21.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/64


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid

(2017/C 088/13)

Rapporteur:

Anne Quart (DE/PSE), staatssecretaris voor Europese Zaken en Consumentenbescherming, ministerie van Justitie, Europese Zaken en Consumentenbescherming van de deelstaat Brandenburg

Referentiedocument:

JOIN(2015) 50 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Algemene opmerkingen

1.

is van mening dat de bevordering van stabiliteit en welvaart in de nabuurschap van de EU tot de topprioriteiten van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU moet behoren. Bij de formulering en uitvoering van het Europees buitenlands beleid moet het potentieel van regio’s en gemeenten worden benut. Voor het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) zou bij het creëren van vertrouwen en bij de internationale samenwerking op regionaal en lokaal niveau een significante rol moeten zijn weggelegd.

2.

Het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) kan alleen maar duurzaam effect sorteren als het concreet van nut is voor de burgers van zowel de EU-lidstaten als de ENB-landen. Dit aspect moet bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe strategie een centrale plaats krijgen.

3.

Het CvdR stelt vast dat het ENB vooral een project van de instellingen van de Europese Unie en van de regeringen van de lidstaten en de nabuurschapslanden is. Het benadrukt dat de succesvolle tenuitvoerlegging van de programma’s en projecten op regionaal en lokaal niveau aanzienlijke gevolgen heeft in zowel de EU-lidstaten als de betrokken derde landen. In het kader van het ENB zou er voorrang aan gegeven moeten worden om de samenwerking op lokaal en regionaal niveau en de interactie van de civil societies te versterken en daarvoor toereikende middelen beschikbaar te stellen. Regio’s en gemeenten en hun verenigingen zouden in iedere uitvoeringsfase van het ENB (van de programmering tot aan het democratisch toezicht) een rol moeten krijgen, en zouden bij de werkzaamheden van de associatiecomités en -raden betrokken moeten worden en een permanente waarnemersstatus moeten krijgen.

4.

Het CvdR pleit voor meer concrete projecten ter bevordering van interpersoonlijke contacten en acht het absoluut noodzakelijk dat er meer middelen worden uitgetrokken voor grensoverschrijdende samenwerking, partnerschapsverbanden tussen lokale overheden en wetenschappelijke, culturele en jongerenuitwisselingen. Het dringt er nog eens op aan dat de partners betrokken worden bij de programma’s van de EU, zoals Erasmus. Het vindt het terecht dat de Commissie een belangrijke plaats inruimt voor het visumversoepelingsvraagstuk en specifieke voorstellen voor Oekraïne en Georgië presenteert, en het spreekt nogmaals zijn steun uit voor samenwerking inzake visa en mobiliteitskwesties, inclusief dialogen over visumliberalisering en -versoepeling, met de ENB-partners die dit wensen.

5.

Het CvdR herhaalt de voorstellen uit zijn op 9 juli 2015 uitgebrachte advies „Naar een nieuw Europees nabuurschapsbeleid” en verzoekt de Europese Commissie en de EDEO om deze terdege in aanmerking te nemen bij de implementatie van de strategie.

6.

Gewapende conflicten, geweld, schendingen van de territoriale soevereiniteit en van mensenrechten en van het beginsel van gelijke rechten van volkeren, terrorisme en de ernstige destabilisatie in tal van landen en regio’s in de nabuurschap van de EU hebben geleid tot een groot verlies aan mensenlevens, gewonden, ontheemden, gedwongen migratie en belemmering van de ontwikkeling van duurzame partnerschappen. Het CvdR benadrukt dat het belangrijk is om zich niet te laten leiden door geopolitieke overwegingen en wishful thinking, en om realistische doelen op basis van een realistische beoordeling vast te leggen en tot samenwerking te komen tussen partners die werkelijk belangstelling voor samenwerking hebben en die ook over het vermogen beschikken om duurzame resultaten te bereiken. Ondanks de nodige differentiëring moet er gezorgd blijven worden voor een evenwicht tussen de oostelijke en de zuidelijke nabuurschap.

7.

