verzoeken wordt ten minste het volgende vermeld:

a)het voorwerp en het totale bedrag van de bijdragen;

b)de naam van de geselecteerde aanvragers en de bedragen die voor elk van hen zijn aanvaard;

c)de namen van de afgewezen aanvragers en de redenen voor deze afwijzing.

7.De bevoegde ordonnateur brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven. Indien het verzoek om financiering wordt afgewezen of de gevraagde bedragen niet worden toegekend, deels of volledig, deelt de bevoegde ordonnateur de redenen mee voor de afwijzing van het verzoek of het niet toekennen van de gevraagde bedragen, met name onder verwijzing naar de in lid 1 en artikel 217, lid 4, bedoelde toelatings- en toekenningscriteria. Indien het verzoek wordt afgewezen, stelt de bevoegde ordonnateur de aanvrager in kennis van de beschikbare administratieve en/of gerechtelijke beroepsmogelijkheden overeenkomstig artikel 129, lid 2.

8.Bijdragen worden geregeld bij schriftelijke overeenkomst.

Artikel 219
Vorm van bijdragen

1.Bijdragen kunnen de volgende vorm hebben:

a)vergoeding van een percentage van de werkelijk gedane uitgaven die voor vergoeding in aanmerking komen;

b)vergoeding op basis van eenheidskosten;

c)vaste bedragen;

d)forfaitaire financiering;

e)financiering die niet gekoppeld is aan de kosten van de desbetreffende transacties op basis van:

i) het vervullen van een aantal voorwaarden vooraf;

ii) het bereiken van resultaten gemeten aan de hand van de eerder vastgestelde mijlpalen of door middel van prestatie-indicatoren;

f) een combinatie van de onder a) tot en met e) genoemde vormen.

2.Enkel uitgaven die aan de criteria in de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen voldoen en niet vóór de datum van indiening van het verzoek zijn gedaan, kunnen worden vergoed.

3.De in artikel 218, lid 8, bedoelde overeenkomst omvat bepalingen waardoor het mogelijk wordt te controleren of de voorwaarden voor de toekenning van vaste bedragen, forfaitaire financiering, eenheidskosten of niet aan de kosten gekoppelde financiering zijn nageleefd.

4.De bijdragen worden volledig betaald door middel van één enkele voorfinanciering, tenzij de bevoegde ordonnateur hierover in naar behoren gemotiveerde gevallen anders beslist.

Artikel 220
Zekerheden

De bevoegde ordonnateur kan, wanneer hij zulks in individuele gevallen en na een risicoanalyse passend en evenredig acht, van de Europese politieke partij een voorafgaande zekerheidsstelling verlangen om de aan de betaling van de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken; dit kan enkel wanneer op basis van de risicoanalyse blijkt dat er een dreigend risico bestaat dat de Europese politieke partij zich in één van de in artikel 132, lid 1, onder a) en d), bedoelde situaties bevindt of wanneer een besluit van de krachtens artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 opgerichte Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen ("de Autoriteit") is meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 10, lid 4, van die verordening.

Artikel 148 is van overeenkomstige toepassing op zekerheden die kunnen worden verlangd in de gevallen waarin is voorzien in de eerste alinea van dit artikel voor voorfinanciering die aan Europese politieke partijen wordt betaald.

Artikel 221
Gebruik van bijdragen

1.Bijdragen worden gebruikt overeenkomstig artikel 215.

2.Elk gedeelte van de bijdrage dat niet is gebruikt binnen het begrotingsjaar waarop deze bijdrage betrekking heeft (jaar n), wordt gebruikt voor uiterlijk op 31 december van het jaar n + 1 gedane uitgaven die voor vergoeding in aanmerking komen. Het resterende gedeelte van de bijdrage, dat niet binnen die termijn is gebruikt, wordt overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 6, teruggevorderd.

3.Europese politieke partijen nemen het in artikel 17, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 vastgestelde maximale medefinancieringspercentage in acht. De resterende bedragen van de bijdragen uit het voorgaande jaar worden niet gebruikt voor het gedeelte dat de Europese politieke partijen met hun eigen middelen moeten financieren. Bijdragen van derden aan gezamenlijke evenementen worden niet beschouwd deel uit te maken van de eigen middelen van een Europese politieke partij.

4.Europese politieke partijen gebruiken het gedeelte van de bijdrage dat niet is gebruikt binnen het begrotingsjaar waarop die bijdrage betrekking heeft, alvorens bijdragen te gebruiken die na dat jaar zijn toegekend.

5.Alle rente op de voorfinancieringsbetalingen wordt beschouwd als deel van de bijdrage.

Artikel 222
Verslag over het gebruik van de bijdragen

1.Overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 dient de Europese politieke partij haar jaarlijkse verslag over het gebruik van de bijdrage en haar jaarrekeningen ter goedkeuring in bij de bevoegde ordonnateur.

2.Op basis van het jaarlijkse verslag en de in lid 1 van dit artikel bedoelde jaarrekeningen stelt de bevoegde ordonnateur zijn in artikel 73, lid 9, bedoeld jaarlijks activiteitenverslag op. Voor het opstellen van dat verslag mag hij andere bewijsstukken gebruiken.

Artikel 223
Bedrag van de bijdrage

1.Het bedrag van de bijdrage wordt pas definitief vastgesteld nadat het jaarlijkse verslag en de jaarrekeningen bedoeld in artikel 222, lid 1, door de bevoegde ordonnateur zijn goedgekeurd. De goedkeuring van het jaarlijkse verslag en de jaarrekeningen laat latere controles door de Autoriteit onverlet.

2.Ongebruikte voorfinanciering wordt pas definitief vastgesteld nadat het door de Europese politieke partij is gebruikt voor het betalen van vergoedbare uitgaven die voldoen aan de in de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen gedefinieerde criteria.

3.Indien de Europese politieke partij haar verplichtingen met betrekking tot het gebruik van de bijdrage niet nakomt, wordt de bijdrage opgeschort, verlaagd of ingetrokken nadat de Europese politieke partij in de gelegenheid is gesteld haar opmerkingen te formuleren.

4.De bevoegde ordonnateur verifieert vóór een betaling of de Europese politieke partij nog steeds in het in artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bedoelde register is opgenomen en vanaf de datum van haar verzoek tot het einde van het begrotingsjaar waarop de bijdrage betrekking heeft aan geen van de in artikel 27 van die verordening genoemde sancties is onderworpen.

5.Indien de Europese politieke partij niet langer in het in artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bedoelde register is opgenomen of aan een in artikel 27 van die verordening genoemde sanctie is onderworpen, kan de bevoegde ordonnateur de bijdrage opschorten, verlagen of intrekken en het bedrag terugvorderen dat op grond van de in artikel 218, lid 8, bedoelde overeenkomst ten onrechte was uitbetaald; dit beslist hij in verhouding tot de ernst van de fouten, onregelmatigheden, fraude of andere schendingen van de verplichtingen met betrekking tot het gebruik van de bijdrage en nadat de Europese politieke partij in de gelegenheid is gesteld haar opmerkingen te formuleren.

Artikel 224
Controle en sancties

1.In elke in artikel 215, lid 8, bedoelde overeenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat het Europees Parlement bevoegd is controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren, alsook dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Rekenkamer hun respectieve in artikel 124 bedoelde bevoegdheden kunnen uitoefenen over alle Europese politieke partijen die financiering van de Unie hebben ontvangen, hun contractanten en subcontractanten.

2.De bevoegde ordonnateur kan overeenkomstig de artikelen 132 en 133 van deze verordening en artikel 27 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties opleggen.

3.De in lid 2 bedoelde sancties kunnen ook worden opgelegd aan Europese politieke partijen die ten tijde van de indiening van het verzoek om een bijdrage of na ontvangst van de bijdrage valse verklaringen hebben afgelegd bij het verstrekken van de door de bevoegde ordonnateur gevraagde informatie of die nalaten die informatie te verstrekken.

Artikel 225
Bijhouden van de administratie

1.Europese politieke partijen houden alle dossiers en bewijsstukken met betrekking tot de bijdrage bij gedurende vijf jaar na de laatste betaling in verband met de bijdrage.

2.Dossiers met betrekking tot audits, beroepen, geschillen en regelingen van claims die voortvloeien uit het gebruik van de bijdrage, of met betrekking tot onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding indien die aan de ontvanger zijn meegedeeld, worden bijgehouden totdat die audits, beroepen, geschillen, regelingen van claims of onderzoeken zijn afgelopen.

Artikel 226
Selectie van externe auditinstanties of -deskundigen

De in artikel 23 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bedoelde onafhankelijke externe auditinstanties of -deskundigen worden geselecteerd door middel van een openbare aanbestedingsprocedure. De looptijd van hun contract bedraagt ten hoogste vijf jaar. Na twee opeenvolgende termijnen worden zij geacht tegenstrijdige belangen te hebben die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de uitvoering van de audit.



Titel XII
Overige instrumenten voor de uitvoering van de begroting

Artikel 227
Trustfondsen

1.Voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of thematische acties kan de Commissie, na het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis te hebben gesteld, trustfondsen oprichten in het kader van een met andere donoren gesloten overeenkomst. De doelstellingen van het trustfonds worden in elke oprichtingsakte vastgesteld. Het besluit van de Commissie tot oprichting van het trustfonds omvat een beschrijving van de doelstellingen van het trustfonds, de redenen voor de oprichting daarvan overeenkomstig lid 3, een indicatieve duur en de voorlopige overeenkomsten met andere donoren.

2.De Commissie legt de ontwerpbesluiten betreffende de oprichting, uitbreiding en vereffening van een trustfonds van de Unie voor aan het bevoegde comité dat wordt genoemd in de basishandeling op grond waarvan de bijdrage van de Unie aan het trustfonds van de Unie wordt verstrekt.

3.Trustfondsen van de Unie voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)er is toegevoegde waarde voor de interventie van de Unie: trustfondsen worden alleen opgericht en uitgevoerd op het niveau van de Unie indien de beoogde doelstellingen, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau kunnen worden bereikt;

b)de trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle van de Unie op de risico's en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren. Ze worden niet opgericht als ze louter een doublure vormen van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren.

4.Bij elk trustfonds van de Unie wordt een door de Commissie voorgezeten bestuursorgaan opgericht om de donoren en de niet-bijdragende lidstaten, als waarnemers, te vertegenwoordigen en te beslissen hoe de middelen worden gebruikt. De regels voor de samenstelling van de raad van bestuur en zijn reglement van orde worden vastgesteld in het besluit tot oprichting van het trustfonds dat door de Commissie wordt goedgekeurd en door de donoren wordt onderschreven. De regels omvatten het vereiste dat voor de uiteindelijke beslissing over het gebruik van de middelen van het fonds de goedkeurende stem van de Commissie vereist is.

5.Trustfondsen van de Unie worden opgericht voor een bepaalde duur die in de oprichtingsakte ervan wordt vermeld. Deze duur kan bij besluit van de Commissie op verzoek van het bestuursorgaan van het betrokken trustfonds worden verlengd.

Het Europees Parlement en/of de Raad kan/kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor dat trustfonds stop te zetten of de oprichtingsakte te herzien om het trustfonds zo nodig te liquideren. In dat geval worden de resterende middelen pro rata in de begroting als algemene inkomsten en aan de bijdragende lidstaten en andere donoren teruggestort.

Artikel 228
Uitvoering van trustfondsen

1.De trustfondsen van de Unie worden uitgevoerd met inachtneming van de beginselen van goed financieel beheer, transparantie, evenredigheid, non-discriminatie en gelijke behandeling, en met inachtneming van de in de oprichtingsakte vastgestelde specifieke doelstellingen.

2.Acties die in het kader van de trustfondsen van de Unie worden gefinancierd, kunnen direct door de Commissie worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder a), en in indirecte uitvoering met de entiteiten in de zin van artikel 61, lid 1, onder c), i), ii), iii), v) en vi).

3.De fondsen worden vastgelegd en betaald door de financiële actoren van de Commissie, als omschreven in titel VI, hoofdstuk 4. De rekenplichtige van een trustfonds van de Unie is de rekenplichtige van de Commissie. Hij is belast met het vaststellen van boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle trustfondsen van de Unie gemeenschappelijk hebben. De intern controleur van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Rekenkamer oefenen ten aanzien van het trustfonds dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van andere acties die door de Commissie worden uitgevoerd.

4.De bijdragen van de Unie en van de donoren worden niet in de begroting geïntegreerd en worden op een specifiek daartoe bestemde bankrekening geplaatst. De specifieke bankrekening van het trustfonds wordt geopend en afgesloten door de rekenplichtige. Alle verrichtingen die in de loop van het jaar op de in de derde alinea bedoelde bankrekening hebben plaatsgevonden, worden in de boekhouding van het trustfonds opgenomen.

De bijdragen van de Unie worden op deze rekening gestort op basis van betalingsverzoeken die vergezeld gaan van betalingsramingen, rekening houdend met het saldo op de rekening en de noodzaak van aanvullende betalingen. Betalingsramingen worden jaarlijks of zo nodig halfjaarlijks verstrekt.

De bijdragen van andere donoren worden in rekening gebracht wanneer ze worden geboekt op de specifieke bankrekening van het trustfonds, voor het bedrag in euro zoals het bij ontvangst op die bankrekening is omgerekend. Rente op de specifieke bankrekening van het trustfonds wordt in het trustfonds belegd, tenzij in de oprichtingsakte van het trustfonds anders is bepaald.

5.De Commissie mag tot maximaal 5 % van de in het trustfonds samengebrachte bedragen gebruiken bij wijze van vergoeding voor haar beheerskosten vanaf de jaren waarin de in lid 4 bedoelde bijdragen voor het eerst werden gebruikt. Deze beheersvergoedingen worden voor de duur van het trustfonds gelijkgesteld met bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 2, onder b).

De ordonnateur stelt tweemaal per jaar een financieel verslag op over de verrichtingen van elk trustfonds.

De trustfondsen worden jaarlijks aan een onafhankelijke externe audit onderworpen.

Artikel 229
Gebruik van begrotingssteun

1.Wanneer de relevante basishandelingen hierin voorzien, kan de Commissie begrotingssteun verlenen aan een derde land op voorwaarde dat:

a)het beheer van de overheidsfinanciën van het derde land voldoende transparant, betrouwbaar en doeltreffend is;

b)het derde land op sectoraal of nationaal niveau een beleid voert dat voldoende geloofwaardig en effectief is;

c)het derde land macro-economische beleidsmaatregelen heeft ingesteld die op stabiliteit zijn gericht;

d)het derde land heeft gezorgd voor voldoende en tijdige toegang tot allesomvattende en goede begrotingsinformatie.

2.De betaling van de bijdrage van de Unie hangt af van het vervullen van de in lid 1 bedoelde voorwaarden, met inbegrip van de verbetering van het beheer van de overheidsfinanciën. Daarnaast kunnen sommige betalingen ook afhankelijk worden gesteld van het bereiken van mijlpalen, wat wordt gemeten aan de hand van objectieve prestatie-indicatoren waaruit de resultaten en de vooruitgang van de hervorming in de desbetreffende sector blijken.

3.De overeenkomstige financieringsovereenkomsten die met het derde land worden gesloten, omvatten:

a)een verplichting voor het derde land om de Commissie tijdig betrouwbare informatie te verstrekken op basis waarvan zij kan nagaan of de in lid 2 bedoelde voorwaarden vervuld zijn;

b)passende bepalingen, die inhouden dat het derde land moet toezeggen om de relevante financiering voor acties onmiddellijk geheel of gedeeltelijk te zullen terugbetalen, indien wordt vastgesteld dat de betaling van de desbetreffende middelen van de Unie geschaad is door ernstige, aan dat land toe te schrijven onregelmatigheden.

Voor de verwerking van de terugbetaling als bedoeld in de eerste alinea kan artikel 99, lid 1, tweede alinea, worden toegepast.

4.De Commissie steunt in derde landen de ontwikkeling van parlementaire controle en auditbevoegdheden en streeft naar grotere transparantie en openbare toegankelijkheid van informatie.

Artikel 230
Bezoldigde externe deskundigen

1.Voor waarden onder de in artikel 169, lid 1, vastgestelde drempels kunnen bezoldigde externe deskundigen worden geselecteerd, om de instellingen bij te staan bij de evaluatie van subsidieaanvragen, projecten en offertes, en in specifieke gevallen adviezen en raad te verstrekken, volgens de in lid 3 vastgestelde procedure.

2.Deze deskundigen worden bezoldigd op basis van een vast, van tevoren meegedeeld bedrag en geselecteerd op basis van hun professionele geschiktheid. De selectie geschiedt aan de hand van criteria die beantwoorden aan de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling en afwezigheid van belangenconflicten.

3.Een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling wordt bekendgemaakt op de internetsite van de betrokken instelling.

De oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bevat een beschrijving van de taken, de duur daarvan en de vaste vergoedingsvoorwaarden.

Na de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling wordt een lijst van deskundigen opgesteld. De lijst is niet langer geldig dan vijf jaar vanaf de bekendmaking ervan of niet langer dan de looptijd van een meerjarenprogramma waarop de taken betrekking hebben.

4.Belangstellende natuurlijke personen kunnen zich op elk tijdstip van de geldigheidsduur van de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling aanmelden, behalve tijdens de laatste drie maanden.

5.De uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde deskundigen worden aangeworven volgens de procedures die door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld bij de goedkeuring van elk kaderprogramma voor onderzoek of volgens de overeenkomstige regels voor deelname. Voor de toepassing van titel V, hoofdstuk 2, afdeling 2, worden deze deskundigen behandeld als ontvangers in de zin van artikel 2.

Artikel 231
Niet-bezoldigde deskundigen

De instellingen kunnen reis- en verblijfkosten vergoeden van personen die door hen zijn uitgenodigd of uitgezonden, of hun zo nodig andere vergoedingen betalen.

Artikel 232
Lidgelden en andere betalingen van ledenbijdragen

De Unie mag bijdragen betalen aan organen waarvan zij lid is of waarbij zij waarnemer is.

Artikel 233
Overige instrumenten

Overige instrumenten kunnen worden gebruikt om het volgende te betalen:

a)uitgaven voor de personeelsleden van de instellingen, met inbegrip van de bijdragen voor verenigingen van huidige en vroegere leden van het Europees Parlement, en de bijdragen voor de Europese scholen;

b)de in artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bedoelde uitgaven betreffende visserijmarkten;

c)steun als macrofinanciële bijstand.

TITEL XIII
JAARREKENING EN ANDERE FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
 

HOOFDSTUK 1
Jaarrekening

Afdeling 1: Kader voor verslaglegging

Artikel 234
Structuur van de rekening

De jaarrekening wordt opgesteld voor elk begrotingsjaar, dat begint op 1 januari en sluit op 31 december. De jaarrekening bestaat uit:

a)de financiële staten, waarin financiële informatie wordt weergegeven overeenkomstig de in artikel 79 bedoelde boekhoudregels;

b)de begrotingsboekhouding, waarin de informatie wordt weergegeven die in de begrotingsboekhoudingen van de instellingen is vervat;

c)de geconsolideerde jaarrekening, waarin overeenkomstig de in artikel 79 bedoelde boekhoudregels en met name overeenkomstig het beginsel van het relatieve belang, de consolidatie wordt weergegeven van de financiële informatie die in de financiële staten en de begrotingsboekhoudingen van de in artikel 69 bedoelde organen en van andere organen die aan de consolidatiecriteria voldoen, is vervat.

Artikel 235
Financiële staten

1.De financiële staten zijn uitgedrukt in miljoen euro en bestaan overeenkomstig de in artikel 79 bedoelde boekhoudregels uit:

a)de balans, die alle activa en verplichtingen en de financiële situatie op 31 december van het afgelopen jaar weergeeft;

b)de staat van de financiële resultaten, die het economische resultaat voor het afgelopen jaar weergeeft;

c)het kasstroomoverzicht, dat de inningen en uitbetalingen van het begrotingsjaar en de afsluitende kaspositie weergeeft;

d)het mutatieoverzicht van de nettoactiva, dat een overzicht geeft van de gedurende het jaar opgetreden mutaties van de reserves en van de gecumuleerde resultaten.

2.De toelichtingen bij de financiële staten vullen de informatie die in de in lid 1 bedoelde staten is weergegeven aan en lichten deze toe, en verstrekken alle door de in artikel 79 bedoelde boekhoudregels voorgeschreven aanvullende informatie.

3.De rekenplichtige brengt tussen de afsluiting van het begrotingsjaar en de dag van overlegging van de rekeningen de correcties aan die, zonder tot een betaling of inning voor het begrotingsjaar te leiden, nodig zijn voor een getrouwe weergave van de rekeningen. Die correcties voldoen aan de in artikel 79 bedoelde boekhoudregels.

Afdeling 2
Begrotingsboekhouding

Artikel 236
Begrotingsboekhouding

De begrotingsboekhouding is uitgedrukt in miljoen euro. Zij bestaat uit:

a)verslagen die een samenvatting zijn van alle begrotingsverrichtingen van het begrotingsjaar aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde;

b)het begrotingsresultaat, dat wordt berekend op grond van de desbetreffende eigenmiddelenverordening die van kracht is;

c)verklarende opmerkingen, die de in het verslag opgenomen informatie aanvullen en toelichten.

Afdeling 3
Tijdschema voor de jaarrekening

Artikel 237
Voorlopige rekeningen

1.De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 234 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 maart van het jaar volgende op het begrotingsjaar hun voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.

2.De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 234 bedoelde organen zenden daarnaast uiterlijk op 1 maart van het jaar volgende op het begrotingsjaar de voor consolidatiedoeleinden vereiste informatie toe aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld.

3.De rekenplichtige van de Commissie consolideert die voorlopige rekeningen met de voorlopige rekeningen van de Commissie en zendt uiterlijk op 31 maart van het jaar volgende op het begrotingsjaar de voorlopige rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde voorlopige rekeningen van de Unie via elektronische weg toe aan de Rekenkamer.

Artikel 238
Goedkeuring van de definitieve rekeningen

1.De Rekenkamer maakt uiterlijk op 1 juni haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de andere instellingen dan de Commissie en van elk in artikel 234 bedoeld orgaan, en uiterlijk op 15 juni haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde voorlopige rekeningen van de Unie bekend.

2.De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 234 bedoelde organen zenden uiterlijk op 15 juni de voor consolidatiedoeleinden vereiste informatie toe aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld.

De andere instellingen dan de Commissie en elk van de in artikel 234 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 juli hun definitieve rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Parlement en de Raad.

3.De rekenplichtige van elk van de instellingen en elk van de in artikel 234 bedoelde organen zendt op dezelfde dag als die waarop hij de definitieve rekeningen toezendt, een begeleidende brief ("representation letter") betreffende die definitieve rekeningen toe aan de Rekenkamer, met kopie aan de rekenplichtige van de Commissie.

De definitieve rekeningen gaan vergezeld van een nota van de rekenplichtige waarin deze verklaart dat de definitieve rekeningen zijn opgesteld overeenkomstig deze titel en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven toepasselijke boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

4.De rekenplichtige van de Commissie stelt op grond van de informatie die de andere instellingen dan de Commissie en de in artikel 234 bedoelde organen overeenkomstig lid 2 van dit artikel hebben verstrekt, de definitieve geconsolideerde rekeningen op. De definitieve geconsolideerde rekeningen gaan vergezeld van een nota van de rekenplichtige van de Commissie waarin deze verklaart dat de definitieve geconsolideerde rekeningen zijn opgesteld overeenkomstig deze titel en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

5.De Commissie keurt de definitieve geconsolideerde rekeningen en haar eigen definitieve rekeningen goed en zendt deze uiterlijk op 31 juli via elektronische weg toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

De rekenplichtige van de Commissie zendt op dezelfde dag een begeleidende brief ("representation letter") betreffende die definitieve geconsolideerde rekeningen toe aan de Rekenkamer.

6.De definitieve geconsolideerde rekeningen worden vóór 15 november in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt overeenkomstig artikel 287 VWEU en artikel 106 bis van het Euratom-Verdrag.

HOOFDSTUK 2
Geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen

Artikel 239
Geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen

1.De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 31 juli van het jaar volgende op het begrotingsjaar een geïntegreerde reeks financiële en verantwoordingsverslagen over, bestaande uit:

a)de geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 238;

b)het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag, bestaande uit:

i)een samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen voor het afgelopen jaar samen met de jaarlijkse activiteitenverslagen van elke gedelegeerd ordonnateur als bedoeld in artikel 73, lid 9;

ii)een evaluatie van de financiën van de Unie op basis van de bereikte resultaten, als bedoeld in artikel 318 VWEU;

c)het verslag over de preventieve en corrigerende maatregelen met betrekking tot de EU-begroting, dat de financiële impact weergeeft van de maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen tegen uitgaven die in strijd zijn met de wetgeving;

d)het in artikel 325 VWEU bedoelde verslag over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie (bestrijding van fraude), dat in samenwerking met de lidstaten wordt opgesteld, over de maatregelen die zijn genomen ter bestrijding van fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad;

e)het in artikel 116, lid 7, bedoelde verslag over de interne controles;

f)het in artikel 253, lid 3, bedoelde verslag over de follow-up die aan de kwijting is gegeven.

2.De in lid 1 bedoelde geïntegreerde reeks financiële en verantwoordingsverslagen wordt beschikbaar gesteld aan de Rekenkamer.

HOOFDSTUK 3
Begrotingsverslagen en andere financiële verslaglegging
 

Artikel 240
Maandelijkse verslaglegging over de uitvoering van de begroting

Naast de in de artikelen 235 en 236 bedoelde jaarlijkse staten en verslagen zendt de rekenplichtige van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad eenmaal per maand, zowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven betreffende alle beschikbare kredieten, kwantitatieve gegevens over de uitvoering van de begroting toe.

De kwantitatieve gegevens worden binnen tien werkdagen na het einde van elke maand beschikbaar gesteld via de website van de Commissie.

Artikel 241
Jaarlijks verslag over het begrotings- en financieel beheer

1.Elk van de in artikel 234 bedoelde instellingen en organen stelt een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar op.

Zij stellen het verslag uiterlijk op 31 maart van het jaar volgende op het begrotingsjaar beschikbaar aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

2.Het in lid 1 bedoelde verslag bevat beknopte informatie over de kredietoverschrijvingen tussen begrotingsonderdelen.

Artikel 242
Jaarlijks verslag over financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand

De Commissie brengt jaarlijks overeenkomstig artikel 39, leden 4 en 5, en artikel 50, lid 1, onder d), aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de financieringsinstrumenten, de begrotingsgaranties, de financiële bijstand, de voorwaardelijke verplichtingen en het gemeenschappelijk voorzieningsfonds. Die informatie wordt tegelijkertijd beschikbaar gesteld aan de Rekenkamer.

Artikel 243
Statusverslag over boekhoudkundige vraagstukken

De rekenplichtige van de Commissie zendt uiterlijk op 15 december van elk jaar aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toe met informatie over vastgestelde actuele risico's, waargenomen algemene trends, nieuwe boekhoudkundige vraagstukken, voortgang inzake boekhoudkwesties, met inbegrip van de door de Rekenkamer naar voren gebrachte punten, alsmede informatie over terugvorderingen.

Artikel 244
Verslaglegging over trustfondsen

De Commissie brengt jaarlijks overeenkomstig artikel 39, lid 5, aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de activiteiten die door trustfondsen van de Unie worden gesteund, over de uitvoering en de prestaties ervan, alsook over hun rekeningen.

De raad van bestuur keurt het door de ordonnateur opgestelde jaarverslag van het trustfonds goed. De raad van bestuur keurt ook de door de rekenplichtige opgestelde definitieve rekeningen goed. De door de rekenplichtige opgestelde definitieve rekeningen worden door de raad van bestuur aan het Europees Parlement en de Raad meegedeeld binnen de kwijtingsprocedure van de Commissie.

Artikel 245
Bekendmaking van informatie over ontvangers

De Commissie maakt informatie over ontvangers bekend overeenkomstig artikel 36.

TITEL XIV
EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

HOOFDSTUK 1
Externe controle

Artikel 246
Externe controle door de Rekenkamer

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie stellen de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle besluiten en regels die zij ter uitvoering van de artikelen 12, 15, 20, 27, 28, 30 en 41 hebben aangenomen.

Artikel 247
Regels en procedure voor de controle

1.De controle door de Rekenkamer van de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven en ontvangsten vindt plaats in het licht van de Verdragen, de begroting, deze verordening, de gedelegeerde handelingen die volgens deze verordening zijn vastgesteld, en alle ter uitvoering van de Verdragen genomen besluiten. Bij die controle wordt rekening gehouden met het meerjarige karakter van programma's en de bijbehorende toezichts- en controlesystemen.

2.Bij de vervulling van haar taak kan de Rekenkamer onder de in artikel 249 vastgestelde voorwaarden kennis nemen van alle documenten en informatie betreffende het financieel beheer van de diensten en organen met betrekking tot alle door de Unie gefinancierde of medegefinancierde maatregelen. Zij is bevoegd ieder personeelslid dat verantwoordelijkheid draagt voor uitgaven- of ontvangstenverrichtingen te horen en alle controlemogelijkheden te benutten die de bedoelde diensten en organen zijn toegekend. De controle in de lidstaten geschiedt in overleg met de nationale controle-instanties of, indien deze niet over de nodige bevoegdheden beschikken, in samenwerking met de bevoegde nationale diensten. De Rekenkamer en de nationale controle-instellingen van de lidstaten werken samen in onderling vertrouwen en met behoud van hun onafhankelijkheid.

Teneinde alle informatie te verzamelen die nodig is voor de vervulling van de taak die haar bij de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten is opgedragen, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de controleverrichtingen die in het kader van de uitvoering van de begroting door of voor rekening van een instelling worden uitgevoerd.


Op verzoek van de Rekenkamer geeft elke instelling de financiële instellingen die houder zijn van tegoeden van de Unie toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de externe gegevens overeenstemmen met de boekhoudkundige situatie.

3.Ter vervulling van haar taak deelt de Rekenkamer aan de instellingen en autoriteiten waarop deze verordening van toepassing is, de namen mee van de personeelsleden die bevoegd zijn bij hen controles te verrichten.

Artikel 248
Toetsen betreffende waardepapieren en kasmiddelen

De Rekenkamer ziet erop toe dat alle waardepapieren en middelen welke gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de stand van de kas en de portefeuille. Zij kan deze toets zelf verrichten.

Artikel 249
Recht van toegang van de Rekenkamer

1.De Commissie, de andere instellingen, de organen die ontvangsten of uitgaven namens de Unie beheren en de ontvangers verlenen de Rekenkamer alle faciliteiten en verstrekken haar alle informatie die zij bij de vervulling van haar taak nodig meent te hebben. Zij houden ter beschikking van de Rekenkamer alle documenten inzake plaatsing en uitvoering van overheidsopdrachten die uit de begroting worden gefinancierd, en alle geld- en goederenrekeningen, alle boekingsdocumenten en bewijsstukken, alsmede de daarop betrekking hebbende administratieve documenten, alle documentatie betreffende de ontvangsten en uitgaven van de Unie, alle inventarislijsten en alle organigrammen welke de Rekenkamer voor de controle, aan de hand van stukken of ter plaatse, van het verslag over het resultaat van de begrotingsuitvoering nodig meent te hebben en, voor hetzelfde doel, alle elektronisch opgestelde of bewaarde documenten en gegevens.

De interne controlediensten en andere eenheden van de betrokken nationale administraties verstrekken de Rekenkamer alle faciliteiten welke zij voor de vervulling van haar taak nodig meent te hebben.

2.De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden:

a)hun kas te openen, en hun gelden, waardepapieren en andere goederen te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer die zij onder zich hebben, alsook elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft;

b)inzage te geven in de correspondentie en elk ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in artikel 247 bedoelde controle.

Om mededeling van de in de eerste alinea, onder b), bedoelde informatie kan slechts door de Rekenkamer worden verzocht.

3.De Rekenkamer is bevoegd de documenten betreffende de uitgaven en ontvangsten van de Unie te verifiëren die berusten bij de diensten van de instellingen, met name bij de diensten die verantwoordelijk zijn voor de beslissingen omtrent deze uitgaven en ontvangsten, bij de organen die uitgaven en ontvangsten namens de Unie beheren en bij de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de begroting ten goede komen.

4.De controle van de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven en de controle van het goed financieel beheer strekken zich uit tot het gebruik van als bijdragen ontvangen middelen van de Unie door niet onder de instellingen ressorterende organen.

5.Financieringen van de Unie waarvan de ontvangers niet onder de instellingen ressorteren, worden slechts toegekend na schriftelijke instemming door deze ontvangers of, wanneer deze niet instemmen, de contractanten en subcontractanten, met de controle door de Rekenkamer van het gebruik van de toegekende middelen.

6.De Commissie verstrekt de Rekenkamer op verzoek alle informatie over de opgenomen en verstrekte leningen.

7.Het gebruik van geïntegreerde computersystemen heeft niet tot gevolg dat de toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken wordt beperkt.

Artikel 250
Jaarverslag van de Rekenkamer

1.De Rekenkamer doet uiterlijk op 15 juni aan de Commissie en de betrokken instellingen de opmerkingen toekomen die naar haar mening in het jaarverslag dienen te worden opgenomen. Die opmerkingen zijn vertrouwelijk en het voorwerp van een contradictoire procedure. Alle instellingen zenden hun antwoorden uiterlijk op 15 oktober toe aan de Rekenkamer. Tegelijkertijd zenden de andere instellingen hun antwoord aan de Commissie.

2.Het jaarverslag bevat een beoordeling van het financiële beheer.

3.Het jaarverslag omvat evenveel afdelingen als er instellingen zijn. De Rekenkamer kan elke door haar dienstig geachte samenvatting of opmerking van algemene aard toevoegen.

De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de instellingen op haar opmerkingen naast of na de opmerking waarop zij betrekking hebben, worden gepubliceerd.

4.De Rekenkamer zendt haar jaarverslag met de antwoorden van de instellingen uiterlijk op 15 november toe aan de autoriteiten die kwijting verlenen en aan de andere instellingen, en draagt zorg voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 251
Speciale verslagen van de Rekenkamer

1.De Rekenkamer deelt aan de betrokken instelling of het betrokken orgaan alle opmerkingen mee die naar haar mening in een speciaal verslag dienen te worden opgenomen. Die opmerkingen zijn vertrouwelijk en het voorwerp van een contradictoire procedure.

De betrokken instelling of het betrokken orgaan stelt de Rekenkamer in het algemeen binnen zes weken na toezending van deze opmerkingen in kennis van haar of zijn eventuele antwoorden op deze opmerkingen. Deze termijn wordt in naar behoren gemotiveerde gevallen geschorst, in het bijzonder ingeval het de betrokken instelling of het betrokken orgaan tijdens de contradictoire procedure nodig blijkt om ten behoeve van de afronding van haar of zijn antwoord inlichtingen in te winnen bij lidstaten.

In de antwoorden van de betrokken instelling of het betrokken orgaan wordt rechtstreeks en uitsluitend ingegaan op de opmerkingen van de Rekenkamer.

De Rekenkamer zorgt ervoor dat speciale verslagen opgesteld en vastgesteld worden binnen een passende termijn die, in het algemeen, niet langer duurt dan dertien maanden.

De speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de betrokken instellingen of organen onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en van de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

De Rekenkamer neemt alle nodige maatregelen opdat de antwoorden van de betrokken instellingen en organen op haar opmerkingen naast of na de opmerking waarop ze betrekking hebben, worden gepubliceerd en publiceert het tijdschema voor het opstellen van het speciaal verslag.

2.De in artikel 287, lid 4, tweede alinea, VWEU bedoelde adviezen kunnen door de Rekenkamer in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, voor zover zij geen betrekking hebben op voorstellen of ontwerpen in het kader van de wetgevingsprocedure. De Rekenkamer besluit tot publicatie na raadpleging van de instelling die het advies heeft gevraagd of waarop het advies betrekking heeft. De bekendgemaakte adviezen gaan vergezeld van de eventuele opmerkingen van de betrokken instellingen.

HOOFDSTUK 2
Kwijting

Artikel 252
Tijdschema voor de kwijtingsprocedure

1.Vóór 15 mei van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

2.Indien de in lid 1 bedoelde datum niet in acht kan worden genomen, deelt het Europees Parlement of de Raad de Commissie de redenen mee waarom het besluit moest worden uitgesteld.

3.Ingeval het Europees Parlement het besluit waarbij kwijting wordt verleend uitstelt, tracht de Commissie zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de factoren die dat besluit in de weg staan, op te heffen.

Artikel 253
Kwijtingsprocedure

1.Het kwijtingsbesluit betreft de rekeningen van alle uitgaven en ontvangsten van de Unie, alsmede het saldo dat daaruit resulteert, en de in de financiële balans beschreven activa en passiva van de Unie.

