Brussel, 27.1.2016

COM(2016) 31 final

2016/0014(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 9 final}
{SWD(2016) 10 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Motivering en doel van het voorstel

Het regelgevingskader voor typegoedkeuring van automobielproducten is van toepassing op drie categorieën voertuigen: motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, motorfietsen en trekkers. Het doel van dit voorstel is het regelgevingskader voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan te herzien. Het regelgevingskader voor de andere twee categorieën voertuigen heeft in 2013 al een ingrijpende herziening ondergaan.

De typegoedkeuringsvoorschriften voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan zijn momenteel opgenomen in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (de "kaderrichtlijn") 1 . Dit kader beoogt het vrije verkeer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in de interne markt te vergemakkelijken door geharmoniseerde voorschriften voor de verwezenlijking van gemeenschappelijke milieu- en veiligheidsdoelstellingen vast te stellen. Richtlijn 2007/46/EG is van toepassing op motorvoertuigen voor het vervoer van personen (categorie M) en van goederen (categorie N) en op aanhangwagens daarvan (categorie O), alsook op systemen en onderdelen daarvan. De richtlijn verschaft een kader waarbinnen verschillende regelgevingshandelingen met specifieke veiligheids- en milieuvoorschriften van kracht zijn. Deze regelgevingshandelingen hebben betrekking op een veelvoud aan gedetailleerde technische voorschriften voor verschillende typen voertuigen, systemen en onderdelen.

Als onderdeel van de verbintenissen die de Commissie is aangegaan in haar actieplan CARS 2020 voor een concurrerende en duurzame Europese automobielindustrie 2 , heeft het kader voor de EU-typegoedkeuring van motorvoertuigen in 2013 een uitgebreide geschiktheidscontrole ondergaan. Daarin werd bevestigd dat het regelgevingskader voor EU-typegoedkeuring geschikt is voor het bewerkstelligen van de doelstellingen van harmonisering, een doeltreffende werking van de interne markt en eerlijke concurrentie. Er werd echter ook erkend dat de doeltreffendheid van het kader wordt beperkt door verschillen in de interpretatie en de striktheid van de toepassing van de voorschriften door de lidstaten. In het werkdocument van de diensten van de Commissie over die geschiktheidscontrole werd derhalve geconcludeerd dat er ruimte is voor verbetering en werd de herziening van Richtlijn 2007/46/EG als prioriteit aangeduid, waarbij de nadruk dient te worden gelegd op de volgende aspecten:

invoering van bepalingen inzake markttoezicht als aanvulling op de typegoedkeuringsvoorschriften;

verduidelijking van de terugroepings- en vrijwaringsprocedures en van de voorwaarden voor het uitbreiden van typegoedkeuringen voor bestaande voertuigtypen;

verbetering van de handhaving van het typegoedkeuringskader door harmonisering en verbetering van de procedures voor typegoedkeuring en conformiteit van productie die door de autoriteiten en technische diensten van de lidstaten worden gehanteerd;

verduidelijking van de taken en verantwoordelijkheden van de marktdeelnemers in de toeleveringsketen en van de bij de handhaving van het kader betrokken partijen en autoriteiten; en

verbetering van de geschiktheid van alternatieve typegoedkeuringsregelingen (nationale goedkeuringen van kleine series en individuele goedkeuringen) en van de meerfasentypegoedkeuringsprocedure om te kunnen zorgen voor passende flexibiliteit voor nichemarkten en kmo's, zonder daarbij echter het gelijke speelveld te verstoren.

Hoewel de geschiktheidscontrole heeft bevestigd dat het huidige regelgevingskader zijn voordelen heeft voor het bewerkstelligen van de beleidsdoelstellingen, heeft het zware kritiek gekregen nadat werd ontdekt dat een Duitse fabrikant (VW) door middel van software de emissieprestaties van zijn voertuigen gedurende verscheidene jaren had gemanipuleerd. Binnen een week na het uitbreken van dit schandaal kondigde de Commissie aan het typegoedkeuringssysteem te zullen versterken, met name door te zorgen voor toereikende controlemechanismen om de correcte en geharmoniseerde toepassing van de typegoedkeuringsprocedures te waarborgen. In een interne markt met 28 lidstaten en een sector met constante technologische en wetenschappelijke vooruitgang, kunnen aanzienlijke afwijkingen in de interpretatie en toepassing van de regels de doeltreffendheid van het systeem en derhalve de voornaamste beleidsdoelstellingen van het garanderen van de veiligheid en gezondheid van de burger en het beschermen van het milieu ernstig ondermijnen. Veel belanghebbenden hebben in de nasleep van het VW-schandaal openlijk aangedrongen op een herziening.

Deze herziening beoogt die tekortkomingen en gebreken op te lossen en het vertrouwen van de burger in het vermogen van het regelgevingssysteem om een afdoende niveau van gezondheid- en milieubescherming te garanderen, te herstellen.

1.2.Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd.

Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende accreditatie en markttoezicht en bevattende regels voor het Europees beleid inzake accreditatie 3 (verificatie van de bekwaamheid van laboratoria en certificatie- of inspectie-instanties die de EU certificaten afgeven) en voor het beleid op het gebied van markttoezicht en controle van producten uit derde landen (voor veilige producten ongeacht hun oorsprong).

Besluit nr. 768/2008/EG tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten 4 bevattende standaardbepalingen voor de EUwetgeving voor de interne markt van producten (zoals definities, verplichtingen van marktdeelnemers, vrijwaringsclausules, etc.).

2.RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

De Europese Commissie is in 2010 een openbare raadpleging gestart 5 om de standpunten van de belanghebbende partijen over haar voornemen om de kaderrichtlijn te herzien, te verzamelen. Het doel van deze openbare raadpleging was te verifiëren of de door de diensten van de Commissie geïdentificeerde gebieden met potentieel om de handhaving van de EU-typegoedkeuring voor motorvoertuigen te verbeteren, zouden voorzien in de juiste reikwijdte van en het juiste uitgangspunt voor de voorziene herziening van kaderrichtlijn 2007/46/EG.

Er werden veertig relevante antwoorden ontvangen waaruit in het algemeen een sterke steun voor de doelstellingen van het initiatief bleek. Hoewel 74 % van de respondenten het ermee eens was dat het huidige typegoedkeuringskader al van redelijk hoge kwaliteit was, vond 57,6 % dat er desondanks meer gedaan zou kunnen worden om de juridische toepassing van de markttoezichtbeginselen te benadrukken en op de juiste wijze te richten, en stelde 47 % dat de bestaande bepalingen inzake markttoezicht niet doeltreffend zijn, terwijl slechts 2,9 % van mening was dat deze wel doeltreffend werken. Hieruit blijkt duidelijk dat belanghebbenden de mening delen dat er meer kan en zou moeten worden gedaan om de door het typegoedkeuringskader geboden controles vooraf aan te vullen met bepalingen voor markttoezicht achteraf.

De diensten van de Commissie hebben eveneens een aantal externe onderzoeken laten uitvoeren die de effectbeoordelingsprocedure vergezelden en aanvulden. In de eerste helft van 2011 werd een evaluatie achteraf 6 van de kaderrichtlijn uitgevoerd, gevolgd door een effectbeoordeling 7 in de tweede helft van 2011. Daarin werd het effect beoordeeld van de mogelijke te ontwikkelen opties voor elk van de door de diensten van de Commissie geïdentificeerde behoeften waarvan de relevantie tijdens de openbare raadpleging was bevestigd. Op basis van de resultaten van de openbare raadpleging en de effectbeoordeling is een voorkeurcombinatie van beleidsopties vastgesteld om aan die behoeften te beantwoorden.

In 2012/2013 werd met een proefproject van een geschiktheidscontrole verder gewerkt aan de voorbereiding van de effectbeoordeling en de herziening van de kaderrichtlijn. Daartoe is een onderzoeksopdracht gegund die in maart 2013 werd afgerond. Een werkdocument van de diensten van de Commissie over het resultaat van het proefproject van de geschiktheidscontrole werd in november 2013 gepubliceerd 8 en onderstreepte de prioriteiten voor de geplande herziening van Richtlijn 2007/46/EG (zie punt 1.1).

Betrokkenheid op hoog niveau van belanghebbenden heeft plaatsgevonden in de context van de CARS 21-groep op hoog niveau, waaruit een aantal aanbevelingen voortkwam in verband met het typegoedkeuringskader die door de Commissie in het in november 2012 goedgekeurde actieplan CARS 2020 zijn opgenomen.

Tot slot is, in overeenstemming met de verbintenissen die de Europese Commissie in haar actieplan CARS 2020 is aangegaan, in de tweede helft van 2013 een concurrentievermogenstest uitgevoerd als aanvulling op de reeds vermelde acties. De behoefte aan risicobeperkende maatregelen voor kmo's is overwogen tegen de achtergrond van deze test, waaruit bleek dat voor de combinatie van de gehanteerde beleidslijnen er geen significante gevolgen voor de kmo's in de sector zouden zijn die risicobeperkende maatregelen zouden vereisen.

Daarnaast hebben gedurende de gehele effectbeoordeling specifieke gedachtewisselingen met de autoriteiten van de lidstaten plaatsgevonden tijdens bijeenkomsten van het technisch comité motorvoertuigen en de deskundigengroep typegoedkeuringsinstanties. In het kader van de werkgroep motorvoertuigen zijn uitwisselingen van ideeën over het initiatief georganiseerd met de bedrijfstak en gebruikersverenigingen. Alle betrokken belanghebbenden zijn ook door de externe onderzoekers geraadpleegd voor het verzamelen van gegevens en standpunten.

Naar aanleiding van het Volkswagen-emissieschandaal heeft het Europees Parlement op 5 oktober 2015 een resolutie goedgekeurd over emissiemetingen in de automobielsector, waarin de Commissie werd aangespoord het huidige EU-typegoedkeuringssysteem aanzienlijk te versterken, onder andere door meer EU-toezicht, in het bijzonder wat betreft het markttoezicht, de coördinatie en de follow-upprocedure voor voertuigen die in de Unie zijn verkocht.

3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1.Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

3.2.Subsidiariteitsbeginsel

De kaderwetgeving voor de typegoedkeuring van voertuigen draagt bij aan de uitvoering van de interne markt voor goederen. Dit voorstel beoogt de uitvoering en handhaving van die wetgeving doeltreffender te maken, als onderdeel van de algemene beleidsdoelstelling om de strategie voor de interne markt te verdiepen.

Hoewel de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de wetgeving op het eigen grondgebied, is het waarborgen van een geharmoniseerde en gecoördineerde, op gemeenschappelijk toepasbare criteria gebaseerde en uniform door de lidstaten gehanteerde benadering essentieel voor het handhaven van een gelijk speelveld in de hele EU door middel van een geharmoniseerde interpretatie, uitvoering en handhaving van de typegoedkeuringsvoorschriften, gesteund door geharmoniseerde bepalingen inzake markttoezicht om de lidstaten van voldoende middelen te voorzien voor de controle van producten op de markt en voor doeltreffende en gemeenschappelijke corrigerende maatregelen tegen de aanwezigheid van niet-conforme en onveilige producten op de markt.

De verschillen in de nationale organisatie van typegoedkeuring en markttoezicht in de lidstaten kan aanleiding geven tot een niet-geharmoniseerde handhaving wanneer men bedenkt dat de interne markt van de Europese Unie geen interne grenzen meer heeft en dat controles aan de nationale grenzen praktisch zijn verdwenen. Om te voorkomen dat niet-conforme producten hun grondgebied binnen worden gebracht, zijn de lidstaten ook sterk afhankelijk van de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid van hun buren. Bijgevolg kunnen zwakke plekken in de handhaving van één lidstaat de inspanningen van de andere lidstaten om te voorkomen dat niet-conforme producten op de markt worden gebracht, ernstig ondermijnen. Deze onderlinge afhankelijkheid wordt versterkt door het feit dat de bevoegdheden van de handhavingsautoriteiten beperkt zijn tot het nationale grondgebied. Als corrigerende maatregelen over de grens nodig zijn, moeten de autoriteiten vertrouwen op hun collega's in andere lidstaten.

Dit komt door het feit dat het typegoedkeuringskader is gebaseerd op het principe dat alle nieuwe voertuigen die conform een door een lidstaat goedgekeurd voertuigtype worden geproduceerd, in de andere lidstaten vrij mogen worden verhandeld en geregistreerd. Dit recht geldt voor alle conforme voertuigen, ongeacht waar ze zijn geproduceerd. Dit betekent dat ook voertuigen die buiten de EU zijn geproduceerd, vrij in de EU mogen worden ingevoerd, mits de fabrikant over een certificaat beschikt dat verklaart dat de voertuigen conform een door een van de EU-lidstaten goedgekeurd voertuigtype zijn geproduceerd. Gezien de mondiale aard van de automobielsector, met aanzienlijke invoer van automobielproducten van buiten de EU, vraagt deze grensoverschrijdende dimensie om gecoördineerde actie op EUniveau om een gelijk speelveld te waarborgen.

Indien de lidstaten individueel actie zouden ondernemen om marktproblemen op nationaal niveau aan te pakken, bestaat het risico dat er obstakels worden gecreëerd voor het vrije verkeer van motorvoertuigen dat door de kaderwetgeving wordt gegarandeerd. Het is dus gerechtvaardigd om op EU-niveau maatregelen te nemen.

3.3.Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken, namelijk een goede werking van de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd een hoog niveau van openbare veiligheid en milieubescherming te bieden.

De voorgestelde maatregelen voor het versterken en verder harmoniseren van de uitvoering van de typegoedkeuringsprocedures zijn gebaseerd op de overeengekomen beginselen die zijn vastgelegd in het gemeenschappelijke kader voor het verhandelen van producten, en op de referentiebepalingen voor harmonisatiewetgeving van de Unie voor producten zoals vastgesteld in bijlage I bij Besluit nr. 768/2008/EG. Waar noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn deze bepalingen aangepast aan de specifieke eigenschappen van de automobielsector, met name om het bestaan van een beproefd typegoedkeuringskader te erkennen en volledige coherentie met dat kader te waarborgen. Dit was met name het geval voor de bepalingen inzake de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen markttoezichtautoriteiten enerzijds en de typegoedkeuringsinstanties en hun aangewezen technische diensten anderzijds.

3.4.Keuze van instrumenten

Het gebruik van een verordening wordt passend geacht, omdat een verordening de nodige garanties voor rechtstreekse en geharmoniseerde toepassing en handhaving biedt en niet in nationale wetgeving hoeft te worden omgezet.

Het voorstel blijft voortbouwen op de "opsplitsing in niveaus" die al in het EUtypegoedkeuringskader voor motorvoertuigen was geïntroduceerd. Daarbij komt wetgeving in drie stappen tot stand:

het Europees Parlement en de Raad leggen de fundamentele bepalingen en het toepassingsgebied volgens de gewone wetgevingsprocedure vast in een verordening overeenkomstig van artikel 114 VWEU;

de Commissie legt de gedetailleerde technische specificaties die verbonden zijn aan de fundamentele bepalingen, vast in gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

de Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de administratieve bepalingen, zoals het model voor het informatiedocument en de typegoedkeuringscertificaten, het conformiteitscertificaat enz. worden vastgelegd, overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft de volgende gevolgen voor de begroting:

kosten voor personeel van de Commissie dat "gezamenlijke beoordelingen" van technische diensten organiseert en daaraan deelneemt;

kosten voor nationale beoordelaars die deelnemen aan "gezamenlijke beoordelingen" van technische diensten in overeenstemming met de regeling van de Commissie inzake de vergoeding van de uitgaven van deskundigen;

kosten voor personeel van de Commissie dat het systeem van intercollegiale toetsing (gezamenlijke controles van technische diensten) en de coördinatie van markttoezichtactiviteiten van de lidstaten op het gebied van automobielproducten wetenschappelijk, technisch en logistiek ondersteunt;

kosten voor personeel van de Commissie dat het EU-regelgevingskader voor de typegoedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, beheert en verder ontwikkelt (de werking van deze verordening en de voorbereiding van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen) en dat de lidstaten ondersteunt bij het verzekeren van een doeltreffende en efficiënte uitvoering van dat regelgevingskader en daarop toezicht houdt;

kosten voor het organiseren van bijeenkomsten van het in artikel 10 vastgestelde handhavingsforum, waaronder reiskostenvergoedingen van de lidstaten;

kosten voor het instellen en beheren van het toezichtmechanisme voor de door technische diensten verrichte conformiteitsbeoordelingen;

kosten voor het uitvoeren van nalevings- en conformiteitscontroles van motorvoertuigen door de Commissie; en

kosten voor deelname aan internationale samenwerking op het gebied van regelgeving, met name in het kader van de VN/ECE.

In het financieel memorandum wordt nader op de kosten ingegaan.

Gezien de beperkingen van het meerjarig financieel kader 2014-2020 zal de uitvoering van het wetgevingsvoorstel moeten worden gebaseerd op de bestaande middelen en zodanig worden ontworpen dat er geen aanvullende financiële middelen uit de EU-begroting nodig zijn. De in dit ontwerpvoorstel voor een verordening voorziene maatregelen zullen geen gevolgen hebben voor de EU-begroting buiten de kredieten die reeds in de officiële financiële programmering van de Commissie zijn voorzien, aangezien eventuele vereiste financiële middelen zullen moeten worden voorzien door middel van bestemmingsontvangsten en interne herschikking.

Voor de periode na 31 december 2020 is het bedrag afhankelijk van het meerjarig financieel kader dat zal gelden voor de periode die in 2021 begint, overeenkomstig artikel 312 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

5.AANVULLENDE INFORMATIE

5.1.Europese Economische Ruimte

De voorgestelde regelgeving betreft onderwerpen die betrekking hebben op de Europese Economische Ruimte (EER) en moet daarom tot de EER worden uitgebreid.

5.2.Intrekking van bestaande wetgeving

De goedkeuring van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

2016/0014 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 9 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De interne markt omvat een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal moet worden gewaarborgd. De regelgeving voor de interne markt moet transparant, eenvoudig en consistent zijn en zo rechtszekerheid en duidelijkheid bieden ten bate van zowel het bedrijfsleven als de consument.

(2)Daartoe is bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad 10 een alomvattend kader vastgesteld voor EU-typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd.

(3)Uit een in 2013 verrichte beoordeling van het wetgevingskader van de Europese Unie inzake de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd 11 , bleek dat het bij Richtlijn 2007/46/EG vastgestelde kader geschikt is voor het bewerkstellingen van de hoofddoelstellingen van harmonisering, een doeltreffende werking van de interne markt en eerlijke concurrentie en derhalve van toepassing moet blijven.

(4)In die beoordeling werd evenwel geconcludeerd dat er behoefte is aan nieuwe bepalingen voor markttoezicht om de typegoedkeuringsvoorschriften aan te vullen, aan verduidelijking van de terugroepings- en vrijwaringsprocedures en van de voorwaarden voor de uitbreiding van goedkeuringen van bestaande voertuigtypen, aan verbetering van de handhaving van het typegoedkeuringskader door harmonisering en verbetering van de door de technische diensten en autoriteiten van de lidstaten gehanteerde procedures voor typegoedkeuring en conformiteit van productie, aan verduidelijking van de taken en verantwoordelijkheden van de marktdeelnemers in de toeleveringsketen en van de autoriteiten en bij de handhaving van het kader betrokken partijen, en aan verbetering van de geschiktheid van alternatieve typegoedkeuringsregelingen (nationale goedkeuringen van kleine series en individuele goedkeuringen van voertuigen) en van de meerfasentypegoedkeuringsprocedure om nichemarkten en kmo's passende flexibiliteit te bieden zonder daarbij echter het gelijke speelveld te verstoren.

(5)Bovendien hebben recente problemen met de uitvoering van het typegoedkeuringskader specifieke zwakheden blootgelegd en aangetoond dat een fundamentele herziening nodig is om een solide, transparant, voorspelbaar en duurzaam regelgevingskader te waarborgen dat zorgt voor een hoge mate van veiligheid en bescherming van de gezondheid en het milieu.

(6)In deze verordening worden geharmoniseerde regels en beginselen vastgesteld voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, en voor individuele goedkeuring van voertuigen, teneinde een goede werking van de interne markt te waarborgen ten bate van bedrijven en consumenten, en een hoge mate van veiligheid en bescherming van de gezondheid en het milieu te verschaffen.

(7)In deze verordening worden de inhoudelijke technische en administratieve voorschriften vastgesteld voor typegoedkeuring van motorvoertuigen van de categorieën M en N en aanhangwagens daarvan (categorie O) en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, teneinde een afdoende veiligheidsniveau en de milieuprestaties te waarborgen. In die categorieën vallen respectievelijk motorvoertuigen voor het vervoer van passagiers, motorvoertuigen voor het vervoer van goederen en aanhangwagens daarvan.

(8)Deze verordening moet het huidige typegoedkeuringskader versterken, met name via de invoering van bepalingen inzake markttoezicht. Markttoezicht moet in de automobielsector worden geïntroduceerd door specificering van de verplichtingen van de marktdeelnemers in de toeleveringsketen, van de verantwoordelijkheden van de handhavingsinstanties in de lidstaten en van de te nemen maatregelen wanneer automobielproducten op de markt verschijnen die ernstige risico's voor de veiligheid of voor het milieu vormen of die niet aan de voorschriften voor typegoedkeuring voldoen.

(9)Een doeltreffende uitvoering van de typegoedkeuringsvoorschriften moet worden gegarandeerd door het versterken van de bepalingen inzake conformiteit van de productie, onder andere door te voorzien in verplichte periodieke controles van de methoden voor controle van de conformiteit van de productie en de voortdurende conformiteit van de desbetreffende producten, en van de voorschriften met betrekking tot bekwaamheden, verplichtingen en prestaties van de technische diensten die onder de verantwoordelijkheid van de typegoedkeuringsinstanties tests voor typegoedkeuring van gehele voertuigen uitvoeren. Een juist functioneren van de technische diensten is cruciaal om een hoge mate van veiligheid en milieubescherming en het vertrouwen van de burger in het systeem te waarborgen. De in Richtlijn 2007/46/EG opgenomen criteria voor de aanwijzing van technische diensten moeten gedetailleerder worden vastgesteld om een consistente toepassing ervan te garanderen. De beoordelingsmethoden van technische diensten in de lidstaten lopen steeds verder uiteen door de toenemende complexiteit van hun werkzaamheden. Het is derhalve noodzakelijk om procedurele verplichtingen vast te stellen die zorgen voor uitwisseling van informatie en controle van de praktijken van de lidstaten voor de beoordeling, aanwijzing en aanmelding van en het toezicht op hun technische diensten. Hierdoor moet de discrepanties tussen de gebruikte methoden en de interpretatie van de criteria voor de aanwijzing van de technische diensten worden verholpen.

(10)Er is steeds meer behoefte aan controle van en toezicht op de technische diensten door de aanwijzende autoriteiten nu er als gevolg van de technische vooruitgang een groter risico bestaat dat de technische diensten niet over de nodige bekwaamheid beschikken voor het testen van nieuwe technologieën of hulpmiddelen die binnen het taakgebied vallen waarvoor zij zijn aangewezen. Aangezien de productcycli door de technische vooruitgang steeds korter worden en de frequentie van controlebeoordelingen ter plekke en van monitoring per aanwijzende autoriteit verschilt, moeten minimumvoorschriften met betrekking tot de frequentie van controlebeoordelingen en monitoring van de technische diensten worden vastgesteld.

(11)Er moet derhalve op EU niveau toezicht worden gehouden op de aanwijzing en monitoring van de technische diensten door de lidstaten, onder meer door middel van onafhankelijke controles als voorwaarde voor de hernieuwing van hun aanmelding na vijf jaar. De positie van de technische diensten ten opzichte van de fabrikanten moet worden versterkt, waaronder hun recht en verplichting om onaangekondigde fabrieksinspecties uit te voeren en op de onder deze verordening vallende producten fysische of laboratoriumtests te verrichten om te waarborgen dat de fabrikanten na het verkrijgen van een typegoedkeuring voor hun producten blijven voldoen aan de voorschriften.

(12)Teneinde de transparantie en het wederzijds vertrouwen te vergroten en de criteria voor beoordeling, aanwijzing en aanmelding van de technische diensten en uitbreidings- en hernieuwingsprocedures verder te ontwikkelen en met elkaar te doen overeenstemmen, moeten de lidstaten met elkaar en met de Commissie samenwerken. Zij moeten onderling en met de Commissie overleg plegen over vraagstukken die van algemeen belang zijn voor de uitvoering van deze verordening, en moeten elkaar en de Commissie van hun standaardbeoordelingschecklist in kennis stellen.

(13)Wanneer de aanwijzing van een technische dienst gebaseerd is op accreditatie in de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 12 , moeten accreditatie-instanties en aanwijzende autoriteiten informatie uitwisselen die relevant is voor de beoordeling van de bekwaamheid van technische diensten.

(14)De lidstaten moeten vergoedingen heffen voor de aanwijzing en monitoring van technische diensten, ter waarborging van de duurzaamheid van de monitoring van die technische diensten door de lidstaten en om een gelijk speelveld voor technische diensten te creëren. Teneinde transparantie te waarborgen, moeten de lidstaten de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis stellen voordat zij de hoogte en de structuur van de vergoedingen vaststellen.

(15)Wanneer ondanks de maatregelen ter waarborging van een coherente toepassing en naleving van de voorschriften door de lidstaten twijfels bestaan omtrent de bekwaamheid van een technische dienst, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om individuele gevallen te onderzoeken.

(16)Om ervoor te zorgen dat tests en verslagen van de technische diensten niet door onrechtmatige omstandigheden worden beïnvloed, moeten de organisatie en de werking van de technische diensten volledige onpartijdigheid garanderen. Om hun taken op samenhangende en systematische wijze te kunnen uitoefenen, moeten de technische diensten over een goed beheerssysteem beschikken dat ook bepalingen inzake het beroepsgeheim omvat. Om technische diensten in staat te stellen naar behoren te functioneren, moeten het kennis- en bekwaamheidsniveau en de onafhankelijkheid van hun personeel te allen tijde worden gegarandeerd.

(17)De onafhankelijkheid van technische diensten ten opzichte van fabrikanten moet worden gewaarborgd, onder meer door te vermijden dat zij direct of indirect door de fabrikanten worden betaald voor de keuringen en tests die zij in het kader van typegoedkeuring hebben uitgevoerd. De lidstaten moeten derhalve een typegoedkeuringsheffingsstructuur vaststellen voor de kosten die voortvloeien uit het verrichten van typegoedkeuringstests en -keuringen door de door de typegoedkeuringsinstantie aangewezen technische diensten, de administratieve kosten voor het verlenen van typegoedkeuring en de kosten voor het verrichten van nalevingscontroletests en -keuringen achteraf.

(18)Een solide mechanisme voor de handhaving van naleving is noodzakelijk om te waarborgen dat aan de voorschriften van deze verordening wordt voldaan. Het waarborgen van de naleving van de voorschriften inzake typegoedkeuring en conformiteit van de productie in de wetgeving betreffende de automobielsector moet de hoofdverantwoordelijkheid van de goedkeuringsinstanties blijven, aangezien deze verplichting nauw verbonden is aan het verlenen van typegoedkeuringen en een gedetailleerde kennis van de inhoud ervan vereist. Het is daarom van belang dat de prestaties van de goedkeuringsinstanties regelmatig door middel van intercollegiale toetsing worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat bij het handhaven van de typegoedkeuringsvoorschriften door alle goedkeuringsinstanties een uniform kwaliteits- en striktheidsniveau wordt toegepast. Daarnaast is het belangrijk dat de juistheid van de typegoedkeuring zelf wordt gecontroleerd.

(19)Nauwere samenwerking tussen nationale autoriteiten door het uitwisselen van informatie en gecoördineerde beoordelingen onder leiding van een coördinerende instantie is van cruciaal belang voor een consistent hoge mate van veiligheid en bescherming van de gezondheid en het milieu binnen de interne markt. Dit moet ook leiden tot een efficiënter gebruik van schaarse middelen op nationaal niveau. Hiertoe moet een forum worden opgericht waarmee de lidstaten en de Commissie informatie kunnen uitwisselen en hun activiteiten op het gebied van de handhaving van de typegoedkeuringswetgeving kunnen coördineren. De huidige informele samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied zou gebaat zijn met een formeler kader.

(20)De in Verordening (EG) nr. 765/2008 opgenomen regelgeving voor het markttoezicht op en de controle van producten die in de EU in de handel worden gebracht, is van toepassing op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en op systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, maar laat de lidstaten vrij om te kiezen welke autoriteiten bevoegd zijn voor het verrichten van die werkzaamheden. De bevoegdheid voor markttoezicht mag door verschillende nationale autoriteiten worden gedeeld om de in het kader van Verordening (EG) nr. 765/2008 opgestelde nationale markttoezichtsystemen in de lidstaten in aanmerking te nemen. Er moet op Unie- en nationaal niveau doeltreffende coördinatie en controle worden toegepast om ervoor te zorgen dat goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten het nieuwe kader voor typegoedkeuring en markttoezicht effectief toepassen.

(21)In deze verordening moeten bepalingen inzake markttoezicht worden opgenomen om de rechten en plichten van de nationale bevoegde autoriteiten te versterken, een doeltreffende coördinatie van hun activiteiten in verband met markttoezicht te waarborgen de geldende procedures te verduidelijken.

(22)Teneinde de transparantie in het goedkeuringsproces te vergroten en de uitwisseling van informatie en de onafhankelijke controle door markttoezichtautoriteiten, goedkeuringsinstanties en de Commissie te vergemakkelijken, moeten de typegoedkeuringsdocumenten in elektronische vorm worden verstrekt en openbaar beschikbaar worden gemaakt, behoudens de ontheffingen ten behoeve van de bescherming van commerciële belangen en van persoonsgegevens.

(23)De verplichtingen van de nationale autoriteiten met betrekking tot markttoezicht waarin deze verordening voorziet, zijn specifieker dan die van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 765/2008, teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van het typegoedkeuringskader en de behoefte aan aanvulling van dat kader met een doeltreffend mechanisme voor markttoezicht waarmee een solide nalevingscontrole achteraf van de producten die onder deze verordening vallen, wordt gewaarborgd.

(24)De meer specifieke verplichtingen voor nationale autoriteiten waarin deze verordening voorziet, moeten nalevingscontroles en inspecties achteraf omvatten van een toereikend aantal voertuigen die in de handel zijn gebracht. Voor deze nalevingscontrole achteraf moeten voertuigen worden geselecteerd op basis van een passende risicobeoordeling die rekening houdt met de ernst van het mogelijke geval van niet-naleving en de waarschijnlijkheid ervan.

(25)Daarnaast moet de Commissie nalevingscontroles en keuringen achteraf organiseren en verrichten of deze laten verrichten, onafhankelijk van de controles en keuringen die de lidstaten in het kader van hun nationale verplichtingen inzake markttoezicht verrichten. Wanneer bij die controles en keuringen gevallen van niet-naleving aan het licht komen of wanneer wordt vastgesteld dat een typegoedkeuring is verleend op basis van onjuiste gegevens, moet de Commissie het recht hebben om corrigerende maatregelen voor de hele EU te nemen teneinde de conformiteit van de desbetreffende voertuigen te herstellen en de redenen voor de onjuistheid van de typegoedkeuring te onderzoeken. Er moet worden gezorgd voor gepaste financiering uit de algemene EU-begroting om het uitvoeren van dergelijke nalevingscontrole en -keuringen mogelijk te maken. Gezien de budgettaire beperkingen van het meerjarig financieel kader 2014-2020 zal de uitvoering van het wetgevingsvoorstel moeten worden gebaseerd op de bestaande middelen en zodanig worden ontworpen dat er geen aanvullende financiële middelen nodig zijn. De Commissie moet administratieve geldboetes kunnen opleggen wanneer non-conformiteit wordt geconstateerd.

(26)Om een hoog niveau van functionele voertuigveiligheid, de bescherming van de inzittenden van het voertuig en andere weggebruikers en milieubescherming te waarborgen, moeten de technische voorschriften en milieunormen die van toepassing zijn op voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, geharmoniseerd blijven worden en aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang worden aangepast.

(27)De doelstellingen van deze verordening mogen niet in het gedrang komen door het feit dat bepaalde systemen, onderdelen, technische eenheden of voertuigdelen en uitrustingsstukken in een voertuig kunnen worden gemonteerd nadat het voertuig in de handel is gebracht, is geregistreerd of in het verkeer is gebracht. Daarom moeten passende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat systemen, onderdelen, technische eenheden of voertuigdelen en uitrustingsstukken die op of in voertuigen kunnen worden gemonteerd en die de werking van voor de milieubescherming of de functionele veiligheid essentiële systemen in aanzienlijke mate nadelig kunnen beïnvloeden, door een goedkeuringsinstantie worden gecontroleerd voordat zij in de handel worden gebracht, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht.

(28)Het EU-typegoedkeuringsstelsel moet elke lidstaat in staat stellen om te bevestigen dat de in deze verordening opgenomen tests en controles zijn verricht ter verificatie van de naleving door elk voertuigtype en elk type systeem, onderdeel of technische eenheid dat voor dergelijke voertuigtypen is bestemd, van de typegoedkeuringsvoorschriften van deze verordening en om te controleren dat de fabrikant daarvoor een typegoedkeuringscertificaat heeft verkregen. Het EU-typegoedkeuringsstelsel verplicht een fabrikant ertoe zijn voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden conform het goedgekeurde type te produceren. Een voertuigfabrikant moet dit certificeren door voor ieder voertuig een conformiteitscertificaat af te geven. Elk van een geldig conformiteitscertificaat vergezeld voertuig moet op het gehele grondgebied van de Europese Unie op de markt kunnen worden aangeboden en voor gebruik kunnen worden geregistreerd.

(29)Conformiteit van de productie vormt een van de hoekstenen van het EU-typegoedkeuringsstelsel en de maatregelen die de fabrikant treft om die conformiteit te waarborgen, moeten derhalve worden goedgekeurd door de bevoegde instantie of een voldoende gekwalificeerde technische dienst die daartoe is aangewezen, en worden onderworpen aan regelmatige controle door middel van onafhankelijke periodieke controles. Daarnaast moet de controle van de voortdurende conformiteit van de desbetreffende producten door de goedkeuringsinstanties worden gewaarborgd.

(30)De blijvende geldigheid van de typegoedkeuringen vereist dat de fabrikant de instantie die de typegoedkeuring van een type voertuig heeft verleend, in kennis stelt van eventuele veranderingen in de kenmerken van het type of de veiligheids- en milieuprestatievereisten die op dat type van toepassing zijn. Het is derhalve van belang dat de geldigheidsduur van de afgegeven typegoedkeuringscertificaten beperkt is en dat die certificaten alleen kunnen worden hernieuwd wanneer de goedkeuringsinstantie naar tevredenheid heeft geverifieerd dat het voertuigtype alle toepasselijke voorschriften nog steeds naleeft. Voorts moeten de voorwaarden voor de uitbreiding van typegoedkeuringen worden verduidelijkt om een uniforme toepassing van de procedures voor en handhaving van de typegoedkeuringsvoorschriften in de hele Unie te waarborgen.

(31)De beoordeling van gemelde ernstige risico's voor de veiligheid en van schade aan de volksgezondheid en het milieu moet op nationaal niveau worden verricht, maar er moet worden gezorgd voor coördinatie op EU-niveau wanneer het gemelde risico of de schade ook buiten het grondgebied van een lidstaat kan voorkomen, zodat hulpmiddelen kunnen worden gedeeld en de consistentie kan worden gewaarborgd met betrekking tot corrigerende maatregelen die moeten worden genomen om het geconstateerde risico en de geconstateerde schade tegen te gaan.

(32)Om te garanderen dat alle voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die in de handel worden gebracht een hoog veiligheids- en milieubeschermingsniveau bieden, moet de fabrikant of een eventuele andere marktdeelnemer in de toeleveringsketen doeltreffende corrigerende maatregelen treffen, met inbegrip van het terugroepen van voertuigen, wanneer een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid een ernstig risico vormt voor gebruikers of voor het milieu zoals bedoeld in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008. Goedkeuringsinstanties moeten daarom in staat worden gesteld te beoordelen en verifiëren of deze maatregelen volstaan. De instanties van andere lidstaten moeten het recht hebben om vrijwaringsmaatregelen te treffen indien zij van mening zijn dat de corrigerende maatregelen van de fabrikant niet volstaan.

(33)Er moet worden voorzien in gepaste flexibiliteit door middel van alternatieve typegoedkeuringsregelingen voor fabrikanten die voertuigen in kleine series produceren. Zij moeten kunnen profiteren van de voordelen van de interne markt van de Europese Unie, op voorwaarde dat hun voertuigen voldoen aan de specifieke EU-typegoedkeuringsvoorschriften voor in kleine series geproduceerde voertuigen. In een beperkt aantal gevallen moet nationale typegoedkeuring van kleine series worden toegestaan. Om verkeerd gebruik te voorkomen, moet de vereenvoudigde procedure voor in kleine series geproduceerde voertuigen tot zeer geringe producties worden beperkt. Het begrip kleine series dient dan ook nauwkeurig te worden gedefinieerd door het aantal geproduceerde voertuigen, de voorschriften waaraan moet worden voldaan en de voorwaarden voor het in de handel brengen van de voertuigen vast te stellen. Het is evenzeer van belang een alternatief goedkeuringsstelsel te definiëren voor individuele voertuigen, met name om te voorzien in voldoende flexibiliteit voor de goedkeuring van in meerdere fasen gebouwde voertuigen.

(34)De Europese Unie is partij bij de Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en voertuigdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("Herziene overeenkomst van 1958") 13 . De Europese Unie heeft een significant aantal reglementen aanvaard die aan de Herziene overeenkomst van 1958 zijn gehecht en is derhalve verplicht om krachtens die reglementen verleende typegoedkeuringen te aanvaarden als zijnde conform de equivalente voorschriften van de Europese Unie. Om het typegoedkeuringskader te vereenvoudigen en met het internationale kader van de VN/ECE in overeenstemming te brengen, heeft de Europese Unie bij Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad 14 de specifieke richtlijnen betreffende typegoedkeuring ingetrokken en deze door de verplichte toepassing van de desbetreffende VN/ECE-reglementen vervangen. Om de administratieve lasten als gevolg van de typegoedkeuringsprocedure te verlichten, moet het voor fabrikanten van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden mogelijk zijn om in voorkomend geval typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening te verkrijgen door een typegoedkeuring te verkrijgen krachtens de in de bijlagen bij deze verordening vermelde desbetreffende VN/ECE-reglementen.

(35)De VN/ECE-reglementen en de wijzigingen daarvan waaraan de Europese Unie, in het kader van de toepassing van Besluit 97/836/EG 15 , haar goedkeuring heeft gehecht of die de Europese Unie toepast, moeten derhalve in de EU-typegoedkeuringswetgeving worden opgenomen. De Commissie moet dienovereenkomstig de bevoegdheid worden verleend om de bijlagen bij deze verordening te wijzigen en gedelegeerde handelingen vast te stellen om te waarborgen dat de verwijzingen naar de VN/ECE-reglementen en de respectieve wijzigingen daarvan in de lijst met desbetreffende regelgevingshandelingen geactualiseerd blijven.

(36)Een onbeperkte toegang tot de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen — via een gestandaardiseerd formaat voor het vinden van technische informatie — en effectieve concurrentie op de markt voor diensten die dergelijke informatie verstrekken, is nodig om de werking van de interne markt te verbeteren, met name wat het vrije verkeer van goederen, het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten betreft. De vereisten voor informatievoorziening in verband met reparatie en onderhoud zijn reeds opgenomen in Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad 16 , Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad 17 , Verordening (EU) nr. 692/2008 van de Commissie 18 en Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie 19 . Die vereisten moeten in deze verordening worden geconsolideerd en de Verordeningen (EG) nr. 715/2007, (EG) nr. 595/2009, (EU) nr. 692/2008 en (EU) nr. 582/2011 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(37)Nieuwe methoden en technieken voor voertuigdiagnose en - reparatie die voortkomen uit de technische vooruitgang, zoals toegang op afstand tot voertuiginformatie en -software, mogen niet ten koste gaan van de doelstellingen van deze verordening wat toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie voor onafhankelijke marktdeelnemers betreft.

(38)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 20 .

(39)Om deze verordening met nadere technische bijzonderheden aan te vullen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden overgedragen ten aanzien van typegoedkeuringsvoorschriften met betrekking tot de milieu- en veiligheidsprestaties van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen bestemd zijn. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.

(40)De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties voor inbreuken op deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten moeten jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over de opgelegde sancties, zodat toezicht kan worden gehouden op de coherentie van de uitvoering van deze bepalingen.

(41)Ter wille van de duidelijkheid, rationele ordening en vereenvoudiging moet Richtlijn 2007/46/EG worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen. Door de vaststelling van een verordening wordt ervoor gezorgd dat de bepalingen rechtstreeks van toepassing zijn en tijdig en efficiënter kunnen worden bijgewerkt om ze aan te passen aan de technische vooruitgang en de regelgevingsontwikkelingen in het kader van de Herziene Overeenkomst van 1958.

(42)Voor een goede uitvoering van de nalevingscontrole door de Commissie en ter waarborging van een gelijk speelveld voor marktdeelnemers en nationale autoriteiten moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend om geharmoniseerde administratieve geldboetes op te leggen aan marktdeelnemers die deze verordening schenden, ongeacht waar voor het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid oorspronkelijk typegoedkeuring is verleend.

(43)Wanneer de in deze verordening voorziene maatregelen het verwerken van persoonsgegevens omvatten, moeten zij worden uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad 21 en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 22 , alsook overeenkomstig de nationale uitvoeringsmaatregelen daarvan.

(44)Teneinde de lidstaten, de nationale autoriteiten en de marktdeelnemers in staat te stellen zich op de toepassing van de door deze wetgevingshandeling vastgestelde nieuwe regelgeving voor te bereiden, moet een toepassingsdatum na de inwerkingtreding ervan worden vastgesteld.

(45)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vastleggen van geharmoniseerde regels inzake administratieve en technische voorschriften voor de typegoedkeuring van en inzake het markttoezicht op voertuigen van de categorieën M, N, en O en systemen, onderdelen en technische eenheden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, gelet op de omvang en de gevolgen ervan, beter op het niveau van de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1
Onderwerp

1.In deze verordening worden de administratieve bepalingen en technische voorschriften vastgesteld voor de typegoedkeuring en het in de handel brengen van alle in artikel 2, lid 1, bedoelde nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden. Deze verordening ook van toepassing op de individuele goedkeuring van voertuigen.

2.In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld voor het markttoezicht op voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden waarvoor overeenkomstig deze verordening goedkeuring moet worden verleend, alsook op voertuigdelen en uitrustingsstukken voor dergelijke voertuigen.

Artikel 2
Toepassingsgebied

1.Deze verordening is van toepassing op motorvoertuigen van de categorieën M en N en aanhangwagens daarvan van categorie O, die bedoeld zijn om op openbare wegen te rijden, ook wanneer zij in een of meer fasen ontworpen en gebouwd zijn, en op voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan ontworpen en gebouwde systemen, onderdelen en technische eenheden, alsook voertuigdelen en uitrustingsstukken.

2.Deze verordening is niet van toepassing op:

a)landbouw- of bosbouwvoertuigen zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad 23 ;

b)twee- of driewielige voertuigen en vierwielers zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad 24 ;

c)voertuigen die op sporen worden gebruikt.

3.Voor de volgende voertuigen en machines mag de fabrikant typegoedkeuring of individuele goedkeuring van een voertuig krachtens deze verordening aanvragen, op voorwaarde dat die voertuigen voldoen aan de inhoudelijke voorschriften van deze verordening:

a)voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd om hoofdzakelijk op bouwplaatsen, in steengroeven, in havens of op luchthavens te worden gebruikt;

b)voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor gebruik door de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en de ordehandhavingsdiensten;

c)zelfaangedreven voertuigen die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor werkzaamheden en die door hun bouw niet geschikt zijn voor personen- of goederenvervoer.

4.Voor de volgende voertuigen mag de fabrikant individuele goedkeuring van een voertuig krachtens deze verordening aanvragen:

a)voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor wegraces;

b)prototypes van voertuigen die onder verantwoordelijkheid van de fabrikant op de weg worden gebruikt om een specifiek testprogramma uit te voeren, mits zij speciaal daarvoor zijn ontworpen en gebouwd.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"typegoedkeuring": de procedure waarbij een typegoedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

(2)"markttoezicht": activiteiten en maatregelen van de markttoezichtautoriteiten om ervoor te zorgen dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden en voertuigdelen en uitrustingsstukken die op de markt worden aangeboden, voldoen aan de voorschriften van de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie en geen gevaar opleveren voor de gezondheid, de veiligheid of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang;

(3)"voertuig": een motorvoertuig of een aanhangwagen daarvan zoals gedefinieerd in de punten 10 en 11;

(4)"systeem": een geheel van voorzieningen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, dat aan de voorschriften van deze verordening of van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen moet voldoen;

(5)"onderdeel": een voorziening die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor onafhankelijk van dat voertuig typegoedkeuring kan worden verleend, en die aan de voorschriften van deze verordening of van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen moet voldoen;

(6)"technische eenheid": een inrichting die is bedoeld om deel uit te maken van een voertuig waarvoor afzonderlijk, maar alleen in samenhang met een of meer specifieke voertuigtypen, typegoedkeuring kan worden verleend, en die aan de voorschriften van deze verordening of van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen moet voldoen;

(7)"voertuigdelen": goederen die worden gebruikt voor de assemblage, de reparatie en het onderhoud van een voertuig, alsmede reserveonderdelen;

(8)"uitrustingsstukken": andere goederen dan voertuigdelen, die kunnen worden toegevoegd aan of geïnstalleerd in of op een voertuig;

(9)"fabrikant": een natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid of van de individuele goedkeuring van een voertuig, of voor de vergunningsprocedure voor voertuigdelen en uitrustingsstukken, voor het waarborgen van de conformiteit van de productie en voor markttoezichtgerelateerde zaken met betrekking tot geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen en uitrustingsstukken, ongeacht of die persoon wel of niet direct betrokken is bij alle fasen van het ontwerp en de bouw van het desbetreffende voertuig, systeem, onderdeel of de desbetreffende technische eenheid;

(10)"motorvoertuig": een gemotoriseerd voertuig dat is ontworpen en gebouwd om zich op eigen kracht voort te bewegen, ten minste vier wielen heeft, compleet, voltooid of incompleet is en een maximumontwerpsnelheid van meer dan 25 km/h heeft;

(11)"aanhangwagen": een niet-zelfaangedreven voertuig op wielen dat is ontworpen en gebouwd om door een motorvoertuig te worden getrokken;

(12)"goedkeuringsinstantie": de instantie(s) van een lidstaat die door die lidstaat bij de Commissie is (zijn) aangemeld en die bevoegd is (zijn) voor alle aspecten van zowel de typegoedkeuring van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid als de individuele goedkeuring van een voertuig, voor de vergunningsprocedure voor voertuigdelen en uitrustingsstukken, de afgifte en eventuele intrekking of weigering van goedkeuringscertificaten; die bevoegd is (zijn) te fungeren als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten; die bevoegd is (zijn) voor de aanwijzing van de technische diensten en die ervoor moet(en) zorgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de conformiteit van productie;

(13)"markttoezichtautoriteit": de nationale autoriteit(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor het uitoefenen van markttoezicht op het grondgebied van de lidstaat;

(14)"nationale autoriteit": een goedkeuringsinstantie of een andere autoriteit betrokken bij en verantwoordelijk voor markttoezicht, grenscontroles of registratie in een lidstaat met betrekking tot voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken;

(15)"in de handel brengen": een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk voor het eerst aanbieden in de Europese Unie;

(16)"registratie": de permanente of tijdelijke administratieve vergunning voor het in het verkeer brengen van een voertuig, met inbegrip van de identificatie van het voertuig en de afgifte van een registratienummer;

(17)"in het verkeer brengen": het eerste gebruik, voor het beoogde doel, in de Europese Unie van een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk;

(18)"marktdeelnemer": de fabrikant, de vertegenwoordiger van de fabrikant, de importeur of de distributeur;

(19)"typegoedkeuring van een geheel voertuig": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een incompleet, compleet of voltooid voertuigtype aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

(20)"meerfasentypegoedkeuring": de procedure waarbij een of meer goedkeuringsinstanties certificeren dat een incompleet of voltooid type voertuig, al naargelang de staat van voltooiing, aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

(21)"incompleet voertuig": een voertuig dat nog minstens één voltooiingsfase moet ondergaan om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze verordening en van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen te voldoen;

(22)"EU-typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze verordening en van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen voldoet;

(23)"typegoedkeuringscertificaat": het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid typegoedkeuring is verleend;

(24)"vertegenwoordiger van de fabrikant": een in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om de fabrikant bij de goedkeuringsinstantie of de markttoezichtautoriteit te vertegenwoordigen en namens de fabrikant bij onder deze verordening vallende aangelegenheden op te treden;

(25)"importeur": een in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een in een derde land geproduceerd voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk in de handel brengt;

(26)"nationale typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften van de nationale wetgeving van een lidstaat voldoet, waarbij de geldigheid van de goedkeuring beperkt is tot het grondgebied van die lidstaat;

(27)"conformiteitscertificaat": het in bijlage IX opgenomen document dat door de fabrikant wordt afgegeven en dat certificeert dat een geproduceerd voertuig conform het goedgekeurde voertuigtype is;

(28)"distributeur": een handelaar of een andere natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen dan de fabrikant of de importeur, die een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk op de markt aanbiedt;

(29)"op de markt aanbieden": een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk leveren voor distributie of gebruik op de markt in het kader van een commerciële activiteit, ongeacht of dit tegen betaling dan wel gratis gebeurt;

(30)"stapsgewijze typegoedkeuring": de procedure die bestaat uit het stapsgewijs verzamelen van de hele reeks EU-typegoedkeuringscertificaten voor de systemen, onderdelen en technische eenheden die onderdeel uitmaken van het voertuig, en uiteindelijk resulteert in de typegoedkeuring van het gehele voertuig;

(31)"eenstapstypegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie in één handeling certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

(32)"gemengde typegoedkeuring": een stapsgewijze typegoedkeuring waarbij in de laatste fase van de goedkeuring van het gehele voertuig een of meer systemen worden goedgekeurd zonder dat voor deze systemen een EU-typegoedkeuringscertificaat moet worden afgegeven;

(33)"voltooid voertuig": een voertuig dat na meerfasentypegoedkeuring aan de toepasselijke technische voorschriften van deze verordening en van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen voldoet;

(34)"compleet voertuig": een voertuig dat niet hoeft te worden voltooid om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze verordening en van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen te voldoen;

(35)"voertuigtype": een bepaalde categorie van voertuigen die ten minste de in bijlage II, deel B, vermelde essentiële kenmerken delen, die varianten en versies mag bevatten zoals daarnaar verwezen;

(36)"technische dienst": een organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie is aangewezen om als testlaboratorium tests of als conformiteitsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of keuringen te verrichten;

(37)"basisvoertuig": een voertuig dat in de eerste fase van een meerfasentypegoedkeuring wordt gebruikt;

(38)"typegoedkeuring van een systeem": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een systeemtype aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

(39)"typegoedkeuring van een technische eenheid": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een technische eenheid in samenhang met een of meer specifieke voertuigtypen aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

(40)"typegoedkeuring van een onderdeel": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een onderdeel onafhankelijk van een voertuig aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

(41)"virtuele testmethode": computersimulaties, met inbegrip van berekeningen die aantonen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan de technische voorschriften van een in bijlage IV vermelde regelgevingshandeling zonder dat daarvoor gebruik hoeft te worden gemaakt van een fysiek voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid;

(42)"individuele goedkeuring van een voertuig": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een bepaald voertuig, al dan niet uniek, aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften voor individuele EU-goedkeuring van een voertuig en nationale individuele goedkeuring van een voertuig voldoet;

(43)"voertuig uit restantvoorraad": een voertuig dat deel uitmaakt van een voorraad en dat niet of niet langer op de markt kan worden aangeboden, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waarvoor het voertuig niet is goedgekeurd;

(44)"alternatieve voorschriften": administratieve bepalingen en technische voorschriften waarmee een niveau van functionele veiligheid, milieubescherming en inzittendenveiligheid moet worden gewaarborgd dat in de hoogst haalbare mate gelijkwaardig is met het door een of meer van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen geboden niveau;

(45)"reserveonderdelen": goederen die ter vervanging van de originele voertuigdelen in of op het voertuig worden gemonteerd, met inbegrip van goederen die voor het gebruik van het voertuig noodzakelijk zijn, met uitzondering van brandstof;

(46)"reparatie- en onderhoudsinformatie van een voertuig": alle informatie die nodig is voor diagnose, onderhoud, keuring, periodieke controle, reparatie, herprogrammering of re-initialisatie van een voertuig alsook voor het monteren van voertuigdelen of uitrustingsstukken op een voertuig, en die de fabrikant aan zijn erkende dealers en reparateurs verstrekt, met inbegrip van alle latere wijzigingen van en aanvullingen op deze informatie;

(47)"onafhankelijke marktdeelnemer": een natuurlijke of rechtspersoon, anders dan een erkende dealer of reparateur, die direct of indirect bij de reparatie en het onderhoud van voertuigen betrokken is, waaronder reparateurs, fabrikanten of distributeurs van reparatieapparatuur, -gereedschap of reserveonderdelen, uitgevers van technische informatie, automobielclubs, wegenwachtdiensten, bedrijven die keurings- en controlediensten aanbieden, bedrijven die opleidingen aanbieden voor installateurs, fabrikanten en reparateurs van uitrustingsstukken voor voertuigen die op alternatieve brandstof rijden; er wordt eveneens onder verstaan erkende reparateurs, handelaren of distributeurs binnen het distributiesysteem van een bepaalde voertuigfabrikant voor zover zij reparatie- of onderhoudsdiensten verrichten voor voertuigen van een fabrikant van wiens distributienet zij geen deel uitmaken;

(48)"erkende reparateur": een natuurlijke of rechtspersoon die reparatie- en onderhoudsdiensten verricht voor voertuigen en die actief is in het distributienet van een fabrikant;

(49)"onafhankelijke reparateur": een natuurlijke of rechtspersoon die reparatie- en onderhoudsdiensten verricht voor voertuigen en die niet actief is in het distributienet van een fabrikant;

(50)"informatie uit het boorddiagnosesysteem (OBD) van een voertuig": informatie afkomstig uit een systeem in een voertuig of verbonden met een motor dat storingen kan herkennen en, indien van toepassing, daarvan via een alarmsysteem melding kan maken, door middel van in een computergeheugen opgeslagen informatie kan aangeven in welk gebied de storing waarschijnlijk is opgetreden, en de mogelijkheid biedt deze gegevens buiten het voertuig te lezen;

(51)"in kleine series geproduceerd voertuig": een voertuigtype waarvan het aantal eenheden dat op de markt wordt aangeboden, wordt geregistreerd of in het verkeer wordt gebracht, de in bijlage XII vastgestelde jaarlijkse maxima niet overschrijdt;

(52)"voertuig voor speciale doeleinden": een voertuig van categorie M, N of O met specifieke technische kenmerken om een functie te vervullen waarvoor speciale voorzieningen of uitrustingen vereist zijn;

(53)"oplegger": een getrokken voertuig waarbij de as(sen) zich (bij een gelijkmatig verdeelde lading) achter het zwaartepunt van het voertuig bevindt (bevinden) en dat is uitgerust met een koppelingsmechanisme waarmee horizontale en verticale krachten op het trekkende voertuig kunnen worden overgebracht.

(54)"nationale accreditatie-instantie": de enige instantie in een lidstaat die door die staat gemachtigd is accreditaties te verlenen, zoals bedoeld in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

(55)"beoordeling ter plekke": een door de typegoedkeuringsinstantie uitgevoerde controle in de bedrijfsruimte van de technische dienst of van een van haar onderaannemers of dochterondernemingen;

(56)"controlebeoordeling ter plekke": een periodieke routinebeoordeling ter plekke die onderscheiden is van zowel de met het oog op de initiële aanwijzing uitgevoerde beoordeling ter plekke als van de beoordeling ter plekke die met het oog op verlenging van de aanwijzing wordt verricht.

Artikel 4
Voertuigcategorieën

1.Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende voertuigcategorieën gehanteerd:

a)categorie M omvat motorvoertuigen die in eerste instantie zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van personen en hun bagage, namelijk:

i)categorie M1:motorvoertuigen met niet meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en zonder ruimte voor staande passagiers. Het aantal zitplaatsen mag beperkt zijn tot de bestuurderszitplaats;

ii)categorie M2:motorvoertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en een maximummassa van ten hoogste 5 ton. Die motorvoertuigen mogen ruimte bieden voor staande passagiers;

iii)categorie M3:motorvoertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en een maximummassa van meer dan 5 ton. Die motorvoertuigen mogen ruimte bieden voor staande passagiers;

b)categorie N omvat motorvoertuigen die in eerste instantie zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen, namelijk:

i)categorie N1:motorvoertuigen met een maximummassa van ten hoogste 3,5 ton;

ii)categorie N2:motorvoertuigen met een maximummassa van meer dan 3,5 ton, maar niet meer dan 12 ton;

iii)categorie N3:motorvoertuigen met een maximummassa van meer dan 12 ton;

c)categorie O omvat aanhangwagens die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen of personen, alsook om woongelegenheid te bieden aan personen, namelijk:

i)categorie O1:aanhangwagens met een maximummassa van ten hoogste 0,75 ton;

ii)categorie O2:aanhangwagens met een maximummassa van meer dan 0,75 ton, maar niet meer dan 3,5 ton;

iii)categorie O3:aanhangwagens met een maximummassa van meer dan 3,5 ton, maar niet meer dan 10 ton;

iv)categorie O4:aanhangwagens met een maximummassa van meer dan 10 ton.

2.De criteria voor de categorisering van voertuigen, voertuigentypen, varianten en uitvoeringen zijn vermeld in bijlage II.

De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage II wat de categorisering van voertuigsubcategorieën, voertuigtypen en carrosserietypen betreft, vast te stellen teneinde deze aan de technische vooruitgang aan te passen.

HOOFDSTUK II
ALGEMENE VERPLICHTINGEN

Artikel 5
Algemene materiële voorschriften

1.Voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden voldoen aan de voorschriften van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen.

2.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage IV vast te stellen teneinde met technologische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door verwijzingen naar regelgevingshandelingen met de voorschriften waaraan voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden moeten voldoen, op te nemen en te actualiseren.

Artikel 6
Verplichtingen van de lidstaten

1.De lidstaten richten de goedkeuringsinstanties en hun markttoezichtautoriteiten op of wijzen deze aan. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de oprichting en aanwijzing van deze autoriteiten.

Die kennisgeving bevat de naam, het adres, het elektronisch adres en de bekwaamheden van die autoriteiten. De Commissie publiceert een lijst en de gegevens van de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten op haar website.

2.De lidstaten staan alleen toe dat voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die aan de voorschriften van deze verordening voldoen, in de handel worden gebracht, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht.

3.De lidstaten mogen het in de handel brengen, de registratie of het in het verkeer brengen van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die aan de voorschriften van deze verordening voldoen, niet verbieden, met uitzondering van de in artikel 52 vermelde gevallen.

In afwijking van die regel zijn de lidstaten niet verplicht toe te staan dat voertuigen in de handel worden gebracht, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht indien die voertuigen overeenkomstig deze verordening typegoedkeuring hebben gekregen, maar de geharmoniseerde afmetingen van bijlage I bij Richtlijn 96/53/EG van de Raad 25 overschrijden.

4.De lidstaten organiseren en verrichten overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 765/2008 markttoezicht op en controles van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die op de markt worden ingevoerd.

5.Zij nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat markttoezichtautoriteiten, wanneer zij dat noodzakelijk en gerechtvaardigd achten, recht hebben op het betreden van de bedrijfsruimten van marktdeelnemers en het nemen van de voor de nalevingscontrole noodzakelijke monsters van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden.

6.De lidstaten evalueren en beoordelen periodiek de werking van hun typegoedkeuringsactiviteiten. Deze evaluaties en beoordelingen worden ten minste elke vier jaar uitgevoerd en de resultaten ervan worden aan de andere lidstaten en de Commissie meegedeeld. De betrokken lidstaat maakt een samenvatting van de resultaten, met name van het aantal verleende typegoedkeuringen en aan welke fabrikanten die zijn verleend, toegankelijk voor het publiek.

7.De lidstaten evalueren en beoordelen periodiek de werking van hun markttoezichtactiviteiten. Deze evaluaties en beoordelingen worden ten minste elke vier jaar uitgevoerd en de resultaten ervan worden aan de andere lidstaten en de Commissie meegedeeld. De betrokken lidstaat maakt een samenvatting van de resultaten toegankelijk voor het publiek.

Artikel 7
Verplichtingen van goedkeuringsinstanties

1.De goedkeuringsinstanties verlenen alleen goedkeuring voor voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die aan de voorschriften van deze verordening voldoen.

2.Goedkeuringsinstanties voeren hun taken onafhankelijk en onpartijdig uit. Zij nemen waar nodig vertrouwelijkheid in acht ter bescherming van commerciële geheimen, behoudens de informatieverplichting van artikel 9, lid 3, om de belangen van de gebruikers in de Europese Unie te beschermen.

3.Wanneer in een lidstaat meer dan één goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor het goedkeuren van voertuigen, met inbegrip van individuele goedkeuring van een voertuig, wijst de lidstaat een enkele typegoedkeuringsinstantie aan als verantwoordelijke voor het uitwisselen van informatie met de goedkeuringsinstantie van de andere lidstaten, en voor de in hoofdstuk XV van deze verordening vastgestelde verplichtingen.

Goedkeuringsinstanties in een lidstaat werken met elkaar samen door relevante informatie over hun rol en functies uit te wisselen.

4.Wanneer een goedkeuringsinstantie overeenkomstig artikel 8, lid 5, artikel 9, lid 5, artikel 52, lid 4, of artikel 54 in kennis wordt gesteld, neemt zij alle nodige maatregelen om de verleende goedkeuring te herzien en, in voorkomend geval, de goedkeuring te corrigeren of in te trekken, afhankelijk van de redenen en de ernst van de geconstateerde afwijkingen.

5.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om de gemeenschappelijke criteria voor het benoemen, evalueren en beoordelen van de goedkeuringsinstanties op nationaal niveau vast te leggen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

Artikel 8
Verplichtingen van markttoezichtautoriteiten

1.Markttoezichtautoriteiten controleren regelmatig of voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden nog aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften voldoen en of de typegoedkeuringen correct zijn. Die controles worden op toereikende schaal verricht, door middel van een verificatie van de documenten en rij- en laboratoriumtests op basis van statistisch relevante monsters. Hierbij houden markttoezichtautoriteiten rekening met gevestigde beginselen van risicobeoordeling, klachten en andere informatie.

2.De markttoezichtautoriteiten verlangen van marktdeelnemers dat deze de documenten en informatie beschikbaar stellen die de autoriteiten noodzakelijk achten om hun activiteiten uit te voeren.

3.Voor voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden waarvoor typegoedkeuring is verleend, houden de markttoezichtautoriteiten terdege rekening met door marktdeelnemers gepresenteerde conformiteitscertificaten.

4.Markttoezichtautoriteiten nemen passende maatregelen om gebruikers op hun grondgebied binnen een passende termijn te waarschuwen voor de gevaren die zij hebben vastgesteld met betrekking tot een voertuig, systeem, onderdeel en technische eenheid, teneinde het risico op verwonding of andere schade te voorkomen of verminderen.

Markttoezichtautoriteiten werken met marktdeelnemers samen bij maatregelen ter voorkoming of beperking van de risico's van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die deze marktdeelnemers op de markt aanbieden.

5.Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat besluiten een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid overeenkomstig artikel 49, lid 5, uit de handel te nemen, stellen zij de betrokken marktdeelnemer en in voorkomend geval de betrokken goedkeuringsinstantie daarvan in kennis.

6.Markttoezichtautoriteiten voeren hun taken onafhankelijk en onpartijdig uit. Zij nemen waar nodig vertrouwelijkheid in acht ter bescherming van commerciële geheimen, behoudens de in artikel 9, lid 3, opgenomen informatieverplichting die zo breed mogelijk moet worden nageleefd als nodig is om de belangen van de gebruikers in de Europese Unie te beschermen.

7.De lidstaten evalueren en beoordelen periodiek de werking van hun markttoezichtactiviteiten. Deze evaluaties en beoordelingen worden ten minste elke vier jaar uitgevoerd en de resultaten ervan worden aan de andere lidstaten en de Commissie meegedeeld. De betrokken lidstaat maakt een samenvatting van de resultaten toegankelijk voor het publiek.

8.De markttoezichtautoriteiten van de lidstaten coördineren hun markttoezichtactiviteiten, werken met elkaar samen en wisselen met elkaar en met de Commissie de resultaten daarvan uit. Indien nodig bereiken de markttoezichtautoriteiten overeenstemming over werkverdeling en specialisatie.

9.Wanneer in een lidstaat meer dan één autoriteit verantwoordelijk is voor het markttoezicht of de controle aan de buitengrenzen, werken die autoriteiten met elkaar samen door relevante informatie over hun rol en functies uit te wisselen.

10.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om de criteria voor het vaststellen van de schaal, het toepassingsgebied en de frequentie waarmee de in lid 1 bedoelde nalevingscontroles van monsters moeten worden verricht, vast te leggen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 9
Nalevingscontrole door de Commissie en

versterken van de coördinatie met de lidstaten

1.    De Commissie organiseert en verricht op toereikende schaal tests en keuringen van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die reeds op de markt zijn aangeboden, of laat deze verrichten, om te controleren of die voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden conform de typegoedkeuringen zijn en aan de toepasbare wetgeving voldoen, alsook om de juistheid van de typegoedkeuringen te waarborgen.

Die tests en keuringen kunnen worden verricht op nieuwe voertuigen die door fabrikanten of marktdeelnemers overeenkomstig lid 2 worden geleverd.

De tests en keuringen kunnen ook worden verricht op geregistreerde voertuigen, met instemming van de houder van de voertuigregistratie.

2.Fabrikanten die over een typegoedkeuring beschikken of marktdeelnemers voorzien de Commissie op verzoek van een statistisch relevant aantal door de Commissie geselecteerde serievoertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die representatief zijn voor de voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die met die typegoedkeuring in de handel worden gebracht. Die voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden worden voor tests ter beschikking gesteld op de plek en gedurende de periode die de Commissie verlangt.

3.Teneinde de Commissie in staat te stellen de in de leden 1 en 2 bedoelde tests uit te voeren, stellen de lidstaten alle informatie met betrekking tot de typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die aan nalevingscontrole worden onderworpen, ter beschikking van de Commissie. Die informatie omvat ten minste de informatie die is opgenomen in het in artikel 26, lid 1, bedoelde typegoedkeuringscertificaat en de bijlagen daarbij.

Voor voertuigen die overeenkomstig de stapsgewijze of meerfasentypegoedkeuringsprocedure zijn goedgekeurd, voorzien de lidstaten de Commissie eveneens van het typegoedkeuringscertificaat inclusief bijlagen, zoals bedoeld in artikel 26, lid 1, voor de bijbehorende typegoedkeuringen van systemen, onderdelen en technische eenheden.

4.Voertuigfabrikanten maken gegevens die nodig zijn voor nalevingscontroletests door derden openbaar. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om te bepalen welke gegevens openbaar moeten worden gemaakt en de voorwaarden voor de publicatie van die gegevens, waarbij de bescherming van commerciële geheimen en persoonlijke gegevens krachtens de nationale en Uniewetgeving worden gerespecteerd. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

5.Wanneer de Commissie constateert dat de geteste of gekeurde voertuigen niet aan de typegoedkeuringsvoorschriften van deze verordening of een van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen voldoen, of dat de typegoedkeuring is verleend op basis van onjuiste gegevens, verlangt zij overeenkomstig artikel 54, lid 8, onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij alle passende corrigerende maatregelen neemt om de voertuigen conform deze voorschriften te maken, of neemt zij beperkende maatregelen door van de marktdeelnemer te verlangen alle desbetreffende voertuigen uit de handel te nemen, ofwel ze binnen een redelijk tijdsbestek terug te roepen, afhankelijk van de ernst van de geconstateerde niet-naleving.

Wanneer de juistheid van de typegoedkeuring zelf door de tests en keuringen in twijfel wordt getrokken, stelt de Commissie de betrokken goedkeuringsinstantie(s) en het forum voor uitwisseling van informatie over handhaving daarvan in kennis.

Nadat de Commissie nalevingscontroletests verricht, brengt zij verslag uit van haar bevindingen.

Artikel 10
Forum voor uitwisseling van informatie over handhaving

1.De Commissie richt een Forum voor uitwisseling van informatie over handhaving op ("het Forum") en zit dit forum voor.

Het Forum bestaat uit door de lidstaten benoemde leden.

2.Het Forum coördineert een netwerk van de voor typegoedkeuring en markttoezicht verantwoordelijke nationale instanties en autoriteiten.

Onder de adviserende taken van het Forum vallen onder meer de bevordering van goede praktijken, de uitwisseling van informatie over handhavingsproblemen, samenwerking, de ontwikkeling van werkmethoden en instrumenten, de ontwikkeling van een procedure voor de elektronische uitwisseling van informatie, de evaluatie van geharmoniseerde handhavingsprojecten, sancties en gezamenlijke inspecties.

3.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de samenstelling, het benoemingsproces, de gedetailleerde taken, de werkmethoden en het reglement van orde van het forum.

Artikel 11
Algemene verplichtingen van de fabrikanten

1.De fabrikant zorgt ervoor dat de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die hij heeft geproduceerd en die in de handel of het verkeer zijn gebracht, overeenkomstig de voorschriften van deze verordening zijn geproduceerd en goedgekeurd.

2.Bij meerfasentypegoedkeuring is de fabrikant eveneens verantwoordelijk voor de goedkeuring en de conformiteit van de productie van de systemen, onderdelen en technische eenheden die hij tijdens de voltooiingsfase aan het voertuig heeft toegevoegd. Een fabrikant die reeds in eerdere fasen goedgekeurde onderdelen, systemen of technische eenheden wijzigt, is verantwoordelijk voor de goedkeuring en conformiteit van de productie van de gewijzigde onderdelen, systemen of technische eenheden. De fabrikant van de vorige fase voorziet de fabrikant van de daaropvolgende fase van informatie over veranderingen die gevolgen kunnen hebben voor de typegoedkeuring van onderdelen, systemen of technische eenheden of van het gehele voertuig. Die informatie wordt verstrekt zodra de nieuwe uitbreiding tot de typegoedkeuring van het gehele voertuig is verleend en ten laatste op de begindatum van productie van het incomplete voertuig.

3.De fabrikant die een incompleet voertuig zodanig wijzigt dat het wordt aangemerkt als behorende tot een andere voertuigcategorie en dat bijgevolg de reeds in een eerdere typegoedkeuringsfase beoordeelde voorschriften zijn gewijzigd, is eveneens verantwoordelijk voor de naleving van de toepasselijke voorschriften met betrekking tot de voertuigcategorie waartoe het gewijzigde voertuig wordt geacht te behoren.

4.Een fabrikant die buiten de Europese Unie is gevestigd, wijst voor EU-typegoedkeuring één binnen de Europese Unie gevestigde vertegenwoordiger aan om hem voor de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen. Die fabrikant wijst eveneens één binnen de Europese Unie gevestigde vertegenwoordiger aan voor het markttoezicht; dit kan dezelfde vertegenwoordiger zijn die voor EU-typegoedkeuring is aangewezen.

5.De fabrikant is jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de conformiteit van de productie, ongeacht of hij al dan niet rechtstreeks bij alle fasen van de bouw van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid betrokken is.

6.De fabrikant stelt procedures in om de conformiteit van de serieproductie van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden met het goedgekeurde type te waarborgen.

7.Behalve de overeenkomstig artikel 36 op zijn voertuigen aangebrachte voorgeschreven plaat en de op de onderdelen of technische eenheden ervan aangebrachte typegoedkeuringsmerken, vermeldt de fabrikant zijn naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en contactadres in de Europese Unie op zijn voertuigen, onderdelen of technische eenheden die op de markt worden aangeboden of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het onderdeel of de technische eenheid gevoegd document.

Artikel 12
Verplichtingen van fabrikanten met betrekking tot hun voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken die niet conform zijn of een ernstig risico vormen

1.Een fabrikant die van mening is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid of een voertuigdeel of uitrustingsstuk dat of die in de handel of het verkeer is gebracht, niet overeenstemt met deze verordening of dat de typegoedkeuring op basis van onjuiste gegevens is verleend, neemt onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om dat voertuig, dat systeem, dat onderdeel of die technische eenheid, of dat voertuigdeel of uitrustingsstuk conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, onverwijld van de non-conformiteit en van alle genomen maatregelen in kennis.

2.Als een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk een ernstig risico vormt, verstrekt de fabrikant de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waarin het voertuig, het systeem, het onderdeel, de technische eenheid, het voertuigdeel of het uitrustingsstuk op de markt is aangeboden of in het verkeer is gebracht, onmiddellijk gedetailleerde informatie over de non-conformiteit en over eventuele genomen maatregelen.

3.De fabrikant bewaart het in artikel 24, lid 4, bedoelde informatiepakket gedurende tien jaar nadat een voertuig in de handel is gebracht en gedurende vijf jaar nadat een systeem, onderdeel of technische eenheid in de handel is gebracht.

De voertuigfabrikant houdt een kopie van de in artikel 34 vermelde conformiteitscertificaten ter beschikking van de goedkeuringsinstanties.

4.De fabrikant verstrekt op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit via de goedkeuringsinstantie een kopie van het EU-typegoedkeuringscertificaat of de in artikel 55, lid 1, bedoelde vergunning waaruit de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid blijkt, in een taal die deze nationale autoriteit gemakkelijk kan begrijpen.

Op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit verleent de fabrikant medewerking aan overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 genomen maatregelen om de risico's van het voertuig, het systeem, het onderdeel, de technische eenheid, het voertuigdeel of het uitrustingsstuk dat hij op de markt heeft aangeboden, te elimineren.

Artikel 13
Verplichtingen van vertegenwoordigers van fabrikanten met betrekking tot markttoezicht

1.De vertegenwoordiger van de fabrikant op het gebied van markttoezicht voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Dit mandaat voorziet erin dat de vertegenwoordiger ten minste:

a)toegang heeft tot het in artikel 22 bedoelde informatiedossier en het in artikel 34 bedoelde conformiteitscertificaat in een officiële taal van de Unie. Die documenten worden gedurende tien jaar nadat een voertuig in de handel is gebracht en gedurende vijf jaar nadat een systeem, onderdeel of technische eenheid in de handel is gebracht, ter beschikking van de goedkeuringsinstanties gesteld;

b)op een met redenen omkleed verzoek van een goedkeuringsinstantie aan deze instantie alle benodigde informatie en documentatie verstrekt om de conformiteit van de productie van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan te tonen;

c)op verzoek van de goedkeuringsinstanties of markttoezichtautoriteiten medewerking verleent aan eventueel getroffen maatregelen om de ernstige risico's van de voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken die onder dat mandaat vallen, te elimineren;

d)de fabrikant onmiddellijk in kennis stelt van klachten en meldingen met betrekking tot risico's, vermoedelijke incidenten, en gevallen van non-conformiteit van voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken die onder dat mandaat vallen;

e)het mandaat beëindigt als de fabrikant in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening handelt.

2.Een vertegenwoordiger van een fabrikant die het mandaat beëindigt op basis van lid 1, onder e), stelt de typegoedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend en de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

3.In de details van een verandering wordt ten minste het volgende vermeld:

a)de datum van beëindiging van het mandaat van de oude gemachtigde vertegenwoordiger en de datum van het begin van het mandaat van de nieuwe vertegenwoordiger van de fabrikant;

b)de datum tot wanneer de oude vertegenwoordiger mag worden aangegeven in de door de fabrikant verstrekte informatie, waaronder reclamemateriaal;

c)de overdracht van documenten, inclusief vertrouwelijkheidsaspecten en eigendomsrechten;

d)de verplichting van de oude vertegenwoordiger van de fabrikant om na het einde van zijn mandaat alle klachten en meldingen van risico's en vermoedelijke incidenten met betrekking tot een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk waarvoor hij als vertegenwoordiger was aangewezen, aan de fabrikant of diens nieuwe vertegenwoordiger door te sturen.

Artikel 14
Verplichtingen van importeurs

1.De importeur brengt alleen voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in de handel waarvoor EU-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring is verleend, of voertuigdelen of uitrustingsstukken die voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 765/2008.

2.Voordat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid waarvoor typegoedkeuring is verleend, in de handel wordt gebracht, verifieert de importeur dat de goedkeuringsinstantie een informatiepakket zoals bedoeld in artikel 24, lid 4, heeft samengesteld en dat het systeem, het onderdeel of de technische eenheid van het voorgeschreven typegoedkeuringsmerk is voorzien en aan artikel 11, lid 7, voldoet.

Bij een voertuig zorgt de importeur ervoor dat het van het vereiste conformiteitscertificaat vergezeld gaat.

3.Wanneer de importeur van mening is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid niet conform de voorschriften van deze verordening is, en met name niet overeenstemt met de typegoedkeuring ervan, mag hij dit voertuig, dit systeem, dit onderdeel of deze technische eenheid niet in de handel brengen, in het verkeer laten brengen of registreren totdat het conform is gemaakt. Als hij van mening is dat het voertuig, het systeem, het onderdeel, de technische eenheid, het voertuigdeel of het uitrustingsstuk een ernstig risico vormt, brengt hij de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte. Wat betreft voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden waarvoor typegoedkeuring is verleend, brengt hij ook de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, op de hoogte.

4.De importeur vermeldt zijn naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en contactadres op het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het systeem, het onderdeel of de technische eenheid gevoegd document.

5.De importeur zorgt ervoor dat het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid vergezeld gaat van de in artikel 63 vereiste instructies in de officiële taal of talen van de betreffende lidstaten.

6.Om de gezondheid en veiligheid van de consument te beschermen, onderzoekt de importeur klachten en terugroepingen van voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken die hij in de handel heeft gebracht en houdt hij een register van die klachten en terugroepingen bij, en houdt hij zijn distributeurs van dergelijk toezicht op de hoogte.

Artikel 15
Verplichtingen van importeurs met betrekking tot hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die niet conform zijn of met betrekking tot hun voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico vormen

1.Wanneer een importeur van mening is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die door de importeur in de handel is gebracht, niet overeenstemt met deze verordening, neemt de importeur onmiddellijk passende maatregelen om dat voertuig, dat systeem, dat onderdeel of die technische eenheid conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

2.Als een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk een ernstig risico vormt, verstrekt de importeur de fabrikant, de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waarin het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid in de handel is gebracht, onmiddellijk gedetailleerde informatie over dit risico.

De importeur brengt de typegoedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten eveneens op de hoogte van alle genomen maatregelen, waarbij hij in het bijzonder het ernstige risico en alle door de fabrikant genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijft.

3.Gedurende tien jaar nadat het voertuig in de handel is gebracht en gedurende vijf jaar nadat een systeem, onderdeel of technische eenheid in de handel is gebracht, houdt de importeur een kopie van het conformiteitscertificaat ter beschikking van de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten en zorgt hij ervoor dat het in artikel 24, lid 4, bedoelde informatiepakket op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

4.Op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit verstrekt de importeur alle benodigde informatie en documentatie, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen, om de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan te tonen. Op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit verleent de importeur medewerking aan overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 getroffen maatregelen om de risico's van het voertuig, het systeem, het onderdeel, de technische eenheid, het voertuigdeel of het uitrustingsstuk dat of die hij op de markt heeft aangeboden, te elimineren.

Artikel 16
Verplichtingen van distributeurs

Voordat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid op de markt wordt aangeboden, wordt geregistreerd of in het verkeer wordt gebracht, verifieert de distributeur of het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid voorzien is van de vereiste voorgeschreven plaat of het vereiste typegoedkeuringsmerk, vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten en van de bij artikel 63 vereiste instructies en veiligheidsinformatie in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat en of de importeur en de fabrikant hebben voldaan aan de in artikel 11, lid 7, en artikel 14, lid 4, vastgestelde voorschriften.

Artikel 17
Verplichtingen van distributeurs met betrekking tot hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die niet conform zijn of met betrekking tot hun voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico vormen

1.Wanneer de distributeur van mening is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid niet conform de voorschriften van deze verordening is, mag hij dit voertuig, dit systeem, dit onderdeel of deze technische eenheid niet op de markt aanbieden, registeren of in het verkeer brengen totdat het of zij conform is gemaakt.

2.Een distributeur die van mening is dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die hij op de markt heeft aangeboden, niet in overeenstemming met deze verordening is, stelt de fabrikant of de importeur hiervan in kennis om te waarborgen dat overeenkomstig artikel 12, lid 1, of artikel 15, lid 1, passende maatregelen worden genomen om dat voertuig, dat systeem, dat onderdeel of die technische eenheid conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

3.Als een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk een ernstig risico vormt, verstrekt de distributeur de fabrikant, de importeur, de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waarin het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid op de markt is aangeboden, onmiddellijk gedetailleerde informatie over dit ernstige risico. De distributeurs brengen hen eveneens op de hoogte van alle ondernomen acties, waarbij zij in het bijzonder de ernst van het risico en alle door de fabrikant genomen corrigerende maatregelen in detail beschrijven.

4.Op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit verleent de distributeur medewerking aan overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 door die autoriteit genomen maatregelen om de risico's van het voertuig, het systeem, het onderdeel, de technische eenheid, het voertuigdeel of het uitrustingsstuk dat of die hij op de markt heeft aangeboden, te elimineren.

Artikel 18
Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een fabrikant en moet aan de in de artikelen 8, 11 en 12 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer deze importeur of distributeur een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid onder zijn eigen naam of handelsmerk op de markt aanbiedt of registreert of verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen daarvan, of een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid zodanig wijzigt dat de conformiteit met de toepasselijke voorschriften in het gedrang kan komen.

Artikel 19
Identificatie van marktdeelnemers

Gedurende tien jaar nadat een voertuig in de handel is gebracht en gedurende vijf jaar nadat een systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk in de handel is gebracht, verschaffen marktdeelnemers op verzoek van een goedkeuringsinstantie of markttoezichtautoriteit informatie over het volgende:

a)welke marktdeelnemer hun een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk heeft geleverd;

b)aan welke marktdeelnemer zij een voertuig, systeem, onderdeel, technische eenheid, voertuigdeel of uitrustingsstuk hebben geleverd.

HOOFDSTUK III
PROCEDURES VOOR EU-TYPEGOEDKEURING

Artikel 20
Procedures voor EU-typegoedkeuring

1.Bij de aanvraag om typegoedkeuring van een geheel voertuig mag de fabrikant een van de volgende procedures kiezen:

a)stapsgewijze typegoedkeuring;

b)eenstapstypegoedkeuring;

c)gemengde typegoedkeuring.

Bovendien mag de fabrikant kiezen voor de meerfasentypegoedkeuring voor een incompleet of voltooid voertuig.

2.Voor typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid is alleen de eenstapstypegoedkeuring van toepassing.

3.Meerfasentypegoedkeuring wordt verleend voor een type incompleet of voltooid voertuig dat, al naar gelang de voltooiingsfase waarin het zich bevindt, overeenkomt met de gegevens van het in artikel 22 vermelde informatiedossier en voldoet aan de technische voorschriften van de in bijlage IV genoemde toepasselijke regelgevingshandelingen.

De meerfasentypegoedkeuring is ook van toepassing op complete voertuigen die na voltooiing door een andere fabrikant zijn verbouwd of gewijzigd.

4.De EU-typegoedkeuring voor de laatste voltooiingsfase wordt pas verleend nadat de goedkeuringsinstantie heeft geverifieerd dat het voertuigtype waarvoor tijdens de laatste fase een typegoedkeuring was verleend op dat moment voldoet aan alle toepasselijke technische voorschriften. Verificatie houdt in dat een documentencontrole wordt uitgevoerd voor alle voorschriften van een EU-typegoedkeuring voor een incompleet voertuigtype die tijdens een meerfasenprocedure is verleend, zelfs als deze is verleend voor een andere voertuigcategorie.

5.De in lid 1 genoemde keuze voor een bepaalde goedkeuringsprocedure heeft geen gevolgen voor de toepasselijke inhoudelijke voorschriften waaraan het goedgekeurde voertuigtype bij de afgifte van de typegoedkeuring van een geheel voertuig moet voldoen.

6.    Meerfasentypegoedkeuring mag ook worden gebruikt door een enkele fabrikant, mits zij niet wordt gebruikt om de voorschriften voor voertuigen die in één fase zijn gebouwd, te omzeilen. Voertuigen die door een enkele fabrikant worden gebouwd, worden voor de toepassing van de artikelen 39, 40 en 47 van deze verordening niet geacht in meerdere fasen te zijn gebouwd.

Artikel 21
Aanvraag om EU-typegoedkeuring

1.De fabrikant dient bij de goedkeuringsinstantie een aanvraag om EU-typegoedkeuring en het in artikel 22 vermelde informatiedossier in.

2.Voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid mag slechts in één lidstaat één aanvraag worden ingediend.

3.Voor ieder goed te keuren type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.

Artikel 22
Informatiedossier

1.Het in artikel 21, lid 1, vermelde informatiedossier bevat het volgende:

a)een informatiedocument, zoals opgenomen in bijlage I voor eenstaps- of gemengde typegoedkeuring of zoals opgenomen in bijlage III voor stapsgewijze typegoedkeuring;

b)alle gegevens, tekeningen, foto's en andere relevante informatie;

c)voor voertuigen, een vermelding van de overeenkomstig artikel 20, lid 1, gekozen procedure(s);

d)alle aanvullende informatie waar de goedkeuringsinstantie in het kader van de aanvraagprocedure om vraagt.

2.Het informatiedossier wordt verstrekt in een door de Commissie voorziene elektronische vorm, maar mag ook op papier worden geleverd.

3.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van de bijlagen I en III vast te stellen teneinde met technische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door het model voor het informatiedocument te actualiseren, met inbegrip van een geharmoniseerde elektronische vorm zoals bedoeld in lid 2.

Artikel 23
Aanvullende informatie die een aanvraag om bepaalde EU-typegoedkeuringen moet vergezellen

1.Een aanvraag om stapsgewijze typegoedkeuring gaat, naast het in artikel 22 vermelde informatiedossier, vergezeld van alle EU-typegoedkeuringscertificaten, met inbegrip van de testrapporten, die overeenkomstig de in bijlage IV vermelde toepasselijke regelgevingshandelingen vereist zijn.

Bij een aanvraag om typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid krachtens de toepasselijke in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen heeft de goedkeuringsinstantie toegang tot het informatiedossier totdat de typegoedkeuring van het gehele voertuig is verleend of geweigerd.

2.Een aanvraag om gemengde typegoedkeuring gaat, naast het in artikel 22 vermelde informatiedossier, vergezeld van de EU-typegoedkeuringscertificaten, met inbegrip van de testrapporten, die overeenkomstig de in bijlage IV vermelde toepasselijke regelgevingshandelingen vereist zijn.

Voor systemen waarvoor geen EU-typegoedkeuringscertificaat is gepresenteerd, gaat de aanvraag, naast het in artikel 22 vermelde informatiedossier, vergezeld van de in bijlage I gespecificeerde informatie die voor de goedkeuring van die systemen tijdens de voertuiggoedkeuringsfase vereist is, en van een testrapport in plaats van het EU-typegoedkeuringscertificaat.

3.Een aanvraag om meerfasentypegoedkeuring gaat vergezeld van de volgende informatie:

a)in de eerste fase: de delen van het informatiedossier en van de EU-typegoedkeuringscertificaten die relevant zijn voor de voltooiingsfase waarin het basisvoertuig zich bevindt;

b)in de tweede en daaropvolgende fasen: de delen van het informatiedossier en de EU-typegoedkeuringscertificaten die relevant zijn voor de lopende bouwfase, samen met een kopie van het in de vorige bouwfase voor het voertuig afgegeven EU-typegoedkeuringscertificaat en alle gegevens over eventuele wijzigingen of toevoegingen die de fabrikant aan het voertuig heeft aangebracht.

De onder a) en b) genoemde informatie mag overeenkomstig artikel 22, lid 2, worden verstrekt.

4.    De goedkeuringsinstantie en de technische diensten hebben toegang tot de software en algoritmen van het voertuig.

In een met redenen omkleed verzoek kan de goedkeuringsinstantie eveneens van de fabrikant vereisen dat hij de nodige aanvullende informatie verstrekt om te kunnen beslissen welke tests moeten worden verricht of om de uitvoering van die tests te vergemakkelijken.

HOOFDSTUK IV
VERLOOP VAN DE PROCEDURES VOOR EU-TYPEGOEDKEURING

Artikel 24
Algemene bepalingen inzake het verloop van de procedures voor EU-typegoedkeuring

1.Voor elk type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid mag slechts één EU-typegoedkeuring worden verleend.

2.Een goedkeuringsinstantie waarbij overeenkomstig artikel 21 een aanvraag is ingediend, verleent alleen typegoedkeuring na verificatie van het volgende:

a)de in artikel 29 vermelde regelingen inzake de conformiteit van productie;

b)dat er voor het desbetreffende type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid nog geen typegoedkeuring is verleend;

c)naleving door het type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid van de toepasselijke voorschriften;

d)bij typegoedkeuringen van gehele voertuigen volgens de stapsgewijze, gemengde of meerfasentypegoedkeuringsprocedure verifieert de goedkeuringsinstantie overeenkomstig artikel 20, lid 4, dat voor de systemen, onderdelen en technische eenheden afzonderlijke typegoedkeuringen zijn verleend krachtens de voorschriften die bij het verlenen van de typegoedkeuring van het gehele voertuig van toepassing waren.

3.De procedures inzake EU-typegoedkeuring zoals opgenomen in bijlage V en inzake meerfasentypegoedkeuring zoals opgenomen in bijlage XVII zijn van toepassing.

De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage V vast te stellen teneinde met technologische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door de procedures inzake EU-typegoedkeuring en bijlage XVII wat meerfasentypegoedkeuring betreft, te actualiseren.

4.De goedkeuringsinstantie stelt een informatiepakket samen dat bestaat uit het in artikel 22 vermelde informatiedossier plus de testrapporten en alle andere documenten die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken aan het informatiedossier hebben toegevoegd.

Het informatiepakket bevat een inhoudsopgave waarin alle paginanummers en het formaat van alle documenten duidelijk worden aangegeven en het beheer van de EU-typegoedkeuring chronologisch is vastgelegd.

De goedkeuringsinstantie houdt het informatiepakket gedurende tien jaar na afloop van de geldigheid van de desbetreffende EU-typegoedkeuring ter beschikking.

5.De goedkeuringsinstantie weigert EU-typegoedkeuring te verlenen indien zij van oordeel is dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, ook al voldoet het of zij aan de toepasselijke voorschriften, een ernstig risico voor de veiligheid vormt dan wel het milieu of de volksgezondheid ernstig kan schaden. In dat geval zendt zij de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk een gedetailleerd dossier toe met opgave van de redenen voor haar besluit en bewijsmateriaal voor haar bevindingen.

6.Bij stapsgewijze, gemengde en meerfasentypegoedkeuring weigert de goedkeuringsinstantie overeenkomstig artikel 20, leden 4 en 5, om EU-typegoedkeuring te verlenen indien zij constateert dat systemen, onderdelen of technische eenheden niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening of van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen.

De goedkeuringsinstantie verzoekt de goedkeuringsinstanties die de systemen, onderdelen of technische eenheden hebben goedgekeurd om overeenkomstig artikel 54, lid 2, te handelen.