Een partnerschap kan pas duurzaam vorm krijgen als er sprake is van gelijkwaardigheid en wederzijds voordeel. Het is dan ook een goede zaak dat de Commissie hieraan bij de herziening van het ENB speciale aandacht besteedt. Het CvdR zou graag zien dat het concept van gelijkwaardige, wederzijdse verantwoordelijkheid voor het ENB-partnerschap in de praktijk ook daadwerkelijk wordt toegepast.

8.

De consequente inachtneming van de mensenrechten en de normen van het internationale humanitaire recht mogen niet op de helling komen te staan. Het CvdR wijst er in dit verband op dat de conflicten waar veel ENB-partnerlanden door getroffen worden, nieuwe uitdagingen met zich brengen waar het gaat om de bescherming van vluchtelingen en de eerbiediging van het internationale humanitaire recht. Aan de hand van nieuwe benaderingen moeten er dan ook nieuwe en efficiëntere instrumenten komen om ervoor te zorgen dat de Europese en internationale normen voor de bescherming van vluchtelingen ten volle in acht worden genomen. Verder is het zaak dat de lokale overheden worden betrokken bij de aanstaande onderhandelingen met vele ENB-partnerlanden over globale migratiepacten en dat het migratiebeleid en het nabuurschapsbeleid beter op elkaar worden afgestemd, teneinde verschillen en contradicties te voorkomen.

Stabiliteit van de EU en van haar nabuurschap

9.

Het CvdR wijst erop dat de grootste invloed van de EU op de stabiliteit en welvaart in haar nabuurschap uit de aantrekkingskracht van haar sociaaleconomische model, de eenheid en solidariteit tussen de EU-lidstaten, duurzame ontwikkeling, democratie en eerbiediging van de mensenrechten en de democratische vrijheden voortvloeit. Een stabiele EU die aan haar waarden en beginselen vasthoudt, is het best in staat om aan de stabilisering van de nabuurschap bij te dragen.

10.

Bedreigingen voor de veiligheid zouden in al hun complexiteit geanalyseerd moeten worden en zouden de nodige aandacht moeten krijgen wanneer men de oorzaken van instabiliteit onderzoekt. Prioritair dient gekeken te worden naar de sociaaleconomische oorzaken van de huidige problemen op het gebied van veiligheid en migratie. Het CvdR is te spreken over de toezegging van de EU om samen met de ENB-partners te werken aan het realiseren van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Daarbij zou meer nadruk moeten worden gelegd op de bevordering van sociale rechten, omdat duurzame economische en sociale ontwikkeling doorslaggevend is voor een stabiele nabuurschap. Voor de toekomst van de meeste nabuurschapslanden is het creëren van arbeidsplaatsen van cruciaal belang. Er wordt dan ook goed aan gedaan om de bestrijding van de werkloosheid onder jongeren en de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen als speerpunten aan te merken. Noodzakelijk hiervoor is een aanpak op meerdere niveaus (nationaal, regionaal en lokaal), alsook regionale, subregionale en grensoverschrijdende samenwerking. Sectorspecifieke samenwerkingsprogramma’s moeten zo worden opgezet dat ze voor lokale en regionale overheden uitvoerbaar zijn.

11.

Het CvdR verwelkomt het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw partnerschapskader met derde landen en voor een nieuw Europees plan voor externe investeringen, bedoeld om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken door investeringen aan te trekken, de technische bijstand te versterken en economische en structurele hervormingen te ondersteunen teneinde het ondernemingsklimaat en het bredere beleidsklimaat te verbeteren. Het pleit ervoor dat de Europese regionale en lokale overheden van meet af aan bij dit proces worden betrokken.

12.

Hopelijk zal er met de nieuwe „migratiepacten” waarover de EU momenteel met Jordanië en Libanon onderhandelt in het licht van de Commissiemededeling van 7-juni 2016 over een nieuw partnerschapskader met derde landen, een goed evenwicht worden gevonden tussen de behoeften van de vluchtelingen, de behoeften en omstandigheden van deze landen en de verwachtingen van de EU en haar lidstaten, met inachtneming van de mensenrechten en de normen van het internationale humanitaire recht.

13.