2.Met het oog op het verlenen van kwijting onderzoekt het Europees Parlement na de Raad de rekeningen, de financiële balans en het in artikel 318 VWEU genoemde evaluatieverslag. Het Europees Parlement onderzoekt tevens het jaarverslag van de Rekenkamer met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen en alle speciale verslagen van de Rekenkamer met betrekking tot het betrokken begrotingsjaar, alsmede haar verklaring waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

3.De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 319 VWEU.

Artikel 254
Follow-upmaatregelen

1.Overeenkomstig artikel 319 VWEU en artikel 106 bis van het Euratomverdrag stellen de Commissie, de andere instellingen en de in de artikelen 69 en 70 bedoelde organen alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en aan de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat.

2.Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengen de in lid 1 bedoelde instellingen en organen verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies die zij hebben gegeven aan hun diensten die met de uitvoering van de begroting zijn belast. De lidstaten werken met de Commissie samen door haar de maatregelen mee te delen die zij hebben genomen om aan deze opmerkingen gevolg te geven, zodat de Commissie hiermee in haar verslag rekening kan houden. De verslagen van de instellingen worden ook toegezonden aan de Rekenkamer.

Artikel 255
Specifieke bepalingen voor de EDEO

De EDEO is onderworpen aan de procedures van artikel 319 VWEU en van de artikelen 252, 253 en 254 van deze verordening. De EDEO werkt volledig samen met de instellingen die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn, en verstrekt, waar nodig, de vereiste aanvullende informatie, onder meer in de vergaderingen van de relevante organen.

TITEL XV
ADMINISTRATIEVE KREDIETEN

Artikel 256
Algemene bepalingen

1.Administratieve kredieten zijn niet-gesplitste kredieten.

2.Deze titel heeft betrekking op de administratieve kredieten in de zin van artikel 43, lid 3.

Vastleggingen voor administratieve kredieten die in verschillende titels voorkomen en die globaal worden beheerd, mogen globaal in de begrotingsboekhouding worden opgenomen volgens de in artikel 43, lid 3, bedoelde samenvattende indeling naar aard.

De bijbehorende uitgaven worden op de begrotingsonderdelen van elke titel geboekt volgens dezelfde verdeling als voor kredieten.

3.De administratieve uitgaven die voortvloeien uit overeenkomsten voor perioden welke de duur van het begrotingsjaar overschrijden, hetzij overeenkomstig de plaatselijke gebruiken, hetzij met betrekking tot de levering van materieel, worden geboekt ten laste van de begroting van het begrotingsjaar waarin zij worden gedaan.

4.Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen verstrekken de instellingen huurwaarborgen in de vorm van een bankgarantie of een storting in euro op een geblokkeerde rekening ten name van de instelling en de verhuurder.

Wanneer het echter voor transacties in derde landen niet mogelijk is een van deze vormen van huurgaranties te gebruiken, mag de bevoegde ordonnateur andere vormen aanvaarden, mits deze vormen een gelijkwaardige bescherming van de financiële belangen van de Unie bieden.

5.Onder de in het Statuut en in de specifieke bepalingen betreffende de leden van de instellingen genoemde voorwaarden kunnen voorschotten aan het personeel en aan de leden van de instellingen worden betaald.

Artikel 257
Vooruitbetalingen

De in artikel 11, lid 2, bedoelde uitgaven die op grond van wettelijke of contractuele bepalingen vooruit worden betaald, zoals huur, mogen vanaf 1 december worden betaald ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. In dat geval is het in artikel 11, lid 2, bedoelde maximum niet van toepassing.

Artikel 258
Specifieke bepalingen voor onroerendgoedprojecten

1.Elke instelling verstrekt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 juni van elk jaar een werkdocument over haar onroerendgoedbeleid, dat de volgende informatie bevat:

a)voor elk gebouw, de uitgaven en oppervlakte die gedekt zijn door de kredieten van de overeenkomstige begrotingsonderdelen. De uitgaven omvatten de kosten van de inrichting en uitrusting van gebouwen. Zij omvatten niet de gebruikslasten;

b)de verwachte evolutie van de globale programmering van oppervlakte en locaties voor de komende jaren, met een beschrijving van de onroerendgoedprojecten in de planningfase die reeds geïdentificeerd zijn;

c)de definitieve voorwaarden en kosten evenals relevante informatie betreffende de uitvoering van nieuwe onroerendgoedprojecten die overeenkomstig de in de leden 2 en 3 vastgestelde procedure aan het Europees Parlement en de Raad zijn voorgelegd en niet in werkdocumenten van de voorgaande jaren zijn opgenomen.

2.In het geval van onroerendgoedprojecten die wellicht aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor de begroting stelt de instelling het Europees Parlement en de Raad zo vroeg mogelijk in kennis van de vereiste bouwoppervlakte en voorlopige plannen, nog vóór het verkennen van de lokale markt in het geval van onroerendgoedovereenkomsten, of vóór het publiceren van de uitnodigingen tot inschrijving in het geval van bouwwerkzaamheden.

3.In het geval van onroerendgoedprojecten die wellicht aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor de begroting presenteert de instelling het onroerendgoedproject, met name de gedetailleerde kostenraming en de financiering ervan, met inbegrip van het mogelijke gebruik van de in artikel 20, lid 3, onder g), bedoelde bestemmingsontvangsten, alsmede een lijst van de geplande ontwerpovereenkomsten, en verzoekt zij het Europees Parlement en de Raad om toestemming alvorens de overeenkomsten worden gesloten. Op verzoek van de instelling worden documenten die met betrekking tot het onroerendgoedproject worden ingediend, vertrouwelijk behandeld.

Behoudens in geval van overmacht wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject door het Europees Parlement en de Raad besproken binnen vier weken nadat beide instellingen het voorstel hebben ontvangen.

Na het verstrijken van de periode van vier weken wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject geacht te zijn goedgekeurd, tenzij het Europees Parlement of de Raad binnen deze termijn een besluit heeft genomen dat ingaat tegen het voorstel.

Indien het Europees Parlement en/of de Raad binnen deze periode van vier weken naar behoren gemotiveerde redenen aanvoert/aanvoeren, wordt de termijn eenmaal met twee weken verlengd.

Indien het Europees Parlement of de Raad een besluit heeft genomen dat ingaat tegen het onroerendgoedproject, trekt de betrokken instelling haar voorstel in en kan zij een nieuw voorstel indienen.

4.In geval van overmacht kan de in lid 2 bepaalde informatie tezamen met het onroerendgoedproject worden ingediend. Het voorstel betreffende het onroerendgoedproject wordt door het Europees Parlement en de Raad besproken binnen twee weken nadat beide instellingen het voorstel hebben ontvangen. Na het verstrijken van de termijn van twee weken wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject geacht te zijn goedgekeurd, tenzij het Europees Parlement en/of de Raad binnen deze termijn een besluit hebben/heeft genomen dat ingaat tegen het voorstel.

5.De volgende projecten worden beschouwd als onroerendgoedprojecten die aanzienlijke financiële gevolgen voor de begroting kunnen hebben:

a)de verwerving van grond;

b)de verwerving, verkoop, structurele renovatie of bouw van onroerend goed of projecten die deze elementen combineren en binnen eenzelfde termijn worden uitgevoerd, voor een bedrag van meer dan 3 000 000 EUR;

c)nieuwe onroerendgoedovereenkomsten (met inbegrip van vruchtgebruik, erfpacht en verlenging van bestaande onroerendgoedovereenkomsten tegen minder gunstige voorwaarden) die niet onder punt b) vallen, voor een jaarlijks bedrag van ten minste 750 000 EUR;

d)de verlenging of hernieuwde sluiting van bestaande onroerendgoedovereenkomsten (met inbegrip van vruchtgebruik en erfpacht) tegen dezelfde of gunstigere voorwaarden, voor een jaarlijks bedrag van ten minste 3 000 000 EUR.

Dit lid is tevens van toepassing op onroerendgoedprojecten van interinstitutionele aard, alsmede op delegaties van de Unie.

De onder b), c) en d) bedoelde drempelwaarden van 750 000 EUR of 3 000 000 EUR omvatten de kosten voor het inrichten en uitrusten van gebouwen. In het geval van huur- en vruchtgebruikovereenkomsten omvatten die drempelwaarden de kosten voor het inrichten en uitrusten van gebouwen, maar niet de andere gebruikslasten.

6.Onverminderd artikel 16 kan een project tot verwerving van onroerend goed worden gefinancierd via een lening, mits het Europees Parlement en de Raad hiervoor toestemming hebben gegeven.

Leningen worden opgenomen en terugbetaald overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van de beste financiële belangen van de Unie.

Indien de instelling voorstelt onroerend goed te verwerven met behulp van een lening, worden in het financieringsplan, dat tezamen met het verzoek om voorafgaande toestemming door de desbetreffende instelling wordt ingediend, met name het maximale financieringspeil, de financieringstermijn, het soort financiering, de financieringsvoorwaarden en de besparingen ten opzichte van andere soorten contractuele regelingen vermeld.

Het verzoek om voorafgaande toestemming wordt door het Europees Parlement en de Raad besproken binnen vier weken nadat beide instellingen het voorstel hebben ontvangen, met een mogelijke eenmalige verlenging met twee weken. Verwerving van onroerend goed met behulp van een lening wordt geacht te zijn afgewezen indien het Europees Parlement en de Raad binnen deze termijn het verzoek niet uitdrukkelijk hebben ingewilligd.

Artikel 259
Procedure van vroegtijdige kennisgeving en procedure van voorafgaande toestemming

1.De procedure van vroegtijdige kennisgeving als bedoeld in artikel 258, lid 2, en de procedure van voorafgaande toestemming als bedoeld in artikel 258, lid 3, zijn niet van toepassing op de verwerving van grond die gratis of tegen een symbolisch bedrag gebeurt.

2.De in artikel 258, leden 1 tot en met 5, bedoelde procedures van vroegtijdige kennisgeving en voorafgaande toestemming zijn niet van toepassing op woongebouwen. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de bevoegde instelling vragen alle informatie met betrekking tot woongebouwen te verstrekken.

3.In uitzonderlijke of spoedeisende politieke omstandigheden kan voor onroerendgoedprojecten van delegaties van de Unie of kantoren in derde landen de vroegtijdige kennisgeving als bedoeld in artikel 258, lid 2, samen met de presentatie van het bouwproject als bedoeld in artikel 258, lid 3, worden gedaan. De procedures van vroegtijdige kennisgeving en voorafgaande toestemming krijgen in dat geval zo gauw mogelijk hun beslag.

4.De procedure van voorafgaande toestemming als bedoeld in artikel 258, leden 3 en 4, is niet van toepassing op voorbereidende opdrachten of studies ter beoordeling van de precieze kosten en de financiering van het onroerendgoedproject.

TITEL XVI SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 260
Verzoeken om informatie van het Europees Parlement en de Raad

Het Europees Parlement en de Raad zijn gerechtigd alle terzake doende informatie en verantwoordingen te verkrijgen die betrekking hebben op tot hun respectieve bevoegdheden behorende begrotingsvraagstukken.

Artikel 261
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om de in de artikelen 155, 69 en 70 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend overeenkomstig de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode die eindigt op 31 december 2020. De Commissie stelt uiterlijk twee jaar vóór 31 december 2020 een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met de looptijd van de daarop volgende meerjarige financiële kaders, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van de looptijd van het overeenstemmende meerjarig financieel kader, tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april 2016.

6.Een gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

DEEL TWEE
WIJZIGINGEN VAN SECTORSPECIFIEKE WETGEVING

Artikel 262
Wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002

Verordening (EG) nr. 2012/2002 51 wordt als volgt gewijzigd:

1.In artikel 4, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

"Wanneer de Commissie heeft geconcludeerd dat de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het Fonds zijn vervuld, dient zij de voorstellen die nodig zijn om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen onverwijld in bij het Europees Parlement en de Raad. Die voorstellen bevatten:

a)    alle in lid 1 bedoelde beschikbare informatie;

b)    alle andere nuttige informatie waarover de Commissie beschikt;

c)    een bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan, en

d)    een motivering van de voorgestelde bedragen."

2.In artikel 4 wordt lid 4 als volgt gewijzigd:

"4. Nadat het Europees Parlement en de Raad het besluit hebben vastgesteld om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen, stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit betreffende de toekenning van de financiële bijdrage uit het Fonds vast en betaalt zij die financiële bijdrage onmiddellijk en in één tranche aan de begunstigde staat. Als er op grond van artikel 4 bis een voorschot is betaald, wordt alleen het saldo betaald."

Artikel 263
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1296/2013

Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad 52 wordt als volgt gewijzigd:

1.in artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:

"2. De volgende indicatieve percentages gelden gemiddeld voor de hele programmaperiode voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde pijlers:

a)    ten minste 18 % voor de Progress-pijler;

b)    ten minste 18 % voor de EURES-pijler;

c)    ten minste 18 % voor de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap."

2.Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 1 wordt vervangen door:

"1. De Progress-pijler steunt activiteiten binnen een of meer van de onder a), b) en c) genoemde thematische onderdelen.

a)    werkgelegenheid, in het bijzonder in het kader van de bestrijding van de jeugdwerkloosheid;

b)    sociale bescherming, sociale inclusie en de bestrijding en preventie van armoede;

c)    arbeidsvoorwaarden."

b)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

"2. Van de totale toewijzing voor Progress wordt een belangrijk deel toegewezen voor de bevordering van sociale experimenten als methode voor het toetsen en evalueren van innovatieve oplossingen met het oog op de toepassing daarvan op grotere schaal."

3.Artikel 19 wordt vervangen door:

"Artikel 19

Thematische onderdelen en financiering

De EURES-pijler steunt activiteiten binnen een of meer van de onder a), b) en c) genoemde thematische onderdelen:

a)    transparantie van aanvragen om en aanbiedingen van werk en alle gerelateerde informatie voor werkzoekenden en werkgevers;

b)    ontwikkeling van diensten voor de werving en plaatsing van werknemers door het tot elkaar brengen en de compensatie van aanbiedingen van en aanvragen om werk op Europees niveau, in het bijzonder gerichte mobiliteitsregelingen;

c)    grensoverschrijdende partnerschappen."

4.Artikel 25 wordt vervangen door:

"Artikel 25

Thematische onderdelen en financiering

De pijler microfinanciering en sociaal ondernemerschap steunt activiteiten binnen een of meer van de onder a) en b) genoemde thematische onderdelen:

a)    microfinanciering voor kwetsbare groepen en micro-ondernemingen;

b)    sociaal ondernemerschap."

5.Artikel 33 wordt geschrapt.

Artikel 264
Wijzigingen van Verordening (EU) 1301/2013

Verordening (EU) nr. 1301/2013 wordt als volgt gewijzigd:

6.In artikel 3, lid 1, wordt punt e) vervangen door:

"investeringen in de ontwikkeling van het eigen potentieel door middel van permanente investeringen in installaties en infrastructuur, inclusief culturele en duurzame toerisme-infrastructuur, diensten aan bedrijven, steun voor instellingen voor onderzoek en innovatie en investeringen in technologie en toegepast onderzoek in bedrijven;"

7.Aan artikel 5, lid 9, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

"e) het ondersteunen van de opvang en de sociale en economische integratie van migranten en vluchtelingen;"

8.In de tabel in bijlage I wordt de tekst vanaf de kop "Sociale Infrastructuur" tot het einde vervangen door de volgende tekst:

"Sociale infrastructuur

Kinderopvang en onderwijs

personen

Capaciteit van gesubsidieerde kinderopvang of onderwijsinfrastructuur

Gezondheid

personen

Inwoners die gedekt zijn door verbeterde gezondheidsdiensten

Huisvesting

huisvestingseenheden

Gerenoveerde huisvesting

huisvestingseenheden

Gerenoveerde huisvesting, waarvan voor migranten en vluchtelingen (opvangcentra niet inbegrepen)

Migranten en vluchtelingen

personen

Capaciteit van de infrastructuur ter ondersteuning van migranten en vluchtelingen (andere dan huisvesting)

Specifieke indicatoren voor stedelijke ontwikkeling

personen

Inwoners van gebieden met strategieën voor geïntegreerde stedelijke ontwikkeling

vierkante meter

Open ruimte die is gecreëerd of hersteld in stedelijke gebieden

vierkante meter

Openbare of bedrijfsgebouwen die zijn gebouwd of gerenoveerd in stedelijke gebieden"

Artikel 265
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)punt 10 wordt vervangen door:

"10) "begunstigde": een publiek- of privaatrechtelijke instantie, of een natuurlijke persoon, die belast is met het opzetten, of met het opzetten en uitvoeren, van concrete acties; en in de context van regelingen voor staatssteun als gedefinieerd in punt 13 van dit artikel, de instantie die de steun ontvangt; en in de context van financieringsinstrumenten uit hoofde van deel 2, titel IV van deze verordening, de instantie die het financieringsinstrument, of, voor zover dat geschikt is, het fonds van fondsen, ten uitvoer legt;"

b)punt 31 wordt vervangen door:

"31) "macroregionale strategie": een integraal kader dat door onder meer de ESI-fondsen kan worden gesteund met het oog op het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen waarmee een afgebakend geografisch gebied wordt geconfronteerd, met betrekking tot in datzelfde geografisch gebied gelegen lidstaten en derde landen die aldus voordeel halen uit nauwere samenwerking welke tot verwezenlijking van economische, sociale en territoriale samenhang bijdraagt;"

2.In artikel 4, lid 7, wordt de verwijzing naar "artikel 59, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62 van het Financieel Reglement".

3.In artikel 4 wordt lid 8 vervangen door:

"8. De Commissie en de lidstaten nemen overeenkomstig de artikelen 31, artikel 34, lid 1, en artikel 59 van het Financieel Reglement het beginsel van goed financieel beheer in acht."

4.Aan artikel 9 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De in de fondsspecifieke regels voor elk van de ESI-fondsen vastgestelde prioriteiten omvatten met name het passend gebruik van elk fonds op het gebied van asiel en migratie."

5.In artikel 16 wordt het volgende lid 4 bis ingevoegd:

"4 bis Indien de Commissie in de loop van het voorafgaande kalenderjaar wijzigingen aan een of meer programma’s heeft goedgekeurd overeenkomstig artikel 30, lid 2, tweede alinea, dienen de betrokken lidstaten jaarlijks uiterlijk op 31 januari een gewijzigde partnerschapsovereenkomst in.

De Commissie stelt jaarlijks uiterlijk op 31 maart een besluit vast waarin wordt bevestigd dat de wijzigingen van de partnerschapsovereenkomst in overeenstemming zijn met door de Commissie tijdens het voorafgaande kalenderjaar goedgekeurde programmawijziging(en).

Dat besluit kan ook voorzien in de wijziging van andere elementen van de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig het in lid 4 bedoelde voorstel, op voorwaarde dat dit voorstel uiterlijk op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar bij de Commissie is ingediend.";

6.Het volgende artikel 30 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 30 bis

1. Een deel van de toewijzing uit de ESI-fondsen voor een lidstaat mag, op verzoek van die lidstaat en mits de Commissie daarmee instemt, worden overgeschreven naar een of meer krachtens het Financieel Reglement of andere sectorspecifieke verordeningen ingestelde instrumenten, of worden aangewend ter versterking van het risicodragend vermogen van het EFSI overeenkomstig artikel 125 van het Financieel Reglement. Het verzoek tot overschrijving van de toewijzing uit de ESI-fondsen moet uiterlijk op 30 september worden ingediend.

2. Alleen financiële toewijzingen voor toekomstige jaren in het financieel plan van een programma kunnen worden overgeschreven.

3. Het verzoek gaat vergezeld van een voorstel tot wijziging van het programma of de programma’s waaruit de overschrijving zal worden verricht. De overeenkomstige wijzigingen van het programma en de partnerschapsovereenkomst gebeuren overeenkomstig artikel 30, lid 2, met kennisgeving aan de Commissie van het totale bedrag dat voor elk relevant jaar wordt overgeschreven."

7.In artikel 32 wordt lid 4 vervangen door:

"4. Indien het bij artikel 33, lid 3, opgerichte selectiecomité voor strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling bepaalt dat voor de uitvoering van de geselecteerde strategie voor lokale ontwikkeling steun uit meer dan één fonds vereist is, kan het conform de nationale regels en procedures een hoofdfonds aanwijzen ter financiering van alle voorbereidende, lopende en dynamiseringskosten uit hoofde van artikel 35, lid 1, onder a), d) en e), voor de strategie voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.”

8.In artikel 34 wordt lid 3 vervangen door:

"3. De taken van plaatselijke actiegroepen omvatten:

a)    de opbouw van capaciteit van plaatselijke actoren om concrete acties te ontwikkelen en uit te voeren met inbegrip van het bevorderen van hun vaardigheden op het gebied van projectbeheer;

b)    de opstelling van een niet-discriminerende en transparante selectieprocedure die ervoor zorgt dat belangenconflicten worden vermeden, dat bij selectiebeslissingen ten minste 50 % van de stemmen afkomstig is van partners die geen overheidsinstanties zijn en die een selectie volgens schriftelijke procedure mogelijk maakt;

c)    de opstelling en goedkeuring van niet-discriminerende objectieve criteria voor de selectie van concrete acties die de samenhang met de strategie voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling waarborgen door de prioriteit van die acties te bepalen op basis van hun bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van die strategie;

d)    de opstelling en publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen of een permanente procedure voor de indiening van projecten;

e)    de ontvangst en beoordeling van steunaanvragen;

f)    de selectie van concrete acties en de vaststelling van de steunbedragen alsmede de voorlegging van voorstellen aan de instantie die verantwoordelijk is voor de definitieve verificatie van de subsidiabiliteit voorafgaand aan de goedkeuring;

g)    het toezicht op de uitvoering van de vanuit de gemeenschap geleide strategie voor lokale ontwikkeling en van de ondersteunde concrete acties en de uitvoering van specifieke evaluatiewerkzaamheden in verband met die strategie.

Wanneer plaatselijke actiegroepen onder de verantwoordelijkheid van de management- of certificeringsautoriteit of het betaalorgaan taken uitvoeren die niet onder a) tot en met g) vallen, worden die plaatselijke actiegroepen overeenkomstig de fondsspecifieke regels aangewezen als intermediaire instanties."

9.In artikel 36 wordt lid 3 vervangen door:

"3. De lidstaat of de managementautoriteit mag bepaalde taken in verband met het beheer en de uitvoering van een geïntegreerde territoriale investering conform de fondsspecifieke voorschriften delegeren aan een of meer intermediaire instanties, waaronder lokale overheden, instanties voor regionale ontwikkeling of niet-gouvernementele organisaties."

10.Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 2 wordt punt c) vervangen door:

"c) een raming van aanvullende publieke en private middelen die met het financieringsinstrument kunnen worden gegenereerd, tot op het niveau van de eindontvanger (het verwachte hefboomeffect), waaronder, in voorkomend geval, een beoordeling van de behoefte aan en het niveau van de gedifferentieerde vergoeding waarmee corresponderende middelen van private investeerders worden aangetrokken en/of een omschrijving van de mechanismen – bijvoorbeeld procedures van concurrerende of voldoende onafhankelijke beoordeling – waarmee zal worden bepaald welke gedifferentieerde vergoedingen er nodig zijn, en in welke mate;"

b) In lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

"De in lid 2 bedoelde ex-antebeoordeling kan gefaseerd worden uitgevoerd en daarbij kan rekening worden gehouden met de ex-antebeoordeling die is uitgevoerd overeenkomstig artikel 202, lid 1, onder h), van het Financieel Reglement. Zij wordt in ieder geval voltooid voordat de managementautoriteit besluit een financieringsinstrument te voorzien van programmabijdragen."

11.Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

a)In lid 1 wordt het volgende punt c) ingevoegd:

"c) financieringsinstrumenten die de mogelijkheid bieden die bijdrage te combineren met financiële producten van de EIB in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen."

b)lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

i) de eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

- de punten b) en c) worden vervangen door:

"b)    uitvoeringstaken via een onderhands gegund contract toevertrouwen aan:

i)        de EIB;

ii)    een internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is;

iii)    een bank of financiële instelling in handen van de overheid, opgericht als juridische entiteit die op professionele basis financiële activiteiten uitvoert en die aan de volgende voorwaarden voldoet:

er is geen directe participatie van privékapitaal, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de betrokken bank of instelling;

zij voert op grond van een overheidsmandaat, verleend door de betrokken nationale of regionale autoriteit van een lidstaat, economische-ontwikkelingsactiviteiten uit die bijdragen tot de doelstellingen van de ESI-fondsen;

zij voert haar ontwikkelingsactiviteiten uit in regio’s, beleidsterreinen en sectoren waarvoor op de markt doorgaans geen of niet voldoende financiering kan worden aangetrokken;

zij handelt niet met het oogmerk van winstmaximalisatie om de financiële houdbaarheid op lange termijn te waarborgen;

zij is geen directe ontvanger van deposito’s van het publiek; en

zij staat overeenkomstig het nationaal recht onder toezicht van een onafhankelijke autoriteit.

c)    uitvoeringstaken toevertrouwen aan een andere publiek- of privaatrechtelijke instantie; of";

- het volgende punt d) wordt toegevoegd:

"d) rechtstreeks uitvoeringstaken verrichten voor financieringsinstrumenten die uitsluitend leningen of garanties verstrekken. In dat geval geldt de managementautoriteit als begunstigde als gedefinieerd in artikel 2, punt 10.";

ii) de tweede alinea wordt vervangen door:

"Bij de uitvoering van het financieringsinstrument zien de instanties bedoeld in de eerste alinea, onder a) tot en met d), erop toe dat het toepasselijke recht wordt nageleefd, met inbegrip van de voorschriften betreffende ESI-fondsen, staatssteun, overheidsopdrachten en normen, en de toepasselijke wetgeving inzake witwassen van geld, bestrijding van terrorisme, belastingfraude en -ontduiking. Die instanties maken geen gebruik van, of laten zich niet in met, belastingontwijkingsconstructies, met name agressieve fiscale planningsregelingen, of praktijken die niet voldoen aan de criteria inzake goede fiscale governance, zoals vastgelegd in EU-wetgeving of aanbevelingen, mededelingen of formele instructies van de Commissie. Zij zijn niet gevestigd in, en onderhouden met betrekking tot de uitvoering van de financiële verrichtingen geen zakenrelaties met entiteiten die zijn opgericht in jurisdicties welke niet met de Unie samenwerken bij de toepassing van de internationaal overeengekomen belastingnormen inzake transparantie en uitwisseling van informatie. Die instanties kunnen, op hun eigen verantwoordelijkheid, overeenkomsten sluiten met financiële intermediairs voor de uitvoering van financiële verrichtingen. Zij nemen de in dit lid bedoelde voorschriften op in hun contracten met de financiële intermediairs die zijn geselecteerd om deel te nemen aan de uitvoering van de financiële verrichtingen op grond van die overeenkomsten."

c) De leden 5 en 6 worden vervangen door:

"5.    Wanneer de in lid 4, eerste alinea, onder a), b) en c), bedoelde instanties fondsen van fondsen uitvoeren, mogen zij een deel van de uitvoering op hun beurt toevertrouwen aan financiële intermediairs, op voorwaarde dat zij onder hun verantwoordelijkheid waarborgen dat die financiële intermediairs voldoen aan de criteria van artikel 150, lid 2, en artikel 202, leden 2 en 4, van het Financieel Reglement. Financiële intermediairs worden geselecteerd volgens openbare, transparante, evenredige en niet-discriminerende procedures, waarbij belangenconflicten worden vermeden.

6.    De in lid 4, eerste alinea, onder b) en c), bedoelde instanties waaraan uitvoeringstaken zijn toevertrouwd, openen namens de managementautoriteit fiduciaire rekeningen op hun eigen naam, of stellen het financieringsinstrument in als afzonderlijk financieel geheel binnen de financiële instelling. In het geval van een afzonderlijk financieel geheel wordt er in de boekhouding een onderscheid gemaakt tussen in het financieringsinstrument geïnvesteerde programmamiddelen en de overige in de financiële instelling beschikbare middelen. De activa op fiduciaire rekeningen en de afzonderlijke financiële gehelen worden beheerd volgens het beginsel van goed financieel beheer, met inachtneming van passende prudentiële voorschriften, en hebben een passende liquiditeit."

d) Lid 8 wordt vervangen door:

"8.    Met betrekking tot financieringsinstrumenten die op grond van lid 4, eerste alinea, onder d), worden uitgevoerd, worden de algemene en bijzondere voorwaarden inzake de programmabijdragen voor het financieringsinstrument in overeenstemming met bijlage IV vastgelegd in een strategiedocument, dat door het toezichtcomité wordt besproken.”

12.Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

a)De inleidende zin van de eerste alinea van lid 2 wordt vervangen door:

"De lidstaten mogen het EFRO en het ELFPO tijdens de in artikel 65, lid 2, aangegeven subsidiabiliteitsperiode gebruiken om een financiële bijdrage te verlenen aan de in artikel 38, lid 1, onder a), van deze verordening bedoelde financieringsinstrumenten die indirect door de Commissie en de EIB overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), iii), en artikel 201, lid 4, van het Financieel Reglement worden uitgevoerd voor de volgende activiteiten:"

b)in lid 4:

i)punt a) wordt vervangen door:

"a) als afwijking van artikel 37, lid 2, is zij gebaseerd op een ex-antebeoordeling op het niveau van de Unie door de EIB en de Commissie of, wanneer recentere gegevens beschikbaar zijn, een ex-antebeoordeling op nationaal of regionaal niveau door de deelnemende lidstaat.

Op basis van de beschikbare gegevens over door banken verstrekte schuldfinanciering en mkb-bedrijven omvat de ex-antebeoordeling onder andere een analyse van de financieringsbehoeften van mkb-bedrijven op het relevante niveau, de financieringsvoorwaarden en -behoeften van mkb-bedrijven, alsmede een indicatie van het financieringstekort van mkb-bedrijven, een schets van de economische en financiële situatie van de mkb-sector op het relevante niveau, de kritische minimummassa van de gecombineerde bijdragen, een geraamde bandbreedte voor het totale kredietvolume dat door deze bijdragen wordt gegenereerd en de meerwaarde;"

ii)punt b) wordt vervangen door:

"b) zij wordt door elke deelnemende lidstaat geleverd in het kader van een afzonderlijke prioritaire as binnen een programma in geval van een financiële bijdrage door het EFRO, of een specifiek nationaal programma voor elke financiële bijdrage door het EFRO en het ELFPO ter ondersteuning van de in artikel 9, eerste alinea, punt 3), bedoelde thematische doelstelling;"

c)lid 7 wordt vervangen door:

"7. Als afwijking van artikel 41, leden 1 en 2, wat de in lid 2 van dit artikel bedoelde financiële bijdrage betreft, wordt de door de lidstaat aan de Commissie gerichte betalingsaanvraag gebaseerd op 100 % van de bedragen die door de lidstaat moeten worden betaald aan de EIB overeenkomstig de regeling die in de in lid 4, eerste alinea, onder c), van dit artikel bedoelde financieringsovereenkomst is vastgesteld. Deze betalingsaanvragen zijn gebaseerd op de door de EIB gevraagde bedragen die nodig worden geacht ter dekking van vastleggingen voor garantiecontracten of securitisatietransacties die binnen de drie volgende maanden moeten worden afgewerkt. De betalingen van de lidstaten aan de EIB worden onverwijld verricht, in elk geval vóór de EIB verplichtingen met betrekking tot de vastleggingen aangaat."

d) lid 8 wordt vervangen door:

"8. Bij afsluiting van een programma zijn de subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a) en b), het totaalbedrag van de programmabijdragen die voor het financieringsinstrument zijn betaald, dat overeenkomt:

a)    voor de in lid 2, eerste alinea, onder a), van dit artikel bedoelde activiteiten, met de in artikel 42, lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde middelen;

b)    voor de in lid 2, eerste alinea, onder b), bedoelde activiteiten, met het bedrag van de gecombineerde nieuwe schuldfinanciering als gevolg van de securitisatietransacties, betaald aan of ten gunste van subsidiabele mkb-bedrijven binnen de in artikel 65, lid 2, aangegeven subsidiabiliteitsperiode."

13.Het volgende artikel 39 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 39 bis

Bijdragen van de ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten die de mogelijkheid bieden die bijdrage te combineren met financiële producten van de EIB in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen.

1. De lidstaten mogen de ESI-fondsen gebruiken om een bijdrage te verlenen aan de financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 38, lid 1, onder c), om aanvullende investeringen van de private sector aan te trekken.

2. De in lid 1 bedoelde bijdrage mag in geen geval meer bedragen dan 25 % van de totale steun die aan de eindontvangers wordt verleend. In de minder ontwikkelde regio’s als bedoeld in artikel 120, lid 3, onder b), mag de financiële bijdrage in middels een ex-antebeoordeling gerechtvaardigde gevallen hoger liggen dan 25 %, doch niet meer bedragen dan 50 %. De totale steun als bedoeld in dit lid omvat het totale bedrag van de aan eindontvangers verstrekte nieuwe leningen, gegarandeerde leningen en investeringen in de vorm van aandelenkapitaal of hybride kapitaalinvesteringen. Met de in dit lid bedoelde gegarandeerde leningen wordt alleen rekening gehouden in de mate waarin de middelen uit de ESI-fondsen zijn vastgelegd voor garantiecontracten die zijn berekend op basis van een prudente ex-antebeoordeling van een meervoudig bedrag van nieuwe leningen.

3. Als afwijking van artikel 37, lid 2, mogen de bijdragen overeenkomstig lid 1 worden gebaseerd op de voorbereidende beoordeling, met inbegrip van zorgvuldig onderzoek, die de EIB heeft uitgevoerd met het oog op haar bijdrage aan het financiële product in het kader van het EFSI.

4. De verslaglegging door de managementautoriteiten op grond van artikel 46 over verrichtingen die financieringsinstrumenten omvatten overeenkomstig dit artikel, gebeurt op basis van de informatie die door de EIB met het oog op haar verslaglegging overeenkomstig artikel 16, leden 1 en 2, van de EFSI-verordening wordt bijgehouden, aangevuld met de op grond van artikel 46, lid 2, vereiste aanvullende informatie.

5. In het kader van hun bijdrage aan financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 38, lid 1, onder c), kan de managementautoriteit het volgende doen:

a)    het kapitaal investeren in een bestaande of een met het oog op de uitvoering van investeringen in eindontvangers nieuw opgerichte juridische entiteit overeenkomstig de doelstellingen van het ESI-fonds dat de uitvoeringstaken zal uitvoeren;

b)    de uitvoeringstaken toevertrouwen aan een financiële instelling, die in eigen naam en namens de managementautoriteit een fiduciaire rekening opent, dan wel binnen de financiële instelling voor de programmabijdrage een afzonderlijk financieel geheel creëert. In het geval van een afzonderlijk financieel geheel wordt in de boekhouding een onderscheid gemaakt tussen in het financieringsinstrument geïnvesteerde programmamiddelen en de overige in de financiële instelling beschikbare middelen. De activa op fiduciaire rekeningen en de afzonderlijke financiële gehelen worden beheerd volgens het beginsel van goed financieel beheer, met inachtneming van passende prudentiële voorschriften, en hebben een passende liquiditeit.

Voor de toepassing van dit artikel kan een financieringsinstrument ook de vorm aannemen of overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de EFSI-verordening deel uitmaken van een investeringsplatform dat is opgericht als een special purpose vehicle of een beheerde rekening.

6. Bij de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder c), zien de instanties bedoeld in lid 2 van dit artikel erop toe dat het toepasselijke recht wordt nageleefd, met inbegrip van de voorschriften betreffende ESI-fondsen, staatssteun, overheidsopdrachten en normen, en de toepasselijke wetgeving inzake witwassen van geld, bestrijding van terrorisme, belastingfraude en -ontduiking. Die instanties maken geen gebruik van, of laten zich niet in met, belastingontwijkingsconstructies, met name agressieve fiscale planningsregelingen, of praktijken die niet voldoen aan de criteria inzake goede fiscale governance, zoals vastgelegd in EU-wetgeving of aanbevelingen, mededelingen of formele instructies van de Commissie. Zij zijn niet gevestigd in, en onderhouden met betrekking tot de uitvoering van de financiële verrichtingen geen zakenrelaties met entiteiten die zijn opgericht in jurisdicties welke niet met de Unie samenwerken bij de toepassing van de internationaal overeengekomen belastingnormen inzake transparantie en uitwisseling van informatie. Die instanties kunnen, op hun eigen verantwoordelijkheid, overeenkomsten sluiten met financiële intermediairs voor de uitvoering van financiële verrichtingen. Zij nemen de in de lid bedoelde voorschriften op in hun contracten met de financiële intermediairs die zijn geselecteerd om deel te nemen aan de uitvoering van de financiële verrichtingen op grond van die overeenkomsten.