Artikel 25
Kennisgeving van verleende, gewijzigde, geweigerde en ingetrokken EU-typegoedkeuringen

1.Binnen een maand na het afgeven of wijzigen van het EU-typegoedkeuringscertificaat zendt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie een kopie toe van het EU-typegoedkeuringscertificaat, inclusief de bijlagen en de in artikel 23 bedoelde testrapporten, voor ieder type voertuig, systeem, onderdeel en technische eenheid waarvoor zij goedkeuring heeft verleend. Die kopie wordt verzonden door middel van een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens of in de vorm van een beveiligd elektronisch bestand.

2.Om de drie maanden zendt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie een lijst toe van de EU-typegoedkeuringen van systemen, onderdelen of technische eenheden die zij in de vorige periode heeft verleend, gewijzigd, geweigerd of ingetrokken. Deze lijst bevat de in bijlage XIV bedoelde informatie.

3.Op verzoek van een goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat of van de Commissie zendt de goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, de eerstgenoemde instantie binnen een maand na ontvangst van dat verzoek via een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor elektronische gegevensuitwisseling of in de vorm van een beveiligd elektronisch bestand een kopie toe van het gevraagde EU-typegoedkeuringscertificaat, inclusief de bijlagen.

4.De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis van de door haar geweigerde of ingetrokken goedkeuringen van voertuigen, met opgave van de redenen voor haar besluit.

5.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage XIV vast te stellen door het model voor de kennisgeving van de EU-typegoedkeuringen voor systemen, onderdelen of technische eenheden die zijn verleend, gewijzigd, geweigerd of teruggetrokken, te actualiseren.

Artikel 26
EU-typegoedkeuringscertificaat

1.Het volgende wordt als bijlage bij het EU-typegoedkeuringscertificaat gevoegd:

a)het in artikel 24, lid 4, bedoelde informatiepakket;

b)de door de in artikel 28, lid 1, vermelde regelgevingshandelingen vereiste testrapporten in het geval van typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid of het formulier met testresultaten in het geval van typegoedkeuring van een geheel voertuig;

c)naam en handtekening van de persoon (personen) die gemachtigd is (zijn) om conformiteitscertificaten te ondertekenen, met vermelding van zijn (hun) positie in het bedrijf;

d)in het geval van een typegoedkeuring van een geheel voertuig, een ingevuld exemplaar van het conformiteitscertificaat.

2.Het EU-typegoedkeuringscertificaat wordt afgegeven volgens het model in bijlage VI en genummerd volgens het geharmoniseerde systeem in bijlage VII. Het formulier met testresultaten wordt opgesteld volgens het model in bijlage VIII. Die documenten worden in elektronische vorm beschikbaar gemaakt.

De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van de bijlagen VI, VII en VIII vast te stellen teneinde met technische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door de modellen voor het typegoedkeuringscertificaat, het nummeringsysteem daarvan en het formulier voor de testresultaten te actualiseren en de desbetreffende elektronische vormen vast te stellen.

3.Voor elk type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dient de goedkeuringsinstantie:

a)alle relevante rubrieken van het EU-typegoedkeuringscertificaat in te vullen, met inbegrip van de bijlagen;

b)de inhoudsopgave van het informatiepakket samen te stellen;

c)het ingevulde EU-typegoedkeuringscertificaat en de bijlagen onverwijld aan de fabrikant te verstrekken.

4.In het geval van een EU-typegoedkeuring waarvan de geldigheid overeenkomstig de artikelen 37 en 41 en deel III van bijlage IV beperkt is, of ten aanzien waarvan bepaalde bepalingen van deze verordening of van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen niet van toepassing zijn, worden die beperkingen of de niet-toepassing van de desbetreffende bepalingen in het EU-typegoedkeuringscertificaat gespecifieerd.

5.Indien de voertuigfabrikant de gemengde typegoedkeuringsprocedure kiest, vult de goedkeuringsinstantie het informatiepakket in met de verwijzingen naar de door de in artikel 28, lid 1, vermelde regelgevingshandelingen vereiste testrapporten voor de systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor geen EU-typegoedkeuringscertificaat is afgegeven.

6.Indien de voertuigfabrikant de eenstapstypegoedkeuringsprocedure kiest, voegt de goedkeuringsinstantie een volgens het model in het aanhangsel van bijlage VI opgestelde lijst van desbetreffende regelgevingshandelingen bij het EU-typegoedkeuringscertificaat.

Artikel 27
Bijzondere bepalingen inzake de EU-typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden

1.Er wordt EU-typegoedkeuring verleend voor een systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die overeenkomt met de gegevens van het in artikel 22 bedoelde informatiedossier en voldoet aan de technische voorschriften van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen.

2.Wanneer onderdelen of technische eenheden die al dan niet bedoeld zijn voor reparatie, service of onderhoud, ook onder een typegoedkeuring van een systeem vallen met betrekking tot een voertuig, wordt daarvoor geen aanvullende goedkeuring verlangd, tenzij de in bijlage IV vermelde desbetreffende regelgevingshandelingen zulks vereisen.

3.Indien een onderdeel of technische eenheid zijn of haar functie slechts vervult of een bijzonder kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere delen van het voertuig en de naleving daarom slechts kan worden geverifieerd wanneer het onderdeel of de technische eenheid in combinatie met die andere voertuigdelen functioneert, wordt de geldigheid van de EU-typegoedkeuring van het onderdeel of de technische eenheid dienovereenkomstig beperkt.

In dat geval worden de eventuele beperkingen van het gebruik van het onderdeel of de technische eenheid en de bijzondere voorwaarden voor de montage ervan in het voertuig op het EU-typegoedkeuringscertificaat vermeld.

Indien dat onderdeel of die technische eenheid in een voertuig wordt gemonteerd, verifieert de goedkeuringsinstantie tijdens de goedkeuring van het voertuig dat de toepasselijke beperkingen op het gebruik of de voorwaarden voor de montage worden nageleefd.

Artikel 28
Voor EU-typegoedkeuring vereiste tests

1.Door middel van overeenkomstig de desbetreffende regelgevingshandelingen in bijlage IV door aangewezen technische diensten uitgevoerde passende tests wordt aangetoond dat aan de technische voorschriften van deze verordening en van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen is voldaan.

2.De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden ter beschikking die volgens de in bijlage IV vermelde desbetreffende regelgevingshandelingen nodig zijn voor de uitvoering van de voorgeschreven tests.

3.De voorgeschreven tests worden uitgevoerd op die voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die representatief zijn voor het goed te keuren type.

4.Op verzoek van de fabrikant en met toestemming van de goedkeuringsinstantie mogen overeenkomstig bijlage XVI virtuele testmethoden als alternatief voor de in lid 1 bedoelde testprocedures worden toegepast.

5.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage XVI vast te stellen teneinde met technische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door de lijst met regelgevingshandelingen ten aanzien waarvan virtuele testmethoden door een fabrikant of een technische dienst mogen worden toegepast, en de specifieke voorwaarden voor de toepassing van virtuele testmethoden, te actualiseren.

Artikel 29
Regelingen voor de conformiteit van de productie

1.Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, neemt overeenkomstig bijlage X de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten, te verifiëren of de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden door de fabrikant conform het goedgekeurde type zijn geproduceerd.

2.Een goedkeuringsinstantie die typegoedkeuring voor een geheel voertuig heeft verleend, verifieert dat een statistisch relevante steekproef van voertuigen en conformiteitscertificaten voldoet aan de artikelen 34 en 35 en verifieert of de gegevens in de conformiteitscertificaten correct zijn.

3.Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, neemt de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten, te verifiëren dat de in de leden 1 en 2 bedoelde regelingen nog steeds afdoende zijn zodat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie nog steeds conform het goedgekeurde type zijn en de conformiteitscertificaten nog steeds aan de artikelen 34 en 35 voldoen.

4.Om te verifiëren dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid conform het goedgekeurde type is, voert de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, de voor EU-typegoedkeuring vereiste controles of tests uit op monsters die in de bedrijfsruimten, inclusief de productiefaciliteiten, van de fabrikant zijn genomen.

5.Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend en vaststelt dat de fabrikant de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden niet langer conform het goedgekeurde type produceert, of vaststelt dat de conformiteitscertificaten niet langer voldoen aan de artikelen 34 en 35, hoewel de productie wordt voortgezet, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de procedure voor de conformiteit van de productie correct wordt gevolgd of trekt te typegoedkeuring in.

6.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage X vast te stellen teneinde met technologische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door de procedures voor de conformiteit van productie te actualiseren.

Artikel 30
Nationale vergoedingsstructuur voor de aan typegoedkeuring en markttoezicht verbonden kosten

1.De lidstaten zetten een nationale vergoedingsstructuur op om de kosten van hun typegoedkeurings- en markttoezichtactiviteiten te dekken, alsook die van de typegoedkeuringstests en tests en keuringen van de conformiteit van de productie, uitgevoerd door de technische diensten die zij hebben aangewezen.

2.Deze nationale vergoedingen worden geheven op de fabrikanten die een typegoedkeuringsaanvraag in de betrokken lidstaat hebben ingediend. De vergoedingen wordt niet direct door de technische diensten geheven.

3.De nationale vergoedingsstructuur is ook bedoeld om de kosten te dekken van nalevingscontroles en -keuringen die de Commissie overeenkomstig artikel 9 verricht. Zij vormen externe bestemmingsontvangsten voor de algemene begroting van de Europese Unie overeenkomstig artikel 21, lid 4, van het Financieel Reglement 26 .

4.De lidstaten stellen de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de details van de nationale vergoedingsstructuur. De eerste kennisgeving gebeurt op [date of entry into force of this Regulation + 1 year]. Daaropvolgende actualiseringen van de nationale vergoedingsstructuren worden jaarlijks aan de andere lidstaten en de Commissie meegedeeld.

5.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen teneinde de in lid 3 bedoelde aanvulling die op de in lid 1 bedoelde nationale vergoedingen van toepassing zal zijn, te bepalen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

HOOFDSTUK V
WIJZIGINGEN EN GELDIGHEIDSDUUR VAN EU-TYPEGOEDKEURINGEN

Artikel 31
Algemene bepalingen inzake wijzigingen en de geldigheidsduur van EU-typegoedkeuringen

1.De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, onverwijld in kennis van elke verandering van de gegevens in het informatiepakket.

De goedkeuringsinstantie beslist of voor die verandering een wijziging van de typegoedkeuring noodzakelijk is, hetzij door een herziening van de typegoedkeuring, hetzij door een uitbreiding ervan volgens de procedures van artikel 32, of dat die verandering een nieuwe typegoedkeuring vereist.

2.Een wijzigingsaanvraag wordt uitsluitend ingediend bij de goedkeuringsinstantie die de oorspronkelijke EU-typegoedkeuring heeft verleend.

3.Indien de goedkeuringsinstantie oordeelt dat het voor die wijziging noodzakelijk is keuringen of tests te herhalen, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis.

4.Indien de typegoedkeuringsinstantie op basis van de in lid 3 bedoelde keuringen of tests concludeert dat nog steeds aan de voorschriften voor EU-typegoedkeuring wordt voldaan, zijn de procedures van artikel 32 van toepassing.

5.Indien de typegoedkeuringsinstantie concludeert dat de veranderingen van de gegevens in het informatiepakket zodanig substantieel zijn dat zij niet onder een uitbreiding van de huidige typegoedkeuring kunnen vallen, weigert de typegoedkeuringsinstantie de EU-typegoedkeuring uit te breiden en verzoekt zij de fabrikant een nieuwe EU-typegoedkeuring aan te vragen.

Artikel 32
Herzieningen en uitbreidingen van EU-typegoedkeuringen

1.De wijziging wordt een "herziening" genoemd indien de goedkeuringsinstantie concludeert dat het desbetreffende type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, ondanks de veranderde gegevens in het informatiepakket, nog steeds aan de toepasselijke voorschriften voor dat type voldoet en dat het herhalen van keuringen of tests derhalve niet noodzakelijk is.

In dat geval geeft de goedkeuringsinstantie onverwijld de herziene bladzijden van het informatiepakket af, waarbij op elke herziene bladzijde duidelijk de aard van de wijziging en de nieuwe afgiftedatum zijn vermeld, of geeft zij een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket af, die vergezeld gaat van een gedetailleerde beschrijving van de wijzigingen.

2.Een wijziging wordt een "uitbreiding" genoemd indien de goedkeuringsinstantie concludeert dat de gegevens die in het informatiepakket zijn opgenomen, zijn veranderd en een of meer van de volgende situaties optreden:

a)er zijn verdere keuringen of tests vereist om de voortdurende naleving van de voorschriften waarop de bestaande typegoedkeuring is gebaseerd, te verifiëren;

b)een gegeven op het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen uitgezonderd, is gewijzigd;

c)krachtens een in bijlage IV vermelde regelgeving worden nieuwe voorschriften van toepassing op het goedgekeurde type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid.

In het geval van een uitbreiding geeft de goedkeuringsinstantie onverwijld een bijgewerkt EU-typegoedkeuringscertificaat af, voorzien van een uitbreidingsnummer dat één nummer hoger is dan het laatst toegekende uitbreidingsnummer. Op dat goedkeuringscertificaat worden duidelijk de reden voor de uitbreiding en de nieuwe afgiftedatum en geldigheidsduur vermeld.

3.Bij iedere afgifte van gewijzigde bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt in de inhoudsopgave bij het informatiepakket de datum van de laatste uitbreiding of herziening of die van de laatste consolidering van de bijgewerkte versie vermeld.

4.Indien de in lid 2, onder c), bedoelde nieuwe voorschriften uit technisch oogpunt irrelevant zijn voor het voertuigtype of betrekking hebben op andere voertuigcategorieën dan die waartoe het voertuig behoort, wordt geen uitbreiding van de typegoedkeuring vereist.

Artikel 33
Einde van de geldigheid

1.Typegoedkeuringen van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden worden verleend voor een beperkte periode van vijf jaar zonder mogelijkheid tot verlenging. De datum waarop de geldigheidsduur verstrijkt, wordt in het typegoedkeuringscertificaat vermeld. Na het verstrijken van de geldigheidsduur kan het typegoedkeuringscertificaat op aanvraag van de fabrikant worden vernieuwd en alleen indien de goedkeuringsinstantie heeft geverifieerd dat het type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan alle voorschriften van de desbetreffende regelgevingshandelingen voor nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden van dat type voldoet.

2.In de volgende gevallen wordt een EU-typegoedkeuring van een voertuig vóór het verstrijken van de geldigheidsduur ongeldig:

a)wanneer nieuwe voorschriften die op het goedgekeurde voertuigtype van toepassing zijn, verplicht worden voor het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen van voertuigen, en de typegoedkeuring niet overeenkomstig artikel 32, lid 2, onder c), kan worden uitgebreid;

b)wanneer de productie van voertuigen conform het goedgekeurde voertuigtype vrijwillig definitief wordt stopgezet;

c)wanneer de geldigheidsduur van het typegoedkeuringscertificaat ingevolge een van de in artikel 37, lid 6, bedoelde beperkingen afloopt;

d)wanneer de typegoedkeuring overeenkomstig artikel 29, lid 5, of artikel 53, lid 1, is ingetrokken;

e)wanneer is gebleken dat de typegoedkeuring gebaseerd is op valse verklaringen, vervalste testresultaten of wanneer gegevens die tot het weigeren van het verlenen van typegoedkeuring zouden hebben geleid, zijn achtergehouden.

3.    Indien de typegoedkeuring van slechts één variant van een voertuigtype of één uitvoering van een variant ongeldig wordt, verliest de EU-typegoedkeuring van het desbetreffende voertuig alleen voor die variant of uitvoering haar geldigheid.

4.Indien de productie van een bepaald type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid definitief wordt stopgezet, stelt de fabrikant de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor dat type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid heeft verleend, daarvan onverwijld in kennis.

Uiterlijk een maand na ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor het type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid heeft verleend, de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten hiervan in kennis.

5.Indien een EU-typegoedkeuring van een bepaald type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid ongeldig wordt, stelt de fabrikant de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, daarvan onverwijld in kennis.

6.Na ontvangst van de kennisgeving van de fabrikant deelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld alle relevante informatie mede met betrekking tot het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen van voertuigen, naargelang het geval.

In die mededeling worden de productiedatum en het voertuigidentificatienummer ("VIN"), zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie 27 , van het laatst geproduceerde voertuig vermeld.

HOOFDSTUK VI
CONFORMITEITSCERTIFICAAT EN MARKERINGEN

Artikel 34
Algemene bepalingen inzake het conformiteitscertificaat

1.De fabrikant verstrekt bij elk compleet, incompleet of voltooid voertuig dat conform het goedgekeurde voertuigtype is gebouwd, een conformiteitscertificaat in papieren vorm.

Het conformiteitscertificaat wordt gratis bij het voertuig aan de koper geleverd. De levering ervan mag niet afhankelijk worden gesteld van een uitdrukkelijk verzoek daartoe of het verstrekken van aanvullende gegevens aan de fabrikant.

Gedurende tien jaar na de productiedatum van het voertuig verstrekt de fabrikant op verzoek van de eigenaar een duplicaat van het conformiteitscertificaat, tegen betaling van een bedrag dat niet hoger is dan de hieraan verbonden kosten. Op de voorzijde van het duplicaat is het woord "duplicaat" duidelijk zichtbaar.

2.De fabrikant gebruikt het in bijlage IX opgenomen model voor het conformiteitscertificaat.

De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage IX vast te stellen teneinde met technologische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door het model voor het conformiteitscertificaat te actualiseren.

3.Het conformiteitscertificaat wordt opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de Europese Unie.

4.De persoon (personen) die gemachtigd is (zijn) om de conformiteitscertificaten te ondertekenen, zijn in dienst van de fabrikant en zijn naar behoren gemachtigd om volledig de wettelijke verantwoordelijkheid van de fabrikant te dragen ten aanzien van het ontwerp en de constructie of de conformiteit van de productie van het voertuig.

5.Het conformiteitscertificaat wordt volledig ingevuld en bevat geen andere beperkingen op het gebruik van het voertuig dan die waarin deze verordening of een van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen voorziet.

6.Onverminderd lid 1 mag de fabrikant het conformiteitscertificaat ook met elektronische middelen aan de voor registratie verantwoordelijke nationale autoriteit doorgeven.

Artikel 35
Specifieke bepalingen inzake het conformiteitscertificaat

1.In geval van een incompleet of voltooid voertuig vult de fabrikant alleen de velden van het conformiteitscertificaat in die betrekking hebben op toevoegingen of wijzigingen tijdens de lopende goedkeuringsfase, en voegt hij er in voorkomend geval alle in de vorige fasen afgegeven conformiteitscertificaten bij.

2.De titel van het conformiteitscertificaat voor voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 37 typegoedkeuring is verleend, luidt als volgt: "Voor complete/voltooide voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. .../201X van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen (voorlopige goedkeuring)" [PO: please insert the reference]. 

3.De titel van het conformiteitscertificaat voor voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 39 typegoedkeuring is verleend, luidt als volgt: "Voor complete/voltooide voertuigen waarvoor in kleine series typegoedkeuring is verleend"; in de onmiddellijke nabijheid daarvan wordt het jaar van productie gevolgd door een volgnummer tussen 1 en het in de tabel in bijlage XII vermelde maximum aangebracht, waaruit voor elk productiejaar blijkt welke plaats het voertuig in de voor dat jaar toegewezen productie inneemt.

Artikel 36
Voorgeschreven plaat en typegoedkeuringsmerk van onderdelen of technische eenheden

1.De fabrikant van een voertuig brengt op elk voertuig dat conform het goedgekeurde type is vervaardigd, de voorgeschreven plaat met het door de desbetreffende in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen vereiste opschrift aan.

2.De fabrikant van een onderdeel of technische eenheid brengt op elk onderdeel of elke technische eenheid dat of die conform het goedgekeurde type is vervaardigd, al dan niet deel uitmakend van een systeem, het door de desbetreffende in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen voorgeschreven typegoedkeuringsmerk aan.

Als een dergelijk typegoedkeuringsmerk niet is vereist, brengt de fabrikant ten minste zijn handelsnaam of handelsmerk en het typenummer of een identificatienummer op het onderdeel of de technische eenheid aan.

3.Het EU-typegoedkeuringsmerk komt overeen met het bepaalde in bijlage VII.

HOOFDSTUK VII
NIEUWE TECHNOLOGIEËN OF NIEUWE CONCEPTEN

Artikel 37
Ontheffingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten

1.De fabrikant kan EU-typegoedkeuring aanvragen voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid waarin nieuwe technologieën of nieuwe concepten zijn toegepast die onverenigbaar zijn met een of meer van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen.

2.De goedkeuringsinstantie verleent de in lid 1 bedoelde EU-typegoedkeuring indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)in de aanvraag om EU-typegoedkeuring zijn de redenen vermeld waarom de nieuwe technologieën of nieuwe concepten tot gevolg hebben dat het systeem, het onderdeel of de technische eenheid onverenigbaar is met een of meer van de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen;

b)in de aanvraag om EU-typegoedkeuring zijn de veiligheids- en milieuaspecten van de nieuwe technologie of het nieuwe concept beschreven, alsmede de maatregelen die zijn getroffen om ervoor te zorgen dat ten minste een even hoog veiligheids- en milieubeschermingsniveau wordt gewaarborgd als wordt geboden door de voorschriften waarvan ontheffing wordt aangevraagd;

c)er worden testbeschrijvingen en -resultaten aangevoerd die aantonen dat aan de voorwaarde onder b) is voldaan.

3.Voor het verlenen van EU-typegoedkeuringen met ontheffing voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten is goedkeuring door de Commissie vereist. Die goedkeuring wordt verleend door middel van een uitvoeringshandeling. Deze uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.In afwachting van het ontheffingsbesluit van de Commissie mag de goedkeuringsinstantie een voorlopige EU-typegoedkeuring die alleen op het grondgebied van de lidstaat van die goedkeuringsinstantie geldig is, verlenen voor een voertuigtype waarop de aangevraagde ontheffing betrekking heeft. De goedkeuringsinstantie stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis door middel van een dossier dat de in lid 2 bedoelde gegevens bevat.

In het opschrift van het typegoedkeuringscertificaat en het opschrift van het conformiteitscertificaat wordt aangegeven dat het hierbij om een voorlopige EU-typegoedkeuring met een beperkt geldigheidsgebied gaat.

5.Goedkeuringsinstanties in andere lidstaten mogen besluiten om de in lid 4 bedoelde voorlopige EU-typegoedkeuring binnen hun grondgebied te aanvaarden, op voorwaarde dat zij de goedkeuringsinstantie die de voorlopige EU-typegoedkeuring heeft verleend, daarvan schriftelijk in kennis stellen.

6.Indien van toepassing wordt in de in lid 3 bedoelde goedkeuring door de Commissie vermeld of er beperkingen van toepassing zijn, met name ten aanzien van het maximumaantal voertuigen die eronder vallen. In elk geval is de EU-typegoedkeuring ten minste 36 maanden geldig.

7.Als de Commissie de in lid 3 bedoelde goedkeuring weigert, stelt de goedkeuringsinstantie de houder van de in lid 4 bedoelde voorlopige typegoedkeuring er onverwijld van in kennis dat de voorlopige EU-typegoedkeuring zes maanden na de datum van de weigering van de Commissie zal worden ingetrokken.

Voertuigen die echter conform de voorlopige EU-typegoedkeuring zijn vervaardigd voordat deze ongeldig werd, mogen in elke lidstaat die de voorlopige EU-typegoedkeuring overeenkomstig lid 5 had aanvaard, in de handel worden gebracht, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht.

Artikel 38
Latere aanpassing van regelgevingshandelingen

1.Wanneer de Commissie een machtiging voor de verlening van een EU-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 37 heeft verleend, neemt zij onmiddellijk de nodige maatregelen om de regelgevingshandelingen in kwestie aan de technologische ontwikkelingen aan te passen.

Wanneer de ontheffing krachtens artikel 37 betrekking heeft op een VN/ECE-reglement, stelt de Commissie een wijziging van het desbetreffende VN/ECE-reglement voor volgens de bepalingen van bijlage III van Besluit 97/836/EG van de Raad.

2.Zodra de desbetreffende regelgevingshandelingen zijn gewijzigd, wordt elke aan het besluit van de Commissie tot machtiging van de EU-typegoedkeuring verbonden beperking opgeheven.

3.    Indien de nodige stappen voor de aanpassing van de in lid 1 bedoelde regelgevingshandelingen niet zijn ondernomen, kan de Commissie via een besluit en op verzoek van de lidstaat die de voorlopige EU-typegoedkeuring heeft verleend, toestemming geven voor het uitbreiden van die voorlopige EU-typegoedkeuring. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

HOOFDSTUK VIII
IN KLEINE SERIES GEPRODUCEERDE VOERTUIGEN

Artikel 39
EU-typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen

1.Op verzoek van de fabrikant en met inachtneming van de in bijlage XII, punt 1, vermelde jaarlijkse maxima, verlenen de lidstaten EU-typegoedkeuring aan een in kleine series geproduceerd voertuigtype dat ten minste aan de voorschriften van bijlage IV, deel I, aanhangsel 1, voldoet.

2.Lid 1 is niet van toepassing op voertuigen voor speciale doeleinden.

3.EU-typegoedkeuringscertificaten voor in kleine series geproduceerde voertuigen worden genummerd volgens bijlage VII.

Artikel 40
Nationale typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen

1.De fabrikant kan verzoeken om nationale typegoedkeuring van voertuigen die zijn geproduceerd in kleine series binnen de in bijlage XII, punt 2, vermelde jaarlijkse maxima. Deze maxima zijn van toepassing op het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen van voertuigen van het goedgekeurde type op de markt van elke lidstaat in een bepaald jaar.

2.De lidstaten mogen beslissen om een in lid 1 bedoeld voertuigtype van een of meer van de in de in bijlage IV bedoelde regelgevingshandelingen vastgestelde inhoudelijke voorschriften vrij te stellen op voorwaarde dat die lidstaten relevante alternatieve voorschriften vaststellen.

3.Voor de nationale typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen aanvaardt de goedkeuringsinstantie systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor krachtens de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen typegoedkeuring is verleend.

4.Het nationale typegoedkeuringscertificaat voor in kleine series geproduceerde voertuigen wordt volgens het model in bijlage VI opgesteld, maar wordt voorzien van het opschrift "nationaal typegoedkeuringscertificaat voor in kleine series geproduceerde voertuigen" en vermeldt de inhoud en aard van de krachtens lid 2 verleende vrijstellingen. De typegoedkeuringscertificaten worden genummerd volgens het in bijlage VII bedoelde geharmoniseerde systeem.

Artikel 41
Geldigheid van nationale typegoedkeuringen van in kleine series geproduceerde voertuigen

1.De geldigheid van een nationale typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen is beperkt tot het grondgebied van de lidstaat waarvan de goedkeuringsinstantie die typegoedkeuring heeft verleend.

2.Op verzoek van de fabrikant stuurt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen lidstaten een kopie van het typegoedkeuringscertificaat en de bijlagen daarbij, via aangetekende of elektronische post toe.

3.Uiterlijk drie maanden na ontvangst van de in lid 2 bedoelde documenten besluiten de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen lidstaten of zij de typegoedkeuring wel of niet aanvaarden.

De goedkeuringsinstanties van de lidstaten aanvaarden de nationale typegoedkeuring, tenzij zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de nationale technische voorschriften volgens welke het voertuigtype is goedgekeurd, niet gelijkwaardig zijn aan hun eigen technische voorschriften.

4.De goedkeuringsinstanties van de lidstaten stellen de goedkeuringsinstantie die de nationale typegoedkeuring heeft verleend, binnen twee maanden in kennis van hun besluit.

5.Op verzoek van een aanvrager die een voertuig met een nationale typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen in een andere lidstaat in de handel of het verkeer wenst te brengen of wenst te registreren, verstrekt de goedkeuringsinstantie die de nationale typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen heeft verleend, aan de nationale autoriteit van de andere lidstaat een kopie van het typegoedkeuringscertificaat, met inbegrip van het informatiepakket.

De typegoedkeuringsinstantie van de andere lidstaat staat het in de handel of het verkeerd brengen of de registratie van een dergelijk voertuig toe, tenzij zij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de technische voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd, niet gelijkwaardig zijn aan haar eigen technische voorschriften.

HOOFDSTUK IX
INDIVIDUELE GOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

Artikel 42
Individuele EU-goedkeuring van voertuigen

1.De lidstaten verlenen individuele EU-goedkeuring van voertuigen voor een voertuig dat voldoet aan de voorschriften van bijlage IV, deel I, aanhangsel 2, of, in het geval van voertuigen voor speciale doeleinden, van bijlage IV, deel III.

2.Een aanvraag om individuele EU-goedkeuring van een voertuig wordt ingediend door de fabrikant of de eigenaar van het voertuig of door een vertegenwoordiger van de eigenaar, op voorwaarde dat die vertegenwoordiger in de Europese Unie is gevestigd.

3.De lidstaten voeren geen destructieve tests uit om vast te stellen of het voertuig voldoet aan de in lid 1 bedoelde voorschriften en maken gebruik van relevante informatie die daartoe door de aanvrager is verstrekt.

4.Een certificaat van individuele EU-goedkeuring van een voertuig wordt opgesteld volgens het in bijlage VI opgenomen model. De certificaten van individuele EU-goedkeuring van een voertuig worden genummerd volgens bijlage VII.

5.De lidstaten staan het in de handel brengen, de registratie of het in het verkeer brengen toe van voertuigen met een geldig certificaat van individuele EU-goedkeuring van een voertuig.

Artikel 43
Nationale individuele goedkeuring van voertuigen

1.De lidstaten mogen beslissen om een specifiek voertuig, al dan niet uniek, vrij te stellen van de verplichting tot naleving van een of meer bepalingen van deze verordening of van de in bijlage IV bedoelde regelgevingshandelingen vastgestelde inhoudelijke voorschriften op voorwaarde dat die lidstaten relevante alternatieve voorschriften vaststellen.

2.Een aanvraag om nationale individuele goedkeuring van een voertuig wordt ingediend door de fabrikant of de eigenaar van het voertuig of door de vertegenwoordiger van de eigenaar, op voorwaarde dat die vertegenwoordiger in de Unie is gevestigd.

3.De lidstaten voeren geen destructieve tests uit om vast te stellen of het voertuig voldoet aan de in lid 1 bedoelde alternatieve voorschriften en maken gebruik van relevante informatie die door aanvrager voor dat doeleinde is verstrekt.

4.Voor de nationale individuele goedkeuring van een voertuig aanvaardt de goedkeuringsinstantie systemen, onderdelen of technische eenheden die krachtens de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen zijn goedgekeurd.

5.Een lidstaat geeft onverwijld een certificaat van nationale individuele goedkeuring van een voertuig af voor voertuigen die voldoen aan de beschrijving die bij de aanvraag is gevoegd en aan de desbetreffende alternatieve voorschriften.

6.Het formaat van het certificaat van nationale individuele goedkeuring van een voertuig is gebaseerd op het model van het EU-typegoedkeuringscertificaat in bijlage VI en bevat ten minste de informatie die nodig is om de registratieaanvraag overeenkomstig Richtlijn 1999/37/EG van de Raad 28 in te dienen.

Een certificaat van nationale individuele goedkeuring van een voertuig is voorzien van het VIN van het desbetreffende voertuig en draagt het opschrift "certificaat van nationale individuele goedkeuring van een voertuig".

Artikel 44
Geldigheid van nationale individuele goedkeuringen van voertuigen

1.De geldigheid van een nationale individuele goedkeuring van een voertuig is beperkt tot het grondgebied van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend.

2.Wanneer een aanvrager een voertuig waarvoor een nationale individuele goedkeuring is verleend, in een andere lidstaat op de markt wenst aan te bieden, wenst te registreren of in het verkeer wenst te brengen, verstrekt de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend, de aanvrager op diens verzoek een verklaring met de technische voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd.

3.Een lidstaat staat het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen toe van een voertuig waarvoor een andere lidstaat overeenkomstig artikel 43 een nationale individuele goedkeuring van een voertuig heeft verleend, tenzij die lidstaat redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de desbetreffende alternatieve voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd, niet gelijkwaardig zijn aan haar eigen voorschriften.

4.De bepalingen van dit artikel mogen worden toegepast op voertuigen waarvoor een typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend en die vóór hun eerste registratie of vóór het voor het eerst in het verkeer brengen zijn gewijzigd.

Artikel 45
Specifieke bepalingen

1.In het kader van een meerfasentypegoedkeuring kunnen de procedures van de artikelen 43 en 44 ook op een specifiek voertuig tijdens de opeenvolgende voltooiingsfasen worden toegepast.

2.De procedures van de artikelen 43 en 44 mogen geen tussenliggende fase in het normale verloop van een meerfasentypegoedkeuring vervangen en mogen niet worden toegepast om de eerstefasegoedkeuring van een voertuig te verkrijgen.

HOOFDSTUK X
OP DE MARKT AANBIEDEN, REGISTRATIE OF IN HET VERKEER BRENGEN

Artikel 46
Op de markt aanbieden, registratie of in het verkeer brengen van voertuigen niet afkomstig uit restantvoorraden

1.Onverminderd de artikelen 49 en 51 worden voertuigen waarvoor typegoedkeuring voor gehele voertuigen verplicht is of waarvoor de fabrikant krachtens deze verordening een dergelijke typegoedkeuring heeft verkregen, alleen op de markt aangeboden, geregistreerd of in het verkeer gebracht als zij vergezeld gaan van een overeenkomstig de artikelen 34 en 35 afgegeven conformiteitscertificaat.

Incomplete voertuigen mogen op de markt worden aangeboden of in het verkeer worden gebracht, maar de voor voertuigregistratie bevoegde nationale autoriteiten kunnen de registratie en het gebruik ervan op de weg weigeren.

2.Voertuigen die niet vergezeld hoeven te gaan van een conformiteitscertificaat, mogen ook op de markt worden aangeboden, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht indien zij aan de desbetreffende technische voorschriften van deze verordening voldoen.

3.Het aantal in kleine series geproduceerde voertuigen dat jaarlijks op de markt wordt aangeboden, wordt geregistreerd of in het verkeer wordt gebracht mag de in bijlage XII vastgestelde jaarlijkse maxima niet overschrijden.

Artikel 47
Op de markt aanbieden, registratie of in het verkeer brengen van voertuigen uit restantvoorraden

1.Voertuigen uit restantvoorraden waarvan de EU-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 33, lid 2, onder a), ongeldig is geworden, mogen alleen op de markt worden aangeboden, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht indien zij voldoen aan het voorschrift van lid 4 en aan de in de leden 2 en 4 vastgestelde tijdslimieten.

De eerste alinea is alleen van toepassing op voertuigen die zich reeds op het grondgebied van de Europese Unie bevonden en nog niet op de markt waren aangeboden, geregistreerd of in de het verkeer waren gebracht voordat de EU-typegoedkeuring ervan ongeldig werd.

2.Lid 1 is van toepassing op complete voertuigen gedurende 12 maanden vanaf de datum waarop de EU-typegoedkeuring ongeldig is geworden, en op voltooide voertuigen gedurende 18 maanden vanaf die datum.

3.Een fabrikant die voertuigen uit restantvoorraden overeenkomstig lid 1 op de markt wil aanbieden, wil registreren of in het verkeer wil brengen, dient daartoe een verzoek in bij de nationale autoriteit van de lidstaat die de EU-typegoedkeuring had verleend. In dat verzoek worden de technische of economische redenen vermeld waarom deze voertuigen niet aan de nieuwe typegoedkeuringsvoorschriften kunnen voldoen en worden de VIN's van de desbetreffende voertuigen vermeld.

De betrokken nationale autoriteit besluit binnen drie maanden na ontvangst van dat verzoek of die voertuigen op het grondgebied van de betrokken lidstaat in de handel mogen worden gebracht, mogen worden geregistreerd en in het verkeer mogen worden gebracht, en bepaalt het aantal voertuigen waarvoor goedkeuring mag worden verleend.

4.Alleen voertuigen uit restantvoorraden met een geldig conformiteitscertificaat dat gedurende ten minste drie maanden na de datum van afgifte geldig is gebleven, maar waarvoor de typegoedkeuring krachtens artikel 33, lid 2, onder a), ongeldig is geworden, mogen in de Europese Unie op de markt worden aangeboden, worden geregistreerd of in het verkeer worden gebracht.

5.Het conformiteitscertificaat van de voertuigen die overeenkomstig dit artikel op de markt zijn aangeboden, zijn geregistreerd of in het verkeer zijn gebracht, bevat een speciale vermelding van het feit dat die voertuigen uit restantvoorraden komen, alsook de uiterste datum waarop die voertuigen in de Europese Unie op de markt mogen worden aangeboden, mogen worden geregistreerd of in het verkeer mogen worden gebracht.

6.De lidstaten houden een register bij van de VIN's van de voertuigen waarvoor zij het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen overeenkomstig dit artikel hebben toegestaan.

Artikel 48
Op de markt aanbieden of in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden

1.Onderdelen of technische eenheden, ook indien bestemd voor de aftermarket, mogen alleen op de markt worden aangeboden of in het verkeer worden gebracht indien zij aan de voorschriften van de in bijlage IV vermelde desbetreffende regelgevingshandelingen voldoen en overeenkomstig artikel 36 zijn gemerkt.

2.Lid 1 is niet van toepassing op onderdelen of technische eenheden die speciaal worden gebouwd of ontworpen voor nieuwe voertuigen die niet onder deze verordening vallen.

3.De lidstaten mogen het op de markt aanbieden of het in het verkeer brengen toestaan van onderdelen of technische eenheden die krachtens artikel 37 zijn vrijgesteld of die bestemd zijn voor voertuigen waarvoor krachtens de artikelen 39, 40, 42 en 43 goedkeuringen zijn verleend die betrekking hebben op het desbetreffende onderdeel of de desbetreffende technische eenheid.

4.De lidstaten mogen eveneens het op de markt aanbieden of het in het verkeer brengen toestaan van onderdelen of technische eenheden die bestemd zijn voor voertuigen waarvoor geen goedkeuring vereist was krachtens deze verordening of Richtlijn 2007/46/EG op het moment dat die voertuigen op de markt werden aangeboden, werden geregistreerd of in het verkeer werden gebracht.

HOOFDSTUK XI
VRIJWARINGSCLAUSULES

Artikel 49
Procedure op nationaal niveau voor de omgang met voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die een ernstig risico vormen

1.Markttoezichtautoriteiten van een lidstaat die krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 en artikel 8 van deze verordening maatregelen hebben genomen of die voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die onder deze verordening valt, een ernstig risico vormt voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere onder deze verordening vallende aspecten van de bescherming van algemene belangen, stellen de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, onverwijld in kennis van hun bevindingen.

2.    De in lid 1 bedoelde goedkeuringsinstantie voert een beoordeling uit van het desbetreffende voertuig, systeem, onderdeel of de desbetreffende technische eenheid met betrekking tot alle in deze verordening vastgestelde voorschriften. De betrokken marktdeelnemers verlenen volledige medewerking aan de goedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten.

Wanneer de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, bij deze beoordeling vaststelt dat het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid niet aan de voorschriften van deze verordening voldoet, verlangt zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij alle passende corrigerende maatregelen neemt om het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid conform deze voorschriften te maken, of dat hij beperkende maatregelen neemt om het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid uit de handel te nemen of binnen een redelijke termijn, afhankelijk van de aard van het risico, terug te roepen.

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede alinea genoemde beperkende maatregelen.

3.De betrokken goedkeuringsinstantie stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de resultaten van de in lid 1 bedoelde beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer heeft verlangd.

4.De marktdeelnemer zorgt er overeenkomstig de in de artikelen 11 tot en met 19 vermelde verplichtingen voor dat alle passende corrigerende maatregelen worden toegepast op alle desbetreffende niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die hij in de Europese Unie in de handel heeft gebracht, heeft geregistreerd of in het verkeer heeft gebracht.

5.Wanneer de marktdeelnemer niet binnen de in lid 2, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de nationale autoriteiten alle passende voorlopige beperkende maatregelen om het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen van niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden op hun nationale markt te verbieden of te beperken, dan wel deze in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

Artikel 50
Kennisgevings- en bezwaarprocedures met betrekking tot op nationaal niveau getroffen beperkende maatregelen

1.De nationale autoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van de overeenkomstig artikel 49, leden 1 en 5, getroffen beperkende maatregelen op de hoogte.

De verstrekte informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid dat of die niet conform is te identificeren en om de oorsprong, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale beperkende maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die door de betrokken marktdeelnemer worden aangevoerd.

2.De in artikel 49, lid 1, bedoelde goedkeuringsinstantie vermeldt met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a)het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid voldoet niet aan de voorschriften met betrekking tot de gezondheid of veiligheid van personen, de bescherming van het milieu of andere onder deze verordening vallende aspecten van de bescherming van algemene belangen;

b)de in bijlage IV vermelde desbetreffende regelgevingshandelingen vertonen tekortkomingen.

3.De lidstaten, met uitzondering van de lidstaat die de procedure heeft ingeleid, brengen de Commissie en de andere lidstaten binnen een maand na ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie op de hoogte van door hen genomen beperkende maatregelen en van aanvullende informatie waarover zij beschikken met betrekking tot de non-conformiteit van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid in kwestie, en van hun bezwaren indien zij met de gemelde nationale maatregel niet eens zijn.

4.Indien binnen een maand na de ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie bezwaar tegen een beperkende maatregel van een lidstaat is ingebracht door een andere lidstaat of de door Commissie, wordt die maatregel door de Commissie overeenkomstig artikel 51 beoordeeld.

5.Indien binnen een maand na de ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een beperkende maatregel van een lidstaat is ingebracht door een andere lidstaat of door de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn. De andere lidstaten zorgen ervoor dat vergelijkbare beperkende maatregelen worden getroffen ten aanzien van het desbetreffende voertuig, systeem of onderdeel of de desbetreffende technische eenheid.

Artikel 51
Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.Wanneer tijdens de procedure van artikel 50, leden 3 en 4, bezwaren tegen een beperkende maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat een nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, voert de Commissie na raadpleging van de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) onmiddellijk een beoordeling van de nationale maatregel uit. Aan de hand van de resultaten van die beoordeling stelt de Commissie een besluit vast waarin zij bepaalt of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemers daar onmiddellijk van op de hoogte. De lidstaten voeren het besluit van de Commissie onverwijld uit en stellen de Commissie daarvan in kennis.

2.Indien de Commissie de nationale maatregel gerechtvaardigd acht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het niet-conforme voertuig, systeem of onderdeel of de niet-conforme technische eenheid uit de handel wordt genomen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Indien de Commissie de nationale maatregel niet gerechtvaardigd acht, trekt de betrokken lidstaat overeenkomstig het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie de maatregel in of past zij deze aan.

3.Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en wordt toegerekend aan tekortkomingen in in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen, stelt de Commissie als volgt passende maatregelen voor:

a)wanneer het regelgevingshandelingen betreft, stelt de Commissie de nodige wijzigingen van de desbetreffende handeling voor;

b)wanneer het VN/ECE-reglementen betreft, stelt de Commissie de nodige ontwerpwijzigingen van de desbetreffende VN/ECE-reglementen voor volgens de bepalingen van bijlage III bij Besluit 97/836/EG van de Raad.

Artikel 52
Conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

die een ernstig risico vormen voor de veiligheid of die de gezondheid en het milieu ernstig schaden

1.Indien een lidstaat, na krachtens artikel 49, lid 1, een evaluatie te hebben uitgevoerd, van oordeel is dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden, ook al voldoen zij aan de toepasselijke voorschriften of zijn zij naar behoren gemerkt, een ernstig risico vormen voor de veiligheid, dan wel het milieu of de volksgezondheid ernstig kunnen schaden, verlangt deze lidstaat van de betrokken marktdeelnemer dat hij alle passende corrigerende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid op het moment van het in de handel brengen of de registratie of na het in het verkeer brengen ervan niet langer een risico vormt, of dat hij beperkende maatregelen neemt om het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid uit de handel te nemen of binnen een redelijke termijn, afhankelijk van de aard van het risico, terug te roepen.

De lidstaat mag de registratie van dergelijke voertuigen weigeren, totdat de marktdeelnemer alle passende corrigerende maatregelen heeft genomen.

2.De marktdeelnemer zorgt ervoor dat passende corrigerende maatregelen worden getroffen ten aanzien van alle in lid 1 bedoelde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden.

3.De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten binnen een maand na het in lid 1 bedoelde verzoek op de hoogte van alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid in kwestie te identificeren en de oorsprong en de toeleveringsketen van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale beperkende maatregelen vast te stellen.

4.De Commissie raadpleegt onverwijld de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s), en met name de goedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend, en voert een evaluatie van de getroffen nationale maatregel uit. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de in lid 1 bedoelde nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd wordt geacht, en stelt zij zo nodig passende maatregelen voor. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

5.De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de betrokken marktdeelnemer(s) daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 53
Algemene bepalingen inzake niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

1.Indien voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die van een conformiteitscertificaat vergezeld gaan of van een goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet conform het goedgekeurde type zijn, niet aan deze verordening voldoen of op basis van onjuiste gegevens waren goedgekeurd, kunnen de goedkeuringsinstanties, markttoezichtautoriteiten of de Commissie overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 de nodige beperkende maatregelen nemen om het op de markt aanbieden, registreren of in het verkeer brengen van niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden te verbieden of te beperken, om deze uit te handel te nemen of om ze terug te roepen, met inbegrip van het intrekken van de typegoedkeuring door de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring had verleend, totdat de betrokken marktdeelnemer alle passende corrigerende maatregelen heeft genomen om de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden weer conform te maken.

2.Voor de toepassing van lid 1 worden afwijkingen van de gegevens op het EU-typegoedkeuringscertificaat of in het informatiepakket beschouwd als een gebrek aan conformiteit met het goedgekeurde type.

Artikel 54
Kennisgevings- en bezwaarprocedures voor niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

1.Wanneer een goedkeuringsinstantie of markttoezichtautoriteit constateert dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden niet conform deze verordening zijn of dat de typegoedkeuring is verleend op basis van onjuiste gegevens of dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die vergezeld gaan van een conformiteitscertificaat of die voorzien zijn van een goedkeuringsmerk niet conform het goedgekeurde type zijn, kan zij overeenkomstig artikel 53, lid 1, alle passende beperkende maatregelen treffen.

2.Ook verzoekt de goedkeuringsinstantie of markttoezichtautoriteit of de Commissie de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, te verifiëren dat de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie nog steeds conform het goedgekeurde type zijn of dat, indien van toepassing, voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die reeds in de handel zijn gebracht, weer conform worden gemaakt.

3.In het geval van een typegoedkeuring van een geheel voertuig en indien de non-conformiteit van een voertuig aan een systeem, onderdeel of technische eenheid te wijten is, wordt het in lid 2 bedoelde verzoek eveneens gericht tot de goedkeuringsinstantie die EU-typegoedkeuring voor dat systeem, dat onderdeel, of die technische eenheid heeft verleend.

4. In het geval van een meerfasentypegoedkeuring en indien de non-conformiteit van een voltooid voertuig te wijten is aan een systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die deel uitmaakt van een incompleet voertuig, of aan het incomplete voertuig zelf, wordt het in lid 2 bedoelde verzoek eveneens gericht tot de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor dat systeem, dat onderdeel die technische eenheid of dat incomplete voertuig heeft verleend.

5.Na ontvangst van het in de leden 1 tot en met 4 bedoelde verzoek voert de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, een beoordeling uit van de desbetreffende voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden met betrekking tot alle in deze verordening vastgestelde voorschriften. Ook controleert de goedkeuringsinstantie de gegevens op basis waarvan de goedkeuring was verleend. De betrokken marktdeelnemers verlenen volledige medewerking aan de goedkeuringsinstantie.

6.Indien de typegoedkeuringsinstantie die EU-typegoedkeuring voor een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid heeft verleend, non-conformiteit constateert, eist zij onverwijld dat de betrokken marktdeelnemer alle passende corrigerende maatregelen treft om het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid weer conform te maken, en zo nodig neemt de goedkeuringsinstantie die EU-typegoedkeuring heeft verleend, zo snel mogelijk en op uiterlijk een maand na de datum van het verzoek de in artikel 53, lid 1, bedoelde maatregelen.

7.De nationale autoriteiten die overeenkomstig artikel 53, lid 1, beperkende maatregelen treffen, brengen de Commissie en de andere lidstaten hier onmiddellijk van op de hoogte.

8.Indien binnen een maand na de kennisgeving van de door een goedkeuringsinstantie of markttoezichtautoriteit overeenkomstig artikel 53, lid 1, genomen maatregelen, door een andere lidstaat bezwaar tegen de gemelde beperkende maatregel is ingebracht of de Commissie niet-naleving constateert overeenkomstig artikel 9, lid 5, voert de Commissie onverwijld overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en met name met de goedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend, en voert zij een beoordeling van de genomen nationale maatregel uit. Op basis van die beoordeling kan de Commissie beslissen om door middel van uitvoeringshandelingen over te gaan tot de in artikel 53, lid 1, voorziene nodige beperkende maatregelen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemers daar onmiddellijk van op de hoogte. De lidstaten voeren het besluit van de Commissie onverwijld uit en stellen de Commissie daarvan in kennis.

9.Indien binnen een maand na de kennisgeving van de overeenkomstig artikel 53, lid 1, getroffen beperkende maatregelen geen bezwaar tegen een beperkende maatregel van een lidstaat is ingebracht door een andere lidstaat of door de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn. De andere lidstaten zorgen ervoor dat vergelijkbare beperkende maatregelen ten aanzien van het desbetreffende voertuig, systeem of onderdeel of de desbetreffende technische eenheid worden getroffen.

Artikel 55
In de handel en in het verkeer brengen van voertuigdelen of uitrustingsstukken

die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van essentiële systemen

1.Voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties, worden niet in de handel of in het verkeer gebracht tenzij een goedkeuringsinstantie er een vergunning voor heeft verleend overeenkomstig artikel 56, leden 1 en 4.

2.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften waaraan de in lid 1 van dit artikel bedoelde voertuigdelen en uitrustingsstukken moeten voldoen.

Die voorschriften kunnen worden gebaseerd op de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen of kunnen een vergelijking opleggen van de voertuigdelen of uitrustingsstukken met de milieu- of veiligheidsprestaties van de originele voertuigdelen of uitrustingsstukken, naargelang het geval. In beide gevallen zorgen de voorschriften ervoor dat de voertuigdelen of uitrustingsstukken geen nadelige invloed hebben op de werking van de systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties.

3.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage XIII vast te stellen teneinde met technische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door de lijst van voertuigdelen of uitrustingsstukken te actualiseren op basis van informatie met betrekking tot:

a)de ernst van het risico voor de veiligheid of de milieuprestaties van voertuigen waarop de voertuigdelen en uitrustingsstukken in kwestie zijn gemonteerd;

b)de potentiële gevolgen voor consumenten en fabrikanten op de aftermarket van een mogelijke vergunning voor de voertuigdelen of uitrustingsstukken krachtens artikel 56, lid 1.

4.Lid 1 is niet van toepassing op originele voertuigdelen of uitrustingsstukken, noch op voertuigdelen of uitrustingsstukken die deel uitmaken van een systeem waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen, tenzij de goedkeuring betrekking heeft op andere aspecten dan het in lid 1 bedoelde ernstige risico.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder "originele voertuigdelen of uitrustingsstukken" verstaan voertuigdelen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd volgens specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant voor de montage van het desbetreffende voertuig heeft verstrekt.

5.Lid 1 is niet van toepassing op voertuigdelen of uitrustingsstukken die uitsluitend voor racevoertuigen worden geproduceerd. In bijlage XIII vermelde voertuigdelen of uitrustingsstukken die zowel in races als op de weg worden gebruikt, worden niet beschikbaar gesteld voor voertuigen bestemd voor gebruik op de openbare weg, tenzij zij voldoen aan de voorschriften die zijn vastgesteld in de in lid 2 bedoelde regelgevingshandelingen en daar via uitvoeringshandelingen door de Commissie toestemming voor is verleend. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

Artikel 56
Bijkomende voorschriften voor voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van essentiële systemen

1.Een fabrikant van voertuigdelen of uitrustingsstukken kan een in artikel 55, lid 1, bedoelde vergunning aanvragen door bij de goedkeuringsinstantie een aanvraag in te dienen die vergezeld gaat van een door een aangewezen technische dienst opgesteld testrapport en waarin wordt gecertificeerd dat de voertuigdelen of uitrustingsstukken waarvoor vergunning wordt gevraagd, voldoen aan de in artikel 55, lid 2, bedoelde voorschriften. De fabrikant kan slechts één aanvraag per type voertuigdeel of uitrustingsstuk bij slechts één goedkeuringsinstantie indienen.

2.In de vergunningsaanvraag worden gegevens vermeld over de fabrikant van de voertuigdelen of uitrustingsstukken, de type-, identificatie- en onderdeelnummers van de voertuigdelen of uitrustingsstukken, alsmede de naam van de fabrikant van het voertuig, het voertuigtype en, in voorkomend geval, het bouwjaar of enige andere informatie aan de hand waarvan het voertuig waarop deze voertuigdelen of uitrustingsstukken moeten worden aangebracht, kan worden geïdentificeerd.

Indien de goedkeuringsinstantie, met achtneming van het in lid 1 vermelde testrapport en andere informatie, constateert dat de voertuigdelen of uitrustingsstukken voldoen aan de in artikel 55, lid 2, vermelde voorschriften, verleent zij een vergunning voor het in de handel en in het verkeer brengen van de desbetreffende voertuigdelen of uitrustingsstukken.

De goedkeuringsinstantie verstrekt de fabrikant onverwijld een volgens het in bijlage XI, aanhangsel 1, vastgestelde model opgesteld vergunningscertificaat dat is genummerd volgens punt 2 van bijlage XI.

De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage XI vast te stellen teneinde met technische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door het model en het nummeringsysteem voor het vergunningscertificaat te actualiseren.

3.De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de vergunning heeft afgegeven, onverwijld in kennis van alle wijzigingen die van invloed zijn op de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend. Deze goedkeuringsinstantie besluit of de vergunning opnieuw moet worden bezien of opnieuw moet worden afgegeven, en of aanvullende tests noodzakelijk zijn.

De fabrikant zorgt ervoor dat de voertuigdelen of uitrustingsstukken vervaardigd worden en blijven worden volgens de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend.

4.Alvorens een vergunning te verlenen, gaat de goedkeuringsinstantie na of er regelingen en procedures voorhanden zijn om een effectieve controle van de conformiteit van de productie te waarborgen.

Wanneer de goedkeuringsinstantie oordeelt dat niet langer aan de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning wordt voldaan, verzoekt zij de fabrikant de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de onderdelen of uitrustingsstukken conform worden gemaakt. Indien nodig trekt zij de vergunning in.

5.Op verzoek van een nationale autoriteit van een andere lidstaat zendt de goedkeuringsinstantie die de vergunning heeft verleend, de eerstgenoemde autoriteit binnen een maand na ontvangst van dat verzoek via een gemeenschappelijk beveiligd systeem voor elektronische gegevensuitwisseling een kopie toe van het afgegeven vergunningscertificaat, inclusief de bijlagen. Deze kopie mag ook de vorm van een beveiligd elektronisch bestand hebben.

6.Indien een goedkeuringsinstantie het niet eens is met de verlening van de vergunning door een andere lidstaat, stelt zij de Commissie in kennis van de redenen daarvoor. Na overleg met de betrokken goedkeuringsinstanties neemt de Commissie passende maatregelen om een einde te maken aan de onenigheid, waarbij zij zelfs, waar nodig, de intrekking van de vergunning kan eisen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

7.Totdat de in artikel 55, lid 3, bedoelde lijst is opgesteld, kunnen de lidstaten nationale bepalingen handhaven ten aanzien van voertuigdelen of uitrustingsstukken die een nadelige invloed kunnen hebben op de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid of de milieuprestaties van het voertuig.

Artikel 57
Algemene bepalingen inzake het terugroepen van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

1.Een fabrikant aan wie een typegoedkeuring voor een geheel voertuig is verleend en die overeenkomstig artikel 12, lid 1, artikel 15, lid 1, artikel 17, lid 2, artikel 49, lid 1, artikel 49, lid 6, artikel 51, lid 4, artikel 52, lid 1, en artikel 53, lid 1, van deze verordening of artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 verplicht is om voertuigen terug te roepen, stelt de goedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring voor het gehele voertuig heeft verleend daarvan onmiddellijk in kennis.

2.Een fabrikant van systemen, onderdelen of technische eenheden aan wie een EU-typegoedkeuring is verleend en die overeenkomstig artikel 12, lid 1, artikel 15, lid 1, artikel 17, lid 2, artikel 49, lid 1, artikel 49, lid 6, artikel 51, lid 4, artikel 52, lid 1, en artikel 53, lid 1, van deze verordening of artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 verplicht is om systemen, onderdelen of technische eenheden terug te roepen, stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend daarvan onmiddellijk in kennis.

3.De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend, een reeks passende maatregelen voor om de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden conform te maken en, indien van toepassing, het in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 bedoelde ernstige risico weg te nemen.

De goedkeuringsinstantie voert een evaluatie uit om te controleren of de voorgestelde maatregelen toereikend en voldoende tijdig zijn en stelt de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis van de maatregelen die zij heeft goedgekeurd.

Artikel 58
Specifieke bepalingen voor het terugroepen van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden

1.Indien een goedkeuringsinstantie of de Commissie van mening is dat de in artikel 57, lid 3, bedoelde maatregelen ontoereikend zijn of niet snel genoeg worden uitgevoerd, stellen zij de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend en de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, verzoekt de fabrikant om corrigerende maatregelen te treffen ten aanzien van de gemelde problemen. Wanneer de fabrikant geen effectieve corrigerende maatregelen voorstelt en uitvoert, neemt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, alle vereiste beperkende maatregelen, die kunnen gaan tot de intrekking van de EU-typegoedkeuring en verplichte terugroeping, en stelt zij de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie van die maatregelen in kennis. Bij intrekking van de EU-typegoedkeuring stelt de goedkeuringsinstantie de fabrikant daar per aangetekend schrijven of equivalente elektronische middelen onverwijld van in kennis.

2.Wanneer een goedkeuringsinstantie van mening is dat de beperkende maatregelen die overeenkomstig artikel 58, lid 1, zijn genomen door de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, niet toereikend of voldoende tijdig zijn, stelt zij de Commissie daarvan in kennis en kan zij passende beperkende maatregelen nemen om het op de markt aanbieden, de registratie of het in het verkeer brengen van niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden op haar nationale markt te verbieden of te beperken, dan wel deze in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

3.De Commissie pleegt het nodige overleg met de betrokken partijen en besluit of de door de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring had verleend, genomen beperkende maatregelen toereikend en voldoende tijdig zijn, en stelt waar nodig passende maatregelen voor om ervoor te zorgen dat de conformiteit wordt hersteld en/of het in artikel 57, lid 3, bedoelde ernstige risico doeltreffend wordt weggenomen. Dat besluit heeft tevens betrekking op de geschiktheid van de beperkende maatregelen die werden genomen door de goedkeuringsinstanties die van mening waren dat de maatregelen die waren genomen door de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring had verleend, niet toereikend of voldoende tijdig waren. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

De Commissie richt haar besluit tot de betrokken lidstaten en brengt de betrokken marktdeelnemers daar onmiddellijk van op de hoogte.

4.    De lidstaten voeren het besluit van de Commissie onverwijld uit en stellen de Commissie daarvan in kennis.

5.Indien binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving inzake de in artikel 57, lid 3, bedoelde goedgekeurde maatregelen geen bezwaar tegen die maatregelen is ingebracht door een andere lidstaat of door de Commissie, worden die maatregelen geacht gerechtvaardigd te zijn. De andere lidstaten zorgen ervoor dat die maatregelen worden toegepast ten aanzien van de desbetreffende voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die op hun grondgebied op de markt zijn aangeboden, zijn geregistreerd of in het verkeer zijn gebracht.

Artikel 59
Recht van marktdeelnemers om te worden gehoord, kennisgeving van beslissingen en ter beschikking staande rechtsmiddelen

1.Behalve in gevallen waarin onmiddellijke actie nodig is wegens een ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van de mens en voor het milieu, wordt aan de betrokken marktdeelnemer de mogelijkheid geboden om binnen een adequate termijn bij de nationale autoriteit opmerkingen in te dienen voordat de nationale autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig de artikelen 49 tot en met 58 maatregelen vaststellen.

Als actie is ondernomen zonder de marktdeelnemer te horen, wordt hem de mogelijkheid geboden zo snel mogelijk opmerkingen in te dienen en bekijkt de nationale autoriteit de maatregelen kort daarna opnieuw.

2.In alle door de nationale autoriteiten vastgestelde maatregelen moeten de exacte gronden worden vermeld waarop deze maatregelen zijn gebaseerd.

Wanneer een dergelijke maatregel tot een specifieke marktdeelnemer is gericht, moet hij onverwijld ter kennis worden gebracht van de betrokken marktdeelnemer, die tegelijkertijd wordt geïnformeerd over de uit hoofde van de wetgeving in de betrokken lidstaat ter beschikking staande rechtsmiddelen en over de daarvoor geldende termijnen.

Wanneer het een maatregel van algemene strekking is, wordt hij op passende wijze in het staatsblad of in een gelijkwaardig officieel stuk gepubliceerd.

3.Elke door de nationale autoriteiten vastgestelde maatregel wordt onmiddellijk ingetrokken of gewijzigd als de marktdeelnemer aantoont dat hij doeltreffende corrigerende actie heeft ondernomen.

HOOFDSTUK XII
INTERNATIONALE REGELGEVING

Artikel 60
VN/ECE-reglementen die deel uitmaken van de EU-typegoedkeuring

1.De VN/ECE-reglementen en wijzigingen daarvan waar de Europese Unie voor heeft gestemd of die de Europese Unie toepast en die zijn vermeld in bijlage IV, maken deel uit van de voorschriften voor de EU-typegoedkeuring van een voertuig.

2.De goedkeuringsinstanties van de lidstaten aanvaarden de krachtens de in lid 1 bedoelde VN/ECE-reglementen verleende goedkeuringen en, in voorkomend geval, de desbetreffende goedkeuringsmerken in plaats van de overeenkomstige goedkeuringen en goedkeuringsmerken die op grond van deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde regelgevingshandelingen zijn verleend.

3.Wanneer de Europese Unie voor een VN/ECE-reglement of wijzigingen daarvan heeft gestemd met het oog op de typegoedkeuring van gehele voertuigen, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 88 een gedelegeerde handeling vast om het VN/ECE-reglement of de wijzigingen daarvan verplicht te stellen of om deze verordening te wijzigen, al naargelang het geval.

In die gedelegeerde handeling wordt vermeld vanaf welke data de toepassing van het VN/ECE-reglement of van de wijzigingen daarvan verplicht is, en worden in voorkomend geval overgangsbepalingen opgenomen.

Artikel 61
Gelijkwaardigheid van VN/ECE-reglementen voor EU-typegoedkeuring

1.Voor zover zij hetzelfde toepassingsgebied en hetzelfde onderwerp hebben, worden de in bijlage IV, deel II, genoemde VN/ECE-reglementen en de overeenkomstige regelgevingshandelingen als gelijkwaardig erkend.

2.De goedkeuringsinstanties van de lidstaten aanvaarden de krachtens de in lid 1 bedoelde VN/ECE-reglementen verleende typegoedkeuringen en, in voorkomend geval, de desbetreffende goedkeuringsmerken in plaats van de overeenkomstige typegoedkeuringen en goedkeuringsmerken die op grond van deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen zijn verleend.

Artikel 62
Gelijkwaardigheid met andere regelgeving

In het kader van multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de gelijkwaardigheid van de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden of bepalingen inzake de EU-typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden en de bij internationale regelgeving of regelgeving van derde landen vastgestelde voorwaarden of bepalingen erkennen.

HOOFDSTUK XIII
HET VERSTREKKEN VAN TECHNISCHE INFORMATIE

Artikel 63
Informatie voor gebruikers

1.De fabrikant mag geen technische informatie over de bij deze verordening of de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen voorgeschreven gegevens met betrekking tot het type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid verstrekken, die afwijkt van de gegevens van het door de goedkeuringsinstantie goedgekeurde type.

2.De fabrikant stelt de gebruikers alle relevante informatie en vereiste instructies ter beschikking waarin de bijzondere voorwaarden voor of de beperkingen op het gebruik van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid worden beschreven.

3.De in lid 2 bedoelde informatie wordt verstrekt in de officiële taal of talen van de lidstaten waar het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid in de handel gebracht, geregistreerd of in het verkeer gebracht zullen worden. Die informatie wordt met toestemming van de goedkeuringsinstantie in de gebruikershandleiding opgenomen.

Artikel 64
Informatie voor fabrikanten

1.De voertuigfabrikant verstrekt de fabrikanten van systemen, onderdelen of technische eenheden alle gegevens die voor de EU-typegoedkeuring van systemen, onderdelen of technische eenheden zijn vereist of die nodig zijn om de in artikel 55, lid 1, bedoelde vergunning te verkrijgen.

De voertuigfabrikant kan de fabrikanten van systemen, onderdelen of technische eenheden een verbindende overeenkomst opleggen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van alle informatie die niet openbaar is, met inbegrip van informatie die verband houdt met intellectuele-eigendomsrechten.

2.De fabrikant van systemen, onderdelen of technische eenheden voorziet de voertuigfabrikant van alle gedetailleerde informatie over de beperkingen die aan zijn typegoedkeuringen zijn opgelegd en die in artikel 27, lid 3, zijn vermeld dan wel door een in bijlage IV vermelde regelgeving zijn opgelegd.

HOOFDSTUK XIV
TOEGANG TOT REPARATIE- EN ONDERHOUDSINFORMATIE

Artikel 65
Verplichtingen van de fabrikant om reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig te verstrekken

1.De fabrikanten bieden onafhankelijke marktdeelnemers onbeperkte en gestandaardiseerde toegang tot de OBD-informatie, diagnose- en andere apparatuur, gereedschappen, met inbegrip van de desbetreffende software, en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen.

De fabrikanten stellen een gestandaardiseerde, veilige en niet-plaatsgebonden structuur ter beschikking om onafhankelijke reparatiebedrijven in de gelegenheid te stellen werkzaamheden te verrichten die ingrepen in het veiligheidssysteem van het voertuig vereisen.

2.Totdat de Commissie via het werk van het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) of een vergelijkbare normalisatie-instelling de desbetreffende norm heeft vastgesteld, wordt de OBD- en reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig gepresenteerd in een gemakkelijk toegankelijk formaat dat met redelijke moeite door onafhankelijke marktdeelnemers kan worden verwerkt.

De informatie wordt beschikbaar gemaakt op de websites van de fabrikanten of, indien dit vanwege de aard van de informatie niet mogelijk is, in een ander passend formaat. Deze toegang wordt met name op niet-discriminerende wijze geboden ten opzichte van de voorzieningen of de toegang die aan erkende dealers en reparateurs worden geboden.

3.De Commissie bepaalt en actualiseert de passende technische specificaties betreffende de manier waarop de OBD- en de reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen zullen worden verstrekt. De Commissie houdt rekening met de actuele informatietechnologie, verwachte ontwikkelingen op het gebied van voertuigtechnologie, bestaande ISO-normen en de mogelijkheid van een wereldwijde ISO-norm.

4.De details van de vereisten met betrekking tot de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen, met name technische specificaties over hoe de reparatie- en onderhoudsinformatie moet worden verstrekt, zijn vastgesteld in bijlage XVIII.

5.De fabrikant stelt onafhankelijke marktdeelnemers en erkende dealers en reparateurs eveneens opleidingsmateriaal ter beschikking.

6.De fabrikant zorgt ervoor dat de reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig altijd toegankelijk is, uitgezonderd tijdens noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan het informatiesysteem.

De fabrikant stelt latere wijzigingen van en aanvullingen op de reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig op zijn websites ter beschikking zodra deze ter beschikking worden gesteld van erkende reparateurs.

7.Ten behoeve van de fabricage en het onderhoud van OBD-compatibele vervangings- of serviceonderdelen en diagnose- en testapparatuur verstrekken de fabrikanten de desbetreffende OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig op niet-discriminerende wijze aan belangstellende fabrikanten of reparateurs van onderdelen en diagnose- of testapparatuur.

8.Ten behoeve van het ontwerp, de fabricage en de reparatie van voertuiguitrusting voor voertuigen die op alternatieve brandstof rijden, verstrekken de fabrikanten de desbetreffende OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig op niet-discriminerende wijze aan belangstellende fabrikanten, installateurs of reparateurs van uitrusting voor op alternatieve brandstof rijdende voertuigen.

9.Onafhankelijke reparateurs wordt gratis toegang verleend tot reparatie- en onderhoudsgegevens van een voertuig, die in een centrale gegevensbank van de voertuigfabrikant of in een namens hem beheerde gegevensbank zijn opgeslagen.

Die onafhankelijke reparateurs hebben de mogelijkheid om in de desbetreffende gegevensbank informatie over door hun verrichte reparatie- of onderhoudswerkzaamheden in te voeren.

10.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van en aanvulling op bijlage XVIII vast te stellen teneinde met technische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden of misbruik te voorkomen door de vereisten voor toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen te actualiseren en de in de leden 2 en 3 bedoelde normen vast te stellen en te integreren.

Artikel 66
Verplichtingen met betrekking tot verschillende houders van een typegoedkeuring

1.De voor de respectieve typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid of een bepaalde fase van een voertuig verantwoordelijke fabrikant is, in het geval van een gemengde typegoedkeuring, een stapsgewijze typegoedkeuring of een meerfasentypegoedkeuring, verantwoordelijk voor kennisgeving aan zowel de eindfabrikant als de onafhankelijke marktdeelnemers van de reparatie- en onderhoudsinformatie met betrekking tot het desbetreffende systeem of onderdeel, de desbetreffende technische eenheid of de desbetreffende fase.

2.De eindfabrikant is verantwoordelijk voor het leveren van informatie over het gehele voertuig aan onafhankelijke marktdeelnemers.

Artikel 67
Vergoedingen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen

1.De fabrikant mag een redelijke en evenredige vergoeding vragen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, met uitzondering van de in artikel 65, lid 8, bedoelde gegevens. Die vergoeding mag de toegang tot die informatie niet ontmoedigen door geen rekening te houden met de mate waarin de onafhankelijke marktdeelnemer deze gebruikt.

2.De fabrikant stelt de reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, met inbegrip van transactiediensten zoals herprogrammering of technische bijstand, op uur-, dag-, maand- of jaarbasis ter beschikking, waarbij de vergoeding voor toegang tot die informatie varieert naargelang de tijd dat er toegang wordt verleend.

Behalve tijdgerelateerde toegang kunnen de fabrikanten ook toegang op transactiebasis aanbieden, waarvoor vergoedingen worden gevraagd per transactie en niet op basis van de tijd dat er toegang wordt verleend.

Als de fabrikant beide systemen voor het verkrijgen van toegang aanbiedt, kiezen onafhankelijke reparateurs het systeem, tijdgerelateerd dan wel op transactiebasis.

Artikel 68
Bewijs van naleving van de verplichtingen met betrekking tot reparatie- en onderhoudsinformatie

1.De fabrikant die een aanvraag om EU-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring heeft ingediend, voorziet de goedkeuringsinstantie binnen zes maanden na de datum van de respectieve typegoedkeuring van een bewijs van naleving van de artikelen 65 tot en met 70.

2.Indien dat bewijs van naleving niet binnen de in lid 1 genoemde termijn wordt geleverd, neemt de goedkeuringsinstantie overeenkomstig artikel 69 de nodige maatregelen.

Artikel 69
Naleving van de verplichtingen in verband met de toegang tot OBD- en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen

1.Een goedkeuringsinstantie kan op elk moment, hetzij op eigen initiatief na een klacht, hetzij op basis van een beoordeling door een technische dienst, controleren of de artikelen 65 tot en met 70 en de in bijlage XVIII, aanhangsel 1, vastgestelde voorwaarden van het Certificaat betreffende de toegang tot OBD- en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen door de fabrikant worden nageleefd.

2.Wanneer een goedkeuringsinstantie vaststelt dat de fabrikant zijn verplichtingen in verband met de toegang tot OBD- en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen niet is nagekomen, neemt de goedkeuringsinstantie die de desbetreffende typegoedkeuring heeft verleend, de nodige maatregelen om de situatie te verhelpen.

Die maatregelen kunnen gaan tot de intrekking of schorsing van de typegoedkeuring, boetes of andere krachtens lid 89 opgelegde sancties.

3.Indien een onafhankelijke marktdeelnemer of een beroepsvereniging die onafhankelijke marktdeelnemers vertegenwoordigt, bij de goedkeuringsinstantie een klacht indient omdat de fabrikant de artikelen 65 tot en met 70 niet naleeft, voert de goedkeuringsinstantie een controle uit van de naleving door de fabrikant.

4.Bij de uitvoering van deze controle kan de goedkeuringsinstantie een technische dienst of een andere onafhankelijke deskundige vragen een beoordeling uit te voeren om te bepalen of aan de verplichtingen met betrekking tot de toegang tot OBD- en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen is voldaan.

Artikel 70
Forum Toegang tot voertuiginformatie

1.Het overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 692/2008 opgerichte forum Toegang tot voertuiginformatie verricht zijn activiteiten overeenkomstig de in bijlage XVIII opgenomen bepalingen.

2.Het in lid 1 vermelde forum adviseert de Commissie over maatregelen om misbruik van OBD- en reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen te voorkomen.

HOOFDSTUK XV
BEOORDELING, AANWIJZING, AANMELDING EN MONITORING VAN TECHNISCHE DIENSTEN

Artikel 71
Voor technische diensten verantwoordelijke typegoedkeuringsinstanties

1.De overeenkomstig artikel 7, lid 3, door de lidstaat aangewezen typegoedkeuringsinstantie, hierna "de typegoedkeuringsinstantie" genoemd, is verantwoordelijk voor de beoordeling, aanwijzing, aanmelding en monitoring van technische diensten, met inbegrip van eventuele onderaannemers of dochterondernemingen van die technische diensten.

2.De typegoedkeuringsinstantie wordt zodanig opgericht en georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en de onpartijdigheid van haar activiteiten worden gewaarborgd en belangenconflicten met technische diensten worden vermeden.

3.De typegoedkeuringsinstantie wordt zodanig georganiseerd dat de aanmelding van een technische dienst wordt verricht door personeelsleden die niet betrokken waren bij de beoordeling van die technische dienst.

4.De typegoedkeuringsinstantie verricht geen activiteiten die ook door technische diensten worden verricht en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie.

5.De typegoedkeuringsinstantie waarborgt dat verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

6.De typegoedkeuringsinstantie beschikt over een toereikend aantal bekwame personeelsleden om de in deze verordening voorziene taken naar behoren uit te voeren.

7.De lidstaten verstrekken de Commissie en de andere lidstaten informatie over hun procedures voor de beoordeling, aanwijzing, aanmelding en monitoring van technische diensten, en over alle wijzigingen daarin.

8.De typegoedkeuringsinstantie wordt elke twee jaar aan intercollegiale toetsing door twee typegoedkeuringsinstanties van andere lidstaten onderworpen.

De lidstaten stellen het jaarlijkse plan voor de intercollegiale toetsing op, waarbij wordt gezorgd voor een passende roulatie wat de evaluerende en geëvalueerde typegoedkeuringsinstanties betreft, en dienen het bij de Commissie in.

De intercollegiale toetsing omvat een bezoek ter plekke bij een technische dienst die onder de verantwoordelijkheid van de geëvalueerde instantie valt. De Commissie kan deelnemen aan de intercollegiale toetsing en daarover op basis van een risicobeoordelingsanalyse beslissen.

9.De uitkomst van de intercollegiale toetsing wordt meegedeeld aan alle lidstaten en aan de Commissie en een samenvatting van de uitkomst wordt openbaar gemaakt. Het bij artikel 10 opgerichte forum bespreekt die uitkomst op basis van een door de Commissie verrichte beoordeling van de uitkomst, en doet aanbevelingen.

10.De lidstaten voorzien de Commissie en de andere lidstaten van informatie over de manier waarop zij de in het verslag van de intercollegiale toetsing gedane aanbevelingen hebben opgevolgd.

Artikel 72
Aanwijzing van technische diensten

1.De typegoedkeuringsinstanties wijzen technische diensten aan voor een of meer van de volgende activiteitencategorieën, afhankelijk van hun competentiegebied:

a)categorie A: in deze verordening en in de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen genoemde tests die die technische diensten in hun eigen bedrijfsruimten uitvoeren;

b)categorie B: toezicht op de in deze verordening en in de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen genoemde tests, indien die tests worden uitgevoerd in de bedrijfsruimte van de fabrikant of in die van een derde;

c)categorie C: evaluatie en verificatie op regelmatige basis van de door de fabrikant toegepaste procedures om de conformiteit van de productie te controleren;

d)categorie D: toezicht op de prestaties van tests of keuringen voor de controle van de conformiteit van de productie.

2.Een lidstaat kan een goedkeuringsinstantie als technische dienst voor een of meer van de in lid 1 bedoelde activiteitencategorieën aanwijzen. Indien een goedkeuringsinstantie als technische dienst wordt aangewezen en door een lidstaat wordt gefinancierd of aan beheers- en financiële controle door die lidstaat is onderworpen, zijn de artikelen 72 tot en met 85 en de aanhangsels 1 en 2 van bijlage V van toepassing.

3.Een technische dienst wordt naar het recht van een lidstaat opgericht en bezit rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van een geaccrediteerde interne technische dienst van een fabrikant zoals bedoeld in artikel 76.

4.Een technische dienst sluit een aansprakelijkheidsverzekering af voor zijn activiteiten, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van zijn nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

5.    Technische diensten van een derde land die niet overeenkomstig artikel 76 zijn aangewezen, kunnen voor de toepassing van artikel 78 alleen worden aangemeld indien een bilaterale overeenkomst tussen de Europese Unie en het betrokken derde land voorziet in de mogelijkheid om die technische diensten aan te wijzen. Dit belet een technische dienst die overeenkomstig lid 3 naar het nationale recht van een lidstaat is opgericht, niet in derde landen dochterondernemingen op te richten mits de dochterondernemingen rechtstreeks door de aangewezen technische dienst worden beheerd en gecontroleerd.

Artikel 73
Onafhankelijkheid van de technische diensten

1.Een technische dienst, met inbegrip van zijn personeel, is onafhankelijk en voert de activiteiten waarvoor de dienst werd aangewezen, uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied waarin hij actief is, en is vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die zijn oordeel of de resultaten van zijn beoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, in het bijzonder van druk en beïnvloeding van de kant van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

2.Een technische dienst is een onafhankelijke organisatie of instantie die niet betrokken is bij het ontwerp, de fabricage, de levering of het onderhoud van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid die hij beoordeelt, test of keurt.

Een organisatie of instantie die lid is van een organisatie van ondernemers of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de levering of het onderhoud van de door haar beoordeelde, geteste of gekeurde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden, kan geacht worden aan de voorschriften van de eerste alinea te voldoen op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aan de aanwijzende goedkeuringsinstantie van de betrokken lidstaat worden aangetoond.

3.Een technische dienst, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel ervan dat belast is met het uitvoeren van de activiteiten waarvoor zij overeenkomstig artikel 72, lid 1, zijn aangewezen, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier of voor het onderhoud verantwoordelijke persoon van de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die zij beoordelen, en vertegenwoordigen geen partijen die bij deze activiteiten betrokken zijn. Dit belet echter niet het gebruik van die voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die nodig zijn voor de activiteiten van de technische dienst of het gebruik van de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden voor persoonlijke doeleinden.

4.Een technische dienst zorgt ervoor dat de activiteiten van zijn dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van de activiteitencategorieën waarvoor die dienst werd aangewezen.

5.Het personeel van een technische dienst is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van deze verordening kennisneemt, behalve ten opzichte van de goedkeuringsinstantie of op grond van het recht van de Europese Unie of het nationale recht.

Artikel 74
Bekwaamheid van de technische diensten

1.Een technische dienst beschikt over de capaciteiten om alle activiteiten te verrichten waarvoor hij overeenkomstig artikel 72, lid 1, wenst te worden aangewezen. De dienst toont de typegoedkeuringsinstantie aan dat:

a)zijn personeel beschikt over de passende vaardigheden, de specifieke technische kennis, de beroepsopleiding en voldoende en passende ervaring om de activiteiten te verrichten waarvoor hij wenst te worden aangewezen;

b)hij beschikt over beschrijvingen van de procedures voor de uitoefening van de activiteiten waarvoor hij wenst te worden aangewezen, naar behoren rekening houdend met de relatieve complexiteit van de technologie van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces. De technische dienst toont de transparantie en reproduceerbaarheid van die procedures aan;

c)hij beschikt over de middelen die nodig zijn om op passende wijze de taken uit te voeren die verband houden met de activiteitencategorieën waarvoor hij wenst te worden aangewezen, en over toegang tot alle noodzakelijke apparatuur of bedrijfsruimte.

2.Een technische dienst toont eveneens aan dat hij beschikt over de passende vaardigheden, de specifieke technische kennis en aantoonbare ervaring om tests en keuringen uit te voeren voor het beoordelen van de conformiteit van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden met deze verordening, met de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen en met de in bijlage V, aanhangsel 1, vermelde normen.

Artikel 75
Dochterondernemingen van en uitbesteding door technische diensten

1.Technische diensten mogen uitsluitend met instemming van hun aanwijzende typegoedkeuringsinstantie sommige van de activiteitencategorieën waarvoor zij overeenkomstig artikel 72, lid 1, zijn aangewezen, uitbesteden of door een dochteronderneming laten uitvoeren.

2.Wanneer een technische dienst specifieke taken uit de activiteitencategorieën waarvoor hij is aangewezen, uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt hij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de artikelen 73 en 74 voldoet, en brengt hij de typegoedkeuringsinstantie hiervan op de hoogte.

3.Technische diensten nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze zijn gevestigd.

4.Technische diensten houden de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door hen uitgevoerde taken ter beschikking van de typegoedkeuringsinstantie.

Artikel 76
Interne technische diensten van de fabrikant

1.Een interne technische dienst van een fabrikant mag alleen voor activiteiten van categorie A zoals bedoeld in artikel 72, lid 1, onder a), met betrekking tot de in bijlage XV vermelde regelgevingshandelingen worden aangewezen. Een interne technische dienst vormt een afzonderlijk en te onderscheiden deel van de onderneming van de fabrikant en is niet betrokken bij het ontwerp, de fabricage, de levering of het onderhoud van de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die hij beoordeelt.

2.Een interne technische dienst voldoet aan de volgende voorschriften:

a)hij is door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008, en overeenkomstig bijlage V, aanhangsels 1 en 2, van deze verordening geaccrediteerd;

b)de interne technische dienst, met inbegrip van zijn personeel, is organisatorisch te onderscheiden en beschikt binnen de onderneming van de fabrikant waarvan hij deel uitmaakt, over rapportagemethoden die zijn onpartijdigheid waarborgen en aan de betrokken nationale accreditatie-instantie aantonen;

c)de interne technische dienst noch zijn personeel oefenen activiteiten uit die hun onafhankelijkheid of integriteit met betrekking tot de het uitvoeren van de activiteiten waarvoor zij zijn aangewezen, in het gedrang kunnen brengen;

d)hij verleent zijn diensten uitsluitend aan de onderneming van de fabrikant waarvan hij deel uitmaakt.

3.Een interne technische dienst hoeft voor de toepassing van artikel 78 niet bij de Commissie te worden aangemeld, maar op verzoek van de typegoedkeuringsinstantie wordt door de onderneming van de fabrikant waarvan hij deel uitmaakt, of door de nationale accreditatie-instantie informatie over zijn accreditatie aan die goedkeuringsinstantie verstrekt.

4.De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage XV vast te stellen teneinde met technische en regelgevingsontwikkelingen rekening te houden door de lijst van regelgevingshandelingen en beperkingen te actualiseren.

Artikel 77
Beoordeling en aanwijzing van technische diensten

1.Alvorens een technische dienst aan te wijzen, beoordeelt de typegoedkeuringsinstantie de technische dienst volgens een beoordelingschecklist waarop ten minste de voorschriften van bijlage V, aanhangsel 2, aan bod komen. De beoordeling omvat een beoordeling ter plekke in de bedrijfsruimte van de aanvragende technische dienst en, in voorkomend geval, van een dochteronderneming of onderaannemer, binnen of buiten de Unie.

Vertegenwoordigers van de typegoedkeuringsinstanties van ten minste twee andere lidstaten vormen, in overleg met de typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de aanvragende technische dienst en samen met een vertegenwoordiger van de Commissie, een team voor gezamenlijke beoordeling, en nemen deel aan de beoordeling van de aanvragende technische dienst, met inbegrip van de beoordeling ter plekke. De aanwijzende typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de aanvragende technische dienst verleent die vertegenwoordigers tijdig toegang tot de voor de beoordeling van de aanvragende technische dienst benodigde documenten.

2.Het team voor gezamenlijke beoordeling maakt melding van gevallen van niet-naleving door de aanvragende technische dienst van de voorschriften van de artikelen 72 tot en met 76, de artikelen 84 en 85 en bijlage V, aanhangsel 2, die het tijdens de beoordeling constateert. Die bevindingen bespreekt het team voor gezamenlijke beoordeling met de aanwijzende goedkeuringsinstantie om tot overeenstemming te komen over de beoordeling van de aanvraag.

3.Het team voor gezamenlijke beoordeling stelt binnen 45 dagen na de beoordeling ter plekke een rapport op over de mate waarin de aanvrager voldoet aan de voorschriften van de artikelen 72 tot en met 76, de artikelen 84 en 85 en bijlage V, aanhangsel 2, bij deze verordening.

4.Dat rapport bevat een samenvatting van de geconstateerde gevallen van niet-naleving. Meningsverschillen tussen de leden van het team voor gezamenlijke beoordeling worden in het rapport weergegeven, alsook een aanbeveling om de aanvrager al dan niet als technische dienst aan te wijzen.

5.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen van de vertegenwoordigers van de typegoedkeuringsinstantie op wie zij voor elke gezamenlijke beoordeling een beroep kan doen.

6.De bekwaamheid van een technische dienst wordt beoordeeld overeenkomstig de bepalingen van bijlage V, aanhangsel 2.

7.De typegoedkeuringsinstantie stelt de Commissie en de aanwijzende instanties van de andere lidstaten in kennis van het beoordelingsrapport, met bewijstukken inzake de bekwaamheid van de technische dienst en de bestaande regelingen voor het regelmatig monitoren van de technische dienst en het waarborgen dat de dienst aan de voorschriften van deze verordening blijft voldoen.

Voorts dient de aanmeldende typegoedkeuringsinstantie bewijsstukken in over de beschikbaarheid van bevoegd personeel voor de monitoring van de technische dienst overeenkomstig artikel 71, lid 6.

8.Binnen een maand na de kennisgeving van het beoordelingsrapport en de bewijsstukken kunnen de typegoedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie het beoordelingsrapport en de bewijsstukken opnieuw bekijken, vragen stellen of punten van zorg uiten en om verdere bewijsstukken verzoeken.

9.De typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de aanvragende technische dienst reageert binnen vier weken na ontvangst op de vragen, punten van zorg en verzoeken om verdere bewijsstukken.

10.De typegoedkeuringsinstanties van de andere lidstaten of de Commissie mogen binnen vier weken na ontvangst van het in lid 9 bedoelde antwoord individueel of gezamenlijk aanbevelingen doen aan de typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de aanvragende technische dienst. Die typegoedkeuringsinstantie neemt de aanbevelingen in aanmerking bij de beslissing over de aanwijzing van de technische dienst. Indien die typegoedkeuringsinstantie besluit de door de andere lidstaten of de Commissie gedane aanbevelingen niet op te volgen, geeft zij daarvoor binnen twee weken na de beslissing de redenen van op.

11.De aanwijzing van technische diensten is maximaal vijf jaar geldig.

12.De goedkeuringsinstantie die overeenkomstig artikel 72, lid 2, als technische dienst wenst te worden aangewezen, toont door middel van een beoordeling door onafhankelijke beoordelaars aan dat zij aan de voorschriften van deze verordening voldoet. Die beoordelaars mogen geen deel uitmaken van dezelfde goedkeuringsinstantie en moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage V, aanhangsel 2.

Artikel 78
Aanmelding van technische diensten bij de Commissie

1.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam, het adres, inclusief het elektronische adres, de verantwoordelijke personen en de activiteitencategorie van elke technische dienst die zij hebben aangewezen. In de aanmelding worden het toepassingsgebied van de aanwijzing, de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en procedures, de typen producten en de in bijlage IV vermelde onderwerpen waarvoor de technische diensten zijn aangewezen, duidelijk gespecifieerd, alsook de eventuele latere aanpassing van die gegevens.

De aanmelding wordt gedaan alvorens een van de in artikel 72, lid 1, genoemde activiteiten door de aangewezen technische diensten wordt verricht.

2.Binnen 28 dagen na een aanmelding kan een lidstaat of de Commissie onder opgave van redenen schriftelijk bezwaar aantekenen in verband met de technische dienst of de monitoring ervan door de typegoedkeuringsinstantie. Indien een lidstaat of de Commissie bezwaar maken, wordt de inwerkingtreding van de aanmelding opgeschort. In dat geval voert de Commissie overleg met de betrokken partijen en besluit zij door middel van een uitvoeringshandeling of de opschorting van de aanmelding kan worden opgeheven of niet. Deze uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Wanneer geen bezwaar wordt gemaakt of wanneer de Commissie van mening is dat de aanmelding volledig of gedeeltelijk kan worden aanvaard, maakt de Commissie de aanmelding overeenkomstig lid 5 bekend.

3.Dezelfde technische dienst kan door verschillende typegoedkeuringsinstanties worden aangewezen en door de lidstaten van deze typegoedkeuringsinstanties bij de Commissie worden aangemeld, ongeacht de activiteitencategorie of -categorieën die deze technische dienst overeenkomstig artikel 72, lid 1, uitoefent.

4.Wanneer een in bijlage IV vermelde regelgevingshandeling vereist dat een typegoedkeuringsinstantie een specifieke organisatie of bevoegde instantie aanwijst voor een activiteit die niet in de activiteitencategorieën van artikel 72, lid 1, is opgenomen, verricht de lidstaat de in lid 1 bedoelde aanmelding.

5.De Commissie publiceert een geactualiseerde lijst en de gegevens van de overeenkomstig dit artikel aangemelde technische diensten, specifieke organisaties en bevoegde instanties op haar website.

Artikel 79
Wijziging en hernieuwing van de aanwijzing van technische diensten

1.Wanneer de typegoedkeuringsinstantie heeft geconstateerd of vernomen dat een technische dienst de voorschriften van deze verordening niet meer naleeft, wordt de aanwijzing door die instantie beperkt, opgeschort of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van de niet-naleving van deze voorschriften.

De typegoedkeuringsinstantie stelt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van elke schorsing, beperking of intrekking van een aanmelding.

De Commissie actualiseert de in artikel 78, lid 4, bedoelde gepubliceerde informatie dienovereenkomstig.

2.Wanneer de aanwijzing wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken of de technische dienst zijn activiteiten heeft gestaakt, draagt de aanwijzende goedkeuringsinstantie de dossiers van die technische dienst over naar een andere technische dienst om verder te worden behandeld of houdt zij deze ter beschikking van de goedkeuringsinstanties of van de markttoezichtautoriteiten.

3.De typegoedkeuringsinstantie informeert de andere typegoedkeuringsinstanties en de Commissie wanneer niet-naleving door de technische dienst gevolgen heeft voor typegoedkeuringscertificaten die zijn afgegeven op basis van testrapporten en keuringsverslagen die door de bij de wijziging van de aanmelding betrokken technische dienst zijn opgesteld.