Het CvdR blijft opkomen voor het Tunesische volk en pleit voor een echt, diepgaand en uitgebreid partnerschap tussen de EU en Tunesië. Als Tunesië zich vreedzaam en democratisch blijft ontwikkelen in de richting van een op economisch en veiligheidsgebied stabiel land, zou daarvan een zeer positief signaal naar alle ENB-landen uitgaan. De EU moet haar hulp aan Tunesië aanzienlijk opvoeren om de bestendiging van de democratische transitie te ondersteunen en om investeringen in en de ontwikkeling van alle sectoren van de economie en de samenleving te bevorderen, waarbij het met name gaat om het creëren van arbeidsplaatsen en de instandhouding van goede openbare voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn. Het CvdR neemt kennis van het opstarten van onderhandelingen over een ambitieuze vrijhandelsovereenkomst (DCFTA) tussen de EU en Tunesië en verzoekt de Commissie in dit verband een totaalaanpak te hanteren om ervoor te zorgen dat deze overeenkomst beide partijen ten goede komt en terdege rekening houdt met de aanzienlijke economische verschillen die er tussen hen bestaan.

14.

Het CvdR pleit ervoor dat lokale en regionale overheden in de EU alsook in de ENB-landen geholpen worden om vluchtelingen kwalitatief adequate basisvoorzieningen te bieden in plaats van dat ze worden overgeplaatst naar derde landen en om samen met hen op langere termijn voor een duurzame sociale en economische ontwikkeling van hun gemeenten en regio’s van herkomst te zorgen. Vluchtelingen die uit de buurlanden naar de EU zijn gekomen, vormen met het oog op de toekomst een brug tussen de EU en de buurlanden.

15.

Het CvdR pleit in het licht van religieuze radicalisering, nationalisme, extremisme en terrorisme voor de ontwikkeling van strategieën en de beschikbaarstelling van passende instrumenten ter bevordering van interculturele dialoog binnen de EU en met de samenlevingen in haar buurlanden. Het wijst met nadruk op de verantwoordelijkheid en het potentieel van lokale en regionale overheden op dit gebied. Deze dialoog is nodig tussen politici, maar ook tussen maatschappelijke organisaties en in het bijzonder tussen burgers.

16.

Het CvdR stelt vast dat goede nabuurschapsbetrekkingen met de ENB-landen en hun buurlanden onmisbaar zijn voor de stabiliteit in Europa. Het merkt op dat economische samenwerking en politieke dialoog tussen de EU en de Russische Federatie van groot belang zijn, maar wijst erop dat de economische en politieke betrekkingen met Rusland pas genormaliseerd kunnen worden als de akkoorden van Minsk volledig ten uitvoer worden gelegd. Het benadrukt dat er op het niveau van subnationale overheden en tussen actoren uit het maatschappelijk middenveld en het particuliere bedrijfsleven nog steeds sprake is van dialoog en samenwerking en dat dit potentieel beter moet worden benut om meningsverschillen te helpen oplossen.

Differentiëring en regionale samenwerking

17.

De samenwerking met de EU mag niet leiden tot onderlinge concurrentie tussen de nabuurlanden om de beste betrekkingen met de EU, maar moet erop gericht zijn op om op regionaal en territoriaal niveau de handen ineen te slaan. De multilaterale dimensie van het ENB is essentieel. De complexe problematiek i.v.m. de stabilisering van de nabuurschap kan pas worden aangepakt als alle partners van een regio systematisch samenwerken. De EU moet meer ijveren voor een multilaterale benadering van het nabuurschapsbeleid en zou daarbij een centrale plaats moeten inruimen voor de lokale en regionale overheden.

18.

Het CvdR wijst erop dat het zich wil en kan inzetten voor regionale samenwerking, met name via de Euromediterrane Vergadering van lokale en regionale overheden (Arlem), de Conferentie van lokale en regionale overheden van het Oostelijk Partnerschap (Corleap) en de Taskforce Oekraïne. Het verzoekt de Commissie en de EU-delegaties om de deskundigheid van deze drie instanties beter te benutten.

19.