7. Wanneer de in lid 2 van dit artikel bedoelde instanties fondsen van fondsen uitvoeren, mogen zij een deel van de uitvoering op hun beurt toevertrouwen aan financiële intermediairs, op voorwaarde dat zij onder hun verantwoordelijkheid waarborgen dat die financiële intermediairs voldoen aan de criteria van artikel 201, lid 4, en artikel 202, leden 1 en 2, van het Financieel Reglement. Financiële intermediairs worden geselecteerd volgens openbare, transparante, evenredige en niet-discriminerende procedures, waarbij belangenconflicten worden vermeden.

8. Indien managementautoriteiten overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder c), programmamiddelen van ESI-fondsen bijdragen aan een bestaand instrument waarvan de fondsbeheerder reeds is geselecteerd door de EIB, internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, of een bank of financiële instelling in handen van de overheid die is opgericht als juridische entiteit die op professionele basis financiële activiteiten uitvoert en aan de voorwaarden van artikel 38, lid 4, onder b), iii), voldoet, vertrouwen zij de uitvoeringstaken middels een onderhands contract toe aan die fondsbeheerder.

9. Als afwijking van artikel 41, leden 1 en 2, worden aanvragen om tussentijdse betalingen voor bijdragen aan financieringsinstrumenten op grond van lid 8 van dit artikel gefaseerd overeenkomstig het in de financieringsovereenkomst vastgestelde betalingsschema. Het in de eerste zin bedoelde betalingsschema stemt overeen met het voor andere investeerders in hetzelfde financieringsinstrument overeengekomen betalingsschema.

10. De voorwaarden voor bijdragen op grond van artikel 38, lid 1, onder c), worden overeenkomstig bijlage IV in financieringsovereenkomsten vastgesteld op de volgende niveaus:

a)    in voorkomend geval tussen de naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de managementautoriteit en de instantie die het fonds van fondsen uitvoert;

b)    tussen de naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de managementautoriteit of, in voorkomend geval, tussen de instantie die het fonds van fondsen uitvoert, en de instantie die het financieringsinstrument uitvoert.

11. Voor bijdragen overeenkomstig lid 1 aan investeringsplatforms die bijdragen ontvangen uit op het niveau van de Unie ingestelde instrumenten wordt de inachtneming van de regels inzake staatssteun gewaarborgd overeenkomstig artikel 202, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement.

12. Indien de financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 38, lid 1, onder c), opgezet zijn als garantie-instrument kunnen de ESI-fondsen bijdragen aan junior- en/of mezzaninetranches van leningportefeuilles die ook worden gedekt door de garantie van de Unie voor het EFSI.

13. Voor het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMZV mag binnen een programma een afzonderlijke prioriteit worden vastgesteld, en voor het ELFPO een afzonderlijke soort concrete actie, met een medefinancieringspercentage tot 100 %, ter ondersteuning van concrete acties die worden uitgevoerd middels financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 38, lid 1, onder c).

14. Onverminderd artikel 70 en artikel 93, lid 1, mogen bijdragen overeenkomstig lid 1 van dit artikel worden gebruikt voor nieuwe schuld- of eigenvermogensfinanciering op het volledige grondgebied van de lidstaat, ongeacht de categorie waartoe de regio behoort, tenzij in de financieringsovereenkomst anders is bepaald.

15. Uiterlijk eind 2019 evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van dit artikel en dient zij desgevallend een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.";

14.Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

a)De leden 1 en 2 worden vervangen door:

"1. De autoriteiten die overeenkomstig artikel 124 van deze verordening en artikel 65 van de ELFPO-verordening zijn aangewezen, verrichten geen verificaties ter plaatse op het niveau van de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, voor de door hen uitgevoerde financieringsinstrumenten.

De aangewezen autoriteiten verrichten echter verificaties overeenkomstig artikel 125, lid 5, op het niveau van andere instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren in het rechtsgebied van hun respectieve lidstaat en, desgevallend, op het niveau van de eindontvanger.

De EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, bezorgen de aangewezen autoriteiten bij elke betalingsaanvraag een controleverslag. Zij dienen tevens jaarlijks bij de Commissie en de aangewezen autoriteiten een door de externe auditors van die instanties opgesteld controleverslag in.

De Commissie wordt gemachtigd een uitvoeringshandeling aan te nemen tot vaststelling van de modellen voor de controleverslagen en de jaarlijkse controleverslagen als bedoeld in de eerste alinea van dit lid.

Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 150, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

2. Onverminderd artikel 127 en artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verrichten de met de audit van de programma’s belaste instanties geen audits op het niveau van de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, voor de door hen uitgevoerde financieringsinstrumenten.

De instanties die met de audit van de programma's zijn belast, voeren audits uit van de acties en van de beheers- en controlesystemen op het niveau van andere instanties die de financieringsinstrumenten in hun respectieve lidstaten uitvoeren en op het niveau van de eindontvangers wanneer de voorwaarden van artikel 40, lid 3, zijn vervuld.

De Commissie kan audits uitvoeren op het niveau van de in lid 1 bedoelde instanties wanneer zij van oordeel is dat dit noodzakelijk is om redelijke zekerheid te verkrijgen in het licht van de geconstateerde risico’s."

b)het volgende lid 5 bis wordt ingevoegd:

"5 bis. Als afwijking van artikel 143, lid 4, van deze verordening en artikel 56, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen de overeenkomstig artikel 143, lid 2, van deze verordening of artikel 56, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 naar aanleiding van individuele onregelmatigheden ingetrokken bijdragen, bij acties die financieringsinstrumenten omvatten, opnieuw voor dezelfde actie worden gebruikt onder de volgende voorwaarden:

a)    wanneer de onregelmatigheid die de aanleiding vormt voor de intrekking van de bijdrage is vastgesteld op het niveau van de eindontvanger, mag de ingetrokken bijdrage slechts opnieuw worden gebruikt voor andere eindontvangers binnen hetzelfde financieringsinstrument;

b)    wanneer de onregelmatigheid die de aanleiding vormt voor de intrekking van de bijdrage is vastgesteld op het niveau van een financiële intermediair binnen een fonds van fondsen, mag de ingetrokken bijdrage slechts opnieuw worden gebruikt voor andere financiële intermediairs of voor andere eindontvangers binnen hetzelfde financieringsinstrument.

Wanneer de onregelmatigheid die de aanleiding vormt voor de intrekking van de bijdrage is vastgesteld op het niveau van de instantie die het fonds van fondsen uitvoert, mag de ingetrokken bijdrage niet opnieuw binnen dezelfde actie worden gebruikt.

Indien een financiële correctie wordt doorgevoerd naar aanleiding van een systemische onregelmatigheid, mag de ingetrokken bijdrage niet opnieuw worden gebruikt voor door de systemische onregelmatigheid getroffen acties."

15.in artikel 41, lid 1, eerste alinea, wordt de inleidende zin vervangen door de volgende tekst:

"1. Met betrekking tot de in artikel 38, lid 1, onder a) en c), bedoelde financieringsinstrumenten, en de in artikel 38, lid 1, onder b), bedoelde financieringsinstrumenten die in overeenstemming met artikel 38, lid 4, onder a) en b), worden uitgevoerd, worden gedurende de in artikel 65, lid 2, neergelegde subsidiabiliteitsperiode (de 'subsidiabiliteitsperiode') gefaseerde aanvragen gedaan voor tussentijdse betaling van programmabijdragen aan het financieringsinstrument overeenkomstig de volgende voorwaarden:"

16.In artikel 42, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:

"Wanneer de instantie die het fonds van fondsen uitvoert of de op grond van artikel 38, lid 1, onder c), en artikel 38, lid 4, onder a) en b), met de uitvoering van de financieringsinstrumenten belaste instanties beheerskosten en -vergoedingen als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder d), en lid 2 van dit artikel, in rekening brengen, mogen die niet hoger liggen dan de maxima die zijn gedefinieerd in de in lid 6 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling. Aangezien de beheerskosten directe en indirecte kosten omvatten die tegen overlegging van betalingsbewijzen zijn terugbetaald, zijn zij in voorkomend geval gerelateerd aan een prijs die voor op een concurrentiemarkt verleende diensten is overeengekomen. De beheerskosten en -vergoedingen worden volgens een prestatiegerelateerde methode berekend."

17.Het volgende artikel 43 bis wordt ingevoegd:

Artikel 43 bis

Gedifferentieerde behandeling van investeerders

1. Steun uit de ESI-fondsen voor financieringsinstrumenten die in eindontvangers wordt geïnvesteerd en voordelen en andere inkomsten of opbrengsten, zoals rente, garantievergoedingen, dividenden, kapitaalwinsten of andere door die investeringen gegenereerde inkomsten, en die toe te schrijven zijn aan de steun uit de ESI-fondsen, mogen worden gebruikt voor een gedifferentieerde behandeling van private investeerders, alsmede van de EIB bij het gebruik van de EU-garantie overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1017. Die gedifferentieerde behandeling wordt gerechtvaardigd door de behoefte om corresponderende private middelen aan te trekken.

2. De behoefte aan en het niveau van de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in lid 1 worden bepaald bij de ex-antebeoordeling.

3.    De gedifferentieerde behandeling gaat niet verder dan wat nodig is om stimulansen te creëren om corresponderende private middelen aan te trekken. Het gebruik van de EU-garantie overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2017 mag niet tot overcompensatie van de private investeerders en de EIB leiden. De afstemming van belangen wordt gewaarborgd door een passende deling van de risico’s en winsten.

4. De gedifferentieerde behandeling van private investeerders doet geen afbreuk aan de EU-regels inzake staatssteun."

18.In artikel 44 wordt lid 1 vervangen door:

"1. Onverminderd artikel 43 bis, worden kapitaalmiddelen die aan financieringsinstrumenten worden terugbetaald uit investeringen of doordat middelen vrijkomen die voor garantiecontracten zijn vastgelegd, met inbegrip van terugbetaald kapitaal, voordelen en andere inkomsten en opbrengsten, zoals rente, garantievergoedingen, dividenden, kapitaalwinsten of andere door investeringen gegenereerde inkomsten, en die toe te schrijven zijn aan de steun uit de ESI-fondsen, hergebruikt voor de volgende doeleinden, tot het noodzakelijke maximumbedrag en in de volgorde die bij de desbetreffende financieringsovereenkomsten is overeengekomen:

a)    nadere investeringen door dezelfde of andere financieringsinstrumenten, overeenkomstig de specifieke doelstellingen van een prioriteit;

b)    in voorkomend geval, ter dekking van de verliezen in het nominale bedrag van de bijdrage uit de ESI-fondsen aan het financieringsinstrument ten gevolge van negatieve rente, indien dergelijke verliezen zich voordoen ondanks een actief beheer van de kasmiddelen door de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren;

c)    in voorkomend geval, de vergoeding van gemaakte beheerskosten en de betaling van beheersvergoedingen van het financieringsinstrument."

19.in artikel 46, lid 2, eerste alinea, worden de punten g) en h) vervangen door:

"g) rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de ESI-fondsen aan het financieringsinstrument en programmamiddelen die zijn terugbetaald aan financieringsinstrumenten uit investeringen zoals bedoeld in de artikelen 43 en 44, en bedragen die zijn gebruikt voor de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis;

h) voortgang met het bewerkstelligen van het verwachte hefboomeffect van de door het financieringsinstrument gedane investeringen en deelnemingen;"

20.in artikel 56 wordt lid 5 geschrapt.

21.in artikel 57 wordt lid 3 geschrapt.

22.in artikel 58 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)De verwijzing naar "artikel 60 van het Financieel Reglement" wordt vervangen door "artikel 149 van het Financieel Reglement".

b)Aan het einde van lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Afhankelijk van het doel kunnen de in dit artikel bedoelde maatregelen worden gefinancierd als beleids- of administratieve uitgaven."

23.Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

a)Het volgende lid 1 bis wordt toegevoegd:

"Ieder ESI-fonds kan concrete acties inzake technische bijstand steunen die voor steun uit een ander ESI-fonds in aanmerking komen."

b)Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

"Onverminderd lid 2 kunnen lidstaten de in lid 1 bedoelde acties uitvoeren middels de onderhandse gunning van een contract aan:

i)    de EIB;

ii)    een internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is;

iii)    een bank of financiële instelling in handen van de overheid, als gedefinieerd in artikel 38, lid 4, onder b), iii).";

24.Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

a)In lid 3 wordt na punt a) een nieuw punt a bis) ingevoegd:

"toepassing van een door een lidstaat vastgesteld forfaitair netto-inkomstenpercentage voor een sector of een subsector die niet onder a) valt. Alvorens het forfait wordt toegepast, vergewist de verantwoordelijke auditautoriteit zich ervan dat het forfait is bepaald aan de hand van een eerlijke, billijke en controleerbare methode op basis van historische gegevens en objectieve criteria."

b)lid 5 wordt vervangen door:

"Als alternatief voor de toepassing van de in lid 3 omschreven methoden, kan het in artikel 60, lid 1, bedoelde maximale medefinancieringspercentage op verzoek van een lidstaat worden verlaagd voor een prioriteit of maatregel met betrekking tot welke voor alle in het kader daarvan ondersteunde concrete acties een uniform vast percentage overeenkomstig lid 3, eerste alinea, onder a), kan worden toegepast. De verlaging is minstens gelijk aan het bedrag dat wordt verkregen door het maximale medefinancieringspercentage van de Unie dat op grond van de fondsspecifieke voorschriften van toepassing is, te vermenigvuldigen met het betrokken vaste percentage als bedoeld in lid 3, eerste alinea, onder a)."

c)in lid 7 wordt punt h) vervangen door:

"concrete acties waarvoor de steunbedragen of -percentages zijn vastgesteld in bijlage II bij de EFRO-verordening of in de EMFZV-verordening.";

25.Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

a)In lid 8:

i)wordt punt h) vervangen door:

"h) concrete acties waarvoor de steunbedragen of -percentages zijn vastgesteld in bijlage II bij de EFRO-verordening of in de EMFZV-verordening, met uitzondering van concrete acties waarnaar in dit lid wordt verwezen op grond van de EFMZV-verordening; of"

ii)wordt punt i) vervangen door:

"i) concrete acties waarvoor de totale subsidiabele kosten ten hoogste EUR 100 000 bedragen.";

b)lid 11 wordt vervangen door:

"11. Voor een concrete actie mag steun uit een of meer ESI-fondsen of uit een of meer programma's en uit andere instrumenten van de Unie worden ontvangen op voorwaarde dat voor een uitgavenpost die in een betalingsaanvraag voor een van de ESI-fondsen wordt opgenomen, geen steun wordt ontvangen uit een ander Fonds of instrument van de Unie, noch uit hetzelfde Fonds in het kader van een ander programma. Het bedrag van de in de betalingsaanvraag voor een ESI-fonds op te nemen uitgave mag voor elk ESI-fonds pro rata worden berekend overeenkomstig het document waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld."

26.Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

a)Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)punt c) wordt vervangen door:

"vaste bedragen;"

ii) er wordt een punt e) ingevoegd:

"e) financiering die niet aan de kosten van concrete acties is gekoppeld, maar wordt verleend op basis van de naleving van de voorwaarden in verband met de geboekte vooruitgang in de uitvoering of de verwezenlijking van de programmadoelstellingen. De gedetailleerde modaliteiten inzake de financieringsvoorwaarden en de toepassing daarvan worden vastgesteld in gedelegeerde handelingen die worden vastgesteld op grond van de machtiging waarin lid 5 voorziet."

b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis Voor een concrete actie die of een project dat niet onder de eerste zin van lid 4 valt en waarvoor steun uit het EFRO en het ESF wordt verleend, nemen subsidies en terugvorderbare bijstand waarvoor de overheidssteun niet meer dan 100 000 EUR bedraagt, de vorm aan van standaardschalen van eenheidskosten, vaste bedragen of forfaits, behalve voor concrete acties waarvoor in het kader van een staatssteunregeling steun wordt verleend die geen de-minimissteun vormt."

c)lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt a) wordt vervangen door:

"a) een eerlijke, billijke en controleerbare berekeningsmethode op basis van:

i)    statistische gegevens of andere objectieve informatie;

ii)    de geverifieerde historische gegevens van individuele begunstigden;

iii)    de toepassing van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van individuele begunstigden; of

iv)    ontwerpbegrotingen opgesteld per geval en ex ante goedgekeurd door de managementautoriteit, ingeval de overheidssteun niet meer dan 100 000 EUR bedraagt;";

ii)de volgende alinea wordt toegevoegd:

"De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van de standaardschalen van eenheidskosten of de forfaitaire financiering als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b) en d), de gerelateerde methodes als bedoeld in dit lid, eerste alinea, onder a), en de vorm van de steun als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder e).";

27.Artikel 68 wordt vervangen door:

"Artikel 68

Forfaitaire financiering voor indirecte kosten betreffende subsidies en terugvorderbare bijstand

Wanneer de uitvoering van een concrete actie indirecte kosten oplevert, mogen zij worden berekend door middel van een van de volgende vaste percentages:

a) een vast percentage van maximaal 25 % van de subsidiabele directe kosten, mits het percentage wordt berekend volgens een eerlijke, billijke en controleerbare methode of volgens een methode die wordt toegepast op grond van regelingen voor volledig door de lidstaat gefinancierde subsidies voor soortgelijke soorten concrete acties en begunstigden;

b) een vast percentage van maximaal 15 % van de subsidiabele directe personeelskosten waarbij er geen vereiste is voor de lidstaat om te berekenen welk percentage van toepassing is;

c) een vast percentage dat wordt toegepast op de subsidiabele directe kosten op basis van bestaande methoden en overeenkomstige percentages, die van toepassing zijn voor beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke soorten concrete acties en begunstigden.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van het vaste percentage en de methoden daarvoor, als bedoeld onder c) van de eerste alinea van dit lid.";

28.de volgende artikelen 68 bis en 68 ter worden ingevoegd:

"Artikel 68 bis

Personeelskosten betreffende subsidies en terugvorderbare bijstand

1. Directe personeelskosten van een concrete actie kunnen worden berekend als een vast percentage, met een maximum van 20 % van de andere directe kosten dan de personeelskosten van die concrete actie.

2. Om de personeelskosten te bepalen mag het uurtarief worden berekend door de meest recente met documenten gestaafde jaarlijkse bruto arbeidskosten te delen door 1720 uren voor voltijdse werknemers, of door een overeenkomstig pro rata van 1720 uren voor deeltijdse werknemers. Het totale aantal per persoon en per jaar gedeclareerde uren mag niet hoger liggen dan het aantal uren dat voor de berekening van het uurtarief is gebruikt.

3. Wanneer de jaarlijkse bruto arbeidskosten niet bekend zijn, mogen die kosten worden afgeleid uit de beschikbare met documenten gestaafde bruto arbeidskosten of uit het arbeidscontract, omgerekend naar een periode van 12 maanden.

4. Personeelskosten voor personen die deeltijds aan de concrete actie werken gedurende een vast aantal uren per maand mogen worden berekend als een vast percentage van de bruto arbeidskosten, overeenkomstig het vaste percentage van de tijd dat zij aan de concrete actie hebben gewerkt en zonder verplichting om een afzonderlijk arbeidstijdregistratiesysteem op te zetten. De werkgever stelt voor elke werknemer een document op met vermelding van het vaste percentage van de arbeidstijd voor de concrete actie.

De eerste alinea is niet van toepassing op programma's in het kader van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking".

Artikel 68 ter

Forfaitaire financiering van andere kosten dan personeelskosten

1. Een vast percentage van maximaal 40 % van de subsidiabele directe personeelskosten mag worden gebruikt om de overige subsidiabele kosten van een concrete actie te dekken, zonder verplichting voor de lidstaat om te berekenen welk percentage van toepassing is. Voor concrete acties die door het ESF worden ondersteund, worden lonen en aan deelnemers betaalde vergoedingen beschouwd als extra subsidiabele kosten, bovenop het vaste percentage.

2. Het in lid 1 van dit artikel bedoelde vaste percentage wordt niet toegepast wanneer de personeelskosten reeds op basis van een vast percentage zijn berekend."

29.Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

a)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

"1 bis. Concrete acties die betrekking hebben op het verlenen van diensten aan burgers of ondernemingen op het hele grondgebied van een lidstaat worden geacht plaats te vinden in alle programmagebieden binnen een lidstaat. In dat geval worden de uitgaven pro rata aan de betrokken programmagebieden toegewezen op basis van andere objectieve criteria dan de begrotingstoewijzing voor de programmagebieden.

Dit lid is niet van toepassing op het nationale programma als bedoeld in artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en het specifieke programma voor het opzetten en het functioneren van het nationale netwerk voor het platteland als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013.";

b)in lid 2 wordt punt b) vervangen door:

"b) het totaalbedrag dat in het kader van het programma aan concrete acties buiten het programmagebied wordt toegewezen, bedraagt niet meer dan 15 % van de steun uit het EFRO, het Cohesiefonds, het ELFPO en het EFMZV op het niveau van de prioriteit op het tijdstip van de goedkeuring door het toezichtcomité als bedoeld onder c);";

c)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis Voor de fondsen en het EFMZV waarbij de overeenkomstig lid 2 buiten het programmagebied uitgevoerde concrete acties zowel het programmagebied als gebieden daarbuiten ten goede komen, worden de uitgaven pro rata aan die gebieden toegewezen op basis van andere objectieve criteria dan de begrotingstoewijzing voor de programmagebieden.";

d)lid 3 wordt vervangen door:

"3. Uitgaven voor concrete acties die betrekking hebben op technische bijstand of communicatie- en promotieactiviteiten, en voor acties in het kader van de thematische doelstelling "versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie", mogen buiten de Unie worden gedaan, mits aan de voorwaarden in lid 2, onder a), en de verplichtingen in verband met beheer, controle en audit van de concrete actie wordt voldaan.

Voor concrete acties in het kader van de doelstelling "versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie" moeten bovendien de voorwaarden van lid 2, onder b), worden vervuld.";

30.In artikel 71 wordt lid 4 vervangen door:

"4. De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op bijdragen aan of door financieringsinstrumenten of huurkoop op grond van artikel 45, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013, noch op concrete acties waarvan een productieactiviteit wordt beëindigd wegens een niet-frauduleus faillissement.";

31.In artikel 75, lid 1, wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, van het Financieel Reglement".

32.Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

a)In de tweede alinea wordt de verwijzing naar "artikel 84, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 108 van het Financieel Reglement".

b)In de vierde alinea wordt de verwijzing naar "artikel 16 van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 15 van het Financieel Reglement".

33.in artikel 79, lid 2, wordt de verwijzing naar "artikel 68, lid 3, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 80, lid 2, van het Financieel Reglement".

34.in artikel 83, lid 1, onder c), wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, van het Financieel Reglement".

35.In artikel 84 wordt de verwijzing naar “artikel 59, lid 6, van het Financieel Reglement” vervangen door “artikel 62, lid 6, van het Financieel Reglement”.

36.In artikel 98 wordt lid 2 vervangen door:

"Het EFRO en het ESF kunnen op complementaire wijze en met inachtneming van een maximum van 10 % voor de financiering van de Unie voor elke prioritaire as van een operationeel programma, financiering verlenen voor een deel van een concrete actie waarvan de kosten volgens de desbetreffende regels in aanmerking komen voor steun uit een ander Fonds, op voorwaarde dat deze kosten noodzakelijk zijn om de concrete actie naar behoren uit te voeren en rechtstreeks in verband staan met die actie."

37.Artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 6 wordt vervangen door:

"6. De uitgaven voor grote projecten kunnen worden opgenomen in een betalingsaanvraag na de in lid 2 bedoelde indiening ter goedkeuring. Indien de Commissie het door de managementautoriteit geselecteerde grote project niet goedkeurt, wordt de uitgavendeclaratie na de intrekking van de aanvraag door de lidstaat of de vaststelling van het besluit van de Commissie dienovereenkomstig gerectificeerd.";

b)het volgende lid 6 bis wordt toegevoegd:

"6 bis Wanneer de kwaliteit van een groot project overeenkomstig lid 1 door onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld, kunnen de uitgaven voor dat groot project in een betalingsaanvraag worden opgenomen nadat de managementautoriteit de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat de op grond van artikel 101 vereiste informatie bij de onafhankelijke deskundigen is ingediend.

Wanneer de Commissie niet binnen 6 maanden na de indiening van die informatie bij de onafhankelijke deskundigen in kennis wordt gesteld van de onafhankelijke kwaliteitsevaluatie of wanneer die evaluatie negatief is, worden de overeenkomstige uitgaven ingetrokken en wordt de uitgavendeclaratie dienovereenkomstig gerectificeerd.";

38.in artikel 104 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

"2.    De overheidsmiddelen die aan een gezamenlijk actieplan worden toegewezen, bedragen ten minste 5 000 000 EUR of, als dit minder is, 5% van de overheidssteun van het operationele programma of één van de bijdragende programma's.

3. Lid 2 is niet van toepassing op concrete acties die worden gefinancierd in het kader van het YEI en het eerste gezamenlijke actieplan dat door een lidstaat wordt ingediend in het kader van de doelstelling "investeren in groei en werkgelegenheid" of het eerste gezamenlijke actieplan dat door een programma wordt ingediend in het kader van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking".";

39.in artikel 105, lid 2, wordt de tweede zin geschrapt;

40.in artikel 106 wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

a)punt 1 wordt vervangen door:

"1) een beschrijving van de doelstellingen van het gezamenlijke actieplan en van de manier waarop dat bijdraagt aan de doelstellingen van het programma of de specifieke aanbevelingen per land en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie krachtens artikel 121, lid 2, VWEU en de aanbevelingen van de Raad waarmee de lidstaten bij hun werkgelegenheidsbeleid rekening moeten houden krachtens artikel 148, lid 4, VWEU;"

b)punt 2 wordt geschrapt.

c)punt 3 wordt vervangen door:

"3) een beschrijving van de projecten of de soorten geplande projecten, samen met de mijlpalen, in voorkomend geval, en de aan de gemeenschappelijke indicatoren per prioritaire as gekoppelde streefdoelen inzake outputs en resultaten, in voorkomend geval.";

d)de punten 6 en 7 worden geschrapt;

e)punt 8 wordt vervangen door:

"8) de uitvoeringbepalingen, met inbegrip van:

a)    informatie over de selectie van het gezamenlijke actieplan door de managementautoriteit overeenkomstig artikel 125, lid 3;

b)    de regelingen voor de leiding van het gezamenlijke actieplan, overeenkomstig artikel 108;

c)    de regelingen voor het toezicht op en de evaluatie van het gezamenlijke actieplan, met inbegrip van kwaliteitsborging en de verzameling en opslag van gegevens over het bereiken van mijlpalen, outputs en resultaten;"

e)in punt 9 wordt punt b) wordt geschrapt;

41.in artikel 107 wordt lid 3 vervangen door:

"3. In het in lid 2 bedoelde besluit worden de volgende elementen aangeduid: de begunstigde en de doelstellingen van het gezamenlijke actieplan, de mijlpalen, in voorkomend geval, en de streefdoelen voor outputs en resultaten, de kosten van het bereiken van deze mijlpalen en streefdoelen voor outputs en resultaten, en het financieringsplan uitgesplitst naar operationeel programma en prioritaire as, met inbegrip van het totale subsidiabele bedrag en het bedrag van de overheidsuitgaven, de uitvoeringsperiode van het gezamenlijke actieplan en, in voorkomend geval, de geografische dekking en de doelgroepen van het gezamenlijke actieplan."

42.in artikel 108, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

"De lidstaat of de managementautoriteit richt een stuurgroep voor het gezamenlijke actieplan op, die los mag staan van het toezichtcomité van de desbetreffende operationele programma's. De stuurgroep vergadert ten minste twee keer per jaar en rapporteert aan de managementautoriteit. In voorkomend geval, stelt de managementautoriteit het desbetreffende toezichtcomité in kennis van de resultaten van de werkzaamheden van de stuurgroep en van de voortgang bij de uitvoering van het gezamenlijke actieplan, overeenkomstig artikel 110, lid 1, onder e), en artikel 125, lid 2, onder a)."

43.in artikel 109 wordt lid 1 vervangen door:

"Betalingen aan de begunstigde van een gezamenlijk actieplan worden behandeld als vaste bedragen of standaardschalen van eenheidskosten."

44.in artikel 110, lid 2, wordt punt a) vervangen door:

"a) de methoden en criteria gebruikt voor de selectie van concrete acties, onverminderd artikel 34, lid 3, onder c);"

45.Artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 1 wordt vervangen door:

"1. De managementautoriteit of de lidstaat stelt voor één of meerdere operationele programma's een evaluatieplan op. Het evaluatieplan wordt uiterlijk een jaar na goedkeuring van het operationele programma bij het toezichtcomité ingediend. Voor specifieke programma’s als bedoeld in artikel 39, lid 4, eerste alinea, onder b), die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld, wordt het evaluatieplan uiterlijk een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediend bij het toezichtcomité.";

b)lid 4 wordt geschrapt.

46.in artikel 115 wordt lid 3 vervangen door:

"3. In bijlage XII zijn nadere voorschriften vastgesteld betreffende de op het publiek gerichte voorlichtings- en communicatiemaatregelen, alsook betreffende de op begunstigden en potentiële begunstigden gerichte voorlichtingsmaatregelen.";

47.Artikel 119 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

"Het bedrag van de Fondsen dat aan technische bijstand wordt toegewezen, mag niet meer bedragen dan 4 % van het totale bedrag van de Fondsen dat is toegewezen aan operationele programma's op het tijdstip van de vaststelling van de operationele programma’s in een lidstaat van de doelstelling "investeren in groei en werkgelegenheid"."

b)in lid 2 wordt de eerste zin geschrapt;

c)Lid 4 wordt vervangen door:

"4. In het geval van de Structuurfondsen, indien de toewijzingen als bedoeld in lid 1 worden aangewend voor de gezamenlijke financiering van technische bijstand voor meer dan een regiocategorie, kunnen de uitgaven van de acties worden uitgevoerd krachtens een prioritaire as waarbij verschillende regiocategorieën worden gecombineerd en kan er een pro rata grondslag worden toegepast, rekening houdend met de respectieve toewijzingen aan de verschillende regiocategorieën van het operationeel programma of de toewijzing aan elke regiocategorie als een aandeel in de totale toewijzing van de lidstaat.";

48.In artikel 122, lid 2, wordt de vierde alinea vervangen door:

"Wanneer ten onrechte aan een begunstigde betaalde bedragen door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de begroting van de Unie. De lidstaten kunnen ertoe besluiten een onverschuldigd betaald bedrag niet terug te vorderen indien het van de begunstigde terug te vorderen bedrag voor een actie in een boekjaar, zonder rente, niet meer dan 250 EUR aan steun uit de fondsen bedraagt.";

49.In artikel 123, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:

"In het geval van de Fondsen en in het geval van het EFMZV mogen de managementautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit en de auditautoriteit deel uitmaken van dezelfde publieke autoriteit of instantie, mits het beginsel van scheiding van functies wordt nageleefd."

50.In artikel 125 wordt lid 4 als volgt gewijzigd:

a)Punt a) wordt vervangen door:

"a) verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd, of de concrete actie voldoet aan het toepasselijke recht, aan het operationele programma en aan de voorwaarden voor de steun voor de concrete actie en,

i)    voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 67, eerste alinea, onder a), of de door de begunstigden met betrekking tot die kosten gedeclareerde uitgaven daadwerkelijk zijn betaald;

ii)    voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 67, lid 1, eerste alinea, onder b), c) en d), of voldaan is aan de voorwaarden voor de vergoeding van de uitgave aan de begunstigde;"

b)in punt e) wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, onder a) en b), van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, onder a) en b), van het Financieel Reglement".

51.In artikel 126, eerste alinea, onder b), wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement".

52.Artikel 127 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 1, derde alinea, wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, tweede alinea, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, tweede alinea, van het Financieel Reglement".

b)in lid 5, onder a), wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, tweede alinea, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, tweede alinea, van het Financieel Reglement".

53.in artikel 134, lid 1 bis, derde alinea, wordt de verwijzing naar "artikel 21, lid 3, onder c), van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 20, lid 3, onder c), van het Financieel Reglement".

54.in artikel 137, lid 1, wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement".

55.in artikel 138, wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, van het Financieel Reglement".

56.in artikel 139, lid 7, wordt de verwijzing naar "artikel 177, lid 3, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 20, lid 3, onder c), van het Financieel Reglement".

57.aan artikel 140, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd:

"Wanneer documenten op algemeen aanvaarde gegevensdragers worden bijgehouden overeenkomstig de procedure van lid 5, worden er geen originelen verlangd."

58.in artikel 145, lid 7, onder a), wordt de verwijzing naar "artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 62, lid 5, van het Financieel Reglement".

59.in artikel 147, lid 1, wordt de verwijzing naar "artikel 73 van het Financieel Reglement" vervangen door "artikel 89 van het Financieel Reglement".

60.aan artikel 152 wordt een nieuw lid 4 toegevoegd:

"Wanneer een oproep tot het indienen van voorstellen wordt gelanceerd vóór de inwerkingtreding van Verordening XXX/YYYY tot wijziging van de onderhavige verordening, kan de managementautoriteit (of het toezichtcomité voor programma's in het kader van de doelstelling Europese territoriale samenwerking) besluiten de in artikel 67, lid 2 bis, opgenomen verplichting niet toe te passen tijdens een periode van maximum zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening XXX/YYY. Wanneer het document waarin de voorwaarden voor de toekenning van steun aan de begunstigde wordt meegedeeld binnen een periode van zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening XXX/YYY, kan de managementautoriteit besluiten die gewijzigde bepalingen niet toe te passen.”

61.Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)In afdeling 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

"Ingeval een financieringsinstrument overeenkomstig artikel 38, lid 4, onder a) en b), en artikel 39 bis wordt uitgevoerd, bevat de financieringsovereenkomst tevens de algemene en bijzondere voorwaarden voor het verstrekken van bijdragen uit het programma aan het financieringsinstrument, en ten minste de volgende elementen:";

b)In afdeling 1 wordt punt i) vervangen door:

"regels betreffende het hergebruik van middelen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen tot de subsidiabiliteitsperiode is verstreken in overeenstemming met artikel 44, en in voorkomend geval regels inzake de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis;";

c) in afdeling 2 wordt punt c) vervangen door:

"c) het gebruik en hergebruik van middelen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen, in overeenstemming met de artikelen 43, 44 en 45, en in voorkomend geval regels inzake de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis;";

62.Bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:

a)aan punt 2.2 wordt het volgende punt toegevoegd:

"6. De in dit punt omschreven verantwoordelijkheden gelden vanaf het tijdstip waarop het in artikel 125, lid 3, onder c), bedoelde document waarin de voorwaarden voor de toekenning van steun voor de concrete actie zijn opgenomen, wordt bezorgd aan de begunstigde."

b)in punt 3.1, lid 2, wordt punt f) vervangen door:

"f)    de taak van de begunstigden het publiek te informeren over het doel van de concrete actie en de steun die uit de fondsen voor de actie wordt verstrekt, overeenkomstig punt 2.2, vanaf het ogenblik waarop de begunstigde het in artikel 125, lid 3, onder c), bedoelde document waarin de voorwaarden voor de toekenning van steun voor de actie zijn opgenomen, heeft ontvangen. De managementautoriteit kan potentiële begunstigden verzoeken in hun aanvraag indicatieve communicatieactiviteiten voor te stellen die in verhouding staan tot de omvang van de concrete actie.”

Artikel 266
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1304/2013

Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad 53 wordt als volgt gewijzigd:

1.In artikel 13 wordt in lid 2 de volgende alinea ingevoegd:

"Wanneer concrete acties waarop de eerste alinea, onder a), van toepassing is ook het programmagebied waar ze worden uitgevoerd ten goede komen, worden de uitgaven pro rata aan die programmagebieden toegewezen op basis van andere objectieve criteria dan de begrotingstoewijzing voor de programmagebieden."

2.Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)Lid 2 wordt geschrapt.

b)Lid 4 wordt geschrapt.

3.In bijlage I wordt punt 1 vervangen door:

"1) Gemeenschappelijke outputindicatoren voor de deelnemers

Onder "deelnemers" 54 worden personen verstaan die direct van een ESF-interventie profiteren, die kunnen worden geïdentificeerd en om hun karakteristieken kunnen worden gevraagd en voor wie specifieke uitgaven worden "geoormerkt". Andere personen worden niet ingedeeld als deelnemers. Alle gegevens worden naar geslacht uitgesplitst.