Binnen twee maanden na kennisgeving van de wijzigingen van de aanmelding brengt de typegoedkeuringsinstantie bij de Commissie en de andere typegoedkeuringsinstanties verslag uit over haar bevindingen in verband met de niet-naleving. Waar dat nodig is voor het waarborgen van de veiligheid van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die reeds in de handel zijn gebracht, geeft de aanwijzende typegoedkeuringsinstantie de betrokken goedkeuringsinstanties de opdracht alle certificaten die ten onrechte zijn afgegeven, binnen een redelijke termijn te schorsen of in te trekken.

4.De andere certificaten die waren afgegeven op basis van testrapporten en keuringsverslagen die waren opgesteld door de technische dienst waarvan de aanmelding is geschorst, beperkt of ingetrokken, blijven onder de volgende omstandigheden geldig:

a)in geval van opschorting van een aanmelding, op voorwaarde dat de typegoedkeuringsinstantie die het typegoedkeuringscertificaat heeft afgegeven binnen drie maanden na de opschorting schriftelijk bij de typegoedkeuringsinstanties van de andere lidstaten en de Commissie bevestigt dat zij de taken van de technische dienst overneemt tijdens de duur van de opschorting overneemt;

b)in geval van beperking of intrekking van een aanmelding, gedurende een periode van drie maanden na de beperking of intrekking. De typegoedkeuringsinstantie die de certificaten heeft afgegeven, kan de geldigheid van de certificaten voor perioden van drie maanden verlengen, met een maximumduur van twaalf maanden, mits zij in die periode de taken overneemt van de technische dienst waarvan de aanmelding is beperkt of ingetrokken.

De typegoedkeuringsinstantie die de taken van de technische dienst overneemt, stelt de andere typegoedkeuringsinstanties, de andere technische diensten en de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

5.Het toepassingsgebied van de aanwijzing van de technische dienst kan volgens de procedure van artikel 77 worden uitgebreid, waarbij de in artikel 78 bedoelde aanmelding van toepassing is.

6.Een aanwijzing als technische dienst kan uitsluitend worden vernieuwd nadat de typegoedkeuringsinstantie heeft gecontroleerd of de technische dienst de voorschriften van deze verordening nog steeds naleeft. Die beoordeling wordt verricht volgens de procedure van artikel 77.

Artikel 80
Monitoring van technische diensten

1.De typegoedkeuringsinstantie houdt voortdurend toezicht op de technische diensten teneinde naleving van de voorschriften van de artikelen 72 tot en met 76, de artikelen 84 en 85 en bijlage V, aanhangsel 2, te waarborgen.

Technische diensten verstrekken op verzoek alle relevante informatie en documenten om de typegoedkeuringsinstantie in staat te stellen na te gaan of die voorschriften worden nageleefd.

Technische diensten informeren de typegoedkeuringsinstanties onverwijld over alle wijzigingen, met name wat hun personeel, bedrijfsruimten, dochterondernemingen of onderaannemers betreft, die gevolgen kunnen hebben voor de naleving van de voorschriften van de artikelen 72 tot en met 76, de artikelen 84 en 85 en bijlage V, aanhangsel 2 of voor hun vermogen om de conformiteitsbeoordelingen te verrichten ten aanzien van de voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden waarvoor zij zijn aangewezen.

2.Technische diensten geven onverwijld gehoor aan verzoeken van een typegoedkeuringsinstantie of van de Commissie in verband met de conformiteitsbeoordelingen die zij hebben verricht.

3.De typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de technische dienst zorgt ervoor dat de technische dienst de in lid 2 vastgestelde verplichtingen nakomt, tenzij er een geldige reden is om dit niet te doen.

Wanneer de typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de technische dienst een geldige reden aanvoert, stelt zij de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie pleegt onverwijld overleg met de lidstaten. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling of de geldige reden al dan niet gerechtvaardigd wordt geacht. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

De technische dienst of de typegoedkeuringsinstantie kan verzoeken dat aan de autoriteiten van een andere lidstaat of aan de Commissie doorgegeven informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

3.De typegoedkeuringsinstantie beoordeelt ten minste elke 30 maanden of de technische diensten waar zij verantwoordelijk voor is, blijven voldoen aan de voorschriften van de artikelen 72 tot en met 76, de artikelen 84 en 85 en bijlage V, aanhangsel 2. Deze beoordeling omvat een bezoek ter plekke bij elke technische dienst waar zij verantwoordelijk voor is.

Binnen twee maanden na het afronden van deze beoordeling van de technische dienst brengt de lidstaat over deze monitoringactiviteiten verslag uit bij de Commissie en de andere lidstaten. Het verslag bevat een samenvatting van de beoordeling, die openbaar wordt gemaakt.

4.Vijf jaar na de aanmelding van een technische dienst, en daarna om de vijf jaar, wordt de beoordeling van de voortdurende naleving door de technische dienst van de voorschriften van de artikelen 72 tot en met 76, de artikelen 84 en 85 en bijlage V, aanhangsel 2, uitgevoerd door de typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de technische dienst en een overeenkomstig artikel 77, leden 1 tot en met 4, aangewezen team voor gezamenlijke beoordeling.

Artikel 81
Betwisting van de bekwaamheid van technische diensten

1.De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een technische dienst of over de vraag of een technische dienst nog aan de voorschriften voldoet en zijn verantwoordelijkheden in het kader van deze verordening nakomt. Zij kan dergelijke onderzoeken ook op eigen initiatief starten.

Wanneer wordt aangetoond dat of wanneer er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een typegoedkeuring is verleend op basis van onjuiste gegevens, dat de testresultaten zijn vervalst of dat er gegevens of technische specificaties zijn achtergehouden die tot de weigering van het verlenen van de typegoedkeuring zouden hebben geleid, onderzoekt de Commissie of de technische dienst daarvoor verantwoordelijk is.

2.Als onderdeel van het in lid 1 bedoelde onderzoek raadpleegt de Commissie de goedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de technische dienst. De typegoedkeuringsinstantie van die lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle relevante informatie in verband met de prestatie en met de naleving van de voorschriften inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid van de betrokken technische dienst.

3.De Commissie ziet erop toe dat alle gevoelige informatie die zij ontvangt, vertrouwelijk wordt behandeld.

4.Wanneer de Commissie constateert dat een technische dienst niet of niet langer aan de vereisten voor aanwijzing voldoet of verantwoordelijk is voor een of meerdere overtredingen zoals bedoeld in lid 1, stelt zij de lidstaat van de typegoedkeuringsinstantie daarvan in kennis.

De Commissie verzoekt die lidstaat beperkende maatregelen te treffen, die kunnen gaan tot het schorsen, beperken of intrekken van de aanwijzing, indien noodzakelijk.

Indien de lidstaat nalaat de nodige beperkende maatregelen te nemen, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen overgaan tot schorsing, beperking of intrekking van de aanwijzing van de betrokken technische dienst. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2. De Commissie stelt de betrokken lidstaat in kennis van haar besluit en actualiseert de in artikel 78, lid 4, bedoelde gepubliceerde informatie dienovereenkomstig.

Artikel 82
Uitwisseling van informatie over de beoordeling, aanwijzing en monitoring van technische diensten

1.Typegoedkeuringsinstanties overleggen onderling en met de Commissie over vraagstukken die van algemeen belang zijn voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde voorschriften met betrekking tot de beoordeling, aanwijzing en monitoring van technische diensten.

2.Typegoedkeuringsinstanties voorzien elkaar en de Commissie uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van het model voor de beoordelingschecklist die zij overeenkomstig artikel 77, lid 1, gebruiken, en daarna van de aanpassingen van die checklist, tot de Commissie een geharmoniseerde beoordelingschecklist heeft vastgesteld. De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om uitvoeringshandelingen vast te stellen om het model van de beoordelingschecklist te bepalen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

3.Indien uit de in artikel 77, lid 3 bedoelde beoordelingsverslagen blijkt dat er sprake is van discrepanties tussen de algemene praktijken van de typegoedkeuringsinstanties, kunnen de lidstaten of de Commissie om uitwisseling van informatie verzoeken.

4.De uitwisseling van informatie wordt gecoördineerd door het in artikel 10 vermelde forum.

Artikel 83
Samenwerking met nationale accreditatie-instanties

1.Wanneer de aanwijzing van een technische dienst gebaseerd is op een accreditatie in de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale accreditatie-instantie die een bepaalde technische dienst heeft geaccrediteerd, door de typegoedkeuringsinstantie op de hoogte wordt gesteld van berichten over incidenten en andere informatie over zaken waarmee de technische dienst is belast, wanneer dergelijke informatie van belang kan zijn voor de beoordeling van de prestaties van de technische dienst.

2.De lidstaten zien erop toe dat de nationale accreditatie-instantie die met de accreditatie van een bepaalde technische dienst is belast, door de typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de technische dienst op de hoogte wordt gebracht van bevindingen die van belang zijn voor de accreditatie. De nationale accreditatie-instantie brengt de typegoedkeuringsinstantie van de lidstaat van vestiging van de technische dienst op de hoogte van haar bevindingen.

Artikel 84
Operationele verplichtingen van technische diensten

1.Technische diensten voeren de activiteiten uit waarvoor zij overeenkomstig artikel 72, lid 1, zijn aangewezen.

2.Technische diensten voldoen te allen tijde aan het volgende:

a)zij staan hun goedkeuringsinstantie toe getuige te zijn van de prestatie van de technische dienst tijdens de conformiteitsbeoordeling;

b)zij voorzien hun goedkeuringsinstantie op verzoek van informatie over de activiteitencategorieën waarvoor zij zijn aangewezen.

3.Wanneer een technische dienst van oordeel is dat een fabrikant niet voldoet aan de voorschriften van deze verordening, meldt hij dit aan de goedkeuringsinstantie zodat de goedkeuringsinstantie van de fabrikant eist om passende corrigerende maatregelen te treffen. De goedkeuringsinstantie weigert een typegoedkeuringscertificaat af te geven wanneer die passende corrigerende maatregelen niet zijn genomen.

Artikel 85
Informatieverplichtingen van technische diensten

1.Technische diensten stellen hun goedkeuringsinstantie op de hoogte van:

a)elke geconstateerde non-conformiteit die een weigering, beperking, opschorting of intrekking van een typegoedkeuringscertificaat kan vereisen;

b)omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor hun aanwijzing;

c)informatieverzoeken die zij van markttoezichtautoriteiten over hun activiteiten ontvangen.

2.Op verzoek van hun goedkeuringsinstantie verstrekken technische diensten informatie over de activiteiten binnen de werkingssfeer van hun aanwijzing en over alle andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

Artikel 86
Nationale vergoedingen voor aan activiteiten van typegoedkeuringsinstanties verbonden kosten

1.De lidstaten heffen vergoedingen voor op hun grondgebied gevestigde aanvragende technische diensten om de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten die overeenkomstig deze verordening door de voor de technische diensten verantwoordelijke nationale autoriteiten worden uitgevoerd, geheel of gedeeltelijk te dekken.

2.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van de structuur en de hoogte van de in lid 1 bedoelde vergoedingen, rekening houdend met de doelstellingen op het gebied van veiligheid, de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu, de ondersteuning van innovatie en kosteneffectiviteit. Bij het vaststellen van een passende hoogte van de vergoedingen wordt bijzondere aandacht besteed aan technische diensten die een geldig certificaat hebben ingediend dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie zoals bedoeld in artikel 83, en aan technische diensten die kleine en middelgrote ondernemingen zijn zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 29 . Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure zoals bedoeld in artikel 87, lid 2.

HOOFDSTUK XVI
GEDELEGEERDE EN UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN

Artikel 87
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het technisch comité motorvoertuigen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 88
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 22, lid 3, artikel 24, lid 3, artikel 25, lid 5, artikel 26, lid 2, artikel 28, lid 5, artikel 29, lid 6, artikel 34, lid 2, artikel 55, leden 2 en 3, artikel 56, lid 2, artikel 60, lid 3, artikel 65, lid 10, artikel 76, lid 4, en artikel 90, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3.De in artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 22, lid 3, artikel 24, lid 3, artikel 25, lid 5, artikel 26, lid 2, artikel 28, lid 5, artikel 29, lid 6, artikel 34, lid 2, artikel 55, leden 2 en 3, artikel 56, lid 2, artikel 60, lid 3, artikel 65, lid 10, artikel 76, lid 4, en artikel 90, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar het Europees Parlement en de Raad tegelijkertijd van in kennis.

5.Een overeenkomstig artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 22, lid 3, artikel 24, lid 3, artikel 25, lid 5, artikel 26, lid 2, artikel 28, lid 5, artikel 29, lid 6, artikel 34, lid 2, artikel 55, leden 2 en 3, artikel 56, lid 2, artikel 60, lid 3, artikel 65, lid 10, artikel 76, lid 4, en artikel 90, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien noch het Europees Parlement, noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

HOOFDSTUK XVII
SLOTBEPALINGEN

Artikel 89
Sancties

1.De lidstaten stellen de regels vast inzake sancties voor marktdeelnemers en technische diensten die hun verplichtingen in het kader van deze verordening, en met name van de artikelen 11 tot en met 19, de artikelen 72 tot en met 76, en de artikelen 84 en 85, niet nakomen, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.Ten minste de volgende inbreuken door marktdeelnemers en technische diensten geven aanleiding tot sancties:

a)het afleggen van valse verklaringen tijdens goedkeuringsprocedures of procedures die tot terugroeping leiden;

b)het vervalsen van testresultaten voor typegoedkeuring;

c)het achterhouden van gegevens of technische specificaties die tot het terugroepen van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, of tot het weigeren of intrekken van een typegoedkeuringscertificaat zouden kunnen leiden.

3.Naast de in lid 2 bedoelde inbreuken geven ten minste de volgende inbreuken door marktdeelnemers eveneens aanleiding tot sancties:

a)het weigeren van toegang tot informatie;

b)het zonder goedkeuring op de markt aanbieden van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor goedkeuring is vereist, of het met die intentie vervalsen van documenten of markeringen.

4.De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [PO: please insert the date 12 months after entry into force of this Regulation.] van de maatregelen tot uitvoering van de leden 1 tot en met 3 op de hoogte en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen ervan.

5.De lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de sancties die zij hebben opgelegd.

Artikel 90
Administratieve geldboetes

1.Indien bij de in artikel 9, leden 1 en 4, of artikel 54, lid 1, bedoelde nalevingscontrole door de Commissie niet-naleving van de voorschriften van deze verordening door een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan het licht komt, kan de Commissie de betrokken marktdeelnemer wegens inbreuk op deze verordening administratieve geldboetes opleggen. De voorziene administratieve geldboetes moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De geldboetes moeten met name evenredig zijn aan het aantal niet-conforme voertuigen die op de markt van de Unie zijn geregistreerd en het aantal niet-conforme systemen, onderdelen of technische eenheden die in de Unie op de markt zijn aangeboden.

De door de Commissie opgelegde administratieve geldboetes mogen niet bovenop de sancties komen die door de lidstaten overeenkomstig artikel 89 voor dezelfde inbreuk zijn opgelegd, en mogen niet meer bedragen dan 30 000 EUR per niet-conform(e) voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid.

2.De Commissie kan overeenkomstig artikel 88 gedelegeerde handelingen vaststellen teneinde de methoden voor het berekenen en innen van de in lid 1 bedoelde administratieve geldboetes vast te stellen.

3.De bedragen aan administratieve geldboetes zullen worden beschouwd als ontvangsten voor de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 91
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 715/2007

1.Verordening (EG) nr. 715/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)    de titel van de verordening wordt vervangen door:

"Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)";

2)    artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:

"2.    Voorts stelt deze verordening voorschriften vast voor de conformiteit tijdens het gebruik, de duurzaamheid van emissiebeperkingssystemen, OBD-systemen en de meting van het brandstofverbruik.";

3)    in artikel 3 worden de punten 14 en 15 geschrapt;

4)    de artikelen 6 tot en met 9 worden geschrapt;

5)    in artikel 13, lid 2, wordt punt e) geschrapt.

6)    Het volgende artikel 11 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 11 bis

1.    Op basis van passende en representatieve monsters controleren de goedkeuringsinstanties dat:

a)    voertuigen die in het verkeer zijn gebracht, voldoen aan de in de typegoedkeuringscertificaten en conformiteitscertificaten vastgestelde grenswaarden voor CO2-emissies en brandstofverbruik;

b)    de volgens de toepasselijke testprocedure vastgestelde grenswaarden voor CO2-emissies en brandstofverbruik representatief zijn voor onder werkelijke rijomstandigheden gemeten emissies.

2.    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om de onder a) en b) bedoelde controleprocedures vast te stellen, alsook eventuele nodige maatregelen om de resultaten van die controles in aanmerking te nemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel [...] bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld."

2.Verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van Verordening (EG) nr. 715/2007 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in punt 1 van bijlage XVIII bij deze verordening.

Artikel 92
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 595/2009

1.Verordening (EG) nr. 595/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)    artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:

"2.    Voorts stelt deze verordening voorschriften vast voor de conformiteit van voertuigen en motoren tijdens het gebruik, de duurzaamheid van emissiebeperkingssystemen, OBD-systemen, de meting van het brandstofverbruik en CO2-emissies en de toegankelijkheid van de OBD van het voertuig.";

2)    in artikel 3 worden de punten 11 en 13 geschrapt;

3)    artikel 6 wordt geschrapt;

4)    in artikel 11, lid 2, wordt punt e) geschrapt.

2.Verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van Verordening (EG) nr. 595/2009 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in punt 2 van bijlage XVIII bij deze verordening.

Artikel 93
Wijziging van Verordening (EG) nr. 692/2008

1.Bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 692/2008 wordt geschrapt.

2.Verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van Verordening (EG) nr. 692/2008 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in punt 3 van bijlage XVIII bij deze verordening.

Artikel 94
Wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011

1. Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)    de artikelen 2 bis tot en met 2 nonies worden geschrapt;

2)    bijlage XVII wordt geschrapt.

2.Verwijzingen naar de geschrapte bepalingen van Verordening (EU) nr. 582/2011 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in punt 4 van bijlage XVIII bij deze verordening.

Artikel 95
Intrekking van Richtlijn 2007/46/EG

Richtlijn 2007/46/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 201X.

Verwijzingen naar Richtlijn 2007/46/EG worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in punt 5 van bijlage XVIII bij deze verordening.

Artikel 96
Overgangsbepalingen

1.Deze verordening leidt niet tot ongeldigverklaring van typegoedkeuringen voor gehele voertuigen of EU-typegoedkeuringen die vóór [PO: please insert the date of application as mentioned in Article 98] voor voertuigen of systemen, onderdelen of technische eenheden zijn verleend.

2.De goedkeuringsinstanties verlenen uitbreidingen en herzieningen van de in lid 1 bedoelde typegoedkeuringen van gehele voertuigen en EU-typegoedkeuringen voor voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden overeenkomstig de artikelen 31 en 32 van deze verordening.

3.De geldigheid van de in lid 1 bedoelde typegoedkeuringen voor gehele voertuigen verstrijkt uiterlijk [PO: please insert the date, which should be the date of application as mentioned in Article 98 + 5 years] en goedkeuringsinstanties mogen die typegoedkeuringen alleen vernieuwen overeenkomstig de bepalingen van artikel 33 van deze verordening.

4.Technische diensten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening reeds waren aangewezen, ondergaan de in artikel 77 bedoelde beoordeling.

De aanwijzing van technische diensten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening reeds waren aangewezen, wordt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening hernieuwd als die technische diensten aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening voldoen.

De geldigheid van de aanwijzing van technische diensten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening reeds waren aangewezen, verstrijkt ten laatste twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 97
Verslaglegging

1.De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 31 december 20xx [PO: please insert the year, which should be the year of application as mentioned in Article 98 + 5 years] van de toepassing van de in deze verordening vastgestelde typegoedkeurings- en markttoezichtprocedures in kennis.

2.Op basis van de krachtens lid 1 verstrekte informatie legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 31 december 20yy [PO: please insert the year, which should be the year 20xx as mentioned in paragraph 1 + 1 year] een evaluatieverslag over de toepassing van deze verordening voor, dat ook de werking van de nalevingscontrole overeenkomstig artikel 9 bevat.

Artikel 98
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 201X.

Vanaf [...] [PO: please insert the date 12 months after entry into force of this Regulation.] weigeren nationale autoriteiten evenwel geen EU-typegoedkeuringen of nationale typegoedkeuringen voor een nieuw type voertuig, of de registratie, het in de handel brengen of het in het verkeer brengen van een nieuw voertuig indien het betrokken voertuig voldoet aan deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, indien een fabrikant daarom vraagt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 30

Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf - Interne markt voor goederen en diensten

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 31

Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het voorstel moet bijdragen aan de algemene doelstelling om te zorgen voor een open interne markt voor goederen en diensten die groei en werkgelegenheid bevordert

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr. 1: De bestaande regelgeving op de interne markt in specifieke sectoren regelmatig herzien en wanneer dat wenselijk is nieuwe initiatieven voorstellen

Specifieke doelstelling nr. 2: Zorgen voor een juiste toepassing van de EU-wetgeving

Specifieke doelstelling nr. 3: Bedrijven in de EU profiteren van een gelijk speelveld wat regelgeving betreft en van consistente markttoegang op internationaal niveau

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Interne markt voor goederen

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

   Europese burgers (voertuiggebruikers en andere weggebruikers) moeten profiteren van de maatregelen ter voorkoming van slechte veiligheids- en milieuprestaties van motorvoertuigen wanneer het om onveilige en niet-conforme automobielproducten gaat, die bijdragen aan ongevallen op de weg en een slechte luchtkwaliteit, die beiden leiden tot schade aan de gezondheid van personen.

   Marktdeelnemers in de automobieltoeleveringsketen moeten profiteren van de maatregelen ter verhelping van een ongelijk speelveld en oneerlijke concurrentie van diegenen die zich niet aan de spelregels houden of ze negeren. Kmo's in de automobielsector lopen het meest risico schade te ondervinden door marktfalen en tekortkomingen in de regelgeving, en er wordt bijzondere aandacht besteed aan de mogelijke gevolgen die de voorziene maatregelen hebben voor kmo's.

   Nationale handhavingsinstanties moeten profiteren van de maatregelen ter bestrijding van de tekortkomingen in de regelgeving en om te vermijden dat zij extra lasten oplopen omdat zij die tekortkomingen moeten verhelpen door corrigerende maatregelen te treffen tegen niet-conforme en onveilige producten op hun markten.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

   veranderingen in de meningen/klachten van consumenten die handhavingsinstanties hebben ontvangen in verband met motorvoertuigen en voertuigonderdelen;

   veranderingen in het aantal/percentage van niet-conforme en onveilige automobielproducten op de EU-markt (bv. vergeleken met bestaande enquêtes);

   veranderingen in het aantal/percentage van vrijwaringsmaatregelen die EU-instanties hebben getroffen tegen niet-conforme en onveilige producten van zowel binnen als buiten de EU gevestigde fabrikanten/importeurs (d.w.z. rekening houdend met de verhoogde traceerbaarheidseisen voor automobielproducten);

   veranderingen van tendensen in de Rapex-meldingen voor voertuigen; en

   veranderingen van tendensen in vrijwillige terugroepingen van motorvoertuigen (als een indicator voor de doeltreffendheid van de geselecteerde beleidsopties om het aantal automobielproducten op de markt dat een veiligheids- of milieurisico vormt, te verminderen).

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het bestaande regelgevingskader ligt onder vuur omdat het niet voldoende heeft gezorgd voor betrouwbare conformiteitsbeoordelingen vooraf en doeltreffende marktcontroles achteraf. De kritiek komt voort uit het nieuws van september 2015 dat VW al jarenlang de controles van de uitlaatgasnabehandelingsystemen heeft gemanipuleerd.

Als antwoord op deze kritiek en op de zwakheden die in de beoordeling van het typegoedkeuringskader aan bod zijn gekomen, bevat dit voorstel een breed scala aan maatregelen op het gebied van:

-    traceerbaarheid van producten en taken en verantwoordelijkheden van marktdeelnemers in de toeleveringsketen;

-    verantwoordelijkheden van en samenwerking tussen de verschillende nationale autoriteiten die betrokken zijn bij de handhaving van de technische harmonisatiewetgeving voor motorvoertuigen;

-    kwaliteit van de typegoedkeurings- en conformiteitsbeoordelingen door technische diensten;

-    vrijwaringsprocedures na het in de handel brengen en de bepalingen inzake het terugroepen van voertuigen; en

-    procedures voor het waarborgen van de conformiteit van de productie.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Hoewel de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de wetgeving op hun eigen grondgebied, is het waarborgen van een geharmoniseerde en gecoördineerde, op gemeenschappelijk toepasbare criteria gebaseerde en uniform door de lidstaten gehanteerde benadering essentieel voor het handhaven van een gelijk speelveld in de hele EU door middel van een geharmoniseerde interpretatie, uitvoering en handhaving van de typegoedkeuringsvoorschriften, gesteund door geharmoniseerde bepalingen inzake markttoezicht om de lidstaten van voldoende middelen te voorzien voor de controle van producten op de markt en voor doeltreffende en gemeenschappelijke corrigerende maatregelen tegen de aanwezigheid van niet-conforme en onveilige producten op de markt.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De bestaande richtlijn inzake de typegoedkeuring van motorvoertuigen heeft in 2007 een herziening ondergaan. Uit ervaring met de uitvoering is echter gebleken dat de mechanismen voor het waarborgen van een geharmoniseerde uitvoering en handhaving niet voldoende solide zijn. Er zijn aanzienlijke afwijkingen in de interpretatie en toepassing van de regels aan het licht gekomen, waardoor de voornaamste doelstellingen van de richtlijn, te weten een toereikend(e) veiligheidsniveau en milieuprestaties van motorvoertuigen, worden ondermijnd.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Er wordt betere coherentie verwacht met andere wetgeving op het gebied van typegoedkeuring (bv. met betrekking tot landbouwtrekkers en motorfietsen), die in 2013 is herzien.

Er worden synergieën verwacht op het gebied van markttoezicht door voort te bouwen op de beginselen en standaardreferentiebepalingen van NWK-verordening 765/2008 en Besluit nr. 768/2008.

1.6.Duur en financiële gevolgen

◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

⌧Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2017 tot en met 2020,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 32

Direct beheer door de Commissie

⌧door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

Gedeeld beheer met lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

De Commissie is voornemens de betrokken maatregelen uit te voeren via direct gecentraliseerd beheer door haar eigen diensten, in het bijzonder via het GCO wat technische en wetenschappelijk ondersteuning betreft. Dit zal door middel van het instrument voor administratieve regeling worden gereguleerd.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het bij deze verordening ingestelde technisch comité motorvoertuigen en het bij artikel 10 opgerichte forum zullen een platform vormen voor regelmatige besprekingen over kwesties met betrekking tot de uitvoering van het versterkte regelgevingskader voor de typegoedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen.

De lidstaten zullen jaarlijks verslag uit moeten brengen bij de Commissie over de sancties die zij hebben opgelegd.

Vijf jaar na de inwerkingtreding informeren de lidstaten de Commissie over de toepassing van de in deze verordening vastgestelde procedure voor typegoedkeuring en markttoezicht. Op basis van die informatie brengt de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad verslag uit over de uitvoering van de nieuwe verordening.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

De voorgestelde maatregelen ter beperking van de geldigheidsduur van de aanwijzing van technische diensten zou kunnen leiden tot een tijdelijk tekort aan technische diensten en dus tot vertragingen voor de fabrikant bij het verkrijgen van typegoedkeuring voor zijn producten.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

De introductie van gecoördineerd toezicht op technische diensten zal samengaan met passende overgangsmaatregelen om de in het kader van Richtlijn 2007/46/EG aangewezen technische diensten in staat te stellen hun aanwijzing te laten vernieuwen overeenkomstig de bepalingen in de nieuwe verordening, binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening. De Commissie stelt richtsnoeren op ter waarborging van een evenredig en praktisch uitvoerbaar nieuw toezichtsmechanisme.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

De kosten voor het toezichtscontrolemechanisme zullen bestaan uit de deelname van deskundigen van de lidstaten en vertegenwoordigers van de Commissie aan gezamenlijke controles van technische diensten. De voordelen zijn het waarborgen van een hoge mate van betrouwbaarheid van de prestaties van conformiteitsbeoordeling door de technische diensten.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

De Commissiediensten zullen niet alleen alle controlemechanismen waarin de regelgeving voorziet toepassen, maar zullen ook een fraudebestrijdingsstrategie ontwikkelen overeenkomstig de op 24 juni 2011 goedgekeurde nieuwe fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (CAFS), om er onder meer voor te zorgen dat hun interne fraudebestrijdingscontroles volledig in overeenstemming worden gebracht met de CAFS en dat de aanpak van het frauderisicobeheer wordt gericht op de identificatie van frauderisicogebieden, in het bijzonder met betrekking tot de financiering van de uitvoeringsactiviteiten van deze verordening. In het bijzonder zal een reeks maatregelen worden genomen, zoals:

- in besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de financiering van de uitvoeringsactiviteiten van de verordening, zal expliciet worden vermeld dat de Commissie, inclusief OLAF, en de Rekenkamer bevoegd zijn om audits, controles ter plaatse en inspecties te verrichten;

- tijdens de evaluatiefase van een oproep tot het indienen van voorstellen/aanbesteding wordt aan de hand van verklaringen en het vroegtijdige waarschuwingssysteem (EWS) gecontroleerd of de bekendgemaakte uitsluitingscriteria niet op de indieners van de voorstellen en de inschrijvers van toepassing zijn.

Bovendien zal de Commissie controleren of de regels inzake belangenverstrengeling voor de uitvoeringsacties van deze verordening strikt worden gehandhaafd.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgaven

Bijdrage

Hoofdstuk 02.03
Interne markt voor goederen en diensten

GK/ NGK 33

van EVA-landen 34

van kandidaat-lidstaten 35

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1a

02.03.01 Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

Gespl.

JA

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.De in dit ontwerpvoorstel voor een verordening voorziene maatregelen zullen geen gevolgen hebben voor de EU-begroting buiten de kredieten die reeds in de officiële financiële programmering van de Commissie zijn voorzien, aangezien eventuele vereiste financiële middelen zullen moeten worden voorzien door middel van bestemmingsontvangsten en herschikking.

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader 

1a

Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

DG: GROW

Jaar

2017

Jaar

2018

Jaar

2019

Jaar

2020

TOTAAL van de jaren 2017-2020

Volgende jaren 36

Beleidskredieten

Nummer begrotingsonderdeel: 02.03.01

Vastleggingen

1)

9,450

9,285

9,020

6,557

34,312

6,594

Betalingen

2)

5 600

9,835

9,170

9,707

34,312

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 37

Nummer begrotingsonderdeel

3)

TOTAAL beleidskredieten
voor DG GROW

Vastleggingen

=1+1a +3

9,450

9,285

9,020

6,557

34,312

6,594

Betalingen

=2+2a

+3

5,600

9,835

9,170

9,707

34,312



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4)

9,450

9,285

9,020

6,557

34,312

6,594

Betalingen

5)

5,600

9,835

9,170

9,707

34,312

TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

6)

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1a van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

9,450

9,285

9,020

6,557

34,312

6,594

Betalingen

=5+ 6

5,600

9,835

9,170

9,707

34,312





Rubriek van het meerjarige financiële kader 

5.

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar

2017

Jaar

2018

Jaar

2019

Jaar

2020

TOTAAL van de jaren 2017-2020

Volgende jaren 38

DG: GROW

Personele middelen

1,206

1,206

1,206

1,206

4,824

1,206

Andere administratieve uitgaven

0,235

0,240

0,244

0,249

0,968

0,254

TOTAAL DG GCO

Kredieten

1,441

1,446

1,450

1,455

5,792

1,460

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,441

1,446

1,450

1,455

5,792

1,460

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar

2017

Jaar

2018

Jaar

2019

Jaar

2020

TOTAAL van de jaren 2017-2020

Volgende jaren

TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 5 van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

10,891

10,731

10,470

8,012

40,104

8,054

Betalingen

7,041

11,281

10,620

11,262

40,104

1,460

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar2017

Jaar2018

Jaar2019

Jaar2020

TOTAAL van de jaren 2017-2020

Volgende jaren

OUTPUTS

Soort 39

Gem. kosten

Neen

Kosten

Neen

Kosten

Neen

Kosten

Neen

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

Kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 40

Mechanismen vaststellen die zorgen voor de geharmoniseerde uitvoering en handhaving van de regelgeving inzake typegoedkeuring en markttoezicht door alle lidstaten met een duurzaam, doeltreffend en geloofwaardig beheer op EU-niveau, met toegang tot interne en externe techinsche en wetenschappelijke deskundigheid, waardoor verbeterde coördinatie, voor een verbeterde coördinatie, samenwerking en het delen van middelen tussen handhavingsinstanties in de lidstaten.

- Output

Bijeenkomsten van het technisch comité motorvoertuigen en het Forum inzake handhaving

20 vergaderdagen

0,500

20 vergaderdagen

0,510

20 vergaderdagen

0,520

20 vergaderdagen

0,530

2,06

20 vergaderdagen

0,541

- Output

Technische en wetenschappelijke ondersteuning (JRC)

7,700

7 500.

7,200

4,700

27,100

4,700

- Output

Controles/
gezamenlijke beoordelingen van technische diensten

1,250

1,275

1,300

1,327

5,152

1,353

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

9,450

9,285

9,020

6,557

34,312

6,594

TOTALE KOSTEN

9,450

9,285

9,020

6,557

34,312

6,594

3.2.4.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

TOTAAL van de jaren 2017-2020

Volgende jaren

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

Personele middelen (DG GROW)

1,206

1,206

1,206

1,206

4,824

1,206

Overige administratieve uitgaven (DG GROW)

0,235

0,240

0 244

0,249

0,968

0,254

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

1,441

1,446

1,450

1,455

5,792

1,460

Buiten RUBRIEK 5 41 van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

1,441

1,446

1,450

1,455

5,792

1,460

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van DG GROW die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.4.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar

2017

Jaar

2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Volgende jaren 42

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

02 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

9 (GROW)

9 (GROW)

9 (GROW)

9 (GROW)

9 (GROW)

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

 Extern personeel (in voltijdequivalenten vte) 43

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj 44

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

9

9

9

9

9

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de vereiste personele middelen zullen personeelsleden van DG GROW worden ingezet die al verantwoordelijk zijn voor het beheer van het huidige typegoedkeuringskader en/of binnen of buiten het DG zijn herverdeeld (geraamde behoeften: 6 AD/vte en 3 AST/vte).

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

controle van de passende uitvoering en handhaving van deze verordening; uitwerking van gedelegeerde handelingen/uitvoeringshandelingen en richtsnoeren; organisatie van en toezicht op "gezamenlijke beoordelingen" van technische diensten en controle van het aanwijzings- en monitoringproces door de lidstaten; coördinatie van markttoezichtactiviteiten op EU-niveau.

Extern personeel

3.2.5.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.6.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

⌧Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Totaal

Volgende jaren

Medefinancieringsbron: De lidstaten door middel van hun nationale vergoedingsstructuur voor het financieren van hun typegoedkeurings- en markttoezichtactiviteiten en het bijdragen aan de kosten voor de onafhankelijke nalevingscontrole door de Commissie.

TOTAAL medegefinancierde kredieten

7,700

7,500

7,200

4,700

27,100

xx

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten (bijdragen van de lidstaten zoals vermeld in punt 3.2.5)

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 45

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Artikel 6600

7,700

7,500

7,200

4,700

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

02.03.01 Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1) PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
(2) COM(2012) 636 final.
(3) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.
(4) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.
(5) http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/documents/consultations/2010-internal-market/index_en.htm  
(6) http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/files/projects/report-internal-market-legislation_en.pdf  
(7) http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/files/projects/impact-assessment-internal-market-legislation_en.pdf  
(8) SWD(2013) 466 final.
(9) PB C  van , blz. .
(10) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
(11) Werkdocument van de diensten van de Commissie "Fitness Check of the EU legal framework for the type-approval of motor vehicles" (SWD(2013) 466 final).
(12) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(13) Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("Herziene overeenkomst van 1958") (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 81).
(14) Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1).
(15) Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).
(16) Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).
(17) Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1).
(18) Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).
(19) Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1).
(20) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(21) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(22) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(23) Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).
(24) Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52).
(25) Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59).
(26) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(27) Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat en voor het voertuigidentificatienummer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 8 van 12.1.2011, blz. 1).
(28) Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57).
(29) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(30) ABM: activity-based management ABB: activity-based budgeting.
(31) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(32) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(33) GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(34) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(35) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(36) Voor de periode na 31 december 2020 is het bedrag afhankelijk van het meerjarige financiële kader dat zal gelden voor de periode die in 2021 begint, overeenkomstig artikel 312 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(37) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(38) Voor de periode na 31 december 2020 is het bedrag afhankelijk van het meerjarige financiële kader dat zal gelden voor de periode die in 2021 begint, overeenkomstig artikel 312 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(39) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(40) Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(41) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(42) Zie voetnoot 38.
(43) AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(44) Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(45) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Brussel, 27.1.2016

COM(2016) 31 final

BIJLAGEN

bij het voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd

{SWD(2016) 9 final}
{SWD(2016) 10 final}


BIJLAGEN

bij het voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd

Lijst van bijlagen

Bijlage I

Inlichtingenformulier — Volledige lijst van de te verstrekken informatie voor EU-typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

Bijlage II

Algemene definities, criteria voor de indeling in voertuigcategorieën, voertuigtypen en carrosserietypen

Aanhangsel 1:

Controleprocedure voor de indeling van een voertuig als terreinvoertuig

Aanhangsel 2:

Aanvullende cijfers voor de codes voor de verschillende soorten carrosserie

Bijlage III

Inlichtingenformulier voor de EU-typegoedkeuring van voertuigen

Bijlage IV

Voorschriften voor de EU-typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

Deel I

Regelgevingshandelingen voor de EU-typegoedkeuring van in onbeperkte series geproduceerde voertuigen

Aanhangsel 1:

Regelgevingshandelingen voor de EU-typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen krachtens artikel 39

Aanhangsel 2:

Voorschriften voor de individuele goedkeuring van een voertuig krachtens artikel 42

Deel II

Lijst van VN/ECE-reglementen die worden erkend als alternatief voor de in deel I vermelde richtlijnen of verordeningen

Deel III

Lijst van regelgevingshandelingen tot vaststelling van de voorschriften voor de EU-typegoedkeuring van voertuigen voor speciale doeleinden

Aanhangsel 1:

Kampeerwagens, ambulances en lijkwagens

Aanhangsel 2:

Gepantserde voertuigen

Aanhangsel 3:

Voor rolstoelen toegankelijke voertuigen

Aanhangsel 4:

Overige voertuigen voor speciale doeleinden (inclusief speciale groep, multifunctionele werktuigdragers en caravans)

Aanhangsel 5:

Mobiele kranen

Aanhangsel 6:

Aanhangwagens voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen

Bijlage V

Procedures voor EU-typegoedkeuring

Aanhangsel 1:

Normen waaraan de in artikel 72 bedoelde entiteiten moeten voldoen

Aanhangsel 2:

Procedure voor de beoordeling van de technische diensten

Aanhangsel 3:

Algemene voorschriften voor de indeling van de testrapporten

Bijlage VI

Modellen van het EU-typegoedkeuringscertificaat

Aanhangsel:

Lijst van regelgevingshandelingen waaraan het voertuigtype voldoet

Bijlage VII

Nummeringssysteem voor EU-typegoedkeuringscertificaten

Aanhangsel:

EU-typegoedkeuringsmerk van onderdelen of technische eenheden

Bijlage VIII

Testresultaten

Bijlage IX

Conformiteitscertificaat

Bijlage X

Procedures voor de conformiteit van de productie

Bijlage XI

Model en nummeringssysteem voor het vergunningscertificaat voor het in de handel en in het verkeer brengen van voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van essentiële systemen

Aanhangsel:

Model van het EU-vergunningscertificaat

Bijlage XII

Beperkingen voor kleine series

Bijlage XIII

Lijst van voertuigdelen of uitrustingsstukken die een aanzienlijk risico kunnen vormen voor de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties, de prestatievereisten van dergelijke voertuigdelen of uitrustingsstukken, de passende testprocedures en de voorschriften inzake het merken en het verpakken

Bijlage XIV

Lijst van overeenkomstig de desbetreffende regelgevingshandelingen verleende, geweigerde of ingetrokken EU-typegoedkeuringen

Bijlage XV

Regelgevingshandelingen waarvoor een fabrikant als technische dienst kan worden aangewezen

Aanhangsel:

Aanwijzing van een fabrikant als technische dienst en uitbestedingen

Bijlage XVI

Voorwaarden voor het gebruik van virtuele testmethoden door een fabrikant of een technische dienst

Aanhangsel 1:

Algemene voorwaarden voor het gebruik van virtuele testmethoden

Aanhangsel 2:

Specifieke voorwaarden voor het gebruik van virtuele testmethoden

Aanhangsel 3:

Validering

Bijlage XVII

Procedures voor de EU-meerfasentypegoedkeuring

Aanhangsel:

Model van de extra plaat van de fabrikant

Bijlage XVIII

Toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen

Aanhangsel 1:

Certificaat van de fabrikant met betrekking tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig

Aanhangsel 2:

OBD-informatie van het voertuig

Bijlage XIX

Concordantietabel



BIJLAGE I

INLICHTINGENFORMULIER — VOLLEDIGE LIJST VAN DE TE VERSTREKKEN INFORMATIE VOOR EU-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN, SYSTEMEN, ONDERDELEN OF TECHNISCHE EENHEDEN (a)

DEEL I

De inlichtingenformulieren voor de EU-typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden zoals voorgeschreven door deze verordening en de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen zijn uitsluitend uittreksels uit deze volledige lijst en houden de nummering ervan aan.

De onderstaande gegevens worden in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen moeten op een passende schaal en met voldoende details, in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen, worden ingediend. Op eventuele foto's moeten voldoende details te zien zijn.

Indien de in deze bijlage bedoelde systemen, onderdelen of technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, worden gegevens over de prestaties verstrekt.

1.    ALGEMEEN

1.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

1.2.    Type: …

1.2.0.1.    Chassis: …

1.2.0.2.    Carrosserie/compleet voertuig: …

1.2.1.    Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

1.2.2.    In het geval van voertuigen waarvoor meerfasentypegoedkeuring is verleend, typegoedkeuringsinformatie van het basisvoertuig of het voertuig in de vorige fase (vermeld de informatie voor elke fase. Hiervoor mag een matrix worden gebruikt).

Type: ……………………………....…………………………….………………

Variant(en): …………………...………………………………..………………..

Uitvoering(en): ………………….…………………………….………………...

Typegoedkeuringsnummer, inclusief uitbreidingsnummer: .………………….

1.3.    Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig/het onderdeel/de technische eenheid (1) (b): …

1.3.0.1.    Chassis: …

1.3.0.2.    Carrosserie/compleet voertuig: …

1.3.1.    Plaats van dat identificatiemiddel: …

1.3.1.1.    Chassis: …

1.3.1.2.    Carrosserie/compleet voertuig: …

1.4.    Voertuigcategorie (c): …

1.4.1.    Indeling(en), op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren: …

1.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

1.5.1.    In het geval van meerfasentypegoedkeuring, naam van de onderneming en adres van de fabrikant van het basisvoertuig of het voertuig in de vorige fase(n):

1.6.    Plaats en wijze van aanbrenging van de voorgeschreven platen en plaats van het voertuigidentificatienummer: …

1.6.1.    Op het chassis: …

1.6.2.    Op de carrosserie: …

1.7.    (Niet gebruikt)

1.8.    Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

1.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

2.    ALGEMENE CONSTRUCTIEKENMERKEN

2.1.    Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig/onderdeel/technische eenheid (1): …

2.2.    Maattekening van het gehele voertuig: …

2.3.    Aantal assen en wielen: …

2.3.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.3.2.    Aantal en plaats van de gestuurde assen: …

2.3.3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): …

2.4.    Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening): …

2.5.    Materiaal van de zijbalken (d): …

2.6.    Plaats en opstelling van de motor: …

2.7.    Stuurcabine (frontstuurcabine of torpedofront) (e): …

2.8.    Kant van het stuur: rechts/links (1).

2.8.1.    Het voertuig is uitgerust om te worden gebruikt in rechts-/linksrijdend (1) verkeer.

2.9.    Geef aan of het trekkende voertuig bestemd is om een oplegger of andere aanhangwagen te trekken en of die aanhangwagen een oplegger, een autonome aanhangwagen, een middenasaanhangwagen of aanhangwagen met stijve dissel is: …

2.10.    Geef aan of het voertuig speciaal ontworpen is voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur: …

3.    MASSA'S EN AFMETINGEN (f) ( g ) ( 6 ) 

   (in kg en mm) (in voorkomend geval naar tekening verwijzen)

3.1.    Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (g1): … 

3.1.1.    Tweeassige voertuigen: …

3.1.2.    Voertuigen met drie of meer assen

3.1.2.1.    Afstand tussen de opeenvolgende assen van de voorste naar de achterste as toe: …

3.1.2.2.    Totale asafstand: …

3.2.    Koppelschotel

3.2.1.    Voor opleggers

3.2.1.1.    Afstand tussen het hart van de koppelingspen en het achterste punt van de oplegger: …

3.2.1.2.    Maximumafstand tussen het hart van de koppelingspen en een willekeurig punt aan de voorzijde van de oplegger: …

3.2.1.3.    Referentiewielbasis van de oplegger (zoals voorgeschreven in bijlage I, deel D, punt 3.2, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie 1 ): …

3.2.2.    Voor opleggertrekkers

3.2.2.1.    Afstand hart koppelschotel/hart achteras (maximaal en minimaal; de toelaatbare waarden voor een incompleet voertuig aangeven) (g2): …

3.2.2.2.    Maximale hoogte van de koppelschotel (genormaliseerd) (g3): …

3.3.    Spoorwijdte en breedte van de assen

3.3.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as (g4): …

3.3.2.    Spoorwijdte op alle andere assen (g4): …

3.3.3.    Breedte van de breedste achteras: …

3.3.4.    Breedte van de voorste as (gemeten aan de buitenzijde van de banden, exclusief de bolling van de banden dicht bij het wegdek): …

3.4.    Bereik van de (totale) afmetingen van het voertuig

3.4.1.    Chassis zonder carrosserie

3.4.1.1.    Lengte (g5): …

3.4.1.1.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …

3.4.1.1.2.    Minimaal toelaatbare lengte: …

3.4.1.1.3.    Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de dissel (g6): …

3.4.1.2.    Breedte (g7): …

3.4.1.2.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …

3.4.1.2.2.    Minimaal toelaatbare breedte: …

3.4.1.3.    Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

3.4.1.4.    Vooroverbouw (g9): …

3.4.1.4.1.    Oploophoek (g10): …… graden.

3.4.1.5.    Achteroverbouw (g11): …

3.4.1.5.1.    Afloophoek (g12): …… graden.

3.4.1.5.2.    Minimaal en maximaal toelaatbare overhang van het koppelpunt (g13): …

3.4.1.6.    Bodemvrijheid (zoals gemeten overeenkomstig bijlage II, aanhangsel 1, punt 3)

3.4.1.6.1.    Tussen de assen: …

3.4.1.6.2.    Onder de vooras(sen): …

3.4.1.6.3.    Onder de achteras(sen): …

3.4.1.7.    Hellingshoek (g14): …… graden.

3.4.1.8.    Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de carrosserie en/of de binneninrichting en/of de uitrusting en/of de nuttige lading: …

3.4.2.    Chassis met carrosserie

3.4.2.1.    Lengte (g5): …

3.4.2.1.1.    Lengte van de laadruimte: …

3.4.2.1.2.    Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de dissel (g6): …

3.4.2.2.    Breedte (g7): …

3.4.2.2.1.    Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur): …

3.4.2.3.    Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

3.4.2.4.    Vooroverbouw (g9): …

3.4.2.4.1.    Oploophoek (g10): …… graden.

3.4.2.5.    Achteroverbouw (g11): …

3.4.2.5.1.    Afloophoek (g12): …… graden.

3.4.2.5.2.    Minimaal en maximaal toelaatbare overhang van het koppelpunt (g13): …

3.4.2.6.    Bodemvrijheid (zoals gemeten overeenkomstig bijlage II, aanhangsel 1, punt 3)

3.4.2.6.1.    Tussen de assen: …

3.4.2.6.2.    Onder de vooras(sen): …

3.4.2.6.3.    Onder de achteras(sen): …

3.4.2.7.    Hellingshoek (g14): …… graden.

3.4.2.8.    Toelaatbare uiterste posities van het zwaartepunt van de lading (bij een niet-gelijkmatig verdeelde lading): …

3.4.2.9.    Plaats van het zwaartepunt van het voertuig (M2 en M3) bij zijn technisch toelaatbare maximummassa in lengte-, dwars- en verticale richting): …

3.4.3.    Voor carrosserie goedgekeurd zonder chassis (voertuigen van de categorieën M2 en M3)

3.4.3.1.    Lengte (g5): …

3.4.3.2.    Breedte (g7): …

3.4.3.3.    Nominale hoogte (in rijklare toestand) (g8) van het (de) bedoelde chassistype(n) (bij in de hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

3.5.    Minimummassa op de gestuurde as(sen) voor incomplete voertuigen:

3.6.    Massa in rijklare toestand (h)

a)    minimum en maximum voor elke variant: …

b)    massa van elke uitvoering (er moet een matrix worden opgesteld): …

3.6.1.    Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger, een middenasaanhangwagen of een aanhangwagen met stijve dissel, de massa op het koppelpunt: …

a)    minimum en maximum voor elke variant: …

b)    massa van elke uitvoering (er moet een matrix worden opgesteld): …

3.6.2.    Massa van de optionele uitrusting (zoals voorzien in artikel 2, punten 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1230/2012): …

3.7.    Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een incompleet voertuig: …

3.7.1.    Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt: …

3.8.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand volgens fabrieksopgave (i) (3): …

3.8.1.    Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (3): …

3.9.    Technisch toelaatbare maximummassa op elke as:

3.10.    Technisch toelaatbare massa op iedere groep assen:

3.11.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa van het trekkende voertuig 

in het geval van een:

3.11.1.    autonome aanhangwagen: …

3.11.2.    oplegger: …

3.11.3.    middenasaanhangwagen: …

3.11.3.1.    Maximumverhouding tussen koppelingsoverhang (j) en wielbasis: …

3.11.3.2.    Maximale V-waarde: …… kN.

3.11.4.    aanhangwagen met stijve dissel: …

3.11.5.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van de combinatie (3): …

3.11.6.    Maximummassa van niet-beremde aanhangwagens: …

3.12.    Technisch toelaatbare maximale belasting van het koppelingspunt:

3.12.1.    van een trekkend voertuig: …

3.12.2.    van een oplegger, middenasaanhangwagen of autonome aanhangwagen: …

3.12.3.    Maximaal toelaatbare massa van de koppelinrichting (indien deze niet door de fabrikant is gemonteerd): …

3.13.    Uitzwaai van de achterkant (bijlage I, deel C, punten 6 en 7, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012): …

3.14.    Verhouding tussen motorvermogen en maximummassa: ….. kW/kg.

3.14.1.    Verhouding tussen motorvermogen en technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie in beladen toestand (bijlage I, deel C, punt 5, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012): ……kW/kg.

3.15.    Startvermogen op een helling (solo voertuig) (4): …… %.

3.16.    Maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het verkeer (facultatief) 

3.16.1.    Maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: …

3.16.2.    Maximaal toelaatbare massa op elke as bij registratie/in het verkeer en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de door de fabrikant opgegeven beoogde belasting op het koppelpunt indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt: …

3.16.3.    Maximaal toelaatbare massa op elke groep assen bij registratie/in het verkeer: …

3.16.4.    Maximaal toelaatbare getrokken massa bij registratie/in het verkeer: …

3.16.5.    Maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: …

3.17.    Voertuig dat voor meerfasentypegoedkeuring ter beschikking wordt gesteld (alleen voor incomplete of voltooide voertuigen van categorie N1 die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007 vallen): ja/nee (1)

3.17.1.    Massa van het basisvoertuig in rijklare toestand: …kg.

3.17.2.    Standaard toegevoegde massa, berekend overeenkomstig punt 5 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008: …kg.

4.    MOTOR (k) 

4.1.    Fabrikant van de motor:  

4.1.1.    Motorcode van de fabrikant (zoals vermeld op de motor) of ander identificatiemiddel: …

4.1.2.    Goedkeuringsnummer (in voorkomend geval), inclusief brandstofidentificatiemarkering: …

(alleen voor zware voertuigen)

4.2.    Verbrandingsmotor

4.2.1.    Specifieke informatie over de motor 

4.2.1.1.    Werkingsprincipe: elektrische ontsteking/compressieontsteking/dualfuel (1)

Cyclus: viertakt/tweetakt/draaizuiger (1)

4.2.1.1.1.    Type dualfuelmotor: type 1A/type 1B/type 2A/type 2B/type 3B (1) (x1)

4.2.1.1.2.    Gasenergieverhouding tijdens het warme gedeelte van de WHTC-testcyclus: … %

4.2.1.2.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

4.2.1.2.1.    Boring (l): …… mm

4.2.1.2.2.    Slag (l): …… mm

4.2.1.2.3.    Ontstekingsvolgorde: …

4.2.1.3.    Cilinderinhoud (m): …… cm3 

4.2.1.4.    Volumetrische compressieverhouding (2): …

4.2.1.5.    Tekeningen van verbrandingskamer, zuigerkop en, bij elektrische-ontstekingsmotoren, zuigerveren: …

4.2.1.6.    Normaal stationair toerental (2): …… min-1 

4.2.1.6.1.    Hoog stationair toerental (2): …… min-1

4.2.1.6.2.    Stationair draaien op diesel: ja/nee (1) (x1)

4.2.1.7.    Volumepercentage koolmonoxide in de uitlaatgassen bij stationair draaiende motor (2): … % volgens fabrieksopgave (alleen voor elektrische-ontstekingsmotoren)

4.2.1.8.    Nettomaximumvermogen (n): … kW bij … min-1 (volgens fabrieksopgave)

4.2.1.9.    Maximaal toegestaan motortoerental volgens fabrieksopgave: … min-1 

4.2.1.10.    Nettomaximumkoppel (n): … nM bij … min-1 (volgens fabrieksopgave)

4.2.1.11.    (Alleen Euro VI) Verwijzingen van de fabrikant naar het bij de artikelen 5, 7 en 9 van Verordening (EU) nr. 582/2011 voorgeschreven documentatiepakket op grond waarvan de goedkeuringsinstantie een oordeel kan vellen over de emissiebeheersingsstrategieën en de systemen aan boord van de motor voor de juiste werking van NOx-beperkingsmaatregelen

4.2.2.    Brandstof 

4.2.2.1.    Lichte voertuigen: diesel/benzine/lpg/aardgas of biomethaan/ethanol (E 85)/biodiesel/waterstof/H2NG (1) (6)

4.2.2.2.    Zware voertuigen: diesel/benzine/lpg/aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL/ethanol (ED95)/ethanol (E85)/lng/lng20/ (1)(6)

4.2.2.2.1.    (Alleen Euro VI) Brandstoffen die voor de motor kunnen worden gebruikt zoals opgegeven door de fabrikant overeenkomstig bijlage I, punt 1.1.2, bij Verordening (EU) nr. 582/2011 (naargelang het geval)

4.2.2.3.    Vulopening brandstoftank: vernauwde opening/sticker (1)

4.2.2.4.    Voertuigbrandstoftype: monofuel, bifuel, flexfuel (1)

4.2.2.5.    Maximaal aanvaardbare hoeveelheid biobrandstof in de brandstof (volgens fabrieksopgave): …… vol.-%

4.2.3.    Brandstoftank(s) 

4.2.3.1.    Bedrijfsbrandstoftank(s)

4.2.3.1.1.    Aantal en inhoud van elke tank: …

4.2.3.1.1.1.    Materiaal: …

4.2.3.1.2.    Tekening en technische beschrijving van de tank(s) met alle verbindingen en alle leidingen van het ontluchtings- en ventilatiesysteem, vergrendeling, kleppen, bevestigingsmiddelen: …

4.2.3.1.3.    Tekening waarop duidelijk de plaats(en) van de tank(s) in het voertuig is (zijn) aangegeven: …

4.2.3.2.    Reservebrandstoftank(s)

4.2.3.2.1.    Aantal en inhoud van elke tank: …

4.2.3.2.1.1.    Materiaal: …

4.2.3.2.2.    Tekening en technische beschrijving van de tank(s) met alle verbindingen en alle leidingen van het ontluchtings- en ventilatiesysteem, vergrendeling, kleppen, bevestigingsmiddelen: …

4.2.3.2.3.    Tekening waarop duidelijk de plaats(en) van de tank(s) in het voertuig is (zijn) aangegeven: …

4.2.4.    Brandstoftoevoer 

4.2.4.1.    Via carburateur(s): ja/nee (1)

4.2.4.2.    Door brandstofinspuiting (alleen compressieontsteking of dualfuel): ja/nee (1)

4.2.4.2.1.    Beschrijving van het systeem: …

4.2.4.2.2.    Werkingsprincipe: directe inspuiting/voorkamer/wervelkamer (1)

4.2.4.2.3.    Inspuitpomp

4.2.4.2.3.1.    Merk(en): …

4.2.4.2.3.2.    Type(n): …

4.2.4.2.3.3.    Maximale brandstofopbrengst (1) (2): …… mm3/slag of cyclus bij een motortoerental van … min-1 of eventueel karakteristiek schema: …

   (Als aanjaagdrukregeling wordt toegepast, de karakteristieke brandstofopbrengst vermelden, alsmede de aanjaagdruk met bijbehorend motortoerental)

4.2.4.2.3.4.    Statisch inspuittijdstip (2): …

4.2.4.2.3.5.    Inspuitvervroegingscurve (2): …

4.2.4.2.3.6.    Kalibratieprocedure: testbank/motor (1)

4.2.4.2.4.    Regulateur

4.2.4.2.4.1.    Type: …

4.2.4.2.4.2.    Uitschakelingspunt

4.2.4.2.4.2.1.    Uitschakelingspunt onder belasting: …… min-1 

4.2.4.2.4.2.2.    Uitschakelingspunt zonder belasting: …… min-1 

4.2.4.2.4.2.3.    Stationair toerental: ….. min-1 

4.2.4.2.5.    Inspuitleidingen (alleen voor zware voertuigen)

4.2.4.2.5.1.    Lengte: …… mm

4.2.4.2.5.2.    Inwendige diameter: …… mm

4.2.4.2.5.3.    Common rail, merk en type: …

4.2.4.2.6.    Inspuiter(s)

4.2.4.2.6.1.    Merk(en): …

4.2.4.2.6.2.    Type(n): …

4.2.4.2.6.3.    Openingsdruk (2): … kPa of karakteristiek schema (2): …

4.2.4.2.7.    Koudstartsysteem

4.2.4.2.7.1.    Merk(en): …

4.2.4.2.7.2.    Type(n): …

4.2.4.2.7.3.    Omschrijving: …

4.2.4.2.8.    Hulpstartsysteem

4.2.4.2.8.1.    Merk(en): …

4.2.4.2.8.2.    Type(n): …

4.2.4.2.8.3.    Beschrijving van het systeem: …

4.2.4.2.9.    Elektronische inspuiting: ja/nee (1)

4.2.4.2.9.1.    Merk(en): …

4.2.4.2.9.2.    Type(n):

4.2.4.2.9.3.    Beschrijving van het systeem (bij andere dan continue inspuitsystemen soortgelijke gegevens verstrekken): …

4.2.4.2.9.3.1.    Merk en type van de elektronische regeleenheid (ECU): …

4.2.4.2.9.3.2.    Merk en type van de brandstofregelaar: …

4.2.4.2.9.3.3.    Merk en type van de luchtmassasensor: …

4.2.4.2.9.3.4.    Merk en type van de brandstofverdelerpomp: …

4.2.4.2.9.3.5.    Merk en type van het smoorklephuis: …

4.2.4.2.9.3.6.    Merk en type van de watertemperatuursensor: …

4.2.4.2.9.3.7.    Merk en type van de luchttemperatuursensor: …

4.2.4.2.9.3.8.    Merk en type van de luchtdruksensor: …

4.2.4.2.9.3.9.    Softwarekalibratienummer(s): …

4.2.4.3.    Door brandstofinspuiting (alleen elektrische ontsteking): ja/nee (1)

4.2.4.3.1.    Werkingsprincipe: inlaatspruitstuk (monopoint/multipoint/directe inspuiting (1)/andere (specificeren)): …

4.2.4.3.2.    Merk(en): …

4.2.4.3.3.    Type(n): …

4.2.4.3.4.    Beschrijving van het systeem (bij andere dan continue inspuitsystemen soortgelijke gegevens verstrekken) …

4.2.4.3.4.1.    Merk en type van de elektronische regeleenheid (ECU): …

4.2.4.3.4.2.    Merk en type van de brandstofregelaar: …

4.2.4.3.4.3.    Merk en type van de luchtstroomsensor: …

4.2.4.3.4.4.    Merk en type van de brandstofverdelerpomp: …

4.2.4.3.4.5.    Merk en type van de drukregelaar: …

4.2.4.3.4.6.    Merk en type van de microschakelaar: …

4.2.4.3.4.7.    Merk en type van de instelschroef voor stationair draaien: …

4.2.4.3.4.8.    Merk en type van het smoorklephuis: …

4.2.4.3.4.9.    Merk en type van de watertemperatuursensor: …

4.2.4.3.4.10.    Merk en type van de luchttemperatuursensor: …

4.2.4.3.4.11.    Merk en type van de luchtdruksensor: …

4.2.4.3.4.12.    Softwarekalibratienummer(s): …

4.2.4.3.5.    Inspuiters: openingsdruk (2): … kPa of karakteristiek schema: …

4.2.4.3.5.1.    Merk: …

4.2.4.3.5.2.    Type: …

4.2.4.3.6.    Inspuittiming: …

4.2.4.3.7.    Koudstartsysteem

4.2.4.3.7.1.    Werkingsprincipe(s): …

4.2.4.3.7.2.    Werkingsgrenzen/instellingen (1) (2): …

4.2.4.4.    Brandstofpomp

4.2.4.4.1.    Druk (2): ... kPa of karakteristiek diagram (2): …

4.2.5.    Elektrisch systeem 

4.2.5.1.    Nominale spanning: …… V, positieve/negatieve massaverbinding (1)

4.2.5.2.    Generator

4.2.5.2.1.    Type: …

4.2.5.2.2.    Nominaal vermogen: …… VA

4.2.6.    Ontstekingssysteem (alleen bij elektrische-ontstekingsmotoren) 

4.2.6.1.    Merk(en): …

4.2.6.2.    Type(n): …

4.2.6.3.    Werkingsprincipe: …

4.2.6.4.    Ontstekingsvervroegingscurve of -diagram (2): …

4.2.6.5.    Vast ontstekingsstijdstip (2): …… graden vóór BDP

4.2.6.6.    Bougies

4.2.6.6.1.    Merk: …

4.2.6.6.2.    Type: …

4.2.6.6.3.    Elektrodenafstand: …… mm

4.2.6.7.    Bobine(s)

4.2.6.7.1.    Merk: …

4.2.6.7.2.    Type: …

4.2.7.    Koelsysteem: vloeistof/lucht (1)

4.2.7.1.    Nominale instelling van het motortemperatuurregelmechanisme: …

4.2.7.2.    Vloeistof

4.2.7.2.1.    Aard van de vloeistof: …

4.2.7.2.2.    Circulatiepomp(en): ja/nee (1)

4.2.7.2.3.    Kenmerken: ……….of

4.2.7.2.3.1.    merk(en): …

4.2.7.2.3.2.    type(n): …

4.2.7.2.4.    Aandrijvingsverhouding(en): …

4.2.7.2.5.    Beschrijving van de ventilator en het drijfwerk ervan: …

4.2.7.3.    Lucht

4.2.7.3.1.    Ventilator: ja/nee (1)

4.2.7.3.2.    Kenmerken: …….of

4.2.7.3.2.1.    merk(en): …

4.2.7.3.2.2.    type(n): …

4.2.7.3.3.    Aandrijvingsverhouding(en): …

4.2.8.    Inlaatsysteem 

4.2.8.1.    Drukvulling: ja/nee (1)

4.2.8.1.1.    Merk(en): …

4.2.8.1.2.    Type(n): …

4.2.8.1.3.    Beschrijving van het systeem (bv. maximale vuldruk: …… kPa; afvoerklep, indien van toepassing): …

4.2.8.2.    Tussenkoeler: ja/nee (1)

4.2.8.2.1.    Type: lucht-lucht/lucht-water (1)

4.2.8.3.    Inlaatonderdruk bij nominaal motortoerental en bij 100 % belasting (alleen bij compressieontstekingsmotoren)

4.2.8.3.1.    Toelaatbaar minimum: ..…. kPa

4.2.8.3.2.    Toelaatbaar maximum: ..…. kPa

4.2.8.3.3.    (Alleen Euro VI) Feitelijke inlaatonderdruk bij nominaal motortoerental en 100 % belasting van het voertuig: … kPa

4.2.8.4.    Beschrijving en tekeningen van inlaatpijpen en bijbehorende onderdelen (drukkamer, voorverwarmingssysteem, extra luchtinlaten enz.): …

4.2.8.4.1.    Beschrijving van het inlaatspruitstuk (met tekeningen en/of foto's): …

4.2.8.4.2.    Luchtfilter, tekeningen: …of

4.2.8.4.2.1.    merk(en): …

4.2.8.4.2.2.    type(n): …

4.2.8.4.3.    Inlaatgeluiddemper, tekeningen: …of

4.2.8.4.3.1.    merk(en): …

4.2.8.4.3.2.    type(n): …

4.2.9.    Uitlaatsysteem 

4.2.9.1.    Beschrijving en/of tekening van het uitlaatspruitstuk: …

4.2.9.2.    Beschrijving en/of tekening van het uitlaatsysteem: …

4.2.9.2.1.    (Alleen Euro VI) Beschrijving en/of tekening van de elementen van het uitlaatsysteem die een deel van het motorsysteem vormen

4.2.9.3.    Maximaal toelaatbare uitlaattegendruk bij nominaal motortoerental en bij 100 % belasting (alleen voor compressieontstekingsmotoren): …… kPa

4.2.9.3.1.    (Alleen Euro VI) Feitelijke uitlaattegendruk bij nominaal motortoerental en 100 % belasting van het voertuig (alleen voor compressieontstekingsmotoren): … kPa

4.2.9.4.    Type en merk van de uitlaatgeluiddemper(s): …

   Indien relevant voor het buitengeluid, geluiddempende maatregelen in de motorruimte en op de motor: …

4.2.9.5.    Plaats van de uitlaatopening: …

4.2.9.6.    Uitlaatgeluiddemper met vezelmateriaal: …

4.2.9.7.    Inhoud van het volledige uitlaatsysteem: …… dm3

4.2.9.7.1.    (Alleen Euro VI) Acceptabele inhoud van het uitlaatsysteem: … dm3 

4.2.9.7.2.    (Alleen Euro VI) Inhoud van het uitlaatsysteem die een deel van het motorsysteem vormt: … dm3

4.2.10.    Minimumdwarsdoorsnede van inlaat- en uitlaatpoorten:

4.2.11.    Kleptiming of gelijkwaardige gegevens 

4.2.11.1.    Maximale lichthoogte van de kleppen, openings- en sluitingshoeken of gegevens over de afstelling van alternatieve distributiesystemen, ten opzichte van dode punten. Bij variabele kleptiming, de minimum- en maximumtiming: …

4.2.11.2.    Referentie- en/of afstelbereik (1): …

4.2.12.    Voorzieningen tegen luchtverontreiniging 

4.2.12.1.    Voorziening voor het recycleren van cartergassen (beschrijving en tekeningen): …

4.2.12.1.1.    (Alleen Euro VI) Voorziening voor het recycleren van cartergassen: ja/nee (2)

Zo ja, beschrijving en tekeningen:

Zo nee, conformiteit met bijlage V bij Verordening (EU) nr. 582/2011 vereist

4.2.12.2.    Extra voorzieningen voor verontreinigingsbeheersing (indien aanwezig en niet elders vermeld)

4.2.12.2.1.    Katalysator: ja/nee (1)

4.2.12.2.1.1.    Aantal katalysatoren en elementen (onderstaande informatie voor elke afzonderlijke eenheid in de volgende punten verstrekken): …

4.2.12.2.1.2.    Afmetingen, vorm en volume van de katalysator(en): …

4.2.12.2.1.3.    Soort katalytische werking: …

4.2.12.2.1.4.    Totale hoeveelheid edelmetalen: …

4.2.12.2.1.5.    Relatieve concentratie: …

4.2.12.2.1.6.    Onderlaag (structuur en materiaal): …

4.2.12.2.1.7.    Celdichtheid: …

4.2.12.2.1.8.    Type katalysatorhuis: …

4.2.12.2.1.9.    Plaats van de katalysator(en) (plaats en referentieafstand in de uitlaatlijn): …

4.2.12.2.1.10.    Hitteschild: ja/nee (1)

4.2.12.2.1.11.    Regeneratiesystemen/-methode van de uitlaatgasnabehandelingssystemen, beschrijving: …

4.2.12.2.1.11.1.    Aantal werkingscycli van type I (of gelijkwaardige cycli op een motortestbank) tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen onder gelijkwaardige omstandigheden als de test van type I (afstand "D" in figuur 1 van bijlage 13 bij VN/ECE-Reglement nr. 83): …

4.2.12.2.1.11.2.    Beschrijving van de toegepaste methode om het aantal cycli tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen, te bepalen: …

4.2.12.2.1.11.3.    Parameters om te bepalen welk belastingniveau nodig is alvorens regeneratie optreedt (temperatuur, druk enz.): …

4.2.12.2.1.11.4.    Beschrijving van de methode om het systeem te laden in de in VN/ECE-Reglement nr. 83, bijlage 13, punt 3.1, beschreven testprocedure: …

4.2.12.2.1.11.5.    Normaal bedrijfstemperatuurbereik: …… K

4.2.12.2.1.11.6.    Verbruiksreagentia: ja/nee (1)

4.2.12.2.1.11.7.    Type en concentratie van het reagens dat nodig is voor de katalytische werking: …

4.2.12.2.1.11.8.    Normaal bedrijfstemperatuurbereik van het reagens: …… K

4.2.12.2.1.11.9.    Internationale norm: …

4.2.12.2.1.11.10.    Vulfrequentie reagens: continu/bij onderhoud (1)

4.2.12.2.1.12.    Merk van de katalysator: …

4.2.12.2.1.13.    Identificatienummer van het onderdeel: …

4.2.12.2.2.    Zuurstofsensor: ja/nee (1)

4.2.12.2.2.1.    Merk: …

4.2.12.2.2.2.    Plaats: …

4.2.12.2.2.3.    Regelbereik: …

4.2.12.2.2.4.    Type: …

4.2.12.2.2.5.    Identificatienummer van het onderdeel: …

4.2.12.2.3.    Luchtinspuiting: ja/nee (1)

4.2.12.2.3.1.    Type (pulse air, luchtpomp enz.): …

4.2.12.2.4.    Uitlaatgasrecirculatie (EGR): ja/nee (1)

4.2.12.2.4.1.    Kenmerken (merk, type, debiet enz.): …

4.2.12.2.4.2.    Watergekoeld systeem: ja/nee (1)

4.2.12.2.5.    Controlesysteem verdampingsemissies: ja/nee (1)

4.2.12.2.5.1.    Gedetailleerde beschrijving van de voorzieningen en de afstelling: …

4.2.12.2.5.2.    Tekening van het verdampingscontrolesysteem: …

4.2.12.2.5.3.    Tekening van de koolstofhouder: …

4.2.12.2.5.4.    Massa van de droge koolstof: …… g

4.2.12.2.5.5.    Schematische tekening van de brandstoftank met vermelding van inhoud en materiaal: …

4.2.12.2.5.6.    Tekening van het hitteschild tussen brandstoftank en uitlaatsysteem: …

4.2.12.2.6.    Deeltjesvanger: ja/nee (1)

4.2.12.2.6.1.    Afmetingen, vorm en inhoud van de deeltjesvanger: …

4.2.12.2.6.2.    Ontwerp van de deeltjesvanger: …

4.2.12.2.6.3.    Plaats (referentieafstand in de uitlaatpijp): …

4.2.12.2.6.4.    Regeneratiemethode of -systeem, beschrijving en/of tekening: …

4.2.12.2.6.4.1.    Aantal werkingscycli van type I (of gelijkwaardige cycli op een motortestbank) tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen onder gelijkwaardige omstandigheden als de test van type I (afstand "D" in figuur 1 van bijlage 13 bij VN/ECE-Reglement nr. 83): …

4.2.12.2.6.4.2.    Beschrijving van de toegepaste methode om het aantal cycli tussen twee cycli waarin zich regeneratiefasen voordoen, te bepalen: …

4.2.12.2.6.4.3.    Parameters om te bepalen welk belastingniveau nodig is alvorens regeneratie optreedt (temperatuur, druk enz.): …

4.2.12.2.6.4.4.    Beschrijving van de methode om het systeem te laden in de in bijlage 13, punt 3.1, bij VN/ECE-Reglement nr. 83 beschreven testprocedure: …

4.2.12.2.6.5.    Merk van de deeltjesvanger: …

4.2.12.2.6.6.    Identificatienummer van het onderdeel: …

4.2.12.2.6.7.    Normale bedrijfstemperatuur: ... (K) en normaal drukbereik: ... (KPa)

   (alleen voor zware voertuigen)

4.2.12.2.6.8.    In geval van periodieke regeneratie (alleen voor zware voertuigen)

4.2.12.2.6.8.1.    Aantal ETC-testcycli tussen twee regeneraties (n1): … (niet van toepassing op Euro VI)

4.2.12.2.6.8.1.1.    (Alleen Euro VI) Aantal WHTC-testcycli zonder regeneratie (n):

4.2.12.2.6.8.2.    Aantal ETC-cycli tijdens de regeneratie (n2): … (niet van toepassing op Euro VI) 

4.2.12.2.6.8.2.1.    (Alleen Euro VI) Aantal WHTC-testcycli met regeneratie (nR):

4.2.12.2.6.9.    Andere systemen: ja/nee (1)

4.2.12.2.6.9.1.    Beschrijving en werking

4.2.12.2.7.1.    Boorddiagnosesysteem (OBD-systeem): ja/nee (1): …

4.2.12.2.7.1.1.    (Alleen Euro VI) Aantal OBD-motorenfamilies binnen de motorenfamilie

4.2.12.2.7.1.2.    Lijst van de OBD-motorenfamilies (indien van toepassing)

4.2.12.2.7.1.3.    Nummer van de OBD-motorenfamilie waartoe de basismotor/het familielid behoort:

4.2.12.2.7.1.4.    Verwijzingen van de fabrikant naar de bij artikel 5, lid 4, onder c), en artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 582/2011 voorgeschreven en in bijlage X bij die verordening beschreven OBD-documentatie ter goedkeuring van het OBD-systeem

4.2.12.2.7.1.5.    Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar de documentatie voor het installeren van een motorsysteem met boorddiagnose in een voertuig

4.2.12.2.7.1.6.    Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar het documentatiepakket met betrekking tot de installatie in het voertuig van het OBD-systeem van een goedgekeurde motor

4.2.12.2.7.2.    Beschrijving in woorden en/of tekening van de storingsindicator (MI): …

4.2.12.2.7.3.    Lijst en doel van alle onderdelen die door het OBD-systeem worden bewaakt: …

4.2.12.2.7.4.    Beschrijving in woorden (algemene werkingsbeginselen) bij

4.2.12.2.7.4.1.    elektrische-ontstekingsmotoren

4.2.12.2.7.4.1.1.    Bewaking van de katalysator: …

4.2.12.2.7.4.1.2.    Detectie van ontstekingsfouten: …

4.2.12.2.7.4.1.3.    Bewaking van de zuurstofsensor: …

4.2.12.2.7.4.1.4.    Andere door het OBD-systeem bewaakte onderdelen: …

4.2.12.2.7.4.2.    Compressieontstekingsmotoren: …

4.2.12.2.7.4.2.1.    Bewaking van de katalysator: …

4.2.12.2.7.4.2.2.    Bewaking van de deeltjesvanger: …

4.2.12.2.7.4.2.3.    Bewaking van het elektronisch brandstofsysteem: …

4.2.12.2.7.4.2.4.    Bewaking van het deNOx-ysteem: …

4.2.12.2.7.4.2.5.    Andere door het OBD-systeem bewaakte onderdelen: …

4.2.12.2.7.5.    Criteria voor activering van de storingsindicator (MI) (vast aantal rijcycli of statistische methode): …

4.2.12.2.7.6.    Lijst van alle gebruikte OBD-uitvoercodes en -formaten (met telkens een verklaring): …

4.2.12.2.7.7.    De voertuigfabrikant moet de volgende aanvullende informatie verstrekken om de fabricage van OBD-compatibele vervangings- of onderhoudsonderdelen en van diagnose- en testapparatuur mogelijk te maken.

4.2.12.2.7.7.1.    Een beschrijving van het type en het aantal voorconditioneringscycli waaraan het voertuig bij de eerste typegoedkeuring is onderworpen.

4.2.12.2.7.7.2.    Een beschrijving van het type OBD-demonstratiecyclus waaraan het voertuig bij de eerste typegoedkeuring is onderworpen met betrekking tot het onderdeel dat door het OBD-systeem wordt bewaakt.

4.2.12.2.7.7.3.    Een uitvoerige beschrijving van alle onderdelen die met een sensor worden gemeten in het kader van de strategie voor foutenopsporing en activering van de storingsindicator (vast aantal rijcycli of statistische methode), met inbegrip van een lijst van relevante secundaire parameters voor de sensormeting van elk door het OBD-systeem bewaakt onderdeel. Een lijst van alle OBD-uitvoercodes en -formaten (met telkens een verklaring) die worden gebruikt voor afzonderlijke, emissiegerelateerde onderdelen van de aandrijflijn en voor afzonderlijke, niet-emissiegerelateerde onderdelen, voor zover de bewaking van het onderdeel wordt gebruikt om te bepalen wanneer de storingsindicator wordt geactiveerd, inclusief met name een uitvoerige toelichting op de in modus $05 Test ID $21 tot FF, en in modus $06 verstrekte gegevens.

Bij voertuigtypen die gebruikmaken van een communicatielink volgens ISO 15765–4 "Wegvoertuigen — Diagnostische communicatie op Controller Area Networks (DoCAN) — Deel 4: Eisen voor emissiegebonden systemen", moeten voor elke bewaakte ID van het OBD-systeem de in modus $06 Test ID $00 tot FF verstrekte gegevens uitvoerig worden toegelicht.

4.2.12.2.7.7.4.    De in punt 4.2.12.2.7.7.3 voorgeschreven informatie mag worden geleverd door middel van het invullen van een tabel zoals beschreven in de punten 4.2.12.2.7.7.4.1 en 4.2.12.2.7.7.4.2.

4.2.12.2.7.7.4.1.    Lichte voertuigen

Onderdeel

Foutcode

Bewakingsstrategie

Foutdetectiecriteria

MI-activeringscriteria

Secundaire parameters

Voorconditionering

Demonstratietest

Katalysator

P0420

Signalen van de zuurstofsensoren 1 en 2

Verschil tussen de signalen van sensor 1 en 2

3e cyclus

Toerentalbelasting van de motor, A/F modus, katalysatortemperatuur

Twee cycli van type I

Type I

4.2.12.2.7.7.4.2.    Zware voertuigen

Onderdeel

Foutcode

Bewakingsstrategie

Foutdetectiecriteria

MI-activeringscriteria

Secundaire parameters

Voorconditionering

Demonstratietest

SCR-katalysator

Pxxx

Signalen van de NOx-sensoren 1 en 2

Verschil tussen de signalen van sensor 1 en 2

3e cyclus

Toerentalbelasting van de motor, katalysatortemperatuur, reagensactiviteit

Drie OBD- testcycli (3 korte ESC-cycli)

OBD-testcyclus (korte ESC-cyclus)

4.2.12.2.7.7.5.    (Alleen Euro VI) Norm voor OBD-communicatieprotocol: (7)

4.2.12.2.7.8.    (Alleen Euro VI) Verwijzing van de fabrikant naar de bij artikel 5, lid 4, onder d), en artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 582/2011 voorgeschreven OBD-informatie voor de naleving van de bepalingen inzake OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, of

4.2.12.2.7.8.1.    Als alternatief voor de in punt 4.2.12.2.7.7 bedoelde verwijzing van de fabrikant, een verwijzing naar het aanhangsel bij het in bijlage I, aanhangsel 4, bij Verordening (EU) nr. 582/2011 weergegeven inlichtingenformulier dat de volgende tabel bevat, die volgens onderstaand voorbeeld is ingevuld:

Onderdeel — Foutcode — Bewakingsstrategie — Foutdetectiecriteria — MI-activeringscriteria — Secundaire parameters — Voorconditionering — Demonstratietest

Katalysator — P0420 — Signalen van de zuurstofsensoren 1 en 2 — Verschil tussen de signalen van sensor 1 en 2 — 3e cyclus — Toerental, belasting van de motor, A/F-modus, katalysatortemperatuur — Twee cycli van type 1 — Type 1

4.2.12.2.7.9.    (Alleen Euro VI) OBD-onderdelen aan boord van het voertuig

4.2.12.2.7.9.1.    Alternatieve goedkeuring overeenkomstig bijlage X, punt 2.4.1, bij Verordening (EU) nr. 582/2011: ja/nee (1)

4.2.12.2.7.9.2.    Lijst van OBD-onderdelen aan boord van het voertuig

4.2.12.2.7.9.3.    Beschrijving in woorden en/of tekening van de MI (9)

4.2.12.2.7.9.4.    Beschrijving in woorden en/of tekening van de OBD-communicatie-interface buiten het voertuig (9)

4.2.12.2.8.    Ander systeem (beschrijving en werking): …

4.2.12.2.8.1.    (Alleen Euro VI) Systemen waarmee de correcte werking van de NOxbeperkingsmaatregelen wordt gegarandeerd

4.2.12.2.8.2.    Aansporingssysteem voor de bestuurder

4.2.12.2.8.2.1    (Alleen Euro VI) Motor met permanente deactivering van het aansporingssysteem, voor gebruik door hulpverleningsdiensten of in de in artikel 2, lid 3, onder b), gedefinieerde voertuigen: ja/nee (1)

4.2.12.2.8.2.2.    Activering van de kruipmodus:

"uitschakelen na opnieuw starten"/"uitschakelen na tanken"/"uitschakelen na parkeren" (1)(7)

4.2.12.2.8.3.    (Alleen Euro VI) Aantal OBD-motorenfamilies binnen de betrokken motorenfamilie ter waarborging van de correcte werking van NOx-beperkingsmaatregelen

4.2.12.2.8.3.1.    (Alleen Euro VI) Lijst van de OBD-motorenfamilies binnen de betrokken motorenfamilie ter waarborging van de correcte werking van NOx-beperkingsmaatregelen (indien van toepassing)

4.2.12.2.8.3.2.    (Alleen Euro VI) Nummer van de OBD-motorenfamilie waartoe de basismotor/het familielid behoort

4.2.12.2.8.4.    (Alleen Euro VI) Laagste concentratie van het in het reagens aanwezige, werkzame ingrediënt waarmee het waarschuwingssysteem niet wordt geactiveerd (CDmin): ...vol. %

4.2.12.2.8.5.    (Alleen Euro VI) Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar de documentatie voor installatie in een voertuig van de systemen waarmee de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen wordt gegarandeerd

4.2.12.2.8.6.    (Alleen Euro VI) Onderdelen aan boord van het voertuig van de systemen waarmee de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen wordt gegarandeerd

4.2.12.2.8.6.1.    Lijst van onderdelen aan boord van het voertuig van de systemen waarmee de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen wordt gegarandeerd

4.2.12.2.8.6.2.    Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar het documentatiepakket met betrekking tot de installatie in het voertuig van het systeem dat de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen van een goedgekeurde motor garandeert

4.2.12.2.8.6.3.    Beschrijving in woorden en/of tekening van het waarschuwingssignaal (9)

4.2.12.2.8.6.4.    Alternatieve goedkeuring overeenkomstig bijlage XIII, punt 2.1, bij Verordening (EU) nr. 582/2011: ja/nee (1)

4.2.12.2.8.6.5.    Verwarmde/niet-verwarmde tank met reagens en doseringssysteem (bijlage 11, punt 2.4, bij VN/ECE-Reglement nr. 49)

4.2.12.2.9.    Koppelbegrenzer: ja/nee (1)

4.2.12.2.9.1.    Beschrijving van de activering van de koppelbegrenzer (alleen voor zware voertuigen): …

4.2.12.2.9.2.    Beschrijving van de beperking van de koppelcurve bij vollast (alleen voor zware voertuigen): …

4.2.13.    Rookopaciteit 

4.2.13.1.    Plaats van het absorptiecoëfficiëntsymbool (alleen voor compressieontstekingsmotoren): …

4.2.13.2.    Vermogen op zes meetpunten (zie VN/ECE-Reglement nr. 24)

4.2.13.3.    Op de testbank/het voertuig gemeten motorvermogen (1)

4.2.13.3.1.    Aangegeven toerentallen en vermogens

Meetpunten

Toerental (min-1)

Vermogen (kW)

1……

2……

3……

4……

5……

6……

4.2.14.    Gegevens over eventuele voorzieningen voor een zuinig brandstofverbruik (indien niet elders vermeld): …

4.2.15.    Lpg-systeem: ja/nee (1)

4.2.15.1.    Typegoedkeuringsnummer krachtens VN/ECE-Reglement nr. 34 : …

4.2.15.2.    Elektronische regeleenheid voor motormanagement op lpg:

4.2.15.2.1.    Merk(en): …

4.2.15.2.2.    Type(n): …

4.2.15.2.3.    Instelmogelijkheden in verband met emissies: …

4.2.15.3.    Aanvullende documentatie

4.2.15.3.1.    Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op lpg of omgekeerd: …

4.2.15.3.2.    Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.): …

4.2.15.3.3.    Tekening van het symbool: …

4.2.16.    Aardgassysteem: ja/nee (1)

4.2.16.1.    Typegoedkeuringsnummer krachtens VN/ECE-Reglement nr. 34 : …

4.2.16.2.    Elektronische regeleenheid voor motormanagement op aardgas

4.2.16.2.1.    Merk(en): …

4.2.16.2.2.    Type(n): …

4.2.16.2.3.    Instelmogelijkheden in verband met emissies: …

4.2.16.3.    Aanvullende documentatie

4.2.16.3.1.    Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op aardgas of omgekeerd: …

4.2.16.3.2.    Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.): …

4.2.16.3.3.    Tekening van het symbool: …

4.2.17.    Specifieke informatie over gasmotoren voor zware voertuigen (voor systeemvarianten soortgelijke informatie verstrekken)

4.2.17.1.    Brandstof: lpg/aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL (1)

4.2.17.2.    Drukregelaar(s) of verdamper/drukregelaar(s) (1)

4.2.17.2.1.    Merk(en): …

4.2.17.2.2.    Type(n): …

4.2.17.2.3.    Aantal drukreduceerfasen: …

4.2.17.2.4.    Druk in de eindfase

minimum: …… kPa — maximum: …… kPa

4.2.17.2.5.    Aantal hoofdafstelpunten: …

4.2.17.2.6.    Aantal afstelpunten stationair: …

4.2.17.2.7.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.3.    Brandstofsysteem: mengeenheid/gasinspuiting/vloeistofinspuiting/directe inspuiting (1)

4.2.17.3.1.    Mengverhoudingregeling: …

4.2.17.3.2.    Systeembeschrijving en/of -diagram en tekeningen: …

4.2.17.3.3.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.4.    Mengeenheid

4.2.17.4.1.    Aantal: …

4.2.17.4.2.    Merk(en): …

4.2.17.4.3.    Type(n): …

4.2.17.4.4.    Plaats: …

4.2.17.4.5.    Afstelmogelijkheden: …

4.2.17.4.6.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.5.    Inspuiting in het inlaatspruitstuk

4.2.17.5.1.    Inspuiting: monopoint/multipoint (1)

4.2.17.5.2.    Inspuiting: continu/gelijktijdig/achtereenvolgens (1)

4.2.17.5.3.    Inspuitapparatuur

4.2.17.5.3.1.    Merk(en): …

4.2.17.5.3.2.    Type(n): …

4.2.17.5.3.3.    Afstelmogelijkheden: …

4.2.17.5.3.4.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.5.4.    Brandstofpomp (indien van toepassing)

4.2.17.5.4.1.    Merk(en): …

4.2.17.5.4.2.    Type(n): …

4.2.17.5.4.3.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.5.5.    Inspuiter(s) …

4.2.17.5.5.1.    Merk(en): …

4.2.17.5.5.2.    Type(n): …

4.2.17.5.5.3.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.6.    Directe inspuiting

4.2.17.6.1.    Inspuitpomp/drukregelaar (1)

4.2.17.6.1.1.    Merk(en): …

4.2.17.6.1.2.    Type(n): …

4.2.17.6.1.3.    Inspuittiming: …

4.2.17.6.1.4.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.6.2.    Inspuiter(s) …

4.2.17.6.2.1.    Merk(en): …

4.2.17.6.2.2.    Type(n): …

4.2.17.6.2.3.    Openingsdruk of karakteristiek diagram (2): …

4.2.17.6.2.4.    Typegoedkeuringsnummer: …

4.2.17.7.    Elektronische regeleenheid (ECU)

4.2.17.7.1.    Merk(en): …

4.2.17.7.2.    Type(n): …

4.2.17.7.3.    Afstelmogelijkheden: …

4.2.17.7.4.    Softwarekalibratienummer(s): …

4.2.17.8.    Specifieke aardgasapparatuur

4.2.17.8.1.    Variant 1 (alleen bij goedkeuring van motoren voor diverse specifieke brandstofsamenstellingen)

4.2.17.8.1.0.1.    (Alleen Euro VI) Functie voor automatische aanpassing? ja/nee (1)

4.2.17.8.1.0.2.    (Alleen Euro VI) Kalibratie voor een specifieke gassamenstelling aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL (1):

Omzetting voor een specifieke gassamenstelling aardgas-Ht/aardgas-Lt/aardgas-HLt (1)

4.2.17.8.1.1.    Brandstofsamenstelling:

methaan (CH4):

basis: ……. mol.-%

min. …. mol.-%

max. ….. mol.-%

ethaan (C2H6):

basis: ……. mol.-%

min. …. mol.-%

max. ….. mol.-%

propaan (C3H8):

basis: ……. mol.-%

min. …. mol.-%

max. ….. mol.-%

butaan (C4H10):

basis: ……. mol.-%

min. …. mol.-%

max. ….. mol.-%

C5/C5+:

basis: ……. mol.-%

min. …. mol.-%

max. ….. mol.-%

zuurstof (O2):

basis: ……. mol.-%

min. …. mol.-%

max. ….. mol.-%

inert gas (N2, He enz.):

basis: ……. mol.-%

min. …. mol.-%

max. ….. mol.-%

4.2.17.8.1.2.    Inspuiter(s)

4.2.17.8.1.2.1.    Merk(en): …

4.2.17.8.1.2.2.    Type(n): …

4.2.17.8.1.3.    Overige (indien van toepassing): …

4.2.17.8.2.    Variant 2 (alleen in geval van goedkeuringen voor diverse specifieke brandstofsamenstellingen)

4.2.17.9.    Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar de documentatie voor het installeren van de dualfuelmotor in een voertuig (x1)

4.2.18.    Waterstofsysteem: ja/nee (1)

4.2.18.1.    EU-typegoedkeuringsnummer overeenkomstig Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad 2 : …

4.2.18.2.    Elektronische regeleenheid voor motormanagement op waterstof

4.2.18.2.1.    Merk(en): …

4.2.18.2.2.    Type(n): …

4.2.18.2.3.    Instelmogelijkheden in verband met emissies: …

4.2.18.3.    Aanvullende documentatie

4.2.18.3.1.    Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op waterstof of omgekeerd: …

4.2.18.3.2.    Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.): …

4.2.18.3.3.    Tekening van het symbool: …

4.2.19.    H2NG-brandstofsysteem: ja/nee (1)

4.2.19.1.    Percentage waterstof in de brandstof (door de fabrikant opgegeven maximum): …

4.2.19.2.    EU-typegoedkeuringsnummer krachtens VN/ECE-Reglement nr. 110: …

4.2.19.3.    Elektronische regeleenheid voor motormanagement op H2NG

4.2.19.3.1.    Merk(en): …

4.2.19.3.2.    Type(n): …

4.2.19.3.3.    Instelmogelijkheden in verband met emissies: …

4.2.19.4.    Aanvullende documentatie

4.2.19.4.1.    Beschrijving van de beveiliging van de katalysator bij het overschakelen van benzine op H2NG of omgekeerd: …

4.2.19.4.2.    Systeemconfiguratie (elektrische verbindingen, vacuümverbindingen, compensatieslangen enz.): …

4.2.19.4.3.    Tekening van het symbool: …

4.3.    Elektrische motor

4.3.1.    Type (wikkeling, bekrachtiging): …

4.3.1.1.    Maximumuurvermogen: …… kW

4.3.1.1.1.    Nettomaximumvermogen (n) … kW

(volgens fabrieksopgave)

4.3.1.1.2.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten (n) ………. kW

(volgens fabrieksopgave)

4.3.1.2.    Bedrijfsspanning: …… V

4.3.2.    Batterij

4.3.2.1.    Aantal cellen: …

4.3.2.2.    Massa: …… kg

4.3.2.3.    Cilinderinhoud: …… Ah (ampère-uur)

4.3.2.4.    Plaats: …

4.4.    Motor of motorcombinatie

3.4.1.    Hybride elektrisch voertuig: ja/nee (1)

4.4.2.    Categorie waartoe het hybride elektrische voertuig behoort: extern oplaadbaar/niet-extern oplaadbaar: (1)

4.4.3.    Bedrijfsstandschakelaar: met/zonder (1)

4.4.3.1.    Bedrijfsstanden

4.4.3.1.1.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

4.4.3.1.2.    Uitsluitend op benzine: ja/nee (1)

4.4.3.1.3.    Hybride standen: ja/nee (1)

(zo ja, een korte beschrijving): …

4.4.4.    Beschrijving van de energieopslagvoorziening: (accu, condensator, vliegwiel/generator) 

4.4.4.1.    Merk(en): …

4.4.4.2.    Type(n): …

4.4.4.3.    Identificatienummer: …

4.4.4.4.    Soort elektrochemisch koppel: …

4.4.4.5.    Energie: ... (voor batterij: voltage en Ah-capaciteit in 2 u; voor condensator: J, …)

4.4.4.6.    Lader: ingebouwd/extern/geen (1)

4.4.5.    Elektromotor (elk type elektromotor afzonderlijk beschrijven) 

4.4.5.1.    Merk: …

4.4.5.2.    Type: …

4.4.5.3.    Primair gebruik: tractiemotor/generator (1)

4.4.5.3.1.    Bij gebruik als tractiemotor: één motor/meerdere motoren (aantal) (1): …

4.4.5.4.    Maximumvermogen: …… kW

4.4.5.5.    Werkingsprincipe

4.4.5.5.5.1    Gelijkstroom/wisselstroom/aantal fasen: …

4.4.5.5.2.    Afzonderlijke bekrachtiging/seriebekrachtiging/compoundbekrachtiging (1)

4.4.5.5.3.    Synchroon/asynchroon (1)

4.4.6.    Regeleenheid 

4.4.6.1.    Merk(en): …

4.4.6.2.    Type(n): …

4.4.6.3.    Identificatienummer: …

4.4.7.    Vermogensregulateur 

4.4.7.1.    Merk: …

4.4.7.2.    Type: …

4.4.7.3.    Identificatienummer: …

4.4.8.    Elektrisch bereik van het voertuig: … km (overeenkomstig bijlage 9 bij VN/ECE-Reglement nr. 101)

4.4.9.    Door de fabrikant aanbevolen voorconditionering:

4.5.    CO2-emissies/brandstofverbruik (o) (volgens fabrieksopgave)

4.5.1.    CO2-massa-emissies 

4.5.1.1.    CO2-massa-emissies (stadsverkeer): …… g/km

4.5.1.2.    CO2-massa-emissies (verkeer buiten de stad): …… g/km

4.5.1.3.    CO2-massa-emissies (gemengd): …… g/km

4.5.2.    Brandstofverbruik (details verstrekken voor elke geteste referentiebrandstof) 

4.5.2.1.    Brandstofverbruik (stadsverkeer): … l/100 km of m3/100 km of kg/100 km (1)

4.5.2.2.    Brandstofverbruik (verkeer buiten de stad): … l/100 km of m3/100 km of kg/100 km (1)

4.5.2.3.    Brandstofverbruik (gemengd): …..l/100 km of m3/100 km of kg/100 km (1)

4.5.3.    Elektriciteitsverbruik voor elektrische voertuigen

4.5.3.1.    Elektriciteitsverbruik voor zuiver elektrische voertuigen … Wh/km

4.5.3.2.    Elektriciteitsverbruik voor extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen

4.5.3.2.1.    Elektriciteitsverbruik (toestand A, gemengd) … Wh/km

4.5.3.2.2.    Elektriciteitsverbruik (toestand B, gemengd)… Wh/km

4.5.3.2.3.    Elektriciteitsverbruik (gewogen, gemengd) … Wh/km

4.5.4.    CO2-emissies voor zware motoren (alleen Euro VI)

4.5.4.1.    CO2-massa-emissies WHSC-test (x3): …. g/kWh

4.5.4.2.    CO2-massa-emissies WHSC-test in dieselmodus (x2): …. g/kWh

4.5.4.3.    CO2-massa-emissies WHSC-test in dualfuelmodus (x1): …. g/kWh

4.5.4.4.    CO2-massa-emissies WHTC-test (x3)(8): …. g/kWh

4.5.4.5.    CO2-massa-emissies WHTC-test in dieselmodus (x2)(8): …. g/kWh

4.5.4.6.    CO2-massa-emissies WHTC-test in dualfuelmodus (x1)(8): …. g/kWh

4.5.5.    Brandstofverbruik voor zware motoren (alleen Euro VI)

4.5.5.1.    Brandstofverbruik WHSC-test (x3): …. g/kWh

4.5.5.2.    Brandstofverbruik WHSC-test in dieselmodus (x2): …. g/kWh

4.5.5.3.    Brandstofverbruik WHSC-test in dualfuelmodus (x1): …. g/kWh

4.5.5.4.    Brandstofverbruik WHTC-test (8)(x3): …. g/kWh

4.5.5.5.    Brandstofverbruik WHTC-test in dieselmodus (8)(x2): …. g/kWh

4.5.5.6.    Brandstofverbruik WHTC-test in dualfuelmodus (8)(x1): …. g/kWh

4.5.6.    Voertuig uitgerust met een eco-innovatie in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad 3 voor voertuigen van de categorie M1 of van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad 4 voor voertuigen van de categorie N1: ja/nee (1)

4.5.6.1.    Type/variant/uitvoering van het basisvoertuig zoals bedoeld in artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie 5 voor voertuigen van categorie M1 of artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2014 van de Commissie 6 voor voertuigen van categorie N1 (indien van toepassing): …

4.5.6.2.    Wisselwerkingen tussen verschillende eco-innovaties: ja/nee (1)

4.5.6.3.    Emissiegegevens met betrekking tot het gebruik van eco-innovaties (tabel herhalen voor elke geteste referentiebrandstof) (w1)

Besluit tot goedkeuring van de eco-innovatie (w2)

Code van de eco-innovatie (w3)

1. CO2-emissies van het basisvoertuig

(g/km)

2. CO2-emissies van het eco-innovatievoertuig

(g/km)

3. CO2-emissies van het basisvoertuig in type 1-testcyclus (w4)

4. CO2-emissies van het eco-innovatievoertuig in type 1-testcyclus

(= 3.5.1.3)

5. Gebruiksfactor (UF), d.w.z. het tijdsaandeel van het gebruik van de technologie onder normale omstandigheden

CO2-emissiebesparing

((1 – 2)
– (3 – 4)) * 5

xxxx/201x

Totale CO2-emissiebesparing (g/km) (w5) 

(w) Eco-innovaties.

(w2) Nummer van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de eco-innovatie.

(w3) Toegekend in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de eco-innovatie.

(w4) Indien met instemming van de goedkeuringsinstantie in plaats van de type 1-testcyclus een modelleringsmethode wordt toegepast, moet hier de waarde worden vermeld die met de modelleringsmethode wordt verkregen.

(w5) Som van de CO2-emissiebesparingen van alle afzonderlijke eco-innovaties.

4.6.    Door de fabrikant toegestane temperaturen

4.6.1.    Koelsysteem 

4.6.1.1.    Vloeistofkoeling

Maximumtemperatuur aan de afvoer: …… K

4.6.1.2.    Luchtkoeling

4.6.1.2.1.    Referentiepunt: …

4.6.1.2.2.    Maximumtemperatuur op het referentiepunt: …… K

4.6.2.    Maximale uitlaattemperatuur van de inlaattussenkoeler: …… K

4.6.3.    Maximumtemperatuur van de uitlaatgassen op het punt in de uitlaatpijp(en) ter hoogte van de buitenflens (buitenflenzen) van het uitlaatspruitstuk of de turbocompressor: …… K

4.6.4.    Brandstoftemperatuur 

minimum: …… K — maximum: …… K

voor dieselmotoren bij de inlaat van de inspuitpomp, voor gasmotoren bij de eindtrap van de drukregelaar.

4.6.5.    Smeermiddeltemperatuur 

minimum: …. … K — maximum: …… K

4.6.6.    Brandstofdruk 

minimum: …… kPa — maximum: …… kPa

Bij de eindtrap van de drukregelaar, alleen bij aardgasmotoren.

4.7.    Vermogen dat wordt opgenomen bij voor de emissietest specifieke motortoerentallen

Uitrusting

Stationair toerental

Laag toerental

Hoog toerental

Toerental A (aanbevolen toerental) (2)

Toerental B (n95h)

Pa

Voor de werking van de motor benodigde hulpapparatuur (moet van het gemeten motorvermogen worden afgetrokken) overeenkomstig

bijlage 4, aanhangsel 6, bij VN/ECE-Reglement nr. 49

Voor de werking van de motor benodigde hulpapparatuur (moet van het gemeten motorvermogen worden afgetrokken)

Pb

Overeenkomstig bijlage 4, aanhangsel 6, bij VN/ECE-Reglement nr. 49

niet benodigde hulpapparatuur

4.8.    Smeersysteem

4.8.1.    Beschrijving van het systeem 

4.8.1.1.    Plaats van het smeermiddelreservoir: …

4.8.1.2.    Toevoersysteem (pomp/inspuiting in het inlaatsysteem/vermenging met brandstof enz.) (1)

4.8.2.    Smeerpomp 

4.8.2.1.    Merk(en): …

4.8.2.2.    Type(n): …

4.8.3.    Vermenging met brandstof 

4.8.3.1.    Mengverhouding: …

4.8.4.    Oliekoeler: ja/nee (1)

4.8.4.1.    Tekening(en): …… of

4.8.4.1.1.    Merk(en): …

4.8.4.1.2.    Type(n): …

5.    TRANSMISSIE (p)

5.1.    Tekening van de transmissie:

5.2.    Transmissiesysteem (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.):

5.2.1.    Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

5.3.    Traagheidsmoment van het motorvliegwiel:

5.3.1.    Extra traagheidsmoment in de vrijstand: …

5.4.    Koppeling

5.4.1.    Type: …

5.4.2.    Maximumkoppelomvorming: …

5.5.    Versnellingsbak

5.5.1.    Type (manueel/automatisch/CVT (continuvariabele transmissie)) (1)

5.5.2.    Plaats ten opzichte van de motor: …

5.5.3.    Bedieningswijze: …



5.6.    Overbrengingsverhoudingen

Versnelling

Verhoudingen in de versnellingsbak (verhoudingen tussen omwentelingen van de motor en omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak)

Eindoverbrengingsverhouding(en) (verhouding tussen de omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak en die van de aangedreven wielen)

Totale verhouding

Maximum voor CVT (*)

1

2

3

Minimum voor CVT (*)

Achteruit

(*) CVT — continuvariabele transmissie

5.7.    Door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (q): …

5.8.    Snelheidsmeter

5.8.1.    Werkwijze en beschrijving van het aandrijfmechanisme: …

5.8.2.    Technische constante van het instrument: …

5.8.3.    Tolerantie van het meetmechanisme (overeenkomstig punt 2.5.1 van VN/ECE-Reglement nr. 39): …

5.8.4.    Totale overbrengingsverhouding (overeenkomstig punt 2.2.2 van VN/ECE-Reglement nr. 39) of gelijkwaardige gegevens: …

5.8.5.    Tekening van de snelheidsmeterschaal of andere vormen van weergave: …

5.9.    Tachograaf: ja/nee (1)

5.9.1.    Goedkeuringsmerk: …

5.10.    Differentieelblokkering: ja/nee/optioneel (1)

5.11.    Schakelindicator

5.11.1.    Geluidssignaal beschikbaar: ja/nee (1). Zo ja, beschrijving van het geluid en vermelding van de geluidssterkte voor het oor van de bestuurder in dB(A). (Geluidssignaal kan altijd aan- of uitgezet worden.)

5.11.2.    Informatie overeenkomstig bijlage I, punt 4.6, bij Verordening (EU) nr. 65/2012 van de Commissie 7 (volgens fabrieksopgave)

5.11.3.    Foto's en/of tekeningen van de schakelindicator en korte beschrijving van de systeemonderdelen en de werking ervan:

6.    ASSEN

6.1.    Beschrijving van elke as: …

6.2.    Merk: …

6.3.    Type: …

6.4.    Plaats van de hefbare as(sen): …

6.5.    Plaats van de belastbare as(sen): …

7.    OPHANGING

7.1.    Tekening van de ophanging: …

7.2.    Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk asstel of elk wiel: …

7.2.1.    Niveauregeling: ja/nee/optioneel (1)

7.2.2.    Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

7.2.3.    Luchtvering van de aangedreven as(sen): ja/nee (1)

7.2.3.1.    Vering van de aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/nee (1)

7.2.3.2.    Frequentie en demping van de trilling van de afgeveerde massa: …

7.2.4.    Luchtvering voor niet-aangedreven as(sen): ja/nee (1)

7.2.4.1.    Vering van niet-aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/nee (1)

7.2.4.2.    Frequentie en demping van de trilling van de afgeveerde massa: …

7.3.    Kenmerken van de verende onderdelen van de ophanging (ontwerp, kenmerken van de materialen en afmetingen): …

7.4.    Stabilisatoren: ja/nee/optioneel (1)

7.5.    Schokdempers: ja/nee/optioneel (1)

7.6.    Banden en wielen

7.6.1.    Band/wielcombinatie(s) 

a)voor banden de maataanduiding, de belastingsindex, het symbool van de snelheidscategorie en de rolweerstand opgeven overeenkomstig ISO 28580 (indien van toepassing) (r);

b)voor wielen de velgmaat (of -maten) en de offset(s) opgeven.

7.6.1.1.    Assen

7.6.1.1.1.    As 1: …

7.6.1.1.2.    As 2: …

enz.

7.6.1.2.    Eventueel reservewiel: …

7.6.2.    Boven- en ondergrenzen van de afrolstralen 

7.6.2.1.    As 1: …

7.6.2.2.    As 2: …

7.6.2.3.    As 3: …

7.6.2.4.    As 4: …

enz.

7.6.3.    Door de fabrikant van het voertuig aanbevolen bandenspanning: …… kPa

7.6.4.    Door de fabrikant aanbevolen ketting/band/wielcombinatie op de voor- en/of achteras die geschikt is voor het type voertuig:

7.6.5.    Korte beschrijving van het reservewiel voor tijdelijk gebruik (indien aanwezig):

8.    STUURVOORZIENING

8.1.    Schematisch diagram van de bestuurde as(sen) met aanduiding van de stuurgeometrie:

8.2.    Overbrenging en regeling

8.2.1.    Type overbrenging van de stuurvoorziening (in voorkomend geval voor de voor- en achterzijde specificeren): …

8.2.2.    Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor de voor- en achterzijde specificeren): …

8.2.2.1.    Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

8.2.3.    Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig): …

8.2.3.1.    Principe en diagram van de werking, merk(en) en type(n): …

8.2.4.    Schema van de gehele stuurvoorziening, waarop de plaats op het voertuig van de verschillende onderdelen die van invloed zijn op het stuurgedrag, is aangegeven: …

8.2.5.    Schematisch(e) diagram(men) van het stuurorgaan (de stuurorganen): …

8.2.6.    Bereik en methode van verstelling van het stuurorgaan (indien mogelijk): …

8.3.    Maximumstuurhoek van de wielen

8.3.1.    Naar rechts: ... graden; aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens): …

8.3.2.    Naar links: ... graden; aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens): …

9.    REMVOORZIENING

(De volgende bijzonderheden, met inbegrip van identificatiemiddelen, indien van toepassing, dienen te worden verstrekt)

9.1.    Type en kenmerken van de remmen, zoals gedefinieerd in punt 2.6 van VN/ECE-Reglement nr. 13-H, met details en tekeningen van de trommels, schijven, slangen, merk en type van remschoen/blokstellen en/of remvoeringen, effectieve remoppervlakte, straal van trommels, schoenen of schijven, massa van trommels, afstelvoorzieningen, relevante delen van de as(sen) en ophanging: …

9.2.    Werkingsschema, beschrijving en/of tekening van het remsysteem, zoals beschreven in punt 2.3 van VN/ECE-Reglement nr. 13-H, met inbegrip van details van de overbrenging en de bedieningsorganen:

9.2.1.    Bedrijfsremsysteem: …

9.2.2.    Hulpremsysteem: …

9.2.3.    Parkeerremsysteem: …

9.2.4.    Eventueel extra remsysteem: …

9.2.5.    Automatisch remsysteem bij breuk van de koppeling: …

9.3.    Bediening en overbrenging van remsystemen van aanhangwagens bij voertuigen die zijn ontworpen voor het trekken van aanhangwagens: …

9.4.    Het voertuig is uitgerust om een aanhangwagen met elektrische/pneumatische/hydraulische (1) bedrijfsremvoorziening te trekken: ja/nee (1)

9.5.    Antiblokkeersysteem: ja/nee/optioneel (1)

9.5.1.    Bij voertuigen met een antiblokkeersysteem, beschrijving van de werking van het systeem (met inbegrip van eventuele elektronische onderdelen), elektrisch blokschema, schema van het hydraulisch of pneumatisch circuit: …

9.6.    Berekening en curven overeenkomstig bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H: …

9.7.    Beschrijving en/of tekening van de energietoevoer (eveneens aan te geven voor remsystemen met rembekrachtiging): …

9.7.1.    In het geval van luchtremsystemen, de werkdruk p2 in het (de) luchtreservoir(s): …

9.7.2.    In het geval van vacuümremsystemen, het aanvankelijke energieniveau in het (de) reservoir(s): …

9.8.    Berekening remsysteem: bepaling van de verhouding tussen het totaal van de remkrachten aan de omtrek van de wielen en de op het bedieningsorgaan uitgeoefende kracht: …

9.9.    Korte beschrijving van het remsysteem overeenkomstig bijlage 2, punt 12, bij VN/ECE-Reglement nr. 13: …

9.10.    Indien aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de tests van type I en/of type II, of type III, het nummer van het rapport overeenkomstig bijlage 11, aanhangsel 2, bij VN/ECE-Reglement nr. 13 opgeven: …

9.11.    Bijzonderheden van het type vertragersysteem (de typen vertragersystemen): …

10.    CARROSSERIE

10.1.    Type carrosserie met gebruikmaking van de in bijlage II, deel C, gedefinieerde codes: …

10.2.    Gebruikte materialen en toegepaste constructiemethoden: …

10.3.    Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk

10.3.1.    Configuratie van de deuren en aantal deuren: …

10.3.1.1.    Afmetingen, openingsrichting en maximale openingshoek van de deuren: …

10.3.2.    Tekening van het hang- en sluitwerk en de plaats daarvan in de deuren: …

10.3.3.    Technische beschrijving van het hang- en sluitwerk: …

10.3.4.    Details (met afmetingen) van ingangen, treden en noodzakelijke handgrepen, indien van toepassing: …

10.4.    Gezichtsveld

10.4.1.    Gegevens over de primaire referentiemerken; deze moeten voldoende gedetailleerd zijn om ze gemakkelijk te kunnen identificeren en de plaats van elk merk ten opzichte van de andere merken en van het punt R te kunnen controleren: …

10.4.2.    Tekening(en) of foto('s) waarop de plaats van de samenstellende delen binnen het 180o-gezichtsveld naar voren is aangegeven: …

10.5.    Voorruit en andere ruiten

10.5.1.    Voorruit

10.5.1.1.    Gebruikte materialen: …

10.5.1.2.    Montage: …

10.5.1.3.    Hellingshoek: …

10.5.1.4.    Typegoedkeuringsnummer(s): …

10.5.1.5.    Accessoires van de voorruit en de positie waarin deze zijn gemonteerd, met een korte beschrijving van eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

10.5.2.    Andere ruiten 

10.5.2.1.    Gebruikte materialen: …

10.5.2.2.    Typegoedkeuringsnummer(s): …

10.5.2.3.    Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen van het portierraammechanisme: …

10.5.3.    Beglazing voor opengaand dak 

10.5.3.1.    Gebruikte materialen: …

10.5.3.2.    Typegoedkeuringsnummer(s): …

10.5.4.    Andere beglazing

10.5.4.1.    Gebruikte materialen: …

10.5.4.2.    Typegoedkeuringsnummer(s): …

10.6.    Ruitenwisser(s) 

10.6.1.    Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen): …

10.7.    Ruitensproeier

10.7.1.    Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen) of, indien goedgekeurd als technische eenheid, typegoedkeuringsnummer: …

10.8.    Ontdooiing en ontwaseming

10.8.1.    Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen): …

10.8.2.    Maximumelektriciteitsverbruik: …… kW

10.9.    Voorzieningen voor indirect zicht

10.9.1.    Achteruitkijkspiegels, met voor elke spiegel opgave van:

10.9.1.1.    Merk: …

10.9.1.2.    Typegoedkeuringsmerk: …

10.9.1.3.    Variant: …

10.9.1.4.    Tekening(en) ter identificatie van de spiegel, waarop de plaats van de spiegel ten opzichte van de voertuigstructuur is aangegeven: …

10.9.1.5.    Gegevens over de bevestigingswijze, met inbegrip van dat deel van de voertuigstructuur waarop de spiegel is bevestigd: …

10.9.1.6.    Accessoires die van invloed kunnen zijn op het gezichtsveld naar achteren: …

10.9.1.7.    Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen van het verstelsysteem: …

10.9.2.    Andere voorzieningen voor indirect zicht dan spiegels: …

10.9.2.1.    Type en kenmerken (bv. een volledige beschrijving van de voorziening): …

10.9.2.1.1.    In geval van een cameramonitorvoorziening: de waarnemingsafstand (mm), het contrast, het luminantiebereik, de correctie voor invallend licht, de beeldschermprestaties (zwart-wit/kleur), de beeldvernieuwingsfrequentie en het luminantiebereik van het beeldscherm: …

10.9.2.1.2.    Voldoende gedetailleerde tekeningen die een overzicht geven van de volledige inrichting, met inbegrip van de montagevoorschriften; op de tekeningen moet de plaats voor het EU-typegoedkeuringsmerk zijn aangegeven.

10.10.    Binneninrichting

10.10.1.    Binnenbescherming voor de inzittenden 

10.10.1.1.    Overzichtstekening of foto's waarop de plaats van de bijgevoegde doorsneden of aanzichten is aangegeven: …

10.10.1.2.    Foto of tekening waarop de referentiezone met het uitgezonderde gebied, zoals bedoeld in punt 2.3.1 van VN/ECE-Reglement nr. 21, is aangegeven: …

10.10.1.3.    Foto's, tekeningen en/of een opengewerkte tekening van de binneninrichting die een overzicht geven van de delen van het interieur en de gebruikte materialen (met uitzondering van binnenachteruitkijkspiegels), de plaats van de bedieningsorganen, het dak en het rol- of schuifdak, de rugleuning, de zitplaatsen en de achterzijde van de zitplaatsen: …

10.10.2.    Plaatsing en identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters 

10.10.2.1.    Foto's en/of tekeningen van de plaatsing van symbolen en bedieningsorganen, verklikkers en meters: …

10.10.2.2.    Foto's en/of tekeningen van de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters en, indien van toepassing, van de in tabel 1 van VN/ECE-Reglement nr. 121 bedoelde voertuigonderdelen: …

10.10.2.3.    Overzichtstabel

Het voertuigtype is uitgerust met de volgende bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters overeenkomstig tabel 1 van VN/ECEReglement nr. 121:

Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie verplicht is, en de daarvoor te gebruiken symbolen

Symbool nr.

Voorziening

Bedieningsorgaan/meter aanwezig (*)

Geïdentificeerd door symbool (*)

Plaats (**)

Verklikker aanwezig (*)

Geïdentificeerd door symbool (*)

Plaats (**)

1

Hoofdlicht

2

Dimlichtkoplampen

3

Grootlichtkoplampen

4

Breedtelichten

5

Mistvoorlichten

6

Mistachterlicht

7

Verstelvoorziening koplamp

8

Parkeerlichten

9

Richtingaanwijzers

10

Waarschuwingsknipperlichten

11

Ruitenwisser

12

Ruitensproeier

13

Combinatie ruitenwisser/ ruitensproeier

14

Koplampwisser

15

Ontwaseming en ontdooiing van de voorruit

16

Ontwaseming en ontdooiing van de achterruit

17

Ventilator

18

Dieselvoorverwarmer

19

Choke-knop

20

Remdefect

21

Brandstofpeil

22

Acculaadmeter

23

Temperatuur koelvloeistof motor

(*)    x = ja

   — = niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig

   o = optioneel

(**)    d = op respectievelijk bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht

   n = in de onmiddellijke nabijheid

Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie facultatief is, en de voor identificatie te gebruiken symbolen

Symbool nr.

Voorziening

Bedieningsorgaan/meter aanwezig (*)

Geïdentificeerd door symbool (*)

Plaats (**)

Verklikker aanwezig (*)

Geïdentificeerd door symbool (*)

Plaats (**)

1

Parkeerrem

2

Ruitenwisser achterruit

3

Sproeier achterruit

4

Combinatie ruitenwisser/sproeier achterruit

5

Ruitenwisser voorruit met intervalschakelaar

6

Geluidssignaalvoorziening (claxon)

7

Klep motorkap

8

Klep kofferbak

9

Veiligheidsgordel

10

Oliedrukmeter

11

Loodvrije benzine

(*)    x = ja

   — = niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig

   o = optioneel

(**)    d = op respectievelijk bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht

   n = in de onmiddellijke nabijheid.

10.10.3.    Zitplaatsen

10.10.3.1.    Aantal zitplaatsen (s): …

10.10.3.1.1.    Plaats en opstelling: …

10.10.3.2.    Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: …

10.10.3.3.    Massa: …

10.10.3.4.    Kenmerken: voor zitplaatsen zonder typegoedkeuring als onderdeel, beschrijving en tekeningen van:

10.10.3.4.1.    de zitplaatsen en hun verankeringen: …

10.10.3.4.2.    het verstelsysteem: …

10.10.3.4.3.    de wegklap- en vergrendelingssystemen: …

10.10.3.4.4.    de gordelverankeringen, indien aanwezig op de zitplaats: …

10.10.3.4.5.    de als verankering gebruikte delen van het voertuig: …

10.10.3.5.    Coördinaten of tekening van het R-punt (t)    

10.10.3.5.1.    Bestuurderszitplaats: …

10.10.3.5.2.    Alle overige zitplaatsen: …

10.10.3.6.    Ontwerpromphoek

10.10.3.6.1.    Bestuurderszitplaats: …

10.10.3.6.2.    Alle overige zitplaatsen: …

10.10.3.7.    Bereik van de zitplaatsverstelling

10.10.3.7.1.    Bestuurderszitplaats: …

10.10.3.7.2.    Alle overige zitplaatsen: …

10.10.4.    Hoofdsteunen 

10.10.4.1.    Type hoofdsteunen: geïntegreerd/afneembaar/los (1)    

10.10.4.2.    Eventueel typegoedkeuringsnummer: …

10.10.4.3.    Voor nog goed te keuren hoofdsteunen

10.10.4.3.1.    Een uitvoerige beschrijving van de hoofdsteun, waarbij wordt aangegeven de aard van het bekledingsmateriaal (de bekledingsmaterialen) en, voor zover van toepassing, de plaats en specificaties van de steunen en de verankering voor het (de) type(n) zitplaats waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd: …

10.10.4.3.2.    In het geval van een "afzonderlijke" hoofdsteun

10.10.4.3.2.1.    Een uitvoerige beschrijving van het deel van de constructie waarop de hoofdsteun wordt gemonteerd: …

10.10.4.3.2.2.    Tekeningen met vermelding van de afmetingen van de karakteristieke delen van de structuur en de hoofdsteun: …

10.10.5.    Verwarming van de passagiersruimte 

10.10.5.1.    Een korte beschrijving van het voertuigtype wat het verwarmingssysteem betreft, als het verwarmingssysteem gebruikmaakt van de warmte van de koelvloeistof van de motor: …

10.10.5.2.    Een gedetailleerde beschrijving van het voertuigtype wat de interieurverwarming betreft, als daarbij gebruik wordt gemaakt van de koellucht of de uitlaatgassen van de motor, met inbegrip van:

10.10.5.2.1.    Een tekening van het verwarmingssysteem met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig: …

10.10.5.2.2.    Een schema van de warmtewisselaar bij verwarmingssystemen die voor de verwarming gebruikmaken van de uitlaatgassen, of van de delen waar de warmtewisseling plaatsvindt (bij verwarmingssystemen die voor de verwarming gebruikmaken van de koellucht van de motor): …

10.10.5.2.3.    Een doorsnede van de warmtewisselaar of van de delen waar de warmtewisseling plaatsvindt, met aanduiding van de wanddikte, de gebruikte materialen en de oppervlakte-eigenschappen: …

10.10.5.2.4.    Specificaties vermelden van andere belangrijke onderdelen van het verwarmingssysteem, bijvoorbeeld de kachelventilator, wat de wijze van constructie en de technische gegevens betreft: …

10.10.5.3.    Een korte beschrijving van het voertuigtype wat betreft het verwarmingssysteem op brandstof en de automatische controle: …

10.10.5.3.1.    Een schema van het verwarmingssysteem op brandstof, het luchtinlaatsysteem, het uitlaatsysteem, de brandstoftank, het brandstoftoevoersysteem (met inbegrip van de kleppen) en de elektrische verbindingen met aanduiding van de plaats daarvan in het voertuig

10.10.5.4.    Maximumelektriciteitsverbruik: …… kW

10.10.6.    Onderdelen die van invloed zijn op het gedrag van de stuurvoorziening bij botsingen 

10.10.6.1.    Een gedetailleerde beschrijving, met foto('s) en/of tekening(en), van de structuur, de afmetingen, de lijnen en de samenstellende materialen van dat gedeelte van het voertuig dat zich vóór het besturingsorgaan bevindt, met inbegrip van onderdelen die zijn ontworpen om mede energie te absorberen bij een stoot tegen het stuurorgaan: …

10.10.6.2.    Foto('s) en/of tekening(en) van andere dan de in punt 10.10.6.1 beschreven voertuigonderdelen die volgens opgave van de fabrikant in overleg met de technische dienst mede het gedrag van de stuurvoorziening bij botsingen bepalen: …

10.10.7.    Verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen 

10.10.7.1.    Voor de binnenbekleding van het dak gebruikte materialen

10.10.7.1.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): …

10.10.7.1.2.    Voor niet-goedgekeurde materialen

10.10.7.1.2.1.    Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/……

10.10.7.1.2.2.    Composietmateriaal/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

10.10.7.1.2.3.    Type coating (1): …

10.10.7.1.2.4.    Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm

10.10.7.2.    Voor de achter- en zijwanden gebruikt(e) materiaal (materialen)

10.10.7.2.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): …

10.10.7.2.2.    Voor niet-goedgekeurde materialen

10.10.7.2.2.1.    Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/……

10.10.7.2.2.2.    Composietmateriaal/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

10.10.7.2.2.3.    Type coating (1): …

10.10.7.2.2.4.    Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm

10.10.7.3.    Voor de vloer gebruikt(e) materiaal (materialen)

10.10.7.3.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): …

10.10.7.3.2.    Voor niet-goedgekeurde materialen

10.10.7.3.2.1.    Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/……

10.10.7.3.2.2.    Composietmateriaal/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

10.10.7.3.2.3.    Type coating (1): …

10.10.7.3.2.4.    Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm

10.10.7.4.    Materiaal/materialen gebruikt voor de stoffering van de zitplaatsen

10.10.7.4.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): …

10.10.7.4.2.    Voor niet-goedgekeurde materialen

10.10.7.4.2.1.    Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/……

10.10.7.4.2.2.    Composietmateriaal/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

10.10.7.4.2.3.    Type coating (1): …

10.10.7.4.2.4.    Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm

10.10.7.5.    Voor de verwarmings- en ventilatieleidingen gebruikt(e) materiaal (materialen)

10.10.7.5.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): …

10.10.7.5.2.    Voor niet-goedgekeurde materialen

10.10.7.5.2.1.    Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/.…..

10.10.7.5.2.2.    Composietmateriaal/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

10.10.7.5.2.3.    Type coating (1): …

10.10.7.5.2.4.    Maximum-/minimumdikte: ……/…….mm

10.10.7.6.    Voor de bagagerekken gebruikt(e) materiaal (materialen)

10.10.7.6.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): …

10.10.7.6.2.    Voor niet-goedgekeurde materialen

10.10.7.6.2.1.    Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/……

10.10.7.6.2.2.    Composietmateriaal/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

10.10.7.6.2.3.    Type coating (1): …

10.10.7.6.2.4.    Maximum-/minimumdikte: ……/…… mm

10.10.7.7.    Voor andere doeleinden gebruikt(e) materiaal (materialen)

10.10.7.7.1.    Gebruiksbestemmingen: …

10.10.7.7.2.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het onderdeel (de onderdelen): …

10.10.7.7.3.    Voor niet-goedgekeurde materialen

10.10.7.7.3.1.    Basismateriaal (Basismaterialen)/aanduiding: ……/……

10.10.7.7.3.2.    Composietmateriaal/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

10.10.7.7.3.3.    Type coating (1): …

10.10.7.7.3.4.    Maximum-/minimumdikte: …./…. mm

10.10.7.8.    Als complete voorzieningen goedgekeurde onderdelen (stoelen, scheidingswanden, bagagerekken enz.)

10.10.7.8.1.    Typegoedkeuringsnummer(s) van het onderdeel: …

10.10.7.8.2.    Voor complete voorzieningen: zitplaats, scheidingswand, bagagerek enz. (1)

10.10.8.    Gas dat als koelmiddel in het airconditioningsysteem wordt gebruikt:

10.10.8.1.    Het airconditioningsysteem is ontworpen om een gefluoreerd broeikasgas te bevatten met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150: ja/nee (1)

10.10.8.2.    Zo ja, ook de volgende punten invullen:

10.10.8.2.1.    Tekening en beknopte beschrijving van de het airconditioningsysteem, inclusief referentie of onderdeelnummer en materiaal van de lekgevoelige onderdelen:

10.10.8.2.2.    Lekkage van het airconditioningsysteem

10.10.8.2.4.    Referentie of onderdeelnummer en materiaal van de onderdelen van het systeem en informatie over de test (bv. nummer van het testrapport, goedkeuringsnummer enz.): …

10.10.8.3.    Totale lekkage in g/jaar van het volledige systeem: …

10.11.    Naar buiten uitstekende delen

10.11.1.    Algemeen overzicht (tekening of foto's) met aanduiding van de plaats van de uitstekende delen:

10.11.2.    Tekeningen en/of foto's van bijvoorbeeld de deur- en raamstijlen, luchtinlaatroosters, radiateurgrille, ruitenwissers, regenlijsten, handgrepen, rails, kleppen, scharnieren en sloten van deuren, haken, trekogen, sierstrippen, badges, emblemen en uitsparingen en andere naar buiten uitstekende delen en delen van het buitenoppervlak die als kritisch kunnen worden beschouwd (bijvoorbeeld verlichtingsinstallatie). Indien de in de vorige zin genoemde delen niet kritisch zijn, kunnen zij voor documentatiedoeleinden worden vervangen door foto's met, indien noodzakelijk, vermelding van de afmetingen en/of begeleidende tekst:

10.11.3.    Tekeningen van delen van het buitenoppervlak overeenkomstig punt 6.9.1 van VN/ECE-Reglement nr. 17: …

10.11.4.    Tekening van de bumpers: …

10.11.5.    Tekening van de vloerlijn: …

10.12.    Veiligheidsgordels en/of andere bevestigingssystemen

10.12.1.    Aantal en plaats van de veiligheidsgordels en bevestigingssystemen en van de zitplaatsen waarop deze gordels en systemen mogen worden aangebracht

(L = linkerzitplaats, M = middelste zitplaats, R = rechterzitplaats)

Volledig EU-typegoedkeuringsmerk

Variant (indien van toepassing)

Verstelvoorziening gordelhoogte (ja/nee/optioneel)

L

M

R

L

M

R

(*)    De tabel kan zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.

10.12.2.    Aard en plaats van aanvullende beveiligingssystemen (geef aan ja/nee/optioneel)

(L = linkerzitplaats, M = middelste zitplaats, R = rechterzitplaats)

Airbag voor

Zijairbag

Gordelvoorspanvoorziening

L

M

R

L

M

R

(*)    De tabel kan zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.

10.12.3.    Aantal en plaats van de verankeringen voor veiligheidsgordels en bewijs van naleving van VN/ECE-Reglement nr. 14 (d.w.z. typegoedkeuringsnummer of testrapport): …

10.12.4.    Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

10.13.    Verankeringen veiligheidsgordels

10.13.1.    Foto's en/of tekeningen van de carrosserie waaruit de plaats en de afmetingen van de reële en de effectieve verankeringen blijken, inclusief de R-punten: …

10.13.2.    Tekeningen van de verankeringen voor de veiligheidsgordels en de delen van de voertuigstructuur waarop deze zijn aangebracht (met opgave van de materialen): …

10.13.3.    Aanduiding van de typen (u) veiligheidsgordels die op de verankeringen van het voertuig mogen worden aangebracht:



Plaats van verankering

Voertuigstructuur

Zitplaatsstructuur

Eerste rij zitplaatsen

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

Tweede rij zitplaatsen (*)

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

(*)    De tabel kan zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.

10.13.4.    Beschrijving van een bijzonder type veiligheidsgordel dat vereist is voor een verankering die zich in de rugleuning van de zitplaats bevindt of waarin een energiedissiperende voorziening is opgenomen: …

10.14.    Plaats voor het aanbrengen van de achterste kentekenplaat (vermeld in voorkomend geval het bereik; er kan eventueel gebruik worden gemaakt van tekeningen)

10.14.1.    Hoogte boven het wegdek, bovenrand: …

10.14.2.    Hoogte boven het wegdek, onderrand: …

10.14.3.    Afstand van de middellijn tot het middenlangsvlak van het voertuig: …

10.14.4.    Afstand tot de linkerrand van het voertuig: …

10.14.5.    Afmetingen (lengte × breedte): …

10.14.6.    Helling van het vlak ten opzichte van de verticaal: …

10.14.7.    Zichtbaarheidshoek in het horizontale vlak: …

10.15.    Beschermingsvoorziening aan de achterzijde tegen klemrijden

10.15.0.    Aanwezig: ja/nee/incompleet (1)

10.15.1.    Tekening van de voertuigdelen die van belang zijn voor de beschermingsvoorziening aan de achterzijde tegen klemrijden, d.w.z. tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en montage van de breedste achterste as, tekening van de bevestigingsmiddelen en/of hulpstukken van de beschermingsvoorziening aan de achterzijde tegen klemrijden. Indien de beschermingsvoorziening tegen klemrijden geen afzonderlijke voorziening is, moet uit de tekening duidelijk blijken dat de afmetingen aan de voorschriften voldoen: …

10.15.2.    Volledige beschrijving en/of tekening van de beschermingsvoorziening aan de achterzijde tegen klemrijden (met bevestigingsmiddelen en hulpstukken), indien het een afzonderlijke voorziening is of, indien deze goedgekeurd is als technische eenheid, het typegoedkeuringsnummer: …

10.16.    Wielafschermingen

10.16.1.    Korte beschrijving van het voertuig met betrekking tot de wielafschermingen: …

10.16.2.    Gedetailleerde tekeningen van de wielafschermingen en de plaats daarvan op het voertuig met aanduiding van de afmetingen zoals aangegeven in figuur 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1009/2010 van de Commissie 8 en rekening houdend met de uiterste waarden van de band/wielcombinaties: …

10.17.    Voorgeschreven platen

10.17.1.    Foto's en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer: …

10.17.2.    Foto's en/of tekeningen van de voorgeschreven platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen): …

10.17.3.    Foto's en/of tekeningen van het voertuigidentificatienummer (ingevuld voorbeeld met afmetingen): …

10.17.4.    Door de fabrikant opgestelde verklaring van naleving van de voorschriften van bijlage I, deel B, punt 2, bij Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie 9 .

10.17.4.1.    Verklaring van de betekenis van de tekens in het voertuigbeschrijvingsdeel van het VIN zoals bedoeld in bijlage I, deel B, punt 2.1, onder b), bij Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie en, in voorkomend geval, in het voertuigidentificatiedeel van het VIN zoals bedoeld in bijlage I, deel B, punt 2.1, onder c), bij Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie voor de naleving van de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 37792009: …

10.17.4.2.    Vermelding van de tekens in het voertuigbeschrijvingsdeel van het VIN, indien gebruikt voor naleving van de voorschriften van punt 5.4 van ISOnorm 3779-2009: …

10.18.    Radiostoring/elektromagnetische compatibiliteit

10.18.1.    Beschrijving en tekeningen/foto's van de vormen en samenstellende materialen van het gedeelte van de carrosserie bestaande uit de motorruimte en het aangrenzende gedeelte van het interieur: …

10.18.2.    Tekeningen of foto's van de plaats van de metalen onderdelen die zich in de motorruimte bevinden (verwarmingsapparaten, reservewiel, luchtfilter, stuurvoorziening enz.): …

10.18.3.    Tabel en tekening van de ontstoringsvoorziening: …

10.18.4.    Opgave van de nominale waarde van de gelijkstroomweerstanden en, voor weerstandskabels voor de ontsteking, van de nominale weerstand per meter: …

10.19.    Zijdelingse bescherming

10.19.0.    Aanwezig: ja/nee/incompleet (1)

10.19.1.    Tekening van de voertuigdelen die van belang zijn voor de zijdelingse bescherming, d.w.z. tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en ophanging van de as(sen), tekening van de bevestigingsmiddelen en/of hulpstukken van de zijdelingse beschermingsvoorziening(-en). Indien de zijdelingse bescherming tot stand wordt gebracht zonder (een) beschermingsvoorziening(-en), moet de tekening duidelijk aangeven dat aan de afmetingsvoorschriften is voldaan: …

10.19.2.    Bij (een) zijdelingse beschermingsvoorziening(-en), een volledige beschrijving en/of tekening (met bevestigingsmiddelen en hulpstukken), of het (de) onderdeeltypegoedkeuringsnummer(s): …

10.20.    Opspatafschermingssysteem

10.20.0.    Aanwezig: ja/nee/incompleet (1)

10.20.1.    Korte beschrijving van het voertuig met betrekking tot het opspatafschermingssysteem en de samenstellende delen: …

10.20.2.    Gedetailleerde tekeningen van het opspatafschermingssysteem en de plaats daarvan op het voertuig met vermelding van de afmetingen zoals aangegeven in de figuren van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 109/2011 10 en rekening houdend met de uiterste waarden van de band/wielcombinaties: …

10.20.3.    Eventueel typegoedkeuringsnummer van het opspatafschermingssysteem (de opspatafschermingssystemen): …

10.21.    Weerstand tegen zijdelingse botsing

10.21.1.    Een gedetailleerde beschrijving met foto's en/of tekeningen van het voertuigtype voor wat betreft de structuur, de afmetingen, het ontwerp en de materialen waaruit het bestaat, de zijwanden van de passagiersruimte (buiten- en binnenkant), met in voorkomend geval nadere gegevens over het beschermingssysteem: …

10.22.    Beschermingsvoorziening aan de voorzijde tegen klemrijden

10.22.0.    Aanwezig: ja/nee/incompleet (1)

10.22.1.    Tekeningen van de voertuigonderdelen die verband houden met de bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden, d.w.z. een tekening van het voertuig en/of chassis met de plaats en montagewijze en/of bevestiging van de beschermingsvoorziening aan de voorzijde tegen klemrijden. Indien de beschermingsvoorziening tegen klemrijden geen afzonderlijke voorziening is, moet uit de tekening duidelijk blijken dat de afmetingen aan de voorschriften voldoen: …

10.22.2.    Volledige beschrijving en/of tekening van de beschermingsvoorziening aan de voorzijde tegen klemrijden (met bevestigingsmiddelen en hulpstukken), indien het een afzonderlijke voorziening is of, indien deze goedgekeurd is als technische eenheid, het typegoedkeuringsnummer: …

10.23.    Bescherming van voetgangers

10.23.1.    Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto's en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de structuur, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van het frontgedeelte van het voertuig (binnen- en buitenkant), met inbegrip van nadere gegevens over elk geïnstalleerd systeem voor actieve bescherming.

10.24.    Frontbeschermingen

10.24.1.    Algemeen overzicht (tekeningen of foto's) met aanduiding van de plaats en bevestiging van de frontbeschermingen:

10.24.2.    Tekeningen en/of foto's, indien relevant, van luchtinlaatroosters, radiateurgrille, sierstrippen, badges, decoratieve emblemen en uitsparingen en andere naar buiten uitstekende delen en delen van het buitenoppervlak die als kritisch kunnen worden beschouwd (bv. verlichtingsinstallatie). Indien de in de eerste zin genoemde delen niet kritisch zijn, kunnen zij voor documentatiedoeleinden worden vervangen door foto's met, indien noodzakelijk, vermelding van de afmetingen en/of begeleidende tekst:

10.24.3.    Complete nadere gegevens over de vereiste bevestigingen en volledige montage-instructies, zoals de toe te passen koppelinstellingen:

10.24.4.    Tekening van de bumpers:

10.24.5.    Tekening van de vloerlijn aan de voorkant van het voertuig:

11.    VERLICHTINGS- EN LICHTSIGNAALVOORZIENINGEN

11.1.    Tabel van alle voorzieningen: nummer, merk, type, typegoedkeuringsmerk, maximumsterkte van de grootlichtbundels, kleur, verklikkerlicht: …

11.2.    Tekening van de plaats van de verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen: …

11.3.    Verstrek de volgende gegevens (schriftelijk en/of aan de hand van een schema) voor alle in VN/ECE-Reglement nr. 48 vermelde lampen en reflectoren:

11.3.1.    Tekening met aanduiding van de grootte van het verlichtingsoppervlak: …

11.3.2.    Methode voor de bepaling van het zichtbare oppervlak overeenkomstig punt 2.10 van VN/ECE-Reglement nr. 48: …

11.3.3.    Referentieas en referentiepunt: …

11.3.4.    Werkwijze van camoufleerbare lichten: …

11.3.5.    Eventuele specifieke montage- en bedradingsvoorschriften: …

11.4.    Dimlichten: normale richting overeenkomstig punt 6.2.6.1 van VN/ECEReglement nr. 48:

11.4.1.    Waarde van de begininstelling: …

11.4.2.    Plaats van de aanduiding: …

11.4.3.

Beschrijving/tekening (1) en type verstelvoorziening voor de koplamp (bv. automatisch, manueel getrapt verstelbaar, manueel continu verstelbaar):

11.4.4.

Bedieningsvoorziening:

11.4.5.

Referentiemerktekens:

11.4.6.

Merktekens voor de beladingsomstandigheden:

11.5.    Korte beschrijving van de eventuele andere elektrische/elektronische onderdelen dan lampen: …

12.    VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER

12.1.    Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en): …

12.2.    Kenmerken D, U, S en V van de gemonteerde koppelinrichting(en) of minimumkenmerken D, U, S en V van de te monteren koppelinrichting(en): … daN

12.3.    Door de fabrikant gegeven instructies voor de bevestiging van het type koppeling van het voertuig en foto's of tekeningen van de verankeringen op het voertuig; aanvullende gegevens, indien het type koppeling slechts voor bepaalde varianten of uitvoeringen van het type voertuig wordt gebruikt: …

12.4.    Gegevens over de montage van speciale trekvoorzieningen of montageplaten: …

12.5.    Typegoedkeuringsnummer(s): …

13.    DIVERSEN

13.1.    Geluidssignaalvoorziening(en)

13.1.1.    Plaats, wijze van bevestiging, plaatsing en richting van de voorziening(en), met afmetingen: …

13.1.2.    Aantal voorzieningen: …

13.1.3.    Typegoedkeuringsnummer(s): …

13.1.4.    Schema van het elektrisch/pneumatisch (1) circuit: …

13.1.5.    Nominale spanning of druk: …

13.1.6.    Tekening van het montagesysteem: …

13.2.    Voorzieningen ter beveiliging tegen ongeoorloofd gebruik van het voertuig

13.2.1.    Beschermingsvoorziening

13.2.1.1.    Gedetailleerde beschrijving van het voertuigtype wat betreft de opstelling en het ontwerp van het bedieningsorgaan of de eenheid waarop de beveiliging werkt: …

13.2.1.2.    Tekeningen van de beveiliging en van de montage ervan op het voertuig: …

13.2.1.3.    Technische beschrijving van de voorziening: …

13.2.1.4.    Gegevens van de gebruikte vergrendelingscombinaties: …

13.2.1.5.    Voertuigimmobilisatiesysteem

13.2.1.5.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer: …

13.2.1.5.2.    Voor nog goed te keuren immobilisatiesystemen:

13.2.1.5.2.1.    Gedetailleerde technische beschrijving van het voertuigimmobilisatiesysteem en van de genomen maatregelen tegen onbedoelde activering: …

13.2.1.5.2.2.    Het systeem (de systemen) waarop het voertuigimmobilisatiesysteem werkt: …

13.2.1.5.2.3.    Aantal gebruikte wisselcodecombinaties, indien van toepassing: …

13.2.2.    Alarmsysteem (indien aanwezig)

13.2.2.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer: …

13.2.2.2.    Voor nog niet goedgekeurde alarmsystemen:

13.2.2.2.1.    Een gedetailleerde beschrijving van het alarmsysteem en van de delen van het voertuig die verband houden met het gemonteerde alarmsysteem: …

13.2.2.2.2.    Lijst van de voornaamste onderdelen van het alarmsysteem: …

13.2.3.    Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen: …

13.3.    Sleepvoorziening(en)

13.3.1.    voor: haak/oog/andere (1)

13.3.2.    achter: haak/oog/andere/geen (1)

13.3.3.    Tekening of foto van het chassis/gedeelte van de voertuigcarrosserie met aanduiding van de plaats, constructie en montage van de trekvoorziening(en): …

13.4.    Gegevens over eventuele niet met de motor verbonden voorzieningen die zijn ontworpen om het brandstofverbruik te beïnvloeden (voor zover niet elders vermeld): …

13.5.    Gegevens over eventuele niet met de motor verbonden geluiddempingsvoorzieningen (voor zover niet elders vermeld): …

13.6.    Snelheidsbegrenzers

13.6.1.    Fabrikant(en): …

13.6.2.    Type(n): …

13.6.3.    Eventueel typegoedkeuringsnummer: …

13.6.4.    Snelheid of snelheidsbereik waarop de snelheidsbegrenzer kan worden ingesteld: … km/h

13.7.    Tabel met de installatie en het gebruik van RF-zenders in het (de) voertuig(en), indien van toepassing: …

Frequentiebanden (Hz)

Maximaal uitgangsvermogen (W)

Positie van de antenne op het voertuig, specifieke voorwaarden voor installatie en/of gebruik

De indiener van een typegoedkeuringsaanvraag moet, voor zover nodig, ook de volgende documenten voorleggen:

Aanhangsel 1 

Een lijst met merk en type van alle elektrische en/of elektronische onderdelen die onder VN/ECE-Reglement nr. 10 vallen.

Aanhangsel 2 

Schema's of tekeningen van de algemene opstelling van de elektrische en/of elektronische onderdelen die onder VN/ECE-Reglement nr. 10 vallen en de algemene opstelling van de kabelboom.

Aanhangsel 3 

Beschrijving van het voor het type representatieve voertuig:

Carrosserietype:

Kant van het stuur: rechts/links (1)

Wielbasis:

Aanhangsel 4 

Door de fabrikant of erkende laboratoria ingediende testrapporten die relevant zijn voor het opstellen van het typegoedkeuringscertificaat

13.7.1.    Voertuig uitgerust met 24 GHz-kortbereikradarapparatuur: ja/nee (1)

14.    BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR BUSSEN EN TOERBUSSEN

14.1.    Voertuigklasse: klasse I/klasse II/klasse III/klasse A/klasse B (1)

14.1.1.    Typegoedkeuringsnummer van de carrosserie, goedgekeurd als technische eenheid: …

14.1.2.    Chassistypen waarop de carrosserie met typegoedkeuring kan worden geïnstalleerd (fabrikant(en) en typen incomplete voertuigen): …

14.2.    Oppervlakte bestemd voor passagiers (m2)

14.2.1.    Totaal (S0): …

14.2.2.    Bovendek (S0a) (1): …

14.2.3.    Benedendek (S0b) (1): …

14.2.4.    Voor staande passagiers (S1): …

14.3.    Aantal passagiers (zit- en staanplaatsen)

14.3.1.    Totaal (N): …

14.3.2.    Bovendek (Na) (1): …

14.3.3.    Benedendek (Nb) (1): …

14.4.    Aantal passagierszitplaatsen

14.4.1.    Totaal (A): …

14.4.2.    Bovendek (Aa) (1): …

14.4.3.    Benedendek (Ab) (1): …

14.4.4.    Aantal rolstoelplaatsen bij voertuigen van de categorieën M2 en M3: …

14.5.    Aantal bedrijfsdeuren:

14.6.    Aantal nooduitgangen (deuren, ramen, noodluiken, verbindingstrap en halve trap): …

14.6.1.    Totaal : …

14.6.2.    Bovendek (1): …

14.6.3.    Onderdek (1): …

14.7.    Inhoud van de bagageruimte (m³):

14.8.    Oppervlakte voor bagage op het dak (m2):

14.9.    Technische voorzieningen die de toegang tot voertuigen vergemakkelijken (bv. oprijplaat, hefplatform, knielsysteem), indien aanwezig: …

14.10.    Sterkte van de bovenbouw

14.10.1.    Eventueel typegoedkeuringsnummer: …

14.10.2.    Voor een nog niet goedgekeurde bovenbouw:

14.10.2.1.    Gedetailleerde beschrijving van de bovenbouw van het voertuigtype met inbegrip van afmetingen, configuratie en samenstellende materialen en de bevestiging daarvan aan een chassis: …

14.10.2.2.    Tekeningen van het voertuig en van die delen van de binneninrichting die van invloed zijn op de sterkte van de bovenbouw of op de restruimte: …

14.10.2.3.    Plaats van het zwaartepunt van het voertuig in rijklare toestand in lengte-, dwars- en verticale richting: …

14.10.2.4.    Maximumafstand tussen de hartlijnen van de buitenste passagierszitplaatsen: …

14.11.    Punten van de VN/ECE-Reglementen nrs. 66 en 107 waaraan deze technische eenheid aantoonbaar moet voldoen:

14.12.    Tekening met de afmetingen van de binneninrichting wat betreft de zitplaatsen, ruimte voor staande passagiers, rolstoelgebruikers en bagageruimten met inbegrip van rekken en skiboxen, indien van toepassing: 

15.    BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VOERTUIGEN BESTEMD VOOR HET VERVOER VAN GEVAARLIJKE GOEDEREN

15.1.    Elektrische uitrusting overeenkomstig Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad 11

15.1.1.    Bescherming tegen de oververhitting van geleiders: …

15.1.2.    Type vermogensschakelaar: …

15.1.3.    Type en werking van de accuhoofdschakelaar: …

15.1.4.    Beschrijving en plaats van de stroombegrenzer van de tachograaf: …

15.1.5.    Beschrijving van de permanent onder stroom staande installaties. Vermeld de toegepaste Europese norm (EN): …

15.1.6.    Constructie en beveiliging van de elektrische installatie aan de achterkant van de stuurcabine: …

15.2.    Voorkoming van brandgevaar

15.2.1.    Type niet gemakkelijk ontvlambaar materiaal in de stuurcabine: …

15.2.2.    Type hitteschild achter de stuurcabine (in voorkomend geval): …

15.2.3.    Plaats en warmte-isolatie van de motor: …

15.2.4.    Plaats en warmte-isolatie van het uitlaatsysteem: …

15.2.5.    Type en ontwerp van de warmte-isolatie van de vertragersystemen: …

15.2.6.    Type, ontwerp en plaats van de verwarmingstoestellen: …

15.3.    Bijzondere voorschriften voor de carrosserie, indien van toepassing, overeenkomstig Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad

15.3.1.    Beschrijving van de maatregelen tot inachtneming van de voorschriften voor voertuigen van de typen EX/II en EX/III: …

15.3.2.    Voor voertuigen van het type EX/III, weerstand tegen hitte van buitenaf: …

16.    HERBRUIKBAARHEID, RECYCLEERBAARHEID EN MOGELIJKE NUTTIGE TOEPASSING

16.1.    Uitvoering waartoe het referentievoertuig behoort: …

16.2.    Massa van het referentievoertuig met carrosserie of massa van het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting, indien niet gemonteerd door de fabrikant, (met inbegrip van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel indien gemonteerd) en zonder bestuurder: …

16.3.    Massa van de materialen van het referentievoertuig: …

16.3.1.    Massa van het materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij de voorbehandeling (V): …

16.3.2.    Massa van het materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij de demontage (V): …

16.3.3.    Massa van het als recycleerbaar beschouwde materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van niet-metalen residu (V): …

16.3.4.    Massa van het voor energieterugwinning in aanmerking komende materiaal waarmee rekening wordt gehouden bij het behandelen van niet-metalen residu (V): …

16.3.5.    Specificatie van de materialen (V): …

16.3.6.    Totale massa van de materialen die herbruikbaar en/of recycleerbaar zijn: …

16.3.7.    Totale massa van de materialen die herbruikbaar en/of nuttig toepasbaar zijn: …

16.4.    Percentages

16.4.1.    Recycleerbaarheidspercentage Rcyc (%): …

16.4.2.    Nuttige-toepasbaarheidspercentage Rcov (%): …

17.    TOEGANG TOT REPARATIE- EN ONDERHOUDSINFORMATIE

17.1.    Adres van de belangrijkste website voor toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: …

17.1.1.    Datum vanaf wanneer deze beschikbaar is (uiterlijk 6 maanden na de datum van typegoedkeuring): …

17.2.    Voorwaarden voor toegang tot de website: …

17.3.    Formaat van de via de website toegankelijke reparatie- en onderhoudsinformatie: …

Toelichtingen

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is (soms hoeft niets te worden doorgehaald als meerdere antwoorden mogelijk zijn).

(2)    Tolerantie aangeven.

(3)    Vul de laagste en hoogste waarde voor elke variant in.

(4)    Alleen met het oog op de definitie van terreinvoertuigen.

(5)    Voertuigen die zowel op benzine als op gasvormige brandstof kunnen rijden, maar waarbij het benzinesysteem alleen voor noodsituaties of voor het starten is aangebracht en waarvan de benzinetank niet meer dan 15 l benzine kan bevatten, worden voor de test beschouwd als voertuigen die alleen op gasvormige brandstof kunnen rijden.

(6)    Specificeer de optionele uitrusting die van invloed is op de afmetingen van het voertuig.

(7)    Te documenteren in geval van één OBD-motorenfamilie en indien het nog niet is opgenomen in het documentatiepakket (of de documentatiepakketten) waarnaar wordt verwezen in punt 3.2.12.2.7.0.4.

(8)    Waarde voor de gecombineerde WHTC, inclusief het koude en warme gedeelte overeenkomstig bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 582/2011.

(9)    Te documenteren indien het nog niet is opgenomen in de documentatie waarnaar wordt verwezen in punt 4.2.12.2.7.1.5.

(a)    Voor ieder goedgekeurd onderdeel kan een beschrijving worden vervangen door een verwijzing naar de desbetreffende goedkeuring. Een beschrijving is evenmin vereist voor elk onderdeel waarvan de constructie duidelijk op de bijgevoegde schema's of tekeningen is weergegeven. Voor ieder punt waarvoor tekeningen of foto’s moeten worden bijgevoegd, dienen de nummers van de bijbehorende bijgevoegde documenten te worden gegeven.

(b)    Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool "?" (bv. ABC??123??).

(c)    Ingedeeld aan de hand van de definities van bijlage II, deel A.

(d)    Aanduiding overeenkomstig EN 10027-1:2005. Als dat niet mogelijk is, moet de volgende informatie worden verstrekt:

— beschrijving van het materiaal;

— strekgrens;

— grenstrekspanning;

— rek (in %);

— brinellhardheid.

(f)    Indien de ene uitvoering een normale stuurcabine en de andere een slaapcabine heeft, moeten de massa's en afmetingen van beide uitvoeringen worden vermeld.

( g )    ISO-norm 612:1978 — Road vehicles — Dimensions of motor vehicles and towed vehicles — Terms and definitions.

(g1)    Motorvoertuig en aanhangwagen: term nr. 6.4.1.

Oplegger en middenasaanhangwagen: term nr. 6.4.2.

Noot:

in het geval van een middenasaanhangwagen moet de as van de koppeling als de voorste as worden beschouwd.

(g2)    Term nr. 6.19.2.

(g3)    Term nr. 6.20.

(g4)    Term nr. 6.5.

(g5)    Term nr. 6.1 en voor voertuigen die niet tot categorie M1 behoren: artikel 2, punt 22, van Verordening (EG) nr. 1230/2012 van de Commissie.

(g6)    Term nr. 6.17.

(g7)    Term nr. 6.2 en voor voertuigen die niet tot categorie M1 behoren: artikel 2, punt 23, van Verordening (EU) nr. 1230/2012.

(g8)    Term nr. 6.3 en voor voertuigen die niet tot categorie M1 behoren: artikel 2, punt 24, van Verordening (EU) nr. 1230/2012.

(g9)    Term nr. 6.6.

(g10)    Term nr. 6.10.

(g11)    Term nr. 6.7.

(g12)    Term nr. 6.11.

(g13)    term nr. 6.18.1.

(g14)    Term nr. 6.9.

(h)    De massa van de bestuurder wordt op 75 kg gesteld.

De systemen waarin zich vloeistof bevindt (behalve dat voor afvalwater, dat leeg moet blijven) worden tot 100 % van de door de fabrikant gespecificeerde inhoud gevuld.

De in de punten 3.6, onder b), en 3.6.1, onder b) bedoelde gegevens hoeven niet te worden verstrekt voor voertuigen van de categorieën N2, N3, M2, M3, O3, en O4.

(i)    Voor aanhangwagens of opleggers en voor voertuigen waaraan een aanhangwagen of oplegger gekoppeld is, die een aanzienlijke verticale belasting uitoefent op de koppelinrichting of de koppelschotel, wordt deze belasting, gedeeld door de standaardversnelling van de zwaartekracht, bij de technisch toelaatbare maximummassa gerekend.

(j)    De "koppelingsoverhang" is de horizontale afstand tussen de koppeling bij middenasaanhangwagens en de hartlijn van de achteras(sen).

(k)    Bij voertuigen die zowel op benzine, diesel enz. als in combinatie met een andere brandstof kunnen rijden, moeten deze rubrieken worden herhaald.

Bij niet-conventionele motoren en systemen moet de fabrikant gegevens verstrekken die gelijkwaardig zijn met de hier gevraagde gegevens.

(l)    Dit cijfer moet worden afgerond op het naaste tiende gedeelte van een millimeter.

(m)    De waarde wordt berekend met π = 3,1416 en afgerond op de naaste cm3.

(n)    Vastgesteld volgens de voorschriften van Verordening (EG) nr. 715/2007 of Verordening (EG) nr. 595/2009, al naar gelang het geval.

(o)    Bepaald overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad 12 .

(p)    Bij varianten moeten de gevraagde gegevens voor elk van deze varianten worden verstrekt.

(q)    Bij aanhangwagens, de door de fabrikant toegestane maximumsnelheid.

(r)    Voor banden van categorie Z die bedoeld zijn om te worden gemonteerd op voertuigen waarvan de maximumsnelheid 300 km/h overschrijdt, dient gelijkwaardige informatie te worden verstrekt.

(s)    Het te vermelden aantal zitplaatsen is dat bij het voertuig in beweging. Bij een modulaire inrichting kan een minimum- en maximumaantal worden opgegeven.

(t)    Onder "R-punt" of "referentiepunt van de zitplaats" wordt verstaan een op de tekeningen van de voertuigfabrikant voor elke zitplaats opgegeven punt, gelokaliseerd met betrekking tot het driedimensionale referentiesysteem, overeenkomstig bijlage III bij VN/ECE-Reglement nr. 125.

(u)    Zie punt 5.3 van VN/ECE-Reglement nr. 16 voor de te gebruiken symbolen en markeringen. Als het om veiligheidsgordels van type S gaat, geef dan de aard van het (de) type(n) aan.

(v)    Deze termen worden gedefinieerd in ISO-norm 22628:2002 — Road vehicles — recyclability and recoverability — calculation method.

(x)    Dualfuelmotoren.

(x1)    Voor een dualfuelmotor of -voertuig.

(x2)    Voor dualfuelmotoren van de typen 1B, 2B en 3B.

(x3)    Behalve voor dualfuelmotoren of -voertuigen.



DEEL II

Matrix met de combinaties van de in deel I opgenomen punten binnen de uitvoeringen en varianten van het voertuigtype

Punt nr.

Alle

Uitvoering 1

Uitvoering 2

Uitvoering 3

Uitvoering n

Toelichtingen

a)    Voor elke variant binnen hetzelfde type moet een aparte matrix worden opgesteld.

b)    Punten waarvoor er geen beperkingen gelden met betrekking tot de combinatie ervan binnen een variant, moeten worden vermeld in de kolom "Alle".

c)    De in de matrix vermelde informatie mag in een andere lay-out worden gepresenteerd of met de in deel I verstrekte informatie worden samengevoegd.

d)    Elke variant en elke uitvoering moet door middel van een alfanumerieke code worden geïdentificeerd; deze code bestaat uit letters en cijfers en moet ook op het conformiteitscertificaat (bijlage IX) van het betrokken voertuig worden vermeld.

e)    Varianten die onder deel III van bijlage IV vallen, moeten door middel van een specifieke alfanumerieke code worden geïdentificeerd.



BIJLAGE II

ALGEMENE DEFINITIES, CRITERIA VOOR DE INDELING IN VOERTUIGCATEGORIEËN, VOERTUIGTYPEN EN CARROSSERIETYPEN

INLEIDING

Definities en algemene bepalingen 

1.    Definities

1.1.

Onder "zitplaats" wordt verstaan: elke locatie die als zitplaats kan dienen voor één persoon die ten minste zo groot is als:

a) in het geval van de bestuurder: de dummy die overeenkomt met een volwassen man van het 50e percentiel;

b) in alle andere gevallen: de dummy die overeenkomt met een volwassen vrouw van het 5e percentiel.

1.2.

Onder "stoel" wordt verstaan: een complete structuur met bekleding, al dan niet geïntegreerd in de carrosseriestructuur van het voertuig, die bestemd is om zitplaats te bieden aan één persoon.

Deze term omvat zowel een individuele zitplaats als een bank, een inklapstoel en een verwijderbare stoel.

1.3.

Onder "goederen" wordt verstaan: in hoofdzaak alle roerende zaken.

Deze term omvat producten in bulk, industrieproducten, vloeistoffen, levende dieren, gewassen en ondeelbare ladingen.

1.4.

Onder "maximummassa" wordt verstaan: de "technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand" zoals vermeld in punt 2.8 van bijlage I.

2.    Algemene bepalingen

2.1.    Aantal zitplaatsen

2.1.1.

De voorschriften voor het aantal zitplaatsen zijn van toepassing op stoelen die bestemd zijn om te worden gebruikt als het voertuig op de weg rijdt.

2.1.2.

Zij zijn niet van toepassing op stoelen die bestemd zijn om te worden gebruikt wanneer het voertuig stilstaat en die voor de gebruikers duidelijk worden aangeduid door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst.

2.1.3.

Voor het tellen van het aantal zitplaatsen gelden de volgende voorschriften:

a)    elke afzonderlijke stoel telt als één zitplaats;

b)    bij banken telt elke ruimte met een breedte van ten minste 400 mm, gemeten ter hoogte van het zitkussen, als één zitplaats.

Onverminderd deze voorwaarde moet de fabrikant de in punt 1.1 bedoelde algemene bepalingen toepassen;

c)    een ruimte zoals bedoeld onder b) telt echter niet als één zitplaats indien:

i)    de zitplaats op een bank zodanige kenmerken heeft dat de dummy niet op natuurlijke wijze kan zitten, zoals door de aanwezigheid van een vaste consolebox, een onbekleed gedeelte of een interieurafwerking die het nominale zitoppervlak onderbreekt;

ii)    de voeten van de dummy niet op natuurlijke wijze kunnen worden geplaatst als gevolg van het ontwerp van de vloerkuip onmiddellijk vóór een veronderstelde zitplaats (bv. door de aanwezigheid van een tunnel).

2.1.4.

Bij voertuigen waarop de VN/ECE-Reglementen nrs. 66 en 107 van toepassing zijn, moet de in punt 2.1.3, onder b), bedoelde afmeting worden aangepast aan de voor één persoon vereiste minimumruimte voor de desbetreffende voertuigklasse.

2.1.5.

Wanneer in een voertuig stoelverankeringen voor een verwijderbare stoel aanwezig zijn, telt de verwijderbare stoel mee bij de bepaling van het aantal zitplaatsen.

2.1.6.

Een ruimte die bestemd is voor een rolstoel met gebruiker wordt beschouwd als één zitplaats.

2.1.6.1.

Deze bepaling geldt onverminderd de voorschriften van bijlage 8, punten 3.6.1 en 3.7, bij VN/ECE-Reglement nr. 107.

2.2.    Maximummassa

2.2.1.

In het geval van een opleggertrekker omvat de maximummassa waarop de indeling van het voertuig wordt gebaseerd, de maximummassa van de oplegger die door de koppelschotel wordt gedragen.

2.2.2.

In het geval van een motorvoertuig dat een middenasaanhangwagen of een aanhangwagen met stijve dissel kan trekken, omvat de maximummassa waarop de indeling van het motorvoertuig wordt gebaseerd, de maximummassa die door de koppeling op het trekkende voertuig wordt overbracht.

2.2.3.

In het geval van een oplegger, een middenasaanhangwagen en een aanhangwagen met stijve dissel komt de maximummassa waarop de indeling van het voertuig wordt gebaseerd, overeen met de maximummassa die door de wielen van een as of van een groep assen op de grond wordt overgebracht wanneer het voertuig aan het trekkende voertuig is gekoppeld.

2.2.4.

In het geval van een dolly omvat de maximummassa waarop de indeling van het voertuig wordt gebaseerd, de maximummassa van de oplegger die door de koppelschotel wordt gedragen.

2.3.    Speciale uitrusting

2.3.1.

Voertuigen waarop in eerste instantie vaste uitrusting zoals machines of apparatuur wordt gemonteerd, worden beschouwd als voertuigen van categorie N of O.

2.4.    Eenheden

2.4.1.

Tenzij anders vermeld, komen de meeteenheden en de bijbehorende symbolen overeen met Richtlijn 80/181/EEG van de Raad 13 .

3.    Indeling in voertuigcategorieën

3.1.

De fabrikant is verantwoordelijk voor de indeling van een voertuigtype in een bepaalde categorie.

Hierbij moet aan alle desbetreffende criteria in deze bijlage worden voldaan.

3.2.

De goedkeuringsinstantie kan de fabrikant om aanvullende informatie vragen die van belang is om aan te tonen dat een voertuigtype moet worden ingedeeld in de speciale groep van voertuigen voor speciale doeleinden ("SG-code").



DEEL A

Criteria voor de indeling in voertuigcategorieën 

1.    Voertuigcategorieën

Met het oog op EU- en nationale typegoedkeuring, alsook individuele goedkeuring, worden voertuigen volgens de in artikel 4 vermelde classificatie in categorieën ingedeeld.

Er kan alleen goedkeuring worden verleend voor de in artikel 4, lid 1, vermelde categorieën.

2.    Voertuigsubcategorieën

2.1.    Terreinvoertuigen

Onder "terreinvoertuig" wordt verstaan: een voertuig van categorie M of N met specifieke technische kenmerken waardoor het buiten de normale wegen kan worden gebruikt.

Voor deze subcategorie wordt de letter "G" als suffix toegevoegd aan de letter en het cijfer waarmee de voertuigcategorie wordt aangeduid.

De criteria voor de indeling van voertuigen in de subcategorie terreinvoertuigen zijn gespecificeerd in deel A, punt 4.

2.2.    Voertuigen voor speciale doeleinden

2.2.1.

Voor incomplete voertuigen die bestemd zijn om tot deze subcategorie te behoren, wordt de letter "S" als suffix toegevoegd aan de letter en het cijfer waarmee de voertuigcategorie wordt aangeduid.

De verschillende typen voertuigen voor speciale doeleinden zijn gedefinieerd en opgesomd in punt 5.

2.3.    Terreinvoertuigen voor speciale doeleinden

2.3.1.

Onder "terreinvoertuig voor speciale doeleinden" wordt verstaan: een voertuig van categorie M of N met de in de punten 2.1 en 2.2 bedoelde specifieke technische kenmerken.

Voor deze subcategorie wordt de letter "G" als suffix toegevoegd aan de letter en het cijfer waarmee de voertuigcategorie wordt aangeduid.

Voor incomplete voertuigen die bestemd zijn om tot deze subcategorie te behoren, wordt bovendien de letter "S" als tweede suffix toegevoegd.

3.    Criteria voor de indeling van voertuigen in categorie N

3.1.

De indeling van een voertuigtype in categorie N wordt gebaseerd op de in de punten 3.2 tot en met 3.6 bedoelde technische kenmerken van het voertuig.

3.2.

In beginsel wordt het compartiment of worden de compartimenten waar alle zitplaatsen zich bevinden, volledig gescheiden van de laadruimte.

3.3.

In afwijking van punt 3.2 mogen personen en goederen in hetzelfde compartiment worden vervoerd wanneer de laadruimte voorzien is van bevestigingsmiddelen die ontworpen zijn om de vervoerde personen tijdens het rijden te beschermen tegen schuivende lading, onder meer bij hard remmen en in scherpe bochten.

3.4.

Bevestigingsmiddelen (vastzetmiddelen) die bedoeld zijn om de lading vast te maken zoals voorgeschreven in punt 3.3, en scheidingssystemen, bedoeld voor voertuigen tot 7,5 ton, moeten zijn ontworpen overeenkomstig de punten 3 en 4 van ISO-norm 27956:2009 Wegvoertuigen — Vastzetten van lading in bestelwagens — Eisen en beproevingsmethoden.

3.4.1.

De naleving van de in punt 3.4 bedoelde voorschriften kan worden gecontroleerd aan de hand van een nalevingsverklaring van de fabrikant.

3.4.2.

In plaats van de voorschriften van punt 3.4 mag de fabrikant tot tevredenheid van de goedkeuringsinstantie aantonen dat de gemonteerde bevestigingsmiddelen een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden als dat van in de bedoelde norm.

3.5.

Het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, mag niet meer bedragen dan:

a) zes in het geval van voertuigen van categorie N1;

b) acht in het geval van voertuigen van categorie N2 of N3.

3.6.

3.6.1.

Hiertoe moet in alle configuraties, en in het bijzonder wanneer alle zitplaatsen bezet zijn, aan de volgende vergelijkingen worden voldaan:

a)    wanneer N = 0:

P – M ≥ 100 kg;

b)    wanneer 0 < N ≤ 2:

P – (M + N × 68) ≥ 150 kg;

c)    wanneer N > 2:

P – (M + N × 68) ≥ N × 68;

waarbij de letters de volgende betekenis hebben:

P = de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;

M = de massa in rijklare toestand;

N = het aantal zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend.

3.6.2.

De massa van de uitrusting die op het voertuig is gemonteerd om plaats te bieden aan goederen (bv. tanks, carrosserie enz.), goederen te verplaatsen (bv. kranen, liften enz.) en goederen vast te zetten (bv. bevestigingsmiddelen voor lading), wordt bij de bepaling van M meegerekend.

3.6.3.

De massa van de uitrusting die niet voor de in punt 3.6.2 genoemde doeleinden wordt gebruikt (zoals een compressor, een lier, een stroomgenerator, zendapparatuur enz.), wordt bij de bepaling van M met het oog op de toepassing van de in punt 3.6.1 vermelde formules niet meegerekend.

3.7.

Alle varianten en uitvoeringen van een voertuigtype moeten aan de punten 3.2 tot en met 3.6 voldoen.

3.8.

Criteria voor de indeling van voertuigen in categorie N1.

3.8.1.

Een voertuig wordt in categorie N1 ingedeeld wanneer aan alle toepasselijke criteria wordt voldaan.

Wanneer niet wordt voldaan aan één of meer criteria, wordt het voertuig ingedeeld in categorie M1.

3.8.2.

Voor de indeling van voertuigen waarbij de bestuurdersruimte en de lading zich binnen één eenheid bevinden ("BB"-carrosserie), moet behalve aan de algemene criteria in de punten 3.2 tot en met 3.6, tevens worden voldaan aan de criteria in de punten 3.8.2.1 tot en met 3.8.2.3.5.

3.8.2.1.

De aanwezigheid van een volledige of gedeeltelijke wand of scheiding tussen een stoelenrij en de laadruimte doet niet af aan de verplichting om aan de voorgeschreven criteria te voldoen.

3.8.2.2.

Aan de volgende criteria moet worden voldaan:

a)    de goederen kunnen worden geladen door een daarvoor ontworpen en gebouwde achterdeur, laadklep of zijdeur;

b)    de laadopening van een achterdeur of laadklep moet aan de volgende voorschriften voldoen:

i)    als het voertuig slechts met één stoelenrij of alleen een bestuurdersstoel is uitgerust, moet de minimumhoogte van de laadopening ten minste 600 mm bedragen;

ii)    als het voertuig met twee of meer stoelenrijen is uitgerust, moet de minimumhoogte van de laadopening ten minste 800 mm bedragen en moet de opening een oppervlakte hebben van ten minste 12 800 cm2;

c)    de laadruimte moet aan de volgende voorschriften voldoen:

onder "laadruimte" wordt verstaan: het deel van het voertuig dat zich bevindt achter de stoelenrij(en), of achter de bestuurdersstoel als het voertuig slechts met één bestuurdersstoel is uitgerust;

i)    het laadoppervlak van de laadruimte moet nagenoeg vlak zijn;

ii)    als het voertuig maar één stoelenrij of één stoel heeft, moet de minimumlengte van de laadruimte ten minste 40 % van de wielbasis bedragen;

iii)    als het voertuig slechts met twee of meer stoelenrijen is uitgerust, moet de minimumlengte van de laadruimte ten minste 30 % van de wielbasis bedragen.

Indien de stoelen van de laatste stoelenrij gemakkelijk en zonder gebruik van speciaal gereedschap uit het voertuig kunnen worden verwijderd, moet aan de voorschriften voor de lengte van de laadruimte worden voldaan wanneer alle stoelen in het voertuig zijn geïnstalleerd;

iv)    aan de voorschriften voor de lengte van de laadruimte moet worden voldaan met de stoelen van de eerste rij of van de laatste rij, al naargelang het geval, in de normale rechtopstand voor gebruik door inzittenden.

3.8.2.3.

Specifieke meetvoorwaarden

3.8.2.3.1.

Definities

a)    onder "hoogte van de laadopening" wordt verstaan: de verticale afstand tussen twee horizontale vlakken die raken aan het hoogste punt van de onderkant van de deuropening, respectievelijk aan het laagste punt van de bovenkant van de deuropening;

b)    onder "oppervlakte van de laadopening" wordt verstaan: de grootste oppervlakte van de loodrechte projectie op een verticaal vlak dat loodrecht op de middellijn van het voertuig staat, van de grootst mogelijke opening wanneer de achterdeur(en) of de achterklep wijd openstaat of -staan;

c)    onder "wielbasis" wordt voor de toepassing van de formules in de punten 3.8.2.2 en 3.8.3.1 verstaan: de afstand tussen:

i)    bij een voertuig met twee assen: de middellijn van de vooras en de middellijn van de tweede as; of

ii)    bij een voertuig met drie assen: de middellijn van de vooras en de middellijn van een denkbeeldige as op gelijke afstand van de tweede en de derde as.

3.8.2.3.2.

Instelling van stoelen

a)    de stoelen worden in de achterste en buitenste stand ingesteld;

b)    als de rugleuning verstelbaar is, wordt deze zo ingesteld dat de driedimensionale H-puntmachine onder een romphoek van 25 ° op de stoel kan worden geplaatst;

c)    als de rugleuning niet verstelbaar is, moet deze in de door de voertuigfabrikant ontworpen stand staan;

d)    als de stoel in hoogte verstelbaar is, moet deze in de laagste stand worden ingesteld.

3.8.2.3.3.

Toestand van het voertuig

a)    het voertuig wordt belast tot de maximummassa;

b)    de wielen van het voertuig moeten in de rechtuitstand staan.

3.8.2.3.4.

Punt 3.8.2.3.2 is niet van toepassing als het voertuig met een wand of scheiding is uitgerust.

3.8.2.3.5.

Meting van de lengte van de laadruimte

a)    als het voertuig niet met een scheiding of wand is uitgerust, wordt de lengte gemeten vanaf een verticaal vlak dat raakt aan het achterste en buitenste punt van de bovenkant van de rugleuning van de stoel tot de binnenkant van de achterruit, achterdeur of achterklep, in gesloten stand;

b)    als het voertuig met een scheiding of wand is uitgerust, wordt de lengte gemeten vanaf een verticaal vlak dat raakt aan het achterste en buitenste punt van de scheiding of wand tot de binnenkant van de achterruit, achterdeur of achterklep, al naargelang het geval, in gesloten stand;

c)    aan de voorschriften voor de lengte moet ten minste worden voldaan langs een horizontale lijn die gelegen is in het verticale langsvlak door de middellijn van het voertuig, ter hoogte van de laadvloer.

3.8.3.

Voor de indeling van voertuigen waarbij de bestuurdersruimte en de lading zich niet binnen één eenheid bevinden ("BE"-carrosserie), moet behalve aan de algemene criteria in de punten 3.2 tot en met 3.6, tevens worden voldaan aan de criteria in de punten 3.8.3.1 tot en met 3.8.3.4.

3.8.3.1.

Als het voertuig een omhullend type carrosserie heeft, geldt het volgende:

a)    de goederen moeten door een achterdeur, laadklep, paneel of op andere wijze kunnen worden geladen;

b)    de minimumhoogte van de laadopening moet ten minste 800 mm bedragen en de opening moet een oppervlakte hebben van ten minste 12 800 cm2;

c)    de minimumlengte van de laadruimte moet ten minste 40 % van de wielbasis bedragen.

3.8.3.2.

Als het voertuig een open type laadruimte heeft, zijn alleen de bepalingen in punt 3.8.3.1, onder a) en c), van toepassing.

3.8.3.3.

Voor de toepassing van de in punt 3.8.3 bedoelde bepalingen zijn de definities in punt 3.8.2.3.1 van toepassing. 

3.8.3.4.

Aan de voorschriften voor de lengte van de laadruimte moet echter worden voldaan langs een horizontale lijn die gelegen is in het langsvlak door de middellijn van het voertuig, ter hoogte van de laadvloer.

4.    Criteria voor de indeling van voertuigen in de subcategorie terreinvoertuigen

4.1.

Voertuigen van categorie M1 of N1 worden in de subcategorie terreinvoertuigen ingedeeld als zij tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)    het voertuig heeft ten minste één vooras en ten minste één achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, ongeacht of één aangedreven as kan worden ontkoppeld;

b)    het voertuig heeft ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of een mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt verkregen;

c)    het afzonderlijke voertuig kan een helling van ten minste 25 % oprijden;

d)    het voertuig voldoet aan vijf van de volgende zes voorschriften:

i)    de oploophoek bedraagt ten minste 25 °;

ii)    de afloophoek bedraagt ten minste 20 °;

iii)    de hellingshoek bedraagt ten minste 20 °;

iv)    de bodemvrijheid onder de vooras bedraagt ten minste 180 mm;

v)    de bodemvrijheid onder de achteras bedraagt ten minste 180 mm.

vi)    de bodemvrijheid tussen de assen bedraagt ten minste 200 mm.

4.2.

Voertuigen van categorie M2, N2 of M3 met een maximummassa van niet meer dan 12 ton worden in de subcategorie terreinvoertuigen ingedeeld als zij aan de voorwaarde onder a) voldoen of als zij aan de voorwaarden onder zowel b) als c) voldoen:

a)    alle assen van het voertuig worden gelijktijdig aangedreven, ongeacht of één of meer aangedreven assen kunnen worden ontkoppeld;

b)    i)    het voertuig heeft ten minste één vooras en ten minste één achteras die ontworpen zijn om gelijktijdig te worden aangedreven, ongeacht of één aangedreven as kan worden ontkoppeld;

   ii)    het voertuig heeft ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of een mechanisme waarmee hetzelfde effect wordt verkregen;

   iii)    het afzonderlijke voertuig kan een helling van 25 % oprijden;

c)    van de zes onderstaande voorschriften voldoet het voertuig er ten minste aan vijf als de maximummassa niet hoger is dan 7,5 ton en ten minste aan vier als de maximummassa hoger is dan 7,5 ton:

i)    de oploophoek bedraagt ten minste 25 °;

ii)    de afloophoek bedraagt ten minste 25 °;

iii)    de hellingshoek bedraagt ten minste 25 °;

iv)    de bodemvrijheid onder de vooras bedraagt ten minste 250 mm;

v)    de bodemvrijheid tussen de assen bedraagt ten minste 300 mm;

vi)    de bodemvrijheid onder de achteras bedraagt ten minste 250 mm.

4.3.

Voertuigen van categorie M3 of N3 met een maximummassa van meer dan 12 ton worden in de subcategorie terreinvoertuigen ingedeeld als zij aan de voorwaarde onder a) voldoen of als zij aan de voorwaarden onder zowel b) als c) voldoen:

a)    alle assen van het voertuig worden gelijktijdig aangedreven, ongeacht of één of meer aangedreven assen kunnen worden ontkoppeld;

b)    i)    ten minste de helft van de assen (of twee van de drie assen bij een voertuig met drie assen en drie assen bij een voertuig met vijf assen) is ontworpen om gelijktijdig te worden aangedreven, ongeacht of één aangedreven as kan worden ontkoppeld;

ii)    het voertuig heeft ten minste één differentieelblokkeringsmechanisme of een mechanisme waarmee een soortgelijk effect wordt verkregen;

iii)    het afzonderlijke voertuig kan een helling van 25 % oprijden;

c)    het voertuig voldoet aan ten minste vier van de volgende voorschriften:

i)    de oploophoek bedraagt ten minste 25 °;

ii)    de afloophoek bedraagt ten minste 25 °;

iii)    de hellingshoek bedraagt ten minste 25 °;

iv)    de bodemvrijheid onder de vooras bedraagt ten minste 250 mm;

v)    de bodemvrijheid tussen de assen bedraagt ten minste 300 mm;

vi)    de bodemvrijheid onder de achteras bedraagt ten minste 250 mm.

4.4.

De procedure voor de controle op de naleving van de in dit punt bedoelde geometrische bepalingen is opgenomen in aanhangsel 1.



5.    Voertuigen voor speciale doeleinden

Naam

Code

Definitie

5.1.

Kampeerwagen

SA

Een voertuig van categorie M dat voorzien is van een woongedeelte met ten minste de volgende uitrusting:

a)    tafel en stoelen;

b)    slaapgelegenheid, eventueel door de stoelen om te vormen;

c)    kookvoorzieningen;

d)    opbergmogelijkheden.

Deze uitrusting moet vast in het woongedeelte bevestigd zijn.

De tafel mag echter zodanig zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd.

5.2.

Gepantserd voertuig

SB

Een voertuig dat bestemd is om de vervoerde personen of goederen te beschermen door middel van kogelwerende bepantsering.

5.3.

Ambulance

SC

Een voertuig van categorie M dat bestemd is voor het vervoer van zieken of gewonden en hiertoe een speciale uitrusting heeft.

5.4.

Lijkwagen

SD

Een voertuig van categorie M dat bestemd is voor het vervoer van overledenen en hiertoe een speciale uitrusting heeft.

5.5.

Voor rolstoelen toegankelijk voertuig

SH

Een voertuig van categorie M1 dat specifiek gebouwd of verbouwd is om plaats te bieden aan één of meer personen die in hun rolstoel zitten wanneer het voertuig op de weg rijdt.

5.6.

Caravan

SE

Een voertuig van categorie O zoals gedefinieerd in term 3.2.1.3 van ISO-norm 3833:1977.

5.7.

Mobiele kraan

SF

Een voertuig van categorie N3 dat niet is uitgerust voor het vervoer van goederen, maar voorzien is van een kraan met een hefmoment van ten minste 400 kNm.

5.8.

Speciale groep

SG

Een voertuig voor speciale doeleinden dat niet onder een van de andere definities in dit punt valt.

5.9.

Dolly

SJ

Een voertuig van categorie O dat van een koppelschotel is voorzien om een oplegger te dragen, zodat deze als aanhangwagen kan worden gebruikt.

5.10.

Aanhangwagen voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen

SK

Een voertuig van categorie O4 dat bestemd is voor het vervoer van ondeelbare ladingen, waarvoor snelheids- en verkeersbeperkingen gelden vanwege de afmetingen ervan.

Hieronder vallen ook hydraulische modulaire aanhangwagens, ongeacht het aantal modules.

5.11.

Motorvoertuig voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen

SL

Een aanhangwagentrekker of een opleggertrekker van categorie N3 die aan alle hiernavolgende voorwaarden voldoet:

5.12.

Multifunctionele werktuigdrager

SM

Een terreinvoertuig van categorie N (zoals gedefinieerd in punt 2.3) ontworpen en gebouwd voor het trekken, duwen, vervoeren en aandrijven van bepaalde onderling verwisselbare apparatuur;

Indien het voertuig is uitgerust met een hulplaadplatform, bedraagt de maximale lengte:

6.    Opmerkingen

6.1.

Er wordt geen typegoedkeuring verleend voor:

a) dolly's zoals gedefinieerd in deel A, punt 5;

b) aanhangwagens met stijve dissel zoals gedefinieerd in deel C, punt 4;

c) aanhangwagens waarin personen over de weg kunnen worden vervoerd.

6.2.

Punt 6.1 geldt onverminderd de bepalingen van artikel 40 betreffende de nationale typegoedkeuring van kleine series.



DEEL B

Criteria voor voertuigtypen, varianten en uitvoeringen 

1.    Categorie M1 

1.1.    Voertuigtype

1.1.1.

Een "voertuigtype" bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de bedrijfsnaam van de fabrikant.

Bij een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming hoeft niet opnieuw goedkeuring te worden verleend;

b)    in het geval van een zelfdragende carrosserie: het ontwerp en de assemblage van de essentiële delen van de carrosseriestructuur.

Ditzelfde voorschrift is van toepassing voor voertuigen waarvan de carrosserie met bouten of door middel van lassen op een apart frame is gemonteerd.

1.1.2.

In afwijking van punt 1.1.1, onder b), mogen ingeval de fabrikant het vloergedeelte van de carrosseriestructuur en de essentiële bestanddelen die de voorzijde van de direct vóór de voorruit gelegen carrosseriestructuur vormen, bij de bouw van verschillende soorten carrosserie (bv. een sedan en een coupé) gebruikt, deze voertuigen tot hetzelfde type worden gerekend. Dit moet door de fabrikant worden aangetoond.

1.1.3.

Een type omvat ten minste één variant en één uitvoering.

1.2.    Variant

1.2.1.

Een "variant" van een voertuigtype bestaat uit voertuigen die de volgende bouwkenmerken gemeen hebben:

a)    het aantal zijdeuren of het type carrosserie zoals gedefinieerd in deel C, punt 2, wanneer de fabrikant het criterium van punt 1.1.2 toepast;

b)    de motor wat de volgende bouwkenmerken betreft:

i)    het type energievoorziening (verbrandingsmotor, elektrische motor of andere);

ii)    het werkingsprincipe (elektrische ontsteking, compressieontsteking of andere);

iii)    het aantal en de opstelling van de cilinders in het geval van een verbrandingsmotor (L4, V6 of andere);

c)    het aantal assen;

d)    het aantal en de onderlinge verbinding van de aangedreven assen;

e)    het aantal gestuurde assen;

f)    de voltooiingsfase (bv. compleet/incompleet).

g)    bij voertuigen die in verschillende fasen gebouwd worden: de fabrikant en het type van het voertuig in de vorige fase.

1.3.    Uitvoering

1.3.1.

Een "uitvoering" van een variant bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;

b)    de cilinderinhoud in het geval van een verbrandingsmotor;

c)    het maximaal geleverde motorvermogen of het nominaal continu maximumvermogen (elektrische motor);

d)    de aard van de brandstof (benzine, gasolie, lpg, bifuel of andere);

e)    het maximumaantal zitplaatsen;

f)    het geluidsniveau bij langsrijden;

g)    het uitlaatemissieniveau (bv. Euro 5, Euro 6 of andere);

h)    gecombineerde of gewogen, gecombineerde CO2-emissies;

i)    elektriciteitsverbruik (gewogen, gecombineerd);

j)    gecombineerd of gewogen, gecombineerd brandstofverbruik;

k)    het bestaan van een uniek pakket innoverende technologie, zoals beschreven in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009.

2.    Categorieën M2 en M3 

2.1.    Voertuigtype

2.1.1.

Een "voertuigtype" bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de bedrijfsnaam van de fabrikant.

Bij een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming hoeft niet opnieuw goedkeuring te worden verleend;

b)    de categorie;

c)    de volgende bouw- en ontwerpaspecten:

i)    het ontwerp en de bouw van de essentiële bestanddelen die het chassis vormen;

ii)    in het geval van een zelfdragende carrosserie: het ontwerp en de bouw van de essentiële delen die de carrosseriestructuur vormen;

d)    het aantal dekken (enkel- of dubbeldeks);

e)    het aantal segmenten (ongeleed/geleed);

f)    het aantal assen;

g)    de wijze van energievoorziening (binnen of buiten het voertuig).

2.1.2.

Een type omvat ten minste één variant en één uitvoering.



2.2.    Variant

2.2.1.

Een "variant" van een voertuigtype bestaat uit voertuigen die alle volgende bouwkenmerken gemeen hebben:

a)    het type carrosserie zoals gedefinieerd in deel C, punt 3;

b)    de voertuigklasse of combinatie van klassen zoals gedefinieerd in punt 2.1.1 van VN/ECE-Reglement nr. 107 (alleen in het geval van complete en voltooide voertuigen);

c)    de voltooiingsfase (bv. compleet/incompleet/voltooid);

d)    de motor wat de volgende bouwkenmerken betreft:

i)    het type energievoorziening (verbrandingsmotor, elektrische motor of andere);

ii)    het werkingsprincipe (elektrische ontsteking, compressieontsteking of andere);

iii)    het aantal en de opstelling van de cilinders in het geval van een verbrandingsmotor (L6, V8 of andere);

e)    bij voertuigen die in verschillende fasen gebouwd worden: de fabrikant en het type van het voertuig in de vorige fase.

2.3.    Uitvoering

2.3.1.

Een "uitvoering" van een variant bestaat uit voertuigen die alle volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;

b)    de geschiktheid of ongeschiktheid van het voertuig om een aanhangwagen te trekken;

c)    de cilinderinhoud in het geval van een verbrandingsmotor;

d)    het maximaal geleverde motorvermogen of het nominaal continu maximumvermogen (elektrische motor);

e)    de aard van de brandstof (benzine, gasolie, lpg, bifuel of andere);

f)    het geluidsniveau bij langsrijden;

g)    het uitlaatemissieniveau (bv. Euro IV, Euro V of andere).

3.    Categorie N1 

3.1.    Voertuigtype

3.1.1.

Een "voertuigtype" bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de bedrijfsnaam van de fabrikant.

Bij een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming hoeft niet opnieuw goedkeuring te worden verleend;

b)    in het geval van een zelfdragende carrosserie: het ontwerp en de assemblage van de essentiële delen van de carrosseriestructuur;

c)    in het geval van een niet-zelfdragende carrosserie: het ontwerp en de bouw van de essentiële delen die het chassis vormen.

3.1.2.

In afwijking van punt 3.1.1, onder b), mogen ingeval de fabrikant het vloergedeelte van de carrosseriestructuur en de essentiële bestanddelen die de voorzijde van de direct vóór de voorruit gelegen carrosseriestructuur vormen, bij de bouw van verschillende soorten carrosserie (bv. een bestelwagen en een chassiscabine, verschillende wielbasissen en verschillende dakhoogten) gebruikt, deze voertuigen tot hetzelfde type worden gerekend. Dit moet door de fabrikant worden aangetoond.

3.1.3.

Een voertuigtype omvat ten minste één variant en één uitvoering.

3.2.    Variant

3.2.1.

Een "variant" van een voertuigtype bestaat uit voertuigen die de volgende bouwkenmerken gemeen hebben:

a)    het aantal zijdeuren of het type carrosserie zoals gedefinieerd in deel C, punt 4 (voor complete en voltooide voertuigen), wanneer de fabrikant het criterium van punt 3.1.2 toepast;

b)    de voltooiingsfase (bv. compleet/incompleet/voltooid);

c)    de motor wat de volgende bouwkenmerken betreft:

i)    het type energievoorziening (verbrandingsmotor, elektrische motor of andere);

ii)    het werkingsprincipe (elektrische ontsteking, compressieontsteking of andere);

iii)    het aantal en de opstelling van de cilinders in het geval van een verbrandingsmotor (L6, V8 of andere);

d)    het aantal assen;

e)    het aantal en de onderlinge verbinding van de aangedreven assen;

f)    het aantal gestuurde assen.

g)    bij voertuigen die in verschillende fasen gebouwd worden: de fabrikant en het type van het voertuig in de vorige fase.

3.3.    Uitvoering

3.3.1.

Een "uitvoering" van een variant bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;

b)    de cilinderinhoud in het geval van een verbrandingsmotor;

c)    het maximaal geleverde motorvermogen of het nominaal continu maximumvermogen (elektrische motor);

d)    de aard van de brandstof (benzine, gasolie, lpg, bifuel of andere);

e)    het maximumaantal zitplaatsen;

f)    het geluidsniveau bij langsrijden;

g)    het uitlaatemissieniveau (bv. Euro 5, Euro 6 of andere);

h)    gecombineerde of gewogen, gecombineerde CO2-emissies;

i)    elektriciteitsverbruik (gewogen, gecombineerd);

j)    gecombineerd of gewogen, gecombineerd brandstofverbruik.

4.    Categorieën N2 en N3

4.1.    Voertuigtype

4.1.1.

Een "voertuigtype" bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de bedrijfsnaam van de fabrikant.

Bij een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming hoeft niet opnieuw goedkeuring te worden verleend;

b)    de categorie;

c)    het ontwerp en de bouw van het chassis die gemeenschappelijk zijn voor één productlijn;

d)    het aantal assen;

4.1.2.

Een voertuigtype omvat ten minste één variant en één uitvoering.

4.2.    Variant

4.2.1.

Een "variant" van een voertuigtype bestaat uit voertuigen die de volgende bouwkenmerken gemeen hebben:

a)    het concept van de carrosseriestructuur of het carrosserietype zoals gedefinieerd in deel C, punt 4, en in aanhangsel 2 (alleen voor complete en voltooide voertuigen);

b)    de voltooiingsfase (bv. compleet/incompleet/voltooid);

c)    de motor wat de volgende bouwkenmerken betreft:

i)    het type energievoorziening (verbrandingsmotor, elektrische motor of andere);

ii)    het werkingsprincipe (elektrische ontsteking, compressieontsteking of andere);

iii)    het aantal en de opstelling van de cilinders in het geval van een verbrandingsmotor (L6, V8 of andere);

d)    het aantal en de onderlinge verbinding van de aangedreven assen;

e)    het aantal gestuurde assen;

f)    bij voertuigen die in verschillende fasen gebouwd worden: de fabrikant en het type van het voertuig in de vorige fase.

4.3.    Uitvoering

4.3.1.

Een "uitvoering" van een variant bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;

b)    de geschiktheid of ongeschiktheid om de volgende aanhangwagens te trekken:

i)    een niet-beremde aanhangwagen;

ii)    een aanhangwagen met oplooprem zoals gedefinieerd in punt 2.12 van VN/ECE-Reglement nr. 13;

iii)    een aanhangwagen met remsysteem voor continu of halfcontinu remmen zoals gedefinieerd in punt 2.9, respectievelijk punt 2.10 van VN/ECE-Reglement nr. 13;

iv)    een aanhangwagen van categorie O4, waardoor de combinatie een maximummassa van ten hoogste 44 ton heeft;

v)    een aanhangwagen van categorie O4, waardoor de combinatie een maximummassa van meer dan 44 ton heeft;

c)    de cilinderinhoud;

d)    het maximaal geleverde motorvermogen;

e)    de aard van de brandstof (benzine, gasolie, lpg, bifuel of andere);

f)    het geluidsniveau bij langsrijden;

g)    het uitlaatemissieniveau (bv. Euro IV, Euro V of andere).

5.    Categorieën O1 en O2 

5.1.    Voertuigtype

5.1.1.

Een "voertuigtype" bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de bedrijfsnaam van de fabrikant.

Bij een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming hoeft niet opnieuw goedkeuring te worden verleend;

b)    de categorie;

c)    het in deel C, punt 5, gedefinieerde concept;

d)    de volgende bouw- en ontwerpaspecten:

i)    het ontwerp en de bouw van de essentiële bestanddelen die het chassis vormen;

ii)    in het geval van een zelfdragende carrosserie: het ontwerp en de bouw van de essentiële delen die de carrosseriestructuur vormen;

e)    het aantal assen.

5.1.2.

Een voertuigtype omvat ten minste één variant en één uitvoering.

5.2.    Variant

5.2.1.

Een "variant" van een voertuigtype bestaat uit voertuigen die de volgende bouwkenmerken gemeen hebben:

a)    het soort carrosserie zoals bedoeld in aanhangsel 2 (voor complete en voltooide voertuigen);

b)    de voltooiingsfase (bv. compleet/incompleet/voltooid);

c)    het type remsysteem (bv. niet-beremd/inertie/bekrachtigd);

d)    bij voertuigen die in verschillende fasen gebouwd worden: de fabrikant en het type van het voertuig in de vorige fase.

5.3.    Uitvoering

5.3.1.

Een "uitvoering" van een variant bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;

b)    het concept van de ophanging (luchtvering, stalen of rubberen veren, torsiestang of andere);

c)    het concept van de dissel (driehoek, stang of ander concept);

6.    Categorieën O3 en O4 

6.1.    Voertuigtype

6.1.1.

Een "voertuigtype" bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de bedrijfsnaam van de fabrikant.

Bij een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming hoeft niet opnieuw goedkeuring te worden verleend;

b)    de categorie;

c)    het concept van de aanhangwagen in verband met de definities in deel C, punt 5;

d)    de volgende bouw- en ontwerpaspecten:

i)    het ontwerp en de bouw van de essentiële bestanddelen die het chassis vormen;

ii)    in het geval van aanhangwagens met een zelfdragende carrosserie: het ontwerp en de bouw van de essentiële delen die de carrosseriestructuur vormen;

e)    het aantal assen.

6.1.2.

Een voertuigtype omvat ten minste één variant en één uitvoering.

6.2.    Varianten

6.2.1.

Een "variant" van een voertuigtype bestaat uit voertuigen die de volgende bouw- en ontwerpkenmerken gemeen hebben:

a)    het soort carrosserie zoals bedoeld in aanhangsel 2 (voor complete en voltooide voertuigen);

b)    de voltooiingsfase (bv. compleet/incompleet/voltooid);

c)    het concept van de ophanging (stalen veren, hydraulische of luchtvering);

d)    de volgende technische kenmerken:

i)    de mogelijkheid of onmogelijkheid om het chassis uit te schuiven;

ii)    de dekhoogte (normaal, dieplader, semidieplader enz.);

e)    bij voertuigen die in verschillende fasen gebouwd worden: de fabrikant en het type van het voertuig in de vorige fase.

6.3.    Uitvoeringen

6.3.1.

Een "uitvoering" van een variant bestaat uit voertuigen die de volgende kenmerken gemeen hebben:

a)    de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;

b)    de onderverdelingen of combinatie van onderverdelingen zoals bedoeld in bijlage I, punten 3.2 en 3.3, bij Richtlijn 96/53/EG van de Raad 14 , waartoe de afstand behoort tussen twee opeenvolgende assen die een groep vormen;

c)    de definitie van de assen in de volgende opzichten:

i)    liftassen (aantal en plaats);

ii)    belastbare assen (aantal en plaats);

iii)    gestuurde assen (aantal en plaats).

7.    Gemeenschappelijke voorschriften voor alle voertuigcategorieën

7.1.

Als een voertuig door de maximummassa en/of het aantal zitplaatsen in verscheidene categorieën valt, kan de fabrikant voor de definitie van de varianten en uitvoeringen een van deze categorieën kiezen, waarvan hij de criteria toepast.

7.1.1.

Voorbeelden:

a)    voor voertuig "A" kan vanwege de maximummassa typegoedkeuring als N1 (3,5 ton) en N2 (4,2 ton) worden verleend. In dit geval kunnen de bij categorie N1 vermelde parameters ook worden toegepast voor het voertuig dat in categorie N2 valt (en omgekeerd);

b)    voor voertuig "B" kan vanwege het aantal zitplaatsen (7+1 of 10+1) typegoedkeuring als M1 en M2 worden verleend. De bij categorie M1 vermelde parameters kunnen ook worden toegepast voor het voertuig dat in categorie M2 valt (en omgekeerd).

7.2.

Voor een voertuig van categorie N kan typegoedkeuring aan de hand van de bepalingen voor categorie M1 of M2 worden verleend als het bestemd is om in de volgende fase van een meerfasentypegoedkeuring te worden veranderd in een voertuig van die categorie.

7.2.1.

Deze mogelijkheid bestaat alleen voor incomplete voertuigen.

De fabrikant van het basisvoertuig kent aan dergelijke voertuigen een specifieke variantcode toe.

7.3.

Aanduiding van type, variant en uitvoering

7.3.1.

De fabrikant kent aan elk voertuigtype, elke variant en elke uitvoering een alfanumerieke code toe die bestaat uit Romeinse letters en/of Arabische cijfers.

Er mogen haakjes en streepjes worden gebruikt, maar deze mogen niet in de plaats komen van een letter of een cijfer.

7.3.2.

De volledige code wordt aangeduid als: type-variant-uitvoering of TVU-code.

7.3.3.

De TVU-code vormt een duidelijke en ondubbelzinnige aanduiding van een unieke combinatie van technische kenmerken overeenkomstig de criteria in deel B van deze bijlage.

7.3.4.

Als een voertuigtype in twee of meer categorieën valt, mag dezelfde fabrikant daarvoor dezelfde code gebruiken.

7.3.5.

Dezelfde fabrikant mag dezelfde code niet gebruiken om een voertuigtype aan te duiden voor meer dan een typegoedkeuring binnen dezelfde voertuigcategorie.

7.4.

Aantal tekens van de TVU-code

7.4.1.

Het aantal tekens mag niet meer bedragen dan:

a)    15 voor de code van het voertuigtype;

b)    25 voor de code van één variant;

c)    35 voor de code van één uitvoering.

7.4.2.

De volledige alfanumerieke TVU-code mag niet meer dan 75 tekens tellen.

7.4.3.

Wanneer de volledige TVU-code wordt gebruikt, worden het type, de variant en de uitvoering door spaties van elkaar gescheiden.

Voorbeeld van een TVU-code: 159AF[…spatie]0054[…spatie]977K(BE).



DEEL C

Definitie van de carrosserietypen

1.    Algemeen

1.1.

Het carrosserietype zoals bedoeld in bijlage I, punt 9, en bijlage III, punt 1, en de carrosseriecode zoals bedoeld in bijlage IX, punt 38, worden met codes aangeduid.

De lijst van codes is in eerste instantie van toepassing op complete en voltooide voertuigen.

1.2.

Voor voertuigen van categorie M wordt het carrosserietype aangeduid met twee letters, zoals gedefinieerd in de punten 2 en 3.

1.3.

Voor voertuigen van de categorieën N en O wordt het carrosserietype aangeduid met twee letters, zoals gedefinieerd in de punten 4 en 5.

1.4.

Zo nodig worden hier twee cijfers aan toegevoegd (in het bijzonder voor de in de punten 4.1 en 4.6 en de punten 5.1. tot en met 5.4 bedoelde carrosserietypen).

1.4.1.

De lijst van cijfers is opgenomen in aanhangsel 2.

1.5.

Het carrosserietype dat voor voertuigen voor speciale doeleinden wordt gebruikt, moet bij de categorie van het voertuig horen.

2.    Voertuigen van categorie M1 

Ref.

Code

Naam

Definitie

2.1.

AA

Sedan

Een voertuig zoals gedefinieerd in term 3.1.1.1 van ISO-norm 3833:1977, dat ten minste vier zijramen heeft.

2.2.

AB

Hatchback

Een sedan zoals gedefinieerd in punt 2.1, met een klep aan de achterzijde van het voertuig.

2.3.

AC

Stationwagen

Een voertuig zoals gedefinieerd in term 3.1.1.4 van ISO-norm 3833:1977.

2.4.

AD

Coupé

Een voertuig zoals gedefinieerd in term 3.1.1.5 van ISO-norm 3833:1977.

2.5.

AE

Cabriolet

Een voertuig zoals gedefinieerd in term 3.1.1.6 van ISO-norm 3833:1977.

Een cabriolet hoeft echter geen deuren te hebben.

2.6.

AF

Multipurpose vehicle (mpv)

Een ander voertuig dan bedoeld onder AA tot en met AE en onder AG, bestemd voor het vervoer van personen en hun bagage of bij gelegenheid goederen, in één ruimte.

2.7.

AG

Stationwagen afgeleid van een truck

Een voertuig zoals gedefinieerd in term 3.1.1.4.1 van ISO-norm 3833:1977.

De bagageruimte moet echter volledig afgescheiden zijn van de passagiersruimte.

Bovendien hoeft het referentiepunt van de bestuurderszitplaats niet ten minste 750 mm boven het grondvlak van het voertuig gelegen te zijn.

3.    Voertuigen van categorie M2 of M3 

Ref.

Code

Naam

Definitie

3.1.

CA

Enkeldeksvoertuig

Een voertuig waarbij de voor personen beschikbare ruimten zijn ingericht op één niveau, dan wel op zodanige wijze dat zij niet twee boven elkaar gelegen niveaus vormen.

3.2.

CB

Dubbeldeksvoertuig

Een voertuig zoals gedefinieerd in punt 2.1.6 van VN/ECE-Reglement nr. 107.

3.3.

CC

Geleed enkeldeksvoertuig

Een voertuig zoals gedefinieerd in punt 2.1.3 van VN/ECE-Reglement nr. 107, met één dek.

3.4.

CD

Geleed dubbeldeksvoertuig

Een voertuig zoals gedefinieerd in punt 2.1.3.1 van VN/ECE-Reglement nr. 107.

3.5.

CE

Enkeldeksvoertuig met lage vloer

Een voertuig zoals gedefinieerd in punt 2.1.4 van VN/ECE-Reglement nr. 107, met één dek.

3.6.

CF

Dubbeldeksvoertuig met lage vloer

Een voertuig zoals gedefinieerd in punt 2.1.4 van VN/ECE-Reglement nr. 107, met twee dekken.

3.7.

CG

Geleed enkeldeksvoertuig met lage vloer

Een voertuig waarin de in de punten 3.3 en 3.5 van deze tabel bedoelde technische kenmerken zijn gecombineerd.

3.8.

CH

Geleed dubbeldeksvoertuig met lage vloer

Een voertuig waarin de in de punten 3.4 en 3.6 van deze tabel bedoelde technische kenmerken zijn gecombineerd.

3.9.

CI

Enkeldeksvoertuig met open dak

Een voertuig met een gedeeltelijk dak of zonder dak.

3.10.

CJ

Dubbeldeksvoertuig met open dak

Een voertuig waarvan het bovendek een gedeeltelijk dak of geen dak heeft.

3.11.

CX

Buschassis

Een incompleet voertuig dat slechts bestaat uit een samenstel van chassisbalken of -buizen, een aandrijflijn en assen, en dat bedoeld is om te worden gecompleteerd met een op de behoeften van de vervoerder afgestemde carrosserie.

4.    Motorvoertuigen van de categorieën N1, N2 of N3 

Ref.

Code

Naam

Definitie

4.1.

BA

Vrachtwagen

Een voertuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen.

Het kan ook een aanhangwagen trekken.

4.2.

BB

Bestelwagen

Een vrachtwagen waarbij de bestuurdersruimte en de laadruimte zich binnen één eenheid bevinden.

4.3.

BC

Opleggertrekker

Een trekkend voertuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen en gebouwd voor het trekken van opleggers.

4.4.

BD

Aanhangwagentrekker

Een trekkend voertuig dat uitsluitend is ontworpen en gebouwd voor het trekken van aanhangwagens, met uitzondering van opleggers.

4.5.

BE

Pick-uptruck

Een voertuig met een maximummassa van ten hoogste 3 500 kg, waarbij de zitplaatsen en de laadruimte zich niet in één compartiment bevinden.

4.6.

BX

Chassiscabine

Een incompleet voertuig dat slechts bestaat uit een cabine (compleet of gedeeltelijk), chassisbalken, een aandrijflijn en assen, en dat bedoeld is om te worden gecompleteerd met een op de behoeften van de vervoerder afgestemde carrosserie.

5.    Voertuigen van categorie O

Ref.

Code

Naam

Definitie

5.1.

DA

Oplegger

Een aanhangwagen die is ontworpen en gebouwd om aan een trekker of dolly te worden gekoppeld en een wezenlijke verticale belasting op het trekkende voertuig of de dolly uit te oefenen.

De koppeling die voor de voertuigcombinatie wordt gebruikt, bestaat uit een koppelingspen en een koppelschotel.

5.2.

DB

Autonome aanhangwagen

Een aanhangwagen met ten minste twee assen waarvan ten minste één gestuurd is, die

a) uitgerust is met een (ten opzichte van de aanhangwagen) verticaal beweegbare trekvoorziening, en

b) een statische verticale belasting van minder dan 100 daN op het trekkende voertuig overbrengt.

5.3.

DC

Middenasaanhangwagen

Een aanhangwagen waarvan de as of assen zich dicht bij het zwaartepunt van het voertuig bevinden (indien gelijkmatig belast), zodat slechts een geringe statische verticale belasting van ten hoogste 10 % van de met de maximummassa van de aanhangwagen overeenkomende belasting of van 1 000 daN (de lichtste belasting is van toepassing) wordt overgebracht op het trekkende voertuig.

5.4.

DE

Aanhangwagen met stijve dissel

Een aanhangwagen met één as of één groep assen waarvan de dissel door de constructie ervan een statische belasting van ten hoogste 4 000 daN op het trekkende voertuig overbrengt en die niet aan de definitie van een middenasaanhangwagen beantwoordt.

De koppeling die voor de voertuigcombinatie wordt gebruikt, bestaat niet uit een koppelingspen en een koppelschotel.



Aanhangsel 1

Controleprocedure voor de indeling van een voertuig als terreinvoertuig

1.    Algemeen

1.1.

De in dit aanhangsel beschreven procedure is van toepassing op de indeling van een voertuig als terreinvoertuig.

2.    Testvoorwaarden voor geometrische metingen

2.1.

Voertuigen van categorie M1 of N1 moeten onbeladen zijn en voorzien zijn van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, gereedschap en reservewiel (indien dit tot de OEM-uitrusting behoort); op de bestuurdersstoel wordt een dummy geïnstalleerd die overeenkomt met een man van het 50e percentiel.

In plaats van de dummy mag een soortgelijke voorziening met dezelfde massa worden gebruikt.

2.2.

Andere dan de in punt 2.1 bedoelde voertuigen worden belast tot de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand.

De massa moet zodanig over de assen worden verdeeld, dat de verdeling overeenkomt met het ongunstigste geval met het oog op de naleving van de desbetreffende criteria.

2.3.

Een voertuig dat representatief is voor het type, wordt overeenkomstig de in punt 2.1 of 2.2 beschreven voorwaarden ter beschikking gesteld van de technische dienst. Het voertuig staat stil, met de wielen in de rechtuitstand.

Het oppervlak waarop de metingen plaatsvinden, moet zo vlak en horizontaal mogelijk zijn (maximale helling: 0,5 %).

3.    Meting van de oploop-, afloop- en hellingshoek

3.1.

De oploophoek wordt gemeten overeenkomstig punt 6.10 van ISO-norm 612:1978.

3.2.

De afloophoek wordt gemeten overeenkomstig punt 6.11 van ISO-norm 612:1978.

3.3.

De hellingshoek wordt gemeten overeenkomstig punt 6.9 van ISO-norm
612:1978.

3.4.

Bij het meten van de afloophoek mogen de in hoogte verstelbare beschermingsvoorzieningen aan de achterzijde tegen klemrijden in de hoogste stand worden gezet.

3.5.

Het voorschrift in punt 3.4 moet niet worden uitgelegd als een verplichting om het basisvoertuig te voorzien van een bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden als oorspronkelijke uitrusting. De fabrikant van het basisvoertuig moet de fabrikant van de volgende fase echter informeren dat het voertuig, als het met een bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden wordt uitgerust, aan de voorschriften voor de afloophoek moet voldoen.

4.    Meting van de bodemvrijheid

4.1.    Bodemvrijheid tussen de assen

4.1.1.    Onder "bodemvrijheid tussen de assen" wordt verstaan: de kleinste afstand tussen het steunvlak en het laagste vaste punt van het voertuig.

Bij de toepassing van de definitie wordt uitgegaan van de afstand tussen de laatste as van een voorste groep assen en de eerste as van een achterste groep assen.

4.1.2.    Geen enkel stijf deel van het voertuig mag in het gearceerde segment op de tekening uitsteken.

4.2.    Bodemvrijheid onder één as

4.2.1.    Onder "bodemvrijheid onder één as" wordt verstaan: de afstand bepaald door het hoogste punt van een cirkelboog die loopt door het midden van het draagvlak van de wielen van een as (bij uitvoeringen met dubbele banden de binnenwielen) en het laagste vaste punt van het voertuig tussen de wielen raakt.

4.2.2.    Zo nodig wordt de bodemvrijheid voor alle assen van een groep gemeten.

5.    Hellingvermogen

5.1.

Onder "hellingvermogen" wordt verstaan: het vermogen van een voertuig om een helling te nemen.

5.2.

Het hellingvermogen van incomplete en complete voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 wordt gecontroleerd door een test uit te voeren.

5.3.

De test wordt door de technische dienst uitgevoerd op een voertuig dat representatief is voor het te testen type.

5.4.

Op verzoek van de fabrikant en volgens de voorwaarden in bijlage XVI kan het hellingvermogen van een voertuigtype met een virtuele test worden aangetoond.

6.    Testvoorwaarden en doorslaggevend criterium

6.1.

De in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1230/2012 vastgestelde voorwaarden gelden.

6.2.

Het voertuig moet de helling met constante snelheid oprijden, waarbij de wielen niet in de lengte- of dwarsrichting mogen slippen.



Aanhangsel 2

Aanvullende cijfers voor de codes voor de verschillende soorten carrosserie

01    Open laadvloer

02    Neerklapbare zijschotten

03    Gesloten opbouw

04    Geconditioneerde opbouw met geïsoleerde wanden en apparatuur om de binnentemperatuur te regelen

05    Geconditioneerde opbouw met geïsoleerde wanden, maar zonder apparatuur om de binnentemperatuur te regelen

06    Huifopbouw

07    Afneembare bovenbouw

08    Containercarrier

09    Voertuig met haakarm

10    Kipper

11    Tank

12    Tank voor vervoer van gevaarlijke stoffen

13    Veewagen

14    Voertuig voor voertuigvervoer

15    Betonmixer

16    Betonpompvoertuig

17    Voertuig voor boomstamvervoer

18    Vuilniswagen

19    Straatveger, straatreiniger of rioolzuiger

20    Compressor

21    Boottrailer

22    Zweefvliegtuigaanhangwagen

23    Voertuig voor detailhandel- of expositiedoeleinden

24    Takelwagen

25    Ladderwagen

26    Kraanwagen (met uitzondering van mobiele kranen zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, punt 5)

27    Hoogwerker

28    Boorwagen

29    Dieplader

30    Voertuig voor glasvervoer

31    Brandweerwagen

99    Niet in deze lijst opgenomen carrosserie



BIJLAGE III

INLICHTINGENFORMULIER VOOR DE EU-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN

DEEL I

De onderstaande gegevens worden in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen.

Eventuele tekeningen moeten op een passende schaal en met voldoende details, in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen, worden ingediend.

Op eventuele foto's moeten voldoende details te zien zijn.

A.    Categorieën M en N

1.    ALGEMEEN

1.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

1.2.    Type: …

1.2.1.    Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

1.2.2.    Voor in meer fasen goedgekeurde voertuigen, typegoedkeuringsinformatie van het basisvoertuig/het voertuig van de voorafgaande fasen (vermeld de gegevens voor elke fase. Hiervoor mag een matrix worden gebruikt):

Type: …………………………………………………………………………

Variant(en): …………………………………………………………………..

Uitvoering(en): ……………………………………………………………...

Typegoedkeuringsnummer, inclusief uitbreidingsnummer: ……………….

1.3.    Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (b): …

1.3.1.    Plaats van dat identificatiemiddel: …

1.4.    Voertuigcategorie (c): …

1.4.1.    Indeling(en), op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren: …

1.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

1.5.1.    In het geval van meerfasentypegoedkeuring, naam van de onderneming en adres van de fabrikant van het basisvoertuig of het voertuig van de voorafgaande fase(n):………

1.8.    Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

1.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

2.    ALGEMENE CONSTRUCTIEKENMERKEN VAN HET VOERTUIG

2.1.    Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig: …

2.3.    Aantal assen en wielen: …

2.3.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.3.2.    Aantal en plaats van de gestuurde assen: …

2.3.3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): …

2.4.    Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening): …

2.6.    Plaats en opstelling van de motor: …

2.8.    Kant van het stuur: links/rechts (1)

2.8.1.    Het voertuig is uitgerust om te worden gebruikt in rechts-/linksrijdend (1) verkeer.

2.9.    Geef aan of het trekkende voertuig bestemd is om een oplegger of andere aanhangwagen te trekken en of die aanhangwagen een oplegger, een autonome aanhangwagen, een middenasaanhangwagen of aanhangwagen met stijve dissel is: …

2.10.    Geef aan of het voertuig speciaal ontworpen is voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur: …

3.    MASSA'S EN AFMETINGEN (f) (g) (7)

(in kg en mm) (in voorkomend geval naar tekening verwijzen)

3.1.    Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (g1):

3.1.1.    Tweeassige voertuigen:

3.1.2.    Voertuigen met drie of meer assen: 

3.1.2.1.    Afstand tussen de opeenvolgende assen van de voorste naar de achterste as toe: …

3.1.2.2.    Totale asafstand: …

3.3.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as (g4): …

3.3.2.    Spoorwijdte op alle andere assen (g4): …

3.4.    Bereik van de (totale) afmetingen van het voertuig

3.4.1.    Chassis zonder carrosserie 

3.4.1.1.    Lengte (g5): …

3.4.1.1.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …

3.4.1.1.2.    Minimaal toelaatbare lengte: …

3.4.1.2.    Breedte (g7): …

3.4.1.2.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …

3.4.1.2.2.    Minimaal toelaatbare breedte: …

3.4.1.3.    Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

3.4.2.    Chassis met carrosserie 

3.4.2.1.    Lengte (g5): …

3.4.2.1.1.    Lengte van de laadruimte: …

3.4.2.2.    Breedte (g7): …

3.4.2.2.1.    Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur): …

3.4.2.3.    Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

3.5.

Minimummassa op de gestuurde as(sen) voor incomplete voertuigen:

3.6.

Massa in rijklare toestand (h)

a)    minimum en maximum voor elke variant: …

b)    massa van elke uitvoering (wanneer er meerdere uitvoeringen bestaan binnen een variant wordt een matrix verstrekt): …

3.6.1.

Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger, een aanhangwagen met stijve dissel of een middenasaanhangwagen, de massa op het koppelpunt:

a) minimum en maximum voor elke variant: …

b) massa van elke uitvoering (wanneer er meerdere uitvoeringen bestaan binnen een variant wordt een matrix verstrekt): …

3.6.2.

Massa van de optionele uitrusting (zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. 1230/2012: …

3.7.

Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een incompleet voertuig: …

3.8.

Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand volgens fabrieksopgave (i) (3): …

3.8.1.

Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (3): …

3.9.    Technisch toelaatbare maximummassa op elke as:

3.10.    Technisch toelaatbare massa op iedere groep assen:

3.11.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa van het trekkende voertuig 

in het geval van een:

3.11.1.    autonome aanhangwagen: …

3.11.2.    oplegger: …

3.11.3.    middenasaanhangwagen: …

3.11.4.    aanhangwagen met stijve dissel: …

3.11.5.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van de combinatie (3): …

3.11.6.    Maximummassa van niet-beremde aanhangwagens: …

3.12.    Technisch toelaatbare maximale belasting van het koppelingspunt: 

3.12.1.    van een trekkend voertuig: …

3.12.2.    van een oplegger, middenasaanhangwagen of autonome aanhangwagen: …

3.16.    Maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het verkeer (facultatief)

3.16.1.    Maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: …

3.16.2.    Maximaal toelaatbare massa op elke as bij registratie/in het verkeer en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de door de fabrikant opgegeven beoogde belasting op het koppelpunt indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt: …

3.16.3.    Maximaal toelaatbare massa op iedere groep assen bij registratie/in het verkeer: …

3.16.4.    Maximaal toelaatbare getrokken massa bij registratie/in het verkeer: …

3.16.5.    Maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: …

3.17.    Voertuig wordt voor meerfasentypegoedkeuring ter beschikking gesteld (alleen voor incomplete of voltooide voertuigen van categorie N1 die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007 vallen): ja/nee (1)

3.17.1.    Massa van het basisvoertuig in rijklare toestand: ………...………………kg.

3.17.2.    Standaard toegevoegde massa, berekend overeenkomstig punt 5 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008: ……………kg.

4.    MOTOR (k)

4.1.    Fabrikant van de motor:

4.1.1.    Motorcode van de fabrikant (zoals op de motor vermeld): …

4.1.2.    Goedkeuringsnummer (in voorkomend geval), inclusief brandstofidentificatiemarkering: …

(alleen voor zware voertuigen)

4.2.    Verbrandingsmotor

4.2.1.1.    Werkingsprincipe: elektrische ontsteking/compressieontsteking/dualfuel (1)

Cyclus: viertakt/tweetakt/draaizuiger (1)

4.2.1.1.1.    Type dualfuelmotor: type 1A/type 1B/type 2A/type 2B/type 3B (1) (x1)

4.2.1.1.2.    Gasenergieverhouding tijdens het warme gedeelte van de WHTC-testcyclus: … %

4.2.1.2.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

4.2.1.3.    Cilinderinhoud (m): …… cm3 

4.2.1.6.    Normaal stationair toerental (2): …… min-1 

4.2.1.6.1.    Hoog stationair toerental (2): …… min-1

4.2.1.6.2.    Stationair draaien op diesel: ja/nee (1) (x1)

4.2.1.8.    Nettomaximumvermogen (n): … kW bij … min-1 (volgens fabrieksopgave)

4.2.1.11.    (Alleen Euro VI) Verwijzingen van de fabrikant naar het bij de artikelen 5, 7 en 9 van Verordening (EU) nr. 582/2011 voorgeschreven documentatiepakket op grond waarvan de goedkeuringsinstantie een oordeel kan vellen over de emissiebeheersingsstrategieën en de systemen aan boord van het voertuig en van de motor voor de juiste werking van NOx-beperkingsmaatregelen

4.2.2.1.    Lichte voertuigen: diesel/benzine/lpg/aardgas of biomethaan/ethanol (E 85)/biodiesel/waterstof (1)(6)

4.2.2.2    Zware voertuigen: diesel/benzine/lpg/aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL/ethanol (ED95)/ethanol (E85)/lng/lng20/ (1)(6)

4.2.2.2.1.    (Alleen Euro VI) Brandstoffen die voor de motor kunnen worden gebruikt zoals opgegeven door de fabrikant overeenkomstig bijlage I, punt 1.1.3, bij Verordening (EU) nr. 582/2011 (naargelang het geval)

4.2.2.4.    Voertuigbrandstof type: monofuel, bifuel, flexfuel (1)

4.2.2.5.    Maximaal aanvaardbare hoeveelheid biobrandstof in de brandstof (volgens fabrieksopgave): …… vol.-%

4.2.3.    Brandstoftank(s) 

4.2.3.1.    Bedrijfsbrandstoftank(s)

4.2.3.1.1.    Aantal en inhoud van elke tank: …

4.2.3.2.    Reservebrandstoftank(s)

4.2.3.2.1.    Aantal en inhoud van elke tank: …

4.2.4.    Brandstoftoevoer 

4.2.4.1.    Via carburateur(s): ja/nee (1)

4.2.4.2.    Door brandstofinspuiting (alleen compressieontsteking of dualfuel): ja/nee (1)

4.2.4.2.2.    Werkingsprincipe: directe inspuiting/voorkamer/wervelkamer (1)

4.2.4.3.    Door brandstofinspuiting (alleen elektrische ontsteking): ja/nee (1)

4.2.7.    Koelsysteem: vloeistof/lucht (1)

4.2.8.    Inlaatsysteem 

4.2.8.1.    Drukvulling: ja/nee (1)

4.2.8.2.    Tussenkoeler: ja/nee (1)

4.2.8.3.3.    (Alleen Euro VI) Feitelijke inlaatonderdruk bij nominaal motortoerental en 100 % belasting van het voertuig: … kPa

4.2.9.    Uitlaatsysteem 

4.2.9.2.1.    (Alleen Euro VI) Beschrijving en/of tekening van de elementen van het uitlaatsysteem die geen deel van het motorsysteem vormen

4.2.9.3.1.    (Alleen Euro VI) Feitelijke uitlaattegendruk bij nominaal motortoerental en 100 % belasting van het voertuig (alleen voor compressieontstekingsmotoren): … kPa

4.2.9.4.    Type en merk van de uitlaatgeluiddemper(s): …

Indien relevant voor het buitengeluid, geluiddempende maatregelen in de motorruimte en op de motor: …

4.2.9.5.    Plaats van de uitlaatopening: …

4.2.9.7.1.    (Alleen Euro VI) Acceptabele inhoud van het uitlaatsysteem: … dm3 

4.2.12.    Voorzieningen tegen luchtverontreiniging 

4.2.12.1.1.    (Alleen Euro VI) Voorziening voor het recycleren van cartergassen: ja/nee (2)

Zo ja, beschrijving en tekeningen:

Zo nee, conformiteit met bijlage V bij Verordening (EU) nr. 582/2011 vereist

4.2.12.2.    Extra voorzieningen voor verontreinigingsbeheersing (indien aanwezig en niet elders vermeld)

4.2.12.2.1.    Katalysator: ja/nee (1)

4.2.12.2.1.11.    Regeneratiesystemen/-methode van de uitlaatgasnabehandelingssystemen, beschrijving: …

4.2.12.2.1.11.6.    Verbruiksreagentia: ja/nee (1)

4.2.12.2.1.11.7.    Type en concentratie van het reagens dat nodig is voor de katalytische werking: …

4.2.12.2.2.    Zuurstofsensor: ja/nee (1)

4.2.12.2.3.    Luchtinspuiting: ja/nee (1)

4.2.12.2.4.    Uitlaatgasrecirculatie: ja/nee (1)

4.2.12.2.5.    Controlesysteem verdampingsemissies: ja/nee (1)

4.2.12.2.6.    Deeltjesvanger: ja/nee (1)

4.2.12.2.6.9.    Andere systemen: ja/nee (1)

4.2.12.2.6.9.1.    Beschrijving en werking

4.2.12.2.7.    boorddiagnosesysteem (OBD-systeem): ja/nee (1)

4.2.12.2.7.0.1.    (Alleen Euro VI) Aantal OBD-motorenfamilies binnen de motorenfamilie

4.2.12.2.7.0.2.    (Alleen Euro VI) Lijst van de OBD-motorenfamilies (indien van toepassing)

4.2.12.2.7.0.3.    (Alleen Euro VI) Nummer van de OBD-motorenfamilie waartoe de basismotor/het familielid behoort: ...

4.2.12.2.7.0.4.    (Alleen Euro VI) Verwijzingen van de fabrikant naar de bij artikel 5, lid 4, onder c), en artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 582/2011 voorgeschreven en in bijlage X bij die verordening beschreven OBD-documentatie ter goedkeuring van het OBD-systeem.

4.2.12.2.7.0.5.    (Alleen Euro VI) Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar de documentatie voor installatie van een motorsysteem met boorddiagnose in een voertuig.

4.2.12.2.7.0.6.    (Alleen Euro VI) Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar het documentatiepakket met betrekking tot de installatie in het voertuig van het OBD-systeem van een goedgekeurde motor.

4.2.12.2.7.6.5.    (Alleen Euro VI) Norm voor OBD-communicatieprotocol: (7)

4.2.12.2.7.7.    (Alleen Euro VI) Verwijzing van de fabrikant naar de bij artikel 5, lid 4, onder d), en artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 582/2011 voorgeschreven OBD-informatie voor de naleving van de bepalingen inzake OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, of

4.2.12.2.7.7.1.    als alternatief voor de in punt 4.2.12.2.7.7 bedoelde verwijzing van de fabrikant, een verwijzing naar het aanhangsel bij het in bijlage I, aanhangsel 4, bij Verordening (EU) nr. 582/2011 weergegeven inlichtingenformulier dat de volgende tabel bevat, die volgens onderstaand voorbeeld is ingevuld:

Onderdeel — Foutcode — Bewakingsstrategie — Foutdetectiecriteria — MI-activeringscriteria — Secundaire parameters — Voorconditionering — Demonstratietest

Katalysator — P0420 — Signalen van de zuurstofsensoren 1 en 2 — Verschil tussen de signalen van sensor 1 en 2 — 3e cyclus — Toerental, belasting van de motor, A/F-modus, katalysatortemperatuur — Twee cycli van type 1 — Type 1

4.2.12.2.7.8.    (Alleen Euro VI) OBD-onderdelen aan boord van het voertuig

4.2.12.2.7.8.1.    Lijst van OBD-onderdelen aan boord van het voertuig

4.2.12.2.7.8.2.    Beschrijving in woorden en/of tekening van de MI (10)

4.2.12.2.7.8.3.    Beschrijving in woorden en/of tekening van de OBD-communicatie-interface buiten het voertuig (10)

4.2.12.2.8.    Andere systemen (beschrijving en werking): …

4.2.12.2.8.1.    (Alleen Euro VI) Systemen waarmee de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen wordt gegarandeerd

4.2.12.2.8.2.    Aansporingssysteem voor de bestuurder

4.2.12.2.8.2.1.    (Alleen Euro VI) Motor met permanente deactivering van het aansporingssysteem, voor gebruik door hulpverleningsdiensten of in de in artikel 2, lid 3, onder b), vermelde voertuigen: ja/nee (1)

4.2.12.2.8.3.    (Alleen Euro VI) Aantal OBD-motorenfamilies binnen de betrokken motorenfamilie ter waarborging van de correcte werking van NOx-beperkingsmaatregelen

4.2.12.2.8.4.    (Alleen Euro VI) Lijst van de OBD-motorenfamilies (indien van toepassing)

4.2.12.2.8.5.    (Alleen Euro VI) Nummer van de OBD-motorenfamilie waartoe de basismotor/het familielid behoort

4.2.12.2.8.6.    (Alleen Euro VI) Laagste concentratie van het in het reagens aanwezige, werkzame ingrediënt waarmee het waarschuwingssysteem niet wordt geactiveerd (CDmin): vol. %

4.2.12.2.8.7.    (Alleen Euro VI) Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar de documentatie voor installatie in een voertuig van de systemen waarmee de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen wordt gegarandeerd

4.2.12.2.8.8.    Onderdelen aan boord van het voertuig van de systemen waarmee de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen wordt gegarandeerd

4.2.12.2.8.8.1.    Activering van de kruipmodus:

"uitschakelen na opnieuw starten"/"uitschakelen na tanken"/"uitschakelen na parkeren"(7)

4.2.12.2.8.8.2.    Indien van toepassing, verwijzing van de fabrikant naar het documentatiepakket met betrekking tot de installatie in het voertuig van het systeem dat de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen van een goedgekeurde motor garandeert

4.2.12.2.8.8.3.    Beschrijving in woorden en/of tekening van het waarschuwingssignaal (6)

4.2.12.2.9.    Koppelbegrenzer: ja/nee (1)

4.2.13.1.    Plaats van het absorptiecoëfficiëntsymbool (alleen voor motoren met compressieontsteking): …

4.2.15.    Lpg-systeem: ja/nee (1)

4.2.16.    Aardgassysteem: ja/nee (1)

4.2.17.8.1.0.1.    (Alleen Euro VI) Functie voor zichzelf aanpassen? ja/nee (1)

4.2.17.8.1.0.2.    (Alleen Euro VI) Kalibratie voor een specifieke gassamenstelling aardgas-H/aardgas-L/aardgas-HL (1):

Omzetting voor een specifieke gassamenstelling aardgas-Ht/aardgas-Lt/aardgas-HLt (1)

4.3.    Elektrische motor

4.3.1.    Type (wikkeling, bekrachtiging): …

4.3.1.1.    Maximumuurvermogen: …… kW

4.3.1.1.1.    Nettomaximumvermogen (n) … kW

(volgens fabrieksopgave)

4.3.1.1.2.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten (n) ………. kW

(volgens fabrieksopgave)

4.3.1.2.    Bedrijfsspanning: …… V

4.3.2.    Batterij

4.3.2.4.    Positie: …

4.4.    Motor of motorcombinatie

4.4.1.    Hybride elektrisch voertuig: ja/nee (1)

4.4.2.    Categorie waartoe het hybride elektrische voertuig behoort: extern oplaadbaar/niet-extern oplaadbaar: (1)

4.5.4.    (Alleen Euro VI) CO2-emissies voor zware motoren 

4.5.4.1.    CO2-massa-emissies WHSC-test (x3): …. g/kWh

4.5.4.2.    CO2-massa-emissies WHSC-test in dieselmodus (x2): …. g/kWh

4.5.4.3.    CO2-massa-emissies WHSC-test in dualfuelmodus (x1): …. g/kWh

4.5.4.4.    CO2-massa-emissies WHTC-test (8) (x3): …. g/kWh

4.5.4.5.    CO2-massa-emissies WHTC-test in dieselmodus (8) (x2): …. g/kWh

4.5.4.6.    CO2-massa-emissies WHTC-test in dualfuelmodus (8) (x1): …. g/kWh

4.5.5.    (Alleen Euro VI) Brandstofverbruik voor zware motoren 

4.5.5.1.    Brandstofverbruik WHSC-test (x3): …. g/kWh

4.5.5.2.    Brandstofverbruik WHSC-test in dieselmodus (x2): …. g/kWh

4.5.5.3.    Brandstofverbruik WHSC-test in dualfuelmodus (x1): …. g/kWh

4.5.5.4.    Brandstofverbruik WHTC-test (8)(x3): …. g/kWh

4.5.5.5.    Brandstofverbruik WHTC-test in dieselmodus (8)(x2): …. g/kWh

4.5.5.6.    Brandstofverbruik WHTC-test in dualfuelmodus (8)(x1): …. g/kWh

4.6.5.    Smeermiddeltemperatuur 

minimum: …… K

maximum: …… K

5.    TRANSMISSIE (p)

5.2.    Transmissiesysteem (mechanisch, hydraulisch, elektrisch enz.): …

5.5.    Versnellingsbak

5.5.1.    Type (manueel/automatisch/CVT (continuvariabele transmissie)) (1)

5.6.    Overbrengingsverhoudingen

Versnelling

Verhoudingen in de versnellingsbak (verhoudingen tussen omwentelingen van de motor en omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak)

Eindoverbrengingsverhouding(en) (verhouding tussen de omwentelingen van de uitgaande as van de versnellingsbak en die van de aangedreven wielen)

Totale verhouding

Maximum voor CVT

1

2

3

Minimum voor CVT

Achteruit

5.7.    Door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (q):

5.9.    Tachograaf: ja/nee (1)

5.9.1.    Goedkeuringsmerk:

5.11.    Schakelindicator

5.11.1.    Geluidssignaal beschikbaar: ja/nee (1). Zo ja, beschrijving van het geluid en vermelding van de geluidssterkte voor het oor van de bestuurder in dB(A). (Geluidssignaal kan altijd aan- of uitgezet worden.)

5.11.2.    Informatie overeenkomstig punt 4.6 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 65/2012 (vastgesteld tijdens de typegoedkeuring):



6.    ASSEN

6.1.    Beschrijving van elke as: …

6.2.    Merk: …

6.3.    Type: …

6.4.    Plaats van de hefbare as(sen): …

6.5.    Plaats van de belastbare as(sen): …

6.    OPHANGING

6.2.    Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk wiel: …

6.2.1.    Niveauregeling: ja/nee/optioneel (1)

6.2.3.    Luchtvering van de aangedreven as(sen): ja/nee (1)

6.2.3.1.    Vering van de aangedreven as, gelijkwaardig met luchtvering: ja/nee (1)

6.2.4.    Luchtvering voor niet-aangedreven as(sen): ja/nee (1)

6.2.4.1.    Vering van niet-aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/nee (1)

6.6.1.    Band/wielcombinatie(s) 

a)    voor banden de maataanduiding, de belastingsindex, het symbool van de snelheidscategorie en de rolweerstand opgeven overeenkomstig ISO 28580 (indien van toepassing) (r);

b)    voor wielen de velgmaat (of -maten) en de offset(s) opgeven

7.6.1.1.    Assen

7.6.1.1.1.    as 1: …

7.6.1.1.2.    as 2: …

enz.

7.6.1.2.    Eventueel reservewiel: …

7.6.2.    Boven- en ondergrenzen van de afrolstralen 

7.6.2.1.    as 1: …

7.6.2.2.    as 2: …

enz.

8.    STUURVOORZIENING

8.2.    Overbrenging en regeling

8.2.1.    Type overbrenging van de stuurvoorziening (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): …

8.2.2.    Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): …

8.2.3.    Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig): …

9.    REMVOORZIENING

9.5.    Antiblokkeersysteem: ja/nee/optioneel (1)

9.9.    Korte beschrijving van het remsysteem overeenkomstig punt 2.6 van VN/ECE-Reglement nr. 13-H: …

9.11.    Bijzonderheden van het type vertragersysteem (de typen vertragersystemen): …

10.    CARROSSERIE

10.1.    Type carrosserie met gebruikmaking van de in deel C van bijlage II toegelichte codes: …

10.3.    Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk

10.3.1.    Configuratie van de deuren en aantal deuren: …

10.9.    Voorzieningen voor indirect zicht

10.9.1.    Achteruitkijkspiegels, met voor elke achteruitkijkspiegel opgave van:

10.9.1.1.    merk: …

10.9.1.2.    typegoedkeuringsmerk: …

10.9.1.3.    variant: …

10.9.1.6.    Accessoires die van invloed kunnen zijn op het gezichtsveld naar achteren: …

10.9.2.    Andere voorzieningen voor indirect zicht dan spiegels: …

10.9.2.1.    Type en beschrijving van de voorziening: …

10.10.    Binneninrichting

10.10.3.    Stoelen 

10.10.3.1.    Aantal zitplaatsen (s): …

10.10.3.1.1.    Plaats en opstelling: …

10.10.3.2.    Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: …

10.10.4.1.    Type hoofdsteunen: geïntegreerd/afneembaar/los (1)

10.10.4.2.    Eventueel typegoedkeuringsnummer: …

10.10.8.    Gas dat als koelmiddel in het airconditioningsysteem wordt gebruikt: …

10.10.8.1.    Het airconditioningsysteem is ontworpen om een gefluoreerd broeikasgas te bevatten met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150: ja/nee (1)

10.12.2.    Aard en plaats van aanvullende beveiligingssystemen (geef aan ja/neen/optioneel):



(L = linkerzitplaats, M = middelste zitplaats, R = rechterzitplaats)

Airbag voor

Zijairbag

Gordelvoorspanvoorziening

L

M

R

L

M

R

(*)    De tabel kan zo nodig worden uitgebreid indien de voertuigen over meer dan twee rijen zitplaatsen beschikken of over meer dan drie zitplaatsen per rij.    

10.17.    Voorgeschreven platen

10.17.1.    Foto's en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer: …

10.17.2.    Foto's en/of tekeningen van de voorgeschreven platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen): …

10.17.3.    Foto's en/of tekeningen van het voertuigidentificatienummer (ingevuld voorbeeld met afmetingen): …

10.17.4.1.    Verklaring van de tekens in het voertuigbeschrijvingsdeel van het VIN, en, indien van toepassing, in het voertuigidentificatiedeel van het VIN dat is gebruikt voor naleving van de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779-1983: …

10.17.4.2.    Vermelding van de tekens in het voertuigbeschrijvingsdeel van het VIN, indien gebruikt voor naleving van de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779-1983: …

10.22.    Beschermingsvoorziening aan de voorzijde tegen klemrijden

10.22.0.    Aanwezig: ja/nee/incompleet (1)

10.23.    Bescherming van voetgangers

10.23.1.    Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto's en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de structuur, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van het frontgedeelte van het voertuig (binnen- en buitenkant), met inbegrip van nadere gegevens over elk geïnstalleerd systeem voor actieve bescherming.

10.24.

Frontbeschermingen

10.24.1.

Algemeen overzicht (tekeningen of foto's) met aanduiding van de plaats en bevestiging van de frontbeschermingen:

10.24.3.

Complete nadere gegevens over de vereiste bevestigingen en volledige montage-instructies, zoals de toe te passen koppelinstellingen:

11.    VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER

11.1.    Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en): …

11.3.    Door de fabrikant gegeven instructies voor de bevestiging van het type koppeling van het voertuig en foto's of tekeningen van de verankeringen op het voertuig; aanvullende gegevens, indien het type koppeling slechts voor bepaalde varianten of uitvoeringen van het type voertuig wordt gebruikt: …

11.4.    Gegevens over de montage van speciale trekvoorzieningen of montageplaten: …

11.5.    Typegoedkeuringsnummer(s): …

12.    DIVERSEN

12.7.1.    Voertuig uitgerust met 24 GHz-kortbereikradarapparatuur: ja/nee (1)

13.    BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR BUSSEN EN TOERBUSSEN

13.1.    Voertuigklasse: klasse I/klasse II/klasse III/klasse A/klasse B (1)

13.1.2.    Chassistypen waarop de carrosserie met typegoedkeuring kan worden geïnstalleerd (fabrikant(en) en typen voertuigen): …

13.3.    Aantal passagiers (zit- en staanplaatsen)

13.3.1.    Totaal (N): …

13.3.2.    Bovendek (Na) (1): …

13.3.3.    Benedendek (Nb) (1): …

13.4.    Aantal passagiers (zitplaatsen)

13.4.1.    Totaal (A): …

13.4.2.    Bovendek (Aa) (1): …

13.4.3.    Benedendek (Ab) (1): …

13.4.4.    Aantal rolstoelplaatsen bij voertuigen van de categorieën M2 en M3: …

16.    TOEGANG TOT REPARATIE- EN ONDERHOUDSINFORMATIE

16.1.    Adres van de belangrijkste website voor toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: …



B.    Categorie O

1.    ALGEMEEN

1.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

1.2.    Type: …

1.2.1.    Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

1.3.    Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (b): …

1.3.1.    Plaats van dat identificatiemiddel: …

1.4.    Voertuigcategorie (c): …

1.4.1.    Indeling(en), op basis van de gevaarlijke goederen die het voertuig moet vervoeren: …

1.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

1.8.    Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

1.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

2.    ALGEMENE CONSTRUCTIEKENMERKEN VAN HET VOERTUIG

2.1.    Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig: …

2.3.    Aantal assen en wielen: …

2.3.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.3.2.    Aantal en plaats van de gestuurde assen: …

2.4.    Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening): …

2.9.    Geef aan of het trekkende voertuig bestemd is om een oplegger of andere aanhangwagen te trekken en of die aanhangwagen een oplegger, een autonome aanhangwagen, een middenasaanhangwagen of aanhangwagen met stijve dissel is: …

2.10.    Geef aan of het voertuig speciaal ontworpen is voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur: …

3.    MASSA'S EN AFMETINGEN (f) (g) (7)

(in kg en mm) (in voorkomend geval naar tekening verwijzen)

3.1.    Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (g1): 

3.1.1.    Tweeassige voertuigen:

3.1.2.    Voertuigen met drie of meer assen: 

3.1.2.1.    Afstand tussen de opeenvolgende assen van de voorste naar de achterste as toe: …

3.1.2.2.    Totale asafstand: …

3.3.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as (g4): …

3.3.2.    Spoorwijdte op alle andere assen (g4): …

3.4.    Bereik van de (totale) afmetingen van het voertuig

3.4.1.    Chassis zonder carrosserie 

3.4.1.1.    Lengte (g5): …

3.4.1.1.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …

3.4.1.1.2.    Minimaal toelaatbare lengte: …

3.4.1.1.3.    Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de dissel (g6): …

3.4.1.2.    Breedte (g7): …

3.4.1.2.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …

3.4.1.2.2.    Minimaal toelaatbare breedte: …

3.4.2.    Chassis met carrosserie: 

3.4.2.1.    Lengte (g5): …

3.4.2.1.1.    Lengte van de laadruimte: …

3.4.2.1.2.    Bij aanhangwagens, maximaal toelaatbare lengte van de dissel (g6): …

3.4.2.2.    Breedte (g7): …

3.4.2.2.1.    Dikte van de wanden (bij voertuigen bestemd voor het vervoer van goederen bij een geregelde temperatuur): …

3.4.2.3.    Hoogte (in rijklare toestand) (g8) (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven): …

3.6.    Massa in rijklare toestand (h)

a)    minimum en maximum voor elke variant: …

b)    massa van elke uitvoering (er moet een matrix worden opgesteld): …

3.6.1.    Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger, een aanhangwagen met stijve dissel of een middenasaanhangwagen, de massa op het koppelpunt: …

a)    minimum en maximum voor elke variant: …

b)    massa van elke uitvoering (er moet een matrix worden opgesteld): …

3.6.2.    Massa van de optionele uitrusting (zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. 1230/2012: …

3.7.    Minimummassa van het voltooide voertuig volgens fabrieksopgave in het geval van een incompleet voertuig: …

3.8.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand volgens fabrieksopgave (i) (3): …

3.8.1.    Verdeling van deze massa over de assen en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (3): …

3.9.    Technisch toelaatbare maximummassa op elke as:

3.10.    Technisch toelaatbare massa op iedere groep assen:

3.12.    Technisch toelaatbare maximale belasting van het koppelingspunt: 

3.12.2.    van een oplegger, middenasaanhangwagen of autonome aanhangwagen: …

3.16.    Maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het verkeer (facultatief) 

3.16.1.    Maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: …

3.16.2.    Maximaal toelaatbare massa op elke as bij registratie/in het verkeer en, in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de door de fabrikant opgegeven beoogde belasting op het koppelpunt indien deze lager is dan de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt: …

3.16.3.    Maximaal toelaatbare massa op iedere groep assen bij registratie/in het verkeer: …

3.16.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa die kan worden getrokken, bij registratie/in het verkeer (verschillende waarden mogelijk voor elke technische configuratie (5)): …

4.    TRANSMISSIE

4.7.    Door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (in km/h) (q):

5.    ASSEN

5.1.    Beschrijving van elke as: …

5.2.    Merk: …

5.3.    Type: …

5.4.    Plaats van de hefbare as(sen): …

5.5.    Plaats van de belastbare as(sen): …

6.    OPHANGING

6.2.    Type en ontwerp van de ophanging van elke as of elk wiel: …

6.2.1.    Niveauregeling: ja/nee/optioneel (1)

6.2.4.    Luchtvering voor niet-aangedreven as(sen): ja/nee (1)

6.2.4.1.    Vering van niet-aangedreven as(sen), gelijkwaardig met luchtvering: ja/nee (1)

6.6.1.    Band/wielcombinatie(s) 

a)    voor banden de maataanduiding, de belastingsindex, het symbool van de snelheidscategorie en de rolweerstand opgeven overeenkomstig ISO 28580 (indien van toepassing) (r);

b)    voor wielen de velgmaat (of -maten) en de offset(s) opgeven

6.6.1.1.    Assen

6.6.1.1.1.    as 1: …

6.6.1.1.2.    as 2: …

enz.

6.6.1.2.    Eventueel reservewiel: …

6.6.2.    Boven- en ondergrenzen van de afrolstralen 

6.6.2.1.    as 1: …

6.6.2.2.    as 2: …

enz.

7.    STUURVOORZIENING

7.2.    Overbrenging en regeling

7.2.1.    Type overbrenging van de stuurvoorziening (in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): …

7.2.2.    Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; in voorkomend geval voor voor- en achterzijde specificeren): …

7.2.3.    Type stuurbekrachtiging (indien aanwezig): …

8.    REMVOORZIENING

8.5.    Antiblokkeersysteem: ja/nee/optioneel (1)

8.9.    Korte beschrijving van het remsysteem overeenkomstig punt 2.6 van VN/ECE-Reglement nr. 13-H: …

9.    CARROSSERIE

9.1.    Type carrosserie met gebruikmaking van de in bijlage II, deel C, gedefinieerde codes: …

9.17.    Voorgeschreven platen

9.17.1.    Foto's en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het voertuigidentificatienummer: …

9.17.2.    Foto's en/of tekeningen van de voorgeschreven platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen): …

9.17.3.    Foto's en/of tekeningen van het voertuigidentificatienummer (ingevuld voorbeeld met afmetingen): …

9.17.4.1.    Verklaring van de tekens in het voertuigbeschrijvingsdeel van het VIN, en, indien van toepassing, in het voertuigidentificatiedeel van het VIN dat is gebruikt voor naleving van de voorschriften van punt 5.3 van ISO-norm 3779-1983: …

9.17.4.2.    Vermelding van de tekens in het voertuigbeschrijvingsdeel van het VIN, indien gebruikt voor naleving van de voorschriften van punt 5.4 van ISO-norm 3779-1983: …

11.    VERBINDINGEN TUSSEN TREKKER EN AANHANGWAGEN OF OPLEGGER

11.1.    Klasse en type van de gemonteerde of te monteren koppelinrichting(en): …

11.5.    Typegoedkeuringsnummer(s): …



DEEL II

Matrix met de combinaties van de in deel I opgenomen punten binnen de uitvoeringen en varianten van het voertuigtype

Punt nr.

Alle

Uitvoering 1

Uitvoering 2

Uitvoering 3

Uitvoering n

Toelichtingen

a)    Voor elke variant binnen hetzelfde type moet een aparte matrix worden opgesteld.

b)    Punten waarvoor er geen beperkingen gelden met betrekking tot de combinatie ervan binnen een variant, moeten worden vermeld in de kolom "Alle".

c)    De overeenkomstig deel II te verstrekken informatie mag in een andere lay-out worden gepresenteerd of met de in deel I verstrekte informatie worden samengevoegd.

d)    Elke variant en elke uitvoering moet door middel van een alfanumerieke code worden geïdentificeerd; deze code bestaat uit letters en cijfers en moet ook op het conformiteitscertificaat (bijlage IX) van het betrokken voertuig worden vermeld.

e)    Varianten die onder bijlage IV, deel III vallen, moeten door middel van een specifieke alfanumerieke code worden geïdentificeerd.



DEEL III

Typegoedkeuringsnummers

De bij artikel 22 vereiste informatie dient voor dit voertuig in de volgende tabel te worden verstrekt voor de typegoedkeuringen van systemen, onderdelen en technische eenheden die overeenkomstig de regelgevingshandelingen in bijlage IV zijn verleend. (Voor elk(e) systeem, onderdeel en technische eenheid worden alle relevante goedkeuringen vermeld. Informatie betreffende onderdelen hoeft hier echter niet te worden vermeld voor zover deze informatie is opgenomen in het goedkeuringscertificaat wat de installatievoorschriften betreft).

Onderwerp

Typegoedkeuringsnummer of nummer van het testrapport (***)

Lidstaat of overeenkomstsluitende partij (*) die de typegoedkeuring (**) verleent of het testrapport (***) afgeeft

Datum van uitbreiding

Variant(en)/uitvoering(en)

(*)    Partij bij de Herziene overeenkomst van 1958.

(**)    Vermelden indien dit niet uit het typegoedkeuringsnummer kan worden afgeleid.

(***)    Vermelden wanneer de fabrikant de bepalingen van artikel 40, lid 1, toepast. In dat geval moet de desbetreffende regelgevingshandeling in de tweede kolom worden vermeld.

Handtekening: …

Functie in het bedrijf: …

Datum: …



BIJLAGE IV

VOORSCHRIFTEN VOOR DE EU-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN, SYSTEMEN, ONDERDELEN OF TECHNISCHE EENHEDEN

DEEL I

Regelgevingshandelingen voor de EU-typegoedkeuring van in onbeperkte series geproduceerde voertuigen

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Van toepassing op

M1 

M2 

M3 

N1 

N2 

N3 

O1 

O2 

O3 

O4 

Technische eenheid of
onderdeel

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad 15

X

X

X

X

X

X

X

2A

Emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 715/2007

X(1)

X(1)

X(1)

X(1)

X

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010 van de Commissie 16

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen (treden, treeplanken en handgrepen)

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012 17

X

X

X

X

6B

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

X

X

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

X

X

X

X

X

X

X

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

X

X

X

X

X

X

X

9A

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13

X(3)

X(3)

X(3)

X(3)

X(3)

X(3)

X(3)

X(3)

X(3)

9B

Remsysteem van personenauto's

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

X(4)

X(4)

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

12A

Binnenuitrusting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 21

X

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 18

X(4A)

X(4A)

X(4A)

X(4A)

X

13B

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 116

X

X

X

14A

Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 12

X

X

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

X

X(4B)

X(4B)

X

X

X

15B

Stoelen van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 80

X

X

16A

Naar buiten uitstekende delen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 26

X

X

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen (achteruitrijvoorzieningen)

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

X

X

X

X

X

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

X

X

X

X

X

X

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

X

X

X

X

X

X

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

X

X

X

X

X

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

X

X

X

X

X

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

X

X

X

X

X

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

X

X

X

X

X

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

X

X

X

X

X

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

X

X

X

X

X

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

X

X

X

X

X

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

X

X

X

X

X

X

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

X

X

X

X

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

X

X

X

X

X

X

X

32A

Gezichtsveld naar voren

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 125

X

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

X

X

X

X

X

X

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010 van de Commissie 18

X

(5)

(5)

(5)

(5)

(5)

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010 van de Commissie 19

X

(6)

(6)

(6)

(6)

(6)

X

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

37A

Wielafschermingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

X

38A

Al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 25

X

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

X(9)

X(9)

X

X(9)

X(9)

X

X

42A

Zijdelingse bescherming van vrachtwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 73

X

X

X

X

X

43A

Opspatafschermingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 109/2011

X

X

X

X

X

X

X

X

44A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG 20

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011 van de Commissie 21

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46B

Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 30

X

X

X

X

X

46C

Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 54

X

X

X

X

X

X

X

X

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46E

Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem en bandenspanningscontrolesysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

X(9A)

X(9A)

X

47A

Snelheidsbegrenzing van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 89

X

X

X

X

X

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X

X

X

X

X

X

X

X

X

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

X

X

X

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X

X

X

X

X

50B

Kortkoppelinrichting; montage van een goedgekeurd type kortkoppelinrichting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 102

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X

51A

Verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 118

X

52A

Voertuigen van de categorieën M2 en M3

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 107

X

X

52B

Sterkte van de bovenbouw van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 66

X

X

53A

Bescherming van de inzittenden bij een frontale botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 94

X(11)

54A

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 95

X(12)

X(12)

55

(niet gebruikt)

56A

Voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 105

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

57A

Beschermingsvoorzieningen aan de voorzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 93

X

X

X

58

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad 22

X

X

X

59

Recycleerbaarheid

Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad 23

X

X

-

60

(niet gebruikt)

61

Airconditioningsystemen

Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad 24

X

X(14)

62

Waterstofysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

X

X

X

X

X

X

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

64

Schakelindicatoren

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 65/2012

X

65

Geavanceerde noodremsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 347/2012 van de Commissie 25

X

X

X

X

66

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 351/2012 van de Commissie 26

X

X

X

X

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

X

X

X

X

X

X

X

68

Voertuigalarmsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 97

X

X

X

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

X

X

X

X

X

X

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

X

X

X

X

X

X

X

71

Sterkte van de cabine

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 29

x

x

x

Toelichtingen

X    Desbetreffende regelgevingshandeling

(1)    Voor voertuigen met een referentiemassa van niet meer dan 2 610 kg. Verordening (EG) nr. 715/2007 kan op verzoek van de fabrikant van toepassing zijn op voertuigen met een referentiemassa van niet meer dan 2 840 kg.

(2)    Voor voertuigen met een lpg- of cng-installatie is typegoedkeuring krachtens VN/ECE-Reglement nr. 67 of nr. 110 vereist.

(3)    Overeenkomstig artikel 12 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 661/2009 is de montage van een elektronisch stabiliteitscontrolesysteem (ESC-systeem) verplicht.

(4)    Overeenkomstig artikel 12 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 661/2009 is de montage van een ESC-systeem verplicht.

(4A)    Indien de bescherming is gemonteerd, moet zij voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 18.

(4B)    Deze verordening is van toepassing op stoelen die niet onder het toepassingsgebied van VN/ECE-Reglement nr. 80 vallen.

(9)    Voor voertuigen met een referentiemassa van meer dan 2 610 kg waarvoor (op verzoek van de fabrikant en mits hun referentiemassa niet meer bedraagt dan 2 840 kg) geen typegoedkeuring krachtens Verordening (EG) nr. 715/2007 is verleend.

(9A)    Alleen van toepassing als de voertuigen voorzien zijn van uitrustingsstukken die onder VN/ECE-Reglement nr. 64 vallen. Voertuigen van categorie M1 moeten overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 661/2009 van een bandenspanningscontrolesysteem worden voorzien.

(10)    Alleen van toepassing op voertuigen met koppelinrichting(en).

(11)    Van toepassing op voertuigen met een technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van niet meer dan 2,5 ton.

(12)    Alleen van toepassing op voertuigen waarbij het referentiepunt van de zitplaats (punt R) van de laagste stoel zich niet meer dan 700 mm boven de grond bevindt.

(13)    Alleen van toepassing wanneer de fabrikant typegoedkeuring aanvraagt voor voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

(14)    Alleen van toepassing op voertuigen van categorie N1, klasse I, zoals beschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2006.

(15)    Naleving van Verordening (EG) nr. 661/2009 is verplicht. Typegoedkeuring in het kader van dit afzonderlijke item is echter niet mogelijk aangezien dit item een verzameling beslaat van de afzonderlijke items 3A, 3B, 4A, 5A, 6A, 6B, 7A, 8A, 9A, 9B, 10A, 12A, 13A, 13B, 14A, 15A, 15B, 16A, 17A, 17B, 18A, 19A, 20A, 21A, 22A, 22B, 22C, 23A, 24A, 25A, 25B, 25C, 25D, 25E, 25F, 26A, 27A, 28A, 29A, 30A, 31A, 32A, 33A, 34A, 35A, 36A, 37A, 38A, 42A, 43A, 44A, 45A, 46A, 46B, 46C, 46D, 46E, 47A, 48A, 49A, 50A, 50B, 51A, 52A, 52B, 53A, 54A, 56A, 57A en 64 tot en met 71. De wijzigingenreeksen van de VN/ECE-reglementen waarvan de toepassing verplicht is, zijn opgenomen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 661/2009. Later goedgekeurde wijzigingenreeksen worden als alternatief geaccepteerd.



Aanhangsel 1

Regelgevingshandelingen voor de EU-typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen krachtens artikel 39

Tabel 1 

Voertuigen van categorie M1 

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

1

Geluidsniveau

Richtlijn 70/157/EEG

A

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014

A

2

Emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 715/2007

A

a)    boorddiagnose (OBD)

Het voertuig moet zijn uitgerust met een OBD-systeem dat voldoet aan de voorschriften van artikel 4, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 692/2008 (het OBD-systeem moet zo zijn ontworpen dat het ten minste een storing van het motormanagementsysteem registreert).

De OBD-interface moet met gangbare diagnoseapparatuur kunnen communiceren.

b)    conformiteit tijdens het gebruik

N.v.t.

c)    toegang tot informatie

Het volstaat dat de fabrikant gemakkelijke en snelle toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie biedt.

(Wanneer de voertuigfabrikant een motor van een andere fabrikant gebruikt) 

Testbankgegevens van de motorfabrikant worden geaccepteerd mits het motormanagementsysteem identiek is (d.w.z. ten minste dezelfde ECU heeft).

De vermogenstest mag op een rollenbank worden uitgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met het vermogensverlies in de transmissie.



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

a)    tanks voor vloeibare brandstof

B

b)    installatie in het voertuig

B

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

B

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

B

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

C

a)    mechanische systemen

De bepalingen van punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 79 zijn van toepassing.

Alle in punt 6.2 van VN/ECE-Reglement nr. 79 voorgeschreven tests moeten worden uitgevoerd en de voorschriften van punt 6.1 van VN/ECE-Reglement nr. 79 zijn van toepassing.

b)    complexe elektronische voertuigbesturingssystemen

Alle voorschriften van bijlage 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 79 zijn van toepassing.

De naleving van deze voorschriften mag alleen door een technische dienst worden gecontroleerd.

6A

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

C

a)    algemene voorschriften (punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 11)

Alle voorschriften zijn van toepassing.

b)    prestatievoorschriften (punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 11)

Alleen de voorschriften van de punten 6.1.5.4 en 6.3 van VN/ECE-Reglement nr. 11 zijn van toepassing.

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

a)    onderdelen

X

b)    Installatie op het voertuig

B

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

a)    onderdelen

X

b)    installatie op het voertuig

B

9B

Remmen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

a)    ontwerp- en testvoorschriften

A

b)    elektronische stabiliteitscontrole (ESC) en remhulpsystemen (BAS)

De montage van BAS en ESC is niet verplicht. Indien gemonteerd, moeten zij voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

B

12A

Binnenuitrusting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 21

C

a) binneninrichting

i) voorschriften inzake stralen en uitstekende delen voor schakelaars, hendels en dergelijke, bedieningsorganen en de algemene binnenuitrusting

Op verzoek van de fabrikant kan van de voorschriften van de punten 5.1 tot en met 5.6 van VN/ECE-Reglement nr. 21 worden afgeweken.

De voorschriften van punt 5.2 (behalve 5.2.3.1, 5.2.3.2 en 5.2.4) van VN/ECE-Reglement nr. 21 zijn van toepassing.

ii) energieabsorptietests aan de bovenkant van het dashboard

Energieabsorptietests aan de bovenkant van het dashboard moeten alleen worden uitgevoerd als het voertuig niet met ten minste twee frontairbags of statische vierpuntsgordels is uitgerust.

iii) energieabsorptietest aan de achterkant van de stoelen

N.v.t.

b) elektrische bediening van ruiten, dakpaneelsystemen en scheidingssystemen

Alle voorschriften van punt 5.8 van VN/ECE-Reglement nr. 21 zijn van toepassing.



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 116

A

De bepalingen van punt 8.3.1.1.1 van VN/ECE-reglement nr. 116 mogen worden toegepast in plaats van punt 8.3.1.1.2. van dat reglement ongeacht het type aandrijflijn

14A

Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 12

C

Tests zijn verplicht als het voertuig niet krachtens VN/ECE-Reglement nr. 94 is getest (zie item 53A).

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

C

a) algemene voorschriften

i) specificaties

De voorschriften van punt 5.2 (behalve 5.2.3) van VN/ECE-Reglement nr. 17 zijn van toepassing.

ii) sterktetests voor rugleuningen en hoofdsteunen

De voorschriften van punt 6.2 van VN/ECE-Reglement nr. 17 zijn van toepassing.

iii) ontgrendelings- en verstellingstests

De tests moeten volgens de voorschriften van bijlage 7 bij VN/ECE-Reglement nr. 17 worden uitgevoerd.

b) hoofdsteunen

i) specificaties

De voorschriften van de punten 5.4, 5.5 (behalve 5.5.2), 5.6, 5.10, 5.11 en 5.12 van VN/ECE-Reglement nr. 17 zijn van toepassing.

ii) sterktetests op hoofdsteunen

De in punt 6.4 van VN/ECE-Reglement nr. 17 voorgeschreven test moet worden uitgevoerd.

c) bijzondere voorschriften voor de bescherming van inzittenden tegen verplaatsing van bagage

Op verzoek van de fabrikant kan van de voorschriften van bijlage 9 bij VN/ECE-Reglement nr. 26 worden afgeweken.

16A

Naar buiten uitstekende delen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 26

C

a)algemene specificaties

De voorschriften van punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 26 zijn van toepassing.

b) bijzondere specificaties

De voorschriften van punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 26 zijn van toepassing.

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

D

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

B

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

B

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

B

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

B

Op een nieuw voertuigtype moeten dagrijlichten worden gemonteerd.

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

B

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

a) onderdelen

X

b) installatievoorschriften

B

32A

Gezichtsveld naar voren

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 125

A

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

A

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

C

a) ontdooiing van de voorruit

Alleen punt 1.1.1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 672/2010 is van toepassing als de warmeluchtstroom naar het volledige oppervlak van de voorruit wordt geleid of als de voorruit over haar volledige oppervlak elektrisch wordt verwarmd.

b) ontwaseming van de voorruit

Alleen punt 1.2.1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 672/2010 is van toepassing als de warmeluchtstroom naar het volledige oppervlak van de voorruit wordt geleid of als de voorruit over haar volledige oppervlak elektrisch wordt verwarmd.

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

C

a) wissysteem voor de voorruit

De punten 1.1 tot en met 1.1.10 van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1008/2010 zijn van toepassing.

Alleen de in punt 2.1.10 van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1008/2010 beschreven test moet worden uitgevoerd.

b) sproeisysteem voor de voorruit

Punt 1.2 (behalve 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.5) van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1008/2010 is van toepassing.



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

36A

Verwarmingssysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

C

De montage van een verwarmingssysteem is niet verplicht.

a) Alle verwarmingssystemen

De voorschriften van de punten 5.3 en 6 van VN/ECE-Reglement nr. 122 zijn van toepassing.

b) Lpg-verwarmingssystemen

De voorschriften van bijlage 8 bij VN/ECE-Reglement nr. 122 zijn van toepassing.

37A

Wielafschermingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

B

38A

Hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 25

X

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

A

Met uitzondering van de reeks voorschriften inzake OBD en toegang tot informatie.

(Wanneer de voertuigfabrikant een motor van een andere fabrikant gebruikt) 

Testbankgegevens van de motorfabrikant worden geaccepteerd mits het motormanagementsysteem identiek is (d.w.z. ten minste dezelfde ECU heeft).

De vermogenstest mag op een rollenbank worden uitgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met het vermogensverlies in de transmissie.

44A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

B

Op verzoek van de fabrikant kan van de in bijlage 1, deel A, punt 5.1, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012 beschreven wegrijtest op een helling bij de maximummassa van de combinatie worden afgeweken.

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

a) Onderdelen

X

b) Installatie

B

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

Onderdelen

X





Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

B

De data voor de progressieve toepassing zijn die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 661/2009.

46B

Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 30

Onderdelen

X

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

Onderdelen

X

46E

Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem en bandenspanningscontrolesysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

Onderdelen

X

Montage van een bandenspanningscontrolesysteem

B

De montage van een bandenspanningscontrolesysteem is niet verplicht.

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

a) Onderdelen

X

b) Installatie

B

53A

Bescherming van de inzittenden bij een frontale botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 94

C

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 94 zijn van toepassing op voertuigen met frontairbags. Voertuigen zonder airbags moeten voldoen aan de voorschriften van item 14A van deze tabel.

54A

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 95

C

Test met dummyhoofd

De fabrikant moet de technische dienst de nodige informatie verstrekken over een mogelijke botsing van het hoofd van de dummy tegen de voertuigstructuur of tegen een zijruit die van gelaagd glas is.

Als blijkt dat een dergelijke botsing zich waarschijnlijk zal voordoen, moet de in punt 3.1 van bijlage 8 bij VN/ECE-Reglement nr. 95 beschreven deeltest met een dummyhoofd worden uitgevoerd en moet aan het in punt 5.2.1.1 van VN/ECE-Reglement nr. 95 vastgestelde criterium worden voldaan.

Met het akkoord van de technische dienst kan de in bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement nr. 21 beschreven testprocedure als alternatief voor test de van VN/ECE-Reglement nr. 95.



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

58

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

a) Technische voorschriften met betrekking tot een voertuig

N.v.t.

b) Frontbeschermingen

X

59

Recycleerbaarheid

Richtlijn 2005/64/EG

N.v.t - Alleen artikel 7 betreffende het hergebruik van samenstellende delen is van toepassing.

61

Airconditioningsystemen

Richtlijn 2006/40/EG

A

Tot en met 31 december 2016 is gefluoreerd broeikasgas met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150 toegestaan.

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

X

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

Zie voetnoot (15) van de tabel in bijlage IV, deel I, met regelgevingshandelingen voor EU-typegoedkeuring van in onbeperkte series geproduceerde voertuigen.

64

Schakelindicatoren

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 65/2012

N.v.t.

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

a) Onderdelen

X

b) Installatie

A

68

Voertuigalarmsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 97

a) Onderdelen

X

b) Installatie

B

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

B

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

a) Onderdelen

X

b) Installatie

A



Toelichtingen

X

Volledige toepassing van de regelgevingshandeling als volgt:

a)    er moet een typegoedkeuringscertificaat worden afgegeven;

b)    de tests en controles moeten door de technische dienst of de fabrikant onder de in de artikelen 71 tot en met 85 vastgestelde voorwaarden worden uitgevoerd;

c)    een testrapport moet worden opgesteld volgens de bepalingen van bijlage V;

d)    de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd.

A

Toepassing van de regelgeving als volgt:

a)    tenzij anders aangegeven, moet aan alle voorschriften van de regelgevingshandeling worden voldaan;

b)    er hoeft geen typegoedkeuringscertificaat te worden afgegeven;

c)    de tests en controles moeten door de technische dienst of de fabrikant onder de in de artikelen 71 tot en met 85 vastgestelde voorwaarden worden uitgevoerd;

d)    een testrapport moet worden opgesteld volgens de bepalingen van bijlage V;

e)    de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd.

B

Toepassing van de regelgeving als volgt:

Zoals bij letter A, behalve dat de tests en controles met het akkoord van de goedkeuringsinstantie door de fabrikant zelf kunnen worden verricht.

C

Toepassing van de regelgeving als volgt:

a)    ongeacht eventuele overgangsbepalingen moet alleen aan de technische voorschriften van de regelgeving worden voldaan;

b)    er hoeft geen typegoedkeuringscertificaat te worden afgegeven;

c)    de tests en controles moeten door de technische dienst of de fabrikant worden uitgevoerd (zie de besluiten voor letter B);

d)    een testrapport moet worden opgesteld volgens de bepalingen van bijlage V;

e) de conformiteit van de productie moet worden gegarandeerd.

D

Zoals voor besluiten onder de letters B en C, behalve dat een door de fabrikant afgegeven conformiteitsverklaring voldoende is. Er moet geen testrapport worden opgesteld.

Zo nodig kan de goedkeuringsinstantie of technische dienst meer informatie of bewijsmateriaal verlangen.

N.v.t.

De regelgevingshandeling is niet van toepassing. Naleving van een of meer specifieke aspecten van de regelgevingshandeling kan echter worden opgelegd.

De toe te passen wijzigingenreeksen van de VN/ECE-reglementen zijn vermeld in bijlage IV bij Verordening
(EG) nr. 661/2009. Later goedgekeurde wijzigingenreeksen worden als alternatief geaccepteerd.



Tabel 2 

Voertuigen van categorie N1 27

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014

A

2

Emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 715/2007

A

a) OBD

Het voertuig moet zijn uitgerust met een OBD-systeem dat voldoet aan de voorschriften van artikel 4, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 692/2008 (het OBD-systeem moet zo zijn ontworpen dat het ten minste een storing van het motormanagementsysteem registreert).

De OBD-interface moet met gangbare diagnoseapparatuur kunnen communiceren.

b) Conformiteit tijdens het gebruik

N.v.t.

c) Toegang tot informatie

Het volstaat dat de fabrikant gemakkelijke en snelle toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig biedt.

(Wanneer de voertuigfabrikant een motor van een andere fabrikant gebruikt) 

Testbankgegevens van de motorfabrikant worden geaccepteerd mits het motormanagementsysteem identiek is (d.w.z. ten minste dezelfde ECU heeft).

De vermogenstest mag op een rollenbank worden uitgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met het vermogensverlies in de transmissie.

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

a) Tanks voor vloeibare brandstof

B

b) Installatie in het voertuig

B

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

B

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

B

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

C

a) Mechanische systemen

De bepalingen van punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 79, wijzigingenreeks 01, zijn van toepassing.

Alle in punt 6.2 van VN/ECE-Reglement nr. 79 voorgeschreven tests moeten worden uitgevoerd en de voorschriften van punt 6.1 van VN/ECE-Reglement nr. 79 zijn van toepassing.

b) Complexe elektronische voertuigbesturingssystemen

Alle voorschriften van bijlage 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 79 zijn van toepassing.

De naleving van deze voorschriften mag alleen door technische dienst worden gecontroleerd.

6A

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

C

a) Algemene voorschriften (punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 11)

Alle voorschriften zijn van toepassing.

b) Prestatievoorschriften (punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 11)

Alleen de voorschriften van de punten 6.1.5.4 en 6.3 van VN/ECE-Reglement nr. 11 zijn van toepassing.

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

a) Onderdelen

X

b) Installatie op het voertuig

B

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

a) Onderdelen

X

b) Installatie op het voertuig

B

9A

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13

a) Ontwerp- en testvoorschriften

A

b) ESC

De montage van ESC is niet verplicht. Indien gemonteerd, moet zij voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 13.



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

9B

Remsysteem van personenauto's

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

a) Ontwerp- en testvoorschriften

A

b) Elektronische stabiliteitscontrole (ESC) en remhulpsystemen (BAS)

De montage van BAS en ESC is niet verplicht. Indien gemonteerd, moeten zij voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

B

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 116

A
De bepalingen van punt 8.3.1.1.1 van VN/ECE-reglement nr. 116 mogen worden toegepast in plaats van punt 8.3.1.1.2. van dat reglement ongeacht het type aandrijflijn

14A

Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 12

C

a) Botstest tegen een hindernis

Een test is verplicht.

b) Botstest met rompdummy tegen het stuur

Niet verplicht als het stuur met een airbag is uitgerust.

c) Test met een hoofdvormig botslichaam

Niet verplicht als het stuur met een airbag is uitgerust.

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

B

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

D

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

B

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

B



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

B

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

B

Op een nieuw voertuigtype moeten dagrijlichten worden gemonteerd.

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

B

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

a) Onderdelen

X

b) Installatievoorschriften

B

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

A

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

N.v.t.

Het voertuig moet met een geschikt ontdooiings- en ontwasemingssysteem voor de voorruit zijn uitgerust.

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

N.v.t.

Het voertuig moet met een geschikt wis- en sproeisysteem voor de voorruit zijn uitgerust.

36A

Verwarmingssysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

C

De montage van een verwarmingssysteem is niet verplicht.

a) Alle verwarmingssystemen

De voorschriften van de punten 5.3 en 6 van VN/ECE-Reglement nr. 122 zijn van toepassing.

b) Lpg-verwarmingssystemen

De voorschriften van bijlage 8 bij VN/ECE-Reglement nr. 122 zijn van toepassing.

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

A

Met uitzondering van de reeks voorschriften inzake OBD en toegang tot informatie.

(Wanneer de voertuigfabrikant een motor van een andere fabrikant gebruikt) 

Testbankgegevens van de motorfabrikant worden geaccepteerd mits het motormanagementsysteem identiek is (d.w.z. ten minste dezelfde ECU heeft).

De vermogenstest mag op een rollenbank worden uitgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met het vermogensverlies in de transmissie.

43A

Opspatafschermingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 109/2011

B



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

a) Onderdelen

X

b) Installatie

B

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

Onderdelen

X

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

B

De data voor de progressieve toepassing zijn die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 661/2009.

46B

Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 30

Onderdelen

X

46C

Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 54

Onderdelen

X

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

Onderdelen

X

46E

Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem en bandenspanningscontrolesysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

Onderdelen

X

   Montage van een bandenspanningscontrolesysteem

B

De montage van een bandenspanningscontrolesysteem is niet verplicht.

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

B

   Wegrijtest op een helling bij de maximummassa van de combinatie

Op verzoek van de fabrikant kan van de in punt 5.1 van deel A van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1230/2012 beschreven wegrijtest op een helling bij de maximummassa van de combinatie worden afgeweken.



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

C

a) Algemene specificaties

De voorschriften van punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 61 zijn van toepassing.

b) Bijzondere specificaties

De voorschriften van punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 61 zijn van toepassing.

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

a) Onderdelen

X

b) Installatie

B

54A

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 95

C

C

Test met dummyhoofd

De fabrikant moet de technische dienst de nodige informatie verstrekken over een mogelijke botsing van het hoofd van de dummy tegen de voertuigstructuur of tegen een zijruit die van gelaagd glas is.

Als blijkt dat een dergelijke botsing zich waarschijnlijk zal voordoen, moet de in punt 3.1 van bijlage 8 bij VN/ECE-Reglement nr. 95 beschreven deeltest met een dummyhoofd worden uitgevoerd en moet aan het in punt 5.2.1.1 van VN/ECE-Reglement nr. 95 vastgestelde criterium worden voldaan.

Met het akkoord van de technische dienst kan de in bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement nr. 21 beschreven testprocedure als alternatief voor bovengenoemde test van VN/ECE-Reglement nr. 95 worden gebruikt.

56

Voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 105

A

58

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

a) Technische voorschriften met betrekking tot een voertuig

N.v.t.

b) Frontbeschermingen

X

59

Recycleerbaarheid

Richtlijn 2005/64/EG

N.v.t.

Alleen artikel 7 betreffende het hergebruik van samenstellende delen is van toepassing.



Nummer

Onderwerp

Regelgeving

Specifieke kwesties

Toepasbaarheid en specifieke voorschriften

61

Airconditioningsystemen

Richtlijn 2006/40/EG

B

Tot en met 31 december 2016 is gefluoreerd broeikasgas met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150 toegestaan.

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

X

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

Zie voetnoot (15) van de tabel in deel I van bijlage IV met regelgevingshandelingen voor EU-typegoedkeuring van in onbeperkte series geproduceerde voertuigen.

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

a) Onderdelen

X

b) Installatie

A

68

Voertuigalarmsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 97

a) Onderdelen

X

b) Installatie

B

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

B

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

a) Onderdelen

X

b) Installatie

A

71

Sterkte van de cabine

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 29

C



Aanhangsel 2

Voorschriften voor de individuele goedkeuring van een voertuig krachtens artikel 42

1.    TOEPASSING

Voor de toepassing van dit aanhangsel wordt een voertuig als nieuw beschouwd wanneer:

a)    het nooit eerder is geregistreerd; of

b)    het ten tijde van de aanvraag voor individuele goedkeuring minder dan zes maanden geregistreerd is geweest.

Een voertuig wordt als geregistreerd beschouwd als er permanente, voorlopige of tijdelijke administratieve goedkeuring is verleend om het in het verkeer te brengen, wat de identificatie ervan en de afgifte van een registratienummer impliceert (1).

1.    ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

1.1.    Indeling van het voertuig in een categorie

Voertuigen worden volgens de in bijlage II vastgestelde criteria ingedeeld in categorieën. Daarbij:

a)    wordt rekening gehouden met het daadwerkelijke aantal zitplaatsen; en

b)    moet de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand gelijk zijn aan de maximummassa die door de fabrikant in het land van oorsprong is opgegeven en die in zijn officiële documentatie is vermeld.

Als vanwege het ontwerp van de carrosserie de voertuigcategorie niet eenvoudig vastgesteld kan worden, zijn de voorwaarden van bijlage II van toepassing.

1.2.    Aanvraag voor individuele goedkeuring van voertuigen

a)    De aanvrager dient bij de goedkeuringsinstantie een aanvraag in die vergezeld gaat van alle relevante documentatie die nodig is voor de afwikkeling van de goedkeuringsprocedure.

Als de ingediende documentatie onvolledig, vervalst of nagemaakt is, wordt de goedkeuringsaanvraag afgewezen.

b)    Voor een specifiek voertuig mag slechts één aanvraag worden ingediend en dit slechts in één lidstaat. De goedkeuringsinstantie mag een schriftelijke toezegging van de aanvrager vereisen waarin hij aangeeft slechts één aanvraag in te dienen in de lidstaat van de goedkeuringsinstantie.

Onder een specifiek voertuig wordt verstaan een fysiek voertuig waarvan het voertuigidentificatienummer duidelijk is geïdentificeerd.

Elke aanvrager mag echter individuele EU-goedkeuring voor een voertuig aanvragen in een andere lidstaat voor een ander specifiek voertuig dat dezelfde of vergelijkbare technische kenmerken heeft als het voertuig waarvoor individuele EU-goedkeuring voor een voertuig is verleend.

___________________________________

(1)    Indien een kentekenbewijs ontbreekt, kan de bevoegde instantie verwijzen naar beschikbare documenten ter staving van de fabricagedatum of van de eerste aankoop.

c)    Het model van het aanvraagformulier en de indeling van het dossier worden door de goedkeuringsinstantie vastgesteld.

De goedkeuringsinstantie mag alleen verzoeken om een passende selectie van de in bijlage I vermelde informatie.

d)    De technische voorschriften waaraan moet worden voldaan zijn vastgelegd in punt 4.

De technische voorschriften zijn de voorschriften die van toepassing zijn op nieuwe voertuigen van een voertuigtype dat op de datum waarop de aanvraag wordt ingediend in productie is.

e)    Voor de tests die in de in deze bijlage genoemde verordeningen en richtlijnen worden voorgeschreven, dient de aanvrager een verklaring van naleving van erkende internationale normen of regelingen in. Alleen de voertuigfabrikant mag de genoemde verklaring afgegeven.

Onder een verklaring van naleving wordt verstaan een verklaring die wordt afgegeven door het kantoor of de afdeling binnen de organisatie van de fabrikant dat of die door de directie naar behoren is gemachtigd om volledig de wettelijke verantwoordelijkheid van de fabrikant te dragen ten aanzien van het ontwerp en de constructie van een voertuig.

De regelgevingshandelingen waarvoor een dergelijke verklaring moet worden ingediend, zijn vermeld in punt 4.

Als er onduidelijkheid bestaat over een verklaring van naleving, kan van de aanvrager worden verlangd dat hij van de fabrikant bewijs, bijvoorbeeld in de vorm van een testrapport, verkrijgt waarmee de verklaring van de fabrikant kan worden gestaafd.

1.3.    Met individuele goedkeuringen van voertuigen belaste technische diensten

a)    De met individuele goedkeuringen van voertuigen belaste technische diensten moeten onder categorie A, als bedoeld in artikel 72, lid 1, vallen.

b)    In afwijking van het voorschrift van naleving van de in aanhangsel 1 van bijlage V vermelde normen, voldoen de technische diensten aan de volgende normen:

i)    EN ISO/IEC 17025:2005 als zij zelf de tests uitvoeren;

ii)    EN ISO/IEC 17020:2012 als zij nagaan of het voertuig aan de voorschriften van dit aanhangsel voldoet.

c)    Als op verzoek van de aanvrager specifieke tests moeten worden uitgevoerd waarvoor specifieke vaardigheden benodigd zijn, worden deze uitgevoerd door een bij de Commissie aangemelde technische dienst naar keuze van de aanvrager.



1.4.    Testrapporten

a)    Testrapporten worden opgesteld volgens punt 5.10.2 van norm EN ISO/IEC 17025:2005.

b)    Testrapporten worden opgesteld in een door de goedkeuringsinstantie te bepalen taal van de Unie.

Als bij de toepassing van punt 1.3, onder c), een testrapport is opgesteld in een andere dan de met de individuele goedkeuring van een voertuig belaste lidstaat, kan de goedkeuringsinstantie van de aanvrager verlangen dat hij een getrouwe vertaling van het testrapport indient.

c)    De testrapporten bevatten een beschrijving van het geteste voertuig, met inbegrip van een identificatie ervan. De onderdelen die van bijzonder belang zijn voor de resultaten van de tests worden beschreven onder vermelding van hun identificatienummer.

d)    Op verzoek van een aanvrager mag een testrapport dat is afgegeven voor een systeem dat betrekking heeft op een specifiek voertuig meerdere malen door dezelfde of een andere aanvrager worden overgelegd voor een individuele goedkeuring van een ander voertuig.

In een dergelijk geval zorgt de goedkeuringsinstantie ervoor dat de technische kenmerken van het voertuig op de juiste manier aan de hand van het testrapport worden geïnspecteerd.

Op basis van de keuring van het voertuig en de begeleidende documentatie bij het testrapport moet worden aangetoond dat het voertuig waarvoor individuele goedkeuring is aangevraagd dezelfde kenmerken heeft als het in het rapport beschreven voertuig.

e)    Er mogen alleen gewaarmerkte afschriften van een testrapport worden ingediend.

f)    Tot de in punt 1.4, onder d), bedoelde testrapporten behoren niet de rapporten die zijn opgesteld voor de verlening van individuele goedkeuring van het voertuig.

1.5.

In procedure voor individuele goedkeuring van een voertuig wordt elk specifiek voertuig fysiek door de technische dienst geïnspecteerd.

Uitzonderingen op dit beginsel zijn niet toegestaan.

1.6.

Als de goedkeuringsinstantie ervan overtuigd is dat het voertuig aan de in dit aanhangsel genoemde voorschriften voldoet en conform is met de beschrijving in de aanvraag, verleent zij goedkeuring krachtens artikel 42.

1.7.

Het goedkeuringscertificaat wordt opgesteld volgens model D in bijlage VI.

1.8.

De goedkeuringsinstantie legt een register aan van alle krachtens artikel 41 verleende goedkeuringen.



2.    HERZIENING VAN DE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

De in deel 3 opgenomen lijst met technische voorschriften zal regelmatig worden herzien om rekening te houden met de harmonisatiewerkzaamheden die thans worden verricht in het kader van het Wereldforum voor de harmonisatie van reglementen voor voertuigen (WP.29) in Genève en met ontwikkelingen in de wetgeving in derde landen.

3.    TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

Deel I: Voertuigen van categorie M1

Nummer

Regelgevingshandeling

Alternatieve voorschriften

1

Richtlijn 70/157/EEG van de Raad 28

(toegestaan geluidsniveau)

Geluidstest bij voorbijrijden 

a)    Er wordt een test uitgevoerd volgens methode A zoals bedoeld in bijlage 3 bij VN/ECE-Reglement nr. 51.

   Daarbij worden de in bijlage I, punt 2.1, bij Richtlijn 70/157/EEG vermelde grenswaarden gehanteerd. Het geluidsniveau mag één decibel boven de toegestane grenswaarden liggen.

b)    De testbaan moet voldoen aan de voorschriften van bijlage 8 bij VN/ECE-Reglement nr. 51. Een testbaan met andere specificaties mag worden gebruikt op voorwaarde dat door de technische dienst correlatietests zijn uitgevoerd. Indien nodig wordt een correctiefactor toegepast.

c)    Uitlaatsystemen met vezelmaterialen hoeven niet geconditioneerd te worden zoals voorgeschreven in bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement nr. 51.

Geluidstest bij stilstaan

De test wordt uitgevoerd overeenkomstig punt 3.2 van bijlage 3 bij VN/ECE-Reglement nr. 51.

2a

Verordening (EG) nr. 715/2007

(emissies Euro 5 en 6 voor lichte voertuigen en toegang tot informatie)

Uitlaatemissies 

a)    Er wordt een test van type I uitgevoerd volgens bijlage III bij Verordening (EG) nr. 692/2008, waarbij de verslechteringsfactoren van bijlage VII, punt 1.4, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 worden gebruikt. Daarbij worden de in de tabellen I en II van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007 gespecificeerde grenswaarden toegepast.

b)    Het voertuig hoeft geen kilometerstand van 3 000 km aan te geven zoals vermeld in punt 3.1.1 van bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement 83.

c)    De voor de test te gebruiken brandstof is de referentiebrandstof zoals voorgeschreven in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 692/2008.

d)    De rollenbank wordt ingesteld volgens de technische voorschriften in punt 3.2 van bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement nr. 83

e)    De onder a) bedoelde test wordt niet uitgevoerd als kan worden aangetoond dat het voertuig voldoet aan de in bijlage I, punt 2.1.1, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 genoemde California Code Regulations.

Verdampingsemissies

Voor voertuigen met benzinemotor wordt de aanwezigheid van een verdampingsemissiebeperkingssysteem (bv. een actievekoolfilter) verplicht gesteld.

Carteremissies

De aanwezigheid van een voorziening voor het recycleren van cartergassen wordt verplicht gesteld.

OBD 

a)    Het voertuig wordt uitgerust met een OBD-systeem.

b)    De OBD-interface moet kunnen communiceren met gangbare diagnoseapparatuur die wordt gebruikt voor periodieke technische keuringen.

Rookopaciteit 

a)    Voertuigen met dieselmotor worden getest volgens de in bijlage IV, aanhangsel 2, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 bedoelde testmethoden.

b)    De gecorrigeerde waarde van de absorptiecoëfficiënt wordt op een opvallende en gemakkelijk bereikbare plaats aangebracht.

CO2-emissies en brandstofverbruik 

a)    Er wordt een test uitgevoerd volgens bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008.

b)    Het voertuig hoeft geen kilometerstand van 3 000 km aan te geven zoals vermeld in punt 3.1.1 van bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement 83.

c)    Als het voertuig voldoet aan de in bijlage I, punt 2.1.1, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 genoemde California Code Regulations en er dus geen test van de uitlaatemissies vereist is, berekenen de lidstaten de CO2-emissies en het brandstofverbruik met behulp van de formules in de toelichtingen (b) en (c).

Toegang tot informatie

De bepalingen met betrekking tot de toegang tot informatie zijn niet van toepassing.

Meting van het vermogen 

3

VN/ECE-Reglement nr. 34

(brandstoftanks — beschermingsvoorzieningen aan de achterzijde)

Brandstoftanks 

a)    Brandstoftanks moeten voldoen aan punt 5 (met uitzondering van de punten 5.1, 5.2 en 5.12) van VN/ECE-Reglement nr. 43. Zij moeten met name voldoen aan de punten 5.9 en 5.9.1, maar er hoeft geen druppelingstest te worden uitgevoerd.

b)    Typegoedkeuring voor lpg- of cng-tanks wordt verleend volgens respectievelijk VN/ECE-Reglement nr. 67, wijzigingenreeks 01, of VN/ECE-Reglement nr. 110 (a).

Specifieke bepalingen voor kunststof brandstoftanks

De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat de brandstoftank van het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   FMVSS nr. 301 ("Fuel system integrity"), of

   bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement 34.

Beschermingsvoorziening aan de achterzijde

De achterkant van het voertuig wordt geconstrueerd overeenkomstig de punten 8 en 9 van VN/ECE-Reglement nr. 34.

3B

VN/ECE-Reglement nr. 58

(beschermingsvoorzieningen aan de achterzijde tegen klemrijden)

De achterkant van het voertuig wordt geconstrueerd overeenkomstig punt 2 van VN/ECE-Reglement nr. 58. Hiervoor volstaat het als aan de voorschriften van punt 2.3 wordt voldaan.

4

Verordening (EU) nr. 1003/2010

(plaats voor de achterkentekenplaat)

De plaats, helling, zichtbaarheidshoeken en stand van de kentekenplaat moeten voldoen aan Verordening (EU) nr. 1003/2010.

5

VN/ECE-Reglement nr. 79

(besturingskracht)

Mechanische systemen 

a)    De stuurvoorziening moet zo gebouwd zijn dat zij zelfcentrerend is. Om te controleren of aan deze bepaling is voldaan, wordt een test uitgevoerd volgens de punten 6.1.2 en 6.2.1 van VN/ECE-Reglement nr. 79.

b)    Uitval van de stuurbekrachtiging mag niet tot gevolg hebben dat de macht over het voertuig volledig verloren gaat.

Complexe elektronische voertuigcontrolesystemen ("drive-by-wire"-voorzieningen)

Complexe elektronische controlesystemen worden alleen toegestaan als zij voldoen aan bijlage 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 79.

6

VN/ECE-Reglement nr. 11

(hang- en sluitwerk van deuren)

Naleving van punt 6.1.5.4 van VN/ECE-Reglement nr. 11.

7

VN/ECE-Reglement nr. 28

(geluidssignaal)

Onderdelen

Voor de geluidssignaalvoorzieningen is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 28 vereist. Zij moeten echter wel een vaste toon voortbrengen, zoals voorgeschreven in punt 6.1.1 van VN/ECE-Reglement nr. 28.

Installatie op het voertuig 

a)    Er wordt een test uitgevoerd volgens punt 6.2 van VN/ECE-Reglement nr. 28.

b)    Het maximale geluidsdrukniveau moet in overeenstemming zijn met punt 6.2.7.

8

VN/ECE-Reglement nr. 46

(voorzieningen voor indirect zicht)

Onderdelen 

a)    Het voertuig wordt uitgerust met de in punt 15.2 van VN/ECE-Reglement nr. 46 voorgeschreven achteruitkijkspiegels.

b)    Voor de achteruitkijkspiegels is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 46 vereist.

c)    De kromtestralen van de spiegels mogen geen significante beeldvervorming veroorzaken. Als de technische dienst dat wenst, worden de kromtestralen gecontroleerd volgens de in bijlage 7 bij VN/ECE-Reglement nr. 46 beschreven methode. De kromtestralen mogen niet minder bedragen dan voorgeschreven in punt 6.1.2.2.4 van VN/ECE-Reglement nr. 46.

Installatie op het voertuig

Er wordt een meting uitgevoerd om te garanderen dat de gezichtsvelden voldoen aan ofwel punt 15.2.4 van VN/ECE-Reglement nr. 46, ofwel bijlage III, punt 5, bij Richtlijn 71/127/EEG.

9

VN/ECE-Reglement nr. 13H

(remmen)

Algemene bepalingen 

a)    Het remsysteem moet volgens punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 13-H zijn gebouwd.

b)    De voertuigen worden voorzien van een elektronisch antiblokkeersysteem dat op alle wielen werkt.

c)    De prestaties van het remsysteem moeten voldoen aan bijlage III bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

d)    Hiertoe worden tests op de weg uitgevoerd op een baan met een wegdek met hoge wrijvingscoëfficiënt. De test van de parkeerrem wordt op een helling van 18 % (naar boven en naar beneden) uitgevoerd.

Alleen de onder de kopjes "dienstrem" en "parkeerrem" vermelde tests worden uitgevoerd. Daarbij is het voertuig telkens in volledig beladen toestand.

e)    De onder d) genoemde test op de weg wordt niet uitgevoerd als de aanvrager een verklaring van de fabrikant kan indienen waaruit blijkt dat het voertuig voldoet aan ofwel VN/ECE-Reglement nr. 13-H, met inbegrip van supplement 5, ofwel FMVSS nr. 135.

Dienstrem 

a)    Er wordt een test van type 0 uitgevoerd, zoals voorgeschreven in bijlage 3, punten 1.4.2 en 1.4.3, bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

b)    Bovendien wordt er een test van type I uitgevoerd, zoals voorgeschreven in bijlage 3, punt 1.5, bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

Parkeerrem

Er wordt een test uitgevoerd volgens bijlage 3, punt 2.3, bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

10

VN/ECE-Reglement nr. 10

(radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit))

Onderdelen 

a)    Voor elektrische/elektronische subeenheden is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 10 vereist.

b)    Achteraf ingebouwde elektrische/elektronische subeenheden moeten echter wel aan VN/ECE-Reglement nr. 10 voldoen.

Elektromagnetische straling

De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het voertuig voldoet aan VN/ECE-Reglement nr. 10 of aan de volgende alternatieve normen:

   elektromagnetische breedbandstraling: CISPR 12 of SAE J551-2, of

   elektromagnetische smalbandstraling: CISPR 12 (buiten het voertuig) of 25 (binnen het voertuig) of SAE J551-4 en SAE J1113-41.

Immuniteitstests

Voor de immuniteitstest wordt vrijstelling verleend.

12

VN/ECE-Reglement nr. 21

(binnenuitrusting)

Binneninrichting 

a)    Wat de voorschriften voor energieabsorptie betreft, wordt het voertuig geacht aan VN/ECE-Reglement nr. 21 te voldoen als het is uitgerust met ten minste twee airbags voorin, waarvan er een in het stuur en een in het dashboard is aangebracht.

b)    Als het voertuig slechts is uitgerust met één, in het stuur aangebrachte airbag voorin, moet het dashboard uit energieabsorberend materiaal zijn vervaardigd.

c)    De technische dienst controleert of zich in de in punten 5.1 tot en met 5.7 van VN/ECE-Reglement nr. 21 gedefinieerde zones geen scherpe randen bevinden.

Elektrische bediening 

a)    Elektrisch bediende ramen, dakpaneel- en scheidingssystemen worden getest volgens punt 5.8 van VN/ECE-Reglement nr. 21.

De in punt 5.8.3 bedoelde gevoeligheid van automatische omkeersystemen mag afwijken van de voorschriften van punt 5.8.3.1.1 van VN/ECE-Reglement nr. 21.

b)    Elektrische ramen die niet gesloten kunnen worden wanneer de ontsteking is uitgeschakeld, worden vrijgesteld van de voorschriften voor automatische omkeersystemen.

13

VN/ECE-Reglement nr. 18

(beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers)

a)    Ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik wordt het voertuig uitgerust met:

   een vergrendelingsvoorziening zoals gedefinieerd in punt 2.3 van VN/ECE-Reglement nr. 18, en

   een immobilisatiesysteem dat voldoet aan de technische voorschriften van punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 18;

b)    Als voor de toepassing van punt a) een immobilisatiesysteem achteraf ingebouwd moet worden, moet deze van een krachtens VN/ECE-Reglement nr. 18, nr. 97 of nr. 116 goedgekeurd type zijn.

14

VN/ECE-Reglement nr. 12

(gedrag stuurvoorziening bij botsingen)

a)    De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 12;

   FMVSS nr. 203 ("Impact protection for the driver from the steering control system") met inbegrip van FMVSS nr. 204 ("Steering control rearward displacement");

   artikel 11 van de JSRRV.

b)    Op verzoek van de aanvrager kan een test volgens bijlage 3 bij VN/ECE-Reglement nr. 12 worden uitgevoerd op een serievoertuig.

De test wordt uitgevoerd door een technische dienst die daarvoor is aangewezen. Aan de aanvrager wordt door die technische dienst een gedetailleerd rapport afgegeven.

15

VN/ECE-Reglement nr. 17

(sterkte van de stoelen — hoofdsteunen)

Stoelen, stoelverankeringen en verstelsystemen van stoelen

De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 17; of

   FMVSS nr. 207 ("Seating systems").

Hoofdsteunen 

a)    Als de verklaring op FMVSS nr. 207 is gebaseerd, moeten de hoofdsteunen daarnaast ook voldoen aan de voorschriften van punt 5 en bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement nr. 17.

b)    Alleen de in de punten 5.12, 6.5, 6.6 en 6.7 van VN/ECE-Reglement nr. 17 beschreven tests worden uitgevoerd.

c)    In het andere geval dient de aanvrager een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan FMVSS nr. 202a ("Head restraints") voldoet.

16

VN/ECE-Reglement nr. 17

(naar buiten uitstekende delen)

a)    Het buitenoppervlak van het chassis moet aan de in punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 17 opgenomen algemene voorschriften voldoen.

b)    Als de technische dienst dat wenst, worden de bepalingen van punten 6.1, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8 en 6.11 van VN/ECE-Reglement nr. 17 gecontroleerd.

17

VN/ECE-Reglement nr. 39

(snelheidsmeter en achteruit)

Snelheidsmeter 

a)    De wijzerplaat moet voldoen aan punten 5.1 tot en met 5.1.4 van VN/ECE-Reglement nr. 39.

b)    Als de technische dienst wil controleren of de snelheidsmeter voldoende nauwkeurig is gekalibreerd, kan hij vereisen dat de in punt 5.2 van VN/ECE-Reglement nr. 39 voorgeschreven tests worden uitgevoerd.

Achteruitrijvoorziening

Het versnellingsmechanisme omvat een achteruitstand.

18

Verordening (EU) nr. 19/2011

(voorgeschreven platen)

Voertuigidentificatienummer 

a)    Het voertuig wordt voorzien van een voertuigidentificatienummer van minimaal acht en maximaal 17 tekens. Voertuigidentificatienummers met 17 tekens moeten voldoen aan de voorschriften van de normen ISO 3779:1983 en 3780:1983.

b)    Het voertuigidentificatienummer moet zich op een duidelijk zichtbare en bereikbare plaats bevinden en zo worden aangebracht dat het niet uitgewist of beschadigd kan worden.

c)    Als er geen voertuigidentificatienummer in het chassis of in de carrosserie is ingeslagen, kan een lidstaat ter toepassing van de nationale wetgeving vereisen dat de fabrikant het achteraf alsnog aanbrengt. In een dergelijk geval gebeurt dit onder toezicht van de bevoegde instantie van die lidstaat.

Voorgeschreven plaat

Het voertuig wordt voorzien van een door de voertuigfabrikant aangebrachte identificatieplaat.

Nadat de goedkeuring door de goedkeuringsinstantie is verleend, wordt niet meer om verdere platen verzocht.

19

VN/ECE-Reglement nr. 14 (verankeringen voor veiligheidsgordels)

De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 14;

   FMVSS nr. 210 ("Seat belt assembly anchorages"); of

   artikel 22-3 van de JSRRV.

20

VN/ECE-Reglement nr. 48 (installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen)

a)    De verlichtingsinstallatie moet voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 48, wijzigingenreeks 03, met uitzondering van de voorschriften van de bijlagen 5 en 6 bij dat reglement.

b)    Met betrekking tot het aantal, de essentiële kenmerken van het ontwerp, de elektrische verbindingen en de kleur van het uitgestraalde of geretroflecteerde licht van de in de items 21 tot en met 26 en in de items 28 tot en met 30 bedoelde lichten en lichtsignaalvoorzieningen worden geen uitzonderingen toegestaan.

c)    Lichten en lichtsignaalvoorzieningen die voor de naleving van de onder a) bedoelde voorschriften achteraf moeten worden ingebouwd, worden voorzien van een EU-typegoedkeuringsmerk.

d)    Lichten met een gasontladingslichtbron zijn alleen toegestaan in combinatie met de installatie van een schoonmaakvoorziening voor koplampen en een automatische niveauregeling voor koplampen, naargelang het geval.

e)    Dimlichten worden aangepast aan de wettelijk voorgeschreven verkeersrichting in het land waarin goedkeuring voor het voertuig wordt verleend.

21

VN/ECE-Reglement nr. 3 (reflectoren)

Indien nodig worden aan de achterkant twee extra reflectoren met een EU-typegoedkeuringsmerk aangebracht, in een stand die voldoet aan VN/ECE-Reglement nr. 48.

22

VN/ECE-Reglementen nr. 7, nr. 87 en nr. 91.

(Markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten)

De voorschriften van de VN/ECE-Reglementen nr. 7, nr. 87 en nr. 91. zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

23

VN/ECE-Reglement nr. 6 (richtingaanwijzers)

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 6 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

24

VN/ECE-Reglement nr. 4 (achterkentekenplaatverlichting )

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 4 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

25

VN/ECE-Reglementen nr. 98, nr. 112 en nr. 123 (koplampen (met gloeilampen))

a)    De door het dimlicht van de op het voertuig gemonteerde koplampen geproduceerde verlichtingssterkte wordt gecontroleerd volgens punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 112 inzake koplampen die asymmetrisch dimlicht uitstralen. Daarbij kan worden gebruikgemaakt van de in bijlage 5 bij dat reglement opgenomen toleranties.

b)    Hetzelfde voorschrift is van toepassing op het dimlicht van koplampen die onder VN/ECE-Reglement nr. 98 of nr. 123 vallen.

26

VN/ECE-Reglement nr. 19 (mistvoorlichten)

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 19 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten, indien gemonteerd, wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

27

Verordening (EU) nr. 1005/2010

(sleephaken)

De voorschriften van Verordening (EU) nr. 1005/2010 zijn niet van toepassing.

28

VN/ECE-Reglement nr. 38 (mistachterlichten)

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 38 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

29

VN/ECE-Reglement nr. 23 (achteruitrijlichten)

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 23 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten, indien gemonteerd, wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

30

VN/ECE-Reglement nr. 77 (parkeerlichten)

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 77 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten, indien gemonteerd, wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

31

VN/ECE-Reglement nr. 16 (veiligheidsgordels en bevestigingssystemen)

Onderdelen 

a)    Voor veiligheidsgordels is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 16 vereist.

b)    Op elke veiligheidsgordel wordt echter een etiket aangebracht ter identificatie.

c)    De aanduidingen op het etiket moeten overeenstemmen met het besluit met betrekking tot verankeringen van veiligheidsgordels (zie nummer 19).

Installatievoorschriften 

a)    Het voertuig wordt uitgerust met veiligheidsgordels volgens de voorschriften van bijlage XVI bij VN/ECE-Reglement nr. 16.

b)    Als overeenkomstig punt a) een aantal veiligheidsgordels achteraf moeten worden gemonteerd, moeten deze van een krachtens VN/ECE-Reglement nr. 16 goedgekeurd type zijn.

32

VN/ECE-Reglement nr. 125 (gezichtsveld naar voren)

a)    Binnen het 180 °-gezichtsveld naar voren van de bestuurder, zoals gedefinieerd in punt 5.1.3 VN/ECE-Reglement nr. 125, mogen zich geen belemmeringen bevinden.

b)    In afwijking van punt a) worden de A-stijlen en de in punt 5.1.3 van VN/ECE-Reglement nr. 125 genoemde uitrusting niet als belemmering beschouwd.

c)    Het aantal A-stijlen mag niet meer dan 2 bedragen.

33

VN/ECE-Reglement nr. 121 (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters)

a)    De symbolen, met inbegrip van de kleur van de bijbehorende verklikkerlichten, die verplicht aanwezig zijn op grond van VN/ECE-Reglement nr. 121, moeten voldoen aan dat reglement.

b)    Als dit niet het geval is, verifieert de technische dienst of de in het voertuig aangebrachte symbolen, verklikkerlichten en meters de bestuurder begrijpelijke informatie geven over het functioneren van de desbetreffende bedieningsorganen.

34

Verordening (EU) nr. 672/2010 (ontdooiing/ontwaseming)

Het voertuig wordt voorzien van geschikte ontdooiings- en ontwasemingsvoorzieningen voor de voorruit.

Een ontdooiingsvoorziening voor de voorruit wordt als "geschikt" beschouwd indien zij ten minste voldoet aan punt 1.1.1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 672/2010.

Een ontwasemingsvoorziening voor de voorruit wordt als "geschikt" beschouwd indien zij ten minste voldoet aan punt 1.2.1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 672/2010.

35

Verordening (EU) nr. 1008/2010 (ruitenwissers en -sproeiers)

Het voertuig wordt voorzien van geschikte ruitensproeiers en -wissers voor de voorruit.

Ruitensproeiers en ruitenwissers worden als "geschikt" beschouwd indien zij ten minste voldoen aan de voorwaarden van punt 1.1.5 van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1008/2010.

36

VN/ECE-Reglement nr. 122 (verwarmingssystemen)

a)    De passagiersruimte wordt uitgerust met een verwarmingssysteem.

b)    Verwarmingstoestellen op brandstof en de installatie ervan moeten voldoen aan bijlage 7 bij VN/ECE-Reglement nr. 122. Bovendien moeten verwarmingstoestellen op lpg en lpg-verwarmingssystemen voldoen aan de voorschriften van bijlage 8 bij VN/ECE-Reglement nr. 122.

c)    Extra verwarmingssystemen die achteraf worden ingebouwd, moeten voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 122.

37

Verordening (EU) nr. 1009/2010 (wielafschermingen)

a)    Het voertuig moet zijn ontworpen om andere weggebruikers te beschermen tegen het opspatten van stenen, modder, ijs, sneeuw en water, en de gevaren van contact met draaiende wielen te verkleinen.

b)    De technische dienst kan controleren of aan de technische voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1009/2010 wordt voldaan.

c)    De bepalingen van bijlage I, punt 3, bij die Verordening zijn niet van toepassing.

38

VN/ECE-Reglement nr. 25 (hoofdsteunen)

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 25 zijn niet van toepassing.

44

Verordening (EU) nr. 1230/2012 (massa's en afmetingen)

a)    Er moet worden voldaan aan de voorschriften van bijlage II, deel A, punt 1, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012.

b)    Voor de doeleinden van punt a) moeten de volgende massa's in aanmerking worden genomen:

   de massa in rijklare toestand, gedefinieerd in bijlage I, punt 2.6, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012, zoals door de technische dienst gemeten en

   de massa's in beladen toestand, zoals ofwel opgegeven door de voertuigfabrikant ofwel aangegeven op de constructieplaat, met inbegrip van zelfklevende etiketten, of in de gebruikershandleiding. Deze massa's worden beschouwd als de technisch toelaatbare maximummassa's in beladen toestand.

c)    Met betrekking tot de maximaal toelaatbare afmetingen worden geen uitzonderingen toegestaan.

45

Verordening (EU) nr. 1230/2012 (veiligheidsruiten)

Onderdelen 

a)    De ruiten zijn gemaakt van gehard of gelaagd veiligheidsglas.

b)    Ruiten van kunststof mogen alleen op plaatsen achter de B-stijl worden gemonteerd.

c)    De ruiten hoeven niet krachtens Verordening (EU) nr. 1230/2012 te worden goedgekeurd.

Installatie 

a)    De installatievoorschriften van bijlage 21 bij VN/ECE-Reglement nr. 43 zijn van toepassing.

b)    Getinte folies die de normale lichtdoorlating tot onder het voorgeschreven minimum terugbrengen, mogen niet op de voorruit of op de ruiten vóór de B-stijl worden aangebracht.

46

Richtlijn 92/23/EEG

(banden)

Onderdelen

Op banden wordt een EU-typegoedkeuringsmerk aangebracht met daarin onder andere het symbool "s" (voor "sound": geluid).

Installatie 

a)    De afmetingen, belastingsindex en snelheidscategorie van de banden moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage IV bij Richtlijn 92/23/EEG.

b)    Het snelheidscategoriesymbool van de band moet compatibel zijn met de maximumsnelheid waarvoor het voertuig is ontworpen.

Dit voorschrift is van toepassing ondanks de aanwezigheid van een snelheidsbegrenzer.

c)    De maximumsnelheid van het voertuig wordt door de voertuigfabrikant opgegeven. De technische dienst kan de maximumsnelheid waarvoor het voertuig is ontworpen, echter beoordelen door uit te gaan van het maximaal geleverde motorvermogen, het maximumaantal omwentelingen per minuut en gegevens over de kinematische ketting.

50

VN/ECE-Reglement nr. 55 (koppelingen)

Technische eenheden 

a)    Voor OEM-koppelingen die zijn bedoeld voor het trekken van een aanhangwagen met een maximale massa van ten hoogste 1 500 kg hoeft geen typegoedkeuring krachtens VN/ECE-Reglement nr. 55 te worden verkregen.

Een koppeling wordt als OEM-apparatuur beschouwd als zij in de gebruikershandleiding of in een gelijkwaardig door de voertuigfabrikant aan de koper verstrekt begeleidend document wordt beschreven.

Als een dergelijke koppeling samen met het voertuig wordt goedgekeurd, wordt in het goedkeuringscertificaat een passende tekst opgenomen waarin duidelijk wordt gemaakt dat het onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar valt om ervoor te zorgen dat de koppeling compatibel is met de koppelingsvoorziening op de aanhangwagen.

b)    Voor andere dan de onder a) genoemde koppelingen en achteraf gemonteerde koppelingen moet typegoedkeuring krachtens VN/ECE-Reglement nr. 55 zijn verkregen.

Installatie in het voertuig

De technische dienst controleert of de installatie van de koppelingsvoorziening voldoet aan punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 55.

53

VN/ECE-Reglement nr. 94 (frontale botsing) (e)

a)    De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 94;

   FMVSS nr. 208 ("Occupant crash protection");

   Artikel 18 van de JSRRV.

b)    Op verzoek van de aanvrager kan een test volgens punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 94 worden uitgevoerd op een serievoertuig.

De test wordt uitgevoerd door een technische dienst die daarvoor is aangewezen. Aan de aanvrager wordt door die technische dienst een gedetailleerd rapport afgegeven.

54

VN/ECE-Reglement nr. 95 (zijdelingse botsing)

a)    De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 95;

   FMVSS nr. 214 ("Side impact protection");

   artikel 18 van de JSRRV.

b)    Op verzoek van de aanvrager kan een test volgens punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 95 worden uitgevoerd op een serievoertuig.

De test wordt uitgevoerd door een technische dienst die daarvoor is aangewezen. Aan de aanvrager wordt door die technische dienst een gedetailleerd rapport afgegeven.

58

Verordening (EG) nr. 78/2009

(bescherming van voetgangers)

Remhulp

De voertuigen worden voorzien van een elektronisch antiblokkeersysteem dat op alle wielen werkt.

Bescherming van voetgangers

De voorschriften van Verordening (EC) nr. 78/2009 zijn van toepassing.

Frontbeschermingen

Voor op het voertuig geïnstalleerde frontbeschermingsvoorzieningen moet krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009 typegoedkeuring zijn verkregen en de installatie ervan moet voldoen aan de voorschriften van bijlage I, punt 6, bij die verordening.

59

Richtlijn 2005/64/EG

(recycleerbaarheid)

De voorschriften van die richtlijn zijn niet van toepassing.

61

Richtlijn 2006/40/EG

(airconditioningsysteem)

De voorschriften van die richtlijn zijn van toepassing.



Deel II: Voertuigen van categorie N1

Nummer

Regelgevingshandeling

Alternatieve voorschriften

2a

Verordening (EG) nr. 715/2007

emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Uitlaatemissies 

a)    Er wordt een test van type I uitgevoerd volgens bijlage III bij Verordening (EG) nr. 692/2008, waarbij de verslechteringsfactoren van bijlage VII, punt 1.4, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 worden gebruikt. Daarbij worden de in de tabellen I en II van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2007 gespecificeerde grenswaarden toegepast.

b)    Het voertuig hoeft geen kilometerstand van 3 000 km aan te geven zoals vermeld in punt 3.1.1 van bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement 83.

c)    De voor de test te gebruiken brandstof is de referentiebrandstof zoals voorgeschreven in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 692/2008.

d)    De rollenbank wordt ingesteld volgens de technische voorschriften in punt 3.2 van bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement nr. 83

e)    De onder a) bedoelde test wordt niet uitgevoerd als kan worden aangetoond dat het voertuig voldoet aan de in bijlage I, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 genoemde California Code Regulations.

Verdampingsemissies

Voor voertuigen met benzinemotor is de aanwezigheid van een verdampingsemissiebeperkingssysteem (bijvoorbeeld een actievekoolfilter) verplicht.

Carteremissies

De aanwezigheid van een voorziening voor het recycleren van cartergassen wordt verplicht gesteld.

OBD

Het voertuig wordt uitgerust met een OBD-systeem.

De OBD-interface moet kunnen communiceren met gangbare diagnoseapparatuur die wordt gebruikt voor periodieke technische keuringen.

Rookopaciteit 

a) Voertuigen met dieselmotor worden getest volgens de in bijlage IV, aanhangsel 2, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 bedoelde testmethoden.

b) De gecorrigeerde waarde van de absorptiecoëfficiënt wordt op een opvallende en gemakkelijk bereikbare plaats aangebracht.

CO2-emissies en brandstofverbruik 

a)    Er wordt een test uitgevoerd volgens bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008.

b)    Het voertuig hoeft geen kilometerstand van 3 000 km aan te geven zoals vermeld in punt 3.1.1 van bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement 83.

c)    Als het voertuig voldoet aan de in bijlage I, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie genoemde California Code Regulations en er dus geen test van de uitlaatemissies vereist is, berekenen de lidstaten de CO2-emissies en het brandstofverbruik met behulp van de formules in de toelichtingen (b) en (c).

Toegang tot informatie

De bepalingen met betrekking tot de toegang tot informatie zijn niet van toepassing.

Meting van het vermogen 

3

VN/ECE-Reglement nr. 34 (brandstoftanks — beschermingsvoorzieningen aan de achterzijde)

Brandstoftanks 

a)    Brandstoftanks moeten voldoen aan punt 5 (met uitzondering van de punten 5.1, 5.2 en 5.12) van VN/ECE-Reglement nr. 43. Zij moeten met name voldoen aan de punten 5.9 en 5.9.1, maar er hoeft geen druppelingstest te worden uitgevoerd.

b)    Typegoedkeuring voor lpg- of cng-tanks wordt verleend volgens respectievelijk VN/ECE-Reglement nr. 67, wijzigingenreeks 01, of VN/ECE-Reglement nr. 110 (a).

Specifieke bepalingen voor kunststof brandstoftanks

De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat de brandstoftank van het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   FMVSS nr. 301 ("Fuel system integrity");

   bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement nr. 34.

Beschermingsvoorziening aan de achterzijde 

a)    De achterkant van het voertuig wordt geconstrueerd overeenkomstig de punten 8 en 9 van VN/ECE-Reglement nr. 34.

4

Verordening (EU) nr. 1003/2010

(plaats voor de achterkentekenplaat)

De plaats, helling, zichtbaarheidshoeken en stand van de kentekenplaat moeten voldoen aan Verordening (EU) nr. 1003/2010.

5

VN/ECE-Reglement nr. 79 (besturingskracht)

Mechanische systemen 

a)    De stuurvoorziening moet zo gebouwd zijn dat zij zelfcentrerend is. Om te controleren of aan deze bepaling is voldaan, wordt een test uitgevoerd volgens de punten 6.1.2 en 6.2.1 van VN/ECE-Reglement nr. 79.

b)    Uitval van de stuurbekrachtiging mag niet tot gevolg hebben dat de macht over het voertuig volledig verloren gaat.

Complexe elektronische voertuigcontrolesystemen ("drive-by-wire"-voorzieningen)

Complexe elektronische controlesystemen worden alleen toegestaan als zij voldoen aan bijlage 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 79.

6

VN/ECE-Reglement nr. 11 (deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen)

Naleving van punt 6.1.5.4 van VN/ECE-Reglement nr. 11.

7

VN/ECE-Reglement nr. 28 (geluidssignalen)

Onderdelen

Voor de geluidssignaalvoorzieningen is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 28 vereist. Zij moeten echter wel een vaste toon voortbrengen, zoals voorgeschreven in punt 6.1.1 van VN/ECE-Reglement nr. 28.

Installatie op het voertuig 

a)    Er wordt een test uitgevoerd volgens punt 6.2 van VN/ECE-Reglement nr. 28.

b)    Het maximale geluidsdrukniveau moet in overeenstemming zijn met punt 6.2.7.

8

VN/ECE-Reglement nr. 46 (voorzieningen voor indirect zicht)

Onderdelen 

a)    Het voertuig wordt uitgerust met de in punt 15.2 van VN/ECE-Reglement nr. 46 voorgeschreven achteruitkijkspiegels.

b)    Voor de achteruitkijkspiegels is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 46 vereist.

c)    De kromtestralen van de spiegels mogen geen significante beeldvervorming veroorzaken. Als de technische dienst dat wenst, worden de kromtestralen gecontroleerd volgens de in bijlage 7, aanhangsel 1, bij VN/ECE-Reglement nr. 46 beschreven methode. De kromtestralen mogen niet minder bedragen dan voorgeschreven in punt 6.1.2.2.4 van VN/ECE-Reglement nr. 46.

Installatie op het voertuig

Er wordt een meting uitgevoerd om te garanderen dat de gezichtsvelden voldoen aan punt 15.2.4 van VN/ECE-Reglement nr. 46.

9

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

(remmen)

Algemene bepalingen 

a)    Het remsysteem moet volgens punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 13-H zijn gebouwd.

b)    De voertuigen worden voorzien van een elektronisch antiblokkeersysteem dat op alle wielen werkt.

c)    De prestaties van het remsysteem moeten voldoen aan bijlage III bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

d)    Hiertoe worden tests op de weg uitgevoerd op een baan met een wegdek met hoge wrijvingscoëfficiënt. De test van de parkeerrem wordt op een helling van 18 % (naar boven en naar beneden) uitgevoerd.

Alleen de onder de kopjes "dienstrem" en "parkeerrem" vermelde tests worden uitgevoerd. Daarbij is het voertuig telkens in volledig beladen toestand.

e)    De onder c) genoemde test op de weg wordt niet uitgevoerd als de aanvrager een verklaring van de fabrikant kan indienen waaruit blijkt dat het voertuig voldoet aan ofwel VN/ECE-Reglement nr. 13-H, met inbegrip van supplement 5, ofwel FMVSS nr. 135.

Dienstrem 

a)    Er wordt een test van type 0 uitgevoerd, zoals voorgeschreven in bijlage 3, punten 1.4.2 en 1.4.3, bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

b)    Bovendien wordt er een test van type I uitgevoerd, zoals voorgeschreven in bijlage 3, punt 1.5, bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

Parkeerrem

Er wordt een test uitgevoerd volgens bijlage 3, punt 2.3, bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H.

10

VN/ECE-Reglement nr. 10 (radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit))

Onderdelen 

a)    Voor elektrische/elektronische subeenheden is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 10 vereist.

b)    Achteraf ingebouwde elektrische/elektronische subeenheden moeten echter wel aan VN/ECE-Reglement nr. 10 voldoen.

Elektromagnetische straling

De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het voertuig voldoet aan VN/ECE-Reglement nr. 10 of aan de volgende alternatieve normen:

   elektromagnetische breedbandstraling: CISPR 12 of SAE J551-2;

   elektromagnetische smalbandstraling: CISPR 12 (buiten het voertuig) of 25 (binnen het voertuig) of SAE J551-4 en SAE J1113-41.

Immuniteitstests

Voor de immuniteitstest wordt vrijstelling verleend.

13

VN/ECE-Reglement nr. 116

(beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers)

a)    Om onrechtmatig gebruik te voorkomen wordt het voertuig uitgerust met een vergrendelingsvoorziening zoals gedefinieerd in punt 5.1.2 van VN/ECE-Reglement nr. 116.

b)    Indien een immobilisatiesysteem wordt gemonteerd, moet het voldoen aan de technische voorschriften van punt 8.1.1 van VN/ECE-Reglement nr. 116.

14

VN/ECE-Reglement nr. 12 (bescherming tegen de stuurvoorziening)

a)    De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 12;

   FMVSS nr. 203 ("Impact protection for the driver from the steering control system") met inbegrip van FMVSS nr. 204 ("Steering control rearward displacement");

   artikel 11 van de JSRRV.

b)    Op verzoek van de aanvrager kan een test volgens bijlage 3 bij VN/ECE-Reglement nr. 12 worden uitgevoerd op een serievoertuig. De test wordt uitgevoerd door een technische dienst die daarvoor is aangewezen. Aan de aanvrager wordt door die technische dienst een gedetailleerd rapport afgegeven.

15

VN/ECE-Reglement nr. 17 (sterkte van de stoelen — hoofdsteunen)

Stoelen, stoelverankeringen en verstelsystemen van stoelen

De stoelen en de verstelsystemen ervan moeten voldoen aan punt 5.3 van VN/ECE-Reglement nr. 17.

Hoofdsteunen 

a)    Hoofdsteunen moeten voldoen aan de voorschriften van punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 17 en bijlage 4 bij VN/ECE-Reglement nr. 17.

b)    Alleen de in punten 5.12, 6.5, 6.6 en 6.7 van VN/ECE-Reglement nr. 17 beschreven tests worden uitgevoerd.

17

VN/ECE-Reglement nr. 39 (snelheidsmeter — achteruitrijvoorziening)

Snelheidsmeter 

a)    De wijzerplaat moet voldoen aan punten 5.1 tot en met 5.14 van VN/ECE-Reglement nr. 39.

b)    Als de technische dienst redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de snelheidsmeter onvoldoende nauwkeurig is gekalibreerd, kan zij vereisen dat de in punt 5.2 van VN/ECE-Reglement nr. 39 voorgeschreven tests worden uitgevoerd.

Achteruitrijvoorziening

Het versnellingsmechanisme omvat een achteruitstand.

18

Verordening (EU) nr. 19/2011 (voorgeschreven platen)

Voertuigidentificatienummer 

a)    Het voertuig wordt voorzien van een voertuigidentificatienummer van minimaal acht en maximaal 17 tekens. Voertuigidentificatienummers met 17 tekens moeten voldoen aan de voorschriften van de normen ISO 3779:1983 en 3780:1983.

b)    Het voertuigidentificatienummer moet zich op een duidelijk zichtbare en bereikbare plaats bevinden en zo worden aangebracht dat het niet uitgewist of beschadigd kan worden.

c)    Als er geen voertuigidentificatienummer in het chassis of in de carrosserie is ingeslagen, kan een lidstaat ter toepassing van de nationale wetgeving vereisen dat het achteraf alsnog wordt aangebracht. In een dergelijk geval gebeurt dit onder toezicht van de bevoegde instantie van die lidstaat.

Voorgeschreven plaat

Het voertuig wordt voorzien van een door de voertuigfabrikant aangebrachte identificatieplaat.

Nadat de goedkeuring is verleend, wordt niet meer om verdere platen verzocht.

19

VN/ECE-Reglement nr. 14

(verankeringen veiligheidsgordels)

De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 14;

   FMVSS nr. 210 ("Seat belt assembly anchorages");

   artikel 22-3 van de JSRRV.

20

VN/ECE-Reglement nr. 48 (installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen)

a)    De verlichtingsinstallatie moet voldoen aan de essentiële voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 48, wijzigingenreeks 03, met uitzondering van die van de bijlagen 5 en 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 48.

b)    Met betrekking tot het aantal, de essentiële kenmerken van het ontwerp, de elektrische verbindingen en de kleur van het uitgestraalde of geretroflecteerde licht van de in de items 21 tot en met 26 en in de items 28 tot en met 30 bedoelde lichten en lichtsignaalvoorzieningen worden geen uitzonderingen toegestaan.

c)    Lichten en lichtsignaalvoorzieningen die voor de naleving van de onder a) bedoelde voorschriften achteraf moeten worden ingebouwd, worden voorzien van een EU-typegoedkeuringsmerk.

d)    Lichten met een gasontladingslichtbron zijn alleen toegestaan in combinatie met de installatie van een schoonmaakvoorziening voor koplampen en een automatische niveauregeling voor koplampen, naargelang het geval.

e)    Dimlichten worden aangepast aan de wettelijk voorgeschreven verkeersrichting in het land waarin goedkeuring voor het voertuig wordt verleend.

21

VN/ECE-Reglement nr. 3 (reflectoren)

Indien nodig worden aan de achterkant twee extra reflectoren met een EU-typegoedkeuringsmerk aangebracht, in een stand die voldoet aan VN/ECE-Reglement nr. 48.

22

VN/ECE-Reglementen nr. 7, nr. 87 en nr. 91.

(markerings-, breedte-, achter-, stop-, zijmarkerings- en dagrijlichten)

De voorschriften van de VN/ECE-Reglementen nr. 7, nr. 87 en nr. 91. zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

23

VN/ECE-Reglement nr. 6 (richtingaanwijzers)

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 6 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

24

VN/ECE-Reglement nr. 4 (achterkentekenplaatverlichting )

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 4 zijn niet van toepassing. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

25

VN/ECE-Reglementen nr. 98, nr. 112 en nr. 123 (koplampen (met gloeilampen))

a)    De door het dimlicht van de op het voertuig gemonteerde koplampen geproduceerde verlichtingssterkte wordt gecontroleerd volgens punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 112 inzake koplampen die asymmetrisch dimlicht uitstralen. Daarbij kan worden gebruikgemaakt van de in bijlage 5 bij dat reglement opgenomen toleranties.

b)    Hetzelfde voorschrift is van toepassing op het dimlicht van koplampen die onder VN/ECE-Reglement nr. 98 of nr. 123 vallen.

26

VN/ECE-Reglement nr. 19 (mistvoorlichten)

Voor de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 19 wordt vrijstelling verleend. De correcte werking van de lichten, indien gemonteerd, wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

27

Verordening (EU) nr. 1005/2010 (trekhaken)

Voor de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1005/2010 wordt vrijstelling verleend.

28

VN/ECE-Reglement nr. 38 (mistachterlichten)

Voor de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 38 wordt vrijstelling verleend. De correcte werking van de lichten wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

29

VN/ECE-Reglement nr. 23

(achteruitrijlichten)

Voor de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 23 wordt vrijstelling verleend. De correcte werking van de lichten, indien gemonteerd, wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

30

VN/ECE-Reglement nr. 77 (parkeerlichten)

Voor de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 77 wordt vrijstelling verleend. De correcte werking van de lichten, indien gemonteerd, wordt echter wel door de technische dienst gecontroleerd.

31

VN/ECE-Reglement nr. 16 (veiligheidsgordels en bevestigingssystemen)

Onderdelen 

a)    Voor veiligheidsgordels is geen typegoedkeuring volgens VN/ECE-Reglement nr. 16 vereist.

b)    Op elke veiligheidsgordel wordt echter een etiket aangebracht ter identificatie.

c)    De aanduidingen op het etiket moeten overeenstemmen met het besluit met betrekking tot verankeringen van veiligheidsgordels (zie nummer 19).

Installatievoorschriften 

a)    Het voertuig wordt uitgerust met veiligheidsgordels volgens de voorschriften van bijlage XVI bij VN/ECE-Reglement nr. 16.

b)    Als overeenkomstig punt a) een aantal veiligheidsgordels achteraf moeten worden gemonteerd, moeten deze van een krachtens VN/ECE-Reglement nr. 16 goedgekeurd type zijn.

33

VN/ECE-Reglement nr. 121 (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters)

a)    De symbolen, met inbegrip van de kleur van de bijbehorende verklikkerlichten, die verplicht aanwezig zijn op grond van VN/ECE-Reglement nr. 121, moeten voldoen aan dat reglement.

b)    Als dit niet het geval is, verifieert de technische dienst of de in het voertuig aangebrachte symbolen, verklikkerlichten en meters de bestuurder begrijpelijke informatie geven over het functioneren van de desbetreffende bedieningsorganen.

34

Verordening (EU) nr. 672/2010

(ontdooiings- en ontwasemingsvoorzieningen)

Het voertuig wordt voorzien van geschikte ontdooiings- en ontwasemingsvoorzieningen voor de voorruit.

35

Verordening (EU) nr. 1008/2010

(ruitenwissers en -sproeiers)

Het voertuig wordt voorzien van geschikte ruitensproeiers en -wissers voor de voorruit.

36

VN/ECE-Reglement nr. 122

(verwarmingssystemen)

a)    De passagiersruimte wordt uitgerust met een verwarmingssysteem.

b)    Verwarmingstoestellen op brandstof en de installatie ervan moeten voldoen aan bijlage 7 bij VN/ECE-Reglement nr. 122. Bovendien moeten verwarmingstoestellen op lpg en lpg-verwarmingssystemen voldoen aan de voorschriften van bijlage 8 bij VN/ECE-Reglement nr. 122.

c)    Extra verwarmingssystemen die achteraf worden ingebouwd, moeten voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 12.

41a

Verordening (EG) nr. 595/2009

emissies (Euro VI) zware voertuigen – OBD

Uitlaatemissies 

CO2-emissies 

De CO2-emissies en het brandstofverbruik worden bepaald overeenkomstig bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 582/2011.

OBD 

Voorschriften om de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen te waarborgen 

Het voertuig moet voorzien zijn van een systeem dat de correcte werking van de NOx-beperkingsmaatregelen waarborgt overeenkomstig bijlage XIII bij Verordening (EU) nr. 582/2011.

Meting van het vermogen 

45

VN/ECE-Reglement nr. 43

Onderdelen 

a)    De ruiten zijn gemaakt van gehard of gelaagd veiligheidsglas.

b)    Ruiten van kunststof mogen alleen op plaatsen achter de B-stijl worden gemonteerd.

c)    De ruiten hoeven niet krachtens VN/ECE-Reglement nr. 43 te worden goedgekeurd.

Installatie 

a)    De installatievoorschriften van bijlage 21 bij VN/ECE-Reglement nr. 43 zijn van toepassing.

b)    Getinte folies die de normale lichtdoorlating tot onder het voorgeschreven minimum terugbrengen, mogen niet op de voorruit of op de ruiten vóór de B-stijl worden aangebracht.

46

Verordening (EU) nr. 458/2011 van de Commissie

(montage van banden)

Montage

a)    De afmetingen, belastingsindex en snelheidscategorie van de banden moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EU) nr. 458/2011 van de Commissie.

b)    Het snelheidscategoriesymbool van de band moet compatibel zijn met de maximumsnelheid waarvoor het voertuig is ontworpen.

c)    Dit voorschrift is van toepassing ondanks de aanwezigheid van een snelheidsbegrenzer.

d)    De maximumsnelheid van het voertuig wordt door de voertuigfabrikant opgegeven. De technische dienst kan de maximumsnelheid waarvoor het voertuig is ontworpen, echter beoordelen door uit te gaan van het maximaal geleverde motorvermogen, het maximumaantal omwentelingen per minuut en gegevens over de kinematische ketting.

46 B

VN/ECE-Reglement nr. 30

(C1-banden)

Onderdelen

Op banden wordt een EU-typegoedkeuringsmerk aangebracht.

46D

VN/ECE-Reglement nr. 117

(rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden)

Onderdelen

Op banden wordt een EU-typegoedkeuringsmerk aangebracht.

46D

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

(reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden, rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden)

Onderdelen

Op banden wordt een EU-typegoedkeuringsmerk aangebracht.

De montage van een bandenspanningscontrolesysteem is niet verplicht.

48

Verordening (EU) nr. 1230/2012

(massa's en afmetingen)

a)    De voorschriften van bijlage I, deel A, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012 zijn van toepassing.

Aan de voorschriften van bijlage I, deel A, punt 5, hoeft echter niet te worden voldaan.

b)    Voor de doeleinden van punt a) moeten de volgende massa's in aanmerking worden genomen:

   de massa in rijklare toestand, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1230/2012 en zoals door de technische dienst gemeten en

   de maximummassa's in beladen toestand, zoals ofwel opgegeven door de voertuigfabrikant ofwel aangegeven op de constructieplaat, met inbegrip van zelfklevende etiketten, of in de gebruikershandleiding. Deze massa's worden beschouwd als de technisch toelaatbare maximummassa's in beladen toestand.

c)    Door de aanvrager uitgevoerde technische wijzigingen die zijn bedoeld om de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het voertuig terug te brengen tot 3,5 t of minder zodat het voertuig individueel kan worden goedgekeurd, zijn niet toegestaan.

d)    Met betrekking tot de maximaal toelaatbare afmetingen worden geen uitzonderingen toegestaan.

49

VN/ECE-Reglement nr. 61 (naar buiten uitstekende delen van de cabine)

a)    De algemene voorschriften van punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 17 zijn van toepassing.

b)    Als de technische dienst dat wenst, moet aan de voorschriften van punten 6.1, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8 en 6.11 van VN/ECE-Reglement nr. 17 worden voldaan.

50

VN/ECE-Reglement nr. 55 (koppelingen)

Technische eenheden 

a)    Voor OEM-koppelingen die zijn bedoeld voor het trekken van een aanhangwagen met een maximale massa van ten hoogste 1 500 kg hoeft geen typegoedkeuring krachtens VN/ECE-Reglement nr. 55 te worden verkregen.

b)    Een koppeling wordt als OEM-apparatuur beschouwd als zij in de gebruikershandleiding of in een gelijkwaardig door de voertuigfabrikant aan de koper verstrekt begeleidend document wordt beschreven.

c)    Als een dergelijke koppeling samen met het voertuig wordt goedgekeurd, wordt in het goedkeuringscertificaat een passende tekst opgenomen waarin duidelijk wordt gemaakt dat het onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar valt om ervoor te zorgen dat de koppeling compatibel is met de koppelingsvoorziening op de aanhangwagen.

d)    Voor andere dan de onder a) genoemde koppelingen en achteraf gemonteerde koppelingen moet typegoedkeuring krachtens VN/ECE-Reglement nr. 55 zijn verkregen.

Installatie in het voertuig

De technische dienst controleert of de installatie van de koppelingsvoorziening voldoet aan punt 6 van VN/ECE-Reglement nr. 55.

54

VN/ECE-Reglement nr. 95

(zijdelingse botsing)

a)    De aanvrager dient een verklaring van de fabrikant in waaruit blijkt dat het specifieke voertuig, waarvan het VIN moet worden vermeld, aan ten minste een van de volgende regelgevingshandelingen voldoet:

   VN/ECE-Reglement nr. 95;

   FMVSS nr. 214 ("Side impact protection");

   artikel 18 van de JSRRV.

b)    Op verzoek van de aanvrager kan een test volgens punt 5 van VN/ECE-Reglement nr. 95 worden uitgevoerd op een serievoertuig.

c)    De test wordt uitgevoerd door een technische dienst die daarvoor is aangewezen. Aan de aanvrager wordt door die technische dienst een gedetailleerd rapport afgegeven.

56

VN/ECE-Reglement nr. 105

(voor het vervoer van gevaarlijke stoffen bestemde voertuigen)

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen bestemde voertuigen moeten voldoen aan VN/ECE-Reglement nr. 105.

58

Verordening (EG) nr. 78/2009

(bescherming van voetgangers)

Remhulp

De voertuigen worden voorzien van een elektronisch antiblokkeersysteem dat op alle wielen werkt.

Bescherming van voetgangers

De voorschriften van Verordening (EG) nr. 78/2009 zijn tot 24 februari 2018 niet van toepassing op voertuigen met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg en tot 24 augustus 2019 niet op voertuigen met een maximummassa van meer dan 2 500 kg.

Frontbeschermingen

Voor op het voertuig geïnstalleerde frontbeschermingsvoorzieningen moet echter krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009 typegoedkeuring zijn verkregen en de installatie ervan moet voldoen aan de voorschriften van bijlage I, punt 6, bij die verordening.

59

Richtlijn 2005/64/EG

(recycleerbaarheid)

De voorschriften van die richtlijn zijn niet van toepassing.

61

Richtlijn 2006/40/EG

(airconditioningsysteem)

De voorschriften van die richtlijn zijn van toepassing.

Toelichting bij aanhangsel 2

1.    In dit aanhangsel gebruikte afkortingen

"OEM": door de fabrikant geleverde originele uitrustingsstukken

"FMVSS": Federal Motor Vehicle Safety Standard van het Department of Transportation van de Verenigde Staten

"JSRRV": Japan Safety Regulations for Road Vehicles

"SAE": Society of Automotive Engineers

"CISPR": Comité international spécial des perturbations radioélectriques.

2.    Opmerkingen:

a)    De complete lpg- of cng-installatie moet worden getoetst aan de bepalingen van de VN/ECE-Reglementen nr. 67, 110 of 115, naargelang het geval.

b)    Voor de beoordeling van de CO2-emissies worden de volgende formules gebruikt:

benzinemotor en handgeschakelde versnellingsbak:

CO2 = 0,047 m + 0,561 p + 56,621

benzinemotor en automatische versnellingsbak:

CO2 = 0,102 m + 0,328 p + 9,481

benzinemotor en hybride elektrisch:

CO2 = 0,116 m – 57,147

dieselmotor en handgeschakelde versnellingsbak:

CO2 = 0,108 m – 11,371

dieselmotor en automatische versnellingsbak:

CO2 = 0,116 m – 6,432

Waarbij: "CO2" staat voor de gecombineerde CO2-massa-emissie in g/km, "m" voor de massa in kg van het voertuig in rijklare toestand en "p" voor het maximaal geleverde motorvermogen in kW.

De gecombineerde CO2-massa wordt berekend tot één cijfer achter de komma en daarna als volgt afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal:

i) als het cijfer achter de komma lager dan 5 is, wordt het totaal naar beneden afgerond;

ii) als het cijfer achter de komma 5 of hoger is, wordt het totaal naar boven afgerond.

c)    Voor de beoordeling van het brandstofverbruik wordt de volgende formule gebruikt:

CFC = CO2 x k -1 

Waarbij: "CFC" staat voor het gecombineerd brandstofverbruik in l/100 km, "CO2" voor de gecombineerde CO2-massa-emissie in g/km nadat deze is afgerond volgens de regel van opmerking 2 b) en "k" een coëfficiënt die gelijk is aan:

23,81 voor een benzinemotor;

26,49 voor een dieselmotor.

Het gecombineerd brandstofverbruik wordt berekend tot twee cijfers achter de komma en daarna als volgt afgerond:

i) als het tweede cijfer achter de komma lager dan 5 is, wordt het totaal naar beneden afgerond;

ii) als het tweede cijfer achter de komma 5 of hoger is, wordt het totaal naar boven afgerond.



DEEL II

Lijst van VN/ECE-reglementen die worden erkend als alternatief voor de in deel I vermelde richtlijnen of verordeningen

Indien in de tabel van deel I naar een bijzondere richtlijn of verordening wordt verwezen, wordt een goedkeuring krachtens onderstaande VN/ECE-reglementen die de Gemeenschap bij Besluit 97/836/EG van de Raad 29 of bij latere besluiten van de Raad zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van voornoemd besluit, als partij bij de "Herziene overeenkomst van 1958" heeft aanvaard, erkend als alternatief voor een EU-typegoedkeuring die overeenkomstig de desbetreffende bijzondere richtlijn of verordening is verleend.

Latere wijzigingen van de VN/ECE-reglementen in onderstaande tabel 30 moeten eveneens als gelijkwaardig aan een EU-typegoedkeuring worden beschouwd, mits aan het in artikel 4, lid 2, van Besluit 97/836/EG vermelde besluit wordt voldaan.

Onderwerp

Nummer VN/ECE-basisreglement

Wijzigingenreeks

1 (*)

Toelaatbaar geluidsniveau

51

02

Dempersystemen als reserveonderdeel

59

00

58.

Bescherming van voetgangers

127

00

Remsysteem (remhulp)

13-H

00 (supplement 9 en volgende)

65

Geavanceerde noodremsystemen

131

01

66

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

130

00

Indien in de bijzondere richtlijnen of verordeningen montagevoorschriften zijn opgenomen, zijn deze eveneens van toepassing op overeenkomstig de VN/ECE-reglementen goedgekeurde onderdelen en technische eenheden.

(*) De nummering van de onderwerpen in deze tabel verwijst naar de in de tabel van deel I gebruikte nummering.



DEEL III

LIJST VAN REGELGEVINGEN TOT VASTSTELLING VAN DE VOORSCHRIFTEN VOOR DE EU-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGEN VOOR SPECIALE DOELEINDEN

Aanhangsel 1

Kampeerwagens, ambulances en lijkwagens

Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

1

Geluidsniveau

Richtlijn 70/157/EEG

H

G+H

G+H

G+H

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014

H

G+H

G+H

G+H

2

Emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Richtlijn 70/220/EEG

Q(1)

G + Q(1)

G + Q(1)

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

F (2)

F (2)

F (2)

F (2)

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

X

X

X

X

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

X

X

X

X

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

X

G

G

G

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

X

6B

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

B

G+B

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

X

X

X

X



Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

X

G

G

G

9A

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

X (4)

G+A1

9B

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13

G(3)

G(3)

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

X

X

X

X

12A

Binnenuitrusting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 21

C

G+C

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 18

G (4A)

G (4A)

13B

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 116

X

G

14A

Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 12

X

G

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

D

G+D

G+D (4B)

G+D (4B)

15B

Stoelen van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 80

X

X

16A

Naar buiten uitstekende delen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 26

X voor de cabine, A+Z voor het overige deel

G voor de cabine, A+Z voor het overige deel

Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

X

X

X

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

X

X

X

X

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

X

X

X

X

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

D

G+L

G+L

G+L

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

A + N

A+G+N voor de cabine, A+N voor het overige deel

A+G+N voor de cabine, A+N voor het overige deel

A+G+N voor de cabine, A+N voor het overige deel

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

X

X

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

X

X

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

X

X

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

X

X

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

X

X

X



Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

X

X

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

X

X

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

X

X

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

X

X

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

X

X

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

X

X

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

X

X

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

X

X

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

E

E

E

E

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

X

X

X



Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

X

X

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

X

X

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

D

G+M

G+M

G+M

32A

Gezichtsveld naar voren

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 125

X

G

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

X

X

X

X

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

X

G (5)

(5)

(5)

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

X

G (6)

(6)

(6)

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

X

X

X

X

37A

Wielafschermingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

X

G

38A

Al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 25

D

G + D

44A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X

X

Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

J

G+J

G+J

G+J

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

X

G

G

G

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

X

G

G

G

46B

Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 30

X

G

46C

Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 54

G

G

G

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

X

G

G

G

46E

Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem en bandenspanningscontrolesysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

X

G

47A

Snelheidsbegrenzing van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 89

X

X



Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X

X

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

X (10)

G (10)

G (10)

G (10)

51A

Verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 118

G voor de cabine, X voor het overige deel

52A

Voertuigen van de categorieën M2 en M3

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 107

A

A

52B

Sterkte van de bovenbouw van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 66

A

A

53A

Bescherming van de inzittenden bij een frontale botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 94

N.v.t.

N.v.t.

54A

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 95

N.v.t.

N.v.t.

58

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

X

N.v.t.

Niettemin moet elke met het voertuig geleverde frontbeschermingsvoorziening aan de voorschriften voldoen en daar een vermelding van dragen.

59

Recycleerbaarheid

Richtlijn 2005/64/EG

N.v.t.

N.v.t.

61

Aircosysteem

Richtlijn 2006/40/EG

X

G (14)

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

Q

G + Q

G + Q

G + Q

Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1 ≤ 2 500 kg(*)

M1 > 2 500 kg(*)

M2

M3

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

X (15)

X (15)

X (15)

X (15)

64

Schakelindicatoren

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 65/2012

X

G

65

Geavanceerde noodremsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 347/2012

n.v.t. (16)

n.v.t. (16)

66

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 351/2012

n.v.t. (17)

n.v.t. (17)

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

X

X

X

X

68

Voertuigalarmsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 97

X

G

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

X

X

X

X

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

X

X

X

X

(*) Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand.

Aanvullende voorschriften voor ambulances

De patiëntenruimte in ambulances moet voldoen aan de voorschriften van EN 1789:2007 + A1:2010 + A2:2014 betreffende "Medische voertuigen en hun uitrusting — Ambulances", met uitzondering van punt 6.5 "List of equipment". Het bewijs dat daaraan is voldaan moet worden geleverd door een testrapport van een technische dienst. Als het voertuig beschikt over een rolstoelplaats, zijn de voorschriften in aanhangsel 3 inzake het rolstoelvastzetsysteem en het beveiligingssysteem voor inzittenden van toepassing.



Aanhangsel 2

Gepantserde voertuigen

Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014

X

X

X

X

X

X

2

Emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 715/2007

A(1)

A(1)

A(1)

A(1)

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

X (2)

X (2)

X (2)

X (2)

X (2)

X (2)

X

X

X

X

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

X

X

X

X

A

A

X

X

X

X

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

X

X

X

X

X

6B

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

X

X

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

A+K

A+K

A+K

A+K

A+K

A+K

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

A

A

A

A

A

A

9A

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13

X (3)

X (3)

X (3)

X (3)

X (3)

X (3)

X (3)

X (3)

X (3)

9B

Remsysteem van personenauto's

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

X (4)

X (4)

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

12A

Binnenuitrusting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 21

A

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 18

X(4A)

X(4A)

X(4A)

X(4A)

13B

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 116

X

X

14A

Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 12

N.v.t.

N.v.t.

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

X

D(4B)

D(4B)

D

D

D

15B

Stoelen van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 80

D

D

16A

Naar buiten uitstekende delen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 26

A

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

X

X

X

X

X

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

X

X

X

X

X

X

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

A

A

A

A

A

A

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

X

X

X

X

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

X

X

X

X

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

X

X

X

X

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

X

X

X

X

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

X

X

X

X

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

X

X

X

X

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

X

X

X

X

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

A

A

A

A

A

A

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

X

X

X

X

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

A

A

A

A

A

A

32A

Gezichtsveld naar voren

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 125

S

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

X

X

X

X

X

X

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

A

(5)

(5)

(5)

(5)

(5)

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

A

(6)

(6)

(6)

(6)

(6)

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

37A

Wielafschermingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

X

38A

Al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 25

X

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

X (9)

X (9)

X

X (9)

X (9)

X

42A

Zijdelingse bescherming van vrachtwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 73

X

X

X

X

43A

Opspatafschermingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 109/2011

X

X

X

X

X

X

X

44A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

A

A

A

A

A

A

A

A

A

A

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

A

A

A

A

A

A

A

A

A

A

46B

Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 30

A

A

A

A

46C

Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 54

A

A

A

A

A

A

A

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

A

A

A

A

A

A

A

A

A

A

46E

Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem en bandenspanningscontrolesysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

A(9A)

A(9A)

47A

Snelheidsbegrenzing van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 89

X

X

X

X

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X

X

X

X

X

X

X

X

X

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

A

A

A

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X

X

X

X

50B

Kortkoppelinrichting; montage van een goedgekeurd type kortkoppelinrichting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 102

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

51A

Verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 118

X

52A

Voertuigen van de categorieën M2 en M3

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 107

A

A

52B

Sterkte van de bovenbouw van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 66

A

A

53A

Bescherming van de inzittenden bij een frontale botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 94

N.v.t.

54A

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 95

N.v.t.

N.v.t.

55

(niet gebruikt)

56A

Voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 105

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

57A

Beschermingsvoorzieningen aan de voorzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 93

X

X

58

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

N.v.t.

N.v.t.

59

Recycleerbaarheid

Richtlijn 2005/64/EG

N.v.t.

N.v.t.

60

(niet gebruikt)

61

Aircosysteem

Richtlijn 2006/40/EG

X

X(14)

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

A

A

A

A

A

A

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

64

Schakelindicatoren

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 65/2012

X

65

Geavanceerde noodremsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 347/2012

(16)

(16)

(16)

(16)

66

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 351/2012

(17)

(17)

(17)

(17)

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

X

X

X

X

X

X

68

Voertuigalarmsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 97

X

X

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

X

X

X

X

X

X

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

X

X

X

X

X

X



Aanhangsel 3

Voor rolstoelen toegankelijke voertuigen

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

M1

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014

G+W9

2

Emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 715/2007

G+W1

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

X+W2

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

X

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

X

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

G

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

6B

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

X

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

X

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

X

9B

Remsysteem van personenauto's

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

G+A1

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

X

12A

Binnenuitrusting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 21

G+C

13B

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 116

X

14A

Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 12

G

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

G+W3

16A

Naar buiten uitstekende delen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 26

G+W4

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

X

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

X

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

X+W5

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

X

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

E

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

X+W6

32A

Gezichtsveld naar voren

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 125

G

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

X

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

G(5)

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

G(6)

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

X

37A

Wielafschermingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

G

38A

Al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 25

X

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

X+W1 (9)

44A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X+W8

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

G

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

X

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

X

46B

Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 30

X

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

X

46E

Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem en bandenspanningscontrolesysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

G(9A)

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

X(10)

53A

Bescherming van de inzittenden bij een frontale botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 94

N.v.t.

54A

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 95

N.v.t.

58

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

G

59

Recycleerbaarheid

Richtlijn 2005/64/EG

N.v.t.

61

Airconditioningsystemen

Richtlijn 2006/40/EG

G

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

X

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

X(15)

64

Schakelindicatoren

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 65/2012

G

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

X

68

Voertuigalarmsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 97

X

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

X

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

X

Aanvullende voorschriften voor het testen van het rolstoelvastzetsysteem en het beveiligingssysteem voor inzittenden

Het volgende punt 1 en ofwel punt 2 ofwel punt 3 zijn van toepassing.

1. Definities

1.1.

Surrogaatrolstoel (SRS) is een onbuigzame, herbruikbare testrolstoel als omschreven in afdeling 3 van norm ISO 10542-1:2012.

1.2.

Punt P duidt de positie aan van de heup van de inzittende in de SRS, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van norm ISO 10542-1:2012.

2. Algemene voorschriften

2.1.

Elke rolstoelplaats moet worden voorzien van verankeringen waaraan een rolstoelvastzetsysteem en een beveiligingssysteem voor inzittenden (RVBSI) worden gemonteerd.

2.2.

De gordelverankeringen onderaan voor de inzittende van de rolstoel moeten in overeenstemming met VN/ECE-Reglement nr. 14-07, punt 5.4.2.2, worden bevestigd, ten opzichte van punt P op de SRS in de door de fabrikant opgegeven gebruiksstand. De eigenlijke verankeringen bovenaan moeten worden bevestigd op ten minste 1 100 mm boven het horizontale vlak dat door de contactpunten tussen de achterbanden van de SRS en de vloer van het voertuig loopt. Aan deze voorwaarde moet na de test volgens punt 3 van dit aanhangsel nog steeds worden voldaan.

2.3.

Er moet worden beoordeeld of de gordel voor de inzittende van het RVBSI voldoet aan de bepalingen van VN/ECE-Reglement nr. 16-06, punten 8.2.2 tot en met 8.2.2.4 en 8.3.1 tot en met 8.3.4.

2.4.

Er is geen minimumaantal Isofix-kinderzitjesverankeringen vereist. Wanneer in het geval van een meerfasentypegoedkeuring het Isofix-verankeringssysteem door een verbouwing is beïnvloed, moet het systeem opnieuw worden getest of moeten de verankeringen onbruikbaar worden gemaakt. In het laatste geval moeten de Isofix-etiketten worden verwijderd en moet de koper van het voertuig adequaat worden geïnformeerd.

3. Statische testen in het voertuig

3.1. Verankeringen voor de beveiliging van inzittenden in een rolstoel

3.1.1.

De verankeringen voor de beveiliging van inzittenden in een rolstoel moeten terzelfdertijd bestand zijn tegen de statische krachten die zijn voorgeschreven in VN/ECE-Reglement nr. 14-07 voor beveilingsverankeringen voor inzittenden als tegen de in punt 3.2 van dit aanhangsel vermelde statische krachten die worden uitgeoefend op de rolstoelvastzetverankeringen.

3.2. Rolstoelvastzetverankeringen

De rolstoelvastzetverankeringen moeten gedurende ten minste 0,2 seconden bestand zijn tegen de volgende krachten, uitgeoefend via de SRS (of een geschikte surrogaatrolstoel met een wielbasis, zithoogte en vastzetbevestigingspunten die overeenstemmen met de specificaties voor de SRS), op een hoogte van 300 ± 100 mm boven het oppervlak waarop de SRS is geplaatst:

3.2.1.

in het geval van een voorwaarts gerichte rolstoel, een kracht, die gelijktijdig wordt uitgeoefend met de op de beveiligingsverankeringen voor inzittenden uitgeoefende kracht van 24,5 kN en

3.2.2.

bij een tweede test een statische kracht van 8,2 kN die in de richting van de achterkant van het voertuig wordt uitgeoefend;

3.2.3.

in het geval van een achterwaarts gerichte rolstoel, een kracht, die gelijktijdig wordt uitgeoefend met de op de beveiligingsverankeringen voor inzittenden uitgeoefende kracht, van 8,2 kN en

3.2.4.

bij een tweede test een statische kracht van 24,5 kN die in de richting van de voorkant van het voertuig wordt uitgeoefend.

3.3. Onderdelen van het systeem

3.3.1.

Alle onderdelen van het RVBSI moeten voldoen aan de desbetreffende voorschriften van norm ISO 10542-1:2012. De dynamische test van bijlage A en de punten 5.2.2 en 5.2.3 van norm ISO 10542-1:2012 moet echter worden uitgevoerd op het volledige RVBSI, waarbij de geometrie van het voertuig wordt gebruikt in de plaats van de in bijlage A van norm ISO 10542-1:2012 gespecificeerde geometrie. De test mag worden uitgevoerd binnen de voertuigstructuur of in een alternatieve structuur die representatief is voor de verankeringsgeometrie van het RVBSI. De plaats van de verankeringen mag niet afwijken van wat is bepaald in punt 7.7.1 van VN/ECE-Reglement nr. 16-06.

3.3.2.

Wanneer het beveiligingssysteem voor inzittenden van het RVBSI krachtens VN/ECE-Reglement nr. 16-06 is goedgekeurd, moet het worden onderworpen aan de in punt 3.3.1 van dit aanhangsel bedoelde dynamische test van het volledige RVBSI; aan de voorschriften van de punten 5.1, 5.3 en 5.4 van norm ISO 10542-1:2012 wordt echter geacht te zijn voldaan.

4. Dynamische testen in het voertuig

4.1.

De volledige assemblage van het RVBSI moet worden getest door een dynamische test in het voertuig overeenkomstig de punten 5.2.2 en 5.2.3 en bijlage A bij norm ISO 10542-1:2012, waarbij alle onderdelen/verankeringen gelijktijdig worden getest en waarbij de blanke voertuigcarrosserie of een representatieve structuur wordt gebruikt.

4.2.

De onderdelen van het RVBSI moeten voldoen aan de desbetreffende voorschriften van norm ISO 10542-1:2012, punten 5.1, 5.3 en 5.4. Aan deze voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan voor wat betreft het beveiligingssysteem voor inzittenden indien het is goedgekeurd krachtens VN/ECE-Reglement nr. 16-06.



Aanhangsel 4

Overige voertuigen voor speciale doeleinden
(inclusief speciale groep, multifunctionele werktuigdragers en caravans)

De ontheffingen waarin dit aanhangsel voorziet, worden alleen toegestaan als de fabrikant tot tevredenheid van de goedkeuringsinstantie aantoont dat het voertuig vanwege het speciale doeleinde niet aan alle voorschriften van bijlage IV, deel I, kan voldoen.

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014

H

H

H

H

H

2

Emissies (Euro 5 en 6) lichte voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 715/2007

Q(1)

Q+V1 (1)

Q+V1 (1)

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

F

F

F

F

F

X

X

X

X

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

X

X

A

A

A

X

X

X

X

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

A+R

A+R

A+R

A+R

A+R

A+R

A+R

A+R

A+R

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

X

X

X

X

X

X

X

X

X

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

X

B

B

B

6B

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

B

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

X

X

X

X

X

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

X

X

X

X

X

9A

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13

X (3)

X (3)

X (3)

X+U1 (3)

X+U1 (3)

X

X

X (3)

X (3)

9B

Remsysteem van personenauto's

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13-H

X (4)

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

X

X

X

X

X

X

X

X

X

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 18

X(4A)

X(4A)

X(4A)

X(4A)

13B

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 116

X

14A

Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 12

X

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

D(4B)

D(4B)

D

D

D

15B

Stoelen van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 80

D

D

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

X

X

X

X

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

X

X

X

X

X

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

X

X

X

X

X

X

X

X

X

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

D

D

D

D

D

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

A + N

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

X

X

X

X

X

X

X

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

X

X

X

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

X

X

X

X

X

X

X

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

X

X

X

X

X

X

X

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

X

X

X

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

X

X

X

X

X

X

X

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

X

X

X

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

X

X

X

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

X

X

X

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

X

X

X

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

X

X

X

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

A

A

A

A

A

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

X

X

X

X

X

X

X

X

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

X

X

X

X

X

X

X

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

X

X

X

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

D

D

D

D

D

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

X

X

X

X

X

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

(5)

(5)

(5)

(5)

(5)

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

(6)

(6)

(6)

(6)

(6)

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

X

X

X

X

X

X

X

X

X

38A

Al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 25

X

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

H (9)

H

H (9)

H (9)

H

42A

Zijdelingse bescherming van vrachtwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 73

X

X

X

X

43A

Opspatafschermingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 109/2011

X

X

X

X

X

X

X

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

J

J

J

J

J

J

J

J

J

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46B

Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 30

X

X

X

46C

Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 54

X

X

X

X

X

X

X

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

X

X

X

X

X

X

X

X

X

46E

Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem en bandenspanningscontrolesysteem

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 64

X (9A)

47A

Snelheidsbegrenzing van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 89

X

X

X

X

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

X

X

X

X

X

X

X

X

X

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

X

X

X

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

X

X

X

X

50B

Kortkoppelinrichting; montage van een goedgekeurd type kortkoppelinrichting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 102

X(10)

X(10)

X(10)

X(10)

51A

Verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 118

X

52A

Voertuigen van de categorieën M2 en M3

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 107

X

X

52B

Sterkte van de bovenbouw van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 66

X

X

54A

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 95

A

56A

Voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 105

X (13)

X (13)

X (13)

X(13)

X(13)

X(13)

X(13)

57A

Beschermingsvoorzieningen aan de voorzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 93

X

X

58

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

Nv.t.  (2)

59

Recycleerbaarheid

Richtlijn 2005/64/EG

N.v.t.

61

Airconditioningsystemen

Richtlijn 2006/40/EG

X (14)

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

X

X

X

X

X

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

X(15)

65

Geavanceerde noodremsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 347/2012

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

66

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 351/2012

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

X

X

X

X

X

68

Voertuigalarmsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 97

X

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

X

X

X

X

X

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

X

X

X

X

X



Aanhangsel 5

Mobiele kranen

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

N3

1A

Geluidsniveau

Verordening (EU) nr. 540/2014

T + Z1

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

X

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

A

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

X

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

X

Krabbengang toegestaan

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

A

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

X

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

X

9A

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13

U (3)

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

X

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 18

X (4A)

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

X

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

X

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

X

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

X

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

A+Y

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

A

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

X

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

X

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

(5)

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

(6)

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

X

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

V

42A

Zijdelingse bescherming van vrachtwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 73

A

43A

Opspatafschermingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 109/2011

Z1

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

J

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

X

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

X

46C

Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 54

X

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

X

47A

Snelheidsbegrenzing van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 89

X

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

A

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

A

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

X (10)

50B

Kortkoppelinrichting; montage van een goedgekeurd type kortkoppelinrichting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 102

X (10)

57A

Beschermingsvoorzieningen aan de voorzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 93

X

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

X

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

X (15)

65

Geavanceerde noodremsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 347/2012

n.v.t. (16)

66

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 351/2012

n.v.t. (17)

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

X

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

X

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

X



Aanhangsel 6

Aanhangwagens voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen

Nummer

Onderwerp

Regelgeving

N3

O4

1

Toelaatbaar geluidsniveau

Richtlijn 70/157/EEG

T

3A

Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 34

X

X

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

A

A

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

X

A+R

5A

Stuurvoorziening

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 79

X

Krabbengang toegestaan

X

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

X

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

X

9A

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 13

U (3)

X (3)

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

X

X

13A

Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 18

X (4A)

15A

Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 17

X

17A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

X

17B

Snelheidsmeter en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 39

X

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

X

X

19A

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 14

X

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

X

A + N

21A

Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 3

X

X

22A

Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 7

X

X

22B

Dagrijlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 87

X

22C

Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 91

X

X

23A

Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 6

X

X

24A

Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 4

X

X

25A

Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 31

X

25B

Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 37

X

X

25C

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 98

X

25D

Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 99

X

25E

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 112

X

25F

Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 123

X

26A

Mistvoorlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 19

X

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

A

28A

Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 38

X

X

29A

Achteruitrijlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 23

X

X

30A

Parkeerlichten voor motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 77

X

31A

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 16

X

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

X

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

(5)

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

(6)

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

X

41A

Emissies (Euro VI) zware voertuigen en toegang tot informatie

Verordening (EG) nr. 595/2009

X (9)

42A

Zijdelingse bescherming van vrachtwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 73

X

A

43A

Opspatafschermingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 109/2011

X

A

45

Veiligheidsruiten

Richtlijn 92/22/EEG

X

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

X

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

X

I

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

X

I

46C

Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 54

X

I

46D

Rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand van banden (klassen C1, C2 en C3)

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 117

X

I

47A

Snelheidsbegrenzing van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 89

X

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

A

A

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

A

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

X(10)

X

50B

Kortkoppelinrichting; montage van een goedgekeurd type kortkoppelinrichting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 102

X(10)

X(10)

56A

Voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 105

X(13)

X(13)

57A

Beschermingsvoorzieningen aan de voorzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 93

A

62

Waterstofsysteem

Verordening (EG) nr. 79/2009

X

63

Algemene veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

X (15)

X(15)

65

Geavanceerde noodremsystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 347/2012

n.v.t. (16)

66

Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 351/2012

n.v.t. (17)

67

Specifieke onderdelen voor vloeibaar petroleumgas (lpg) en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 67

X

69

Elektrische veiligheid

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 100

X

70

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas en de installatie daarvan op motorvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 110

X



 Toelichting over de toepasbaarheid van de voorschriften

X

De voorschriften in de desbetreffende regelgevingshandeling zijn van toepassing. De wijzigingenreeksen van de VN/ECE-reglementen waarvan de toepassing verplicht is, zijn opgenomen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 661/2009. Later goedgekeurde wijzigingenreeksen worden als alternatief geaccepteerd. De lidstaten mogen een uitbreiding toestaan van bestaande typegoedkeuringen die zijn verleend overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 661/2009 ingetrokken richtlijnen, onder de voorwaarden vastgesteld bij artikel 13, lid 14, van die verordening.

N.v.t.

Deze regelgevingshandeling is niet van toepassing op dit voertuig (geen voorschriften).

(1)

Voor voertuigen met een referentiemassa van niet meer dan 2 610 kg. Verordening (EG) nr. 715/2007 kan op verzoek van de fabrikant van toepassing zijn op voertuigen met een referentiemassa van niet meer dan 2 840 kg.

Wat de toegang tot informatie betreft, volstaat het voor andere onderdelen (zoals het woongedeelte) dan het basisvoertuig dat de fabrikant gemakkelijke en snelle toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig biedt.

(2)

Voor voertuigen met een lpg- of cng-installatie is typegoedkeuring krachtens VN/ECE-Reglement nr. 67 of 110 vereist.

(3)

Overeenkomstig artikel 12 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 661/2009 is de montage van een elektronisch stabiliteitscontrolesysteem (ESC-systeem) verplicht. Overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 13 is de montage van een ESC evenwel niet verplicht voor voertuigen voor speciale doeleinden van de categorieën M2, M3, N2 en N3 en voor voertuigen voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen en aanhangwagens met ruimten voor staande passagiers. Voertuigen van categorie N1 mogen krachtens de VN/ECE-Reglementen nrs. 13 en 13-H worden goedgekeurd.

(4)

Overeenkomstig artikel 12 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 661/2009 is de montage van een ESC-systeem verplicht. Er moet derhalve aan de voorschriften van bijlage 9 bij VN/ECE-Reglement nr. 13-H worden voldaan. Voertuigen van categorie N1 mogen krachtens de VN/ECE-Reglementen nrs. 13 en 13-H worden goedgekeurd.

(4A)

Indien de bescherming is gemonteerd, moet zij voldoen aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 18.

(4B)

Dit reglement is van toepassing op stoelen die niet onder het toepassingsgebied van VN/ECE-Reglement nr. 80 vallen. Voor andere opties: zie artikel 2 van Verordening (EG) nr. 595/2009.

(5)

Voertuigen van een andere categorie dan M1 hoeven niet volledig aan Verordening (EU) nr. 672/2010 te voldoen, maar moeten worden voorzien van een ontdooiings- en ontwasemingsvoorziening.

(6)

Voertuigen van een andere categorie dan M1 hoeven niet volledig aan Verordening (EU) nr. 1008/2010 te voldoen, maar moeten worden voorzien van ruitensproeiers en ruitenwissers.

(8)

Voor voertuigen met een referentiemassa van meer dan 2 610 kg die niet van de in voetnoot (1) geboden mogelijkheid hebben geprofiteerd.

(9)

Voor voertuigen met een referentiemassa van meer dan 2 610 kg waarvoor (op verzoek van de fabrikant en mits hun referentiemassa niet meer bedraagt dan 2 840 kg) geen typegoedkeuring krachtens Verordening (EG) nr. 715/2007 is verleend. Voor andere onderdelen dan het basisvoertuig volstaat het dat de fabrikant gemakkelijke en snelle toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie biedt.

(9A)

Alleen van toepassing als de voertuigen voorzien zijn van uitrustingsstukken die onder VN/ECE-Reglement nr. 64 vallen. Voertuigen van categorie M1 moeten overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 661/2009 van een bandenspanningscontrolesysteem worden voorzien.

(10)

Alleen van toepassing op voertuigen met koppelinrichting(en).

(11)

Van toepassing op voertuigen met een technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van niet meer dan 2,5 ton.

(12)

Alleen van toepassing op voertuigen waarbij het referentiepunt van de zitplaats (punt R) van de laagste stoel zich niet meer dan 700 mm boven de grond bevindt.

(13)

Alleen van toepassing wanneer de fabrikant typegoedkeuring aanvraagt voor voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

(14)

Alleen van toepassing op voertuigen van categorie N1, klasse I (referentiemassa ≤ 1 305 kg).

(15)

Op verzoek van de fabrikant kan onder dit item typegoedkeuring worden verleend als alternatief voor typegoedkeuringen onder alle in Verordening (EG) nr. 661/2009 opgenomen afzonderlijke items.

(16)

Overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EU) nr. 347/2012 is de montage van een geavanceerd noodremsysteem niet verplicht voor voertuigen voor speciale doeleinden.

(17)

Overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EU) nr. 351/2012 is de montage van een waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook niet verplicht voor voertuigen voor speciale doeleinden.

A

De goedkeuringsinstantie mag alleen ontheffingen toestaan als de fabrikant aantoont dat het voertuig vanwege de speciale doeleinden ervan niet aan de voorschriften kan voldoen. De toegestane ontheffingen moeten worden beschreven in het typegoedkeuringscertificaat voor het voertuig en in het conformiteitscertificaat (opmerkingenvak 52 van het conformiteitscertificaat).

A1 

De montage van ESC is niet verplicht. Wanneer in het geval van een meerfasentypegoedkeuring op een bepaald moment wijzingen worden aangebracht die waarschijnlijk een invloed zullen hebben op de werking van het ESC-systeem van het basisvoertuig, kan de fabrikant het systeem deactiveren, dan wel aantonen dat het voertuig niet onveilig of onstabiel is geworden. Dit kan bijvoorbeeld worden aangetoond door bij een snelheid van 80 km/h snelle dubbele baanvakwisselmanoeuvres in elke richting uit te voeren die hevig genoeg zijn om het ESC-systeem in werking te stellen. Die werking moet nauwkeurig worden gecontroleerd en moet de stabiliteit van het voertuig verbeteren. De technische dienst mag bijkomende tests verlangen indien hij die nodig acht.

B

Toepassing beperkt tot deuren die toegang geven tot de zitplaatsen bestemd voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt en wanneer de afstand tussen het R-punt van de zitplaats en het middenvlak van het deuroppervlak, loodrecht gemeten op het middenlangsvlak van het voertuig, niet meer dan 500 mm bedraagt.

C

Toepassing beperkt tot het gedeelte van het voertuig vóór de achterste zitplaats die bestemd is voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt, en eveneens beperkt tot de trefzone van het hoofd zoals gedefinieerd in de desbetreffende regelgevingshandeling.

D

Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt. Zitplaatsen die niet bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. De voorschriften voor de bagagebevestiging van VN/ECE-Reglement nr. 17 zijn niet van toepassing.

E

Alleen aan de voorzijde.

F

Wijziging van de plaats en lengte van de vulpijp en verplaatsing van de inwendige tank zijn toegestaan.

G

In het geval van een meerfasentypegoedkeuring mag ook gebruik worden gemaakt van de voorschriften overeenkomstig de categorie van het basis-/incomplete voertuig (bv. waarvan het chassis gebruikt is om het voertuig voor speciale doeleinden te bouwen).

H

Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests.

I

Ook als de door het ontwerp bepaalde snelheid van het voertuig minder dan 80 km/h bedraagt, moet voor de banden typegoedkeuring overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 54 worden verleend. In overleg met de bandenfabrikant mag het draagvermogen worden aangepast aan de door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid van de aanhangwagen.

J

Voor alle andere vensterbeglazing dan de beglazing van de bestuurderscabine (voor- en zijruiten) mag het materiaal van veiligheidsglas of van harde kunststof zijn.

K

Extra noodalarmsystemen zijn toegestaan.

L

Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt. Voor alle achterzitplaatsen zijn als minimum verankeringen voor heupgordels voorgeschreven. Zitplaatsen die niet bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. Isofix is niet vereist in ambulances en lijkwagens.

M

Toepassing beperkt tot zitplaatsen die bestemd zijn voor normaal gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt. Voor alle achterzitplaatsen zijn minimaal heupgordels verplicht. Zitplaatsen die niet bestemd zijn voor gebruik wanneer het voertuig op de openbare weg wordt gebruikt, moeten voor de gebruikers duidelijk worden geïdentificeerd door middel van een pictogram of een bordje met een passende tekst. Isofix is niet vereist in ambulances en lijkwagens.

N

Op voorwaarde dat alle verplichte verlichtingsvoorzieningen geïnstalleerd zijn en dat de geometrische zichtbaarheid niet wordt beïnvloed.

Q

Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem achter de laatste demper met niet meer dan 2 m is toegestaan zonder nieuwe tests. Een voor het meest representatieve basisvoertuig verleende EU-typegoedkeuring blijft geldig, ongeacht veranderingen van het referentiegewicht.

R

Op voorwaarde dat de kentekenplaten van alle lidstaten gemonteerd kunnen worden en goed zichtbaar blijven.

S

De lichtdoorlatendheidsfactor bedraagt ten minste 60 %; bovendien is de blinde hoek van de A-stijl niet meer dan 10 °.

T

Uitsluitend met het complete/voltooide voertuig uit te voeren test. Het voertuig kan worden getest overeenkomstig Richtlijn 70/157/EEG. Met betrekking tot bijlage I, punt 5.2.2.1, van Richtlijn 70/157/EEG gelden de volgende grenswaarden:

U

Uitsluitend met het complete/voltooide voertuig uit te voeren test. Voertuigen met niet meer dan vier assen moeten aan alle voorschriften van de desbetreffende regelgevingshandelingen voldoen. Voor voertuigen met meer dan vier assen zijn afwijkingen toegestaan, mits:

U1 

ABS is niet verplicht voor voertuigen met hydrostatische aandrijving.

V

Als alternatief mag ook Richtlijn 97/68/EG worden toegepast.

V1 

Als alternatief mag ook Richtlijn 97/68/EG worden toegepast op voertuigen met hydrostatische aandrijving.

W0 

Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem is toegestaan zonder nieuwe tests, op voorwaarde dat de tegendruk dezelfde is. Als een nieuwe test vereist is, dan wordt een overschrijding van de toe te passen grenswaarde met 2 dB(A) toegestaan.

W1 

Wijziging van het uitlaatsysteem is toegestaan zonder nieuwe tests van uitlaatemissies, CO2-uitstoot en brandstofverbruik, op voorwaarde dat er geen gevolgen zijn voor de emissiebeperkingsapparatuur, inclusief de deeltjesfilters (indien aanwezig). Op het gewijzigde voertuig hoeven geen nieuwe verdampingsproeven te worden uitgevoerd, indien de apparatuur voor de beperking van de verdamping wordt behouden zoals zij door de fabrikant van het basisvoertuig werd geplaatst.

Een EU-typegoedkeuring die voor het meest representatieve basisvoertuig is verleend, blijft geldig, ongeacht veranderingen in de referentiemassa.

W2 

Wijziging van de plaats en lengte van de vulpijp, van de brandstofleidingen en van de brandstofdamppijpen is toegestaan zonder nieuwe tests. Verplaatsing van de oorspronkelijke brandstoftank is toegestaan op voorwaarde dat aan alle voorschriften is voldaan. Nieuwe tests volgens bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement nr. 34 zijn echter niet vereist.

W3 

De lengterichting van de geplande gebruiksstand van de rolstoel moet parallel zijn aan de lengterichting van het voertuig.

De eigenaar van het voertuig moet er op passende wijze over worden geïnformeerd dat het gebruik van een rolstoel met een aan het desbetreffende deel van norm ISO 7176-19:2008 beantwoordende structuur wordt aanbevolen, om de krachten die in diverse rijomstandigheden door het vastzetmechanisme worden overgedragen te kunnen weerstaan.

De zitplaatsen van een voertuig mogen zonder nieuwe tests worden aangepast, op voorwaarde dat aan de technische dienst kan worden aangetoond dat de verankeringen, mechanismen en hoofdsteunen ervan hetzelfde prestatieniveau garanderen.

De voorschriften voor de bagagebevestiging van VN/ECE-Reglement nr. 17 zijn niet van toepassing.

W4 

Naleving van de desbetreffende regelgevingshandelingen is vereist voor de instaphulpmiddelen, wanneer deze zich in rustpositie bevinden.

W5 

Elke plaats voor een rolstoel moet worden uitgerust met verankeringen waaraan een rolstoelvastzetsysteem en een beveiligingssysteem voor inzittenden (RVSBI) worden gemonteerd, en die voldoen aan de aanvullende voorschriften voor het testen van rolstoelvastzetsystemen en beveiligingssystemen voor inzittenden van aanhangsel 3.

W6 

Elke plaats voor een rolstoel moet worden uitgerust met een veiligheidsgordel voor inzittenden die voldoet aan de aanvullende voorschriften voor het testen van rolstoelvastzetsystemen en beveiligingssystemen voor inzittenden van aanhangsel 3.

Wanneer de verankeringspunten voor veiligheidsgordels als gevolg van de verbouwing buiten de in punt 7.7.1 van VN/ECE-Reglement nr. 16-06 beschreven tolerantiezone moeten worden verplaatst, moet de technische dienst controleren of de wijziging een worst case is of niet. Als dit het geval is, moet de test in punt 7.7.1 van VN/ECEReglement nr. 16-06 worden uitgevoerd. Er hoeft geen uitbreiding van de EUtypegoedkeuring te worden afgegeven. De test mag worden uitgevoerd met onderdelen die niet zijn onderworpen aan de door VN/ECE-reglement nr. 16-06 voorgeschreven behandelingstest.

W8 

Voor berekeningen wordt de massa van de rolstoel, inclusief de gebruiker ervan, geacht 160 kg te bedragen. De massa moet worden geconcentreerd in het punt P van de surrogaatrolstoel die is geplaatst in de door de fabrikant opgegeven gebruiksstand.

Elke beperking van de passagierscapaciteit als gevolg van het gebruik van een of meer rolstoelen moet in de gebruiksaanwijzing, op blz. 2 van het EUtypegoedkeuringscertificaat en in het conformiteitscertificaat (onder opmerkingen) worden vermeld.

W9

Wijziging van de lengte van het uitlaatsysteem is toegestaan zonder nieuwe tests, op voorwaarde dat de uitlaattegendruk dezelfde blijft.

Y

Mits alle verplichte verlichtingsvoorzieningen zijn geïnstalleerd.

Z

De voorschriften over het uitsteken van open ramen zijn niet van toepassing op het woongedeelte.

Z1 

Mobiele kranen met meer dan zes assen worden beschouwd als terreinvoertuigen (categorie N3G) als minstens drie assen worden aangedreven en op voorwaarde dat zij voldoen aan de bepalingen van bijlage II, punt 4.3, onder b), ii) en iii), en van punt 4.3, onder c).



BIJLAGE V

PROCEDURES VOOR EU-TYPEGOEDKEURING

1.    Doelstellingen en toepassingsgebied

1.1.    Deze bijlage bevat de te volgen procedures voor de behoorlijke werking van de typegoedkeuring van voertuigen overeenkomstig de artikelen 24, 25 en 26.

1.2.    Tevens bevat zij:

a)    de lijst van internationale normen die relevant zijn voor het aanwijzen van de technische diensten overeenkomstig de artikelen 72 en 74;

b)    de beschrijving van de procedure voor de beoordeling van de vaardigheden van de technische diensten overeenkomstig artikel 77;

c)    de algemene voorschriften voor het opstellen van testrapporten door de technische diensten.

2.    Typegoedkeuringsprocedure

Bij ontvangst van een aanvraag voor typegoedkeuring voor een voertuig gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a)    zij controleert of alle EU-typegoedkeuringscertificaten die zijn afgegeven op grond van de regelgevingshandelingen die van toepassing zijn op de typegoedkeuring van voertuigen, het voertuigtype omvatten en aan de voorschriften voldoen;

b)    zij vergewist zich ervan dat de voertuigspecificaties en gegevens van deel I van het inlichtingenformulier voor het voertuig ook in de informatiepakketten en de overeenkomstig de desbetreffende regelgevingshandelingen afgegeven EU-typegoedkeuringscertificaten zijn opgenomen;

c)    wanneer een nummer van een punt van deel I van het inlichtingenformulier niet voorkomt in het informatiepakket van een van de regelgevingshandelingen, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

d)    zij verricht keuringen, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren type voertuig om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot de relevante EU-typegoedkeuringscertificaten;

e)    zij verricht, indien van toepassing, relevante controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden;

f)    zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van voorzieningen zoals bedoeld in de noten 1 en 2 van bijlage IV, deel I;

g)    zij verricht de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, om te waarborgen dat aan de voorschriften in noot 5 van bijlage IV, deel I, is voldaan.

3.    Combinatie van technische specificaties

Het aantal ter beschikking te stellen voertuigen moet voldoende zijn om een behoorlijke controle volgens de hiernavolgende criteria mogelijk te maken van de verschillende goed te keuren combinaties:

Technische specificaties

Voertuigcategorie

M1 

M2 

M3 

N1 

N2 

N3 

O1 

O2 

O3 

O4 

Motor

X

X

X

X

X

X

Versnellingsbak

X

X

X

X

X

X

Aantal assen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen)

X

X

X

X

X

X

Gestuurde assen (aantal en plaats)

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Carrosserievormen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Aantal deuren

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Kant van het stuur

X

X

X

X

X

X

Aantal zitplaatsen

X

X

X

X

X

X

Uitrustingsniveau

X

X

X

X

X

X

4.    Bijzondere bepalingen

Als er geen goedkeuringscertificaat overeenkomstig een van de desbetreffende regelgevingshandelingen beschikbaar is, gaat de goedkeuringsinstantie als volgt te werk:

a)    zij zorgt ervoor dat de nodige tests en controles volgens de voorschriften van elk van de desbetreffende regelgevingshandelingen plaatsvinden;

b)    zij controleert of het voertuig in overeenstemming is met de gegevens van het informatiedossier van het voertuig en of het voldoet aan de technische voorschriften van elk van de desbetreffende regelgevingshandelingen;

c)    zij verricht, indien van toepassing, relevante controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden;

d)    zij verricht, indien van toepassing, de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, met betrekking tot de aanwezigheid van voorzieningen zoals bedoeld in de noten 1 en 2 van bijlage IV, deel I;

e)    zij verricht de noodzakelijke controles, of laat deze verrichten, om te waarborgen dat aan de voorschriften in noot 5 van bijlage IV, deel I, is voldaan.



Aanhangsel 1

Normen waaraan de in artikel 72 bedoelde entiteiten moeten voldoen

1.

Activiteiten in verband met tests voor typegoedkeuring die moeten worden verricht overeenkomstig de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen:

1.1.

Categorie A (tests verricht in eigen voorzieningen):

EN ISO/IEC 17025:2005 betreffende de algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria.

Een technische dienst die is aangewezen voor activiteiten van categorie A mag de tests die worden beschreven in de regelgevingshandelingen waarvoor hij is aangewezen, in de voorzieningen van een fabrikant of een vertegenwoordiger verrichten of daar toezicht op houden.

1.2.

Categorie B (toezicht op tests die in de voorzieningen van een fabrikant of van een vertegenwoordiger worden verricht):

EN ISO/IEC 17020:2012 betreffende de algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren.

Vóór het verrichten van of toezicht houden op tests in de voorzieningen van een fabrikant of een vertegenwoordiger controleert de technische dienst of de testvoorzieningen en meetinstrumenten voldoen aan de ter zake geldende voorschriften van de in punt 1.1 vermelde norm.

2.

Activiteiten in verband met de conformiteit van de productie

2.1.

Categorie C (procedure voor de eerste beoordeling en de controles in het kader van het toezicht op het systeem voor kwaliteitszorg van de fabrikant):

EN ISO/IEC 17021:2011 betreffende de eisen voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen uitvoeren.

2.2.

Categorie D (keuren of testen van productiemonsters of het toezicht houden op het keuren of testen):

EN ISO/IEC 17020:2012 betreffende de algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren.



Aanhangsel 2

Procedure voor de beoordeling van de technische diensten

1.    Doelstellingen en toepassingsgebied

1.1.    In dit aanhangsel worden de voorschriften vastgesteld voor de procedure voor de beoordeling van de technische diensten door de in artikel 77 bedoelde bevoegde instantie.

1.2.    Deze voorschriften zijn van toepassing op alle technische diensten, ongeacht hun juridische status (onafhankelijke organisatie, fabrikant of goedkeuringsinstantie die als technische dienst optreedt).

2.    Beoordelingen

Het uitvoeren van een beoordeling is onderworpen aan:

i)    het beginsel van de onafhankelijkheid, dat de basis vormt voor de onpartijdigheid en de objectiviteit van de conclusies;

ii)    het beginsel dat de aanpak gebaseerd moet zijn op feiten, wat garant staat voor betrouwbare en reproduceerbare conclusies.

Controleurs moeten blijk geven van betrouwbaarheid en integriteit. Zij nemen vertrouwelijkheid en geheimhouding in acht.

Zij geven de resultaten en hun conclusies waarheidsgetrouw en nauwkeurig weer.

3.    Vereiste vaardigheden van de controleurs

3.1.    De beoordelingen mogen uitsluitend worden verricht door controleurs die daartoe de nodige technische en administratieve kennis hebben.

3.2.    De controleurs hebben een specifieke opleiding voor beoordelingsactiviteiten gekregen. Zij beschikken bovendien over specifieke kennis van de technische sector waarin de technische dienst zijn activiteiten zal verrichten.

3.3.    Onverminderd de punten 3.1 en 3.2 wordt de in artikel 77 bedoelde beoordeling verricht door controleurs die geen belang hebben bij de activiteiten waarvoor de beoordeling wordt verricht.

4.    Aanvraag tot aanwijzing

4.1.    Een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de aanvragende technische dienst dient bij de bevoegde instantie een formele aanvraag in, die de volgende gegevens bevat:

a)    algemene kenmerken van de technische dienst, onder meer ondernemingsvorm, naam, adressen, juridische status en technische middelen;

b)    een gedetailleerde beschrijving, inclusief curriculum vitae, van het met het uitvoeren van de tests belast personeel en van het leidinggevend personeel, gestaafd door diploma's of bewijzen van beroepskwalificaties;

c)    technische diensten die virtuele testmethoden gebruiken tonen hun bekwaamheid in het werken in een computergesteunde omgeving aan;

d)    algemene informatie over de technische dienst, waaronder over de activiteiten ervan, de verhouding tot een ruimer ondernemingsverband, indien van toepassing, en de adressen van alle fysieke locaties die onder het toepassingsgebied van de aanwijzing moeten vallen;

e)    een verklaring van de technische dienst dat aan alle voorschriften voor de aanwijzing en de andere verplichtingen wordt voldaan, zoals voorzien in de desbetreffende regelgevingshandelingen waarvoor de dienst is aangewezen;

f)    een beschrijving van de diensten voor conformiteitsbeoordeling die de technische dienst verricht in het kader van de desbetreffende regelgevingshandelingen, en een lijst van de regelgevingshandelingen waarvoor de technische dienst verzoekt aangewezen te worden, met inbegrip van beperkingen van de mogelijkheden, indien van toepassing;

g)    een exemplaar van het kwaliteitsborgingshandboek van de technische dienst.

4.2.    De bevoegde instantie gaat na of de door de technische dienst verstrekte informatie adequaat is.

4.3.    De technische dienst stelt de goedkeuringsinstantie in kennis van alle wijzigingen van de overeenkomstig punt 4.1 verstrekte informatie.

5.    Beoordeling van de middelen

De bevoegde instantie gaat na of zij de technische dienst kan beoordelen, rekening houdend met haar eigen beleid, haar competentie en de beschikbaarheid van geschikte controleurs en deskundigen.

6.    Uitbesteden van de beoordeling

6.1.    De bevoegde instantie kan gedeelten van de beoordeling aan een andere aanwijzende instantie uitbesteden of de hulp inroepen van technische deskundigen van andere bevoegde instanties. De onderaannemers en de deskundigen moeten door de aanvragende technische dienst worden aanvaard.

6.2.    De bevoegde instantie houdt rekening met accreditatiecertificaten van passende reikwijdte om de algemene beoordeling van de technische dienst te voltooien.

7.    Voorbereiding op de beoordeling

7.1.    De bevoegde instantie wijst formeel een beoordelingsteam aan. De bevoegde instantie ziet erop toe dat bij elke opdracht de passende expertise beschikbaar is. Het team als geheel heeft in het bijzonder de volgende kenmerken:

a)    het beschikt over passende kennis van het specifieke toepassingsgebied waarvoor om aanwijzing wordt verzocht, en

b)    het heeft voldoende kennis om een betrouwbare beoordeling te kunnen verrichten van de competentie van de technische dienst om binnen het toepassingsgebied van de aanwijzing te functioneren.

7.2.    De bevoegde instantie geeft een duidelijke omschrijving van de opdracht die aan het beoordelingsteam wordt gegeven. Het beoordelingsteam heeft tot taak de documenten die de aanvragende technische dienst heeft ingediend, te beoordelen en de beoordeling ter plaatse te verrichten.

7.3.    De bevoegde instantie maakt met de technische dienst en het beoordelingsteam afspraken over het tijdschema voor de beoordeling. De bevoegde instantie streeft hierbij evenwel naar een datum die in overeenstemming is met het plan voor controle en herbeoordeling.

7.4.    De bevoegde instantie zorgt ervoor dat het beoordelingsteam over de juiste documenten met voorschriften, de vorige beoordelingsverslagen en de desbetreffende documenten en stukken van de technische dienst beschikt.

8.    Beoordeling ter plaatse

Het beoordelingsteam verricht de beoordeling van de technische dienst op de locatie van de technische dienst waarvandaan een of meer sleutelactiviteiten worden verricht, en woont in voorkomend geval activiteiten bij op andere geselecteerde locaties waar de technische dienst werkzaam is.

9.    Analyse van de bevindingen en beoordelingsverslag

9.1.    Het beoordelingsteam analyseert alle relevante gegevens en bewijzen die zijn verzameld tijdens de beoordeling van documenten en stukken en tijdens de beoordeling ter plaatse. Deze analyse moet het team voldoende mogelijkheden bieden om te bepalen in hoeverre de technische dienst competent is en aan de voorwaarden voor aanwijzing voldoet.

9.2.    De procedures voor verslaglegging van de bevoegde instantie moeten garanderen dat aan de hiernavolgende voorschriften wordt voldaan.

9.2.1.    Het beoordelingsteam en de technische dienst komen bijeen voordat het team de locatie verlaat. Het beoordelingsteam brengt bij die gelegenheid schriftelijk en/of mondeling verslag uit over de uitslag van de analyse. De technische dienst krijgt de gelegenheid vragen te stellen over de uitslag, onder meer over eventuele gevallen van non-conformiteit, alsmede over de gegevens waarop de uitslag is gebaseerd.

9.2.2.    Voorts wordt onverwijld een schriftelijk verslag over het resultaat van de beoordeling aan de technische dienst voorgelegd. Dit beoordelingsverslag bevat opmerkingen over de competentie en de conformiteit, en geeft eventuele gevallen van non-conformiteit aan die moeten worden verholpen teneinde aan alle voorschriften voor aanwijzing te voldoen.

9.2.3.    De technische dienst wordt verzocht te reageren op het beoordelingsverslag en om de specifieke maatregelen te omschrijven die zijn genomen of binnen een welbepaalde termijn zullen worden genomen om aangegeven gevallen van non-conformiteit te verhelpen.

9.3.    De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de maatregelen van de technische dienst toereikend en doeltreffend zijn voor het verhelpen van onvolkomendheden. Indien de maatregelen van de technische dienst ontoereikend worden geacht, wordt om nadere informatie verzocht. Bovendien kan worden verzocht om het bewijs te leveren van de daadwerkelijke uitvoering van de genomen maatregelen, of kan een follow-upbeoordeling worden verricht om de daadwerkelijke uitvoering van corrigerende maatregelen na te gaan.

9.4.    Het beoordelingsverslag moet minstens de volgende gegevens bevatten:

a)    de unieke identificatie van de technische dienst;

b)    de datum of de data van de beoordeling ter plaatse;

c)    de naam van de bij de beoordeling betrokken controleur(s) en/of deskundige(n);

d)    de unieke identificatie van alle beoordeelde locaties;

e)    het voorgestelde toepassingsgebied voor aanwijzing dat werd beoordeeld;

f)    een verklaring betreffende de doelmatigheid van de interne organisatie en procedures van de technische dienst die het vertrouwen in de competentie van de dienst bevestigt, in samenhang met het voldoen aan de eisen voor aanwijzing;

g)    informatie over het oplossen van alle gevallen van non-conformiteit;

h)    een aanbeveling om de aanvrager al dan niet aan te wijzen of te bevestigen als technische dienst, en zo ja, het toepassingsgebied van de aanwijzing.

10.    Toekennen of bevestigen van een aanwijzing

10.1.    De goedkeuringsinstantie neemt zo snel mogelijk een besluit over de toekenning, bevestiging of uitbreiding van een aanwijzing op basis van het (de) beoordelingsverslag(en) en alle andere relevante informatie.

10.2.    De goedkeuringsinstantie geeft een certificaat af aan de technische dienst. Dit certificaat bevat de volgende gegevens:

a)    de identificatiegegevens en het logo van de goedkeuringsinstantie;

b)    de unieke identificatiegegevens van de aangewezen technische dienst;

c)    de werkelijke datum van de aanwijzing en de datum waarop de aanwijzing verstrijkt;

d)    een korte omschrijving of een verwijzing naar het toepassingsgebied van de aanwijzing (desbetreffende regelgevingshandelingen of gedeelten daarvan);

e)    een verklaring van conformiteit en een verwijzing naar deze verordening.

11.    Herbeoordeling en controle

11.1.    Een herbeoordeling is vergelijkbaar met een eerste beoordeling, met dien verstande dat tevens rekening wordt gehouden met de ervaringen tijdens voorgaande beoordelingen. Controlebeoordelingen ter plaatse zijn minder uitgebreid dan herbeoordelingen.

11.2.    De bevoegde instantie stelt haar plan voor herbeoordeling en controle van elke aangewezen technische dienst zodanig op dat regelmatig representatieve steekproeven van het toepassingsgebied van de aanwijzing worden beoordeeld.

De tijd tussen beoordelingen ter plaatse in het kader van herbeoordeling of controle, hangt af van de gelijkmatigheid waarvan de technische dienst blijk heeft gegeven.

11.3.    Wanneer bij een controle of herbeoordeling gevallen van non-conformiteit worden vastgesteld, stelt de bevoegde instantie strikte termijnen vast voor de uitvoering van corrigerende maatregelen.

11.4.    Wanneer de maatregelen ter correctie of verbetering niet binnen de afgesproken termijn zijn genomen of ontoereikend worden geacht, neemt de bevoegde instantie passende maatregelen, zoals het verrichten van een bijkomende beoordeling of de schorsing/intrekking van de aanwijzing voor een of meer van de activiteiten waarvoor de technische dienst is aangewezen.

11.5.    Wanneer de bevoegde instantie besluit om de aanwijzing van een technische dienst te schorsen of in te trekken, brengt zij de technische dienst daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte. De bevoegde instantie neemt in ieder geval alle nodige maatregelen om de continuïteit te waarborgen van de activiteiten waarmee de technische dienst reeds een aanvang heeft gemaakt.

12.    Registers betreffende aangewezen technische diensten

12.1.    De bevoegde instantie houdt registers van technische diensten bij, ten bewijze dat daadwerkelijk aan de eisen voor aanwijzing, onder meer qua competentie, is voldaan.

12.2.    De bevoegde instantie beveiligt de registers betreffende de technische diensten teneinde de vertrouwelijkheid te waarborgen.

12.3.    De registers betreffende de technische diensten omvatten ten minste de volgende elementen:

a)    relevante correspondentie;

b)    stukken en verslagen betreffende de beoordelingen;

c)    afschriften van aanwijzingscertificaten.



Aanhangsel 3

Algemene voorschriften voor de indeling van de testrapporten

1.    Voor elke in bijlage IV, deel I, vermelde regelgevingshandeling voldoet het testrapport aan de voorschriften van norm EN ISO/IEC 17025:2005. Het testrapport bevat met name de in punt 5.10.2, inclusief voetnoot 1, van die norm genoemde gegevens.

2.    Het model van de testrapporten wordt door de goedkeuringsinstantie vastgesteld volgens haar standaarden voor goede praktijken.

3.    Het testrapport wordt opgesteld in een door de goedkeuringsinstantie te bepalen officiële taal van de Unie.

4.    Het testrapport moet minstens de volgende gegevens bevatten:

a)    de identificatie van het geteste voertuig, het geteste onderdeel of de geteste technische eenheid;

b)    een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het voertuig, het onderdeel of de technische eenheid in samenhang met de desbetreffende regelgevingshandeling;

c)    de resultaten van de in de desbetreffende regelgevingshandelingen voorgeschreven metingen en, indien nodig, de grens- of drempelwaarden waaraan moet worden voldaan;

d)    de naar aanleiding van elke onder c), genoemde meting genomen beslissing: goedgekeurd of afgekeurd;

e)    een gedetailleerde verklaring van naleving van de verschillende voorschriften waaraan moet worden voldaan, dat wil zeggen voorschriften waarvoor geen metingen nodig zijn.

Het testrapport moet bijvoorbeeld een verklaring bevatting waarin naleving van de voorschriften van bijlage II, deel B, van Verordening (EU) nr. 19/2011 als volgt wordt gemeld: "de plaats waarop het identificatienummer van het voertuig door middel van ponsen is aangebracht voldoet aan de voorschriften van bijlage II, deel B";

f)    wanneer andere dan in de regelgevingshandelingen voorgeschreven testmethoden zijn toegestaan, bevat het testrapport een beschrijving van de voor de test gebruikte testmethode.

g)    tijdens het testen genomen foto's; het aantal foto's wordt bepaald door de goedkeuringsinstantie.

Bij virtuele tests kunnen de foto's vervangen worden door schermafdrukken of andere geschikte bewijsstukken;

h)    conclusies;

i)    waar sprake is van meningen en interpretaties zijn deze naar behoren verantwoord en duidelijk als zodanig in het testrapport aangegeven.

5.    Wanneer de tests worden uitgevoerd op een voertuig, onderdeel of technische eenheid dat of die een aantal van de meest ongunstige kenmerken op het gebied van het vereiste prestatieniveau bezit, d.w.z. het "slechtste geval", bevat het testrapport een aantekening waarin wordt beschreven hoe de fabrikant in overeenstemming met de goedkeuringsinstantie tot zijn keuze is gekomen.



BIJLAGE VI

MODELLEN VAN HET EU-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

MODEL A

(voor de EU-typegoedkeuring van een voertuig)

Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)

EU-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de goedkeuringsinstantie

Datum waarop de geldigheid van dit certificaat afloopt: dd/mm/jjjj(4)

Mededeling betreffende:

van een type:

— EU-typegoedkeuring (1)

— uitbreiding van EU-typegoedkeuring (1)

— weigering van EU-typegoedkeuring (1)

— intrekking van EU-typegoedkeuring (1)

— compleet voertuig (1)

— voltooid voertuig (1)

— incompleet voertuig (1)

— voertuig met complete en incomplete varianten (1)

— voertuig met voltooide en incomplete varianten (1)

verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/201X, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/… (1)

EU-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

DEEL I

1.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant):

1.2.    Type:

1.2.1.    Handelsbenaming(en) (2):

01.3.    Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig:

1.3.1.    Plaats van dat identificatiemiddel:

1.4.    Voertuigcategorie (3):

____________________________

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)    Indien deze informatie niet beschikbaar is op het ogenblik dat de typegoedkeuring wordt verleend, moet ze uiterlijk worden ingevuld op het ogenblik dat het voertuig op de markt wordt gebracht.

(3)    Zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, van Verordening (EU) .../...

(4)    Vermelden volgens artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) .../....



1.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant van het complete/voltooide voertuig (1):

1.5.1.    In het geval van meerfasentypegoedkeuring, naam van de onderneming en adres van de fabrikant van het basisvoertuig of het voertuig in de vorige fase(n):

1.8.    Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

1.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant:

DEEL II

Hierbij verklaart ondergetekende dat de door de fabrikant in bijgevoegd inlichtingenformulier gegeven beschrijving van het voertuigtype (door de goedkeuringsinstantie is (zijn) een exemplaar (exemplaren) uitgekozen en dat/die is/zijn door de fabrikant aangeboden als prototype(n) van het voertuigtype) juist is en dat bijgevoegde keuringsresultaten van toepassing zijn op het voertuigtype.

1.    Voor complete en voltooide voertuigen/varianten (1):

Het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van alle desbetreffende regelgevingshandelingen in bijlage IV (2) van Verordening (EU) nr. XXX/201.

1.1.    Beperkingen van de geldigheid (1)(3):………………………………………………………….

1.2.    Toegepaste ontheffingen (1)(3)(4): ………………………………………………………….

1.2.1. Reden voor de ontheffingen (1)(4): ………………………………………………………

1.2.2. Alternatieve voorschriften (1)(4): ………………………………………………………

2.    Voor incomplete voertuigen/varianten (1):

het voertuigtype voldoet/voldoet niet (1) aan de technische voorschriften van de regelgevingshandelingen die in de tabel op bladzijde 2 staan vermeld.

3.    De goedkeuring is verleend/geweigerd/ingetrokken (1).

4.    De goedkeuring wordt verleend overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EU) nr. XXX/201X en de geldigheid van de goedkeuring is derhalve beperkt tot .../.../... (dd/mm/jj).

(Plaats)

(Handtekening)

(Datum)

_____________

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)    Zie bladzijde 2.

(3) Alleen toepasselijk op de typegoedkeuring van een voertuig met ontheffing voor een nieuwe technologie of een nieuw concept krachtens artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/201X.

(4) Alleen toepasselijk op een nationale typegoedkeuring voor kleine series, overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. XXX/201X.

Bijlagen:

Informatiepakket

Testresultaten (zie bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. XXX/201X.

Naam en handtekening (specimens) van de personen die gemachtigd zijn conformiteitscertificaten te ondertekenen en een verklaring omtrent hun functie in het bedrijf.

NB:

   Indien dit model overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/201X wordt gebruikt voor de typegoedkeuring van een voertuig met ontheffing voor een nieuwe technologie of een nieuw concept, luidt het opschrift van het certificaat "VOORLOPIG CONFORMITEITSCERTIFICAAT, ENKEL GELDIG OP HET GRONDGEBIED VAN ...(LS)".

Overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/201X wordt in het opschrift van het voorlopige conformiteitscertificaat ook in plaats van "COMPLETE VOERTUIGEN" het volgende vermeld: "VOOR COMPLETE VOERTUIGEN WAARVOOR TYPEGOEDKEURING IS VERLEEND OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 37 VAN VERORDENING (EU) NR. XXX/201X VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN [DD VAN MAAND VAN JAAR] BETREFFENDE DE GOEDKEURING VAN EN HET MARKTTOEZICHT OP MOTORVOERTUIGEN EN AANHANGWAGENS DAARVAN EN SYSTEMEN, ONDERDELEN EN TECHNISCHE EENHEDEN DIE VOOR DERGELIJKE VOERTUIGEN ZIJN BESTEMD (VOORLOPIGE GOEDKEURING)".

   Indien dit model overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. XXX/201X wordt gebruikt voor een nationale typegoedkeuring voor kleine series, wordt in het opschrift "CERTIFICAAT VAN NATIONALE TYPEGOEDKEURING VOOR IN KLEINE SERIES GEPRODUCEERDE VOERTUIGEN" vermeld. De aard van de ontheffingen, de ondersteunende redenen en de krachtens artikel 40, lid 2, van Verordening (EU) nr. XXX/201X vastgestelde alternatieve voorschriften worden gespecificeerd.



EU-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Bladzijde 2

Deze EU-typegoedkeuring is voor wat varianten of uitvoeringen van incomplete en voltooide voertuigen betreft, gebaseerd op de goedkeuring(en) voor de onderstaande incomplete voertuigen:

Fase 1: Fabrikant van het basisvoertuig:

EU-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Van toepassing op varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval):

Fase 2: Fabrikant:

EU-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Van toepassing op varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval):

Fase 3: Fabrikant:

EU-typegoedkeuringsnummer:

Datum:

Van toepassing op varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval):

Wanneer de goedkeuring betrekking heeft op een of meer incomplete varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval), aangeven welke varianten of uitvoeringen (in voorkomend geval) compleet of voltooid zijn.

Complete/voltooide variant(en):

Lijst van voorschriften die van toepassing zijn op het goedgekeurde incomplete voertuigtype of de goedgekeurde incomplete variant of uitvoering (in voorkomend geval, waarbij rekening wordt gehouden met het toepassingsgebied en de laatste wijziging van elk van de regelgevingshandelingen in onderstaande tabel).

Nummer

Onderwerp

Regelgevingshandeling

Laatste wijziging

Van toepassing op de variant of, in voorkomend geval, de uitvoering

(Alleen onderwerpen noemen waarvoor een EU-typegoedkeuring bestaat)

In het geval van voertuigen voor speciale doeleinden, toegestane ontheffingen of bijzondere bepalingen overeenkomstig bijlage IV, deel III, en toegestane ontheffingen overeenkomstig artikel 37:

Regelgevingshandeling

Punt

Soort goedkeuring en aard van de ontheffing

Van toepassing op de variant of, in voorkomend geval, de uitvoering



Aanhangsel

Lijst van regelgevingshandelingen waaraan het voertuigtype voldoet

(alleen invullen in het geval van typegoedkeuring overeenkomstig artikel 26, lid 6)

Onderwerp (1)

Regelgevingshandeling (1)

Gewijzigd bij

Van toepassing op varianten

1A.    Geluidsniveau

2.    Emissies

3.    Brandstoftanks/beschermingsvoorzieningen aan de achterzijde

(1) Overeenkomstig bijlage IV bij deze Verordening.



MODEL B

(Voor de typegoedkeuring van een voertuig met betrekking tot een systeem)

Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)

EU-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de goedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende:

   EU-typegoedkeuring (1)

van een type systeem/type voertuig met betrekking tot een systeem (1)

   uitbreiding van EU-typegoedkeuring (1)

   weigering van EU-typegoedkeuring (1)

   intrekking van EU-typegoedkeuring (1)

verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/201X/Verordening (EG) nr. .../... (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/… (1) 

EU-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

DEEL I

1.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant):

1.2.    Type:

1.2.1.    Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

1.3.    Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (2):

1.3.1.    Plaats van dat identificatiemiddel:

1.4.    Voertuigcategorie (3):

1.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant:

1.8.    Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

1.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant:

___________________

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)    Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool "?" (bv. ABC??123??).

(3)    Zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, van Verordening (EU) nr. .../...



DEEL II

1.    Eventuele aanvullende informatie: zie addendum.

2.    Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:

3.    Datum van het testrapport:

4.    Nummer van het testrapport:

5.    Eventuele opmerkingen: zie addendum.

6.    Plaats:

7.    Datum:

8.    Handtekening:

Bijlagen:

Informatiepakket

Testrapport

Addendum

bij EU-typegoedkeuringscertificaat nr. …

1.    Aanvullende informatie

1.1.    […]:

1.1.1.    […]:

[…]

2.    Typegoedkeuringsnummer van elk onderdeel of elke technische eenheid dat of die op het voertuig is gemonteerd om aan Verordening (EU) nr. .../... te voldoen

2.1.    […]:

3.    Opmerkingen

3.1.    […]:



MODEL C

(voor de typegoedkeuring van een onderdeel of technische eenheid)

Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)

EU-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de goedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende:

   EU-typegoedkeuring (1)

   uitbreiding van EU-typegoedkeuring (1)

   weigering van EU-typegoedkeuring (1)

   intrekking van EU-typegoedkeuring (1)

verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/201X/Verordening (EG) nr. .../... (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/… (1)

EU-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

DEEL I

1.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant):

1.2.    Type:

1.3.    Middel tot identificatie van het type, indien aangegeven op het onderdeel/de technische eenheid (1) (2):

1.3.1.    Plaats van dat identificatiemiddel:

1.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant:

1.7.    In het geval van onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het EU-goedkeuringsmerk:

1.8.    Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

1.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant:

______________

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)    Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens in de mededeling worden weergegeven door het symbool "?" (bv. ABC??123??).



DEEL II

1.    Eventuele aanvullende informatie: zie addendum.

2.    Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:

3.    Datum van het testrapport:

4.    Nummer van het testrapport:

5.    Eventuele opmerkingen: zie addendum.

6.    Plaats:

7.    Datum:

8.    Handtekening:

Bijlagen:

Informatiepakket

Testrapport

Addendum

bij EU-typegoedkeuringscertificaat nr. …

1.    Aanvullende informatie

1.1.    […]:

1.1.1.    […]:

[…]

2.    Eventuele beperking op het gebruik ervan

2.1.    […]:

3.    Opmerkingen

3.1.    […]:



MODEL D

(voor de geharmoniseerde individuele goedkeuring van een voertuig krachtens artikel 42)

Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)

EU-GOEDKEURINGSCERTIFICAAT INDIVIDUEEL VOERTUIG 

Naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de goedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende de individuele EU-goedkeuring van een voertuig krachtens artikel 41 van Verordening (EU) nr. XXX/201X

DEEL I

1.1.

Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

1.2.

1.2.1.

Handelsbenaming: …

1.4.

Voertuigcategorie (2): …

1.5.

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

1.6.

Plaats en wijze van bevestiging van de voorgeschreven platen: …

Plaats van het voertuigidentificatienummer: …

1.9.

Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

1.10.

Voertuigidentificatienummer: …

Hierbij verklaart ondergetekende [... ...naam en functie] dat voor het op [... datum van aanvraag] door [... naam en adres van de aanvrager] voor goedkeuring ter beschikking gestelde voertuig krachtens artikel 41 van Verordening (EU) nr. XXX/201X goedkeuring is verleend. Ten blijke waarvan het volgende goedkeuringsnummer is toegekend: …

Het voertuig voldoet aan bijlage IV, aanhangsel 2, bij Verordening (EU) nr. XXX/201X. Het mag zonder verdere goedkeuring permanent worden geregistreerd in lidstaten met linksrijdend/rechtsrijdend (1) verkeer die metrische/Engelse "imperiale" (1) eenheden voor de snelheidsmeter gebruiken.

______________________

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)    Overeenkomstig de definitie in bijlage II, deel A, bij Verordening (EG) nr. XXX/201X.

(4)    Kengetal van de lidstaat die het certificaat voor individuele goedkeuring van een voertuig afgeeft: (zie bijlage VII, deel 1, punt 1, bij Verordneing (EU) nr. XXX/201X).

(Plaats) (Datum)

(Handtekening (3))

(Stempel van de goedkeuringsinstantie)

[…]

[…]

[…]

Twee foto's (5) van het voertuig (minimale resolutie 640 × 480 pixels, ~ 7 × 10 cm)

_______________

(3)    Of een visuele voorstelling van een geavanceerde elektronische handtekening overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG, inclusief verificatiegegevens.

(5)    ¾ vooraanzicht en ¾ achteraanzicht



DEEL II

Algemene bouwkenmerken 

1.

Aantal assen: …en wielen: …

1.1.

Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

3.

Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): …

Belangrijkste afmetingen 

4.

Wielbasis (a): …mm

4.1.

Afstand tussen de assen: 1-2: … mm 2-3: … mm 3-4: …mm

5.

Lengte: …mm

6.

Breedte: …mm

7.

Hoogte: …mm

Massa's 

13.

Massa van het voertuig in rijklare toestand: …kg (b)

16.

Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.

Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as: 1. … kg 2. … kg 3. … kg enz.

16.4.

Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

18.

Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.

Autonome aanhangwagen: … kg

18.2.

Oplegger: …kg

18.3.

Middenasaanhangwagen: …kg

18.4.

Onberemde aanhangwagen: … kg

19.

Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor 

20.

Fabrikant van de motor: …

21.

Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.

Werkingsprincipe: …

23.

Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

25.

Cilinderinhoud: …cm3 

26.

Brandstof: diesel/benzine/lpg/aardgas – biomethaan/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.

monofuel/bifuel/flexfuel (1)

27.

Nettomaximumvermogen (c): … kW bij … min-1 of nominaal continu maximumvermogen (elektrische motor) … kW (1)

Maximumsnelheid 

29.

Maximumsnelheid: …km/h

Assen en ophanging 

30.

spoorwijdte van de assen: 1. … mm 2. … mm 3. …mm

35.

Band/wielcombinatie: …

Carrosserie 

38.

Carrosseriecode (d): …

40.

Kleur van het voertuig (e): …

41.

Aantal en configuratie van de deuren: …

42.

Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (f): …

42.1.

Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: …

42.3.

Aantal voor rolstoelgebruikers toegankelijke plaatsen: …

Koppelinrichting 

44.

Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

Milieuprestaties 

46.

Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: ...dB(A) bij een toerental van: …min-1 

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.

Uitlaatemissieniveau (g): Euro …

Andere wetgeving: …

49.

CO2-emissies/brandstofverbruik/elektriciteitsverbruik (h):

1.    alle aandrijflijnen behalve geheel elektrische voertuigen

2.    geheel elektrische voertuigen en extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen

Elektriciteitsverbruik (gewogen, gecombineerd (1)) … Wh/km

52.

Opmerkingen: …

53.

Aanvullende informatie: kilometerstand (2), ...

_______________

Toelichting bij model D

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)    Niet verplicht.

(a)    Alleen invullen wanneer het voertuig twee assen heeft.

(b)    Deze massa is de feitelijke massa van het voertuig onder de in bijlage I, punt 2.6, van Verordening (EU) nr. XXX/201X bedoelde omstandigheden.

(c)    Voor hybride elektrische voertuigen beide waarden vermelden.

(d)    Codes van bijlage II, deel C, gebruiken.

(e)    Alleen de basiskleur(en) aangeven: wit, geel, oranje, rood, paars, blauw, groen, grijs, bruin of zwart.

(f)    Met uitzondering van zitplaatsen die uitsluitend zijn bedoeld om te worden gebruikt wanneer het voertuig stilstaat en plaatsen voor rolstoelgebruikers.

(g)    Euronummer en, waar nodig, de code van de voor de typegoedkeuring toegepaste bepalingen vermelden.

(h)    Herhalen voor alle brandstoffen die kunnen worden gebruikt.



BIJLAGE VII

NUMMERINGSSYSTEEM VOOR EU-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICATEN (1)

1.    Het EU-typegoedkeuringsnummer bestaat bij typegoedkeuring van gehele voertuigen uit vier delen en bij typegoedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden uit vijf delen, zoals hieronder is aangegeven. In alle gevallen worden de delen gescheiden door het teken "*".

Deel 1:    De kleine letter "e" gevolgd door het kengetal van de lidstaat die de EU-typegoedkeuring verleent:

Deel 2:    Het nummer van de basisrichtlijn of -verordening.

Bij EU-typegoedkeuring van systemen, onderdelen of technische eenheden die onder de uitvoeringsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 661/2009 vallen, is de referentie voor de basisverordening het nummer van de overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 661/2009 vastgestelde uitvoeringshandeling.

Deel 3:    Het nummer van de laatste wijzigingsrichtlijn of -verordening, inclusief de uitvoeringshandelingen, die op de typegoedkeuring van toepassing is overeenkomstig de volgende streepjes. Indien echter een dergelijke wijzigingsrichtlijn of -verordening of desbetreffende uitvoeringshandeling nog niet bestaat, wordt het in deel 2 vermelde nummer herhaald in deel 3:

   bij typegoedkeuringen van gehele voertuigen is dit de laatste richtlijn of verordening waarbij een of meer artikelen van Verordening (EU) nr. XXX/201X zijn gewijzigd;

_______________

(1)    Onderdelen en technische eenheden worden overeenkomstig de bepalingen van de relevante regelgevingen aangeduid.

   bij typegoedkeuringen van gehele voertuigen overeenkomstig de in artikel 39 beschreven procedure is dit de laatste richtlijn of verordening waarbij een of meer artikelen van Verordening (EU) nr. XXX/201X zijn gewijzigd, behalve dat de eerste twee cijfers (bv. 20) worden vervangen door de hoofdletters KS;

   dit is de laatste richtlijn of verordening waarin de bepalingen zijn opgenomen waaraan het systeem, het onderdeel of de technische eenheid voldoet;

   dit is de laatste verordening tot wijziging van de uitvoeringsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 661/2009, waaraan een systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet;

   indien een richtlijn of verordening, inclusief de uitvoeringshandelingen ervan, verschillende technische voorschriften bevat die vanaf bepaalde data moeten worden toegepast, wordt aan deel 3 een letter uit het alfabet toegevoegd om duidelijk aan te geven volgens welke technische voorschriften de goedkeuring werd verleend. Als het om verschillende voertuigcategorieën gaat, kan de letter ook naar een specifieke voertuigcategorie verwijzen.

Deel 4:    Een uit vier cijfers bestaand volgnummer (zo nodig met nullen beginnend) voor EU-typegoedkeuringen van gehele voertuigen of een uit vier of vijf cijfers bestaand volgnummer voor typegoedkeuring krachtens een bijzondere richtlijn of verordening, om het basisgoedkeuringsnummer te vormen. Het volgnummer van elke basisrichtlijn of -verordening begint bij 0001.

Deel 5:    Een uit twee cijfers bestaand volgnummer (zo nodig met nullen beginnend) om de uitbreiding aan te geven. De volgnummers beginnen voor elk basisgoedkeuringsnummer bij 00.

2.    In het geval van een EU-typegoedkeuring voor een geheel voertuig wordt deel 2 weggelaten.

Bij een nationale typegoedkeuring van in kleine series gebouwde voertuigen overeenkomstig artikel 40 wordt deel 2 echter vervangen door de hoofdletters NKS.

3.    Alleen op de voorgeschreven plaat (platen) van het voertuig wordt deel 5 weggelaten.

4.    Layout van de typegoedkeuringsnummers

4.1.    Voorbeeld van een derde typegoedkeuring (nog geen uitbreiding) die door Frankrijk is verleend:

i)    overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1008/2010 van de Commissie(2) (wis- en sproeisystemen voor de voorruit):

e2*1008/2010*1008/2010*00003*00

ii)    overeenkomstig Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie(3) als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 249/2012 van de Commissie(4) (voorgeschreven opschriften):

e2*19/2011*249/2012*0003*00

4.2.    Voorbeeld van de tweede uitbreiding van de vierde typegoedkeuring van een voertuig, verleend door het Verenigd Koninkrijk:

e11*2007/2046*0004*02

4.3.    Voorbeeld van een EU-typegoedkeuring voor een geheel voertuig, die door Luxemburg overeenkomstig artikel 39 aan een in kleine series gebouwd voertuig is verleend:

e13*KS07/46*0001*00.

4.4.    Voorbeeld van een nationale typegoedkeuring die door Nederland overeenkomstig artikel 40 aan een in kleine series gebouwd voertuig is verleend:

e4*NKS*0001*00.

4.5.    Voorbeeld van het typegoedkeuringsnummer dat op de verplichte plaat (platen) van het voertuig moet worden gestempeld:

e11*2007/2046*0004.

5.    Bijlage VII is niet van toepassing op overeenkomstig de in bijlage IV vermelde VN/ECE-reglementen verleende typegoedkeuringen aangezien het desbetreffende nummeringsysteem in de respectieve VN/ECE-reglementen is vastgesteld. Bijlage VII is echter wel van toepassing op overeenkomstig Verordening (EG) nr. 661/2009 verleende EU-typegoedkeuringen die zijn gebaseerd op VN/ECE-reglementen (d.w.z. het verwerken van nieuwe technologieën, onderdelen en technische eenheden waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend, virtueel testen en zelftesten). In dat geval is het volgende nummeringsysteem van toepassing:

Deel 1: zoals bovenstaand punt 1

Deel 2: "661/2009" (Verordening (EG) nr. 661/2009)

Deel 3: Het eerste deel is het nummer van het VN/ECE-reglement, gevolgd door "R-", het tweede deel is de wijzigingenreeks of "00" als het de oorspronkelijke reeks betreft, gevolgd door "-", en het derde deel is het supplementniveau (met nullen aan het begin indien van toepassing) of "00" wanneer er bij de betrokken reeks geen supplementen waren;

Deel 4: zoals bovenstaand punt 1

Deel 5: zoals bovenstaand punt 1

Voorbeelden:

e1*661/2009*13-HR-10-05*00001*00
(typegoedkeuring verleend door Duitsland overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 13-H, wijzigingenreeks 10, supplementniveau 5, eerste verleende goedkeuring, geen uitbreidingen);

e25*661/2009*28R-00-03*0123*05
(typegoedkeuring verleend door Kroatië overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 28,
oorspronkelijke wijzigingenreeks, supplement 3, 123e verleende goedkeuring, 5e uitbreiding).

2)    Verordening (EU) nr. 1008/2010 van de Commissie van 9 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor wis- en sproeisystemen voor de voorruit van bepaalde motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 292 van 10.11.2010, blz. 2).

3)    Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat en voor het voertuigidentificatienummer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 8 van 12.1.2011, blz. 1).

4)    Verordening (EU) nr. 249/2012 van de Commissie van 21 maart 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 19/2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 82 van 22.3.2012, blz. 1).



Aanhangsel

EU-typegoedkeuringsmerk van onderdelen of technische eenheden

1.    Het EU-typegoedkeuringsmerk voor een technische eenheid of onderdeel bestaat uit:

1.1.    een rechthoek met daarin de kleine letter "e", gevolgd door de kenletter(s) of het kengetal van de lidstaat die de EU-typegoedkeuring aan het onderdeel of de technische eenheid heeft verleend:

1

voor Duitsland;

19

voor Roemenië;

2

voor Frankrijk;

20

voor Polen;

3

voor Italië;

21

voor Portugal;

4

voor Nederland;

23

voor Griekenland;

5

voor Zweden;

24

voor Ierland;

6

voor België;

25

voor Kroatië;

7

voor Hongarije;

26

voor Slovenië;

8

voor Tsjechië;

27

voor Slowakije;

9

voor Spanje;

29

voor Estland;

11

voor het Verenigd Koninkrijk;

32

voor Letland;

12

voor Oostenrijk;

34

voor Bulgarije;

13

voor Luxemburg;

36

voor Litouwen;

17

voor Finland;

49

voor Cyprus;

18

voor Denemarken;

50

voor Malta.

1.2.    In de nabijheid van de rechthoek het "basisgoedkeuringsnummer" uit deel 4 van het typegoedkeuringsnummer, voorafgegaan door de twee cijfers van het volgnummer dat aan de recentste wijziging van de relevante afzonderlijke richtlijn of verordening is toegekend.

1.3.    Een extra symbool of extra symbolen boven de rechthoek om bepaalde kenmerken te identificeren, indien die in de desbetreffende richtlijnen of verordeningen zijn vermeld.

2.    Het typegoedkeuringsmerk van het onderdeel of de technische eenheid wordt op dat onderdeel of die technische eenheid op zodanige wijze aangebracht dat het onuitwisbaar en duidelijk leesbaar is.

3.    In het addendum wordt een voorbeeld gegeven van een typegoedkeuringsmerk van een onderdeel of technische eenheid.

4.

Dit aanhangsel is niet van toepassing op overeenkomstig de in bijlage IV vermelde VN/ECE-reglementen verleende typegoedkeuringen, aangezien de betrokken regelingen voor goedkeuringsmarkeringen in de respectieve VN/ECE-reglementen zijn vastgesteld. Dit aanhangsel is echter wel van toepassing op EU-typegoedkeuringen voor onderdelen en technische eenheden die zijn verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 661/2009 en gebaseerd op VN/ECE-reglementen (d.w.z. onderdelen of technische eenheden waarin nieuwe technologieën zijn verwerkt). In dat geval is de volgende markeringsregeling van toepassing:

De onderscheidende typegoedkeuringsmarkering is zoals voorgeschreven in het desbetreffende VN/ECE-reglement waarbij het volgende in aanmerking wordt genomen:

wanneer een cirkel om de letter "E" wordt voorgeschreven, wordt dit geen cirkel, maar een rechthoek. De hoogte (a) ervan komt ten minste overeen met de voorgeschreven diameter en de breedte is groter dan de hoogte (d.w.z. > a). In plaats van een hoofdletter "E" wordt een kleine letter "e" gebruikt, gevolgd door het kengetal van de lidstaat die de EU-typegoedkeuring aan het onderdeel of de technische eenheid heeft verleend.

Voorbeeld:

(verleend door Duitsland, gebaseerd op VN/ECE-reglement nr. 28, oorspronkelijke reeks, eerste verleende goedkeuring, voor een geluidssignaalvoorziening van klasse II waarin nieuwe technologieën zijn verwerkt).



Addendum van het aanhangsel

Voorbeeld voor een EU-typegoedkeuringsmerk van onderdelen of technische eenheden

Verklaring: bovenstaand EU-typegoedkeuringsmerk van een onderdeel is een door België onder nummer 0004 verleende EU-typegoedkeuring 01 is een volgnummer dat aangeeft aan welk niveau van technische voorschriften dit onderdeel voldoet. Het volgnummer is toegekend overeenkomstig de relevante bijzondere richtlijnen of verordeningen.

NB: In dit voorbeeld worden geen extra symbolen getoond.



BIJLAGE VIII

TESTRESULTATEN

(Dit blad moet door de goedkeuringsinstantie worden ingevuld en bij het EU-typegoedkeuringscertificaat van het voertuig worden gevoegd.)

Voor elk geval moet worden aangegeven op welke variant of uitvoering de informatie van toepassing is. Er mag niet meer dan één resultaat per uitvoering zijn. Een combinatie van verschillende resultaten per uitvoering waarbij het ongunstigste geval wordt aangegeven, is echter toegestaan. In dat geval komt in een opmerking te staan dat voor punten met een sterretje (*) alleen resultaten voor het ongunstigste geval worden vermeld.

1.    Resultaten van de geluidsniveautests

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving die op de goedkeuring van toepassing zijn. Indien een regelgeving twee of meer uitvoeringsfasen heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Variant/uitvoering:

Rijdend (dB(A)/E):

Stationair draaiend (dB(A)/E):

bij (min– 1):

2.    Resultaten van de uitlaatemissietests

2.1.    Emissies van motorvoertuigen getest volgens de procedure voor lichte voertuigen

Nummer van de recentste wijzigingsregelgeving die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de regelgeving twee of meer uitvoeringsfasen heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

Brandstof(fen) (a) … (diesel, benzine, lpg, aardgas, bifuel: benzine/aardgas, benzine/lpg, flexfuel: benzine/ethanol, aardgas/H2NG …)

2.1.1.    Test van type 1 (b) (c) (voertuigemissies in de testcyclus na een koude start)

Variant/uitvoering:

CO (mg/km)

THC (mg/km)

NMHC (mg/km)

NOx (mg/km)

THC + NOx (mg/km)

Deeltjesmassa (PM) (mg/km)

Deeltjesaantal (P) (#/km) (1)

2.1.2.    Test van type 2 (b) (c) (emissiegegevens die bij de typegoedkeuring vereist zijn in verband met de keuring van voertuigen)

Type 2-test bij laag stationair toerental:

Variant/uitvoering:

CO (vol. %)

Motortoerental (min– 1)

Motorolietemperatuur (°C)

Type 2-test bij hoog stationair toerental:

Variant/uitvoering:

CO (vol. %)

Lambdawaarde

Motortoerental (min– 1)

Motorolietemperatuur (°C)

2.1.3.    Type 3-test (cartergasemissies): …

2.1.4.    Type 4-test (verdampingsemissies): …g/test

2.1.5.    Type 5-test (duurzaamheid van systemen voor verontreinigingsbeheersing):

   afgelegde verouderingsafstand in km (bv. 160 000 km): …

   verslechteringsfactor (DF): berekend/vast (2)

   waarden:

Variant/uitvoering:

CO

THC

NMHC

NOx 

THC + NOx 

Deeltjesmassa (PM)

Deeltjesaantal (P) (1)

2.1.6.    Type 6-test (gemiddelde emissies bij lage omgevingstemperaturen):

Variant/uitvoering:

CO (g/km)

THC (g/km)

2.1.7.    OBD: ja/nee (2)

2.2.    Emissies van motoren getest volgens de procedure voor zware vrachtwagens

Nummer van de recentste wijzigingsregelgeving die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de regelgeving twee of meer uitvoeringsfasen heeft, ook de desbetreffende fase vermelden: …

Brandstof(fen) (a) … (diesel, benzine, lpg, aardgas, ethanol, …)

2.2.1.    Resultaten van de ESC-test (1) (e) (f)

Variant/uitvoering:

CO (mg/kWh)

THC (mg/kWh)

NOx (mg/kWh)

NH3 (ppm) (1)

Deeltjesmassa (mg/kWh)

Deeltjesaantal (#/kWh) (1)

2.2.2.    Resultaat van de ELR-test (1)

Variant/uitvoering:

Rookwaarde:…m– 1 

2.2.3.    Resultaat van de ETC-test (e) (f)

Variant/uitvoering:

CO (mg/kWh)

THC (mg/kWh)

NMHC (mg/kWh) (1)

CH4 (mg/kWh) (1)

NOx (mg/kWh)

NH3 (ppm) (1)

Deeltjesmassa (mg/kWh)

Deeltjesaantal (#/kWh) (1)

2.2.4.    Test bij stationair toerental (1)

Variant/uitvoering:

CO (vol. %)

Lambdawaarde (1)

Motortoerental (min– 1)

Motorolietemperatuur (°C)

2.3.    Dieselroet

Nummer van de recentste wijzigingsregelgeving die op de goedkeuring van toepassing is. Indien de regelgeving twee of meer uitvoeringsfasen heeft, ook de desbetreffende fase vermelden:

2.3.1.    Resultaten van de vrije acceleratietest

Variant/uitvoering:

Gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt (m– 1)

Normaal stationair motortoerental

Maximaal motortoerental

Olietemperatuur (min./max.)

3.    Resultaten van de tests inzake CO2-emissie, brandstof-/elektriciteitsverbruik en elektrische actieradius

Nummer van de basisregelgeving en de recentste wijzigingsregelgeving die op de goedkeuring van toepassing zijn:

3.1.    Voertuigen met verbrandingsmotor, met inbegrip van niet-extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen (novc) (1) (d)

Variant/uitvoering:

CO2-massa-emissie (stadscyclus) (g/km)

CO2-massa-emissie (buiten de stad) (g/km)

CO2-massa-emissie (gecombineerd) (g/km)

Brandstofverbruik (stadscyclus) (l/100 km) (g) 

Brandstofverbruik (buiten de stad) (l/100 km) (g) 

Brandstofverbruik (gecombineerd) (l/100 km) (g) 



3.2.    Extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen (ovc) (1)

Variant/uitvoering:

CO2-massa-emissie (toestand A, gecombineerd) (g/km)

CO2-massa-emissie (toestand B, gecombineerd) (g/km)

CO2-massa-emissie (gewogen, gecombineerd) (g/km)

Brandstofverbruik (toestand A, gecombineerd) (l/100 km) (g)

Brandstofverbruik (toestand B, gecombineerd) (l/100 km) (g)

Brandstofverbruik (gewogen, gecombineerd) (l/100 km) (g)

Elektriciteitsverbruik (toestand A, gecombineerd) (Wh/km)

Elektriciteitsverbruik (toestand B, gecombineerd) (Wh/km)

Elektriciteitsverbruik (gewogen en gecombineerd) (Wh/km)

Puur elektrische actieradius (km)

3.3.    Puur elektrische voertuigen (1)

Variant/uitvoering:

Elektriciteitsverbruik (Wh/km)

Actieradius (km)

3.4.    Waterstofcelvoertuigen (1)

Variant/uitvoering:

Brandstofverbruik (kg/100 km)



4.    Resultaten van de tests voor voertuigen uitgerust met een of meerdere eco-innovaties (h1) (h2) (h3)

Variant/uitvoering …

Besluit tot goedkeuring van de eco-innovatie (h4)

Code van de eco-innovatie (h5)

1. CO2-emissies van het basisvoertuig (g/km)

2. CO2-emissies van het eco-innovatievoertuig (g/km)

3. CO2-emissies van het basisvoertuig in type 1-testcyclus (h6)

4. CO2-emissies van het eco-innovatievoertuig in type 1-testcyclus
(= 3.5.1.3)

5. Gebruiksfactor (UF), d.w.z. het tijdsaandeel van het gebruik van de technologie onder normale omstandigheden

CO2-emissiebesparing

((1 – 2) – (3 – 4))*5

xxxx/201x

Totale CO2-emissiebesparing (g/km) (h7)

4.1.    Algemene code van de eco-innovatie(s) (h8)

Toelichtingen

(1)    Indien van toepassing.

(2)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(a)    Indien er voor de brandstof beperkingen gelden, aangeven welke (bv. voor aardgas de L-groep of de H-groep).

(b)    In het geval van bifuelvoertuigen moet de tabel worden herhaald voor de tweede brandstof.

(c)    In het geval van flexfuelvoertuigen, wanneer de test volgens figuur I.2.4 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 692/2008 op beide brandstoffen moet worden uitgevoerd, alsook in het geval van voertuigen op lpg of aardgas/biomethaan, hetzij als bifuel, hetzij als monofuel, moet de tabel worden herhaald voor de verschillende referentiegassen die in de test worden gebruikt en moeten in een extra tabel de ongunstigste resultaten worden vermeld. Indien van toepassing moet overeenkomstig de punten 1.1.2.4 en 1.1.2.5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 692/2008 worden aangegeven of de resultaten zijn gemeten of berekend.

(d)    Tabel voor elke geteste referentiebrandstof herhalen.

(e)    Voor Euro VI moet ESC worden gelezen als WHSC en ETC als WHTC.

(f)    Indien voor Euro VI motoren op cng of lpg met verschillende referentiebrandstoffen worden getest, moet voor elke geteste referentiebrandstof een nieuwe tabel worden opgesteld.

(g)    De eenheid "l/100 km" wordt vervangen door "m3/100 km" voor voertuigen op aardgas en H2NG en door "kg/100 km" voor voertuigen op waterstof.

(h)    Eco-innovaties.

(h1)    Tabel voor elke variant/uitvoering herhalen.

(h2)    Tabel voor elke geteste referentiebrandstof herhalen.

(h3)    Voeg indien nodig extra rijen toe (één rij per eco-innovatie).

(h4)    Nummer van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de eco-innovatie.

(h5)    Toegekend in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de eco-innovatie.

(h6)    Indien in plaats van de type 1-testcyclus een modelleringsmethode wordt toegepast, moet hier de waarde worden vermeld die met de modelleringsmethode wordt verkregen.

(h7)    Som van de CO2-emissiebesparingen van alle afzonderlijke eco-innovaties.

(h8)    De algemene code van de eco-innovatie(s) moet bestaan uit de volgende elementen, telkens gescheiden door een spatie:

— de code van de goedkeuringsinstantie zoals omschreven in bijlage VII;

— de individuele code van elke eco-innovatie waarmee het voertuig is uitgerust, in chronologische volgorde van de goedkeuringsbesluiten van de Commissie.

(Bv. de algemene code van drie eco-innovaties die chronologisch als 10, 15 en 16 zijn goedgekeurd en zijn ingebouwd in een voertuig dat door de Duitse typegoedkeuringsinstantie is gecertificeerd, luidt als volgt: “e1 10 15 16”.



BIJLAGE IX

CONFORMITEITSCERTIFICAAT

1.    DOELSTELLINGEN

Het conformiteitscertificaat is een door de voertuigfabrikant afgegeven verklaring voor de koper dat het gekochte voertuig op het ogenblik van de productie aan de geldende wetgeving in de Unie voldoet.

Het conformiteitscertificaat dient ook om de bevoegde instanties van de lidstaten in staat te stellen voertuigen te registreren zonder van de aanvrager aanvullende technische documentatie te moeten verlangen.

2.    ALGEMENE BESCHRIJVING

2.1.    Het conformiteitscertificaat bevat de volgende gegevens:

a)    het voertuigidentificatienummer;

b)    de datum waarop het voertuig is gebouwd;

c)    de precieze technische kenmerken van het voertuig (vermelding van een reeks waarden is niet toegestaan).

2.2.    Het conformiteitscertificaat bestaat uit twee delen:

a)    BLADZIJDE 1, bestaande uit een nalevingsverklaring van de fabrikant. Het model voor deze verklaring is voor alle voertuigcategorieën hetzelfde;

b)    BLADZIJDE 2, waar de exacte technische kenmerken van het voertuig worden beschreven. Bladzijde twee verschilt per voertuigcategorie.

2.3.    Het conformiteitscertificaat heeft maximaal formaat A4 (210 × 297 mm) of wordt tot formaat A4 gevouwen.

2.4.    Onverminderd punt 2.2, onder b), moeten de waarden en eenheden op bladzijde 2 van het conformiteitscertificaat identiek zijn aan de waarden en eenheden die zijn opgenomen in de door de desbetreffende regelgevingshandeling vereiste documentatie. Bij controles van de conformiteit van de productie worden de waarden geverifieerd aan de hand van de in de desbetreffende regelgevingshandelingen vastgestelde methoden. Daarbij wordt rekening gehouden met de in die regelgevingshandelingen vermelde toleranties.

3.    BIJZONDERE BEPALINGEN

3.1.    Model A van het conformiteitscertificaat (compleet voertuig) geldt voor voertuigen die op de weg mogen worden gebruikt zonder een aanvullende goedkeuringsfase te moeten doorlopen.

3.2.    Model B van het conformiteitscertificaat (voltooide voertuigen) geldt voor voertuigen die een aanvullende goedkeuringsfase hebben doorlopen.

Dit is een normaal gevolg van de meerfasentypegoedkeuring (waarbij bijvoorbeeld een fabrikant in de tweede fase een bus bouwt op het chassis van een voertuigfabrikant).

De elementen die tijdens de meerfasenprocedure zijn toegevoegd, moeten beknopt worden beschreven.

3.3.    Model C van het conformiteitscertificaat (incomplete voertuigen) geldt voor voertuigen die een aanvullende goedkeuringsfase moeten doorlopen (bv. vrachtwagenchassis).

Afgezien van trekkers van opleggers, moet voor conformiteitscertificaten van chassis-cabinecombinaties van categorie N model C worden gebruikt.



DEEL I

COMPLETE EN VOLTOOIDE VOERTUIGEN 

MODEL A1 — BLADZIJDE 1

COMPLETE VOERTUIGEN

CONFORMITEITSCERTIFICAAT

Bladzijde 1

Ondergetekende [… (volledige naam en functie)] verklaart hierbij dat het voertuig:

0.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

0.2.    Type: …

Variant (a): …

Uitvoering (a): …

0.2.1.    Handelsbenaming: …

0.4.    Voertuigcategorie: …

0.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.6.    Plaats en wijze van bevestiging van de voorgeschreven platen: …

Plaats van het voertuigidentificatienummer: …

0.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

0.10.    Voertuigidentificatienummer: …

0.11    Fabricagedatum: ……

in alle opzichten conform het type is als beschreven in goedkeuring (…typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die is verleend op (……afgiftedatum), en

permanent mag worden geregistreerd in lidstaten met linksrijdend/rechtsrijdend (b) verkeer die metrische/Engelse "imperiale" (c) eenheden voor de snelheidsmeter gebruiken (d).

(Plaats) (Datum): …

(Handtekening): …

NB:

-    Indien dit model overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/201X wordt gebruikt voor de typegoedkeuring van een voertuig met ontheffing voor een nieuwe technologie of een nieuw concept, luidt het opschrift van het conformiteitscertificaat "VOORLOPIG CONFORMITEITSCERTIFICAAT, ENKEL GELDIG OP HET GRONDGEBIED VAN ...(LS)".

Overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/201X wordt in het opschrift van het voorlopige conformiteitscertificaat ook in plaats van "COMPLETE VOERTUIGEN" het volgende vermeld: "VOOR COMPLETE VOERTUIGEN WAARVOOR TYPEGOEDKEURING IS VERLEEND OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 37 VAN VERORDENING (EU) NR. XXX/201X VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN [DD VAN MAAND VAN JAAR] BETREFFENDE DE GOEDKEURING VAN EN HET MARKTTOEZICHT OP MOTORVOERTUIGEN EN AANHANGWAGENS DAARVAN EN SYSTEMEN, ONDERDELEN EN TECHNISCHE EENHEDEN DIE VOOR DERGELIJKE VOERTUIGEN ZIJN BESTEMD (VOORLOPIGE GOEDKEURING)".



MODEL A2 — BLADZIJDE 1

COMPLETE VOERTUIGEN WAARVOOR IN KLEINE SERIES TYPEGOEDKEURING IS VERLEEND

[Jaar]

(volgnummer)

CONFORMITEITSCERTIFICAAT

Bladzijde 1

Ondergetekende [… (volledige naam en functie)] verklaart hierbij dat het voertuig:

0.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

0.2.    Type: …

Variant (a): …

Uitvoering (a): …

0.2.1.    Handelsbenaming: …

0.4.    Voertuigcategorie: …

0.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.6.    Plaats en wijze van bevestiging van de voorgeschreven platen: …

Plaats van het voertuigidentificatienummer: …

0.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

0.10.    Voertuigidentificatienummer: …

0.11.    Fabricagedatum: ……….

in alle opzichten conform het type is als beschreven in goedkeuring (…typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die is verleend op (……afgiftedatum), en

permanent mag worden geregistreerd in lidstaten met linksrijdend/rechtsrijdend (b) verkeer die metrische/Engelse "imperiale" (c) eenheden voor de snelheidsmeter gebruiken (d).

(Plaats) (Datum): …

(Handtekening): …



MODEL B — BLADZIJDE 1

VOLTOOIDE VOERTUIGEN

CONFORMITEITSCERTIFICAAT

Bladzijde 1 

Ondergetekende [… (volledige naam en functie)] verklaart hierbij dat het voertuig:

0.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

0.2.    Type: …

Variant (a): …

Uitvoering (a): …

0.2.1.    Handelsbenaming: …

0.2.2.    In het geval van voertuigen waarvoor meerfasentypegoedkeuring is verleend, typegoedkeuringsinformatie van het basisvoertuig of het voertuig in de vorige fase (vermeld de informatie voor elke fase.

Type: …………………………………………………………………………

Variant (a): …………………………………………………………………..

Uitvoering (a): …………………………………………………………………...

Typegoedkeuringsnummer, inclusief uitbreidingsnummer: ……………………….

0.4.    Voertuigcategorie: …

0.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.5.1.    In het geval van meerfasentypegoedkeuring, naam van de onderneming en adres van de fabrikant van het basisvoertuig of het voertuige in de vorige fase(n):

0.6.    Plaats en wijze van bevestiging van de voorgeschreven platen: …

Plaats van het voertuigidentificatienummer: …

0.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

0.10.    Voertuigidentificatienummer: …

0.11.    Fabricagedatum: …….

a)    is voltooid en als volgt is gewijzigd (1): … en

b)    in alle opzichten conform het type is als beschreven in goedkeuring (…typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die is verleend op (……afgiftedatum), en

c)    permanent mag worden geregistreerd in lidstaten met linksrijdend/rechtsrijdend (b) verkeer die metrische/Engelse "imperiale" (c) eenheden voor de snelheidsmeter gebruiken (d).

(Plaats) (Datum): …

(Handtekening): …

Bijlagen: conformiteitscertificaten die in eerdere fasen zijn afgegeven.

NB:

Indien dit model overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/2014 wordt gebruikt voor de typegoedkeuring van een voertuig met ontheffing voor een nieuwe technologie of een nieuw concept, luidt het opschrift van het certificaat "VOORLOPIG CONFORMITEITSCERTIFICAAT, ENKEL GELDIG OP HET GRONDGEBIED VAN ...(LS)".

Overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/201X wordt in het opschrift van het voorlopige conformiteitscertificaat ook in plaats van "COMPLETE VOERTUIGEN" het volgende vermeld: "VOOR COMPLETE VOERTUIGEN WAARVOOR TYPEGOEDKEURING IS VERLEEND OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 37 VAN VERORDENING (EU) NR. XXX/201X VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN [DD VAN MAAND VAN JAAR] BETREFFENDE DE GOEDKEURING VAN EN HET MARKTTOEZICHT OP MOTORVOERTUIGEN EN AANHANGWAGENS DAARVAN EN SYSTEMEN, ONDERDELEN EN TECHNISCHE EENHEDEN DIE VOOR DERGELIJKE VOERTUIGEN ZIJN BESTEMD (VOORLOPIGE GOEDKEURING)".



BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE M1

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

7.    Hoogte: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.    spoorwijdte van de assen:    1. …mm    2. …mm    3. …mm

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

40.    Kleur van het voertuig (j): …

41.    Aantal en configuratie van de deuren: …

42.    Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

42.1.    Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: …

42.3.    Aantal voor rolstoelgebruikers toegankelijke plaatsen: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1 

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: … HC: … NOx: … HC + NOx: … Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: … THC: … NMHC: … NOx: … THC + NOx: … NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: … NOx: … NMHC: … THC: … CH4: … NH3: … Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

49.    CO2-emissies/brandstofverbruik/elektriciteitsverbruik (m):

1.    Alle aandrijflijnen behalve geheel elektrische voertuigen

CO2-emissies

Brandstofverbruik

Stadscyclus:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Verkeer buiten de stad:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gecombineerd:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gewogen, gecombineerd

… g/km

… l/100 km

2.    Geheel elektrische voertuigen en extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen

Elektriciteitsverbruik (gewogen, gecombineerd (1))

… Wh/km

Elektrische actieradius:

… km

3.    Voertuig uitgerust met een of meerdere eco-innovaties: ja/nee (1)

3.1.    Algemene code van de eco-innovatie(s) (p1): …

3.2.    Totale CO2-emissiebesparing dankzij de eco-innovatie(s) (p2) (herhalen voor elke geteste referentiebrandstof): …

Diversen

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …



BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE M2

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

7.    Hoogte: …mm

9.    Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: …mm

12.    Achteroverbouw: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.    spoorwijdte van de assen:    1. …mm    2. …mm    3. …mm

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

39.    Voertuigklasse: klasse I/klasse II/klasse III/klasse A/klasse B (1)

41.    Aantal en configuratie van de deuren: …

42.    Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

42.1.    Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: …

42.3.    Aantal voor rolstoelgebruikers toegankelijke plaatsen: …

43.    Aantal staanplaatsen: …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1 

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: …    HC: …            NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …

Deeltjesmassa: …    Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: … Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE M3

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

7.    Hoogte: …mm

9.    Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: …mm

12.    Achteroverbouw: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:    
   1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:
1. … kg
   2. … kg    3. … kg

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as: …mm

30.2.    Spoorwijdte op alle andere assen: …mm

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

39.    Voertuigklasse: klasse I/klasse II/klasse III/klasse A/klasse B (1)

41.    Aantal en configuratie van de deuren: …

42.    Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

42.1.    Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: …

42.2.    Aantal passagierszitplaatsen: … (benedendek) … (bovendek) (inclusief bestuurderszitplaats)

42.3.    Aantal voor rolstoelgebruikers toegankelijke plaatsen: …

43.    Aantal staanplaatsen: …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: ESC

CO: …    HC: …    NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …
Rookopaciteit (ELR): … (m
-1)

1.2.    Testprocedure: WHSC (Euro VI)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: … NOx: … NMHC: … THC: … CH4: … Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: … NOx: … NMHC: … THC: … CH4: … NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE N1

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

7.    Hoogte: …mm

8.    Afstand hart koppelschotel hart/achteras voor een opleggertrekkend voertuig (maximaal en minimaal): …mm

9.    Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: …mm

11.    Lengte van de laadruimte: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: … kg

14.    Massa van het basisvoertuig in rijklare toestand: …kg (1)(q)

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.2.    Oplegger: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.    spoorwijdte van de assen:    1. …mm    2. …mm    3. …mm

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

40.    Kleur van het voertuig (j): …

41.    Aantal en configuratie van de deuren: …

42.    Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: …    HC: …    NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …    NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …

Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

49.    CO2-emissies/brandstofverbruik/elektriciteitsverbruik (m):

1.    Alle aandrijflijnen behalve geheel elektrische voertuigen

CO2-emissies

Brandstofverbruik

Stadscyclus:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Verkeer buiten de stad:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gecombineerd:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gewogen, gecombineerd

… g/km

… l/100 km

2.    Geheel elektrische voertuigen en extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen

Elektriciteitsverbruik (gewogen, gecombineerd (1))

… Wh/km

Elektrische actieradius:

… km

3.    Voertuig uitgerust met een of meerdere eco-innovaties: ja/nee (1)

3.1.    Algemene code van de eco-innovatie(s) (p1): …………………………………..

3.2.    Totale CO2-emissiebesparing dankzij de eco-innovatie(s) (p2) (herhalen voor elke geteste referentiebrandstof): ……………………………………………………….

Diversen

50.    Typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): …/nee (l):

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE N2

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

8.    Afstand hart koppelschotel hart/achteras voor een opleggertrekkend voertuig (maximaal en minimaal): …mm

9.    Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: …mm

11.    Lengte van de laadruimte: …mm

12.    Achteroverbouw: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.2.    Oplegger: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

31.    Plaats van de liftas(sen): …

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

41.    Aantal en configuratie van de deuren: …

42.    Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1. Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1 

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: …    HC: …    NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …    NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …

Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

48.1    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

50.    Typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): …/nee (l):

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE N3

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

8.    Afstand hart koppelschotel hart/achteras voor een opleggertrekkend voertuig (maximaal en minimaal): …mm

9.    Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: …mm

11.    Lengte van de laadruimte: …mm

12.    Achteroverbouw: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

   1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.2.    Oplegger: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

31.    Plaats van de liftas(sen): …

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

41.    Aantal en configuratie van de deuren: …

42.    Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: ESC

CO: …    HC: …    NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: WHSC (Euro VI)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …    NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

50.    Typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): …/nee (l):

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIEËN O1 EN O2

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

7.    Hoogte: …mm

10.    Afstand tussen het midden van de koppelinrichting en de achterzijde van het voertuig: …mm

11.    Lengte van de laadruimte: …mm

12.    Achteroverbouw: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt van een oplegger of middenasaanhangwagen: … kg

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as: …mm

30.2.    Spoorwijdte op alle andere assen: …mm

31.    Plaats van de liftas(sen): …

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

34.    As(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Diversen

50.    Typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): …/nee (l):

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIEËN O3 EN O4

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.    Lengte: …mm

6.    Breedte: …mm

7.    Hoogte: …mm

10.    Afstand tussen het midden van de koppelinrichting en de achterzijde van het voertuig: …mm

11.    Lengte van de laadruimte: …mm

12.    Achteroverbouw: …mm

Massa's

13.    Massa in rijklare toestand: … kg

13.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

13.2.    Feitelijke massa van het voertuig: …..kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

   1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt van een oplegger of middenasaanhangwagen: … kg

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

31.    Plaats van de liftas(sen): …

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

34.    As(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

Carrosserie

38.    Carrosseriecode (i): …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Diversen

50.    Typegoedkeuring verleend overeenkomstig de ontwerpeisen voor het vervoer van gevaarlijke goederen: ja/klasse(n): …/nee (l):

51.    Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.    Opmerkingen (n): …



DEEL II

INCOMPLETE VOERTUIGEN

MODEL C1 — BLADZIJDE 1

INCOMPLETE VOERTUIGEN

CONFORMITEITSCERTIFICAAT

Bladzijde 1 

Ondergetekende [… (volledige naam en functie)] verklaart hierbij dat het voertuig:

0.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

0.2.    Type: …

Variant (a): …

Uitvoering (a): …

0.2.1.    Handelsbenaming: …

0.2.2.    In het geval van voertuigen waarvoor meerfasentypegoedkeuring is verleend, typegoedkeuringsinformatie van het basisvoertuig of het voertuig in de vorige fase (vermeld de informatie voor elke fase.

Type: …………………………………………………………………………

Variant (a): …………………………………………………………………..

Uitvoering (a): …………………………………………………………………...

Typegoedkeuringsnummer, inclusief uitbreidingsnummer: ………………………. 

0.4.    Voertuigcategorie: …

0.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.5.1.    In het geval van meerfasentypegoedkeuring, naam van de onderneming en adres van de fabrikant van het basisvoertuig of het voertuige in de vorige fase(n):

0.6.    Plaats en wijze van bevestiging van de voorgeschreven platen: …

Plaats van het voertuigidentificatienummer: …

0.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

0.10.    Voertuigidentificatienummer: …

0.11.    Fabricagedatum: ………

in alle opzichten conform het type is als beschreven in goedkeuring (…typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die is verleend op (……afgiftedatum), en

niet permanent mag worden geregistreerd zonder verdere goedkeuringen.

(Plaats) (Datum): …

(Handtekening): …


MODEL C2 — BLADZIJDE 1

INCOMPLETE VOERTUIGEN WAARAAN IN KLEINE SERIES TYPEGOEDKEURING IS VERLEEND

[Jaar]

(volgnummer)

CONFORMITEITSCERTIFICAAT

Bladzijde 1

Ondergetekende [… (volledige naam en functie)] verklaart hierbij dat het voertuig:

0.1.    Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

0.2.    Type: …

Variant (a): …

Uitvoering (a): …

0.2.1.    Handelsbenaming: …

0.4.    Voertuigcategorie: …

0.5.    Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.6.    Plaats en wijze van bevestiging van de voorgeschreven platen: …

Plaats van het voertuigidentificatienummer: …

0.9.    Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

0.10.    Voertuigidentificatienummer: …

0.11.    Fabricagedatum: ………

in alle opzichten conform het type is als beschreven in goedkeuring (…typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die is verleend op (……afgiftedatum), en

niet permanent mag worden geregistreerd zonder verdere goedkeuringen.

(Plaats) (Datum): …

(Handtekening): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE M1

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …mm

6.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …mm

7.1.    Maximaal toelaatbare hoogte: …mm

12.1.    Maximaal toelaatbare overhang aan achterzijde: …mm

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/aardgas – biomethaan/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.    spoorwijdte van de assen:    1. …mm    2. …mm    3. …mm

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

Carrosserie

41.    Aantal en configuratie van de deuren: …

42.    Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: …    HC: …    NOx: …    HC + NOx: …

Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …    NH3: …

Deeltjesmassa: …    Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: … Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

49.    CO2-emissies/brandstofverbruik/elektriciteitsverbruik (m):

1.    Alle aandrijflijnen behalve geheel elektrische voertuigen

CO2-emissies

Brandstofverbruik

Stadscyclus:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Verkeer buiten de stad:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gecombineerd:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gewogen, gecombineerd

… g/km

… l/100 km

2.    Geheel elektrische voertuigen en extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen

Elektriciteitsverbruik (gewogen, gecombineerd (1))

… Wh/km

Elektrische actieradius:

… km

Diversen

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE M2

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …mm

6.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …mm

7.1.    Maximaal toelaatbare hoogte: …mm

12.1.    Maximaal toelaatbare overhang aan achterzijde: …mm

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.    spoorwijdte van de assen:    1. …mm    2. …mm    3. …mm

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.    Typen of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd: … ….

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: …    HC: …            NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …

NH3: …    Deeltjesmassa: …    Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE M3

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …mm

6.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …mm

7.1.    Maximaal toelaatbare hoogte: …mm

12.1.    Maximaal toelaatbare overhang aan achterzijde: …mm

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as: …mm

30.2.    Spoorwijdte op alle andere assen: …mm

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.    Typen of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd: … ….

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: ESC

CO: …    HC: …            NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: WHSC (Euro VI)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE N1

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …mm

6.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …mm

7.1.    Maximaal toelaatbare hoogte: …mm

8.    Afstand hart koppelschotel hart/achteras voor een opleggertrekkend voertuig (maximaal en minimaal): …mm

12.1.    Maximaal toelaatbare overhang aan achterzijde: …mm

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische verticale belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.    spoorwijdte van de assen:    1. …mm    2. …mm    3. …mm

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.    Typen of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd: …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: …    HC: …    NOx: …    HC + NOx: …

Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    

THC + NOx: …    NH3: … Deeltjesmassa: …    Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

49.    CO2-emissies/brandstofverbruik/elektriciteitsverbruik (m):

1.    Alle aandrijflijnen behalve geheel elektrische voertuigen

CO2-emissies

Brandstofverbruik

Stadscyclus:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Verkeer buiten de stad:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gecombineerd:

… g/km

… l/100 km/m3/100 km (1)

Gewogen, gecombineerd

… g/km

… l/100 km

2.    Geheel elektrische voertuigen en extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen

Elektriciteitsverbruik (gewogen, gecombineerd (1))

… Wh/km

Elektrische actieradius:

… km

Diversen

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE N2

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …mm

6.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …mm

7.1.    Maximaal toelaatbare hoogte: …mm

8.    Afstand hart koppelschotel hart/achteras voor een opleggertrekkend voertuig (maximaal en minimaal): …mm

12.1.    Maximaal toelaatbare overhang aan achterzijde: …mm

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

31.    Plaats van de liftas(sen): …

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.    Typen of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd: … ….

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1 

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1.    Testprocedure: type I of ESC (1)

CO: …    HC: …            NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1)) of WHSC (Euro VI) (1)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …

NH3: …    Deeltjesmassa: …    Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

52.    Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE N3

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

3.    Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding): … …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …mm

6.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …mm

8.    Afstand hart koppelschotel hart/achteras voor een opleggertrekkend voertuig (maximaal en minimaal): …mm

12.1.    Maximaal toelaatbare overhang aan achterzijde: …mm

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.4.    Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.4.    Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in het verkeer: … kg

18.    Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.    Autonome aanhangwagen: … kg

18.3.    Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.    Onberemde aanhangwagen: … kg

19.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.    Fabrikant van de motor: …

21.    Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.    Werkingsprincipe: …

23.    Uitsluitend elektrisch: ja/nee (1)

23.1.    Hybride [elektrisch] voertuig: ja/nee (1)

24.    Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.    Cilinderinhoud: … cm3 

26.    Brandstof: diesel/benzine/lpg/cng-biomethaan/lng/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.    monofuel/bifuel/flexfuel/dualfuel (1)

26.2.    (alleen dualfuel) type 1A/1B/2A/2B/3B (1)

27.    Maximumvermogen

27.1.    Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 (verbrandingsmotor) (1)

27.2.    Maximumuurvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.3.    Nettomaximumvermogen: … kW (elektrische motor) (1)

27.4.    Maximumvermogen gedurende 30 minuten: … kW (elektrische motor) (1)

28.    Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as: …mm

30.2.    Spoorwijdte op alle andere assen: …mm

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

33.    Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.    Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.    Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.    Typen of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd: … ….

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.    Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1 

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.    Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.    Uitlaatemissies (m)(m1)(m2):

Nummer van de basisregelgevingshandeling en de recentste wijzigingsregelgeving: …

1.1    Testprocedure: ESC

CO: …    HC: …            NOx: …    HC + NOx: …    Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.    Testprocedure: WHSC (Euro VI)

CO: …    THC: …    NMHC: …    NOx: …    THC + NOx: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

2.1.    Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …

Deeltjes: …

2.2.    Testprocedure: WHTC (Euro VI)

CO: …    NOx: …    NMHC: …    THC: …    CH4: …    NH3: …
Deeltjesmassa: …
   Deeltjesaantal: …

48.1.    Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

52. Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIEËN O1 EN O2

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

Belangrijkste afmetingen

4.    Wielbasis (e): …mm

4.1.    Afstand tussen de assen:    1-2: …mm    2-3: …mm    3-4: …mm

5.1.    Maximaal toelaatbare lengte: …mm

6.1.    Maximaal toelaatbare breedte: …mm

7.1.    Maximaal toelaatbare hoogte: …mm

10.    Afstand tussen het midden van de koppelinrichting en de achterzijde van het voertuig: …mm

12.1.    Maximaal toelaatbare overhang aan achterzijde: …mm

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

19.1.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt van een oplegger of middenasaanhangwagen: … kg

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.1.    Spoorwijdte op elke gestuurde as: …mm

30.2.    Spoorwijdte op alle andere assen: …mm

31.    Plaats van de liftas(sen): …

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

34.    As(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.    Typen of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd: …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Diversen

52. Opmerkingen (n): …


BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIEËN O3 EN O4

(incomplete voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.    Aantal assen: … en wielen: …

1.1.    Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.    Gestuurde assen (aantal en plaats): …

Massa's

14.    Massa van het incomplete voertuig in rijklare toestand: …..kg

14.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

14.2.    Feitelijke massa van het incomplete voertuig: …..kg

15.    Minimummassa van het voertuig wanneer het is voltooid: … kg

15.1.    Verdeling van deze massa over de assen:    1. … kg    2. … kg    3. … kg

16.    Technisch toelaatbare maximummassa's

16.1.    Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand. … kg

16.2.    Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

16.3.    Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:    1. … kg    2. … kg    3. … kg enz.

17.    Beoogde maximaal toelaatbare massa's bij registratie/in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.    Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in het verkeer: … kg

17.2.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

17.3.    Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in het verkeer:

1. … kg    2. … kg    3. … kg

19.1.    Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt van een oplegger of middenasaanhangwagen: … kg

Maximumsnelheid

29.    Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

31.    Plaats van de liftas(sen): …

32.    Plaats van de belastbare as(sen): …

34.    As(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/nee (1)

35.    Band/wielcombinatie (h): …

Koppelinrichting

44.    Goedkeuringsnummer of -merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.    Typen of klassen koppelinrichtingen die kunnen worden gemonteerd: …

45.1.    Karakteristieke waarden (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Diversen

52.    Opmerkingen (n): …



Toelichtingen

(1)

Doorhalen wat niet van toepassing is.

(a)

Identificatiecode vermelden.

(b)

Aangeven of het voertuig geschikt is voor links- of rechtsrijdend verkeer of voor zowel links- als rechtsrijdend verkeer.

(c)

Aangeven of de snelheidsmeter metrische of zowel metrische als Engelse "imperiale” eenheden heeft.

(d)

Deze verklaring doet geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om technische aanpassingen te verlangen wanneer men een voertuig wil registreren in een andere lidstaat dan die waarvoor het bedoeld was en een van die lidstaten linksrijdend verkeer heeft en de andere rechtsrijdend verkeer.

(e)

De punten 4 en 4.1 worden ingevuld overeenkomstig de definities van respectievelijk de wielbasis en de afstand tussen de assen in artikel 2, punten 25 en 26, van Verordening (EU) nr. 1230/2012.

(g)

Voor hybride elektrische voertuigen beide waarden vermelden.

(h)

Optionele uitrusting kan bij punt 52 "Opmerkingen" worden vermeld.

(i)

Codes van bijlage II, deel C, gebruiken.

(j)

Alleen de basiskleur(en) als volgt aangeven: wit, geel, oranje, rood, paars, blauw, groen, grijs, bruin of zwart.

(k)

Met uitzondering van zitplaatsen die uitsluitend zijn bedoeld om te worden gebruikt wanneer het voertuig stilstaat en plaatsen voor rolstoelgebruikers.

Voor bussen van voertuigcategorie M3 moeten de bijrijders bij het aantal passagiers worden geteld.

(l)

Euronummer en de code van de voor de typegoedkeuring toegepaste bepalingen vermelden.

(m)

Herhalen voor alle brandstoffen die kunnen worden gebruikt. Voertuigen die zowel op benzine als op gasvormige brandstof kunnen rijden, maar waarbij het benzinesysteem alleen is aangebracht voor noodsituaties of voor het starten en waarvan de benzinetank niet meer dan 15 l benzine kan bevatten, worden beschouwd als voertuigen die alleen op gasvormige brandstof kunnen rijden.

(m1)

Voor dualfuelmotoren en -voertuigen van Euro VI zo nodig herhalen.

(m2)

Uitsluitend emissies vermelden die overeenkomstig de toepasselijke regelgevingshandeling(en) zijn beoordeeld.

(n)

Indien het voertuig is uitgerust met 24 GHz-kortbereikradarapparatuur overeenkomstig Beschikking 2005/50/EG van de Commissie 31 , moet de fabrikant het volgende vermelden: "Voertuig uitgerust met 24 GHz-kortbereikradarapparatuur".

(o)

De fabrikant kan deze punten voor internationaal verkeer, voor nationaal verkeer of voor beide invullen.

Voor nationaal verkeer wordt de code vermeld van het land waar het voertuig zal worden geregistreerd. Hiervoor moeten de codes overeenkomstig ISO-norm 3166-1: 2006 worden gebruikt.

In het geval van internationaal verkeer moet het nummer van de richtlijn worden vermeld (bv. "96/53/EG" voor Richtlijn 96/53/EG van de Raad).

(p)

Eco-innovaties.

(p1)

De algemene code van de eco-innovatie(s) moet bestaan uit de volgende elementen, telkens gescheiden door een spatie:

   de code van de goedkeuringsinstantie zoals omschreven in bijlage VII;

   de individuele code van elke eco-innovatie waarmee het voertuig is uitgerust, in chronologische volgorde van de goedkeuringsbesluiten van de Commissie.

   (Bv. de algemene code van drie eco-innovaties die chronologisch als 10, 15 en 16 zijn goedgekeurd en zijn ingebouwd in een voertuig dat door de Duitse typegoedkeuringsinstantie is gecertificeerd, luidt als volgt: ‘e1 10 15 16’.)

(p2)

Som van de CO2-emissiebesparingen van alle afzonderlijke eco-innovaties.

(q)

Voor voltooide voertuigen van categorie N1 binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007.


BIJLAGE X

PROCEDURES VOOR DE CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

1.    Doelstellingen

1.1.    De procedure voor de conformiteit van de productie heeft tot doel te garanderen dat alle voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen en uitrustingsstukken conform het goedgekeurde type worden geproduceerd.

1.2.    De procedure voor de conformiteit van de productie omvat altijd de beoordeling van de kwaliteitbewakingssystemen, in punt 2 de "eerste beoordeling" genoemd, en de verificatie van het goedgekeurde object en productgerelateerde controles, in punt 3 "maatregelen voor de conformiteit van de productie" genoemd.

2.    Eerste beoordeling

2.1.    Alvorens typegoedkeuring te verlenen, gaat de goedkeuringsinstantie na of de fabrikant afdoende maatregelen en procedures heeft vastgesteld om ervoor te zorgen dat voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen en uitrustingsstukken conform het goedgekeurde type worden geproduceerd.

2.2.    Aanwijzingen voor het verrichten van die beoordelingen zijn te vinden in norm EN ISO 19011:2011 — Richtlijnen voor het uitvoeren van audits van managementsystemen.

2.3.    Naleving van de voorschriften van punt 2.1 wordt door de goedkeuringsinstantie als volgt gecontroleerd:

De goedkeuringsinstantie moet tevreden zijn over de eerste beoordeling en de in punt 3 bedoelde maatregelen voor de conformiteit van de productie, waarbij zo nodig rekening gehouden wordt met een van de in de punten 2.3.1 tot en met 2.3.3 beschreven maatregelen of - naar gelang van het geval - een volledige of onvolledige combinatie daarvan.

2.3.1.    De eerste beoordeling en verificatie van de maatregelen voor de conformiteit van de productie worden uitgevoerd door de goedkeuringsinstantie of door het orgaan dat daartoe door de goedkeuringsinstantie is aangewezen.

2.3.1.1.    Voor het bepalen van de omvang van de uit te voeren eerste beoordeling mag de goedkeuringsinstantie gebruikmaken van de volgende informatie:

a)    of de fabrikant beschikt over een certificaat vergelijkbaar met dat beschreven in punt 2.3.3, dat krachtens dat punt echter niet als voldoende wordt beschouwd of niet wordt erkend;

b)    in het geval van een typegoedkeuring van een systeem, onderdeel of technische eenheid, de beoordeling van het kwaliteitssysteem die door de voertuigfabrikant(en) wordt uitgevoerd in het bedrijf van de fabrikant(en) waar de systemen, onderdelen of technische eenheden worden vervaardigd overeenkomstig een of meer specificaties van de bedrijfstak die voldoen aan de voorschriften van de normen EN ISO 9001:2008 of ISO/TS16949:2009;

c)    of in een van de lidstaten een of meer typegoedkeuringen van de fabrikant recentelijk zijn ingetrokken wegens ontoereikende controle van de conformiteit van de productie. Als dat het geval is, bestaat de eerste beoordeling door de goedkeuringsinstantie niet alleen uit het aanvaarden van de certificatie van het kwaliteitssysteem van de fabrikant, maar ook uit een controle of alle vereiste verbeteringen voor het garanderen van doeltreffende controle zijn doorgevoerd, zodat voertuigen, onderdelen, systemen of technische eenheden conform het goedgekeurde type worden geproduceerd.

2.3.2.    De eerste beoordeling en verificatie van de maatregelen voor de conformiteit van de productie mogen worden uitgevoerd door de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat of door het orgaan dat daartoe door de goedkeuringsinstantie is aangewezen.

2.3.2.1.    In een dergelijk geval stelt de goedkeuringsinstantie van de andere lidstaat een verklaring van naleving op waarin de gebieden en productiefaciliteiten staan vermeld die die goedkeuringsinstantie van belang acht voor het (de) goed te keuren product(en) en voor de regelgevingshandelingen krachtens welke deze producten worden goedgekeurd.

2.3.2.2.    Na ontvangst van een verzoek om een verklaring van naleving van de goedkeuringsinstantie van een lidstaat die de typegoedkeuring heeft verleend, stuurt de goedkeuringsinstantie van de andere lidstaat onmiddellijk de verklaring van naleving of deelt zij mee dat zij geen verklaring kan afgeven.

2.3.2.3.    De verklaring van naleving omvat ten minste het volgende:

a)    groep of onderneming

(bv. XYZ Automobielen)

b)    organisatie

(bv. regionale afdeling)

c)    fabrieken/vestigingsplaatsen

(bv. motorenfabriek 1 (in land A) — voertuigfabriek 2 (in land B))

d)    voertuig/onderdelenserie

(bv. alle modellen van categorie M1)

e)    beoordeelde afdelingen

(bv. motorenassemblageafdeling, carrosserieperserij en assemblageafdeling, voertuigassemblage)

f)    onderzochte documenten

(bv. kwaliteitshandboek en -procedures van het bedrijf en de locatie)

g)    datum beoordeling

(bv. controle uitgevoerd van dd.mm.jjjj t/m dd.mm.jjjj)

h)    gepland controlebezoek

(bv. dd.mm.jjjj)

2.3.3.    Een goedkeuringsinstantie kan ook de certificering van de fabrikant krachtens de normen EN ISO 9001:2008 of ISO/TS16949:2009 (waaronder ook de goed te keuren producten moeten vallen) of een equivalente certificeringsnorm aanvaarden als bewijs dat aan de voorschriften voor de eerste beoordeling van punt 2.3 is voldaan, mits de conformiteit van de productie inderdaad onder het kwaliteitsbeheersysteem valt en de typegoedkeuring van de fabrikant niet is ingetrokken, zoals bedoeld in punt 2.3.1.1, onder c). De fabrikant verschaft gegevens over het certificaat en brengt de goedkeuringsinstantie op de hoogte wanneer de geldigheid of het toepassingsgebied ervan wordt gewijzigd.

2.4.    Bij de typegoedkeuring van een voertuig hoeven de eerste beoordelingen die zijn uitgevoerd voor de verlening van de goedkeuring van systemen, onderdelen en technische eenheden van het voertuig niet te worden herhaald, maar moeten deze wel worden aangevuld met een beoordeling van de locaties en activiteiten die betrekking hebben op de assemblage van het complete voertuig, die niet eerder zijn beoordeeld.

3.    Maatregelen voor de conformiteit van de productie

3.1.    Alle voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingsstukken waarvoor krachtens een aan de Herziene Overeenkomst van 1958 gehecht VN/ECE-reglement en deze verordening goedkeuring is verleend, worden zo vervaardigd dat zij conform het goedgekeurde type zijn en voldoen aan de voorschriften van deze bijlage, voornoemd VN/ECE-reglement en deze verordening.

3.2.    Alvorens een typegoedkeuring te verlenen krachtens deze verordening en een aan de Herziene Overeenkomst van 1958 gehecht VN/ECE-reglement verifieert de goedkeuringsinstantie of er behoorlijke afspraken en gedocumenteerde plannen zijn, die bij elke goedkeuring in overleg met de fabrikant moeten worden opgesteld, om op gezette tijden die tests of bijbehorende controles uit te voeren die nodig zijn om na te gaan of er nog steeds conformiteit is met het goedgekeurde type, waartoe in voorkomende gevallen ook de tests behoren die zijn vastgesteld in deze verordening en voornoemd VN/ECE-reglement.

3.3.    In het bijzonder moet de houder van de typegoedkeuring:

3.3.1.    ervoor zorgen dat er procedures bestaan voor een doeltreffende controle van de conformiteit van producten (voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden) met het goedgekeurde type en dat deze ook worden toegepast;

3.3.2.    toegang hebben tot de test- of andere geschikte apparatuur die nodig is om de conformiteit met elk goedgekeurd type te verifiëren;

3.3.3.    ervoor zorgen dat de resultaten en gegevens van tests en verificaties worden vastgelegd en dat bijgevoegde documenten gedurende een in overleg met de goedkeuringsinstantie vastgestelde periode van ten hoogste 10 jaar beschikbaar blijven;

3.3.4.    de resultaten van elk soort test of verificatie analyseren om na te gaan en te garanderen dat de eigenschappen van het product stabiel blijven, daarbij rekening houdend met de variaties van een industriële productie;

3.3.5.    ervoor zorgen dat voor elk soort product ten minste de in deze verordening voorgeschreven verificaties worden verricht, alsmede de tests die zijn voorgeschreven in de desbetreffende in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen;

3.3.6.    ervoor te zorgen dat, wanneer een reeks monsters of proefstukken bij de betreffende soort proef niet conform blijken te zijn, er verdere bemonstering en beproeving volgen. Alle nodige maatregelen worden getroffen om de conformiteit van het productieproces voor het goedgekeurde type te herstellen.

3.4.    In het geval van stapsgewijze, gemengde of meerfasentypegoedkeuring kan de goedkeuringsinstantie die typegoedkeuring voor een geheel voertuig verleent, een goedkeuringsinstantie die typegoedkeuring heeft verleend voor een betrokken systeem, onderdeel of technische eenheid verzoeken om specifieke gegevens met betrekking tot de naleving van de in deze bijlage vastgestelde voorschriften voor de conformiteit van de productie.

3.5.    De goedkeuringsinstantie die typegoedkeuring voor een geheel voertuig verleent en niet tevreden is met de gemelde informatie zoals bedoeld in punt 3.4 en dit schriftelijk heeft medegedeeld aan de desbetreffende fabrikant en de goedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring voor het systeem, het onderdeel of de technische eenheid heeft verleend, verlangt het uitvoeren van aanvullende controles of verificaties van de conformiteit van de productie, die worden uitgevoerd op de vestiging(en) van de fabrikant(en) van die systemen, onderdelen of technische eenheden. De resultaten van die aanvullende controles of verificaties van de conformiteit van de productie worden onmiddellijk ter beschikking van die goedkeuringsinstantie gesteld.

3.6.    Indien de punten 3.4 en 3.5 van toepassing zijn en de goedkeuringsinstantie die typegoedkeuring voor een geheel voertuig verleent niet tevreden is met de resultaten van de aanvullende controle of verificatie, zorgt de fabrikant ervoor dat de conformiteit van de productie zo spoedig mogelijk wordt hersteld naar tevredenheid van die goedkeuringsinstantie en van de goedkeuringsinstantie die typegoedkeuring voor het systeem, het onderdeel of de technische eenheid verleent.

4.    Vervolgmaatregelen aangaande de controle

4.1.    De instantie die de typegoedkeuring heeft verleend, kan te allen tijde in elk productiebedrijf de aldaar toegepaste methoden voor controle van de conformiteit van de productie verifiëren door middel van periodieke controles. De fabrikant moet die instantie daartoe toegang verschaffen tot productie-, keurings-, test-, opslag- en distributievestigingen en alle noodzakelijke gegevens verstrekken over de documentatie en dossiers van het kwaliteitsbeheersysteem.

4.1.1.    De normale benadering bij dergelijke periodieke controles is de blijvende effectiviteit van de in de delen 1 en 2 (eerste beoordeling en maatregelen betreffende de conformiteit van de productie) vastgelegde procedures te bewaken.

4.1.1.1.    Toezicht door de (overeenkomstig punt 2.3.3 bevoegde of erkende) technische diensten wordt als toereikend beschouwd voor wat betreft de naleving van de vereisten van punt 4.1.1 met betrekking tot de procedures die voor de eerste beoordeling zijn vastgesteld.

4.1.1.2.     De normale frequentie van de (andere dan de in punt 4.1.1.1 bedoelde) verificaties door de goedkeuringsinstantie moet zo zijn dat de relevante, overeenkomstig de punten 1 en 2 uitgevoerde controles worden geëvalueerd met tussenpozen die gebaseerd zijn op een risicobeoordelingsmethode die in overeenstemming is met de internationale norm ISO 31000:2009 — Risicomanagement – Principes en richtlijnen, en in ieder geval ten minste om de drie jaar. Hierbij wordt met name rekening gehouden met in het kader van artikel 54, lid 1, door de lidstaten gemelde gevallen van non-conformiteit.

4.2.    Bij elke evaluatie moeten de test-, verificatie- en productiegegevens, met name dossiers van die tests of controles die vereist zijn volgens punt 2.2, ter beschikking worden gesteld van de inspecteur.

4.3.    De inspecteur mag willekeurig monsters nemen, die in het laboratorium van de fabrikant of in de voorzieningen van de technische dienst moeten worden getest. In een dergelijk geval wordt er alleen een fysieke test uitgevoerd. Het minimumaantal monsters mag worden bepaald op basis van de resultaten van de controles die de fabrikant zelf heeft uitgevoerd.

4.4.    Indien het niveau van de controle onvoldoende blijkt, of indien het nodig blijkt de geldigheid van de overeenkomstig punt 4.2 uitgevoerde tests te controleren, selecteert de inspecteur monsters, die naar een technische dienst moeten worden gezonden om fysieke tests uit te voeren overeenkomstig de voorschriften voor de conformiteit van de productie die zijn vastgesteld in de in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen.

4.5.    Indien de tijdens een inspectie of verificatie verkregen resultaten onbevredigend zijn, neemt de goedkeuringsinstantie alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de fabrikant de conformiteit van de productie zo snel mogelijk herstelt.

4.6.    Indien naleving van VN/ECE-reglementen krachtens deze verordening vereist is, mag de fabrikant de bepalingen van deze bijlage toepassen als een gelijkwaardig alternatief voor de voorschriften voor de conformiteit van de productie in de desbetreffende VN/ECE-reglementen. Als punt 4.4 of 4.5 van toepassing is, moet echter naar tevredenheid van de goedkeuringsinstantie worden voldaan aan alle afzonderlijke voorschriften voor de conformiteit van de productie in de VN/ECE-reglementen, totdat de goedkeuringsinstantie besluit dat de conformiteit van de productie is hersteld.


BIJLAGE XI

MODEL EN NUMMERINGSSYSTEEM VOOR HET VERGUNNINGSCERTIFICAAT VOOR HET IN DE HANDEL EN IN HET VERKEER BRENGEN VAN VOERTUIGDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN DIE EEN ERNSTIG RISICO KUNNEN VORMEN VOOR DE CORRECTE WERKING VAN ESSENTIËLE SYSTEMEN

1.    Algemene voorschriften

1.1.    Voor het in de handel brengen van voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties moet overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) 201X/xxx toestemming worden verleend.

1.2.    Een dergelijke goedkeuring wordt verleend in de vorm van een certificaat, waarvan een model is opgenomen in het aanhangsel van deze bijlage, en dat wordt genummerd volgens punt 2.

1.3.    Het in punt 1.2 bedoelde certificaat bevat voorschriften op het gebied van veiligheid van de constructie en functionele veiligheid, alsook op het gebied van milieubescherming en, waar nodig, testnormen. Die voorschriften kunnen worden gebaseerd op de in bijlage IV bij Verordening (EU) XXX/201X vermelde regelgevingshandelingen of worden opgesteld overeenkomstig de desbetreffende stand van de veiligheids-, milieu- en testtechnologie of kunnen, indien dit een juiste wijze is om de vereiste veiligheids- of milieudoelstellingen te verwezenlijken, een vergelijking opleggen van het voertuigdeel of het uitrustingsstuk met de milieu- of veiligheidsprestaties van het originele voertuig of, naargelang het geval, van een onderdeel daarvan.

1.4.    Deze bijlage is niet van toepassing op een voertuigdeel of uitrustingsstuk dat niet in de lijst van bijlage XIII is opgenomen. Voor voertuigdelen of uitrustingsstukken of groepen daarvan in bijlage XIII wordt een redelijke overgangsperiode vastgesteld om de fabrikant van het voertuigdeel of uitrustingsstuk in staat te stellen een vergunning aan te vragen en te verkrijgen. Tegelijkertijd kan, waar nodig, een datum worden vastgesteld om voertuigdelen en uitrustingsstukken die zijn ontworpen voor voertuigen waaraan vóór die datum een typegoedkeuring is verleend, van de toepassing van deze bijlage uit te sluiten.

2.    Nummeringssysteem

2.1.    Het nummer van de certificaten voor het in de handel en in het verkeer brengen van voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van essentiële systemen, bestaat uit vijf delen in totaal, zoals is aangegeven in de punten 2.1.1 tot en met 2.1.5. De delen worden gescheiden door een sterretje ("*").

2.1.1.    Deel 1: de kleine letter "e" gevolgd door het kengetal van de lidstaat (zie het aanhangsel van bijlage VII) die het certificaat afgeeft.

2.1.2.    Deel 2: het nummer van Verordening (EU) XXX/201X: "XXX/201X" wordt vermeld.

2.1.3.    Deel 3: de identificatie van het voertuigdeel of uitrustingsstuk volgens de lijst in bijlage XIII:

   voor voertuigdelen of uitrustingsstukken die een aanzienlijke invloed hebben op de veiligheid van de constructie en/of de functionele veiligheid van het voertuig , betekent dat het teken "I" , gevolgd door het leesteken "/" en het overeenkomstige " itemnr. " in de lijst van bijlage XIII, punt I. Het "itemnr." bestaat uit drie cijfers en start bij "001";

   voor voertuigdelen of uitrustingsstukken die een aanzienlijke invloed hebben op de milieuprestaties van het voertuig, betekent dat het teken "II", gevolgd door het leesteken "/" en het overeenkomstige "itemnr." in de lijst van bijlage XIII, punt II. Het "itemnr." bestaat uit drie cijfers en start bij "001";

2.1.4.    Deel 4: volgnummer voor het certificaat;

   een volgnummer dat eventueel begint met nullen en dat het certificaatnummer vormt. Het volgnummer bestaat uit drie cijfers en start bij "001".

2.1.5.    Deel 5: volgnummer dat het uitbreidingsniveau van het certificaat weergeeft.

   voor elk toegekend certificaatnummer een uit twee cijfers bestaand volgnummer, eventueel beginnend met een nul, waarbij wordt gestart bij "00".

2.2.    Formaat van de nummering van een certificaat (met fictieve volgnummers ter verduidelijking).

Voorbeeld van het nummer van een door Bulgarije afgegeven certificaat voor voertuigdelen of uitrustingsstukken die zijn ingebouwd in een voertuig met typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/201X:

   e34*XXX/201X*II/002*148*00

   e34 = Bulgarije (deel 1)

   XXX/201X = Verordening (EU) nr. XXX/201X (deel 2)

   II/002 = item 002 op de lijst van voertuigdelen of uitrustingsstukken met een aanzienlijke invloed op de milieuprestaties van het voertuig (deel 3)

   148 = volgnummer van het certificaat (deel 4)

   00 = nummer van het uitbreidingsniveau (deel 5)

Voorbeeld van het nummer van een door Oostenrijk afgegeven certificaat voor voertuigdelen of uitrustingsstukken die zijn ingebouwd in een voertuig met typegoedkeuring overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/201X met één uitbreiding:

   e12*168/2013*I/034*225*01

   e12 = Oostenrijk (deel 1)

   XXX/201X = Verordening (EU) nr. XXX/201X (deel 2)

   I/034 = item 034 op de lijst van voertuigdelen of uitrustingsstukken met een aanzienlijke invloed op de veiligheid van de constructie en/of de functionele veiligheid van het voertuig (deel 3)

   225 = volgnummer van het certificaat (deel 4)

   01 = nummer van het uitbreidingsniveau (deel 5)



Aanhangsel

MODEL VAN HET EU-VERGUNNINGSCERTIFICAAT

MODEL

Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)

EU-VERGUNNINGSCERTIFICAAT

Stempel van de goedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende:

voor het in de handel brengen van voertuigdelen of uitrustingsstukken die een ernstig risico kunnen vormen voor de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties

— het vergunningscertificaat (1)

— de uitbreiding van het vergunningscertificaat (1)

— de weigering van het vergunningscertificaat (1)

— de intrekking van het vergunningscertificaat (1)

DEEL I

Soort voertuigdeel/uitrustingsstuk. ………………………………………………………….

Nummers van voertuigdeel/uitrustingsstuk(1): ………………………………………………………….

Nummer van het EU-vergunningscertificaat: ………………………………………………………….

Reden voor uitbreiding: ………………………………………………………….

Naam en adres van de fabrikant: ………………………………………………………….

Naam en adres van de fabriek(en): …………………………………………….

Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: ……………………………..

DEEL II

Het onderdeel/uitrustingsstuk(1) is specifiek bestemd voor installatie in het (de) volgende voertuig(en):

Merk (handelsnaam van de fabrikant): …………………………………………….

Type(n)(2): …………………………………………….

Variant(en)(2): …………………………………………….

Uitvoering(en)(2): …………………………………………….

DEEL III

Voorschriften voor:

a) veiligheid van de constructie van het voertuig(1): ………………………………………………………….

b) functionele veiligheid van het voertuig(1): ………………………………………………………….

c) door het voertuig geboden milieubescherming(1): ……………………………………………………….

d) testnormen(1): ………………………………………………………….

DEEL IV

Voorschriften op basis van:

a)    (de) bijlage(n)(3) ... bij Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. …/… van de Commissie (en (de) bijlage(n)(3) ...bij Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. …/… van de Commissie)(1), laatstelijk gewijzigd bij (Gedelegeerde)(1) Verordening (EU) Nr. …/… (van de Commissie)(1)(4)

b)    een vergelijking van het voertuigdeel/uitrustingsstuk(1) met de prestaties op het vlak van veiligheid/milieu(1) van het originele voertuig/voertuigdelen van het originele voertuig(1)(verklaar):………………………………………………………….………………………………………………………….………………………………………………………

DEEL V

Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests: ……………………………………….

Datum van het testrapport: …………………………………………….

Nummer van het testrapport: …………………………………………….

DEEL VI

Het voertuigdeel/uitrustingsstuk(1) heeft een/heeft geen(1) nadelige invloed op de werking van de systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties.

Het vergunningscertificaat wordt verleend/uitgebreid/geweigerd/ingetrokken(1)

Plaats: ………………………………….………………

Datum: ………………………………….………………

Naam en handtekening (of een visuele voorstelling van een "geavanceerde elektronische handtekening" overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG, inclusief verificatiegegevens): ………………………………….…

Bijlagen:

Testrapport

_______________________

Toelichtingen 

(Deze toelichtingen dienen niet in het certificaat te worden opgenomen)

(1)    Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)    Vermeld het type, de variant en de uitvoering volgens de criteria voor de indeling van bijlage II.

(3)    Het Romeinse cijfer van de desbetreffende bijlage bij de gedelegeerde verordening van de Commissie of meerdere Romeinse cijfers van de desbetreffend e bijlagen bij die gedelegeerde verordening van de Commissie.

(4)    Vermeld de laatste wijziging van de gedelegeerde verordening van de Commissie wat betreft de wijziging die op de EU-typegoedkeuring van toepassing is.


BIJLAGE XII

BEPERKINGEN VOOR KLEINE SERIES

1.    Het aantal voertuigen van één type dat per jaar in de Unie wordt geregistreerd, wordt verkocht of in het verkeer wordt gebracht, mag krachtens artikel 39 niet groter zijn dan in onderstaande tabel voor de betrokken voertuigcategorie is aangegeven:

Categorie

Eenheden

M1

1 000

M2, M3

0

N1

1 000

N2, N3

0

O1, O2

0

O3, O4

0

2.    Het aantal voertuigen van één type dat per jaar in een lidstaat wordt geregistreerd, wordt verkocht of in het verkeer wordt gebracht, wordt vastgesteld door die lidstaat maar mag krachtens artikel 40 niet groter zijn dan in onderstaande tabel voor de betrokken voertuigcategorie is aangegeven:

Categorie

Eenheden

M1

100

M2, M3

250

N1

500 tot en met 31 oktober 2016

250 vanaf 1 november 2016

N2, N3

250

O1, O2

500

O3, O4

250

3.    Het aantal voertuigen van één type dat per jaar in een lidstaat wordt geregistreerd, wordt verkocht of in het verkeer wordt gebracht, wordt vastgesteld door die lidstaat maar mag krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1230/2012 niet groter zijn dan in onderstaande tabel voor de betrokken voertuigcategorie is aangegeven:

Categorie

Eenheden

M2, M3

1 000

N2, N3

1 200

O3, O4

2 000


BIJLAGE XIII

LIJST VAN VOERTUIGDELEN OF UITRUSTINGSSTUKKEN DIE EEN AANZIENLIJK RISICO KUNNEN VORMEN VOOR DE CORRECTE WERKING VAN SYSTEMEN DIE ESSENTIEEL ZIJN VOOR DE VEILIGHEID VAN HET VOERTUIG OF VOOR ZIJN MILIEUPRESTATIES, DE PRESTATIEVEREISTEN VAN DERGELIJKE VOERTUIGDELEN OF UITRUSTINGSSTUKKEN, DE PASSENDE TESTPROCEDURES EN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE HET MERKEN EN HET VERPAKKEN

I.    Voertuigdelen of uitrustingsstukken die een aanzienlijke invloed hebben op de veiligheid van het voertuig

Punt nr.

Beschrijving van het item

Prestatievereiste

Testprocedure

Voorschriften voor het merken

Voorschriften voor het verpakken

1

[…]

2

3

II.    Voertuigdelen of uitrustingsstukken die een aanzienlijke invloed hebben op de milieuprestaties van het voertuig

Punt nr.

Beschrijving van het item

Prestatievereiste

Testprocedure

Voorschriften voor het merken

Voorschriften voor het verpakken

1

[…]

2

3


BIJLAGE XIV

LIJST VAN OVEREENKOMSTIG DE DESBETREFFENDE REGELGEVINGSHANDELINGEN VERLEENDE, GEWEIGERDE OF INGETROKKEN EU-TYPEGOEDKEURINGEN

Stempel van de goedkeuringsinstantie

Lijstnummer:

Voor de periode ... tot en met ...

Voor iedere EU-typegoedkeuring die in bovengenoemde periode wordt verleend, uitgebreid, geweigerd of ingetrokken wordt de volgende informatie verstrekt:

Fabrikant:

EU-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding (indien van toepassing):

Merk:

Type:

Datum van afgifte:

Datum van eerste afgifte (in geval van uitbreidingen):

Reden voor weigering (indien van toepassing):

Reden voor intrekking (indien van toepassing):


BIJLAGE XV

REGELGEVINGSHANDELINGEN WAARVOOR EEN FABRIKANT ALS TECHNISCHE DIENST KAN WORDEN AANGEWEZEN

1.    Doelstellingen en toepassingsgebied

1.1.    Deze bijlage bevat de lijst van de regelgevingshandelingen waarvoor een fabrikant als technische dienst kan worden aangewezen overeenkomstig artikel 76, lid 1.

1.2.    Zij bevat ook passende voorschriften voor de aanwijzing van een fabrikant als technische dienst, die moeten worden toegepast in het kader van de typegoedkeuring van voertuigen, onderdelen en technische eenheden waarop deel I van bijlage IV van toepassing is.

1.3.    Deze bijlage is echter niet van toepassing op fabrikanten die EU-typegoedkeuring aanvragen voor in kleine series geproduceerde voertuigen zoals bedoeld in artikel 39.

2.    Aanwijzing van een fabrikant als technische dienst

2.1.    Een fabrikant die als technische dienst wordt aangewezen is een fabrikant die door de goedkeuringsinstantie is aangewezen om namens haar als testlaboratorium goedkeuringstests te verrichten.

Met "tests verrichten" wordt niet alleen het meten van prestaties bedoeld, maar ook de registratie van testresultaten en de indiening van een rapport met de relevante conclusies bij de goedkeuringsinstantie.

Ook omvat het de verificatie van naleving van de voorschriften waarvoor niet noodzakelijkerwijs metingen hoeven te worden verricht. Dit is het geval voor de beoordeling van de naleving door een ontwerp van de wettelijke voorschriften.

3.    Lijst van regelgevingshandelingen en beperkingen

Onderwerp

Regelgevingshandeling

4A

Ruimte voor het monteren en bevestigen van achterkentekenplaten

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1003/2010

7A

Geluidssignaalvoorzieningen en geluidssignalen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 28

10A

Elektromagnetische compatibiliteit

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 10

18A

Voorgeschreven constructieplaat en voertuigidentificatienummer

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 19/2011

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010 32

33A

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 121

34A

Ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 672/2010

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

36A

Verwarmingssystemen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 122

Met uitzondering van de bepalingen in bijlage 8 met betrekking tot verwarmingstoestellen op lpg en lpg-verwarmingssystemen

37A

Wielafschermingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

44A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

45A

Materialen voor veiligheidsruiten en de montage ervan in voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 43

Beperkt tot de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 21

46

Banden

Richtlijn 92/23/EEG

46A

Montage van banden

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 458/2011

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

Beperkt tot de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 5 (tot en met punt 8) en bijlage 7

61

Aircosysteem

Richtlijn 2006/40/EG



Aanhangsel

Aanwijzing van een fabrikant als technische dienst en uitbestedingen

1.    Algemeen

1.1.    De aanwijzing en aanmelding van een fabrikant als technische dienst gebeurt overeenkomstig de artikelen 72 tot en met 86 en eventuele uitbestedingen gebeuren overeenkomstig de voorschriften van dit aanhangsel.

2.    Uitbesteding

2.1.    Overeenkomstig artikel 75, lid 1, mag een technische dienst een onderaannemer benoemen om namens hem tests te verrichten.

2.2.    In dit aanhangsel wordt verstaan onder:

— "onderaannemer": een dochteronderneming van de technische dienst die door die technische dienst is belast met het verrichten van tests binnen de eigen organisatie, of een derde partij die door die technische dienst is ingehuurd om tests te verrichten.

2.3.    Ook wanneer de fabrikant gebruikmaakt van een onderaannemer moet hij voldoen aan de voorschriften in de artikelen 73, 74, 84 en 85, met name met betrekking tot de vaardigheden van de technische diensten en de naleving van norm EN ISO/IEC 17025:2005.

2.4.    Punt 2 van bijlage XV is van toepassing op de onderaannemer.

3.    Testrapport

Testrapporten worden opgesteld volgens de algemene voorschriften in aanhangsel 3 van bijlage V bij Verordening (EU) XXX/201X.


BIJLAGE XVI

VOORWAARDEN VOOR HET GEBRUIK VAN VIRTUELE TESTMETHODEN DOOR EEN FABRIKANT OF EEN TECHNISCHE DIENST

1.    Doelstellingen en toepassingsgebied

Deze bijlage bevat voorschriften voor virtueel testen overeenkomstig artikel 28, lid 4.

2.    Lijst van regelgevingen

Onderwerp

Regelgevingshandeling

3B

Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

6A

Toegang tot en manoeuvreerbaarheid van voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

6B

Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

8A

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

12A

Binnenuitrusting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 21

16A

Naar buiten uitstekende delen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 26

20A

Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op voertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

27A

Sleepvoorzieningen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

32A

Gezichtsveld naar voren

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 125

35A

Wis- en sproeisystemen voor de voorruit

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

37A

Wielafschermingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

42A

Zijdelingse bescherming van vrachtwagens

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 73

48A

Massa's en afmetingen

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

49A

Bedrijfsvoertuigen wat de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine betreft

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

50A

Mechanische koppelinrichtingen en onderdelen ervan bij voertuigcombinaties

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

50B

Kortkoppelinrichting; montage van een goedgekeurd type kortkoppelinrichting

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 102

52A

Voertuigen van categorie M2 en M3

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 107

52B

Sterkte van de bovenbouw van grote passagiersvoertuigen

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 66

57A

Beschermingsinrichtingen aan de voorzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 93



Aanhangsel 1

Algemene voorwaarden voor het gebruik van virtuele testmethoden

1.    Patroon van de virtuele test

Als basisstructuur voor de beschrijving en uitvoering van virtuele tests wordt het volgende schema gebruikt:

a)    doel;

b)    structuurmodel;

c)    randvoorwaarden;

d)    belastingsparameters;

e)    berekening;

f)    beoordeling;

g)    documentatie.

2.    Basisbeginselen voor computersimulatie en -berekening

2.1.    Wiskundig model 

Het wiskundige model wordt door de fabrikant ter beschikking gesteld. Het moet een weerspiegeling zijn van de complexiteit van de constructie van de te testen voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in verband met de voorschriften van de desbetreffende regelgevingshandelingen en de randvoorwaarden ervan.

Dezelfde voorschriften zijn van toepassing op het onafhankelijk van het voertuig als geheel testen van onderdelen of technische eenheden.

2.2.    Validering van het wiskundige model 

Het wiskundig model wordt tegen de werkelijke testomstandigheden gevalideerd.

Hiertoe wordt een fysieke test uitgevoerd om de resultaten bij gebruik van het wiskundige model te kunnen vergelijken met de resultaten van een fysieke test. Er moet worden aangetoond dat de testresultaten vergelijkbaar zijn. De fabrikant of de technische dienst stelt een valideringsrapport op en dient dat in bij de goedkeuringsinstantie.

Elke wijziging in het wiskundige model of de software die afbreuk kan doen aan de geldigheid van het valideringsrapport wordt gemeld aan de goedkeuringsinstantie, die kan opdragen een nieuwe validering uit te voeren.

Het stroomschema voor de validering is opgenomen in aanhangsel 3.

2.3.    Documentatie 

De fabrikant documenteert de gegevens en hulpmiddelen die bij de simulatie en berekening zijn gebruikt en stelt deze ter beschikking van de technische dienst.

3.    Hulpmiddelen en ondersteuning

De fabrikant voorziet de technische dienst op verzoek van de nodige instrumenten voor het verrichten van virtuele tests, waaronder de juiste software, of verleent die technische dienst toegang tot die instrumenten.

Ook verleent de fabrikant de benodigde ondersteuning aan de technische dienst.

De door de fabrikant aan een technische dienst verleende toegang en ondersteuning ontheffen de technische dienst niet van zijn verplichtingen inzake de vaardigheden van zijn personeel, de betaling van licentierechten en de vertrouwelijkheid.



Aanhangsel 2

Specifieke voorwaarden voor het gebruik van virtuele testmethoden

1.    Lijst van regelgevingshandelingen

Regelgevingshandeling

Bijlage en punt

Bijzondere voorwaarden

3B

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 58

De punten 2.3, 7.3 en 25.6 van VN/ECE-Reglement nr. 58

Afmetingen en weerstand tegen krachten

6A

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 130/2012

Bijlage II, delen I en II, bij Verordening (EU) nr. 130/2012

Afmetingen van treden, treeplanken en handgrepen

6B

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 11

Bijlage 3 bij VN/ECE-Reglement nr. 11

Bijlage 4, punt 2.1, bij VN/ECE-Reglement nr. 11

Bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement nr. 11

Trekproeven en weerstand van de sloten tegen versnellingen

8A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 46

Punt 15.2.4 van VN/ECE-Reglement nr. 46

Voorgeschreven gezichtsvelden van achteruitkijkspiegels

12A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 21

a) Punten 5 tot en met 5.7 van VN/ECE-Reglement nr. 21

b) Punt 2.3 van VN/ECE-Reglement nr. 21

a) Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren.

b) Bepaling van de trefzone van het hoofd.

16A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 26

Punt 5.2.4 van VN/ECE-Reglement nr. 26

Alle voorschriften van de punten 5 (algemene specificaties) en 6 (bijzondere specificaties) van VN/ECE-Reglement nr. 26

Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren.

20A.

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 48

Punt 6 (Individuele specificaties), en de bijlagen 4, 5 en 6 bij VN/ECE-Reglement nr. 48

De in punt 6.22.9.2.2 bedoelde testrit wordt uitgevoerd op een reëel voertuig.

27A

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1005/2010

Bijlage II, punt 1.2, bij Verordening (EU) nr. 1005/2010

Statische trek- en compressiekracht

32A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 125

Punt 5 (specificaties) van VN/ECE-Reglement nr. 125

Belemmering van het zicht en gezichtsveld

35A

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1008/2010

De punten 1.1.2 en 1.1.3 van bijlage IIII bij Verordening (EG) nr. 1008/2010

Alleen vaststellen van het veegoppervlak

37A

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1009/2010

Bijlage II, punt 2, bij Verordening (EU) nr. 1009/2010

Verificatie van de voorschriften voor de afmetingen

42A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 73

Punt 12.10 van VN/ECE-Reglement nr. 73.

Bestandheid tegen een horizontale kracht en meten van de doorbuiging.

48A.

Verordening (EG) nr. 661/2009

Verordening (EU) nr. 1230/2012

a) Bijlage I, deel B, punten 7 en 8, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012;

b) Bijlage I, deel C, punten 6 en 7, bij Verordening (EU) nr. 1230/2012;

a) Controle op overeenstemming met de voorschriften inzake manoeuvreerbaarheid, met inbegrip van de manoeuvreerbaarheid van met belastbare of liftassen uitgeruste voertuigen;

b) Meten van de maximale uitzwaai van de achterkant

49A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 61

De punten 5 en 6 van VN/ECE-Reglement nr. 61

Meten van alle kromtestralen en alle uitsteeksels, met uitzondering van die voorschriften waarbij een kracht moet worden uitgeoefend om overeenstemming met de bepalingen te verifiëren.

50A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 55

a) Bijlage 5 "Voorschriften voor mechanische koppelinrichtingen" bij VN/ECE-Reglement nr. 55

b) Bijlage 6, punt 1.1, bij VN/ECE-Reglement nr. 55

c) Bijlage 6, punt 3, bij VN/ECE-Reglement nr. 55

a) Alle voorschriften van de punten 1 tot en met 8

b) Sterktetests van mechanische koppelingen van eenvoudig ontwerp mogen door virtuele tests worden vervangen.

c) Alleen de punten 3.6.1 (sterktetest), 3.6.2 (knikweerstand) en 3.6.3 (weerstand tegen buigmoment)

52A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 107

Bijlage 3 bij VN/ECE-Reglement nr. 107

Punt 7.4.5 (berekeningsmethode)

52B

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 66

Bijlage 9 bij VN/ECE-Reglement nr. 66

Computersimulatie van de kanteltest met het complete voertuig als equivalente goedkeuringsmethode

57A

Verordening (EG) nr. 661/2009

VN/ECE-Reglement nr. 93

Bijlage 5, punt 3, bij VN/ECE-Reglement nr. 93

Bestandheid tegen een horizontale kracht en meten van de doorbuiging.



Aanhangsel 3

Validering


BIJLAGE XVII

PROCEDURES VOOR DE EU-MEERFASENTYPEGOEDKEURING

1.

Verplichtingen van fabrikanten 

1.1.

Het goede verloop van een EU-meerfasentypegoedkeuring is afhankelijk van samenwerking door alle betrokken fabrikanten. Met het oog hierop zorgen de goedkeuringsinstanties ervoor dat er, voordat goedkeuring aan de eerste of latere fase wordt verleend, goede afspraken zijn gemaakt tussen de desbetreffende fabrikanten wat betreft de levering en uitwisseling van documenten en gegevens, zodat het voltooide voertuigtype voldoet aan de technische voorschriften van alle desbetreffende in bijlage IV vermelde regelgevingshandelingen. Dergelijke informatie omvat gegevens met betrekking tot relevante typegoedkeuringen van systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden, alsmede van voertuigdelen die bij het incomplete voertuig behoren, maar nog niet zijn goedgekeurd.

1.2.

Iedere bij een EU-meerfasentypegoedkeuring betrokken fabrikant is verantwoordelijk voor de goedkeuring en conformiteit van de productie van alle systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die door hem zijn vervaardigd dan wel door hem aan de vorige bouwfase zijn toegevoegd. De fabrikant van de volgende fase is niet verantwoordelijk voor aspecten die in een eerdere fase zijn goedgekeurd, tenzij hij de desbetreffende delen zodanig wijzigt dat de eerder verleende goedkeuring ongeldig wordt.

2.

Verplichtingen van goedkeuringsinstanties

2.1.

De goedkeuringsinstantie gaat als volgt te werk:

a)

zij controleert of alle EU-typegoedkeuringscertificaten die zijn afgegeven op grond van de regelgevingshandelingen die van toepassing zijn op de typegoedkeuring van voertuigen, het voertuigtype in de desbetreffende staat van voltooiing omvatten en aan de voorschriften voldoen;

b)

zij zorgt ervoor dat alle desbetreffende gegevens, al naargelang van de staat van voltooiing van het voertuig, opgenomen worden in het informatiedossier;

c)

zij vergewist zich er aan de hand van de verstrekte documentatie van dat de voertuigspecificatie(s) en gegevens van deel I van het voertuiginformatiedossier ook in de informatiepakketten en de overeenkomstig de desbetreffende regelgevingshandelingen afgegeven EU-typegoedkeuringscertificaten zijn opgenomen; indien bij een voltooid voertuig een nummer van een punt van deel I van het informatiedossier niet voorkomt in het informatiepakket van een van de regelgevingshandelingen, vergewist zij zich ervan dat het desbetreffende onderdeel of kenmerk overeenkomt met de gegevens van het informatiedossier;

d)

zij verricht keuringen, of laat deze verrichten, van onderdelen en systemen van een aantal representatieve exemplaren van het goed te keuren type voertuig om te controleren of het (de) voertuig(en) gebouwd is (zijn) overeenkomstig de desbetreffende gegevens in het gewaarmerkte informatiepakket met betrekking tot alle desbetreffende regelgevingshandelingen;

e)

waar dat vereist is, verricht zij relevante controles, of laat zij deze verrichten, met betrekking tot de installatie van technische eenheden;

2.2.

Het aantal in de zin van punt 2.1, onder d), te keuren voertuigen moet voldoende zijn om, rekening houdend met de staat van voltooiing van het voertuig en volgens onderstaande criteria, een adequate controle mogelijk te maken van de verschillende combinaties waarvoor EU-typegoedkeuring moet worden verleend:

- motor;

- versnellingsbak,

- aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbinding);

- gestuurde assen (aantal en plaats);

- carrosserievormen;

- aantal deuren;

- kant van het stuur;

- aantal zitplaatsen;

- niveau van de uitrusting.

3.

Toepasselijke voorschriften

3.1.

EU-meerfasentypegoedkeuringen worden verleend op basis van de voltooiingsfase van het voertuigtype en omvatten alle voor eerdere fasen verleende goedkeuringen/

3.2.

Voor de typegoedkeuring van een geheel voertuig is deze verordening (met name de voorschriften van bijlage II en de specifieke regelgevingshandelingen in bijlage IV) op dezelfde wijze van toepassing als wanneer de goedkeuring zou zijn verleend (of uitgebreid) aan de fabrikant van het basisvoertuig.

3.2.1.

Indien een type systeem, onderdeel of technische eenheid niet is gewijzigd, blijft de typegoedkeuring die in de vorige fase voor het systeem, het onderdeel of de technische eenheid is verleend geldig tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de eerste registratie, zoals aangegeven in de desbetreffende regelgevingshandeling.

3.2.2.

Wanneer een type systeem in de volgende voltooiingsfase van het voertuig zodanig is gewijzigd dat het opnieuw moet worden getest ten behoeve van de typegoedkeuring, moeten de nieuwe tests worden beperkt tot die delen van het systeem die zijn gewijzigd of die gevolgen hebben ondervonden van de wijzigingen.

3.2.3.

Wanneer een voertuigtype of systeemtype een andere fabrikant in de volgende voltooiingsfase van het voertuig dusdanig is gewijzigd dat, met uitzondering van de naam van de fabrikant, het voertuig of het systeem nog steeds kan worden beschouwd als hetzelfde type, dan kunnen de voor bestaande typen geldende voorschriften nog steeds worden gebruikt zolang de datum voor de eerste registratie zoals bepaald in de desbetreffende regelgevingshandeling nog niet is bereikt.

3.2.4.

Indien een voertuig van categorie verandert, gelden de desbetreffende voorschriften van de nieuwe voertuigcategorie. De typegoedkeuringscertificaten van de voorgaande categorie worden aanvaard mits de voorschriften waaraan het voertuig voldoet hetzelfde of strenger zijn dan de voorschriften die van toepassing zijn op de nieuwe categorie.

3.3.

Als de goedkeuringsinstantie hiermee instemt, hoeft een aan de fabrikant van de volgende voltooiingsfase verleende typegoedkeuring van een geheel voertuig niet te worden uitgebreid of herzien wanneer een uitbreiding voor het voertuig van de voorgaande fase geen invloed heeft op de latere fase of op de technische gegevens van het voertuig. Het typegoedkeuringsnummer en de uitbreiding van het voertuig van de vorige fase(n) moet echter worden gekopieerd in punt 1.2.2 van het conformiteitscertificaat van het voertuig van de volgende fase.

3.4.

Wanneer de laadruimte van een compleet of voltooid voertuig van categorie N of O is gewijzigd door een andere fabrikant voor de toevoeging van verwijderbare bevestigingsmiddelen voor opslag en bevestiging van de lading (bijvoorbeeld voering van de laadbak, opslagrekken en imperialen), kunnen dergelijke onderdelen worden behandeld als deel van de nuttige massa en is een goedkeuring niet nodig, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)    de wijzigingen hebben geen invloed op de typegoedkeuring van het voertuig, behalve een toename van de feitelijke massa van het voertuig;

b)    de toegevoegde bevestigingsmiddelen kunnen worden verwijderd zonder het gebruik van speciaal gereedschap.

4.

Identificatie van het voertuig

4.1.

Het bij Verordening (EU) nr. 19/2011 voorgeschreven VIN wordt tijdens alle daaropvolgende fasen van de typegoedkeuring behouden om de "traceerbaarheid" van het proces te waarborgen.

4.2.

In de tweede en latere fasen bevestigt iedere fabrikant ter aanvulling van de bij Verordening (EU) nr. 19/2011 voorgeschreven plaat nog een plaat op het voertuig, waarvan in het aanhangsel van deze bijlage een model wordt gegeven. Deze plaat wordt vast bevestigd op een in het oog springende en gemakkelijk toegankelijke plaats op een onderdeel dat normaal niet wordt vervangen zolang het voertuig in gebruik is. Daarop worden duidelijk en onuitwisbaar in de onderstaande volgorde de volgende gegevens vermeld:

   de naam van de fabrikant;

   de delen 1, 3 en 4 van het EU-typegoedkeuringsnummer;

   de goedkeuringsfase;

   het VIN van het basisvoertuig;

   de technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig in beladen toestand wanneer deze waarde tijdens de lopende goedkeuringsfase is veranderd;

   de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van de combinatie (wanneer deze waarde tijdens de lopende goedkeuringsfase is veranderd of indien het voertuig een aanhangwagen mag trekken). "0" wordt gebruikt indien het voertuig geen aanhangwagen mag trekken;

   de technisch toelaatbare maximummassa op elke as, waarbij de assen in volgorde van voren naar achteren worden vermeld, wanneer deze waarde tijdens de lopende goedkeuringsfase is veranderd;

   in het geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt, wanneer deze waarde tijdens de lopende goedkeuringsfase is veranderd.

Tenzij in de punten 4.1 en 4.2 anders is vermeld, moet de plaat aan de voorschriften van bijlage I en bijlage II bij Verordening (EU) nr. 19/2011 voldoen.



Aanhangsel

MODEL VAN DE EXTRA PLAAT VAN DE FABRIKANT

Onderstaand voorbeeld dient uitsluitend ter indicatie.

NAAM VAN DE FABRIKANT (fase 3)

e2*201X/XX*2609

Fase 3

WD9VD58D98D234560

1 500 kg

2 500 kg

1 – 700 kg

2 – 810 kg



BIJLAGE XVIII
TOEGANG TOT OBD-, REPARATIE- EN ONDERHOUDSINFORMATIE VAN VOERTUIGEN

1.Inleiding

In deze bijlage worden technische voorschriften voor de toegankelijkheid van OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen beschreven.

2.Toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen

2.1.Een fabrikant brengt de nodige regelingen en procedures tot stand overeenkomstig artikel 65 om de toegankelijkheid op snel en makkelijk te raadplegen websites te waarborgen van OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, in een gestandaardiseerd formaat en op niet-discriminerende wijze ten opzichte van de bepalingen die gelden voor, of de toegang die wordt geboden aan erkende dealers en reparateurs.

2.2.Goedkeuringsinstanties verlenen alleen typegoedkeuring als ze van de fabrikant een Certificaat betreffende de toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig hebben ontvangen.

2.3.Het Certificaat betreffende de toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig dient als bewijs van naleving van artikel 68.

2.4.Het Certificaat betreffende de toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig wordt opgesteld volgens het model in aanhangsel 1 van deze bijlage.

2.5.De OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig bevat de volgende elementen:

2.5.1.een eenduidige identificatie van het voertuig, systeem, onderdeel of de technische eenheid waarvoor de fabrikant verantwoordelijk is;

2.5.2.servicehandboeken met service- en onderhoudsgegevens;

2.5.3.technische handleidingen;

2.5.4.informatie over onderdelen en diagnose (zoals de theoretische minimale en maximale meetwaarden);

2.5.5.bedradingsschema's;

2.5.6.de diagnostische foutcodes (met inbegrip van de eigen codes van de fabrikant);

2.5.7.het identificatienummer van de softwarekalibratie dat op een voertuigtype van toepassing is;

2.5.8.over en door middel van eigen instrumenten en apparatuur verstrekte informatie;

2.5.9.informatie over gegevensregistratie en bidirectionele bewaking en testgegevens;

2.5.10.standaard arbeidseenheden of tijdvakken voor reparatie- en onderhoudstaken, als deze aan erkende dealers en reparateurs van de fabrikant rechtstreeks of via een derde ter beschikking worden gesteld;

2.5.11.in het geval van meerfasetypegoedkeuring de onder punt 3 vereiste informatie en alle andere informatie die nodig is om te voldoen aan de voorschriften van artikel 65.

2.6.De fabrikant verstrekt aan belanghebbenden de volgende informatie:

2.6.1.relevante informatie om de ontwikkeling mogelijk te maken van vervangingsonderdelen die voor het naar behoren functioneren van het OBD-systeem van wezenlijk belang zijn;

2.6.2.informatie om de ontwikkeling van generieke diagnoseapparatuur mogelijk te maken.

2.7.Voor de toepassing van punt 2.6.1 mag de ontwikkeling van vervangingsonderdelen niet worden beperkt door een of meer van de volgende omstandigheden:

2.7.1.de onbeschikbaarheid van relevante informatie;

2.7.2.technische voorschriften met betrekking tot storingsindicatiestrategieën als de OBD-drempelwaarden worden overschreden of als het OBD-systeem niet meer aan de fundamentele bewakingsvoorschriften van deze verordening kan voldoen;

2.7.3.specifieke wijzigingen om de OBD-informatie met betrekking tot het gebruik van het voertuig op benzine of op gas afzonderlijk te kunnen verwerken;

2.7.4.de typegoedkeuring van voertuigen op gas die een beperkt aantal minder belangrijke gebreken vertonen.

2.8.Met betrekking tot voertuigen van categorieën die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 595/2009 vallen, moeten voor de toepassing van lid 8, onder b), wanneer fabrikanten diagnose- en testapparatuur overeenkomstig ISO 22900 — Modular Vehicle Communication Interface (MVCI) en ISO 22901 — Open Diagnostic Data Exchange (ODX) gebruiken in hun franchisenetwerken, de ODX-bestanden via de website van de fabrikant toegankelijk zijn voor onafhankelijke marktdeelnemers.

3.Meerfasentypegoedkeuring

3.1.In het geval van meerfasentypegoedkeuring is de eindfabrikant verantwoordelijk voor het verlenen van toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig met betrekking tot zijn eigen fabricagefase(n) en de schakel tussen die fase(n) en de eraan voorafgaande fase(n).

3.2.Daarnaast stelt de eindfabrikant op zijn website de volgende informatie beschikbaar voor onafhankelijke marktdeelnemers:

3.2.1.het webadres van de voor de voorafgaande fase(n) verantwoordelijke fabrikant(en);

3.2.2.de naam en het adres van alle voor de voorafgaande fase(n) verantwoordelijke fabrikanten;

3.2.3.het (de) typegoedkeuringsnummer(s) van de voorafgaande fase(n);

3.2.4.het motornummer.

3.3.Elke voor een bepaalde fase of voor bepaalde fasen van de typegoedkeuring verantwoordelijke fabrikant is verantwoordelijk voor het verlenen van toegang via zijn website tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen met betrekking tot de typegoedkeuringsfase(n) waarvoor hij verantwoordelijk is en de schakel tussen die fase(n) en de eraan voorafgaande fase(n).

3.4.De voor een bepaalde fase of voor bepaalde fasen van de typegoedkeuring verantwoordelijke fabrikant verstrekt de volgende informatie aan de voor de volgende fase verantwoordelijke fabrikant:

3.4.1.het conformiteitscertificaat dat betrekking heeft op de fase(n) waarvoor hij verantwoordelijk is;

3.4.2.het Certificaat betreffende de toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig, met inbegrip van de aanhangsels daarvan;

3.4.3.het typegoedkeuringsnummer dat overeenstemt met de fase(n) waarvoor hij verantwoordelijk is;

3.4.4.de onder de punten 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3 bedoelde documenten, zoals verstrekt door de bij de voorafgaande fase(n) betrokken fabrikant(en).

3.5Elke fabrikant staat de voor de volgende fase verantwoordelijke fabrikant toe de verstrekte documenten door te geven aan de voor iedere volgende fase en voor de eindfase verantwoordelijke fabrikanten.

3.6.Daarnaast verleent de voor een bepaalde fase of voor bepaalde fasen van de typegoedkeuring verantwoordelijke fabrikant op contractbasis:

3.6.1.de voor de volgende fase verantwoordelijke fabrikant toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig en informatie over de interface met betrekking tot de specifieke fase(n) waarvoor hij verantwoordelijk is;

3.6.2.de voor een volgende typegoedkeuringsfase verantwoordelijke fabrikant op verzoek toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig en informatie over de interface met betrekking tot de specifieke fase(n) waarvoor hij verantwoordelijk is;

3.7.Fabrikanten, met inbegrip van eindfabrikanten, kunnen slechts dan overeenkomstig artikel 67 om vergoedingen vragen indien het de specifieke fase(n) betreft waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

Fabrikanten, met inbegrip van eindfabrikanten, vragen geen vergoeding voor het verstrekken van informatie over het webadres of de contactgegevens van andere fabrikanten.

4.Aanpassingen voor de klant

4.1.In afwijking van punt 2 wordt, als het aantal systemen, onderdelen of technische eenheden dat voorwerp vormt van een bepaalde aanpassing voor de klant minder bedraagt dan 250 wereldwijd geproduceerde eenheden, de reparatie- en onderhoudsinformatie voor die aanpassing voor de klant op gemakkelijk en snel toegankelijke wijze aangeboden, en op niet-discriminerende wijze ten opzichte van de bepalingen die gelden voor, of de toegang die wordt geboden aan, erkende dealers en reparateurs.

Voor het onderhoud en de herprogrammering van de elektronische regeleenheden voor de aanpassing voor de klant stelt de fabrikant de desbetreffende eigen specialistische diagnose- of testapparatuur waarover erkende reparateurs kunnen beschikken ook beschikbaar voor onafhankelijke marktdeelnemers.

De aanpassingen voor de klant worden op het moment van de typegoedkeuring vermeld op de website met reparatie- en onderhoudsinformatie van de fabrikant en op het Certificaat betreffende de toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig.

4.2.Fabrikanten stellen de eigen specialistische diagnose- of testapparatuur voor het onderhoud van de voor de klant aangepaste systemen, onderdelen of technische eenheden middels verkoop en verhuur beschikbaar voor onafhankelijke marktdeelnemers.

4.3.Op het moment van de typegoedkeuring vermeldt de fabrikant op het Certificaat betreffende de OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig de aanpassingen voor de klant waarvoor wordt afgeweken van de verplichting krachtens punt 2 om toegang te bieden tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig in een gestandaardiseerd formaat, alsmede alle met die aanpassingen verband houdende elektronische regeleenheden.

Deze aanpassingen voor de klant en alle daarmee verband houdende elektronische regeleenheden worden tevens op de website met reparatie- en onderhoudsinformatie van de fabrikant vermeld.

5.Kleine fabrikanten

5.1.In afwijking van punt 2 verstrekken fabrikanten van wie de jaarlijkse wereldwijde productie van een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die onder deze verordening valt, minder dan 1 000 voertuigen bedraagt voor voertuigen van de categorieën M1 en N1 of minder dan 250 eenheden bedraagt voor voertuigen van de categorieën M2, M3, N2, N3 en O, toegang tot de reparatie- en onderhoudsinformatie op gemakkelijk en snel toegankelijke wijze, en op niet-discriminerende wijze ten opzichte van de bepalingen die gelden voor, of de toegang die wordt geboden aan, erkende dealers en reparateurs.

5.2.Onder punt 5.1 vallende voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden worden op de website met reparatie- en onderhoudsinformatie van de fabrikant vermeld.

5.3.De goedkeuringsinstantie stelt de Commissie in kennis van alle aan fabrikanten van kleine productievolumes verleende typegoedkeuringen.

6.Voorschriften

6.1.Voor OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van voertuigen die op websites beschikbaar is, geldt de in artikel 65 vermelde gemeenschappelijke norm.

Wie het recht wil om de informatie te dupliceren of te herpubliceren, onderhandelt daartoe rechtstreeks met de desbetreffende fabrikant. Ook wordt informatie over opleidingsmateriaal beschikbaar gesteld, maar die kan via andere media dan websites worden aangeboden.

Informatie over alle voertuigonderdelen waarmee het voertuig, aangeduid door het VIN en door aanvullende criteria zoals wielbasis, motorvermogen, uitrustingsniveau of opties, door de voertuigfabrikant is uitgerust en die kunnen worden vervangen door reserveonderdelen die door de voertuigfabrikant aan zijn erkende reparateurs of dealers of aan derden worden aangeboden met verwijzing naar de originele onderdeelnummers, wordt ter beschikking gesteld in een databank die voor onafhankelijke marktdeelnemers gemakkelijk toegankelijk is.

Deze databank omvat het VIN, de originele onderdeelnummers, de originele benaming van de onderdelen, geldigheidsattributen (datum begin en einde geldigheid), montagekenmerken en, indien van toepassing, structurele eigenschappen.

De informatie in de databank wordt geregeld geactualiseerd. Indien die informatie beschikbaar is voor erkende dealers, omvat de actualisering in het bijzonder alle wijzigingen die aan individuele voertuigen zijn aangebracht na productie.

6.2.Toegang tot door erkende dealers en reparateurs gebruikte beveiligingskenmerken van het voertuig wordt aan onafhankelijke marktdeelnemers verstrekt met behulp van beveiligingstechnologie die voldoet aan de volgende voorschriften:

6.2.1.bij de uitwisseling van gegevens worden vertrouwelijkheid, integriteit en beveiliging tegen replay gewaarborgd;

6.2.2.de norm https//ssl-tls (RFC4346) wordt toegepast;

6.2.3.voor de wederzijdse authenticatie van onafhankelijke marktdeelnemers en fabrikanten wordt gebruikgemaakt van beveiligingscertificaten overeenkomstig ISO 20828;

6.2.4.de private sleutel van de onafhankelijke marktdeelnemer wordt met veilige hardware beveiligd.

6.3.Het in artikel 70 vermelde forum Toegang tot voertuiginformatie zal de parameters vaststellen om volgens de stand van de techniek aan deze voorschriften te voldoen. De onafhankelijke marktdeelnemer wordt hiertoe goedgekeurd en geautoriseerd op basis van documenten waaruit blijkt dat hij legitieme handelsactiviteiten verricht en niet veroordeeld is voor criminele activiteiten.

6.4.Met betrekking tot voertuigen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 595/2009 vallen, wordt de herprogrammering van regeleenheden uitgevoerd volgens ISO 22900-2, SAE J2534 of TMC RP1210B, met behulp van niet aan eigendomsrechten verbonden hardware. Herprogrammering via ethernet, seriële kabel of lokaal netwerk (LAN) en met behulp van verwisselbare media zoals compact discs (cd's), digital versatile discs (dvd's) of solid-stategeheugenmedia voor infotainmentsystemen (bv. navigatiesystemen of telefoons) is eveneens toegestaan, maar slechts op voorwaarde dat hiervoor geen aan eigendomsrechten gebonden communicatiesoftware (bv. stuurprogramma's of plug-ins) of -hardware vereist is. Voor de validering van de compatibiliteit van de fabrikantspecifieke toepassing en de voertuigcommunicatie-interfaces (VCI's) overeenkomstig ISO 22900-2 of SAE J2534 of TMC RP1210B, biedt de fabrikant een validering aan van onafhankelijk ontwikkelde VCI's, of verstrekt hij de vereiste informatie en geeft hij de eventueel vereiste speciale hardware in bruikleen waarmee een VCI-fabrikant deze validering zelf kan uitvoeren. Op vergoedingen voor dergelijke valideringen of dergelijke informatie en hardware zijn de voorwaarden van artikel 67, lid 1, van toepassing.

6.5.De voorschriften van punt 6.4 zijn niet van toepassing op de herprogrammering van snelheidsbegrenzers en registratieapparatuur.

6.6.Alle emissiegerelateerde diagnostische foutcodes zijn in overeenstemming met bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie 33 en bijlage X bij Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie 34 .

6.7.Wat de toegang tot niet aan de beveiliging van het voertuig gerelateerde OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig betreft, mag in de registratievoorschriften om als onafhankelijke marktdeelnemer van de website van de fabrikant gebruik te maken, alleen informatie worden gevraagd die nodig is om te bevestigen hoe voor de informatie zal worden betaald. Wat de toegang tot beveiligde delen van het voertuig betreft, verstrekt de onafhankelijke marktdeelnemer een certificaat overeenkomstig ISO 20828 waarin hij zichzelf en de organisatie waarvan hij deel uitmaakt, identificeert; de fabrikant verstrekt daarop zijn eigen certificaat overeenkomstig ISO 20828 waarin hij bevestigt dat de onafhankelijke marktdeelnemer een wettige site van de beoogde fabrikant bezoekt. Beide partijen houden een overzicht van de eventuele transacties bij, met vermelding van de voertuigen en de wijzigingen ervan krachtens deze bepaling.

6.8.Fabrikanten vermelden op hun website met reparatie-informatie het typegoedkeuringsnummer per model.

7.Typegoedkeuringsvoorschriften

7.1.Om typegoedkeuring te verkrijgen, dient de fabrikant het ingevulde certificaat in, waarvoor in aanhangsel 1 een model is opgenomen.

7.2.Indien de OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig niet beschikbaar is of niet voldoet aan de voorschriften van deze bijlage, verstrekt de fabrikant die informatie binnen zes maanden na de datum van de typegoedkeuring.

7.3.De verplichting om binnen de in punt 7.2 vermelde termijn informatie te verstrekken, geldt alleen als het voertuig na typegoedkeuring in de handel wordt gebracht.

Indien het voertuig meer dan zes maanden na het verlenen van de typegoedkeuring in de handel wordt gebracht, wordt de informatie verstrekt op de datum waarop het voertuig in de handel wordt gebracht.

7.4.De goedkeuringsinstantie mag op basis van een ingevuld certificaat inzake de toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig aannemen dat de fabrikant wat de toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig betreft, afdoende regelingen en procedures tot stand heeft gebracht, mits er geen klachten waren en de fabrikant dit certificaat binnen de in punt 7.2 genoemde termijn verstrekt.

Indien het certificaat van naleving niet binnen deze termijn wordt geleverd, neemt de goedkeuringsinstantie de nodige maatregelen om de naleving te waarborgen.



Aanhangsel 1

Certificaat van de fabrikant met betrekking tot toegang tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig

(Fabrikant): …

(Adres van de fabrikant): …

certificeert dat:

hij toegang geeft tot OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig overeenkomstig:

artikel 65 van Verordening (EU) [……] en bijlage XVIII bij die verordening

wat de in de bijlage bij dit certificaat opgesomde typen voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden betreft.

De volgende afwijkingen worden toegepast: Aanpassingen voor de klant (13) — Kleine volumes (13) —.

Het voornaamste webadres waarop de relevante informatie toegankelijk is — en dat bij deze in overeenstemming met bovenstaande bepalingen wordt verklaard — is vermeld in een bijlage bij dit certificaat, samen met de contactgegevens van de verantwoordelijke vertegenwoordiger van de fabrikant, die dit certificaat heeft ondertekend.

Indien van toepassing: de fabrikant verklaart ook dat hij heeft voldaan aan de verplichting in artikel 66 van Verordening (EU) nr. …/201. om relevante informatie over eerdere goedkeuringen van deze voertuigtypen uiterlijk zes maanden na de datum van typegoedkeuring te verstrekken.

Gedaan te … [plaats]

Op … [datum]

[Handtekening] [Functie]

Bijlagen:

— bijlage A: Webadressen;

— bijlage B: Contactgegevens.

BIJLAGE A

Webadressen waarnaar in dit certificaat wordt verwezen:

BIJLAGE B

Contactgegevens van de vertegenwoordiger van de fabrikant naar wie in dit certificaat wordt verwezen:



Aanhangsel 2

OBD-informatie van het voertuig

1.

De voertuigfabrikant moet de in dit aanhangsel vereiste informatie verstrekken om de fabricage van OBD-compatibele vervangings- of onderhoudsonderdelen en van diagnose- en testapparatuur mogelijk te maken.

2.

De volgende informatie wordt op verzoek en op niet-discriminerende wijze ter beschikking gesteld van belangstellende fabrikanten van onderdelen en diagnose- of testapparatuur:

2.1.    een beschrijving van het type en het aantal voorconditioneringscycli waaraan het voertuig bij de eerste typegoedkeuring is onderworpen;

2.2.    een beschrijving van het type obd-demonstratiecyclus waaraan het voertuig bij de eerste typegoedkeuring is onderworpen met betrekking tot het onderdeel dat door het OBD-systeem wordt bewaakt;

2.3.    een uitvoerige beschrijving van alle onderdelen die in het kader van de strategie voor foutendetectie en MI-activering (vast aantal rijcycli of statistische methode) van een sensor zijn voorzien, inclusief een lijst van door sensoren bepaalde relevante secundaire parameters voor elk door het OBD-systeem bewaakt onderdeel en een lijst van alle OBD-outputcodes en -formaten (met een verklaring van elke code en elk formaat) voor afzonderlijke emissiegerelateerde onderdelen van de aandrijflijn en voor afzonderlijke niet-emissiegerelateerde onderdelen, voor zover de bewaking van het onderdeel dient om de MI-activering te bepalen. Met name bij voertuigtypen die gebruikmaken van een communicatielink volgens ISO 15765– 4 "Wegvoertuigen — Diagnostische communicatie op Controller Area Networks (DoCAN) — Deel 4: Eisen voor emissiegebonden systemen", moeten voor elke bewaakte ID van het OBD-systeem de in modus $ 05 Test ID $ 21 tot en met FF en in modus $ 06 verstrekte gegevens uitvoerig worden toegelicht.

Wanneer andere communicatieprotocolnormen worden toegepast, moet een even uitvoerige toelichting worden verstrekt.

Deze informatie kan worden verstrekt in de vorm van een tabel, met de volgende kolom- en rijtitels:

Onderdeel — Foutcode — Monitoringstrategie — Foutdetectiecriteria — MI-activeringscriteria — Secundaire parameters — Voorconditionering — Demonstratietest.

Katalysator — P0420 — Signalen van de zuurstofsensoren 1 en 2 — Verschil tussen de signalen van sensor 1 en 2 — 3e cyclus — Toerental, belasting van de motor; A/F-modus, katalysatortemperatuur — Twee cycli van type 1— type 1.

3.

Vereiste informatie voor de fabricage van diagnoseapparatuur

Om de levering van generieke diagnoseapparatuur voor multimerkenreparateurs te vereenvoudigen, stellen voertuigfabrikanten de in de punten 3.1, 3.2 en 3.3 bedoelde informatie ter beschikking via hun websites met reparatie-informatie. Die informatie omvat alle functies van de diagnoseapparatuur en alle links naar reparatie-informatie en instructies voor het opsporen en oplossen van fouten. Voor de toegang tot de informatie kan een redelijke vergoeding worden gevraagd.

3.1. Communicatieprotocolinformatie

De volgende informatie is vereist, ingedeeld volgens merk, model en variant van het voertuig, of een andere bruikbare definitie zoals het VIN of de voertuig- en systeemidentificatie:

3.1.1 eventuele extra protocolinformatiesystemen om een volledige diagnose mogelijk te maken, naast de in bijlage 9B, punt 4.7.3, bij VN/ECE-Reglement nr. 49 voorgeschreven standaarden, inclusief eventuele extra hard- of softwareprotocolinformatie, parameteridentificatie, transferfuncties, "keep alive"-voorschriften of fouttoestanden;

3.1.2.    bijzonderheden over het verkrijgen en interpreteren van foutcodes die niet voldoen aan de in bijlage 9B, punt 4.7.3, bij VN/ECE-Reglement nr. 49 voorgeschreven standaarden;

3.1.3.    een lijst van alle beschikbare "live data”-parameters, inclusief scaling en toegangsinformatie;

3.1.4.    een lijst van alle beschikbare functionele tests, inclusief activering of besturing van apparatuur en de middelen om deze uit te voeren;

3.1.5.    bijzonderheden over het verkrijgen van alle onderdeel- en statusinformatie, tijdstempels, foutcodes in behandeling en "freeze frames";

3.1.6.    resetten van adaptieve leerparameters, codering van varianten en instelling van vervangingsonderdelen, en voorkeur van de klant;

3.1.7.    identificatie van de elektronische regeleenheid (ECU) en codering van varianten;

3.1.8.    bijzonderheden over het resetten van onderhoudsverklikkerlichten;

3.1.9.    plaats van de diagnoseconnector en bijzonderheden over de connector;

3.1.10.    identificatiecode van de motor.

3.2. Test en diagnose van door het OBD-systeem bewaakte onderdelen

De volgende informatie moet worden overgelegd:

3.2.1.    een beschrijving van de tests om de functionaliteit aan te tonen, aan het onderdeel of in het harnas;

3.2.2.    informatie over de testprocedure inclusief testparameters en onderdeelinformatie;

3.2.3.    bijzonderheden over de verbinding, inclusief minimum- en maximuminput en -output en rij- en belastingswaarden;

3.2.4.    onder bepaalde rijomstandigheden, waaronder stationair draaien, te verwachten waarden;

3.2.5.    elektrische waarden voor het onderdeel in statische en dynamische toestand;

3.2.6.    storingsconditiewaarden voor elk van de scenario's;

3.2.7.    diagnosesequenties bij storingsconditie, inclusief foutenbomen en scenario om de storing op te lossen.

3.3. Vereiste gegevens om de reparatie uit te voeren

De volgende informatie moet worden overgelegd:

3.3.1.    ECU- en onderdeelinitialisatie (wanneer vervangingsonderdelen worden gemonteerd);

3.3.2.    initialisatie van nieuwe en vervangings-ECU's, in voorkomend geval met gebruikmaking van "pass-through" (her-)programmeringstechnieken.



BIJLAGE XIX

CONCORDANTIETABEL

1.    Verordening (EG) nr. 715/2007

Verordening (EG) nr. 715/2007

Deze verordening

Artikel 1, lid 2

Artikel 94, lid 1, punt 1

Artikel 3, onder 14) en 15)

Artikel 3, onder 48) en 49)

Artikel 6

Artikel 65

Artikel 7

Artikel 67

Artikel 8

-

Artikel 9

-

Artikel 13, lid 2, onder e)

Artikel 92, lid 2, onder e)

2.    Verordening (EG) nr. 595/2009

Verordening (EG) nr. 595/2009

Deze verordening

Artikel 1, tweede alinea

Artikel 95, lid 1, punt 1

Artikel 3, onder 11) en 13)

Artikel 3, onder 48) en 49)

Artikel 6

Artikel 65

Artikel 11, lid 2, onder e)

Artikel 92, lid 2, onder e)

3.    Verordening (EU) nr. 692/2008

Verordening (EU) nr. 692/2008

Deze verordening

Bijlage XIV

Bijlage XVIII

4.    Verordening (EU) nr. 582/2011

Verordening (EU) nr. 582/2011

Deze verordening

Artikelen 2 bis tot en met 2 quinquies

Bijlage XVIII

Artikel 2 sexies

-

Artikel 2 septies

Artikel 67

Artikel 2 octies

Artikel 69

Artikel 2 nonies

Artikel 70

Bijlage XVII

Bijlage XVIII

5.    Richtlijn 2007/46/EG

Richtlijn 2007/46/EG

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1, lid 1

-

Artikel 1, lid 2

-

Artikel 1, lid 3

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 3, onder 1)

-

Artikel 3, onder 2)

-

Artikel 3, onder 3)

Artikel 3, onder 1)

Artikel 3, onder 4)

Artikel 3, onder 27)

Artikel 3, onder 5)

Artikel 3, onder 23)

Artikel 3, onder 6)

Artikel 3, onder 43)

Artikel 3, onder 7)

Artikel 3, onder 21)

Artikel 3, onder 8)

Artikel 3, onder 31)

Artikel 3, onder 9)

Artikel 3, onder 32)

Artikel 3, onder 10)

Artikel 3, onder 33)

Artikel 3, onder 11)

Artikel 3, onder 11)

Artikel 3, onder 12)

Artikel 3, onder 12)

Artikel 3, onder 13)

Artikel 3, onder 3)

Artikel 3, onder 14)

-

Artikel 3, onder 15)

-

Artikel 3, onder 16)

Artikel 3, onder 10)

Artikel 3, onder 17)

Artikel 3, onder 36)

Artikel 3, onder 18)

Artikel 3, onder 38)

Artikel 3, onder 19)

Artikel 3, onder 22)

Artikel 3, onder 20)

Artikel 3, onder 34)

Artikel 3, onder 21)

Artikel 3, onder 35)

Artikel 3, onder 22)

Artikel 3, onder 44)

Artikel 3, onder 23)

Artikel 3, onder 4)

Artikel 3, onder 24)

Artikel 3, onder 5)

Artikel 3, onder 25)

Artikel 3, onder 6)

Artikel 3, onder 26)

Artikel 3, onder 46)

Artikel 3, onder 27)

Artikel 3, onder 9)

Artikel 3, onder 28)

Artikel 3, onder 25)

Artikel 3, onder 29)

Artikel 3, onder 13)

Artikel 3, onder 30)

-

Artikel 3, onder 31)

Artikel 3, onder 37)

Artikel 3, onder 32)

Artikel 3, onder 42)

Artikel 3, onder 33)

Artikel 3, onder 24)

Artikel 3, onder 34)

-

Artikel 3, onder 35)

-

Artikel 3, onder 36)

Artikel 3, onder 28)

Artikel 3, onder 37) tot en met 40)

-

-

Artikel 3, onder 2)

Artikel 3, onder 7)

Artikel 3, onder 8)

Artikel 3, onder 14) tot en met 20)

Artikel 3, onder 26)

Artikel 3, onder 29) tot en met 30)

Artikel 3, onder 39) tot en met 41)

Artikel 3, onder 45)

Artikel 3, onder 47) tot en met 56)

-

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 4, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 4, lid 3, tweede alinea

Artikel 6, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 6, lid 1

-

Artikel 6, lid 4

-

Artikel 8

-

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 5

Artikel 11

-

Artikel 11, lid 1

-

Artikel 11, lid 3

-

Artikel 11, lid 5

Artikel 5, lid 1

Artikel 11, lid 6

Artikel 5, lid 2

Artikel 11, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 11, lid 4

-

Artikel 11, leden 7 en 8

-

Artikel 12

-

Artikel 13

-

Artikel 14

-

Artikel 15

-

Artikel 16

-

Artikel 17

-

Artikel 18

-

Artikel 19

Artikel 6

Artikel 20

Artikel 6, lid 1

Artikel 20, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 20, lid 2, en artikel 23, lid 1

Artikel 6, lid 3

Artikel 20, lid 3, en artikel 23, lid 2

Artikel 6, lid 4

Artikel 20, lid 4, en artikel 23, lid 3

Artikel 6, lid 5

Artikel 20, leden 5 en 6, en artikel 23, lid 4

Artikel 6, lid 6, en 7, lid 1

Artikel 21

Artikel 6, leden 7 en 8

Artikel 23, lid 5, en artikel 27, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 22

Artikel 7, leden 3 en 4

Artikel 23, lid 5, en artikel 27, lid 2

-

Artikel 23

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 24, leden 1 en 2

Artikel 8, lid 3

Artikel 24, lid 3

Artikel 8, lid 4

Artikel 24, lid 4

Artikel 25

Artikel 8, leden 5 en 6

Artikel 25, leden 1 en 2

Artikel 8, leden 7 en 8

Artikel 25, leden 3 en 4

Artikel 26

Artikel 9, lid 1

Artikel 24, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 24, lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 26, lid 3

Artikel 9, lid 4

Artikel 26, lid 4

Artikel 9, lid 5

-

Artikel 9, leden 6 en 7

Artikel 26, leden 5 en 6

Artikel 10, lid 1

Artikel 27, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 27, lid 1

Artikel 10, lid 3

Artikel 27, lid 2

Artikel 10, lid 4

Artikel 27, lid 3

Artikel 11

Artikel 28

Artikel 12, lid 1

Artikel 29, lid 1

-

Artikel 29, lid 2

Artikel 12, lid 2, eerste alinea

Artikel 29, lid 3

Artikel 12, lid 2, tweede alinea

Artikel 29, lid 4

Artikel 12, lid 3

Artikel 29, lid 5

Artikel 30

Artikel 13, lid 1

Artikel 31, lid 1

Artikel 13, lid 2

Artikel 31, lid 2

Artikel 13, lid 3

Artikel 31, lid 3

Artikel 14, lid 1

Artikel 32, lid 1

Artikel 14, lid 2

Artikel 32, lid 2

Artikel 14, lid 3

Artikel 32, lid 3

Artikel 14, lid 4

Artikel 32, lid 4

Artikel 15, lid 1

Artikel 32, lid 1

Artikel 15, lid 2

Artikel 32, lid 2

Artikel 15, lid 3

Artikel 32, lid 3

Artikel 16, lid 1

Artikel 25, lid 1

Artikel 16, lid 2

Artikel 25, lid 1

Artikel 16, lid 3

Artikel 25, lid 2

-

Artikel 31, lid 1

Artikel 17, leden 1 en 3

Artikel 33, leden 2 en 4

Artikel 17, lid 4

Artikel 33, lid 5

Artikel 18, lid 1

Artikel 34, lid 1

-

Artikel 34, lid 2

Artikel 18, lid 2

Artikel 34, lid 3

Artikel 18, lid 3

-

-

Artikel 34, lid 4

Artikel 18, lid 4

Artikel 34, lid 5

-

Artikel 35, lid 1

Artikel 18, lid 5

Artikel 35, lid 2

Artikel 18, lid 6

Artikel 35, lid 3

Artikel 18, lid 7

Artikel 34, lid 6

Artikel 18, lid 8

Artikel 34, lid 1, derde alinea

-

Artikel 36, lid 1

Artikel 19, leden 1 en 2

Artikel 36, lid 2

Artikel 19, lid 3

Artikel 36, lid 3

Artikel 20, lid 1

Artikel 37, lid 1

Artikel 20, lid 2, eerste alinea

Artikel 37, lid 4

Artikel 20, lid 2, onder a) tot en met c)

Artikel 37, lid 2

Artikel 20, lid 3

Artikel 37, lid 5

Artikel 20, lid 4, eerste alinea

Artikel 37, lid 3

Artikel 20, lid 4, tweede alinea

Artikel 37, lid 6

artikel 20, lid 4, derde alinea

Artikel 37, lid 7

Artikel 20, lid 5

-

Artikel 21, lid 1

Artikel 38, lid 1

Artikel 21, lid 2

Artikel 38, lid 2

Artikel 22

Artikel 39

Artikel 23, lid 1

Artikel 40, leden 1 en 2

Artikel 23, lid 2

-

Artikel 23, lid 3

Artikel 40, lid 2, derde alinea

Artikel 23, lid 4

Artikel 40, lid 3

Artikel 23, lid 5

Artikel 40, lid 4

Artikel 23, lid 6, eerste alinea

Artikel 41, leden 1 en 2

Artikel 23, lid 6, tweede alinea

Artikel 41, lid 3

artikel 23, lid 6, derde alinea

Artikel 41, lid 4

Artikel 23, lid 7

Artikel 41, lid 5

Artikel 42

Artikel 24

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 25

Artikel 45

Artikel 26, lid 1

Artikel 45, lid 1

Artikel 26, lid 2

Artikel 45, lid 2

Artikel 26, lid 3

Artikel 45, lid 3

Artikel 27, lid 1

Artikel 47, lid 1

Artikel 27, lid 2

Artikel 47, lid 2

Artikel 27, lid 3

Artikel 47, lid 3

Artikel 27, lid 4

-

-

Artikel 47, lid 4

-

Artikel 47, lid 5

Artikel 27, lid 5

Artikel 47, lid 6

Artikel 28

Artikel 48

Artikel 29, lid 1, eerste alinea

Artikel 49, lid 1, eerste alinea

-

Artikel 49, lid 1, tweede en derde alinea

-

Artikel 49, leden 2 en 4

Artikel 29, lid 1, tweede alinea

Artikel 50, lid 1

-

Artikel 50, leden 2 en 5

Artikel 29, lid 2

Artikel 52, lid 4

-

Artikel 51, leden 1 en 2

Artikel 29, lid 3

Artikel 51, lid 3

Artikel 29, lid 4

-

-

Artikel 52, leden 1 tot en met 3

-

Artikel 52, lid 5

Artikel 30, lid 1

Artikel 53, lid 1

Artikel 30, lid 2, eerste alinea

Artikel 53, lid 2

Artikel 30, lid 2, tweede alinea

-

Artikel 30, lid 3

Artikel 54, lid 1

Artikel 30, lid 4

Artikel 54, leden 2 tot en met 4 eerste alinea

Artikel 30, lid 5

Artikel 54, lid 4, tweede alinea

Artikel 30, lid 6

Artikel 54, lid 5

Artikel 31, leden 1 en 4

Artikel 55

Artikel 31, lid 5, eerste alinea

Artikel 56, lid 1

Artikel 31, lid 5, tweede en derde alinea

Artikel 56, lid 2

Artikel 31, leden 6 en 7

-

Artikel 31, lid 8

Artikel 56, lid 3

Artikel 31, lid 9

Artikel 56, lid 4

Artikel 31, lid 10

Artikel 56, lid 6

Artikel 31, lid 11

-

Artikel 31, lid 12, eerste alinea

Artikel 56, lid 7

Artikel 31, lid 12, tweede alinea

-

Artikel 31, lid 13

-

Artikel 32, lid 1

Artikel 57, lid 1

-

Artikel 57, lid 2

Artikel 32, lid 2

Artikel 57, lid 3

Artikel 32, lid 3

Artikel 58, lid 1

-

Artikel 58, lid 2

Artikel 33

Artikel 59

Artikel 34, lid 1

Artikel 60, lid 1

-

Artikel 60, lid 2

Artikel 34, lid 2

Artikel 60, lid 3

Artikel 34, leden 3 en 4

-

Artikel 35

Artikel 61

Artikel 36

Artikel 62

Artikel 37

Artikel 63

Artikel 38

Artikel 64

Zie concordantietabellen

in punten 1 tot en met 4

Artikel 65

Artikel 66

Artikel 67

Artikel 68

Artikel 69

Artikel 70

-

Artikel 71

Artikel 39

-

Artikel 40

Artikel 87

Artikel 41

Artikel 74

Artikel 41, lid 2

Artikel 84, lid 1

Artikel 41, lid 3

Artikel 72, lid 1

Artikel 41, lid 4

Artikel 74, lid 2

Artikel 41, lid 5

Artikel 72, lid 2

Artikel 41, lid 6

Artikel 76, lid 1

-

Artikel 76, leden 2 en 3

Artikel 41, lid 7

-

Artikel 41, lid 8

Artikel 76, lid 4

-

Artikel 73

-

Artikel 75

Artikel 42

Artikel 77

Artikel 43, lid 1

Artikel 78, lid 1

Artikel 43, leden 2 en 3

Artikel 78, leden 2 en 3

-

Artikel 78, lid 4

Artikel 43, leden 4 en 5

Artikel 78, leden 5 en 6

-

Artikel 79

-

Artikel 80

-

Artikel 81

-

Artikel 82

-

Artikel 83

-

Artikel 84

-

Artikel 85

-

Artikel 86

-

Artikel 87

-

Artikel 88

-

Artikel 89

Artikel 44

Artikel 96

Artikel 45

-

Artikel 46

Artikel 91

Artikel 47

-

Artikel 48

-

Artikel 49

Artikel 95

Artikel 92

Artikel 93

Artikel 94

Artikel 51

-

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VI

Bijlage VI

Bijlage VII

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage VIII

Bijlage IX

Bijlage IX

Bijlage X

Bijlage X

Bijlage XI

-

-

Bijlage XI

Bijlage XII

Bijlage XII

Bijlage XIII

Bijlage XIII

Bijlage XIV

Bijlage XIV

Bijlage XV

Bijlage XV

Bijlage XVI

Bijlage XVI

Bijlage XVII

Bijlage XVII

-

Bijlage XVIII

Bijlage XVIII

-

Bijlage XIX

-

Bijlage XX

-

Bijlage XXI

Bijlage XIX

(1) Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de typegoedkeuringsvoorschriften voor massa's en afmetingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan betreft en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 353 van 21.12.2012, blz. 31).
(2) Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 35 van 4.2.2009, blz. 32).
(3) Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2014 van de Commissie van 25 april 2014 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 125 van 26.4.2014, blz. 57).
(7) Verordening (EU) nr. 65/2012 van de Commissie van 24 januari 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat schakelindicatoren betreft en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 28 van 31.1.2012, blz. 24).
(8) Verordening (EU) nr. 1009/2010 van de Commissie van 9 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor wielafschermingen van bepaalde motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 292 van 10.11.2010, blz. 21).
(9) Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat en voor het voertuigidentificatienummer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 8 van 12.1.2011, blz. 1).
(10) Verordening (EU) nr. 109/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan wat opspatafschermingssystemen betreft (PB L 34 van 9.2.2011, blz. 2).
(11) Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13).
(12) Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).
(13) Richtlijn 80/181/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de meeteenheden, en tot intrekking van Richtlijn 71/354/EEG (PB L 39 van 15.2.1980, blz. 40).
(14) Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59).
(15) Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 131).
(16) Verordening (EU) nr. 1003/2010 van de Commissie van 8 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 291 van 9.11.2010, blz. 22).
(17) Verordening (EU) nr. 130/2012 van de Commissie van 15 februari 2012 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor motorvoertuigen wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 43 van 16.2.2012, blz. 6).
(18) Verordening (EU) nr. 672/2010 van de Commissie van 27 juli 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit van bepaalde motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 196 van 28.7.2010, blz. 5).
(19) Verordening (EU) nr. 1008/2010 van de Commissie van 9 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor wis- en sproeisystemen voor de voorruit van bepaalde motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 292 van 10.11.2010, blz. 2).
(20) Richtlijn 92/23/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan alsmede de montage ervan (PB L 129 van 14.5.1992, blz. 95).
(21) Verordening (EU) nr. 458/2011 van de Commissie van 12 mei 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan wat de montage van de banden betreft en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 124 van 13.5.2011, blz. 11).
(22) Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG (PB L 35 van 4.2.2009, blz. 1).
(23) Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PB L 310 van 25.11.2005, blz. 10)
(24) Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PB L 161 van 14.6.2006, blz. 12).
(25) Verordening (EU) nr. 347/2012 van de Commissie van 16 april 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor bepaalde categorieën motorvoertuigen wat geavanceerde noodsystemen betreft (PB L 109 van 21.4.2012, blz. 1).
(26) Verordening (EU) nr. 351/2012 van de Commissie van 23 april 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat typegoedkeuringsvoorschriften voor de installatie van waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook betreft (PB L 110 van 24.4.2012, blz. 18).
(27) De toelichting bij deel I van bijlage IV geldt ook voor tabel 2. De letters in tabel 2 hebben dezelfde betekenis als in tabel 1.
(28) Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16).
(29) Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("Herziene overeenkomst van 1958") ( PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).
(30) Zie UNECE TRANS/WP.29/343 voor latere wijzigingen.
(31) Beschikking 2005/50/EG van de Commissie inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (PB L 21 van 25.1.2005, blz. 15).
(32) Verordening (EU) nr. 1005/2010 van de Commissie van 8 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor sleepvoorzieningen voor motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 291 van 9.11.2010, blz. 36).
(33) Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).
(34) Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1).