Georgië, Moldavië en Oekraïne hebben besloten om zeer nauwe betrekkingen met de EU aan te gaan en hebben een associatieovereenkomst ondertekend, waarvan ze verwachten dat deze de democratische en economische ontwikkeling van hun land duurzaam ten goede zal komen. Gezien de sociale kosten die met de hervormingsprocessen gepaard gaan, is het CvdR echter bezorgd dat het maatschappelijk draagvlak voor het toenaderingsproces in gevaar zou kunnen komen. Het dringt er bij de EU op aan nog nauwer met de betrokken landen samen te werken om deze uitdaging het hoofd te bieden. De op decentralisering gerichte hervormingen in deze landen zijn voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten van groot belang. Bevordering van democratiseringsprocessen op lokaal en regionaal niveau zou een prioriteit moeten zijn.

20.

Er moeten strategieën komen om te vermijden dat er situaties ontstaan waarin landen moeten kiezen tussen nauwere samenwerking met de EU of met andere partners. Het is een goede zaak dat met de nieuwe onderhandelingen tussen de EU en Armenië nieuwe wegen worden bewandeld om nauwe samenwerking met de EU mogelijk te maken zonder andere internationale verplichtingen nadelig te beïnvloeden. Deze ervaringen zouden ook benut moeten worden bij de ontwikkeling van de betrekkingen met Wit-Rusland en Azerbeidzjan.

21.

Er moeten subregionale strategieën worden uitgewerkt die recht doen aan de uiteenlopende uitdagingen en omstandigheden in de zuidelijke nabuurschap. Zo moet er een strategie komen voor de Adriatisch-Ionische regio, een strategie voor het westelijke Middellandse Zeegebied en een strategie voor het oostelijke Middellandse Zeegebied.

22.

De hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Commissie wordt verzocht een concrete strategie voor te stellen om de buurlanden van de buurlanden, met name de Russische Federatie, bij het ENB te betrekken, teneinde deze benadering in de praktijk te brengen.

23.

Partnerschap begint in de grensregio’s. De Commissie wordt verzocht hun rol te erkennen en steun te verlenen aan grensoverschrijdende samenwerkingsinitiatieven die momenteel door decentrale overheden in de nabuurschapslanden worden opgezet, en daarmee andere ENB-landen het goede voorbeeld te geven. Er zou een breed, op de langere termijn gericht plan moeten worden uitgewerkt dat het huidige financiële kader overstijgt. In dit verband zou het gebruik van de EGTS tussen EU-regio’s en nabuurschapsregio’s toepassing moeten krijgen en zou er met het oog op de ontwikkeling van alle EU-regio’s die aan ENB-landen grenzen snel een overeenkomst moeten worden opgesteld over het geharmoniseerde gebruik van EU-fondsen tussen Interreg Europa en het Europees nabuurschapsinstrument.

Verantwoordelijkheid en een op de burgers gerichte aanpak

24.

Lokale en regionale verantwoordelijkheid is essentieel om het ENB te doen slagen. Bij de vaststelling van beleid, maatregelen en financieringsbepalingen van de EU moeten de regionale behoeften in aanmerking worden genomen. Hierbij dient te worden uitgegaan van een totaalaanpak die alle geledingen van de samenleving ten goede komt en die de regionale ontwikkeling stimuleert. De rol van de decentrale overheden, met name aan de grenzen, in de bilaterale actieplannen zou moeten worden versterkt; dit vereist dat deze overheden meer rechten en bevoegdheden krijgen, alsook toegang tot voldoende financiële middelen.

25.

Op subnationaal niveau en bij de burgers schiet de kennis over de EU en de overeenkomsten tussen de EU en de ENB-landen tekort. Het CvdR verzoekt de Commissie om samen met de EU-delegaties de zichtbaarheid van de samenwerkingsprogramma’s op lokaal en regionaal niveau aanzienlijk te vergroten, lokale en regionale betrokkenen beter op te leiden en voor te lichten, met name via opleidingsprogramma’s voor leerkrachten en de uitwisseling van didactisch materiaal, en op subnationaal niveau de capaciteitsopbouw te versterken om de ENB-programma’s te benutten.

26.

Om de ontwikkeling van de nabuurschapslanden te bevorderen is de betrokkenheid van jongeren en de deelname van vrouwen van cruciaal belang.

27.

Het CvdR pleit voor meer concrete projecten ter plaatse met tastbare resultaten en positieve effecten op het dagelijkse leven van de burgers.

Goed bestuur, rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden

28.