De gemeenschappelijke outputindicatoren voor deelnemers zijn:

— werklozen, onder wie langdurig werklozen*,

— langdurig werklozen*,

— inactieven*,

— inactieven die geen onderwijs of opleiding volgen*,

— werkenden, onder wie zelfstandigen*,

— jonger dan 25 jaar*,

— ouder dan 54 jaar*,

— ouder dan 54 jaar die werkloos zijn, met inbegrip van langdurig werklozen, of die inactief zijn en geen onderwijs of opleiding volgen*,

— met primair (ISCED 1) of lager voortgezet onderwijs (ISCED 2)*,

— met hoger middelbaar (ISCED 3) of postsecundair onderwijs (ISCED 4)*,

— met hoger onderwijs (ISCED 5 tot en met 8)*,

— migranten, deelnemers met een buitenlandse achtergrond, minderheden (waaronder gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma)**,

— deelnemers met een handicap**,

— andere kansarmen**.

Het totale aantal deelnemers wordt automatisch berekend op basis van de outputindicatoren.

Die gegevens over de deelnemers aan een door het ESF gesteunde concrete actie worden verstrekt in de jaarverslagen over de uitvoering, als aangegeven in artikel 50, leden 1 en 2, en artikel 111, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303\2013.

— daklozen of mensen die van de woningmarkt uitgesloten zijn*,

— deelnemers van het platteland* 55 .

— deelnemers uit huishoudens waarin niemand werk heeft*,

— deelnemers met afhankelijke kinderen uit huishoudens waarin niemand werk heeft*,

— deelnemers met afhankelijke kinderen in eenouderhuishoudens*,

De gegevens over deelnemers zullen bij de twee bovenstaande indicatoren worden verstrekt in de jaarverslagen over de uitvoering, als aangegeven in artikel 50, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De gegevens over deelnemers zullen bij de drie bovenstaande indicatoren worden verstrekt in de verslagen, als aangegeven in artikel 50, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De gegevens voor de vijf bovenstaande indicatoren worden verzameld op basis van een representatieve steekproef van deelnemers binnen elke investeringsprioriteit. De interne validiteit wordt zodanig gegarandeerd dat de gegevens kunnen worden gegeneraliseerd op het niveau van de investeringsprioriteit."

Artikel 267
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1305/2013

Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.In artikel 2, lid 1, wordt de tweede alinea als volgt gewijzigd:

a)punt n) wordt vervangen door:

"n) "jonge landbouwer": een persoon die bij het indienen van de aanvraag niet ouder is dan 40 jaar, beschikt over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid en zich voor het eerst als bedrijfshoofd op dat landbouwbedrijf vestigt, hetzij alleen, hetzij samen met andere landbouwers;"

b)punt r) wordt vervangen door:

"r) "bos": een gebied van meer dan 0,5 hectare met bomen van meer dan 5 meter hoog en een bladerdak van meer dan 10 procent of bomen die deze waarden ter plaatse kunnen bereiken; hoofdzakelijk voor landbouw of bebouwing gebruikt land valt hier niet onder, onder voorbehoud van lid 2;"

c)Het volgende punt s) wordt toegevoegd:

"s) "datum van vestiging": de datum waarop de aanvrager een handeling of handelingen stelt waarmee het vestigingsproces aanvangt."

2.in artikel 8, lid 1, onder h), wordt punt ii) vervangen door:

3."ii) een tabel met voor elke maatregel, voor elk soort concrete actie met een specifiek ELFPO-bijdragepercentage, voor het soort concrete actie als bedoeld in artikel 39 bis en voor technische bijstand, de totale geplande bijdrage van de Unie en het geldende ELFPO-bijdragepercentage. In voorkomend geval worden het ELFPO-bijdragepercentage voor minder ontwikkelde regio's en de bijdrage voor andere regio's afzonderlijk aangegeven in deze tabel;"

4.In artikel 16 wordt lid 2 vervangen door:

"In het kader van deze maatregel kan ook steun worden verleend voor uit informatie- en promotieactiviteiten van producentengroeperingen voortvloeiende kosten voor producten die onder een kwaliteitsregeling vallen waarvoor overeenkomstig lid 1 steun wordt verleend. Als afwijking van artikel 70, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 mogen die activiteiten alleen worden uitgevoerd op de interne markt."

5.In artikel 17, lid 1 wordt punt b) vervangen door:

"b) betrekking hebben op de verwerking, de afzet en/of de ontwikkeling van in bijlage I bij het VWEU vermelde landbouwproducten of katoen, met uitzondering van visserijproducten; het productieproces kan een product opleveren dat niet in die bijlage wordt vermeld; wanneer steun wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten, kan de input ook een product zijn dat niet onder bijlage I bij het VWEU valt, op voorwaarde dat de investering bijdraagt tot een of meer van de prioriteiten van de Unie inzake plattelandsontwikkeling;

6.Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 4 wordt vervangen door:

"4. De aanvraag van steun op grond van lid 1, onder a), i), wordt ingediend binnen 24 maanden na de datum van vestiging.

De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt slechts verleend wanneer een bedrijfsplan wordt overgelegd. De uitvoering van het bedrijfsplan gaat uiterlijk negen maanden na de datum van het besluit tot steunverlening van start. Het bedrijfsplan heeft een looptijd van maximum vijf jaar.

Voor jonge landbouwers die steun ontvangen op grond van lid 1, onder a), i), begint de uitvoering van het bedrijfsplan na de datum van vestiging. In het bedrijfsplan wordt bepaald dat de jonge landbouwer binnen 18 maanden na de datum van het besluit tot toekenning van steun dient te voldoen aan artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 inzake actieve landbouwers.

De lidstaten definiëren de in artikel 2, lid 1, onder s), bedoelde handeling(en) in de plattelandsontwikkelingsprogramma’s.

De lidstaten stellen per begunstigde boven- en benedengrenzen vast voor de toegang tot de respectievelijk in lid 1, onder a), i) en iii), bedoelde steun. De benedengrens voor steunverlening in het kader van lid 1, onder a), i), dient hoger te liggen dan de bovengrens voor steunverlening in het kader van lid 1, onder a), iii). De steun wordt uitsluitend verleend aan kleine en micro-ondernemingen.”

b)het volgende lid 4 bis wordt ingevoegd:

"4 bis Als afwijking van artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 mag steun op grond van lid 1, onder a), i), ook worden verleend in de vorm van financieringsinstrumenten, of als een combinatie van subsidies en financieringsinstrumenten.";

c)lid 5 wordt vervangen door:

"5. De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt in ten minste twee tranches betaald. De tranches kunnen degressief zijn. De laatste tranche van de in lid 1, onder a), i) en ii), bedoelde steun mag slechts worden betaald indien het bedrijfsplan correct wordt uitgevoerd.";

7.In artikel 20 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing wanneer steun wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.";

8.Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt c) wordt vervangen door:

"c) financiële bijdragen in onderlinge fondsen die fungeren als inkomensstabiliseringsinstrument en waaruit landbouwers uit alle sectoren wier inkomen ernstig is gedaald, worden vergoed;";

ii)het volgende punt d) wordt toegevoegd:

"d) financiële bijdragen in onderlinge fondsen die fungeren als inkomensstabiliseringsinstrument en waaruit landbouwers uit een specifieke sector wier inkomen ernstig is gedaald, worden vergoed.";

b)Lid 3 wordt vervangen door:

"3. Voor de toepassing van lid 1, onder b), c) en d), wordt onder "onderling fonds" verstaan een door de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving geaccrediteerd systeem dat de aangesloten landbouwers in de gelegenheid stelt zich te verzekeren en

hen compensatiebetalingen uitkeert voor economische verliezen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden of uitbraken van dier- of plantenziekten of plagen, of van een milieuongeval, of omdat hun inkomen ernstig is gedaald."

c)in lid 5 wordt de tweede alinea geschrapt.

9.In artikel 38, lid 3, wordt de derde alinea geschrapt;

10.Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

a)De titel van artikel 39 wordt vervangen door:

“Artikel 39 Inkomensstabiliseringsinstrument voor landbouwers uit alle sectoren”

b) in lid 4, onder b), wordt de laatste zin geschrapt.

11.Het volgende artikel 39 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 39 bis
Inkomensstabiliseringsinstrument voor landbouwers uit een specifieke sector”

"1. De in artikel 36, lid 1, onder d), bedoelde steun wordt slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen verleend indien het inkomen van een individuele landbouwer is gedaald met meer dan 20 % van het gemiddelde jaarinkomen van die landbouwer in de laatste drie jaar of het gemiddelde inkomen van drie jaren van de laatste vijf jaren, het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend. Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, onder d), wordt onder inkomen verstaan de som van de inkomsten die de landbouwer van de markt ontvangt, inclusief overheidssteun en exclusief de kosten van de productiemiddelen. Betalingen uit het onderlinge fonds compenseren minder dan 70 % van de gederfde inkomsten van de producent in het jaar waarin hij recht krijgt op deze steun.

2. De leden 2 tot en met 5 van artikel 39 zijn van toepassing voor steun op grond van artikel 36, lid 1, onder d).";

12.Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 5 wordt vervangen door:

"5. Bedrijfskapitaal dat aanvullend is bij en verband houdt met een nieuwe investering waarvoor ELFPO-steun wordt verleend via een overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 ingesteld financieringsinstrument, kan een subsidiabele uitgave vormen. Dergelijke uitgaven die voor steun in aanmerking komen, bedragen niet meer dan 30 % van het totale bedrag van de voor steun in aanmerking komende uitgaven voor de investering. Het desbetreffende verzoek wordt naar behoren gemotiveerd.”

b)het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

"De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing wanneer steun wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.";

13.Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

a)aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Als afwijking kan de beheersautoriteit, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen waarin geen selectiecriteria kunnen worden vastgesteld vanwege de aard van de betrokken concrete acties, een andere selectiemethode definiëren, die na raadpleging van het toezichtcomité in het plattelandsontwikkelingsprogramma moet worden beschreven.";

b)lid 2 wordt vervangen door:

"2. De voor de selectie van concrete acties bevoegde autoriteit van de lidstaat ziet erop toe dat concrete acties, met uitzondering van de in artikel 18, lid 1, onder b), artikel 24, lid 1, onder d), en de artikelen 28 tot en met 31, 33, 34 en 36 tot en met 39 bis bedoelde concrete acties, worden geselecteerd overeenkomstig de in lid 1 bedoelde selectiecriteria en overeenkomstig een transparante en goed gedocumenteerde procedure.";

c)het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer steun wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.";

14.In artikel 59 wordt lid 4 als volgt gewijzigd:

a)punt f) wordt vervangen door:

"f) 100 % voor een bedrag van 100 miljoen EUR, in prijzen van 2011, toegewezen aan Ierland, voor een bedrag van 500 miljoen EUR, in prijzen van 2011, toegewezen aan Portugal en voor een bedrag van 7 miljoen EUR, in prijzen van 2011, toegewezen aan Cyprus."

b) in punt g) wordt de laatste zin vervangen door:

"Het ELFPO-bijdragepercentage dat zonder deze afwijking zou gelden, wordt echter wel gehandhaafd voor de totale overheidsuitgave tijdens de programmeringsperiode;";

c)het volgende punt h) wordt toegevoegd:

"h) het bijdragepercentage als bedoeld in artikel 39 bis, lid 13, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor het financieringsinstrument als bedoeld in artikel 38, lid 1, onder c), van diezelfde verordening."

15.Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 1 wordt vervangen door:

"1. In afwijking van artikel 65, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 kan er in de programma's voor plattelandsontwikkeling in het geval van noodmaatregelen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen, ongunstige weersomstandigheden of wegens een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van aanzienlijke en onverwachte demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen, in worden voorzien dat uitgaven met betrekking tot wijzigingen in het programma subsidiabel zijn vanaf de datum waarop die gebeurtenis zich heeft voorgedaan."

b)in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

"Met uitzondering van algemene kosten zoals omschreven in artikel 45, lid 2, onder c), zijn voor concrete investeringsacties in het kader van maatregelen die binnen het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU vallen, uitgaven alleen subsidiabel nadat bij de bevoegde autoriteit een aanvraag daartoe is ingediend. De lidstaten kunnen in hun programma's echter bepalen dat uitgaven die betrekking hebben op noodmaatregelen naar aanleiding van natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen, ongunstige weersomstandigheden of wegens een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van aanzienlijke en onverwachte demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen, en die de begunstigde na de gebeurtenis heeft gemaakt ook subsidiabel zijn."

16.in artikel 62 wordt lid 2 vervangen door:

"2. Indien steun wordt verleend op basis van standaardkosten of extra kosten en gederfde inkomsten overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder a) en b), van deze verordening (betreffende gederfde inkomsten en onderhoudskosten) en de artikelen 28 tot en met 31, 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een eerlijke, evenwichtige en controleerbare berekening. Hiertoe voert een orgaan dat functioneel onafhankelijk is van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het programma en dat over de nodige deskundigheid beschikt, de berekeningen uit of bevestigt de deugdelijkheid en de nauwkeurigheid ervan. Er wordt een verklaring ter bevestiging van de deugdelijkheid en nauwkeurigheid van de berekeningen opgenomen in het plattelandsontwikkelingsprogramma.";

17.in artikel 74 wordt punt a) vervangen door:

"a)    voor de publicatie van de concrete oproepen tot het indienen van voorstellen wordt het geraadpleegd en brengt het advies uit over de criteria voor de selectie van de gefinancierde concrete acties, deze criteria worden herzien in het licht van de programmeringsbehoeften;".

Artikel 268
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013

Verordening (EU) nr. 1306/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 2 wordt geschrapt.

b)de leden 3, 4 en 5 worden vervangen door:

"3. Uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop de aanpassingscoëfficiënt van toepassing is, stelt de Commissie de aanpassingscoëfficiënt vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 116, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

4. Tot 1 december van het kalenderjaar waarop de aanpassingscoëfficiënt van toepassing is, kan de Commissie op basis van nieuwe informatie uitvoeringshandelingen vaststellen tot aanpassing van de overeenkomstig lid 3 vastgestelde aanpassingscoëfficiënt. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 116, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

5. De lidstaten vergoeden de overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement overgedragen kredieten aan de eindontvangers op wie, in het begrotingsjaar waarnaar de kredieten worden overgedragen, de aanpassingscoëfficiënt van toepassing is.

De vergoeding als bedoeld in de eerste alinea geldt alleen voor eindontvangers in die lidstaten waar in het voorgaande begrotingsjaar de financiële discipline is toegepast."

2.in artikel 38 wordt lid 3 vervangen door:

"3. In geval van een gerechtelijke procedure of administratief beroep met schorsende werking wordt de in lid 1 of lid 2 bedoelde termijn waarna vastleggingen ambtshalve worden doorgehaald, gedurende die procedure of dat administratief beroep geschorst voor het bedrag van de betrokken concrete acties, mits de Commissie uiterlijk op 31 januari van jaar N + 4 een met redenen omklede melding ontvangt van de lidstaat."

3.in artikel 43, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

"a) de bedragen die krachtens artikel 40, artikel 41, lid 2, en artikel 51 wat de uitgaven uit het ELGF betreft, alsmede krachtens de artikelen 52 en 54 aan de begroting van de Unie moeten worden overgemaakt, met inbegrip van de rente daarop;"

4.in artikel 54 wordt lid 2 vervangen door:

"2. Indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het verzoek tot terugbetaling of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning door de betrokken lidstaat gedragen, zulks onverminderd de eis dat de betrokken lidstaat de terugvorderingsprocedures overeenkomstig artikel 58 moet voortzetten.

Indien in het kader van de terugvorderingsprocedure in een administratief of gerechtelijk besluit met een definitief karakter wordt geconstateerd dat er geen sprake is van een onregelmatigheid, declareert de betrokken lidstaat de financiële last die hij op grond van de eerste alinea heeft gedragen, aan de Fondsen als uitgave.

Indien evenwel, om redenen die niet kunnen worden toegeschreven aan de betrokken lidstaat, de terugvordering niet binnen de in de eerste alinea van dit lid gespecificeerde termijn kon plaatsvinden en het terug te vorderen bedrag meer dan 1 miljoen EUR bedraagt, kan de Commissie op verzoek van de lidstaat de termijn met ten hoogste de helft van de oorspronkelijke periode verlengen."

5.aan artikel 63, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wanneer de inbreuk betrekking heeft op de nationale of Uniewetgeving inzake overheidsopdrachten, wordt het deel van de steun dat niet mag worden betaald of moet worden ingetrokken bepaald op basis van de ernst van de inbreuk en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, rekening houdend met de relevante richtsnoeren van de Commissie inzake financiële correcties voor uitgaven die in gedeelde uitvoering door de Unie zijn gefinancierd in geval van niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten. De wettigheid en regelmatigheid van de transactie komt alleen in het gedrang tot op het niveau of het deel van de steun dat niet mag worden betaald of moet worden ingetrokken."

Artikel 269
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1307/2013

Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.aan artikel 6, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 36, lid 4, tweede alinea, geboden keuzemogelijkheid kan het in bijlage II voor die lidstaat voor dat jaar vermelde nationale maximum worden overschreden met het overeenkomstig die alinea berekende bedrag.";

2.in artikel 9 worden de volgende leden 7 en 8 toegevoegd:

"7. De lidstaten kunnen besluiten dat personen of groepen personen die binnen het toepassingsgebied van de eerste en de tweede alinea van lid 2 vallen, vanaf 2018 slechts aan een of twee van de drie in lid 2, derde alinea, opgenomen criteria moeten voldoen om aan te tonen dat zij actieve landbouwer zijn. Desgevallend stellen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2017 in kennis van dat besluit.

8. De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van dit artikel vanaf 2018 niet meer toe te passen. Desgevallend stellen zij de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2017 in kennis van dat besluit."

3.aan artikel 36, lid 4, worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Voor elke lidstaat kan het volgens de eerste alinea van dit lid berekende bedrag worden verhoogd met maximum 3 % van het in bijlage II vermelde toepasselijk jaarlijkse nationale maximum, na aftrek van het bedrag dat resulteert uit de toepassing van artikel 47, lid 1, voor het betreffende jaar. Indien een lidstaat deze verhoging toepast, houdt de Commissie met deze verhoging rekening bij het vaststellen van het jaarlijkse nationale maximum voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling overeenkomstig de eerste alinea van dit lid. Daartoe stellen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2017 in kennis van de jaarlijkse percentages waarmee het volgens lid 1 van dit artikel berekende bedrag vanaf 2018 elk kalenderjaar moet worden verhoogd.

De lidstaten kunnen hun in de tweede alinea bedoelde besluit jaarlijks herzien en stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan de toepassing daarvan in kennis van de op die herziening gebaseerde besluiten.";

4.in artikel 50 wordt lid 9 geschrapt;

5.in artikel 51 wordt lid 3 vervangen door:

"3. Indien het totaalbedrag van de betaling voor jonge landbouwers die in een lidstaat in een bepaald jaar wordt aangevraagd, hoger is dan het in lid 1 van dit artikel vastgestelde maximum van 2 %, stellen de lidstaten vast hoeveel betalingsrechten een landbouwer maximaal kan activeren of hoeveel subsidiabele hectaren een landbouwer maximaal kan declareren teneinde te voldoen aan het in lid 1 van dit artikel vastgestelde maximum van 2 %. De lidstaten nemen dit maximum in acht bij de toepassing van artikel 50, leden 6, 7 en 8.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle uit hoofde van de eerste alinea toegepaste maxima en dit uiterlijk op 15 september van het jaar na dat waarin de steunaanvragen zijn ingediend waarop de maxima werden toegepast.”

6.aan artikel 52 wordt het volgende lid 10 toegevoegd:

"10) De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen om te vermijden dat begunstigden van vrijwillig gekoppelde steun ondanks de structurele onevenwichtigheden op de markt in een sector hun productiepeil handhaven door toe te staan dat de betaling van dergelijke steun mag worden voortgezet tot 2020 op basis van productie-eenheden waarvoor in een eerdere referentieperiode vrijwillige gekoppelde steun is verleend."

Artikel 270
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013

Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 1 wordt punt f) vervangen door: "f) crisispreventie en crisisbeheersing, waaronder begeleiding van andere producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen of individuele producenten."

b)in lid 3 wordt het volgende punt i) ingevoegd:

"i) begeleiding van andere producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen of individuele producenten."

2.in artikel 34 wordt lid 4 vervangen door:

"4. Het in lid 1 genoemde maximum van 50 % wordt tot 100 % verhoogd in de volgende gevallen:

a)    de hoeveelheden uit de markt genomen groenten en fruit bedragen niet meer dan 5 % van het volume van de in de handel gebrachte productie van elke producentenorganisatie en worden als volgt afgezet:

i)    gratis uitreiking aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties voor hun acties ten behoeve van personen die op grond van de nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien;

ii)    gratis uitreiking aan door de lidstaten aangewezen strafinrichtingen, scholen en openbare onderwijsinstellingen, kindervakantiekampen, ziekenhuizen en bejaardentehuizen, waarbij de lidstaten de nodige maatregelen nemen opdat de in dit kader uitgereikte hoeveelheden bovenop de hoeveelheden komen die deze instellingen normaal aankopen;

b)    acties in verband met de begeleiding van andere producentenorganisaties, producentengroeperingen of individuele producenten uit de in artikel 35, lid 1, bedoelde lidstaten."

3.Artikel 35 wordt vervangen door:

"Artikel 35
Nationale financiële steun

1. Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Litouwen, Luxemburg, Malta, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië mogen producentenorganisaties op hun verzoek nationale financiële steun toekennen voor een bedrag van ten hoogste 1 % van de waarde van de door hen in de handel gebrachte productie. Die steun komt bovenop de steun uit het actiefonds.

2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van lid 1 met het oog op de toevoeging van lidstaten waar de producenten in de sector groenten en fruit bijzonder zwak georganiseerd zijn, en de schrapping van lidstaten waar dat niet langer het geval is." 

4.Artikel 188 wordt vervangen door:

“Artikel 188
Toewijzingsproces van tariefcontingenten

1. De Commissie maakt de resultaten van de toewijzing van de tariefcontingenten, naar aanleiding van de ontvangen aanvragen en rekening houdend met de beschikbare tariefcontingenten en de ontvangen aanvragen, op passende wijze openbaar op het web.

2. Bij de in lid 1 bedoelde openbaarmaking wordt, in voorkomend geval, ook vermeld of in behandeling zijnde aanvragen moesten worden afgewezen, de indiening van aanvragen moest worden opgeschort of ongebruikte hoeveelheden moesten worden verdeeld.

3. De lidstaten verlenen invoercertificaten voor de in het kader van de tariefcontingenten voor invoer aangevraagde hoeveelheden, afhankelijk van de respectieve toewijzingscoëfficiënten en nadat deze door de Commissie overeenkomstig lid 1 openbaar zijn gemaakt."

Artikel 271
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1309/2013

Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad 56 wordt als volgt gewijzigd:

1.In artikel 6 wordt lid 2 wordt vervangen door:

"2. In afwijking van artikel 2 mogen de aanvragende lidstaten door het EFG medegefinancierde individuele diensten aanbieden aan een aantal NEET's die op de datum van de indiening van de aanvraag jonger dan 25 jaar zijn of, indien lidstaten daartoe besluiten, jonger dan 30 jaar, dat ten hoogste gelijk is aan het aantal beoogde begunstigden, waarbij zij prioriteit verlenen aan personen die gedwongen zijn ontslagen of hun werkzaamheden hebben beëindigd, op voorwaarde dat ten minste een aantal van de gedwongen ontslagen in de zin van artikel 3 plaatsvindt in regio's van NUTS 2-niveau waar het werkloosheidspercentage onder jongeren van 15 tot 24 jaar in 2012 meer dan 25 % bedroeg en, voor lidstaten waar de jeugdwerkloosheid in 2012 met meer dan 30 % is gestegen, regio’s van NUTS 2-niveau met een jeugdwerkloosheidspercentage van meer dan 20 % in 2012. De steun aan NEET's jonger dan 25 jaar of, indien lidstaten daartoe besluiten, jonger dan 30 jaar, mag worden verleend in die regio's van NUTS 2-niveau waar het werkloosheidspercentage onder jongeren van 15 tot 24 jaar in 2012 meer dan 25 % bedroeg en, voor lidstaten waar de jeugdwerkloosheid in 2012 met meer dan 30 % is gestegen, regio’s van NUTS 2-niveau met een jeugdwerkloosheidspercentage van meer dan 20 % in 2012."

2.In artikel 11 wordt lid 3 vervangen door:

"De in lid 1 aangegeven taken worden uitgevoerd in overeenstemming met het Financieel Reglement."

3.In artikel 15 wordt lid 4 vervangen door:

"4. Als de Commissie van mening is dat aan de voorwaarden voor de toekenning van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan, dient zij een voorstel in tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG. Het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG wordt gezamenlijk door het Europees Parlement en de Raad genomen binnen een maand nadat het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad is ingediend. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

De overschrijvingen die betrekking hebben op het EFG worden verricht overeenkomstig artikel 30, lid 5, van het Financieel Reglement.”

Artikel 272
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1316/2013

Verordening (EU) nr. 1316/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

Hoofdstuk V bis
Blending



Artikel 16 bis
CEF-blendingfaciliteiten

1. Overeenkomstig artikel 153 van het Financieel Reglement kunnen op grond van deze verordening voor een of meerdere CEF-sectoren blendingfaciliteiten worden opgezet.

2. De CEF-blendingfaciliteiten worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig artikel 6, lid 3.

3. De totale bijdrage uit de algemene begroting van de Unie voor de CEF-blendingfaciliteiten bedraagt ten hoogste 10 % van de in artikel 5, lid 1, bedoelde totale financiële middelen van de CEF.

4. Steun die in het kader van de CEF-blendingfaciliteit wordt verleend in de vorm van subsidies voldoet aan de in artikel 7 vastgestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor financiële bijstand. Het bedrag van de financiële bijstand die via een CEF-blendingfaciliteit aan de blendingverrichtingen moet worden toegekend, wordt gemoduleerd op basis van een kosten-batenanalyse en het streven naar een maximaal hefboomeffect van de financiering van de Unie.

5. De Unie, de lidstaten en andere investeerders kunnen bijdragen aan de CEF-blendingfaciliteiten, op voorwaarde dat de Commissie instemt met de subsidiabiliteitscriteria van blendingverrichtingen en/of de investeringsstrategie van de faciliteit, die in voorkomend geval vereist is vanwege de aanvullende bijdrage. Die aanvullende middelen worden door de Commissie uitgevoerd overeenkomstig lid 2.

6. Blendingverrichtingen die via een CEF-blendingfaciliteit worden ondersteund, worden geselecteerd op basis van rijpheid; hierbij moet worden gestreefd naar sectorale diversificatie overeenkomstig de artikelen 3 en 4, en naar een geografisch evenwicht tussen de lidstaten. De verrichtingen:

a) bieden een Europese meerwaarde;

b) beantwoorden aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

7. Blendingverrichtingen in derde landen kunnen worden ondersteund middels een CEF-vervoer-blendingfaciliteit indien die verrichtingen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een project van algemeen belang."

2.In artikel 17, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

"De desbetreffende financiële middelen bedragen 80 tot 95 % van de in artikel 5, lid 1, onder a), vermelde begrotingsmiddelen."

3.In artikel 22 wordt na de tweede alinea de volgende alinea ingevoegd:

"De voornoemde certificering van de uitgaven is niet verplicht voor subsidies die zijn toegekend op basis van Verordening (EU) nr. 283/2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie- infrastructuur."

Artikel 273
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 223/2014

Verordening (EU) nr. 223/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1.Aan artikel 9 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4.    De leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op wijzigingen van elementen van een operationeel programma die onder de delen 3.5 en 3.6 en deel 4 van de in bijlage I vastgestelde modellen van operationele programma’s vallen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle besluiten als bedoeld in de eerste alinea binnen één maand na de datum van dat besluit. Het besluit vermeldt de datum van de inwerkingtreding ervan, die niet vroeger mag zijn dan de datum van vaststelling."

2.Aan artikel 25, lid 3, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

"e) regels voor de toepassing van de overeenkomstige eenheidskosten, forfaitaire bedragen en vaste percentages die van toepassing zijn voor beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke soorten concrete acties en begunstigden."

3.Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 2worden de punten d) en e) vervangen door:

"d) de kosten van partnerorganisaties voor de inzameling, het transport, de opslag en de distributie van levensmiddelenschenkingen en rechtstreeks daarmee verband houdende bewustmakingsactiviteiten;

e) de kosten van begeleidende maatregelen die zijn verricht en aangemeld door de partnerorganisaties die rechtstreeks of in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand verlenen aan de meest behoeftigen tegen een vast tarief van 5 % van de onder a) bedoelde kosten; of 5 % van de waarde van de overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 afgezette levensmiddelen."

b)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

"3 bis Niettegenstaande lid 2, leidt een verlaging van de in aanmerking komende kosten als bedoeld in lid 2, onder a), vanwege inbreuken op het toepasselijke recht door de instantie die verantwoordelijk is voor de aankoop van levensmiddelen of fundamentele materiële bijstand niet tot een verlaging van de in aanmerking komende kosten van andere organisaties als bedoeld in artikel 26, lid 2, onder c) en e)."

4.In artikel 30, lid 2, wordt de vierde alinea vervangen door:

"Wanneer ten onrechte aan een begunstigde betaalde bedragen door een fout of nalatigheid van een lidstaat niet kunnen worden teruggevorderd, is die lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van de betrokken bedragen aan de begroting van de Unie. De lidstaten kunnen ertoe besluiten een onverschuldigd betaald bedrag niet terug te vorderen indien het van de begunstigde terug te vorderen bedrag voor een actie in een boekjaar, zonder rente, niet meer dan 250 EUR aan steun uit het Fonds bedraagt."

5.In artikel 32 wordt lid 4 als volgt gewijzigd:

a)punt a) wordt vervangen door:

"a)    verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd, of de concrete actie in overeenstemming is met het toepasselijke recht, het operationele programma en de voorwaarden voor steun voor de concrete actie en, voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder a), of de door de begunstigden gedeclareerde uitgaven zijn betaald;"

b) na punt a) wordt het volgende punt a bis) ingevoegd:

"a bis)    verifiëren of voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder b), c) en d), voldaan is aan de voorwaarden voor de vergoeding van de uitgave aan de begunstigde."

6.In artikel 42 wordt lid 3 vervangen door:

"3.    In elk van de volgende naar behoren gemotiveerde gevallen kan de beheerautoriteit de in lid 2 bedoelde betalingstermijn schorsen:

a)    het bedrag van de betalingsaanvraag hoeft nog niet betaald te worden of de juiste ondersteunende documenten, met inbegrip van de documenten die nodig zijn voor de in artikel 32, lid 4, onder a), bedoelde beheerverificaties, zijn nog niet verstrekt;

b)    er is een onderzoek ingesteld met betrekking tot een mogelijke onregelmatigheid die gevolgen heeft voor de betrokken uitgaven.

De betrokken begunstigde wordt schriftelijk in kennis gesteld van de schorsing en de redenen die daaraan ten grondslag liggen."

7.In artikel 51 wordt lid 3 vervangen door:

"3. De documenten worden bijgehouden in de vorm van originelen of gewaarmerkte kopieën van de originelen, dan wel op algemeen aanvaarde gegevensdragers, met inbegrip van elektronische versies van originele documenten en documenten waarvan uitsluitend een elektronische versie bestaat. Wanneer documenten op algemeen aanvaarde gegevensdragers worden bijgehouden overeenkomstig de procedure van lid 5, worden er geen originelen verlangd."

Artikel 274
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 283/2014

Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad 57 wordt als volgt gewijzigd:

1.In artikel 2, lid 1, wordt punt e) als volgt gewijzigd:

"generieke diensten": gatewaydiensten die een of meer nationale infrastructuren verbinden met centrale dienstenplatforms, alsmede diensten die de capaciteit van een digitale-diensteninfrastructuur verhogen door toegang te verschaffen tot high performance computing en faciliteiten voor dataopslag en -beheer."

2.In artikel 5 wordt lid 4 vervangen door:

"4. Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren worden ondersteund met:

a) aanbesteding,

b) subsidies, en/of

c) de in artikel 5, lid 5, bedoelde financieringsinstrumenten."

Artikel 275
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 652/2014

Verordening (EU) nr. 652/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1.Aan artikel 4 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4. Bij de goedkeuring van meerjarige acties kunnen de vastleggingen in de begroting in jaartranches worden verdeeld. Wanneer vastleggingen in de begroting op die manier worden verdeeld, legt de Commissie de jaartranches vast, rekening houdend met de voortgang van de acties, de geraamde behoeften en de beschikbare middelen.";

2.In artikel 13 wordt lid 5 geschrapt.

3.In artikel 22 wordt lid 5 geschrapt.

4.In artikel 27 wordt lid 5 geschrapt.

Artikel 276
Wijzigingen van Besluit nr. 541/2014/EU

In Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad 58 wordt aan artikel 4 het volgende lid 3 toegevoegd.

"3. Bij de Verordeningen (EU) nr. 377/2014 en (EU) nr. 1285/2013 en bij Besluit 2013/743/EU opgezette financieringsprogramma’s kunnen, binnen de werkingssfeer van die programma’s en overeenkomstig hun doelstellingen, bijdragen aan de financiering van de in lid 1 bedoelde acties. Die bijdragen worden aangewend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 377/2014."

DEEL III
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 277
Overgangsbepalingen

Juridische verbintenissen voor subsidies voor de uitvoering van de EU-begroting in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 mogen nog steeds worden aangegaan in de vorm van subsidiebesluiten. De bepalingen van titel VIII in verband met subsidieovereenkomsten zijn van overeenkomstige toepassing op subsidiebesluiten. De Commissie zal het gebruik van subsidiebesluiten in het kader van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 evalueren, met name in het licht van de tegen die tijd geboekte vooruitgang op het gebied van de digitale ondertekening en het digitale beheer van subsidies.

Bij de inwerkingtreding van deze verordening worden overeenkomstig artikel 124 van Verordening (EU) nr. 966/2012 aangenomen besluiten van de Commissie die het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaits toestaan, door de bevoegde ordonnateur gewijzigd overeenkomstig artikel 175 van deze verordening.

Bestaande kaderovereenkomsten kunnen worden herzien om deze in overeenstemming te brengen met artikel 126.

Indien nodig, dienen de lidstaten bij de Commissie een verzoek in tot wijziging van hun plattelandsontwikkelingsprogramma teneinde uiterlijk op 31 december 2018 te voldoen aan artikel 2, lid 1, onder s), en artikel 19, leden 4 en 4 bis, van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

Artikel 278
Herziening

Deze verordening wordt herzien telkens wanneer zulks nodig is, en in elk geval uiterlijk twee jaar voor de afloop van elk meerjarig financieel kader.

Die herziening heeft onder meer betrekking op de uitvoering van de bepalingen van titel VIII van Deel een en de in artikel 251 vastgestelde termijnen.

Artikel 279
Intrekking

Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 worden ingetrokken met ingang van 1 juli 20XX.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage 2.

Artikel 280
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 20XX.

In afwijking van het tweede lid van dit artikel zijn artikel 265, lid 11, onder b) en c), artikel 265, lid 12, onder a), onder b), i), onder c) en d), artikel 265, lid 14, onder b), artikel 265, leden 17, 18, 20 en 21, artikel 265, lid 24, onder c), artikel 265, lid 25, onder a), i), artikel 265, leden 46, 48 en 49, artikel 50, onder a), artikel 265, lid 62, artikel 266, lid 3, en artikel 273, lid 3, onder b), van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

In afwijking van het tweede lid van dit artikel zijn de artikelen 201 tot en met 207 van toepassing op begrotingsgaranties en financiële bijstand, en de artikelen 205 en 206 op financieringsinstrumenten vanaf de datum van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020.