Goed bestuur, de rechtsstaat, democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische vrijheden zijn van fundamenteel belang voor de stabiliteit. De samenlevingen in de nabuurschap van de EU worden gekenmerkt door verschillende historische ervaringen en omstandigheden. Normen op het gebied van democratie en mensenrechten kunnen niet van buitenaf of van hogerhand worden opgelegd, maar moeten bottom-up worden ontwikkeld. Het CvdR benadrukt de rol van de lokale en regionale overheden bij de verankering van de democratie en de rechtsstaat in de samenleving. Deze kernwaarden vormen de fundamenten van het ENB en er valt niet aan te tornen. In de partnerschapsovereenkomsten moeten doeltreffendere institutionele mechanismen worden opgenomen waarmee de naleving van deze beginselen door de partnerlanden kan worden gecontroleerd.

29.

In de meeste buurlanden moet de bestuurscapaciteit worden versterkt. Het CvdR en zijn leden, de betrokken regio’s en gemeenten en hun nationale organisaties zijn bereid om aan de programma’s voor capaciteitsopbouw mee te werken. De Commissie wordt verzocht de daartoe noodzakelijke administratieve en financiële voorwaarden te scheppen. Op decentralisering gerichte hervormingen in de buurlanden moeten sterker worden gesteund. Het CvdR stelt voor om met buurlanden sectorspecifieke proefprojecten af te spreken en om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering hiervan bij de lokale en regionale autoriteiten te leggen, zodat er ervaring met decentraliseringsprocessen kan worden opgedaan.

30.

De Commissie zou projecten voor lokale en regionale afgevaardigden en plaatselijke besturen moeten ontwikkelen, in het kader waarvan ervaringenuitwisselingen met lokale en regionale overheden uit de EU kunnen worden georganiseerd. Nationale verenigingen van gemeenten en regio’s zouden meer steun moeten krijgen om de uitwisseling van ervaringen tussen lokale en regionale overheden binnen de ENB-landen aan te moedigen. Het CvdR pleit voor een substantiële uitbreiding van de stedenpartnerschapsprogramma’s, het programma voor informatie-uitwisseling en technische bijstand (Taiex) en het jumelageprogramma. De Commissie wordt verzocht om de door het CvdR begeleide en in het kader van Arlem, Corleap en de Taskforce Oekraïne opgezette activiteiten adequaat te ondersteunen, niet alleen politiek, maar ook financieel.

31.

Het CvdR verzoekt de Europese dienst voor extern optreden nogmaals om als praktische maatregel in elk van de 16 vertegenwoordigingen van de Commissie in de ENB-landen een aanspreekpunt voor lokale en regionale overheden in te stellen.

Samenwerking op energiegebied

32.

Nauwe samenwerking op energiegebied is een wezenlijk onderdeel van de betrekkingen van de EU met haar buurlanden, aangezien tal van deze landen belangrijke leveranciers van energie voor de EU-lidstaten zijn. De EU kan haar afhankelijkheid van externe leveranciers en energiebronnen verminderen door de energie-efficiëntie in alle stadia van de energieketen te verbeteren en maximaal gebruik te maken van inheemse (inclusief hernieuwbare) energiebronnen en prioriteit te geven aan milieuvriendelijke brandstoffen en technologie. Op die manier draagt ze ook bij tot de verwezenlijking van de in Parijs overeengekomen COP21-doelstellingen. Bij de samenwerking op energiegebied tussen de EU en haar buurlanden zou het vooral moeten gaan om projecten ter ontwikkeling van energie-infrastructuur en energie-efficiëntie.

33.

Het wijst erop dat het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie een van de fora voor samenwerking op dit gebied kan zijn en reikt in dit verband de deskundigheid en knowhow aan van de CvdR-ambassadeurs van het Burgemeestersconvenant ter uitvoering van de klimaat- en energiedoelstellingen in de ENB-landen.

34.

Het CvdR erkent dat staten het recht hebben zelf over hun energievoorziening te beslissen. Het zou graag zien dat de standpunten van de lokale en regionale overheden en van de burgers daarbij consequent in aanmerking worden genomen. Vele gemeenten in de EU zijn fel gekant tegen het gebruik van fracking om aardgas en aardolie uit de grond te halen. Daar waar er op energiegebied met de ENB-landen wordt samengewerkt, moeten bij de winning en verwerking van aardgas en aardolie de hoogste EU-milieunormen in acht worden genomen.