In afwijking van het tweede lid van dit artikel zijn artikel 2, punt 9, artikel 39, lid 5, en de artikelen 211, 212 en 213 van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

(1)    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober    2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(2)    Van 71 bladzijden in 1977 tot 319 bladzijden in 2006 en 345 bladzijden in 2012.
(3)    Verordening (EU) nr. 1290/2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006.
(4)    Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij.
(5)    Verordening (EU) nr. 236/2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden
(6)    Groep van deskundigen onder voorzitterschap van voormalig vicevoorzitter Siim Kallas, door de Commissie opgericht op 10 juli 2015 om deze laatste te adviseren over de vereenvoudiging en verlichting van de administratieve lasten voor begunstigden van de Europese structuur- en investeringsfondsen (de "ESI-fondsen").
(7)    Zie samenvatting op http://ec.europa.eu/budget/consultations/index_en.cfm
(8)     http://ec.europa.eu/budget/library/biblio/documents/2015/2015_eu_budget_focused_on_ results_conference_summary_en.pdf
(9)    COM… (2016)
(10)    In diverse adviezen heeft het Comité van de Regio’s ook gepleit voor eenvoudigere en flexibelere EU-regels (bv. advies over de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (CdR 2798/2015) en van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit het oogpunt van lokale en regionale overheden (CdR 8/2016)).
(11)    PB C  van , blz. .
(12)    PB C  van , blz. .
(13)    PB C  van , blz. .
(14)    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(15)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 111).
(16)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1. – Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven.
(17)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(18)    Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(19)    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320)
(20)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(21)    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320)
(22)    Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
(23)    Volledige titel (PB).
(24)    Volledige titel (PB).
(25)    Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).
(26)    PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65.
(27)    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
(28)    PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(29)    Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).
(30)    Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing.
(31)    Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).
(32)    Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.
(33)    Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
(34)    Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
(35)    PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(36)    Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1).
(37)    PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.
(38)    PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.
(39)    Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privé-sector ( PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54 ).
(40)    Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit ( PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42 ).
(41)    Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ( PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15 ).
(42)    Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding ( PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3 ).
(43)    Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad ( PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1 ).
(44)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen ( PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1 ).
(45)    PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1.
(46)    Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1).
(47)    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(48)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(49)    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(50)    Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen.
(51)    Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).
(52)    Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238).
(53)    Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470).
(54)    De managementautoriteiten voeren een systeem in dat de gegevens van elke deelnemer in digitale vorm registreert en bewaart overeenkomstig artikel 125, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De door de lidstaten ingevoerde regelingen voor de verwerking van gegevens stroken met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31), en met name de artikelen 7 en 8.De onder de met een * aangemerkte indicatoren vermelde gegevens zijn persoonsgegevens overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 95/46/EG. De verwerking daarvan is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke persoon onderworpen is (artikel 7, onder c), van Richtlijn 95/46/EG). Zie artikel 2 van Richtlijn 95/46/EG voor de definitie van "voor de verwerking verantwoordelijke persoon".De onder de met ** aangemerkte indicatoren vermelde gegevens zijn een speciale categorie van gegevens overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG. Mits passende waarborgen worden geboden, kunnen de lidstaten om redenen van zwaarwegend algemeen belang bij nationale wet of bij een besluit van de toezichthoudende autoriteit nog andere afwijkingen naast die bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG vaststellen (artikel 8, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG).
(55)    De gegevens worden verzameld op het niveau van kleinere administratieve eenheden (niveau LAU 2), in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
(56)    Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 347).
(57)    Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14).
(58)    Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van een ondersteuningskader voor ruimtebewaking en monitoring (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 227).

Brussel, 14.9.2016

COM(2016) 605 final

BIJLAGE

bij het

voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1299/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1308/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014, (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad


BIJLAGE

bij het

voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1299/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1308/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014, (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad

Hoofdstuk 1
Gemeenschappelijke bepalingen

Afdeling 1

Raamovereenkomsten en publiciteit

1.Raamovereenkomsten en specifieke overeenkomsten

1.1.De duur van een raamovereenkomst mag niet langer zijn dan vier jaar, behalve in uitzonderingsgevallen die naar behoren worden gemotiveerd, met name door het voorwerp van het raamovereenkomst.

De specifieke overeenkomsten die gebaseerd zijn op raamovereenkomsten, worden overeenkomstig de voorwaarden van de betrokken raamovereenkomst gesloten.

Bij de sluiting van specifieke overeenkomsten mogen de partijen geen substantiële wijzigingen aanbrengen in de raamovereenkomst.

1.2.Wanneer een raamovereenkomst met één enkele ondernemer wordt gesloten, worden de specifieke overeenkomsten gegund binnen de grenzen van de in de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden.

In naar behoren gemotiveerde omstandigheden kunnen de aanbestedende diensten de contractant schriftelijk raadplegen en hem indien nodig verzoeken zijn inschrijving aan te vullen.

1.3.Wanneer een raamovereenkomst moet worden gesloten met meerdere ondernemers ("meervoudige raamovereenkomst"), kan dit de vorm aannemen van afzonderlijke overeenkomsten, in identieke bewoordingen met elke contractant gesloten.

Specifieke overeenkomsten die gebaseerd zijn op met verscheidene ondernemers gesloten raamovereenkomsten worden op een van de volgende manieren ten uitvoer gelegd:

a)volgens de voorwaarden van de raamovereenkomst: zonder de opdracht opnieuw voor mededinging open te stellen wanneer de raamovereenkomst voorziet in alle voorwaarden met betrekking tot de verrichting van de betrokken werken, leveringen of diensten alsmede in de objectieve voorwaarden ter bepaling van de ondernemers die deze zullen uitvoeren;

b)wanneer niet alle voorwaarden met betrekking tot de verrichting van de betrokken werken, leveringen of diensten zijn vastgesteld in de raamovereenkomst: via een hernieuwde oproep tot mededinging tussen de contractanten, overeenkomstig punt 1.4 en op grond van een of meer van de volgende elementen:

i)dezelfde en zo nodig nader geformuleerde voorwaarden,

ii)in voorkomend geval, op grond van andere voorwaarden vermeld in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst;

c)deels zonder de opdracht opnieuw voor mededinging open te stellen overeenkomstig punt a) en deels met een hernieuwde oproep tot mededinging tussen de contractanten overeenkomstig punt b), indien in deze mogelijkheid is voorzien door de aanbestedende diensten in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst.

In de aanbestedingsstukken als bedoeld in de tweede alinea, onder c), wordt ook bepaald welke voorwaarden kunnen worden onderworpen aan een hernieuwde oproep tot mededinging.

1.4.Een meervoudige raamovereenkomst met een hernieuwde oproep tot mededinging wordt gesloten met ten minste drie ondernemers, op voorwaarde dat er voldoende ontvankelijke inschrijvingen zijn zoals bedoeld in punt 29.3 van de bijlage.

Bij de gunning van een specifieke overeenkomst met een hernieuwde oproep tot mededinging tussen de contractanten, raadpleegt de aanbestedende dienst hen schriftelijk en stelt hij een termijn vast die lang genoeg is om de indiening van specifieke inschrijvingen mogelijk te maken. De specifieke inschrijvingen worden schriftelijk ingediend. De aanbestedende dienst gunt elke specifieke overeenkomst aan de inschrijver die op grond van de in de aanbestedingsstukken vastgestelde gunningscriteria, de economisch meest voordelige inschrijving heeft ingediend.

1.5.In sectoren waar de prijzen en de technologie snel evolueren, bevatten de raamovereenkomsten waarvoor geen hernieuwde oproep tot mededinging wordt gedaan, een bepaling waarbij ofwel in een evaluatie halverwege hun looptijd, ofwel in een benchmarkingsysteem wordt voorzien. Wanneer na de evaluatie halverwege de looptijd blijkt dat de aanvankelijk vastgestelde voorwaarden niet langer overeenstemmen met het op dat moment geldende prijspeil en de stand van de technologie, mag de aanbestedende dienst de betrokken raamovereenkomst niet gebruiken en neemt hij passende maatregelen om de lopende raamovereenkomst op te zeggen.

2.Op raamovereenkomsten gebaseerde specifieke overeenkomsten worden door een vastlegging in de begroting voorafgegaan.

2.1.Publiciteitsmaatregelen voor procedures met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden of voor onder Richtlijn 2014/24/EU vallende overeenkomsten.

2.2.De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken aankondigingen bevatten ter wille van de transparantie van de procedure alle informatie vervat in de standaardformulieren als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU.

2.3.Aanbestedende diensten kunnen hun voornemens met betrekking tot aanbestedingen die zijn gepland voor het begrotingsjaar bekendmaken door middel van een vooraankondiging. Deze bestrijkt een periode van ten hoogste twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van toezending van de aankondiging aan het Publicatiebureau.

Aanbestedende diensten kunnen de vooraankondiging bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie of op hun kopersprofiel. In dat laatste geval wordt een bericht van bekendmaking op het kopersprofiel gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.4.Aanbestedende diensten zenden het Publicatiebureau een aankondiging van gegunde opdracht betreffende de resultaten van de procedure uiterlijk 30 dagen na de ondertekening van een overeenkomst of een raamovereenkomst met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden.

De berichten betreffende opdrachten op basis van een dynamisch aankoopsysteem mogen echter op kwartaalbasis worden samengebracht. Het bericht wordt in dat geval uiterlijk 30 kalenderdagen na afloop van elk kwartaal aan het Publicatiebureau toegezonden.

2.5.Aanbestedende diensten publiceren een aankondiging van gegunde opdracht:

a)vóór de ondertekening van een overeenkomst of een raamovereenkomst waarvan de waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden en die is geplaatst volgens de procedure van punt 11.1, onder b);

b)na de ondertekening van een overeenkomst of een raamovereenkomst waarvan de waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden en die is geplaatst volgens de procedures van punt 11.1, onder a) en c) tot en met f).

2.6.De aanbestedende dienst publiceert een aankondiging van wijziging tijdens de looptijd van een overeenkomst in het Publicatieblad van de Europese Unie in de gevallen als bedoeld in artikel 166, lid 3, onder a) en b), wanneer de waarde van de wijziging gelijk is aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden of gelijk is aan of hoger dan de in artikel 172, lid 1, bedoelde drempels voor procedures op het gebied van extern optreden.

2.7.Bij een interinstitutionele procedure is de aanbestedende dienst die verantwoordelijk is voor de procedure, belast met de toepasselijke publiciteitsmaatregelen.

3.Publiciteitsmaatregelen voor procedures met een waarde lager dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden of voor niet onder Richtlijn 2014/24/EU vallende procedures

3.1.Procedures waarvan de geraamde waarde lager is dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden worden op passende wijze bekendgemaakt. Deze bekendmaking omvat passende publiciteit vooraf via internet of een aankondiging van een opdracht, of, voor opdrachten die worden gegund volgens de procedure van punt 13, de aankondiging van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verplichting geldt niet voor de procedure van punt 11 en de onderhandelingsprocedure voor opdrachten met een zeer geringe waarde overeenkomstig punt 14.4.

3.2.Voor overeenkomsten die overeenkomstig punt 11, onder g) en i), worden gegund, zendt de aanbestedende dienst tegen uiterlijk 30 juni van het volgende begrotingsjaar een lijst van overeenkomsten aan het Europees Parlement en de Raad toe. In het geval van de Commissie wordt deze lijst aan de in artikel 73, lid 9, bedoelde samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen toegevoegd.

3.3.De gunningsinformatie bevat de naam van de contractant, het bedrag waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan en het voorwerp van de overeenkomst, met inachtneming, in het geval van rechtstreekse en specifieke overeenkomsten, van artikel 36, lid 3.

De aanbestedende dienst publiceert uiterlijk 30 juni van het volgende begrotingsjaar op zijn website een lijst van gegunde opdrachten, voor:

a)overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden;

b)opdrachten die worden gegund overeenkomstig punt 11, onder h), en j) tot en met m);

c)wijzigingen van overeenkomsten als bedoeld in artikel 166, lid 3, onder c);

d)wijzigingen van overeenkomsten als bedoeld in artikel 166, lid 3, onder a) en b), indien de waarde van de wijziging lager is dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden;

e)specifieke overeenkomsten in het kader van een raamovereenkomst.

Voor de toepassing van de tweede alinea, onder e), mag de gepubliceerde informatie per contractant en voor hetzelfde voorwerp worden gegroepeerd.

3.4.Bij interinstitutionele raamovereenkomsten is elke aanbestedende dienst verantwoordelijk voor de bekendmaking van zijn eigen specifieke overeenkomsten en de wijzigingen daarvan overeenkomstig de in punt 3.3 gestelde voorwaarden.

4.Publicatie van de berichten

4.1.De aanbestedende dienst stelt de in de punten 2 en 3 bedoelde berichten op en zendt deze langs elektronische weg naar het Publicatiebureau.

4.2.Het Publicatiebureau publiceert de in de punten 2 en 3 bedoelde berichten in het Publicatieblad van de Europese Unie uiterlijk:

a)zeven dagen na de toezending ervan indien de aanbestedende dienst het elektronische systeem voor het invullen van de in punt 2.1 van de bijlage bedoelde standaardformulieren en niet meer dan 500 woorden vrije tekst gebruikt;

b)twaalf dagen na de toezending ervan in alle andere gevallen.

4.3.De aanbestedende dienst moet in staat zijn een bewijs van de datum van verzending te leveren.

5.Andere vormen van bekendmaking

Aanbestedingen kunnen, behalve via de in de punten 2 en 3 bedoelde publiciteitsmaatregelen, op elke andere wijze worden bekendgemaakt, met name in elektronische vorm. Deze bekendmaking verwijst naar, maar mag niet voorafgaan aan het eventueel in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde bericht, dat als enige authentiek is.

Deze bekendmaking mag niet leiden tot discriminatie van gegadigden of inschrijvers en geen andere inlichtingen bevatten dan die welke in het genoemde bekendmakingsbericht zijn opgenomen, indien dit bestaat.

Afdeling 2

Aanbestedingsprocedures

6.Minimumaantal gegadigden en regels voor de onderhandelingen

6.1.Bij de niet-openbare procedure en de procedures als bedoeld in punt 13.1, onder a) en b), en in punt 14.2, bedraagt het minimumaantal gegadigden vijf.

6.2.Bij de mededingingsprocedure met onderhandeling, de concurrentiegerichte dialoog en het innovatiepartnerschap, het onderzoek van de plaatselijke markt als bedoeld in punt 11.1, onder g) en de onderhandelingsprocedure voor opdrachten van geringe waarde als bedoeld in punt 14.3, bedraagt het minimumaantal gegadigden drie.

6.3.De punten 6.1 en 6.2 zijn niet van toepassing bij:

a)onderhandelingsprocedures voor opdrachten met een zeer geringe waarde als bedoeld in punt 14.4;

b)onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande aankondiging als bedoeld in punt 11, behalve voor prijsvragen als bedoeld in punt 11.1, onder d), en onderzoek van de plaatselijke markt als bedoeld in punt 11.1, onder g).

6.4.Wanneer het aantal gegadigden dat aan de selectiecriteria voldoet, lager is dan het in de punten 6.1 en 6.2 genoemde minimumaantal, kan de aanbestedende dienst de procedure voortzetten door de gegadigden met de vereiste bekwaamheden uit te nodigen. De aanbestedende dienst mag geen ondernemers toelaten die niet in eerste instantie hadden verzocht om deel te nemen of waren uitgenodigd.

6.5.Tijdens de onderhandeling waarborgt de aanbestedende dienst de gelijke behandeling van alle inschrijvers.

6.6.Een onderhandeling kan in opeenvolgende fasen verlopen om het aantal inschrijvingen waarover wordt onderhandeld te verminderen door toepassing van de gunningscriteria die in de aanbestedingsstukken zijn vastgesteld. De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken of hij van die mogelijkheid gebruik zal maken.

6.7.Voor de procedures van punt 11.1, onder d) en g), en van de punten 14.2 en 14.3 nodigt de aanbestedende dienst ten minste alle ondernemers uit die belangstelling hebben getoond naar aanleiding van voorafgaande publiciteit als bedoeld in punt 3.1 of van onderzoek van de plaatselijke markt of een prijsvraag.

7.Innovatiepartnerschap

7.1.Het innovatiepartnerschap dient te zijn gericht op de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of werken en de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende werken, leveringen of diensten, mits deze voldoen aan de prestatieniveaus die tussen de aanbestedende diensten en de partners zijn afgesproken en onder de maximumkosten blijven.

Het innovatiepartnerschap zal worden gestructureerd in opeenvolgende fasen die de reeks stappen in het onderzoeks- en innovatieproces volgen, hetgeen de voltooiing van werken, de fabricage van goederen of de verlening van diensten kan omvatten. In het innovatiepartnerschap worden tussentijdse, door de partners te bereiken doelen bepaald.

De aanbestedende dienst kan op basis van deze tussentijdse doelen na elke fase besluiten het innovatiepartnerschap te beëindigen of, bij een innovatiepartnerschap met verschillende partners, het aantal partners te verminderen door individuele opdrachten in te trekken, mits de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken heeft aangegeven dat hij van die mogelijkheden gebruik kan maken, alsmede de voorwaarden daarvoor.

7.2.Alvorens een innovatiepartnerschap op te zetten, houdt de aanbestedende dienst een marktconsultatie overeenkomstig punt 15, teneinde zich ervan te vergewissen dat de werken, leveringen of diensten niet bestaan op de markt of als ontwikkeling die dicht bij de markt staat.

De regelingen inzake onderhandelingen als bedoeld in artikel 158, lid 4, en in punt 6.5 moeten worden nageleefd.

De aanbestedende dienst geeft in de aanbestedingsstukken aan dat er behoefte is aan innovatieve werken, producten of diensten, en dat met de aanschaf van reeds op de markt beschikbare werken, producten of diensten niet in die behoefte kan worden voorzien. Daarbij wordt vermeld welke elementen van deze beschrijving de minimumeisen vormen. Dit wordt voldoende duidelijk aangegeven zodat ondernemers kennis kunnen nemen van de aard en de strekking van de gevraagde oplossing en kunnen besluiten al dan niet om deelname aan de procedure te verzoeken.

De aanbestedende dienst kan besluiten het innovatiepartnerschap met één partner te sluiten, dan wel met verschillende partners die afzonderlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor hun rekening nemen.

overeenkomsten worden uitsluitend gegund op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding als bedoeld in artikel 161, lid 4.

7.3.In de aanbestedingsstukken bepaalt de aanbestedende dienst welke regelingen op de intellectuele-eigendomsrechten van toepassing zijn.

Door een van de partners in een innovatiepartnerschap voorgestelde oplossingen of andere door hem verstrekte vertrouwelijke inlichtingen mogen door de aanbestedende dienst niet zonder zijn instemming aan de andere partners worden meegedeeld.

De aanbestedende dienst ziet erop toe dat de structuur van het partnerschap en in het bijzonder de duur en de waarde van de verschillende fasen een afspiegeling zijn van de innovatiegraad van de voorgestelde oplossing en de reeks van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die vereist zijn voor de ontwikkeling van een innovatieve en nog niet op de markt beschikbare oplossing. De geraamde waarde van de werken, leveringen of diensten mag niet buiten verhouding staan tot de investering voor de ontwikkeling ervan.

8.Prijsvragen

8.1.Prijsvragen zijn onderworpen aan de regels inzake publiciteit van punt 2 en kunnen ook de toekenning van een prijs omvatten.

Bij prijsvragen met een beperkt aantal deelnemers stelt de aanbestedende dienst duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast.

Het aantal uitgenodigde deelnemers moet voldoende zijn om voor een werkelijke mededinging te zorgen.

8.2.De jury wordt door de bevoegde ordonnateur benoemd. De jury bestaat uitsluitend uit natuurlijke personen die onafhankelijk zijn van de deelnemers aan de prijsvraag. Wanneer voor deelname aan de prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie vereist is, moet ten minste een derde van de juryleden dezelfde of een gelijkwaardige kwalificatie hebben.

De jury is autonoom in haar adviezen. Haar adviezen worden gegeven op basis van anoniem door de gegadigden ingediende ontwerpen en uitsluitend op grond van de criteria die in de aankondiging van de prijsvraag zijn vermeld.

8.3.De jury vermeldt in een door haar leden ondertekend proces-verbaal de op grond van de verdiensten van elk project gedane voorstellen, de rangschikking en haar opmerkingen.

De anonimiteit van de deelnemers wordt gehandhaafd totdat de jury haar advies heeft uitgebracht.

De jury kan de deelnemers uitnodigen de in het proces-verbaal vermelde vragen te beantwoorden, teneinde een project te verduidelijken. Van de daaruit voortvloeiende dialoog wordt een volledig proces-verbaal opgesteld.

8.4.De aanbestedende dienst neemt vervolgens een gunningsbesluit waarin de naam en het adres van de geselecteerde deelnemer is vermeld, alsmede de redenen voor deze keuze in het licht van de in de aankondiging van de prijsvraag vermelde criteria, met name wanneer wordt afgeweken van de in het advies van de jury gedane voorstellen.

9.Dynamisch aankoopsysteem

9.1.Het dynamische aankoopsysteem is een geheel elektronisch proces voor aankopen voor courant gebruik, dat gedurende de gehele geldigheidstermijn openstaat voor elke ondernemer die voldoet aan de selectiecriteria. Het kan worden ingedeeld in categorieën van werken, leveringen of diensten die objectief worden vastgesteld op basis van de kenmerken van de opdracht in de bewuste categorie. In dat geval moeten voor elke categorie selectiecriteria worden vastgesteld.

9.2.De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken de aard en de geraamde hoeveelheid van de beoogde aankopen, alsmede alle nodige informatie omtrent het aankoopsysteem, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.

9.3.De aanbestedende dienst verleent elke ondernemer tijdens de gehele geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem de mogelijkheid te verzoeken om deelneming aan het systeem. Hij rondt zijn beoordeling van dergelijke verzoeken af binnen 10 werkdagen na ontvangst van het verzoek. Deze termijn kan wanneer dat gerechtvaardigd is, worden verlengd tot 15 werkdagen. De aanbestedende dienst kan de beoordelingsperiode echter verlengen, op voorwaarde dat tussentijds geen uitnodiging tot inschrijving wordt uitgeschreven.

De aanbestedende dienst deelt de gegadigde zo spoedig mogelijk mee of hij al dan niet is toegelaten tot het dynamische aankoopsysteem.

9.4.De aanbestedende dienst nodigt vervolgens alle in de bewuste categorie tot het systeem toegelaten gegadigden uit binnen een redelijke termijn een inschrijving in te dienen. De aanbestedende dienst gunt de opdracht aan de inschrijver die op grond van de in de aankondiging van de opdracht vastgestelde gunningscriteria, de economisch meest voordelige inschrijving heeft ingediend. In voorkomende gevallen kunnen deze criteria gepreciseerd worden in de uitnodiging tot inschrijving.

9.5.De aanbestedende dienst vermeldt de geldigheidstermijn van het dynamisch aankoopsysteem in de aankondiging van de opdracht.

De geldigheidstermijn van een dynamisch aankoopsysteem mag niet meer dan vier jaar bedragen, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen.

De aanbestedende dienst mag dit systeem niet gebruiken om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

10.Concurrentiegerichte dialoog

10.1.De aanbestedende dienst specificeert zijn behoeften en eisen, de gunningscriteria en een indicatief tijdschema in de aankondiging van de opdracht of in een beschrijvend document.

Hij gunt de opdracht aan de inschrijver die de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt.

10.2.De aanbestedende dienst treedt met de gegadigden die aan de selectiecriteria voldoen in dialoog om na te gaan en te bepalen welke middelen geschikt zijn om zo goed mogelijk in zijn behoeften te voorzien. In het kader van deze dialoog kan de aanbestedende dienst alle aspecten van de aanbesteding met de geselecteerde gegadigden bespreken, evenwel zonder de behoeften en eisen en gunningscriteria als bedoeld in punt 10.1 te wijzigen.

Tijdens de dialoog waarborgt de aanbestedende dienst de gelijke behandeling van alle deelnemers, alsmede de geheimhouding van de voorgestelde oplossingen of van andere door een inschrijver verstrekte vertrouwelijke inlichtingen, tenzij deze met de verspreiding ervan instemt.

De concurrentiegerichte dialoog kan in opeenvolgende fasen verlopen, zodat het aantal te bespreken oplossingen kan worden beperkt door toepassing van de gunningscriteria, mits deze mogelijkheid in de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvende document wordt vermeld.

10.3.De aanbestedende dienst zet de dialoog voort totdat hij kan aangeven met welke oplossing of oplossingen in zijn behoeften kan worden voorzien.

De aanbestedende dienst verzoekt de inschrijvers, na hun de beëindiging van de dialoog te hebben meegedeeld, hun definitieve inschrijvingen in te dienen op basis van de tijdens de dialoog voorgestelde en nader toegelichte oplossing of oplossingen. Deze inschrijvingen bevatten alle vereiste en noodzakelijke elementen voor de uitvoering van het project.

Op verzoek van de aanbestedende dienst kunnen deze definitieve inschrijvingen worden toegelicht, gepreciseerd en geoptimaliseerd mits dit de essentiële aspecten van de inschrijving of de aanbestedingsstukken ongewijzigd laat.

De aanbestedende dienst kan met de inschrijver die de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft ingediend, overeenkomen de in de inschrijving vervatte toezeggingen te bevestigen, mits dit niet tot gevolg heeft dat wezenlijke aspecten van de inschrijving worden gewijzigd en niet tot vervalsing van de mededinging of tot discriminatie kan leiden.

10.4.De aanbestedende dienst kan voorzien in vergoedingen aan de geselecteerde gegadigden die aan de dialoog deelnemen.

11.Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht

11.1.De aanbestedende dienst die gebruikmaakt van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht dient de regels in acht te nemen die inzake onderhandelingen zijn vastgesteld in artikel 158, lid 4, en in punt 6.5.

De aanbestedende dienst kan, ongeacht het geraamde waarde van de opdracht, gebruikmaken van de onderhandelingsprocedure in de volgende gevallen:

a)indien geen of geen geschikte inschrijvingen of geen of geen geschikte verzoeken tot deelname als bedoeld in punt 11.2 zijn ingediend naar aanleiding van een openbare of een niet-openbare procedure nadat deze procedure is doorlopen, mits de oorspronkelijke aanbestedingsstukken niet wezenlijk worden gewijzigd;

b)indien de werken, leveringen of diensten alleen kunnen worden verricht door één bepaalde ondernemer onder de voorwaarden van punt 11.3 en om een van de volgende redenen:

i)de aanbesteding heeft het vervaardigen of verwerven van een uniek kunstwerk of het leveren van een artistieke prestatie ten doel;

ii)mededinging ontbreekt om technische redenen;

iii)exclusieve rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten, moeten worden gewaarborgd;

c)in strikt noodzakelijke gevallen waarin het vanwege dwingende spoed als gevolg van onvoorziene gebeurtenissen die niet aan de aanbestedende dienst te wijten zijn, onmogelijk is de in de punten 24, 26 en 41 bedoelde termijnen in acht te nemen;

d)indien een opdracht voor de levering van diensten voortvloeit uit een prijsvraag voor ontwerpen en moet worden gegund aan de winnaar of aan één van de winnaars; in het laatstgenoemde geval moeten alle winnaars worden uitgenodigd om aan de onderhandelingen deel te nemen;

e)voor nieuwe diensten of werken, bestaande uit de herhaling van soortgelijke diensten of werken, die door dezelfde aanbestedende dienst worden toevertrouwd aan de ondernemer waaraan de oorspronkelijke opdracht is gegund, mits deze diensten of werken overeenstemmen met een basisproject waarvoor de oorspronkelijke opdracht was gegund na aankondiging, onder de in punt 11.4 genoemde voorwaarden;

f)in het geval van opdrachten voor leveringen:

i)voor aanvullende leveringen die ofwel zijn bestemd voor gedeeltelijke vernieuwing van leveringen of installaties, ofwel voor de uitbreiding van bestaande leveringen of installaties, indien de verandering van leverancier de aanbestedende dienst ertoe zou verplichten leveringen te verwerven met andere technische eigenschappen, zodat incompatibiliteit ontstaat of zich onevenredige technische moeilijkheden bij het gebruik en het onderhoud voordoen; indien de instellingen voor eigen rekening opdrachten gunnen, mag de looptijd van de overeenkomsten niet langer zijn dan drie jaar;

ii)indien het producten betreft die uitsluitend voor onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling worden vervaardigd; dergelijke opdrachten omvatten echter niet de productie in grote hoeveelheden met het oog op commerciële haalbaarheid of om de kosten van onderzoek en ontwikkeling terug te verdienen;

iii)voor op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte producten;

iv)voor aankopen van leveringen of diensten tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een ondernemer die definitief zijn handelsactiviteiten stopzet, hetzij bij de curator in geval van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard;

g)voor onroerendgoedopdrachten, na onderzoek van de plaatselijke markt;

h)voor de volgende opdrachten:

i)juridische vertegenwoordiging door een advocaat in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad 1 in arbitrage of bemiddeling of gerechtelijke procedures;

ii)juridisch advies dat wordt gegeven ter voorbereiding van de procedures als hierboven bedoeld of indien er concrete aanwijzingen zijn en er een grote kans bestaat dat over de kwestie waarop het advies betrekking heeft, een dergelijke procedure zal worden gevoerd, mits het advies door een advocaat is gegeven in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG;

iii)arbitrage en bemiddeling;

iv)de door een notaris te verlenen certificatie- en authenticatiediensten;

i)opdrachten die geheim zijn verklaard of opdrachten waarvan de uitvoering overeenkomstig de geldende administratieve bepalingen met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Unie zulks vereist en die belangen niet met andere middelen kunnen worden gevrijwaard; deze maatregelen kunnen bestaan uit voorschriften ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die de aanbestedende dienst in een aanbestedingsprocedure ter beschikking stelt;

j)financiële diensten betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad 2 , alsmede door de centrale banken verleende diensten en activiteiten die zijn uitgevoerd in het kader van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme;

k)leningen, al dan niet in samenhang met de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten;

l)de aankoop van openbare communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten in de zin van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad 3 ;

m)diensten die worden verleend door een internationale organisatie, indien deze laatste volgens haar statuten of de akte van oprichting niet aan openbare procedures mag deelnemen.

11.2.Een inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor de opdracht en een verzoek tot deelname wordt ongeschikt geacht wanneer de ondernemer in een uitsluitingssituatie verkeert in de zin van artikel 132, lid 1, of niet aan de selectiecriteria voldoet.

11.3.De in punt 11.1, onder b), punten ii) en iii), genoemde uitzonderingen gelden alleen als er geen redelijk alternatief of substituut bestaat en het ontbreken van mededinging niet het gevolg is van kunstmatige beperking van de voorwaarden van de opdracht.

11.4.In de gevallen bedoeld in punt 11.1, onder e), worden in het basisproject de omvang van mogelijke nieuwe werken of diensten en de voorwaarden waaronder deze worden gegund, vermeld. Bij de oproep tot mededinging voor de aanbesteding van het basisproject wordt aangekondigd dat de onderhandelingsprocedure kan worden toegepast en het geraamde totaalbedrag voor de daaropvolgende werken of diensten wordt in aanmerking genomen voor de toepassing van de in artikel 169, lid 1, of in artikel 172, lid 1, bedoelde drempelwaarden op het gebied van extern optreden. Wanneer de instellingen voor eigen rekening opdrachten plaatsen, kan van deze procedure slechts zolang de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht loopt en gedurende een periode van drie jaar volgende op de ondertekening ervan worden gebruikgemaakt.

12.Gebruik van een mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog

12.1.De aanbestedende dienst die gebruikmaakt van de mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog dient de regels in acht te nemen die inzake onderhandelingen zijn vastgesteld in artikel 158, lid 4, en in punt 6.5. De aanbestedende dienst kan, ongeacht het geraamde waarde van de opdracht, gebruikmaken van deze procedures in de volgende gevallen:

a)indien alleen onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen als gespecificeerd in de punten 12.2 en 12.3 worden ingediend naar aanleiding van een openbare of een niet-openbare procedure nadat deze procedure is doorlopen, mits de oorspronkelijke aanbestedingsstukken niet wezenlijk worden gewijzigd; van de publicatie van een aankondiging van een opdracht kan worden afgezien onder de in punt 12.4 bepaalde voorwaarden;

b)met betrekking tot werken, leveringen of diensten die aan één of meer van de volgende criteria voldoen:

i)er kan niet worden voorzien in de behoeften van de aanbestedende dienst zonder aanpassing van gemakkelijk beschikbare oplossingen;

ii)de werken, leveringen of diensten omvatten ontwerp- of innovatieve oplossingen;

iii)de opdracht kan niet worden gegund zonder voorafgaande onderhandelingen, wegens specifieke omstandigheden die verband houden met de aard, de complexiteit of de juridische en financiële voorwaarden van de overeenkomst of de risico's die verbonden zijn met het voorwerp van de opdracht;

iv)de technische specificaties kunnen door de aanbestedende dienst niet nauwkeurig genoeg worden vastgesteld door verwijzing naar een norm, zoals bedoeld in punt 17.3;

c)voor concessieopdrachten;

d)voor de opdrachten voor diensten als bedoeld in bijlage XIV bij Richtlijn 2014/24/EU;

e)voor andere opdrachten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling dan die van CPV-codes 73000000-2 tot 73120000-9, 73300000-5, 73420000-2 en 73430000-5, tenzij de voordelen uitsluitend ten goede komen aan de aanbestedende dienst voor het gebruik ervan bij het verrichten van zijn eigen werkzaamheden of tenzij de verleende dienst volledig door de aanbestedende dienst wordt betaald;

f)voor opdrachten voor diensten voor de aankoop, ontwikkeling, productie of coproductie van programmamateriaal bestemd voor audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad 4 , of opdrachten betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma's.

12.2.Een inschrijving wordt onregelmatig geacht in elk van de volgende gevallen:

a)wanneer zij niet voldoet aan de minimumvereisten in de aanbestedingsstukken;

b)wanneer zij niet in overeenstemming is met de voorschriften voor de indiening in artikel 162, lid 3;

c)indien de inschrijver wordt afgewezen op grond van artikel 137, lid 1, onder b) of c);

d)indien de aanbestedende dienst de inschrijving als abnormaal laag heeft aangemerkt.

12.3.Een inschrijving wordt onaanvaardbaar geacht in elk van de volgende gevallen:

a)indien de prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag, vastgesteld en gedocumenteerd vóór de aanvang van de aanbestedingsprocedure, overschrijdt;

b)wanneer de inschrijving niet voldoet aan de minimale kwaliteitsniveaus voor de gunningscriteria.

12.4.In de gevallen bedoeld in punt 12.1, onder a), is de aanbestedende dienst niet verplicht tot het publiceren van een aankondiging van opdracht indien in de mededingingsprocedure met onderhandeling alle inschrijvers worden opgenomen die voldoen aan de uitsluitings- en selectiecriteria, met uitzondering van inschrijvers die een als abnormaal laag aangemerkte inschrijving hebben ingediend.

13.Procedure na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling

13.1.Voor overeenkomsten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 169, lid 1, of artikel 172, lid 1, bedoelde drempelwaarden kan de aanbestedende dienst, onverminderd het bepaalde in de punten 11 en 12, gebruikmaken van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling met het oog op:

a)het maken van een voorselectie van gegadigden die zullen worden uitgenodigd in te schrijven bij toekomstige niet-openbare aanbestedingsprocedures;

b)het samenstellen van een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelname of inschrijvingen in te dienen.

13.2.De lijst die uit een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voortvloeit, is ten hoogste vier jaar geldig, te rekenen vanaf de datum van publicatie van de aankondiging als bedoeld in punt 3.1.

De in de eerste alinea bedoelde lijst kan uit deellijsten bestaan.

Belangstellende ondernemers kunnen op elk tijdstip van de geldigheidsduur van de lijst blijken van belangstelling indienen, behalve tijdens de laatste drie maanden.

13.3.In geval van een opdracht nodigt de aanbestedende dienst alle in de lijst of deellijsten opgenomen gegadigden of verkopers uit om:

a)een inschrijving in te dienen in het in punt 13.1, onder a), bedoelde geval, of

b)in het geval van de in punt 13.1, onder b), bedoelde lijst:

i)inschrijvingen in te dienen, vergezeld van documenten betreffende de uitsluitings- en selectiecriteria;

ii)documenten over te leggen betreffende de uitsluitings- en selectiecriteria, en in een tweede fase, voor degenen die aan die criteria voldoen, inschrijvingen in te dienen.

14.Opdrachten met middelgrote, geringe en zeer geringe waarde

14.1.Opdrachten met middelgrote, geringe en zeer geringe waarde kunnen worden gegund door middel van een procedure door onderhandelingen volgens de regels inzake onderhandelingen van artikel 158, lid 4, en in punt 6.5. Alleen gegadigden die gelijktijdig en schriftelijk door de aanbestedende dienst worden uitgenodigd, kunnen een eerste inschrijving indienen.

14.2.Een opdracht met een waarde van meer dan 60 000 EUR die lager is dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden is een middelgrote opdracht. Op dergelijke procedures zijn punt 3.1 en de punten 6.1 en 6.4 van toepassing.

14.3.Een opdracht met een waarde van niet meer dan 60 000 EUR is een opdracht met geringe waarde. Op dergelijke procedures zijn de punten 3.1 en 6.2 en 6.4 van toepassing.

14.4.Een opdracht met een waarde van maximaal 15 000 EUR is een opdracht met zeer geringe waarde. Op dergelijke procedures is punt 6.3 is van toepassing.

14.5.Betalingen voor uitgaven van ten hoogste 1 000 EUR kunnen eenvoudig op factuur geschieden, zonder voorafgaande aanvaarding van een inschrijving.

15.Voorafgaande marktconsultatie

15.1.Met het oog op voorafgaande marktconsultatie kunnen aanbestedende diensten advies van onafhankelijke deskundigen of instanties of van ondernemers inwinnen of ontvangen. Dat advies kan worden gebruikt bij de planning en uitvoering van de aanbestedingsprocedure, mits dit advies niet leidt tot vervalsing van de mededinging en geen aanleiding geeft tot schending van de beginselen van non-discriminatie en transparantie.

15.2.Indien een ondernemer de aanbestedende dienst heeft geadviseerd of anderszins betrokken is geweest bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, neemt de aanbestedende dienst passende maatregelen als bedoeld in artikel 137 om ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt vervalst door de deelneming van die ondernemer.

16.Aanbestedingsstukken

16.1.De aanbestedingsstukken omvatten:

a)in voorkomend geval, de aankondiging of een andere van de in de punten 2 tot en met 5 bedoelde publiciteitsmaatregelen;

b)de uitnodiging tot inschrijving;

c)het bestek of de beschrijvende stukken in het geval van een concurrentiegerichte dialoog; deze bevatten de technische specificaties en de relevante criteria;

d)de ontwerpovereenkomst, gebaseerd op de modelovereenkomst.

Punt d) hierboven geldt niet in gevallen waarin de modelovereenkomst wegens uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden niet kan worden gebruikt.

16.2.De uitnodiging tot inschrijving vermeldt:

a)de regels voor de indiening van de inschrijvingen, in het bijzonder voor de geheimhouding tot het moment van opening, de uiterste datum en het uiterste tijdstip voor de ontvangst van de inschrijvingen en het adres waar deze naartoe moeten worden gezonden of afgeleverd, of het internetadres in geval van elektronische indiening;

b)dat het indienen van een inschrijving betekent dat de in de aanbestedingsstukken gestelde voorwaarden worden aanvaard en dat deze inschrijving de contractant bindt gedurende de uitvoering van de overeenkomst, indien deze aan hem wordt gegund;

c)de geldigheidsduur van de inschrijvingen, gedurende welke de inschrijver alle voorwaarden van zijn inschrijving moet handhaven;

d)het verbod op elk contact tussen de aanbestedende dienst en de inschrijver gedurende het verloop van de procedure, behalve in uitzonderingsgevallen, onder de voorwaarden van artikel 163, alsmede de precieze bezoekvoorwaarden, indien in een bezoek ter plaatse wordt voorzien;

e)de bewijsmiddelen voor de naleving van de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen;

f)dat het indienen van een inschrijving impliceert dat de inschrijver aanvaardt kennisgeving van het resultaat van de procedure langs elektronische weg te ontvangen.

16.3.Het bestek vermeldt:

a)de uitsluitings- en selectiecriteria;

b)de gunningscriteria van de opdracht en het relatieve gewicht ervan of, indien om objectieve redenen geen weging mogelijk is, de dalende volgorde van belangrijkheid van deze criteria, die ook van toepassing is op varianten indien zij in de aankondiging van de opdracht toegestaan zijn;

c)de in punt 17 bedoelde technische specificaties;

d)indien varianten zijn toegestaan, de minimumeisen waaraan zij moeten voldoen;

e)de toepassing van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie of, in voorkomend geval, de Verdragen van Wenen inzake diplomatiek verkeer en consulaire betrekkingen;

f)het bewijs van toegang tot aanbestedingen;

g)als het gaat om een dynamisch aankoopsysteem of elektronische catalogi, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding vereist.

16.4.De ontwerpovereenkomst vermeldt:

a)de forfaitaire schadevergoeding bij niet-naleving van de bepalingen ervan;

b)de vermeldingen die overeenkomstig artikel 109 op de facturen of de ondersteunende bewijsstukken moeten worden aangebracht;

c)dat, wanneer de instellingen voor eigen rekening opdrachten plaatsen, op de overeenkomst het Unierecht van toepassing is, zo nodig aangevuld met nationaal recht of, als dit noodzakelijk is voor onroerendgoedopdrachten, uitsluitend het nationale recht;

d)de in geval van geschil bevoegde rechter;

e)dat de contractant gebonden is door de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, nationaal recht, collectieve overeenkomsten of uit hoofde van de in bijlage X van Richtlijn 2014/24/EU vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht;

f)of de overdracht van intellectuele-eigendomsrechten vereist zal zijn;

g)dat de in de inschrijving vermelde prijs vast en niet voor herziening vatbaar is, of volgens welke voorwaarden en formules de prijs tijdens de uitvoering van de opdracht kan worden herzien.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder g), houdt de aanbestedende dienst, indien de overeenkomst in een herziening van de prijzen voorziet, met name rekening met:

i)de aard van de opdracht en de economische conjunctuur waarin hij wordt uitgevoerd;

ii)de aard en de duur van de taken en van de opdracht;

iii)zijn financiële belangen.

De punten c) en d) van de eerste alinea kunnen niet van toepassing worden verklaard voor overeenkomsten als bedoeld in punt 11.1, onder m).

17.Technische specificaties

17.1.De technische specificaties moeten de inschrijvers gelijke toegang tot de aanbestedingsprocedures waarborgen en mogen niet tot gevolg hebben dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van opdrachten voor mededinging worden geschapen.

In de technische specificaties worden de voor werken, leveringen of diensten gestelde kenmerken voorgeschreven, met inbegrip van minimumeisen, zodat zij beantwoorden aan het gebruik waarvoor zij door de aanbestedende dienst zijn bestemd.

17.2.De in punt 17.1 bedoelde kenmerken omvatten:

a)de kwaliteitsniveaus;

b)de milieuprestaties en klimaatprestaties;

c)voor aankopen die bestemd zijn voor gebruik door natuurlijke personen, de toegankelijkheidscriteria voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, uitgezonderd in naar behoren gemotiveerde gevallen;

d)de conformiteitsbeoordelingsprocedures en -niveaus;

e)prestaties of het gebruik van de levering;

f)de veiligheid of de afmetingen, waaronder begrepen de voor leveringen geldende voorschriften inzake handelsbenaming en gebruiksaanwijzing, en voor alle opdrachten de terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, markering en etikettering, productieprocessen en -methoden;

g)voor opdrachten voor werken, de kwaliteitsbewakingsprocedures alsmede de voorschriften voor het berekenen en het ontwerpen van het werk, de voorwaarden voor proefnemingen, controle en oplevering van de werken, alsmede de bouwtechnieken of bouwwijzen en alle andere voorwaarden van technische aard die de aanbestedende dienst bij bijzondere dan wel algemene maatregel kan voorschrijven met betrekking tot de voltooide werken en de materialen of bestanddelen waaruit zij zijn samengesteld.

17.3.De technische specificaties worden als volgt geformuleerd:

a)in volgorde van voorkeur, door verwijzing naar Europese normen, Europese technische beoordelingen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere technische referentiesystemen door Europese normalisatie-instellingen, of, bij ontstentenis daarvan, de nationale equivalenten daarvan. Iedere verwijzing gaat vergezeld van de woorden "of gelijkwaardig";

b)aan de hand van prestatie- of functionele eisen, inclusief milieukenmerken, mits de parameters zo nauwkeurig zijn dat de inschrijvers het voorwerp van de opdracht kunnen bepalen en de aanbestedende diensten de opdracht kunnen gunnen;

c)door een combinatie van de twee methoden van de punten a) en b).

17.4.Wanneer een aanbestedende dienst gebruik maakt van de mogelijkheid om naar de in punt 17.3, onder a), bedoelde specificaties te verwijzen, wijst hij een inschrijving niet af met als reden dat deze niet beantwoordt aan de genoemde specificaties indien de inschrijver met elk passend middel tot voldoening van de aanbestedende dienst aantoont dat hij op gelijkwaardige wijze aan de in de technische specificaties gestelde eisen voldoet.

17.5.Wanneer een aanbestedende dienst gebruik maakt van de in punt 17.3, onder b), geboden mogelijkheid de technische specificaties in termen van prestatie of functionele eisen vast te stellen, wijst zij een inschrijving niet af die voldoet aan een nationale norm waarbij een Europese norm is omgezet, een Europese technische goedkeuring, een gemeenschappelijke technische specificatie, een internationale norm, een door een Europees normalisatieorgaan ingesteld technisch verwijzingssysteem, indien deze specificaties betrekking hebben op de door de aanbestedende dienst vastgestelde prestatie of functionele eisen.

De inschrijver is gehouden tot voldoening van de aanbestedende dienst met elk passend middel aan te tonen, dat de werken, leveringen of diensten aan de prestatie-eisen of functionele eisen van de aanbestedende dienst voldoen.

17.6.Wanneer een aanbestedende dienst het voornemen heeft werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken aan te kopen kan hij een specifiek keurmerk of overeenstemming met specifieke eisen van een keurmerk verlangen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)de keurmerkeisen hebben alleen betrekking op criteria die verband houden met het voorwerp van de opdracht en zijn geschikt voor de omschrijving van de kenmerken van de aankoop;

b)de keurmerkeisen zijn gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria;

c)het keurmerk is vastgesteld in een open en transparante procedure waaraan alle belanghebbenden kunnen deelnemen;

d)het keurmerk is voor alle betrokken partijen toegankelijk;

e)de keurmerkeisen worden vastgesteld door een derde partij waarover de ondernemer die het keurmerk aanvraagt, geen beslissende invloed uitoefent.

De aanbestedende diensten kunnen eisen dat ondernemers als bewijs van conformiteit met de aanbestedingsstukken een testverslag of certificaat verstrekken van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 5 geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstantie of een gelijkwaardige conformiteitsbeoordelingsinstanties.

17.7.Aanbestedende diensten aanvaarden andere dan de in punt 17.6 bedoelde geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, wanneer de betrokken ondernemer geen toegang had tot de certificaten of testverslagen of deze niet binnen de desbetreffende termijnen kon verkrijgen, mits het ontbreken van toegang de betrokken ondernemer niet valt aan te rekenen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemer daarbij aantoont dat de door hem geleverde werken, leveringen of diensten voldoen aan de eisen van het keurmerk of specifieke eisen die door de aanbestedende dienst worden aangegeven.

17.8.Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde producten of bepaalde ondernemers worden bevoordeeld of geëlimineerd.

Deze vermelding is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende gedetailleerde en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de overeenkomst niet mogelijk is. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden "of gelijkwaardig".

18.Uitsluitings- en selectiecriteria

18.1.Voor de toepassing van artikel 133, aanvaardt de aanbestedende dienst het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU of, bij gebreke daarvan, een ondertekende en gedateerde verklaring op erewoord.

Ondernemers kunnen het reeds in een vorige aanbestedingsprocedure gebruikte UEA opnieuw gebruiken, mits zij bevestigen dat de daarin opgenomen informatie nog steeds correct is.

18.2.De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken de selectiecriteria, de minimale geschiktheidsniveaus en het nodige bewijs ter staving van deze geschiktheid. Alle voorwaarden houden verband met en staan in verhouding tot het voorwerp van de opdracht.

De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken hoe combinaties van ondernemers moeten voldoen aan de selectiecriteria, met inachtneming van punt 18.6.

Wanneer een overeenkomst is verdeeld in percelen kan de aanbestedende dienst voor elk perceel minimale geschiktheidsniveaus vaststellen en bovendien aanvullende minimale geschiktheidsniveaus vaststellen indien verschillende percelen aan dezelfde contractant worden gegund.

18.3.Met betrekking tot de geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, kan de aanbestedende dienst verlangen dat de ondernemer voldoet aan ten minste één van de volgende voorwaarden:

a)ingeschreven zijn in een beroeps- of handelsregister, uitgezonderd voor internationale organisaties;

b)voor opdrachten voor diensten, beschikken over een bepaalde vergunning waaruit blijkt dat hij gemachtigd is de dienst te verlenen in zijn land van vestiging of lid zijn van een bepaalde beroepsorganisatie.

18.4.Op het ogenblik van de indiening van de verzoeken tot deelname of de inschrijvingen, aanvaardt de aanbestedende dienst het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) of, bij gebreke daarvan, een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat de gegadigde of inschrijver voldoet aan de selectiecriteria. Bij opdrachten met zeer geringe waarde kan van het verzoek om een UEA of verklaring op erewoord worden afgeweken.

De aanbestedende dienst kan inschrijvers en gegadigden tijdens de procedure te allen tijde verzoeken een bijgewerkte eigen verklaring of de vereiste ondersteunende documenten geheel of gedeeltelijk in te dienen wanneer dit noodzakelijk is voor het goede verloop van de procedure.

De aanbestedende dienst verzoekt de gegadigden of inschrijver waaraan de opdracht wordt gegund actuele bewijsstukken in te dienen, behalve wanneer hij deze reeds heeft ontvangen in het kader van een andere procedure en mits de documenten nog steeds actueel of rechtstreeks kunnen worden verkregen door raadpleging van een gratis toegankelijke nationale databank.

18.5.De aanbestedende dienst mag, wanneer zijn risicobeoordeling dit toelaat, in de volgende gevallen beslissen geen bewijs te verlangen van de wettelijke, juridische, financiële, economische, technische en beroepsmatige geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers:

a)procedures voor opdrachten van ten hoogste de in artikel 169, lid 1, bedoelde waarde die door de instellingen voor eigen rekening worden geplaatst;

b)procedures voor opdrachten in het kader van extern optreden met een waarde onder de in artikel 172, lid 1, bedoelde drempelwaarden.

c)procedures overeenkomstig punt 11.1, onder b), e), f), punten i) en iv), h) en m).

Wanneer de aanbestedende dienst beslist geen bewijs te eisen van de wettelijke, juridische, financiële, economische, technische en beroepsmatige geschiktheid van ondernemers, wordt geen voorfinanciering verricht, behalve in met redenen omklede gevallen.

18.6.Een ondernemer kan zich in voorkomend geval en voor een bepaalde opdracht beroepen op de draagkracht van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die entiteiten. In dat geval moet hij de aanbestedende dienst aantonen dat hij werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijk middelen van die entiteiten, bijvoorbeeld door overlegging van de verbintenis daartoe van deze entiteiten.

Met betrekking tot de technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid kan een ondernemer zich slechts beroepen op de capaciteit van andere entiteiten wanneer laatstgenoemde de werken of diensten uitvoeren waarvoor die draagkracht vereist is.

Indien een ondernemer een beroep doet op de draagkracht van andere entiteiten voor het vervullen van de economische en financiële criteria, kan de aanbestedende dienst eisen dat de ondernemer en die entiteiten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.

De aanbestedende dienst kan inlichtingen eisen over het gedeelte van de opdracht dat de inschrijver voornemens is uit te besteden en over de identiteit van de onderaannemers.

In het geval van overheidsopdrachten voor werken en in het geval van overheidsopdrachten voor diensten die ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst moeten worden verleend, verlangt de aanbestedende dienst van de contractant dat hij aan de aanbestedende dienst de naam, contactgegevens en wettelijke vertegenwoordigers verstrekt van de onderaannemers die bij de uitvoering van de opdracht betrokken zijn, alsook eventuele wijzigingen in de gegevens van onderaannemers.

18.7.De aanbestedende dienst gaat na of de entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen en de beoogde onderaannemers, wanneer onderaanbesteding een aanzienlijk deel van de overeenkomst uitmaakt, aan de toepasselijke selectiecriteria voldoen.

De aanbestedende dienst eist dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een entiteit of een onderaannemer die niet aan een relevant selectiecriterium voldoet.

18.8.In het geval van opdrachten voor werken, diensten en plaatsings- of installatiewerkzaamheden in het kader van een opdracht voor diensten kan de aanbestedende dienst eisen dat bepaalde kritieke taken rechtstreeks door de inschrijver zelf worden verricht, of wanneer de inschrijving door een combinatie van ondernemers is ingediend, door een deelnemer aan die combinatie.

18.9.Voor de indiening van een inschrijving of een verzoek tot deelname verlangt de aanbestedende dienst niet dat een combinatie van ondernemers een bepaalde rechtsvorm heeft, maar van de combinatie waaraan de opdracht wordt gegund kan wel het aannemen van een bepaalde rechtsvorm worden geëist, mits deze vorm voor de goede uitvoering van de opdracht noodzakelijk is.

19.Economische en financiële draagkracht

19.1.Om ervoor te zorgen dat ondernemers over de nodige economische en financiële draagkracht beschikken om de opdracht uit te voeren, kan de aanbestedende dienst met name eisen dat:

a)de ondernemers een bepaalde minimumjaaromzet hebben, met inbegrip van een minimumomzet op het gebied waarop de opdracht betrekking heeft;

b)de ondernemers informatie verstrekken over hun jaarrekeningen, bijvoorbeeld over de verhouding tussen de activa en de passiva;

c)de ondernemers een passend niveau van verzekering tegen beroepsrisico's hebben.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), bedraagt de minimumjaaromzet die van de ondernemers kan worden verlangd maximaal twee keer de geraamde waarde van de opdracht, behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden die verband houden met de aard van de aankoop en die door de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken worden toegelicht.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), doet de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken opgave van de methoden en criteria voor de bepaling van die verhouding.

19.2.In het geval van dynamische aankoopsystemen wordt de vereiste minimumjaaromzet berekend op basis van de verwachte maximumomvang van specifieke opdrachten die volgens dat systeem worden gegund.

19.3.De aanbestedende dienst bepaalt in de aanbestedingsstukken welke bewijsmiddelen door een ondernemer moet worden geleverd om zijn economische en financiële draagkracht aan te tonen. Hij kan in het bijzonder één of meer van de volgende documenten eisen:

a)een passende bankverklaring of, in voorkomend geval, het bewijs van een verzekering tegen beroepsrisico's;

b)financiële staten of uittreksels daarvan voor een periode van ten hoogste de laatste drie afgesloten boekjaren;

c)een verklaring betreffende de totale omzet en, in voorkomend geval, de omzet van de bedrijfsactiviteit die het voorwerp van de opdracht is, over ten hoogste de laatste drie beschikbare boekjaren.

Indien de ondernemer om gegronde redenen niet in staat is de door de aanbestedende dienst gevraagde referenties over te leggen, kan hij zijn economische en financiële draagkracht aantonen met andere documenten die de aanbestedende dienst geschikt acht.

20.Technische en beroepsbekwaamheid

20.1.De aanbestedende dienst gaat overeenkomstig het bepaalde in de punten 20.2 tot en met 20.5 na of de gegadigden of inschrijvers aan de minimumselectiecriteria betreffende de technische en beroepsbekwaamheid voldoen.

20.2.De aanbestedende dienst bepaalt in de aanbestedingsstukken welke bewijsmiddelen door een ondernemer moet worden geleverd om zijn technische en beroepsbekwaamheid aan te tonen. Hij kan in het bijzonder één of meer van de volgende documenten eisen:

a)voor werken, leveringen waarvoor plaatsings- of installatiewerkzaamheden vereist zijn of diensten, de onderwijs- en beroepskwalificaties, vaardigheden, ervaring en deskundigheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering;

b)de volgende lijsten:

i)een lijst van de voornaamste leveringen of diensten die gedurende de afgelopen periode van drie jaar werden verricht, met vermelding van bedrag, datum en publiek- of privaatrechtelijke afnemer, op verzoek vergezeld van verklaringen van de afnemers;

ii)een lijst van de werken die de afgelopen vijf jaar werden verricht, vergezeld van certificaten die bewijzen dat de belangrijkste werken naar behoren zijn uitgevoerd;

c)een verklaring welke de outillage, het materieel en de technische uitrusting vermeldt waarover de ondernemer voor het uitvoeren van een opdracht voor diensten of werken beschikt;

d)een beschrijving van de technische uitrusting en de middelen waarover de ondernemer beschikt om de kwaliteit te waarborgen, en een beschrijving van de studie- en onderzoeksfaciliteiten;

e)een opgave van de al dan niet tot de onderneming van de ondernemer behorende technici of technische organen, in het bijzonder van die welke belast zijn met de kwaliteitscontrole;

f)voor leveringen: monsters, beschrijvingen of authentieke foto's, of certificaten die door als bevoegd erkende officiële instituten of diensten voor kwaliteitscontrole zijn opgesteld, waarin wordt verklaard dat duidelijk door referenties geïdentificeerde producten aan technische specificaties of normen beantwoorden;

g)voor werken of diensten, een verklaring betreffende het gemiddelde jaarlijkse personeelsbestand van de ondernemer en de omvang van het kaderpersoneel in de laatste drie jaren;

h)een vermelding van de systemen voor het beheer van de toeleveringsketen en de traceersystemen die de ondernemer kan toepassen in het kader van de uitvoering van de opdracht;

i)een vermelding van de maatregelen inzake milieubeheer die de ondernemer kan toepassen in het kader van de uitvoering van de opdracht.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), punt i), kan de aanbestedende dienst, indien dat noodzakelijk is om een toereikend mededingingsniveau te waarborgen, aangeven dat bewijs van relevante leveringen of diensten die langer dan drie jaar geleden zijn geleverd of verleend toch in aanmerking wordt genomen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), punt ii), kan de aanbestedende dienst, indien noodzakelijk om een toereikend mededingingsniveau te waarborgen, aangeven dat bewijs van relevante werken die langer dan vijf jaar geleden zijn verricht toch in aanmerking wordt genomen.

20.3.Indien de leveringen of diensten van complexe aard zijn of, in uitzonderlijke gevallen, geschikt moeten zijn voor een bijzonder doel, kan de technische en beroepsmatige geschiktheid worden aangetoond door middel van een controle door de aanbestedende dienst of, namens deze, door een bevoegd officieel orgaan van het land waar de ondernemer gevestigd is, onder voorbehoud van de instemming van dat orgaan. Deze controle heeft betrekking op de technische geschiktheid van de dienstverlener en de productiemogelijkheden van de leverancier en, indien nodig, de studie- en onderzoekmiddelen waarover zij beschikken, alsmede de maatregelen die zij nemen om de kwaliteit te controleren.

20.4.Indien de aanbestedende dienst de overlegging eist van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde kwaliteitsnormen, met inbegrip van normen inzake toegankelijkheid voor gehandicapten, verwijst hij naar regelingen voor kwaliteitsbewaking op basis van de desbetreffende Europese normenreeks die door geaccrediteerde instanties zijn gecertificeerd. Hij aanvaardt eveneens andere bewijzen inzake gelijkwaardige kwaliteitsgaranties wanneer de betrokken ondernemer aantoonbaar geen toegang heeft tot die certificaten of deze niet binnen de gestelde termijnen kan verkrijgen om redenen die niet aan hem toe te schrijven zijn, mits de ondernemer het bewijs levert dat de voorgestelde maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking aan de kwaliteitsnormen te voldoen.

20.5.Indien de aanbestedende dienst de overlegging eist van een door een onafhankelijke instantie opgesteld getuigschrift dat de ondernemer voldoet aan bepaalde regelingen of normen inzake milieubeheer, verwijst hij naar het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Europese Unie of enig ander milieubeheersysteem als erkend overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad 6 of andere normen inzake milieubeheer op basis van de toepasselijke Europese of internationale normen die door geaccrediteerde instanties zijn gecertificeerd. Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar niet de mogelijkheid heeft gehad het door de aanbestedende dienst aangegeven getuigschrift binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende dienst andere passende bewijzen van gelijkwaardige maatregelen inzake milieubeheer, mits de ondernemer aantoont dat de deze maatregelen gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens het toepasselijke milieubeheersysteem of de norm vereist zijn.

20.6.De aanbestedende dienst kan concluderen dat een ondernemer niet over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt om de opdracht uit te voeren volgens een passende kwaliteitsnorm wanneer hij heeft vastgesteld dat de ondernemer conflicterende belangen heeft die negatief kunnen uitwerken op de uitvoering.

21.Gunningscriteria

21.1.Kwaliteitscriteria kunnen elementen bevatten zoals technische verdienste, esthetische en functionele kenmerken, toegankelijkheid, geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, sociale, milieu- en innovatieve kenmerken, productie-, leverings- en handelprocessen en alle andere specifieke processen in elk stadium van de levenscyclus, organisatie van het personeel voor de uitvoering van de opdracht, klantenservice en technische bijstand, leveringsvoorwaarden zoals leveringsdatum, de leveringswijze en leveringsperiode of termijn voor voltooiing.

21.2.De aanbestedende dienst specificeert in de aanbestedingsstukken het relatieve gewicht dat hij voor de bepaling van de economisch meest voordelige inschrijving aan elk van de gekozen criteria toekent, behalve wanneer deze uitsluitend op basis van de prijs wordt bepaald. Dit gewicht kan worden uitgedrukt in een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum.

Het relatieve gewicht van het prijscriterium ten opzichte van de andere criteria mag niet leiden tot neutralisatie van het prijs- of kostencriterium.

Indien weging om objectieve redenen niet mogelijk is, vermeldt de aanbestedende dienst de criteria in afnemende volgorde van belangrijkheid.

21.3.De aanbestedende dienst kan minimumkwaliteitseisen stellen. Inschrijvingen die daaraan niet voldoen, worden afgewezen.

21.4.De berekening van de levenscycluskosten heeft betrekking op alle of een deel van de volgende kosten, voor zover relevant, binnen de levenscyclus van werken, leveringen of diensten:

a)kosten gedragen door de aanbestedende dienst of andere gebruikers, zoals:

i)kosten in verband met de verwerving;

ii)gebruikskosten, zoals kosten voor verbruik van energie en andere hulpbronnen;

iii)onderhoudskosten;

iv)kosten volgend uit het einde van de levenscyclus, zoals inzamelings- en recyclingkosten;

b)kosten toegerekend aan externe milieueffecten, die verband houden met de werken, leveringen of diensten gedurende de levenscyclus, mits hun geldwaarde kan worden bepaald en gecontroleerd.

21.5.Wanneer de aanbestedende dienst de kosten met gebruikmaking van een levenscyclusmethode raamt, vermeldt hij in de aanbestedingsstukken de door de inschrijvers te verstrekken gegevens en de methoden die de aanbestedende dienst zal gebruiken om de levenscycluskosten op basis van deze gegevens te bepalen.

De methode die wordt gebruikt voor de raming van de aan externe milieueffecten toegerekende kosten dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:

a)zij is gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria;

b)zij is toegankelijk voor alle betrokken partijen;

c)de vereiste gegevens kunnen met een redelijke inspanning worden verstrekt door ondernemers.

In voorkomend geval gebruikt de aanbestedende dienst de in bijlage XIII van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde verplichte gemeenschappelijke methoden voor de berekening van levenscycluskosten.

22.Gebruik van elektronische veilingen

22.1.De aanbestedende dienst kan elektronische veilingen gebruiken waarin nieuwe, verlaagde prijzen, en/of nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen worden voorgesteld.

De aanbestedende diensten structureert de elektronische veiling als een zich herhalend elektronisch proces dat plaatsvindt na de eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen en dat een klassering op basis van automatische beoordelingsmethoden mogelijk maakt.

22.2.Bij openbare en niet-openbare procedures of bij mededingingsprocedures met onderhandeling kan de aanbestedende dienst, wanneer de inhoud van de aanbestedingsstukken nauwkeurig kan worden opgesteld, besluiten de gunning van een opdracht te laten voorafgaan door een elektronische veiling.

Een elektronische veiling kan worden gebruikt bij het opnieuw tot mededinging oproepen van de partijen bij een in punt 1.3, onder b), bedoelde raamovereenkomst alsmede bij de oproep tot mededinging voor opdrachten die worden gegund in het kader van het in punt 9 bedoelde dynamische aankoopsysteem.

De elektronische veiling is gebaseerd op een van de in artikel 161, lid 4, genoemde methoden.

22.3.De aanbestedende dienst die beslist van een elektronische veiling gebruik te maken, maakt daarvan in de aankondiging van de opdracht melding.

De aanbestedingsstukken bevatten de volgende informatie:

a)de waarden van de elementen waarop de elektronische veiling betrekking heeft, voor zover deze elementen kwantificeerbaar zijn zodat zij kunnen worden uitgedrukt in cijfers of procenten;

b)de eventuele limieten van de waarden die kunnen worden ingediend, zoals deze voortvloeien uit de specificaties betreffende het voorwerp van de opdracht;

c)de informatie die tijdens de elektronische veiling ter beschikking van de inschrijvers zal worden gesteld en, in voorkomend geval, het tijdstip waarop;

d)relevante informatie betreffende het verloop van de elektronische veiling, of deze fasen omvat en hoe ze zal worden gesloten, overeenkomstig punt 22.7;

e)de voorwaarden waaronder de inschrijvers een inschrijving kunnen indienen en met name de minimumverschillen die in voorkomend geval voor de inschrijvingen vereist zijn;

f)relevante informatie betreffende de gebruikte elektronische uitrusting en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.

22.4.Alle inschrijvers die een ontvankelijke inschrijving hebben ingediend, worden tegelijkertijd via elektronische weg uitgenodigd om aan de elektronische veiling deel te nemen, door overeenkomstig de instructies gebruik te maken van de verbindingen. De uitnodiging vermeldt de datum en het aanvangsuur van de elektronische veiling.

De elektronische veiling kan in een aantal opeenvolgende fasen verlopen. De elektronische veiling kan op zijn vroegst twee werkdagen na de datum van verzending van de uitnodigingen beginnen.

22.5.De uitnodiging gaat vergezeld van het resultaat van de volledige beoordeling van de betrokken inschrijving.

De uitnodiging vermeldt eveneens de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling zal worden gebruikt om de automatische herklasseringen te bepalen op basis van de ingediende nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden. In deze formule is het relatieve gewicht verwerkt dat aan alle vastgestelde criteria is toegekend om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen, zoals aangegeven in de aanbestedingsstukken. Daartoe moeten eventuele marges vooraf in een bepaalde waarde worden uitgedrukt.

Wanneer varianten zijn toegestaan, moeten voor elke variant afzonderlijke formules worden verstrekt.

22.6.Tijdens elke fase van de elektronische veiling deelt de aanbestedende dienst ogenblikkelijk aan alle inschrijvers ten minste de informatie mee die de inschrijvers de mogelijkheid biedt op elk moment hun respectieve klassering te kennen. Hij kan ook, indien dit vooraf is vermeld, andere informatie meedelen betreffende andere ingediende prijzen of waarden en meedelen hoeveel inschrijvers aan een specifieke fase van de veiling deelnemen. Tijdens het verloop van de fasen van de elektronische veiling maakt hij de identiteit van de inschrijvers evenwel niet bekend.

22.7.De aanbestedende dienst kan de elektronische veiling op één of meer van de onderstaande wijzen afsluiten:

a)op het vooraf aangegeven tijdstip;

b)wanneer hij geen nieuwe prijzen of nieuwe waarden meer ontvangt die voldoen aan de voorschriften inzake minimumverschillen, mits hij vooraf heeft aangegeven welke termijn hij na ontvangst van de laatste aanbieding in acht zal nemen alvorens de elektronische veiling te sluiten;

c)wanneer het vooraf aangegeven aantal fasen in de veiling volledig is doorlopen.

22.8.Na de afsluiting van de elektronische veiling gunt de aanbestedende dienst de opdracht op basis van de resultaten van de elektronische veiling.

23.Abnormaal lage inschrijvingen

23.1.Indien de in een inschrijving voorgestelde prijs of kosten abnormaal laag lijkt/lijken in verhouding tot de opdracht, verzoekt de aanbestedende dienst schriftelijk om toelichting van de bestanddelen van de prijs of de kosten die zij dienstig acht en stelt hij de inschrijver in de gelegenheid opmerkingen te maken.

De aanbestedende dienst kan met name rekening houden met opmerkingen in verband met:

a)de economische aspecten van het fabricageprocedé, de dienstverrichting of de bouwmethode;

b)de gekozen technische oplossingen of de uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver kan profiteren;

c)de originaliteit van de inschrijving;

d)de inachtneming van de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht door de inschrijver;

e)de inachtneming van de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht door onderaannemers;

f)de eventuele ontvangst van staatssteun door de inschrijver met inachtneming van de toepasselijke regels.

23.2.De aanbestedende dienst kan de inschrijving alleen afwijzen wanneer het lage niveau van de aangerekende prijzen of kosten niet genoegzaam wordt gestaafd door het verstrekte bewijsmateriaal.

De aanbestedende dienst wijst de inschrijving af wanneer zij hebben vastgesteld dat de inschrijving abnormaal laag is omdat zij niet voldoet aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht.

23.3.Wanneer een aanbestedende dienst constateert dat een inschrijving abnormaal laag is doordat de inschrijver overheidssteun heeft gekregen, kan de inschrijving alleen op die grond worden afgewezen wanneer de inschrijver niet binnen een door de aanbestedende dienst gestelde toereikende termijn kan aantonen dat de betrokken steun verenigbaar met de interne markt is in de zin van artikel 107 VWEU.

24.Termijnen voor ontvangst van inschrijvingen en verzoeken tot deelname

24.1.Wanneer inschrijvingen slechts kunnen plaatsvinden na een bezoek van de locatie of na inzage ter plaatse van de documenten waarop de aanbestedingsstukken steunen, worden termijnen vastgesteld die langer zijn dan de in dit artikel bepaalde minimumtermijnen.

De termijnen worden verlengd met vijf dagen in elk van de volgende gevallen:

a)de aanbestedende dienst biedt geen rechtstreekse, kosteloze toegang met elektronische middelen tot de aanbestedingsstukken;

b)de aankondiging van de opdracht wordt gepubliceerd overeenkomstig punt 4.2, onder b).

24.2.Bij openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen 37 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de aankondiging van de opdracht.

24.3.Bij niet-openbare procedures, concurrentiegerichte dialogen, mededingingsprocedures met onderhandeling, dynamische aankoopsystemen en innovatiepartnerschappen bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de verzoeken tot deelname 32 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de aankondiging van de opdracht.

24.4.Bij niet-openbare procedures en mededingingsprocedures met onderhandeling bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen 30 dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.

24.5.Bij dynamische aankoopsystemen bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen 10 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.

24.6.Bij de in punt 13.1 bedoelde procedures na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bedraagt de minimumtermijn:

a)10 dagen te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitnodiging tot inschrijving voor de ontvangst van inschrijvingen bij de procedure als bedoeld in punt 13.1, onder a), en in punt 13.3, onder b), punt i);

b)10 dagen voor de ontvangst van verzoeken tot deelname en 10 dagen voor de ontvangst van inschrijvingen bij de procedure in twee fasen als bedoeld in punt 13.3, onder b), punt ii).

24.7.De aanbestedende dienst mag de termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen met vijf dagen inkorten voor de openbare of niet-openbare procedures als zij aanvaardt dat inschrijvingen met elektronische middelen kunnen worden ingediend.

25.Toegang tot aanbestedingsstukken en termijn om aanvullende informatie te verstrekken

25.1.De aanbestedende instantie biedt met elektronische middelen kosteloze, rechtstreekse toegang tot de aanbestedingsstukken vanaf de datum van bekendmaking van de aankondiging van de opdracht of, voor de procedures zonder aankondiging of overeenkomstig punt 13, vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.

In gemotiveerde gevallen kan de aanbestedende dienst de aanbestedingsstukken op een andere, nader bepaalde wijze aanbieden indien rechtstreekse toegang met elektronische middelen niet mogelijk is om technische redenen of als de aanbestedingsstukken informatie van vertrouwelijke aard bevatten. In deze gevallen is artikel 24.1, lid 1, tweede alinea, van toepassing, behoudens in dringende gevallen als bedoeld in punt 26.1.

De aanbestedende dienst kan aan ondernemers eisen stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie in de aanbestedingsstukken. Hij maakt deze eisen en de manier waarop toegang tot de aanbestedingsstukken kan worden verkregen bekend.

25.2.De aanbestedende dienst verstrekt aanvullende informatie in verband met de aanbestedingsstukken zo spoedig mogelijk, gelijktijdig en schriftelijk aan alle belangstellende ondernemers.

Op verzoeken om aanvullende inlichtingen die minder dan zes werkdagen vóór de uiterste datum voor de indiening van inschrijvingen worden ontvangen, hoeft de aanbestedende dienst niet te antwoorden.

25.3.De aanbestedende dienst verlengt de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen:

a)indien aanvullende informatie, hoewel tijdig aangevraagd door de ondernemer, niet uiterlijk zes dagen voor de voor de ontvangst van inschrijvingen gestelde termijn is verstrekt;

b)indien de aanbestedingsstukken aanzienlijk zijn gewijzigd.

26.Termijnen in dringende gevallen

26.1.Wanneer het om naar behoren gemotiveerde dringende redenen onmogelijk is de minimumtermijnen van de punten 24.2 en 24.3 voor openbare of niet-openbare procedures aan te houden, kan de aanbestedende dienst:

a)voor de ontvangst van de verzoeken tot deelname een termijn vaststellen die niet minder mag bedragen dan 15 dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de aankondiging van de opdracht;

b)voor de ontvangst van de inschrijvingen, een termijn vaststellen die niet minder mag bedragen dan tien dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot inschrijving.

26.2.In dringende gevallen bedraagt de termijn die is vastgesteld in punt 25.2, eerste alinea, en in punt  25.3, onder a), vier dagen.

27.Elektronische catalogi

27.1.Wanneer het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht is, kan de aanbestedende dienst verlangen dat de inschrijvingen in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend of een elektronische catalogus bevatten.

27.2.Wanneer de indiening van inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi wordt aanvaard dan wel verplicht is gesteld, gaat de aanbestedende dienst te werk als volgt:

a)hij vermeldt dit in de aankondiging van de opdracht;

b)hij verstrekt in de aanbestedingsstukken alle nodige informatie betreffende het formaat, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen voor de verbinding en specificaties voor de catalogus.

27.3.Wanneer een raamovereenkomst met meer dan één ondernemer is gesloten na indiening van de inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi, kan de aanbestedende dienst bepalen dat voor specifieke opdrachten opnieuw tot mededinging wordt opgeroepen op basis van bijgewerkte catalogi. In een dergelijk geval gebruikt de aanbestedende dienst een van de volgende methoden:

a)hij verzoekt de contractanten hun elektronische catalogi, na aanpassing aan de eisen van de specifieke opdracht, opnieuw in te dienen;

b)hij deelt de contractanten mee dat hij voornemens is uit de reeds ingediende elektronische catalogi de nodige informatie te verzamelen om inschrijvingen aan te maken die aangepast zijn aan de voorschriften van de betrokken specifieke opdracht, mits het gebruik van deze methode in de aanbestedingsdocumenten voor de raamovereenkomst is aangekondigd.

27.4.Indien een aanbestedende dienst de methode als bedoeld in punt 27.3, onder b), gebruikt, deelt hij aan de inschrijvers de datum en het tijdstip mede, waarop hij voornemens is de nodige informatie te verzamelen voor inschrijvingen die aan de eisen van de betrokken specifieke opdracht aangepast zijn en geeft hij contractanten de mogelijkheid om het zodanig verzamelen van informatie te weigeren.

De aanbestedende dienst voorziet in een toereikende termijn tussen de mededeling en het daadwerkelijk verzamelen van de informatie.

Vóór de gunning van de specifieke opdracht, legt de aanbestedende dienst de verzamelde informatie over aan de betrokken contractant zodat deze kan betwisten of bevestigen dat de aldus samengestelde inschrijving geen materiële fouten bevat.

28.Opening van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname

28.1.Bij openbare procedures mogen gemachtigde vertegenwoordigers van inschrijvers aanwezig zijn bij de opening.

28.2.Voor opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden stelt de bevoegde ordonnateur een commissie voor opening van de inschrijvingen aan. De ordonnateur kan op basis van een risicobeoordeling een afwijking van deze verplichting toestaan bij een nieuwe oproep tot mededinging in het kader van een raamovereenkomst en voor de gevallen als bedoeld in punt 11.1, met uitzondering van de punten d) en g) van dat punt.

De openingscommissie is samengesteld uit ten minste twee personen van ten minste twee verschillende organisatorische eenheden van de betrokken instelling die ten opzichte van elkaar niet in een hiërarchische verhouding staan. Ter voorkoming van belangenconflicten zijn deze personen onderworpen aan de in artikel 59 bedoelde verplichtingen.

In de in artikel 145 bedoelde vertegenwoordigingen of plaatselijke entiteiten of in geïsoleerde entiteiten in een lidstaat, die niet over verschillende eenheden beschikken, geldt de verplichting van organisatorische eenheden zonder hiërarchische verhouding niet.

28.3.Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide procedure voor het plaatsen van opdrachten wordt de openingscommissie door de bevoegde ordonnateur van de voor de procedure verantwoordelijke instelling aangesteld.

28.4.De aanbestedende dienst controleert en waarborgt door middel van een passende methode de integriteit van de originele inschrijving met de financiële offerte en van het bewijs van de datum en het tijdstip van ontvangst zoals bepaald in artikel 144, leden 2 en 4.

28.5.Bij openbare procedures, wanneer de opdracht wordt gegund op grond van de laagste prijs of de laagste kosten overeenkomstig artikel 161, lid 4, worden de in de inschrijvingen die aan de eisen voldoen opgegeven prijzen hardop voorgelezen.

28.6.Het proces-verbaal van de opening van de ontvangen inschrijvingen worden ondertekend door de persoon of personen belast met het openen of door leden van de openingscommissie. In het proces-verbaal wordt vermeld welke inschrijvingen aan de eisen van artikel 144 voldoen en welke niet, en worden de redenen opgegeven voor de afwijzing van inschrijvingen, overeenkomstig artikel 162, lid 4. Het proces-verbaal kan eveneens worden ondertekend in een elektronisch systeem mits de ondertekenaars naar behoren worden geïdentificeerd.

29.Evaluatie van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname

29.1.De bevoegde ordonnateur kan beslissen dat het evaluatiecomité de inschrijvingen slechts op grond van de gunningscriteria evalueert en rangschikt en dat de evaluatie op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria plaatsvindt op een andere manier, die de afwezigheid van belangenconflicten garandeert.

29.2.Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide aanbestedingsprocedure wordt het evaluatiecomité door de bevoegde ordonnateur van de voor de procedure verantwoordelijke instelling aangesteld. De samenstelling van het evaluatiecomité geeft, voor zover mogelijk, uiting aan het interinstitutionele karakter van de aanbestedingsprocedure.

29.3.Verzoeken tot deelname en inschrijvingen die op grond van punt 11.2 geschikt zijn en die niet onregelmatig of onaanvaardbaar zijn in de zin van de punten 12.2 en 12.3, worden als ontvankelijk beschouwd.

30.Resultaten van de evaluatie en gunningsbesluit

30.1.Het resultaat van de evaluatie wordt neergelegd in een beoordelingsverslag met het voorstel tot gunning van de opdracht. Het evaluatieverslag wordt gedateerd en ondertekend door de persoon of de personen die de evaluatie hebben verricht of door de leden van het evaluatiecomité. Het verslag kan eveneens worden ondertekend in een elektronisch systeem mits de ondertekenaars naar behoren worden geïdentificeerd.

Wanneer het evaluatiecomité niet verantwoordelijk is voor de toetsing van de inschrijvingen aan de uitsluitings- en selectiecriteria, wordt het verslag ook ondertekend door de personen die daarvoor door de bevoegde ordonnateur zijn aangewezen.

30.2.Het evaluatieverslag vermeldt:

a)de naam en het adres van de aanbestedende dienst, het voorwerp en de waarde van de opdracht of raamovereenkomst;

b)de namen van de afgewezen gegadigden of inschrijvers en de redenen voor de afwijzing, onder verwijzing naar de situaties als bedoeld in artikel 137 of naar de selectiecriteria;

c)de verwijzingen naar de afgewezen inschrijvingen en de reden voor de afwijzing, namelijk:

i)de inschrijving voldoet niet aan de minimumeisen als bedoeld in artikel 161, lid 1;

ii)de inschrijving voldoet niet aan de minimumkwaliteitseisen vastgesteld in punt 21;

iii)de inschrijving wordt abnormaal laag bevonden als bedoeld in punt 23;

d)de namen van de geselecteerde gegadigden of inschrijvers en de redenen voor de selectie;

e)de namen van de te rangschikken inschrijvers met de behaalde scores en een motivering;

f)de namen van de voorgestelde gegadigden of inschrijvers met motivering van deze keuze;

g)indien bekend, het gedeelte van de opdracht of de raamovereenkomst dat de begunstigde voornemens is aan derden in onderaanneming te geven.

30.3.De aanbestedende dienst neemt vervolgens een besluit waarin ten minste worden vermeld:

a)de goedkeuring van het evaluatieverslag met alle in punt 30.2 genoemde gegevens, aangevuld met het volgende:

i)de naam van de gekozen inschrijver en de motivering van die keuze aan de hand van de vooraf bekendgemaakte selectie- en gunningscriteria, in voorkomend geval met inbegrip van de redenen waarom geen gevolg is gegeven aan de aanbeveling in het evaluatieverslag;

ii)in geval van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, een mededingingsprocedure met onderhandeling of een concurrentiegerichte dialoog, de omstandigheden als bedoeld in de punten 11, 12 en 39, die het gebruik ervan rechtvaardigen;

b)eventueel de redenen waarom de aanbestedende dienst heeft afgezien van gunning van een opdracht.

30.4.De ordonnateur kan de inhoud van het evaluatieverslag en het gunningsbesluit samenvoegen in één document en ondertekenen in de volgende gevallen:

a)voor procedures met een waarde lager dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden, indien slechts één inschrijving is ontvangen;

b)bij een nieuwe oproep tot mededinging in het kader van een raamovereenkomst wanneer geen beoordelingscommissie is aangesteld;

c)in de gevallen als bedoeld in punt 11.1, onder c), e), f), punten i) en iii), en h), wanneer geen beoordelingscommissie is aangesteld.

30.5.Bij een op interinstitutionele grondslag ingeleide aanbestedingsprocedure wordt het in punt 30.3 bedoelde besluit genomen door de aanbestedende dienst die voor de aanbestedingsprocedure verantwoordelijk is.

31.Kennisgeving aan gegadigden en inschrijvers

31.1.De aanbestedende dienst stelt alle gegadigden of inschrijvers gelijktijdig en individueel met elektronische middelen in kennis van de genomen besluiten betreffende de uitkomst van de procedure, zo spoedig mogelijk na de volgende stadia:

a)de openingsfase voor de in artikel 162, lid 3, bedoelde gevallen;

b)nadat een besluit is genomen op grond van de uitsluitings- en selectiecriteria, in het geval van in twee afzonderlijke fasen georganiseerde aanbestedingsprocedures;

c)nadat het gunningsbesluit is genomen.

De aanbestedende dienst vermeldt in elk geval de redenen voor de afwijzing van het verzoek tot deelname of de inschrijving, alsmede de rechtsmiddelen die de betrokkene ter beschikking staan.

Bij de kennisgeving aan de gekozen inschrijver vermeld de aanbestedende dienst dat de kennisgeving geen verbintenis van zijn kant inhoudt.

31.2.De aanbestedende dienst deelt de in artikel 164, lid 3, bedoelde informatie zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek mee. Wanneer de aanbestedende dienst een opdracht gunt voor eigen rekening, maakt hij gebruik van elektronische middelen. Ook de inschrijver kan zijn verzoek langs elektronische weg indienen.

31.3.Indien de aanbestedende instantie met elektronische middelen communiceert, wordt informatie geacht te zijn ontvangen door de gegadigden of inschrijvers wanneer de aanbestedende dienst kan aantonen de informatie te hebben gezonden naar het elektronische adres dat in de inschrijving of het verzoek tot deelname is vermeld.

In dat geval wordt informatie geacht te zijn ontvangen door de gegadigde of inschrijver op de datum van verzending door de aanbestedende dienst.

HOOFDSTUK 2

Bepalingen betreffende de door de instellingen van de Unie voor eigen rekening geplaatste opdrachten

32.Aankoopcentrales

32.1.Een aankoopcentrale kan optreden als een van de volgende:

a)als groothandelaar door leveringen en diensten aan te kopen, op te slaan en door te verkopen aan andere aanbestedende diensten;

b)als tussenpersoon door raamovereenkomsten te gunnen of dynamische aankoopsystemen te beheren die door andere aanbestedende diensten kunnen worden gebruikt, zoals aangekondigd in het eerste bericht.

32.2.De aankoopcentrale maakt voor alle aanbestedingsprocedures gebruik van elektronische communicatiemiddelen.

33.Percelen

33.1.Waar zulks passend, technisch uitvoerbaar en kosteneffectief is, worden opdrachten gegund in de vorm van afzonderlijke percelen binnen dezelfde procedure.

33.2.Wanneer het voorwerp van de opdracht wordt gesplitst in verschillende percelen die alle voorwerp van een afzonderlijke opdracht zijn, wordt bij de berekening van de toepasselijke drempelwaarde rekening gehouden met de totale waarde van alle percelen.

Wanneer de totale waarde van alle percelen gelijk is aan of hoger dan de in artikel 169, lid 1, bedoelde drempelwaarden, zijn artikel 157, lid 1, artikel 158 en artikel 159 op elk perceel van toepassing.

33.3.Indien een opdracht moet worden gegund in de vorm van afzonderlijke percelen, worden inschrijvingen voor elk perceel afzonderlijk geëvalueerd. Indien verschillende percelen aan dezelfde inschrijver worden gegund, kan één enkele overeenkomst voor die percelen worden gesloten.

34.Wijze waarop de waarde van opdrachten wordt geraamd

34.1.De aanbestedende dienst raamt de waarde van een opdracht op basis van het totale te betalen bedrag, inclusief elke vorm van optie en eventuele verlenging.

Deze raming vindt uiterlijk plaats op het tijdstip waarop de aanbestedende dienst de aanbestedingsprocedure inleidt.

34.2.Bij raamovereenkomsten en dynamische aankoopsystemen wordt rekening gehouden met de maximale waarde van alle voor de totale duur van de raamovereenkomst of van het dynamische aankoopsysteem voorgenomen opdrachten.

Bij innovatiepartnerschappen moet worden uitgegaan van de geraamde maximale waarde van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die zullen plaatsvinden in alle stadia van het voorgenomen partnerschap alsmede van de werken, leveringen of diensten die aan het einde van het voorgenomen partnerschap zullen worden aangekocht.

Wanneer de aanbestedende dienst voorziet in betalingen aan gegadigden of inschrijvers, neemt hij deze in aanmerking bij de berekening van de geraamde waarde van de opdracht.

34.3.Bij dienstenopdrachten wordt rekening gehouden met het volgende:

a)voor verzekeringen, de te betalen premie en andere vormen van vergoeding;

b)voor bankdiensten of financiële diensten, de honoraria, provisies, rente en andere vormen van vergoeding;

c)voor opdrachten betreffende een ontwerp, de te betalen honoraria, provisies en andere wijzen van bezoldiging.

34.4.In geval van dienstenopdrachten waarvoor geen totale prijs is vastgesteld of leveringsopdrachten met als voorwerp leasing, huur of huurkoop van goederen geldt als grondslag voor de berekening van het geraamde bedrag:

a) bij opdrachten met een vastgestelde looptijd:

i)die gelijk is aan of korter dan achtenveertig maanden voor diensten of twaalf maanden voor leveringen, de totale waarde voor de gehele looptijd;

ii)die langer is dan twaalf maanden voor leveringen, de totale waarde inclusief het geraamde bedrag van de restwaarde;

b) bij opdrachten zonder vastgestelde looptijd of, voor diensten, met een looptijd van meer dan 48 maanden, het maandbedrag vermenigvuldigd met 48.

34.5.In geval van opdrachten voor diensten of leveringen die met een zekere regelmaat worden gegund of gedurende een bepaalde periode zullen worden herhaald, geldt als berekeningsgrondslag:

a)de totale reële waarde van soortgelijke opeenvolgende opdrachten die zijn gegund gedurende de voorafgaande twaalf maanden of het voorafgaande boekjaar, indien mogelijk gecorrigeerd voor eventuele wijzigingen in hoeveelheid of waarde gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste opdracht;

b)de geraamde totale waarde van soortgelijke opeenvolgende opdrachten die worden gegund in de loop van het begrotingsjaar.

34.6.Bij opdrachten voor werken wordt naast het bedrag van de werken rekening gehouden met de totale geraamde waarde van de leveringen en diensten die voor de uitvoering van de werken nodig zijn en door de aanbestedende dienst ter beschikking van de contractant zijn gesteld.

34.7.In het geval van concessieovereenkomsten is de waarde de geraamde totale omzet van de concessiehouder gegenereerd gedurende de looptijd van de overeenkomst.

De waarde wordt berekend volgens een objectieve methode die wordt gespecificeerd in de aanbestedingsstukken, met inachtneming van met name:

a)de inkomsten uit de betaling van andere honoraria en boeten door de gebruikers van de werken of diensten dan die welke worden geïnd namens de aanbestedende dienst;

b)de waarde van subsidies of andere financiële voordelen van derden voor de uitvoering van de concessie;

c)de inkomsten uit verkopen van activa die deel van de concessie uitmaken;

d)de waarde van alle leveringen en diensten die aan de concessiehouder ter beschikking worden gesteld door de aanbestedende dienst, op voorwaarde dat zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken of diensten;

e)de betalingen aan gegadigden of inschrijvers.

35.Wachttermijn voor de ondertekening van de overeenkomst

35.1.De wachttermijn begint te lopen vanaf een van de volgende data:

a)de dag volgende op de datum van de gelijktijdige kennisgeving met elektronische middelen aan de uitgekozen en de afgewezen inschrijvers;

b)indien de overeenkomst of raamovereenkomst is gegund overeenkomstig punt 11.1, onder b), de dag na de publicatie van de in punt 2.4 bedoelde aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Indien nodig, kan de aanbestedende dienst de ondertekening van de overeenkomst voor aanvullend onderzoek opschorten wanneer zulks gerechtvaardigd is op grond van verzoeken of opmerkingen die afgewezen of benadeelde gegadigden of inschrijvers hebben geformuleerd, of op grond van andere relevante informatie die is ontvangen tijdens de in artikel 169, lid 3, vastgestelde termijn. In geval van opschorting worden alle gegadigden of inschrijvers binnen drie werkdagen na het besluit tot opschorting in kennis gesteld.

Wanneer de overeenkomst of raamovereenkomst niet met de beoogde succesvolle inschrijver kan worden ondertekend, kan de aanbestedende dienst deze gunnen aan de op één na best gerangschikte inschrijver.

35.2.De in punt 35.1 vastgestelde termijn is niet van toepassing in de volgende gevallen:

a)alle procedures waarbij slechts één inschrijving is ingediend;

b)specifieke overeenkomsten op basis van een raamovereenkomst;

c)dynamische aankoopsystemen;

d)de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande publicatie als bedoeld in punt 11, met uitzondering van de in punt 11.1, onder b), bedoelde procedure.

HOOFDSTUK 3

Overheidsopdrachten op het gebied van extern optreden

36.Specifieke bepalingen betreffende drempelwaarden en de wijze waarop externe opdrachten worden gegund

Punt 2, met uitzondering van punt 2.5, de punten 3, 4 en 6, punt 12.1, onder a) en c) tot en met f), punt 12.4, punt 13.3, de punten 14 en 15, de punten 17.3 tot en met 17.7, de punten 20.4, 23.3, 24, de punten 25.2 en 25.3, de punten 26, 28 en 29, met uitzondering van punt 29.3, zijn niet van toepassing op overheidsopdrachten die door de aanbestedende diensten als bedoeld in artikel 172, lid 2, of voor hun rekening zijn getekend.

De Commissie neemt een besluit over de tenuitvoerlegging van de bepalingen voor opdrachten die onder dit hoofdstuk vallen, alsmede over de door de bevoegde ordonnateur te verrichten controles wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is.

37.Publiciteitsmaatregelen

37.1.Indien van toepassing wordt de vooraankondiging voor oproepen tot inschrijving in het kader van de niet-openbare procedure of van de openbare procedure als bedoeld in punten 38.1, onder respectievelijk a) en b), in een zo vroeg mogelijk stadium langs elektronische weg aan het Publicatiebureau toegezonden.

37.2.De aankondiging van een gegunde opdracht wordt na de ondertekening van het overeenkomst toegezonden, behalve indien de opdracht geheim is verklaard, mocht dat nog noodzakelijk zijn, of de uitvoering van de opdracht gepaard moet gaan met speciale veiligheidsmaatregelen, of indien de bescherming van de wezenlijke belangen van de Europese Unie of het begunstigde land zulks vereist, en de bekendmaking van het gunningsbericht ongepast wordt geacht.

38.Drempelwaarden en procedures

38.1.De procedures voor de plaatsing van opdrachten op het gebied van extern optreden zijn de volgende:

a)de in artikel 158, lid 1, onder b), bedoelde niet-openbare procedure;

b)de in artikel 158, lid 1, onder a), bedoelde openbare procedure;

c)de lokale openbare procedure;

d)de vereenvoudigde procedure;

38.2.Het gebruik van aanbestedingsprocedures op grond van drempelwaarden is als volgt:

a)de openbare of niet-openbare procedure kan worden gebruikt voor:

i)de opdrachten voor diensten en leveringen en de concessieovereenkomsten voor diensten met een waarde van ten minste 300 000 EUR;

ii)de uitvoering van werken met een waarde van ten minste 5 000 000 EUR.

b)de lokale openbare procedure kan worden gebruikt voor:

i)leveringen met een waarde van ten minste 100 000 EUR en minder dan 300 000 EUR;

ii)de uitvoering van werken en concessieovereenkomsten voor werken met een waarde van ten minste 300 000 EUR en minder dan 5 000 000 EUR;

c)de vereenvoudigde procedure kan worden gebruikt voor:

i)opdrachten voor diensten, concessieovereenkomsten voor diensten, uitvoering van werken en concessieovereenkomsten voor werken met een waarde van minder dan 300 000 EUR

ii)leveringen met een waarde van minder dan 100 000 EUR

d)opdrachten met een waarde van minder dan of gelijk aan 20 000 EUR kunnen worden gegund op basis van één enkele inschrijving;

e)betalingen van uitgaven voor een bedrag van minder dan of gelijk aan 2 500 EUR kunnen eenvoudig op factuur geschieden, zonder voorafgaande aanvaarding van een inschrijving.

38.3.In de in punt 38.1, onder a), bedoelde niet-openbare procedure wordt in het aanbestedingsbericht vermeld aan hoeveel gegadigden zal worden gevraagd een offerte in te dienen. Voor opdrachten voor dienstverlening worden ten minste vier gegadigden uitgenodigd. Het aantal gegadigden dat mag inschrijven, moet voldoende zijn om voor daadwerkelijke concurrentie te zorgen.

De lijst van de geselecteerde gegadigden wordt bekendgemaakt op de website van de Commissie.

Wanneer het aantal gegadigden die aan de selectiecriteria of de minimumgeschiktheidsniveaus voldoen, kleiner is dan het minimumaantal, mag de aanbestedende dienst alleen de gegadigden die aan de criteria voor het indienen van een inschrijving voldoen, vragen een inschrijving in te dienen.

38.4.In het kader van de lokale openbare procedure als bedoeld in punt 38.1, onder c), wordt het aanbestedingsbericht minstens in het Staatsblad van de begunstigde staat of langs gelijkwaardige weg voor plaatselijke aanbestedingen bekendgemaakt.

38.5.Onder de in punt 38.1, onder b), bedoelde vereenvoudigde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen inschrijvers op, zonder bekendmaking van een bericht.

Inschrijvers voor de vereenvoudigde procedure kunnen worden gekozen uit een lijst van verkopers als bedoeld in punt 13.1, onder b), bekendgemaakt door middel van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.

Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de inschrijvers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.

38.6.Voor niet onder punt 11.1, onder h), vallende rechtskundige diensten kan de aanbestedende dienst gebruikmaken van de concurrentiële onderhandelingsprocedure, ongeacht de geraamde waarde van de opdracht.

39.Gebruik van de onderhandelingsprocedure voor opdrachten voor diensten, leveringen en werken

39.1.Aanbestedende diensten mogen in de volgende gevallen van een onderhandelingsprocedure met één inschrijving gebruikmaken:

a)wanneer de opdrachten aan overheidsorganen of aan non-profitinstellingen of -verenigingen worden toevertrouwd en gericht zijn op acties van institutionele aard of ter uitvoering van bijstand aan de bevolking op sociaal gebied;

b)wanneer een aanbesteding zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen inschrijvingen heeft opgeleverd die op kwalitatief en/of financieel vlak kunnen worden aanvaard. In dat geval kan de aanbestedende dienst na annulering van de aanbesteding onderhandelingen beginnen met de inschrijver of inschrijvers van zijn keuze die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de aanbestedingsstukken niet wezenlijk worden gewijzigd;

c)wanneer, na de vervroegde beëindiging van een bestaande overeenkomst, een nieuwe overeenkomst moet worden gesloten.

39.2.Voor de toepassing van punt 11.1, onder c), gelden interventies in het kader van de in artikel 172, lid 2, bedoelde crisissituaties als situaties van dringende noodzaak. De gedelegeerde ordonnateur stelt, eventueel in overleg met de andere betrokken gedelegeerde ordonnateurs, de situatie van dringende noodzaak vast en herziet zijn beslissing regelmatig met het oog op het beginsel van goed financieel beheer.

39.3.Acties van institutionele aard als bedoeld in punt 39.1, onder a), omvatten diensten die rechtstreeks verband houden met de wettelijke opdracht van overheidsorganen.

40.Bestek

In afwijking van het bepaalde in punt 16.3, mag voor alle procedures waarbij een verzoek tot deelname wordt gedaan het bestek worden uitgesplitst naar de twee stadia van de procedure en kan de eerste stap alleen de informatie als bedoeld in punt 16.3, onder a) en f), omvatten.

41.Proceduretermijnen

41.1.De minimumtermijn tussen de dag volgend op de datum van verzending van de uitnodigingsbrief en de uiterste datum voor de ontvangst van inschrijvingen voor opdrachten voor diensten bedraagt 50 dagen. In dringende gevallen kan evenwel een andere termijn worden vastgesteld.

41.2.De inschrijvers kunnen schriftelijk vragen stellen tot uiterlijk de datum waarop de inschrijvingen moeten worden ingediend. De aanbestedende dienst beantwoordt de vragen uiterlijk de datum waarop de inschrijvingen moeten zijn ontvangen.

41.3.Bij niet-openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de indiening van de verzoeken tot deelname 30 dagen vanaf de datum volgend op de publicatiedatum van de aankondiging van de opdracht. De minimumtermijn tussen de datum volgend op de datum van verzending van de uitnodigingsbrief en de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen bedraagt 50 dagen. In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan een andere termijn worden vastgesteld.

41.4.Bij openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de offertes, te rekenen vanaf de datum volgend op de datum van publicatie van het aanbestedingsbericht, respectievelijk:

a)90 dagen voor opdrachten voor werken;

b)60 dagen voor opdrachten voor levering.

In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan evenwel een andere termijn worden vastgesteld.

41.5.Bij plaatselijke openbare procedures bedraagt de minimumtermijn voor de ontvangst van de inschrijvingen, te rekenen vanaf de bekendmaking van de aankondiging van de opdracht, respectievelijk:

a)60 dagen voor opdrachten voor werken;

b)30 dagen voor opdrachten voor levering.

In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan evenwel een andere termijn worden vastgesteld.

41.6.Voor de in punt 38.1, onder d), bedoelde vereenvoudigde procedures wordt aan de gegadigden voor de indiening van hun inschrijvingen een minimale termijn toegekend van 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de uitnodigingsbrief.

(1)    Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17).
(2)    Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
(3)    Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).
(4)    Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
(5)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(6)    Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en Besluiten 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).

Brussels, 14.9.2016

COM(2016) 605 final

Limité cabinets Embargo jusqu'à l'adoption

ANNEX

bij het

voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD [verplicht element]

tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1299/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1308/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad


ANNEX

bij het

voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD [verplicht element]

tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1299/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013, (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1308/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad

Concordantietabel

Delen/Titels/Hoofdstukken/Afdelingen/Artikelen van Verordening nr. 966/2012

Artikelen van de uitvoerings-voorschriften

Gedelegeerde Verordening nr. 966/2012 

Titels van Delen/Titels/Hoofdstukken/Afdelingen/Artikelen van Verordening nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening nr. 966/2012

Voorstel nieuw Financieel Reglement

DEEL EEN

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

TITEL I

Artikel 1, lid 1

   Artikel 1

Onderwerp

   

Artikel 1

   geschrapt

Artikel 1, lid 2

Toepassing op het Voorzieningsagentschap van Euratom

Artikel 67

Artikel 2

Definities

Artikel 2

Artikel 3

   

Overeenstemming van afgeleid recht met deze verordening

Artikel 3

   

Artikel 4

Termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden

Artikel 4

Artikel 5

Bescherming van persoonsgegevens

Artikel 5

TITEL II

BEGROTINGSBEGINSELEN

TITEL II

Artikel 6

Eerbiediging van begrotingsbeginselen

Artikel 6

HOOFDSTUK 1

Eenheidsbeginsel en begrotingswaarachtigheidsbeginsel

HOOFDSTUK 1

Artikel 7

Toepassingsgebied van de begroting

Artikel 7

Artikel 8

   Artikel 2

Specifieke regels betreffende het eenheidsbeginsel en het begrotingswaarachtigheidsbeginsel

Artikel 8

   geschrapt

HOOFDSTUK 2

Jaarperiodiciteitsbeginsel

HOOFDSTUK 2

Artikel 9

Begrotingsjaar

Artikel 9

Artikel 10

Soorten kredieten

geschrapt

Artikel 11

   Artikel 3

Begrotingsboekhouding voor ontvangsten en kredieten

Artikel 10

   geschrapt

Artikel 12

Vastlegging van kredieten

Artikel 11

Artikel 13

   Artikel 4

Annulering en overdracht van kredieten

Artikel 12

   geschrapt

Artikel 14

Regels betreffende de overdracht van bestemmingsontvangsten

Artikel 12, lid 3

Artikel 15

Vrijmaking van kredieten

Artikel 13

Artikel 16

Regels bij vaststelling van de begroting met vertraging

Artikel 15

HOOFDSTUK 3

Evenwichtsbeginsel

HOOFDSTUK 3

Artikel 17

Definitie en toepassingsgebied

Artikel 16

Artikel 18

Saldo van het begrotingsjaar

Artikel 17

HOOFDSTUK 4

Rekeneenheidsbeginsel

HOOFDSTUK 4

Artikel 19

   Artikel 5

   Artikel 6

Gebruik van de euro

   

   

Artikel 18

Artikel 18

   geschrapt

HOOFDSTUK 5

Universaliteitsbeginsel

HOOFDSTUK 5

Artikel 20

Definitie en toepassingsgebied

Artikel 19

Artikel 21

Bestemmingsontvangsten

Artikel 20

   Artikel 7

Artikel 21

   Artikel 8

Artikel 20, lid 2

   Artikel 9

Artikel 22

   Artikel 10

Artikel 21, lid 2, onder c)

Artikel 22

   Artikel 11

Schenkingen

   

Artikel 23

Artikel 23, lid 2

Sponsoring door bedrijven

Artikel 24

Artikel 23

   Artikel 12

Regels betreffende inhoudingen en verrekening van koersverschillen

Artikel 25

   geschrapt

HOOFDSTUK 6

Specialiteitsbeginsel

HOOFDSTUK 6

Artikel 24

   Artikel 13

   Artikel 14 

   Artikel 16

Algemene bepalingen

Artikel 26

Artikel 26

Artikel 26

Artikel 26

Artikel 25

Overschrijvingen door andere instellingen dan de Commissie

Artikel 27

Artikel 26

   Artikel 15

Overschrijvingen door de Commissie

Artikel 28

Artikel 28, lid 1

Artikel 27

Aan het Europees Parlement en de Raad door de instellingen voorgelegde voorstellen voor overschrijvingen

Artikel 29

Artikel 28

Specifieke voorschriften voor overschrijvingen

Artikel 26, lid 2, deel

Artikel 29

   Artikel 17

Overschrijvingen onderworpen aan bijzondere bepalingen

Artikel 30

Artikel 30, lid 5

HOOFDSTUK 7

Beginsel van goed financieel beheer en prestaties

HOOFDSTUK 7

Artikel 30

   

Prestaties en beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid

Artikel 31

   

   Artikel 18

Evaluaties

Artikel 32

Artikel 31

   Artikel 19

Verplicht financieel memorandum

Artikel 33

Artikel 33

Artikel 32

Interne controle op de begrotingsuitvoering

Artikel 34

Artikel 33

Kosteneffectieve controlesystemen

Artikel 33, lid 4

HOOFDSTUK 8

Transparantiebeginsel

HOOFDSTUK 8

Artikel 34

   Artikel 20

Bekendmaking van de rekeningen, begrotingen en verslagen

Artikel 35

Artikel 35, lid 2

Artikel 35

   Artikel 21

   Artikel 22

Bekendmaking van informatie over ontvangers en andere informatie

Artikel 36

   Artikel 36

   geschrapt

TITEL II

OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING

TITEL III

HOOFDSTUK 1

Opstelling van de begroting

HOOFDSTUK 1

Artikel 36

Raming van uitgaven en ontvangsten

Artikel 37

Artikel 37

Geraamde begroting van de in artikel 69 bedoelde organen

Artikel 38

Artikel 38

   Artikel 23

Ontwerpbegroting

Artikel 39

Artikel 39, lid 2

Artikel 39

Nota van wijzigingen bij de ontwerpbegroting

Artikel 40

Artikel 40

Verplichtingen van de lidstaten als gevolg van de goedkeuring van de begroting

Artikel 41

Artikel 41

   Artikel 24

Ontwerpen van gewijzigde begroting

Artikel 42

   Artikel 42, lid 4

Artikel 42

Vervroegde indiening van de ramingen en ontwerpbegrotingen

Artikel 43

HOOFDSTUK 2

Structuur en inrichting van de begroting

HOOFDSTUK 2

Artikel 43

Structuur van de begroting

Artikel 44

Artikel 44

   Artikel 25

Begrotingsnomenclatuur

Artikel 45

Artikel 45, lid 2    

Artikel 45

Negatieve ontvangsten

Artikel 46

Artikel 46

Voorzieningen

Artikel 47

Artikel 47

Negatieve reserve

Artikel 48

Artikel 48

Reserve voor noodhulp en crisisreserve van de Europese Unie

Artikel 49

Artikel 49

   Artikel 26    Artikel 27

   Artikel 28

Inrichting van de begroting

Artikel 50

   geschrapt

   geschrapt

   geschrapt

Artikel 50

Regels betreffende de personeelsformaties

Artikel 51

HOOFDSTUK 3

Begrotingsdiscipline

HOOFDSTUK 3

Artikel 51

Overeenstemming van de begroting met het meerjarig financieel kader

Artikel 52

Artikel 52

Overeenstemming van handelingen van de Unie met de begroting

Artikel 53

TITEL IV

UITVOERING VAN DE BEGROTING

TITEL IV

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK 1

Artikel 53

   

Begrotingsuitvoering volgens het beginsel van goed financieel beheer en in overeenstemming met de publieke opinie

Artikel 54

   Artikel 29

Kennisgeving van de doorgifte van persoonsgegevens voor controledoeleinden

Artikel 55

Artikel 54

   Artikel 30

   Artikel 31

Basishandeling en uitzonderingen

Artikel 56

Artikel 56, lid 2, onder c)

geschrapt

Artikel 55

Uitvoering van de begroting door andere instellingen dan de Commissie

Artikel 57

Artikel 56

Delegatie van bevoegdheden tot uitvoering van de begroting

Artikel 58

Artikel 57

   Artikel 32

Belangenconflicten

   

Artikel 59

   geschrapt

Belangenconflicten van personeelsleden

Artikel 60

HOOFDSTUK 2

Wijzen van uitvoering

HOOFDSTUK 2

Artikel 58

   

   Artikel 33

   Artikel 34

   Artikel 35

   Artikel 43

   

Artikel 44

Wijzen van uitvoering van de begroting

Indirecte uitvoering met internationale organisaties

Artikel 61

   

geschrapt

geschrapt

Artikel 151

Artikel 149.1

Indirecte uitvoering met partnerlanden

Nieuw artikel 152

Blendingverrichtingen

Nieuw artikel 153

[Artikel 58, lid 1]

   [Artikel 34 voor artikel 58]

Artikel 59

   Artikel 37

Gedeelde uitvoering met de lidstaten

Artikel 62

   Artikel 62, lid 8

Artikel 60

   

   Artikel 38

   

   Artikel 41

   Artikel 42
   

   

Indirecte uitvoering

Uitvoering

Artikel 149

geschrapt

Artikel 150

Artikel 150

[Artikel 60, lid 2]

   [Artikel 61, lid 1, artikel 40, artikel 38, lid 1, artikel 43, lid 2, artikel 60, lid 2]

   [Artikel 39, artikel 61, lid 2, artikel 40, artikel 38, leden 1 en 2]

Artikel 149

Artikel 150

Artikel 61

   Artikel 39

   Artikel 40
   [zie hierboven]

   [Artikel 35]

   [Artikel 58, lid 1, artikel 60, lid 1]

   Artikel 44, [Artikel 58, lid 2, artikel 61, lid 2]

   

Voorafgaande evaluaties en delegatieovereenkomsten

Artikel 149

Artikel 149

Artikel 150

Artikel 62

   Artikel 35

Uitvoerende agentschappen

Artikel 68

HOOFDSTUK 3

Financiële actoren

HOOFDSTUK 4

Afdeling 1

Beginsel van scheiding van functies

Afdeling 1

Artikel 64

   Artikel 45, lid 1

Scheiding van functies

Scheiding van functies

Artikel 71

Artikel 71, lid 2

Afdeling 2

De ordonnateur

Afdeling 2

Artikel 65

   Artikel 46, lid 2

   Artikel 47, tweede alinea

De ordonnateur

De ordonnateur

De ordonnateur

Artikel 72

Artikel 72, lid 6

Artikel 72, lid 6

Artikel 66

   Artikel 48

   Artikel 49, lid 2

   Artikel 50, lid 4

   Artikel 51

   Artikel 52

   Artikel 53

   Artikel 74

   Artikel 75

   Artikel 76

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Bewaring van bewijsstukken door de ordonnateurs

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Het voeren van de boekhouding

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Behandeling van door een personeelslid veroorzaakte onregelmatigheden

Behandeling van door een personeelslid veroorzaakte onregelmatigheden

Artikel 73

Artikel 74

Artikel 73, lid 5

Artikel 73, lid 7

Artikel 73, lid 8

Artikel 80, lid 4

Artikel 73, lid 10

Artikel 73, lid 8

Artikel 90, lid 1

Vervangen door artikel 90

Artikel 67

Bevoegdheden en taken van de hoofden van de delegaties van de Unie

Artikel 75

Afdeling 3

De rekenplichtige

Afdeling 3

Artikel 68

   Artikel 54

   Artikel 55, leden 1 en 2

   Artikel 55, lid 3

   Artikel 56

   Artikel 57, lid 1

   Artikel 58, leden 1 en 2

   Artikel 59, lid 1

   Artikel 60, lid 1

   Artikel 61

   Artikel 62

   Artikel 631, lid 2, tweede alinea

   Artikel 64

Bevoegdheden en taken van de rekenplichtige

Aanstelling en beëindiging van de functie van de rekenplichtige

Aanstelling en beëindiging van de functie van de rekenplichtige

De ordonnateur

Het voeren van de boekhouding

Het beheer van de kasmiddelen

Bankrekeningen

Bankrekeningen

Het beheer van de kasmiddelen

Het beheer van de kasmiddelen

Het beheer van de kasmiddelen

Het voeren van de boekhouding

Artikel 76

Artikel 77

Artikel 77

Artikel 72, lid 7

Artikel 80, lid 5

Artikel 83, lid 2

Artikel 82, lid 1

Artikel 82, lid 2

Artikel 83, lid 2

geschrapt

Artikel 83, lid 3

Artikel 83, lid 4

Artikel 80, lid 10

   Artikel 64

Het voeren van de boekhouding

Artikel 80, lid 10

Artikel 69

   Artikel 65

Bevoegdheden die de rekenplichtige kan delegeren

Artikel 78

   

geschrapt

Afdeling 4

De beheerder van gelden ter goede rekening

Afdeling 4

Artikel 70

   Artikel 66, lid 3

   Artikel 66, lid 4

   Artikel 67, lid 5

   Artikel 68

   Artikel 69

   Artikel 70, lid 2

   Artikel 71

   Artikel 72

   Artikel 73

Gelden ter goede rekening

Instelling en beheer van gelden ter goede rekening

Gelden ter goede rekening

Instelling en beheer van gelden ter goede rekening

Instelling en beheer van gelden ter goede rekening

Instelling en beheer van gelden ter goede rekening

Artikel 85

Artikel 86, lid 1

Artikel 85, lid 2

Artikel 86, lid 5

Artikel 86, lid 1

geschrapt

Artikel 86, lid 6

geschrapt

geschrapt

geschrapt

HOOFDSTUK 4

Verantwoordelijkheid van financiële actoren

HOOFDSTUK 5

Afdeling 1

Algemene regels

Afdeling 1

Artikel 71

Intrekking van de delegatie en ontheffing van functies gegeven aan financiële actoren

Artikel 87

Artikel 72

   Artikel 74

Verantwoordelijkheid van de financiële actoren voor illegale activiteiten, fraude of corruptie

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Artikel 88

Artikel 73, lid 8

Afdeling 2

Regels betreffende de bevoegde ordonnateurs

Afdeling 2

Artikel 73

   Artikel 50, lid 4

   Artikel 77

   Artikel 75

   Artikel 76

Regels betreffende de ordonnateurs

Bevoegdheden en taken van de ordonnateur

Bevestiging van instructies

Behandeling van door een personeelslid veroorzaakte financiële onregelmatigheden

Behandeling van door een personeelslid veroorzaakte financiële onregelmatigheden

Artikel 89

Artikel 73, lid 7

Artikel 91

Artikel 90, lid 1

Vervangen door artikel 90

Afdeling 3

Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening

Afdeling 3

Artikel 74

Regels betreffende de rekenplichtigen

Artikel 92

Artikel 75

Regels betreffende de beheerders van gelden ter goede rekening

Artikel 93

HOOFDSTUK 5

Ontvangsten

HOOFDSTUK 6

Afdeling 1

Terbeschikkingstelling van eigen middelen

Afdeling 1

Artikel 76

   Artikel 78

Eigen middelen

Eigen middelen

Artikel 94

Artikel 94, lid 2    

Afdeling 2

Raming van schuldvorderingen

Afdeling 2

Artikel 77

   Artikel 79

Raming van schuldvorderingen

Artikel 95

   

Afdeling 3

Vaststelling van schuldvorderingen

Afdeling 3

Artikel 78

   Artikel 80

   Artikel 81

   Artikel 82

Vaststelling van schuldvorderingen

Vaststelling van schuldvorderingen

Vaststelling van schuldvorderingen

Artikel 96

Artikel 96, lid 2

Artikel 96, lid 3

   Artikel 83

Achterstandsrente

Artikel 97

Afdeling 4

Invorderingsopdrachten

Afdeling 4

Artikel 79

   Artikel 84

   Artikel 85

   Artikel 88

Invorderingsopdrachten

Invorderingsopdrachten

Inningsprocedure bij uitblijven van vrijwillige betaling

Artikel 98

Artikel 98, lid 2

Artikel 101

Afdeling 5

Invordering

Afdeling 5

Artikel 80

   Artikel 86

   Artikel 87

   Artikel 88

   Artikel 89

   Artikel 90

   Artikel 91, leden 1 en 5

   Artikel 92

Regels betreffende de invordering

Invordering door verrekening

Inningsprocedure bij uitblijven van vrijwillige betaling

Aanvullende betalingstermijnen

Inning van boeten, andere dwangsommen of sancties opgelegd door de instellingen

Regels betreffende de invordering

Regels betreffende de invordering

Artikel 99

   

Artikel 100

Artikel 101

Artikel 102

Artikel 106

Artikel 99, lid 2

Artikel 99, lid 3

Artikel 81

   Artikel 93

Verjaringstermijn

Verjaringstermijn

Artikel 103

Artikel 103, leden 2 tot en met 7

Artikel 82

Nationale behandeling voor rechten van de Unie

Artikel 104

Artikel 83

Door de instellingen opgelegde boeten, dwangsommen, sancties en rente hierover

Artikel 105

   Artikel 90

Inning van boeten, andere dwangsommen of sancties opgelegd door de instellingen

Artikel 106

HOOFDSTUK 6

Uitgaven

HOOFDSTUK 7

Compensatierente

Nieuw artikel 107

Artikel 84

   Artikel 94, leden 2 en 4

Financieringsbesluiten

Financieringsbesluiten

Artikel 108

Artikel 108, leden 2 en 3

Afdeling 1

Artikel 85

   Artikel 95

   Artikel 96

   Artikel 97

   Artikel 98

Uitgaven

Soorten vastleggingen in de begroting

Soorten vastleggingen in de begroting

Soorten vastleggingen in de begroting

Artikel 109, leden 2 tot en met 4

Artikel 110, leden 1 en 2

Artikel 110, leden 4 en 6

Artikel 110, leden 3 en 4

Artikel 86

   Artikel 99

Soorten vastleggingen in de begroting

Uitgaven

Termijnen voor vastleggingen

Artikel 110

Artikel 109, lid 4

Artikel 112

Artikel 87

Uitgaven

Artikel 109, lid 1

Afdeling 2

Artikel 88

Uitgaven

Artikel 109, lid 5

   Artikel 100

geschrapt

   Artikel 101

Uitgaven

Artikel 109, lid 5

   Artikel 102

Uitgaven

Artikel 109, lid 5

   Artikel 103

geschrapt

   Artikel 104

geschrapt

   Artikel 105

geschrapt

   Artikel 106

geschrapt

Afdeling 3

Artikel 89

   Artikel 107

   Artikel 108

Uitgaven

Artikel 109, lid 6

   geschrapt

   geschrapt

Afdeling 4

Artikel 90

   Artikel 109

   Artikel 110

Soorten betalingen

Artikel 113

   Artikel 113

   Artikel 113

Artikel 91

Soorten betalingen

Artikel 113, lid 1

Afdeling 5

Artikel 92

   Artikel 111, leden 2, 3, 4 en 5

Betalingstermijnen

Betalingstermijnen

Artikel 114

Artikel 114, leden 2, 3, 4 en 5

HOOFDSTUK 7

Computersystemen en e-bestuur

HOOFDSTUK 7

Artikel 93

   Artikel 112

   Artikel 113

Elektronisch beheer van verrichtingen

Computersystemen

Periodieke opslag

Artikel 141

Artikel 142

Artikel 94

Verzending van documenten

Artikel 141

Artikel 95

e-bestuur

Artikel 142

HOOFDSTUK 8

Administratieve beginselen

Artikel 96

Goed bestuur

Artikel 146

Artikel 97

Vermelding van beroepsmogelijkheden

Artikel 129

HOOFDSTUK 9

Intern controleur

HOOFDSTUK 8

Artikel 98

   Artikel 114

Aanwijzing van een intern controleur

   

Artikel 115

   Artikel 115

Artikel 99

   Artikel 115

Bevoegdheden en taken van de intern controleur

Artikel 116

   

   Artikel 116

Werkprogramma van de intern controleur

Artikel 117

   Artikel 117

Verslagen van de intern controleur

Artikel 116

Artikel 100

   Artikel 118

   Artikel 119

   Artikel 120

Onafhankelijkheid van de intern controleur

Artikel 118

Artikel 100

Artikel 119

Artikel 120

TITEL V

PLAATSEN VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN EN CONCESSIES

TITEL VII

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK 1

Afdeling 1

Toepassingsgebied en gunningsbeginselen

Artikel 102

Op overheidsopdrachten toepasselijke beginselen en toepassingsgebied

Artikel 154

Bijlage over het plaatsen van overheidsopdrachten en uitoefening van de delegatie

Artikel 155

Artikel 101

   Artikel 121

   Artikel 122    

Gemengde overeenkomsten en gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten

Bijlage over het plaatsen van overheidsopdrachten en concessies

Artikel 156

   geschrapt

   punt 1 bijlage

Afdeling 2

Bekendmaking

Artikel 103

   Artikel 123

   Artikel 124

   Artikel 125

   Artikel 126

Publiciteitsmaatregelen

   Bekendmaking van procedures met een waarde gelijk aan of hoger dan de drempels van artikel 118, lid 1, van het Financieel Reglement of voor overeenkomsten die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/24/EU vallen
   Bekendmaking van procedures met een waarde onder de drempels van artikel 118, lid 1, van het Financieel Reglement of voor overeenkomsten die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/24/EU vallen
   Bekendmaking van aankondigingen
   Andere vormen van bekendmaking

Artikel 157

   punt 2 bijlage

   punt 3 bijlage

   punt 4 bijlage

   punt 5 bijlage

Afdeling 3

Artikel 104

   Artikel 128

   Artikel 129

   Artikel 130

   Artikel 131

   Artikel 132

   Artikel 134

   Artikel 135

   Artikel 136

   Artikel 136 bis

   Artikel 137

   

   

Procedures voor het plaatsen van opdrachten

   Minimumaantal gegadigden en regels voor de onderhandelingen
   Innovatiepartnerschap
   Prijsvragen voor ontwerp
   Dynamisch aankoopsysteem
   Concurrentiegerichte dialoog

   Gebruik van een onderhandelingsprocedure zonder vooraankondiging
   Gebruik van een mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog
   Procedure na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling
   Overeenkomsten met een gemiddelde waarde
   Overeenkomsten met een geringe waarde

Artikel 158

   punt 6 bijlage

   punt 7 bijlage

   punt 8 bijlage

   punt 9 bijlage

   punt 10 bijlage

   punt 11 bijlage

   punt 12 bijlage

   punt 13 bijlage

   punt 14 bijlage

   

   

   

Artikel 104 bis

   Artikel 133

Interinstitutionele aanbesteding en gezamenlijke aanbesteding

   Interinstitutionele procedures

Artikel 159

   

Artikel 105

   Artikel 137 bis

   Artikel 138

   Artikel 139

Voorbereiding van een aanbestedingsprocedure

   Voorafgaande marktconsultaties
   Aanbestedingsstukken
   Technische specificaties
   

Artikel 160

   punt 15 bijlage

   punt 16 bijlage

   punt 17 bijlage

   

Artikel 105 bis

Bescherming van de financiële belangen van de Unie door opsporing van risico's en oplegging van administratieve sancties

Artikel 131

Artikel 106

   

   

   Artikel 141

Uitsluitingscriteria en administratieve sancties

   
   
   Verklaring en bewijs dat er geen sprake is van een situatie van uitsluiting

Artikelen 132-136

Artikel 133

Artikel 107

   

   Artikel 141

   Artikel 142

Afwijzing in een bepaalde gunningsprocedure

   
   Verklaring en bewijs dat er geen sprake is van een situatie van uitsluiting

   Maatregelen ter vermijding van vervalsing van de mededinging

Artikel 137

Artikel 133

Artikel 137

Artikel 108

   Artikel 143

   Artikel 144

   

   

Systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting

Artikelen 138-139

Artikel 110

   Artikel 146

   Artikel 147

   Artikel 148

   Artikel 149

   Artikel 150

   Artikel 151

Gunning van overeenkomsten

   Selectiecriteria

   Economische en financiële draagkracht
   Technische en beroepsbekwaamheid
   Gunningscriteria
   Gebruik van elektronische veilingen
   Abnormaal lage inschrijvingen

Artikel 161

   punt 18 bijlage

   punt 19 bijlage

   punt 20 bijlage

   punt 21 bijlage

   punt 22 bijlage

   punt 23 bijlage

Artikel 111

   Artikel 152

   Artikel 153

   Artikel 154

   Artikel 155

   Artikel 155 bis

   Artikel 156

   Artikel 157

   Artikel 158

Indiening, elektronische communicatie en evaluatie

   Termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en

verzoeken tot deelname
   Toegang tot aanbestedingsstukken en termijn om aanvullende informatie te verstrekken
   Termijnen in dringende gevallen
   Regelingen voor de indiening van inschrijvingen
   Elektronische catalogi

   Inschrijvingsgaranties
   Opening van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname
   Evaluatie van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname

Artikel 162

   punt 24 bijlage

   punt 25 bijlage

   punt 26 bijlage

Artikel 144

   punt 27 bijlage

Artikel 162, lid 2

   punt 28 bijlage

   punt 29 bijlage

Artikel 112

   Artikel 160

Contacten tijdens de aanbestedingsprocedure

   Contacten tussen de aanbestedende diensten en gegadigden of inschrijvers

Artikel 163

Artikel 146

Artikel 113

   Artikel 159

   Artikel 161

    

Gunningsbesluit en informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

Resultaten van de evaluatie en gunningsbesluit

   Kennisgeving aan gegadigden en inschrijvers
   

Artikel 164

   punt 30 bijlage    

   punt 31 bijlage 

Artikel 114

   [Artikel 161 voor artikel 113]

Annulering van de aanbestedingsprocedure

Artikel 165

Artikel 114 bis

Uitvoering en wijzigingen van de overeenkomst

Artikel 166

Afdeling 4

Artikel 115

   Artikel 163

   Artikel 164

   Artikel 165

   Artikel 165 bis

Uitvoeringsgaranties en honoreringszekerheden

Artikel 167

Artikel 147

Artikel 148

Artikel 148

Artikel 167

Artikel 167

Artikel 116

   Artikel 166

Titel V - Gemeenschappelijke regels

HOOFDSTUK 2

Bepalingen betreffende de door de instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten

HOOFDSTUK 2

Artikel 117

   Artikel 166 bis

   Artikel 167

De aanbestedende dienst

   Aankoopcentrales

Artikel 168

   punt 32 bijlage

Artikel 168, lid 2

Artikel 118

   Artikel 168

   Artikel 169

   Artikel 171

   

   

   

Toepasselijke drempelwaarden en wachttermijn

Percelen

   Wijze waarop de waarde van opdrachten wordt geraamd
   Wachttermijn voor de ondertekening van de overeenkomst

Artikel 169

   punt 33 bijlage

   punt 34 bijlage

   punt 35 bijlage

   

   

   

Artikel 119

   Artikel 172

Regels inzake toegang tot aanbestedingen

Artikel 170

   geschrapt

Artikel 120

   [Artikel 172 voor artikel 119]

Aanbestedingsregels van de Wereldhandelsorganisatie

Artikel 171

   

TITEL VI

SUBSIDIES

TITEL VIII

HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied en vorm van subsidies

Artikel 121

   Artikel 173

   Artikel 174, lid 1

   Artikel 174, lid 2

   Artikel 175

   Artikel 176

   Artikel 177

   Artikel 178

   Artikel 179

Toepassingsgebied en vorm van subsidies

Bijdragen aan organisaties

Subsidieovereenkomst

Overeenkomsten en besluit tot toekenning van subsidies

Uitgaven voor de leden van de instellingen

Voor subsidiëring in aanmerking komende acties

Organen die een doelstelling van algemeen Uniebelang nastreven

Partnerschappen

Elektronisch uitwisselingssysteem

Artikel 174

Artikel 2, punt 44

verplaatst naar artikel 194

geschrapt

Artikel 230, onder a)

geschrapt

   

geschrapt

Artikel 126

Artikel 143

Artikel 122

   Artikel 180

Begunstigden

Inhoud van subsidieovereenkomsten en -besluiten

Artikel 181

Artikel 194

Artikel 123

   Artikel 181

Vormen van subsidies

   Vormen van subsidies

Artikel 121

Artikel 121

Artikel 124

   Artikel 182, lid 1

   Artikel 182, lid 2

   Artikel 182, lid 3

   Artikel 182, lid 4

Vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering

   Vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering

Artikel 175

Artikel 175, lid 5, en artikel 178

geschrapt

Artikel 177, lid 3    

Artikel 127

Eenmalige vaste bedragen

Artikel 176

Toetsen en controles van begunstigden met betrekking tot vaste bedragen, eenheidskosten en forfaitaire financiering

Artikel 177

Periodieke beoordeling van vaste bedragen, eenheidskosten of forfaitaire financiering

Artikel 178

Gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde

Artikel 179

HOOFDSTUK 2

Beginselen

Artikel 125

   Artikel 183

   Artikel 184

   Artikel 185

   Artikel 186

Algemene beginselen van toepassing op subsidies

Beginsel inzake medefinanciering

Beginsel dat de subsidie geen winst mag opleveren

Subsidies van kleine bedragen

Technische bijstand

Artikelen 184, 185 en 186

In artikel 184

geschrapt

Artikel 2, punt 28

Artikel 2, punt 46

Artikel 126

   Artikel 187

Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten

Artikel 180

Artikel 180

Artikel 127

Medefinanciering in natura

Artikel 184

Artikel 128

   Artikel 188

   Artikel 189

   Artikel 190

   Artikel 191

   Artikel 192

Transparantie

Programmering

Inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen

Uitzonderingen op de oproepen tot het indienen van voorstellen

Bekendmaking achteraf

Kennisgeving aan de aanvragers

Artikel 183

Artikel 183

Artikel 187

Artikel 188

Artikel 183

geschrapt

Artikel 129

Artikel 193

Beginsel van niet-cumuleerbaarheid

Financiering uit verschillende begrotingsplaatsen

Artikel 185

Artikel 185, lid 1

Artikel 130

Artikel 194

Verbod op terugwerkende kracht

Terugwerkende kracht van financiering in uiterst dringende spoedgevallen en bij conflictpreventie

Artikel 186

Artikel 186

Hoofdstuk 3

Toekenningsprocedure

Artikel 131

   Artikel 195

   Artikel 196

   Artikel 197

   Artikel 198

   Artikel 199

   Artikel 200

   Artikel 201, lid 1

   Artikel 201, lid 2

Subsidieaanvragen

Indiening van subsidieaanvragen

Inhoud van subsidieaanvragen

Bewijs van niet-uitsluiting

Aanvragers zonder rechtspersoonlijkheid

Entiteiten die tezamen één aanvrager vormen

Financiële en administratieve sancties

Geschiktheidscriteria

Artikel 189

Artikel 144

Artikel 189

Artikel 133

Artikel 190, lid 2

geschrapt

geschrapt

geschrapt

Artikel 190, lid 1

Artikel 132

   Artikel 202

   Artikel 203

Selectie- en gunningscriteria

Selectiecriteria

Toekenningscriteria

Artikel 191

Artikel 191

Artikel 192

Artikel 133

   Artikel 204

   Artikel 205

Evaluatieprocedure

Evaluatie van de aanvragen en gunning

Kennisgeving aan de aanvragers

Artikel 193

Artikel 193

Artikel 193, lid 7

Hoofdstuk 4

Betaling en controle

Artikel 134

   Artikel 206

Garanties voor voorfinanciering

Garanties voor voorfinanciering

Artikelen 147 en 148

Artikelen 147 en 148

Artikel 135, lid 1, leden 5 tot en met 7

Artikel 135, leden 2 tot en met 4

Artikel 135, leden 8 en 9

   Artikel 207

   Artikel 208

Betaling van subsidies en controles

Bewijsstukken voor betalingsverzoeken

Opschorting en verlaging van subsidies

Artikel 195

Artikel 127

geschrapt

Artikel 196

Artikel 127

Artikel 136

Termijnen voor het bijhouden van gegevens

Artikel 128

Hoofdstuk 5

Uitvoering

Artikel 137

   Artikel 209

   Artikel 210

Uitvoeringsopdrachten en financiële steun aan derden

Uitvoeringsopdrachten

Financiële steun aan derden

Artikelen 197 en 198

Artikel 198

Artikel 197

TITEL VII

PRIJZEN

TITEL IX

Artikel 138

   Artikel 211

   Artikel 212

   Artikel 213

   Artikel 214

   Artikel 215

Algemene regels

Programmering

Wedstrijdreglementen

Bekendmaking achteraf

Evaluatie

Informatie en kennisgeving

Artikel 199

Artikel 108

Artikel 200

Artikel 200

Artikel 145

Artikel 200

TITEL VIII

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN

TITEL X

Artikel 139

   Artikel 216

   

   Artikel 217

Toepassingsgebied en uitvoering

Artikel 201

   Artikel 218

Op financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties toepasselijke beginselen en voorwaarden

Artikel 202

   Artikel 219

Regels en uitvoering

Artikel 208

   Artikel 220

Financieringsinstrumenten die direct door de Commissie worden uitgevoerd

Artikel 209

   Artikel 221

Financieringsinstrumenten die direct door de Commissie worden uitgevoerd

Artikel 209

Artikel 140

Op financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties toepasselijke beginselen en voorwaarden

Artikel 202

   Artikel 222

Op financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties toepasselijke beginselen en voorwaarden

Artikel 202

   Artikel 223

Op financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties toepasselijke beginselen en voorwaarden

Artikel 202

   Artikel 224

Op financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties toepasselijke beginselen en voorwaarden

Artikel 202

   Artikel 225

   Artikel 226

Behandeling van bijdragen in gedeelde uitvoering

Artikel 210

TITEL IX

Rekening en verantwoording en boekhouding

TITEL XIII

HOOFDSTUK 1

Jaarrekening

HOOFDSTUK 1

Kader voor verslaglegging

Afdeling 1

Artikel 141

Structuur van de rekening

Artikel 234

Artikel 142

   Artikel 227

Artikel 241

geschrapt

Artikel 143

Regels betreffende de rekeningen

Artikel 79

Artikel 144

   Artikel 228

   Artikel 229

Boekhoudbeginselen

Artikel 79

Artikel 79, lid 2

geschrapt

Artikel 145

   Artikel 230

   Artikel 231

   Artikel 232

   

Financiële staten

Artikel 235

   geschrapt

   geschrapt

Begrotingsboekhouding

Afdeling 2

Artikel 146

   Artikel 233

   

Begrotingsboekhouding

Artikel 236

geschrapt

Tijdschema voor de jaarrekening

Afdeling 3

Artikel 147

Voorlopige rekeningen

Artikel 237

Artikel 148

   Artikel 234

Goedkeuring van de definitieve rekeningen

Artikel 238

Artikelen 237 en 238

HOOFDSTUK 2

Informatie over de uitvoering van de begroting

HOOFDSTUK 2

Artikel 149

Verslag over de begrotingsgaranties en risico's

Artikel 242

Artikel 150

Maandelijkse verslaglegging over de uitvoering van de begroting

Artikel 240

HOOFDSTUK 3

Boekhouding

Hoofdstuk 4

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Afdeling 1

Artikel 151

   Artikel 235

   Artikel 236

Het boekhoudsysteem

Artikel 80, leden 7, 8 en 9

Artikel 152

Gemeenschappelijke eisen betreffende het boekhoudsysteem van de instellingen

geschrapt

Afdeling 2

Algemene boekhouding

Afdeling 2

Artikel 153

Algemene boekhouding

Artikel 81

Artikel 154

   Artikel 237

   Artikel 238

   Artikel 239

   Artikel 240

   Artikel 241

   Artikel 242

   Artikel 243

   Artikel 244

   [Artikel 229 voor artikel 144]

Boekingen in de algemene boekhouding

Artikel 81

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

Artikel 155

Boekhoudkundige correcties

Afdeling 3

Artikel 156

   Artikel 245

De begrotingsboekhouding

geschrapt

HOOFDSTUK 4

Inventaris van de vaste activa

Artikel 157

   Artikel 246

   Artikel 247

   Artikel 248

   Artikel 249

   Artikel 250

   Artikel 251

   Artikel 252

   Artikel 253

   Artikel 254

Inventaris van activa

Artikel 84

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

geschrapt

TITEL X

EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

TITEL XIV

HOOFDSTUK 1

Externe controle

HOOFDSTUK 1

Artikel 158

Externe controle door de Rekenkamer

Artikel 246

Artikel 159

Regels en procedure voor de controle

Artikel 247

Artikel 160

Toetsen betreffende waardepapieren en kasmiddelen

Artikel 248

Artikel 161

Recht van toegang van de Rekenkamer

Artikel 249

Artikel 162

Jaarverslag van de Rekenkamer

Artikel 250

Artikel 163

Speciale verslagen van de Rekenkamer

Artikel 251

HOOFDSTUK 2

Kwijting

HOOFDSTUK 2

Artikel 164

Tijdschema voor de kwijtingsprocedure

Artikel 252

Artikel 165

Kwijtingsprocedure

Artikel 253

Artikel 166

Follow-upmaatregelen

Artikel 254

Artikel 167

Specifieke bepalingen voor de EDEO

Artikel 255

DEEL TWEE

BIJZONDERE BEPALINGEN

TITEL I

EUROPEES LANDBOUWGARANTIEFONDS

Artikel 168

Bijzondere bepalingen betreffende het Europees Landbouwgarantiefonds

geschrapt

Artikel 169, lid 1

Artikel 169, lid 2

Artikel 169, lid 3

Vastlegging van kredieten van het ELGF

geschrapt

geschrapt (opgenomen in artikel 12, lid 1)

Artikel 12, lid 2, onder d)

Artikel 170, lid 1

Artikel 170, lid 2

Artikel 170, lid 3

Globale voorlopige vastleggingen van ELGF-kredieten

geschrapt

Artikel 114, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 171, lid 1

Artikel 171, lid 2

Artikel 171, lid 3

Tijdschema voor vastleggingen voor het ELGF in de begroting

Artikel 114, lid 3

Artikel 114, lid 2

Artikel 114, lid 4

Artikel 172

Boekhouding van de ELGF-uitgaven

Artikel 10, lid 5, onder a)

Artikel 173, lid 1

Artikel 173, lid 2

Overschrijving van ELGF-kredieten

Artikel 30, lid 1, vierde alinea

Artikel 31, lid 5

Artikel 174

ELGF-bestemmingsontvangsten

geschrapt

TITEL II

STRUCTUURFONDSEN, HET COHESIEFONDS, HET EUROPEES VISSERIJFONDS, HET EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING, EN DE GEDEELD BEHEERDE FONDSEN OP HET GEBIED VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID

Artikel 175

Bijzondere bepalingen

geschrapt

Artikel 176

Inachtneming van de toewijzingen aan vastleggingskredieten

geschrapt

Artikel 177, lid 1

Artikel 177, lid 2

Artikel 177, lid 3

Artikel 177, lid 4

Artikel 177, lid 5

Betalingen van bijdragen, tussentijdse betalingen en terugbetalingen

geschrapt

geschrapt

geschrapt

Artikel 12, lid 3, onder b)

Artikel

Artikel 178, lid 1

Artikel 178, lid 2

   

Vrijmaking van kredieten

Artikel 13, lid 3

Artikel 14, lid 1
Artikel 14, lid 1

Artikel 178 bis

Overdracht van vastleggingskredieten voor de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen

geschrapt

Artikel 179, lid 1

Artikel 179, lid 2

Artikel 179, lid 3

Overschrijving van kredieten

Artikel 28, lid 1, onder f)

Artikel 28, lid 2

Artikel 28, lid 2

Artikel 180

Beheer, selectie en controle

TITEL II

ONDERZOEK

Artikel 181, lid 1

   Artikel 255

   

Artikel 181, lid 2

Middelen voor onderzoek
   Soorten concrete acties

geschrapt

Artikel 20, lid 2, onder b), artikel 21, lid 2, onder b)

Artikel 182

Vastleggingen van middelen voor onderzoek

Artikel 14

Artikel 183, lid 1

   Artikel 256

Artikel 183, lid 2

Artikel 183, lid 3

Artikel 183, lid 4

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
   Nadere bepalingen inzake het JRC

Artikel 154, lid 4

Artikel 20, lid 2, onder g), artikel 21, lid 2, onder b), en artikel 12, lid 3, onder c)

TITEL IV

EXTERNE MAATREGELEN

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 184

   Artikel 257

Externe maatregelen
   Maatregelen die voor financiering in aanmerking komen

geschrapt

HOOFDSTUK 2

Uitvoering van de maatregelen

Afdeling 1

Algemene bepalingen

geschrapt

Artikel 185

Uitvoering van externe maatregelen

geschrapt

Afdeling 2

Begrotingssteun en door meerdere donoren gefinancierde trustfondsen

Artikel 186

   Artikel 258

Gebruik van begrotingssteun

   Gebruik van begrotingssteun

Artikel 229

Artikel 187

   Artikel 259

Trustfondsen van de Unie voor externe maatregelen
   Trustfondsen van de Unie voor externe maatregelen

Artikel 228

Afdeling 3

Andere vormen van beheer

Artikel 188

   Artikel 43

Uitvoering van externe maatregelen via indirect beheer

   Specifieke bepalingen voor indirect beheer met internationale organisaties

geschrapt

Artikel 189

   

   

   

   

Financieringsovereenkomsten over de uitvoering van externe maatregelen

geschrapt

HOOFDSTUK 3

Plaatsing van overheidsopdrachten

Artikel 190

   Artikel 260

   Artikel 261

   Artikel 262

   Artikel 263

   Artikel 264

   Artikel 265

   Artikel 266

   Artikel 267

   Artikel 269

   Artikel 273

   Artikel 274

   Artikel 275

   Artikel 276

   

   

   

   

   

   

Opdrachten voor extern optreden

   Huur van gebouwen
   Opdrachten voor diensten
   Specifieke bepalingen betreffende drempelwaarden en de wijze waarop externe opdrachten worden gegund
   Bewijs van toegang tot aanbestedingen
   Publiciteitsmaatregelen
   Drempelwaarden en procedures voor de plaatsing van opdrachten voor dienstverlening en concessieovereenkomsten voor diensten
   Gebruik van de onderhandelingsprocedure voor opdrachten voor diensten, leveringen en werken

   Drempelwaarden en procedures voor de plaatsing van opdrachten voor leveringen

   Drempelwaarden en procedures voor de plaatsing van opdrachten voor werken en concessies
   Bestek
   Garanties
   Proceduretermijnen 
   Beoordelingscommissie

Artikel 172

geschrapt

geschrapt

punt 36 bijlage

geschrapt

punt 37 bijlage

punt 38 bijlage

punt 39 bijlage

punt 38 bijlage

punt 38 bijlage

punt 40 bijlage

punt 147, deels geschrapt

punt 41 bijlage

Artikel 145

Artikel 191

   

   Artikel 263

Regels inzake toegang tot aanbestedingen

   Bewijs van toegang tot aanbestedingen

Artikel 173

geschrapt

HOOFDSTUK 4

Subsidies

Artikel 192

   Artikel 277

Volledige financiering van een externe maatregel

   Volledige financiering

Artikel 184, lid 3

Artikel 193

Regels betreffende subsidies voor externe maatregelen

HOOFDSTUK 5

Controle van de rekeningen

Artikel 194

Controle door de Unie van subsidies voor externe maatregelen

TITEL V

EUROPESE BUREAUS

Titel IV Hoofdstuk 3 Afdeling 1 Europese Bureaus

Artikel 195

   Artikel 278

   Artikel 279

   Artikel 280

Definitie en toepassingsgebied

Artikel 63

geschrapt

geschrapt

geschrapt

Artikel 196

   Artikel 281

   Artikel 282

Kredieten voor de Europese bureaus

Boekhouding van de Europese bureaus

Boekhouding van de Europese bureaus

Artikel 64

Artikel 66, lid 5

Artikel 66, lid 6

Artikel 197

Kredieten voor de Europese bureaus

Artikel 64, lid 2

Artikel 198

Boekhouding van de Europese bureaus

Artikel 66

Artikel 199

   Artikel 279

   Artikel 280

Niet-verplichte taken

Artikel 65, onder a)

geschrapt

geschrapt

Artikel 200

Niet-verplichte taken

Artikel 65, onder b)

TITEL VI

ADMINISTRATIEVE KREDIETEN

TITEL XV

Artikel 201

   Artikel 283

   Artikel 284

   Artikel 285

Algemene bepalingen

Algemene bepalingen

Algemene bepalingen

Algemene bepalingen

Artikel 256

Artikel 256, lid 2

Artikel 256, lid 4

Artikel 256, lid 5

Artikel 202

Vastlegging van kredieten

Vooruitbetalingen

Artikel 11, lid 2

Artikel 257

Artikel 203

   Artikel 286

Algemene bepalingen

Specifieke bepalingen voor onroerendgoedprojecten

Procedure van vroegtijdige kennisgeving en procedure van voorafgaande toestemming

Artikel 256, leden 1 en 2

Artikel 258

Artikel 259

TITEL VII

DESKUNDIGEN

Artikel 204

   Artikel 287

Bezoldigde externe deskundigen
   Bezoldigde externe deskundigen

Artikel 230

TITEL VIII

BIJDRAGEN AAN EUROPESE POLITIEKE PARTIJEN

TITEL XI

Artikel 204 bis

Algemene bepalingen

Artikel 214

Artikel 204 ter

Beginselen

Artikel 215

Artikel 204 quater

Begrotingsaspecten

Artikel 216

Artikel 204 quinquies

Oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen

Artikel 217

Artikel 204 sexies

Toekenningsprocedure

Artikel 218

Artikel 204 septies

Evaluatieprocedure

Artikel 218

Artikel 204 octies

Vorm van bijdragen

Artikel 219

Artikel 204 nonies

Regels voor bijdragen

Artikel 219

Artikel 204 decies

Voorfinanciering

Artikel 219

Artikel 204 undecies

Garanties

Artikel 220

Artikel 204 duodecies

Gebruik van bijdragen

Artikel 221

Artikel 204 terdecies

Verslag over het gebruik van de bijdragen

Artikel 222

Artikel 204 quaterdecies

Betaling van het saldo

Artikel 204 quindeceis

Controle en sancties

Artikel 224

Artikel 204 sexdecies

Bijhouden van de administratie

Artikel 225

Artikel 204 septdecies

Selectie van externe auditinstanties of -deskundigen

Artikel 226

DEEL DRIE

SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 205

Overgangsbepalingen

Artikel 277

   Artikel 288

   Overgangsbepalingen

Artikel 206

Verzoeken om informatie van het Europees Parlement en de Raad

Artikel 260

Artikel 207

Drempelwaarden en bedragen

geschrapt

Artikel 210

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 261

Artikel 208

   

Bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen

Artikel 69

Artikel 209

Publiek-private partnerschapsorganen

Artikel 70

Artikel 211

Herziening

Artikel 278

Artikel 212

Intrekking

Artikel 279

Artikel 213

Herziening in verband met de EDEO

geschrapt

Artikel 214

Inwerkingtreding en toepassing

Artikel 280