35.

Het CvdR vindt dat de interconnectiviteit van de energienetwerken moet worden verbeterd, niet alleen binnen de EU, maar ook tussen de EU en haar buurlanden, en de buurlanden van haar buurlanden.

36.

De energieprijzen in sommige ENB-landen zijn sterk gestegen. Het CvdR maakt zich hier zorgen over en zou graag zien dat het pleidooi van de Commissie voor betaalbare energie zich vertaalt in concrete maatregelen ter ondersteuning van burgers die in ENB-landen met energiearmoede te kampen hebben.

37.

Het CvdR wijst er met klem op dat nieuwe energieprojecten gericht moeten worden op diversifiëring van energiebronnen en geen afbreuk mogen doen aan de status van de ENB-landen als doorvoerlanden.

Synergievorming

38.

Het CvdR pleit voor een betere uitwisseling van de ervaringen die bij de samenwerking met de oostelijke en zuidelijke nabuurschap zijn opgedaan, en is ingenomen met de toezeggingen van de leden van Arlem, Corleap en de Taskforce Oekraïne in dit verband.

39.

Ook dringt het aan op nauwere coördinatie tussen het ENB en de door de EU vastgestelde programma’s om de situatie van vluchtelingen in de buurlanden te verlichten.

40.

In de algemene strategie voor het buitenlandse en veiligheidsbeleid van de EU wordt erkend dat regio’s de rol van „kritische bestuurscentra in een gedecentraliseerde wereld” vervullen en wordt toegezegd dat de EU „coöperatieve regionale ordes wereldwijd promoten en ondersteunen” zal. Het CvdR dringt er bij de hoge vertegenwoordiger en de EDEO op aan om de door lokale en regionale overheden opgedane ervaringen in ogenschouw te nemen en te benutten.

Financiële middelen

41.

Het CvdR beklemtoont dat de in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument verstrekte steun niet in verhouding staat tot de politieke ambities van de EU en de uitdagingen in haar nabuurschap, en betreurt het dat de herziening van het ENB niet tot de aanbeveling heeft geleid om meer financiële middelen beschikbaar te stellen.

42.

Nooit eerder werd de EU geconfronteerd met zo veel crises als nu, met name de vluchtelingencrisis, natuurrampen en gewapende conflicten, waardoor essentiële waarden in gevaar zijn gekomen. Toen het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2014-2020 werd afgesproken, kon men deze crises nog niet zien aankomen. Het CvdR verzoekt de Commissie een voorstel tot herziening van het MFK in te dienen om de plafonds voor deze rubriek 4 alsmede voor rubriek 3 te verhogen en ook de middelen voor het ENB aanzienlijk op te voeren, teneinde rekening te houden met o.a. de migratie- en vluchtelingencrisis en om de opvang en integratie van vluchtelingen, waarvoor vooral regionale en lokale besturen verantwoordelijk zijn, te kunnen verzekeren. Het nieuwe MFK biedt een gelegenheid om de middelen voor de uitvoering van de prioriteiten van de Europese agenda voor migratie op te voeren, ook wat de externe dimensie betreft.

43.

De gewoonte om ENB-gelden vooral te bestemmen voor samenwerking met de nationale overheden zou geleidelijk aan moeten afnemen. Er zou moeten worden vastgesteld onder welke voorwaarden afzonderlijke landen specifieke percentages van de middelen eventueel kunnen besteden voor de financiering van projecten op subnationaal niveau. De financiële middelen van de EU moeten op de behoeften van de regionale en lokale actoren worden toegespitst, o.a. door kleine projecten te ondersteunen en flexibel om te gaan met cofinanciering. De Commissie wordt verzocht na te gaan of de vroegere, door de toetredingslanden gebruikte Local Administration Facility (LAF) weer kan worden ingevoerd en ook voor de ENB-landen zou kunnen worden toegepast, met strengere terugbetalingsregels, die leiden tot de tenuitvoerlegging van concrete en duurzame projecten. Het gebruik van de financiële middelen zou zorgvuldig moeten worden gecontroleerd, o.a. door de civil society.

Brussel, 11 oktober 2016.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA