16.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 101/30


P8_TA(2016)0299

Een nieuw op te stellen toekomstgerichte en innovatieve strategie voor handel en investeringen

Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2016 over een nieuw op te stellen toekomstgerichte en innovatieve strategie voor handel en investeringen (2015/2105(INI))

(2018/C 101/03)

Het Europees Parlement,

gezien zijn resolutie van 26 november 2015 over de stand van zaken van de Doha-ontwikkelingsagenda aan de vooravond van de tiende Ministeriële Conferentie van de WTO (1),

gezien zijn aanbevelingen aan de Commissie van respectievelijk 8 juli 2015 (2) en 3 februari 2016 (3) voor de onderhandelingen over het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen en de overeenkomst over de handel in diensten,

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Handel voor iedereen — Naar een meer verantwoordelijk handels- en investeringsbeleid” (COM(2015)0497),

gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, goedgekeurd tijdens de VN-top over duurzame ontwikkeling van 2015 in New York,

gezien zijn resolutie van 7 juli 2015 over het externe effect van het handels- en investeringsbeleid van de EU op publiek-private initiatieven in landen buiten de EU (4),

gezien zijn resolutie van 9 juni 2015 over de strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen (5),

gezien zijn resolutie van 29 april 2015 over de instorting van het Rana Plaza-gebouw in 2013 en de voortgang bij het Duurzaamheidspact Bangladesh (6),

gezien speciaal verslag nr. 2/2014 van de Europese Rekenkamer getiteld „Worden de preferentiële handelsregelingen naar behoren beheerd?”,

gezien de richtsnoeren van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) over multinationale ondernemingen en de Tripartiete Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over beginselen inzake multinationale ondernemingen en sociaal beleid,

gezien de EU-verordening inzake illegale houtkap, de EU-richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie, het Commissievoorstel voor een verordening inzake conflictmineralen, de in de Britse wet op moderne slavernij opgenomen clausule inzake transparantie van toeleveringsketens en het Franse wetsvoorstel inzake de zorgplicht,

gezien zijn resolutie van 27 september 2011 over een nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de Europa 2020-strategie (7),

gezien zijn resolutie van 17 februari 2011 over Europa 2020 (8),

gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over het internationaal handelsbeleid met de verplichtingen zoals door de klimaatverandering geboden (9),

gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten (10),

gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten (11),

gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de uitoefening van alle mensenrechten door lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele mensen (LGBTI), die de Raad Buitenlandse Zaken op 24 juni 2013 heeft aangenomen,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 7-8 februari 2013, zijn conclusies van 21 november 2014 over handel en de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 27 november 2015,

gezien het advies van de Commissie internationale handel bij het verslag over transparantie, controleerbaarheid en integriteit in de EU-instellingen,

gezien de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie,

gezien artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

gezien de artikelen 207, 208 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer,

gezien het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling zoals bedoeld in het VWEU,

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0220/2016),

A.

overwegende dat handel geen doel op zich is, maar een middel om voorspoed en gelijkheid te bereiken, kansen voor bedrijven, een duurzame economische ontwikkeling, sociale vooruitgang en cultureel begrip te bevorderen, de werkgelegenheid uit te breiden en het levenspeil te verbeteren, zonder de overheidsuitgaven te verhogen;

B.

overwegende dat het gemeenschappelijk handelsbeleid een grondige verandering heeft ondergaan sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009; overwegende dat handel niet in een vacuüm plaatsvindt, maar verbonden is met en afhankelijk is van tal van andere beleidsmaatregelen; overwegende dat onderhandelingen over handels- en investeringsovereenkomsten zich niet mogen beperken tot een eenvoudige verlaging van douanetarieven, aangezien regelgevingskwesties en de convergentie van internationale normen vandaag de dag complexe uitdagingen vormen;

C.

overwegende dat tot dusver in de Europese Unie geen serieus debat is gevoerd over de kosten van het vrijhandelsbeleid (onder meer in de vorm van aanpassingen in de industrie: sluitingen van industriële vestigingen, banenverlies in de producerende sector, verplaatsing van hele bedrijfstakken naar derde landen en toenemende invoer) en de algehele kosten-batenanalyse van dat beleid; overwegende dat diverse belanghebbenden vanwege het gebrek aan een eerlijk debat daarover twijfels hebben over de zin en de koers van het handelsbeleid van de Unie en haar beleid in het algemeen, en dat een dergelijk betreurenswaardig resultaat met een eerlijk debat zou worden voorkomen;

D.

overwegende dat de wereldwijde overcapaciteit in belangrijke industrietakken en de daaruit voortvloeiende verstoring van het handelsevenwicht inmiddels het vertrouwen van de Europese ondernemingen en bedrijfstakken in de deugdelijkheid van het handelsbeleid van de EU ondermijnen;

E.

overwegende dat in perioden van geringe economische groei de bijdrage van de buitenlandse handel aan het herstel van de Europese economie van essentieel belang is voor het behalen van concrete en meetbare resultaten en het creëren van fatsoenlijke banen en duurzame economische groei en gelijkheid in Europa en daarbuiten;

F.

overwegende dat het handelsbeleid van de nieuwe generatie een antwoord moet bieden op de zorgen van de mensen met betrekking tot transparantie en participatie, sociale voorzieningen en werkgelegenheid, op de verwachtingen van het bedrijfsleven van een mondiale netwerkeconomie, op de armoedebestrijding en op de behoefte aan een eerlijker verdeling van de inkomsten uit handel, en dat in dit beleid aandacht moet worden besteed aan nieuwe vraagstukken, zoals de digitale handel en de sleutelrol van kmo's;

G.

overwegende dat de lopende handelsbesprekingen het handelsbeleid van de EU onder de aandacht van het publiek hebben gebracht, en dat een groeiend aantal burgers belangstelling heeft voor het handelsbeleid en zich zorgen maakt dat het gemeenschappelijk handelsbeleid de Europese en nationale regelgeving en normen zou kunnen ondermijnen;

H.

overwegende dat de Commissie duidelijk heeft toegezegd dat geen enkele handelsovereenkomst tot minder wettelijke bescherming zal leiden, dat bij wijzigingen in de mate van bescherming alleen sprake mag zijn van een stijgende lijn en dat het reguleringsrecht te allen tijde zal worden beschermd;

I.

overwegende dat bij de samenwerking op regelgevingsgebied in het kader van handelsovereenkomsten overeenkomstig het voorzorgsbeginsel van artikel 191 VWEU het hoogste niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid moet worden gewaarborgd;

J.

overwegende dat burgers, ondernemingen en kmo's in de EU zich afvragen of grote brancheorganisaties de belangen van de Europese burgers en ondernemingen en de Europese Unie in het algemeen daadwerkelijk behartigen;

K.

overwegende dat de transparantie vereist dat de EU-instellingen nagaan of de standpunten die namens het bedrijfsleven in de EU worden ingenomen, ook daadwerkelijk een afspiegeling zijn van de opvattingen van dit bedrijfsleven;

L.

overwegende dat het handels- en investeringsbeleid van de EU moet worden versterkt niet alleen door te zorgen voor gunstige resultaten op het gebied van werkgelegenheid en het scheppen van welvaart voor burgers en het bedrijfsleven, maar ook door de ecologische en sociale rechten te versterken en maximale transparantie, betrokkenheid en verantwoordingsplicht te waarborgen, door steeds in dialoog te blijven met ondernemingen, consumenten, de sociale partners, alle andere relevante belanghebbenden en de lokale en regionale overheden, en door duidelijke richtsnoeren voor de onderhandelingen vast te stellen;

M.

overwegende dat de oorsprongsregels bepalend zijn voor de daadwerkelijke mate van handelsliberalisering, aangezien zij bepalen welke goederen in de praktijk van vrijhandelsakkoorden profiteren, maar dat die regels vaak niet voorkomen in het openbare debat over het handelsbeleid en tot dusver nog niet zijn onderworpen aan een analyse door het Parlement;

N.

overwegende dat de Europese Unie in haar handelsbeleid en in de handelsbesprekingen die zij voert, rekening moet houden met het gevoelige karakter van bepaalde sectoren wat de openstelling van de markt betreft, met name de landbouwsector;

O.

overwegende dat de EU-28 tegen 2050 naar verwachting slechts voor 15 % van 's werelds bbp zal instaan, tegenover 23,7 % in 2013, en dat sinds 2015 90 % van de mondiale economische groei buiten de EU wordt verwezenlijkt; overwegende dat het groeitempo in de opkomende economieën aanzienlijk afneemt;

P.

overwegende dat de EU momenteel het grootste handelsblok ter wereld is en een derde van de wereldhandel voor haar rekening neemt, en dat dit aandeel tot 2020 naar verwachting zal dalen tot ongeveer 26 %;

Q.

overwegende dat ook andere variabelen, zoals demografische veranderingen, negatieve gevolgen zullen hebben voor de positie van de EU in de wereldhandel; overwegende dat het aandeel van de EU in de wereldbevolking naar verwachting zal dalen van 7,1 % in 2013 naar 5,3 % in 2060;

R.

overwegende dat in toekomstige handelsakkoorden en -besprekingen rekening moet worden gehouden met en aangesloten moet worden bij de standpunten die het Parlement heeft ingenomen in zijn resoluties over het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) en de overeenkomst over de handel in diensten (TiSA);

S.

overwegende dat het centrum waar welvaart tot stand komt duidelijk naar het oosten aan het verschuiven is, naar de regio Azië-Stille Oceaan met China, dat Japan reeds voorbijgestoken is en waarschijnlijk de VS zal inhalen en in 2025 's werelds grootste economie zal zijn; overwegende dat dit erop duidt dat de opkomende economieën en de ontwikkelingslanden de achterstand op de groep van de industrielanden inlopen en tot volwassen economieën uitgroeien;

T.

overwegende dat de omvang van de wereldeconomie door het grensoverschrijdende verkeer van kapitaal, goederen, diensten en gegevens in 2014 met 7,8 biljoen dollar is toegenomen, waarbij alleen al 2,8 biljoen dollar daarvan is toe te schrijven aan de gegevensstromen, wat meer is dan de op 2,7 biljoen dollar geraamde handel in goederen;

Vlotter inspelen op snel veranderende wereldwijde handelstrends

1.

is verheugd over de nieuwe strategie van de Commissie getiteld „Handel voor iedereen — Naar een meer verantwoordelijk handels- en investeringsbeleid” en juicht het toe dat daarin het accent is komen te liggen op elementen als een verantwoord beheer van toeleveringsketens, de mondiale digitale markt, de handel in digitale goederen en diensten, eerlijke en ethische handel en de sociale kosten van de handelsliberalisering; is ervan overtuigd dat het toekomstige handelsbeleid gericht moet zijn op bestrijding van alle vormen van protectionisme, waaronder het wegnemen van onnodige non-tarifaire handelsbelemmeringen, en de toegang tot nieuwe markten moet verzekeren, in het bijzonder voor kmo's; herinnert eraan dat de liberalisering van de handel behoorlijk moet verlopen om een duurzame ontwikkeling te garanderen; betreurt de vertraging die de Commissie heeft opgelopen bij het voorstellen van een nieuwe strategie, aangezien het Parlement haar had verzocht om uiterlijk in de zomer van 2012 een herziene handelsstrategie voor de middellange en lange termijn te presenteren;

2.

is ervan overtuigd dat diensten weliswaar meer dan 70 % van het bbp in de EU uitmaken en in de toekomst goed zullen zijn voor 90 % van de banen, maar dat de be- en verwerkende industrie in de EU cruciaal is voor de herindustrialisering van Europa en dat de strategie daarom sterker moet ingaan op de rol van deze sector in het gemeenschappelijke handelsbeleid; dringt er bij de Commissie op aan om er samen met de handelspartners voor te zorgen dat hun markten sterker geopend worden voor bedrijven uit de EU, met name bij vervoer, telecommunicatie en overheidsopdrachten, gezien het feit dat buitenlandse ondernemingen nog steeds op brede schaal toegang hebben tot de interne markt van de EU;

3.

erkent dat het handelsbeleid van de EU van het hoogste geopolitieke en economische belang voor Europa is met het oog op de sturing van de globalisering, de versterking van internationale normen en de verbetering van de toegang tot buitenlandse markten; merkt op dat de internationale regels door anderen worden vastgesteld als wij nu niet in actie komen; onderstreept dat, gezien de status van de EU als grootste economie in de wereld, een duurzame en verantwoorde handel ons krachtigste beleidsinstrument is voor zowel het ondersteunen van Europese belangen, investeringen en handelszaken, en het bevorderen van de Europese waarden in het buitenland, als het aanzwengelen van economische groei en investeringen en het creëren van banen in de Unie; steunt het streven van de Commissie om synergie-effecten tussen het handels- en het internemarktbeleid tot stand te brengen, en beveelt aan hierbij vooral in te zetten op maatregelen die helpen bij het scheppen van nieuwe banen;

4.

is ingenomen met de toezegging van de Commissie dat geen enkele handelsovereenkomst tot een verlaging van de Europese normen voor consumentenbescherming zal leiden, ook binnen de context van de digitale revolutie; beklemtoont dat het Parlement er streng op zal blijven letten dat deze toezegging in de lopende onderhandelingen in acht wordt genomen;

5.

beklemtoont de band tussen de interne markt en het handelsbeleid van de EU, die volledig op elkaar en op het algemene beleid en de waarden van de Unie moeten aansluiten; is van oordeel dat een open, verantwoorde en vrije wereldhandel, op basis van doeltreffende, transparante en sterke mondiale regels, essentieel is om de interne markt in staat te stellen zijn volledige potentieel te ontwikkelen door te functioneren, te groeien en te werken in het belang van de burgers, de consumenten en de bedrijven, in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen; brengt in herinnering dat liberalisering van de handel tot een hogere productiviteit leidt, aan een betere externe concurrentiepositie bijdraagt en nu reeds goed is voor bijna één op de zeven banen in de interne markt, en ook aanzienlijke voordelen voor de consument oplevert;

6.

verzoekt de Commissie haar handels- en investeringsbeleid regelmatig te actualiseren en om te twee jaar in het openbaar een uitgebreid uitvoeringsverslag in het Parlement te presenteren, te beginnen in 2017, om te waarborgen dat zij haar toezeggingen gestand doet; vraagt de Commissie om in deze verslagen in te gaan op de voortgang van de lopende handelsbesprekingen en de uitvoering van de bestaande handelsovereenkomsten;

7.

dringt er bij de Commissie op aan haar procedures te bespoedigen, zodat handelsakkoorden na afsluiting van de onderhandelingen eerder aan het Parlement kunnen worden voorgelegd en vervolgens sneller voorlopig kunnen worden toegepast of in werking kunnen treden;

Een transparant handelsbeleid en meer inspraak voor de burger

8.

is verheugd dat de Commissie meer transparantie en openheid betracht in alle stadia van de handelsbesprekingen en steunt het transparantie-initiatief van de Commissie met betrekking tot TTIP; erkent dat de Commissie, na een aantal verzoeken van het Parlement, de transparantie van de onderhandelingen heeft verbeterd door alle leden van het Europees Parlement en van de nationale parlementen inzage te geven in gerubriceerde onderhandelingsdocumenten en meer informatie te verstrekken aan de belanghebbenden; herinnert eraan dat een bredere toegang tot gerubriceerde informatie voor de leden van het Parlement tijdens de TTIP-onderhandelingen de parlementaire controle heeft verscherpt, zodat het Parlement zijn verantwoordelijkheid in het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid nog beter kan uitoefenen; pleit daarom voor een verbreding van het transparantie-initiatief van de Commissie om voor alle lopende en toekomstige handelsbesprekingen te voorzien in volledige transparantie en in de mogelijkheid van openbare controle, en wenst dat er in overleg met de partnerlanden wordt toegewerkt naar de strengste transparantienormen, dat gewaarborgd wordt dat dit een wederkerig proces is waarbij de onderhandelingspositie van de EU niet wordt ondermijnd, en dat er in de verkennende gesprekken overeenstemming wordt bereikt over het nagestreefde transparantieniveau van de onderhandelingen; onderstreept dat daadwerkelijke transparantie voor een versterking van het mondiale draagvlak voor een op regels gebaseerd handelsstelsel kan zorgen;

9.

verzoekt de Raad alle reeds goedgekeurde en toekomstige onderhandelingsmandaten onverwijld openbaar te maken;

10.

dringt er bij de Commissie op aan voor een sterke en evenwichtige betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners te zorgen, o.a. via passende openbare onlineraadplegingen en communicatiecampagnes, teneinde het handelsbeleid inhoudelijk te verbeteren en het te richten op de bescherming van de burgerrechten, om zo de legitimiteit van het beleid te versterken;

11.

onderstreept in de context van het huidige debat over de reikwijdte van handelsbesprekingen dat bij samenwerking op regelgevingsgebied de primaire functie van regelgeving moet blijven: het behartigen van het algemeen belang; benadrukt dat een betere samenwerking tussen regelgevende instanties de handel en investeringen ten goede dient te komen door het opsporen van onnodige technische handelsbelemmeringen en dubbele of overbodige administratieve lasten en formaliteiten, die onevenredige nadelen voor kmo's inhouden, maar dat daarbij geen afbreuk mag worden gedaan aan de technische procedures in verband met fundamentele normen en regelgeving, terwijl de Europese normen op het gebied van gezondheid, veiligheid, consumenten-, arbeids-, sociale en milieurechten en culturele verscheidenheid intact moeten blijven en het voorzorgsbeginsel en de autonomie van nationale, regionale en lokale overheden op regelgevingsgebied volledig moeten worden beschermd; herinnert eraan dat de wederzijdse mechanismen gebaseerd moeten zijn op een verbeterde uitwisseling van informatie en een betere invoering van internationale technische normen en tot een verhoogde convergentie moeten leiden, waarbij in geen geval de democratisch gelegitimeerde besluitvormingsprocedures van de handelspartners mogen worden ondermijnd of vertraagd; juicht het toe dat er gewerkt wordt aan de ontwikkeling en het gebruik van meer internationale technische normen op basis van effectbeoordelingen, en dat ernaar gestreefd wordt onze handelspartners volledig te laten participeren in internationale normalisatieorganen; gelooft echter niet dat het ontbreken van een algemene internationale standaard een sta-in-de-weg mag zijn voor wederzijdse erkenning van gelijkwaardigheid, indien van toepassing, of voor inspanningen gericht op een gemeenschappelijke trans-Atlantische technische normen;

12.

verzoekt de Commissie om met het oog op de transparantie en de bescherming van de handelsbelangen van de EU er bij de raadpleging van het bedrijfsleven over handelsinitiatieven op toe te zien dat brancheorganisaties in de EU ook werkelijk de handelsbelangen van de EU vertegenwoordigen doordat zij de werkelijke belangen van de nationale bedrijfstakken behartigen; onderstreept dat de documenten van de EU-instellingen waar mogelijk moeten worden gepubliceerd, omdat transparantie essentieel is om het publiek achter het gemeenschappelijke handelsbeleid te krijgen; roept de Commissie op om de aanbevelingen van de Europese Ombudsman van juli 2015 te implementeren, met bijzondere aandacht voor de toegang tot documenten voor alle besprekingen;

Grotere samenhang tussen de handelsdoelstellingen van de EU en andere aspecten van haar extern beleid inzake handel voor ontwikkeling

13.

herinnert eraan dat het gemeenschappelijk handelsbeleid moet worden gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals bepaald in artikel 21 VEU en artikel 208 VWEU, en de waarden moet bevorderen waarvoor de Unie zich inzet, zoals omschreven in artikel 2 VEU; herinnert eraan dat externe beleid coherent moet zijn met intern beleid met een externe dimensie; beklemtoont dat de EU wettelijk verplicht is de mensenrechten te eerbiedigen en dat zij de duurzame economische, maatschappelijke en milieuvriendelijke ontwikkeling van handelslanden dient te bevorderen; is van mening dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om alles in het werk te stellen om mogelijke negatieve gevolgen van haar gemeenschappelijk handelsbeleid te voorzien, te voorkomen en aan te pakken door regelmatig ex ante- en ex post-beoordelingen van de impact ervan op mensenrechten en duurzaamheid te verrichten en op grond daarvan handelsovereenkomsten indien nodig te herzien; herinnert eraan dat alleen eerlijke en naar behoren gereguleerde handel die op de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's) is afgestemd, de ongelijkheid kan verminderen en de ontwikkeling kan stimuleren; brengt in herinnering dat de SDG's verschillende handelsgerelateerde doelstellingen op diverse beleidsgebieden omvatten, en dat een van de meest concrete doelstellingen erin bestaat de export van de ontwikkelingslanden te verhogen teneinde het aandeel van de minst ontwikkelde landen (MOL's) in de mondiale export tegen 2020 te verdubbelen;

14.

is verheugd dat het aantal mensen dat in absolute armoede leeft, zoals gedefinieerd door de Wereldbank, sinds 1990 sterk is gedaald; merkt evenwel op dat meer inspanningen nodig zijn om particuliere en openbare investeringen in de MOL's te stimuleren, teneinde de institutionele en infrastructurele kaders op te zetten die de MOL's in staat stellen sterker van de handelsvoordelen te profiteren, en deze landen te helpen hun economie te diversifiëren en in de mondiale waardeketens te integreren, zodat zij zich kunnen toeleggen op producten met een hogere toegevoegde waarde;

15.

neemt kennis van de aankondigingen van de Commissie dat zij via haar handels- en investeringsovereenkomsten overal ter wereld de duurzame ontwikkeling wil versterken en de mensenrechten, arbeidsnormen, sociale normen en milieuduurzaamheid wil bevorderen, maar dringt erop aan dat zij vastberaden inspanningen onderneemt met het oog op de volledige praktische uitvoering en handhaving van de desbetreffende hoofdstukken; deelt het standpunt van de Commissie dat de EU een bijzondere verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de gevolgen van haar handelsbeleid voor de ontwikkelingslanden en in het bijzonder voor de MOL's;

16.

meent dat migratie voor de EU in de 21e eeuw een van de grootste uitdagingen is; beklemtoont dat het waarborgen van de coherentie van het handels- en investeringsbeleid van de EU van fundamenteel belang is voor het aanpakken van de oorzaken van de migratie; betreurt het dat dit onvoldoende wordt aangegeven in de strategie „Handel voor iedereen”;

17.

is van oordeel dat diepe en brede vrijhandelsruimtes (DCFTA's), met name voor wat betreft partnerlanden die in een economische crisis verkeren, in de eerste plaats moeten zijn gericht op voelbare en duurzame verbeteringen in de levensomstandigheden van gewone mensen;

18.

beklemtoont dat bepalingen inzake mensenrechten, sociale en milieunormen, arbeidsrechtelijke verplichtingen op grond van de kernverdragen van de IAO en beginselen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), met inbegrip van de beginselen van de OESO voor multinationale ondernemingen en de VN-beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten, bindend dienen te zijn en een belangrijk onderdeel van de EU-handelsovereenkomsten moeten zijn in de vorm van afdwingbare verplichtingen; vraagt de Commissie om in alle handels- en investeringsovereenkomsten van de EU hoofdstukken over duurzame ontwikkeling op te nemen; is van oordeel dat deze doelstellingen voor duurzame ontwikkeling bindend moeten worden gemaakt door middel van een drieledige aanpak, waarbij van overleg op regeringsniveau, interne adviesgroepen en deskundigenpanels met de IAO, en — in laatste instantie — de algemene geschillenregeling van de overeenkomst gebruik wordt gemaakt om geschillen te behandelen, met de mogelijkheid om financiële sancties op te leggen; wijst erop dat arbeids- en milieunormen niet beperkt mogen blijven tot de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling, maar ook effect moeten hebben in alle andere onderdelen van handelsovereenkomsten;

19.

onderstreept het belang van doeltreffende vrijwaringsmechanismen in handelsovereenkomsten; vraagt tegelijkertijd om een doeltreffend handhavingsmechanisme op te nemen voor arbeids- en milieurechten waarop de mensenrechtenclausule niet van toepassing is; verzoekt de Commissie een gestructureerde en gedepolitiseerde regeling vast te stellen die inhoudt dat met een partnerland volgens duidelijke criteria overleg moet worden gevoerd als het vermoeden bestaat dat het verplichtingen uit hoofde van de hoofdstukken betreffende handel en duurzame ontwikkeling niet is nagekomen;

20.

beklemtoont het belang van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij vrijhandelsovereenkomsten (VHO's) en van de mogelijkheid geavanceerdere media te gebruiken om de deelname van het maatschappelijk middenveld te bevorderen;

21.

herhaalt het belang van de naleving van de Europese en internationale voorschriften inzake wapenhandel, met name het Wapenhandelsverdrag van de Verenigde Naties en de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer; onderstreept dat het handelsbeleid van de Unie een instrument voor economische diplomatie vormt dat ook kan bijdragen tot het aanpakken van de diepere oorzaken van terrorisme; benadrukt dat doeltreffende wetgeving inzake uitvoercontrole ook een belangrijk aspect is van het handelsbeleid van de EU; verzoekt de Commissie in dit verband om de EU-wetgeving inzake de controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik bij te werken, in het licht van de strategische doelstellingen en de universele waarden van de EU;

22.

herinnert eraan dat volgens ramingen van de IAO 865 miljoen vrouwen overal ter wereld een sterkere bijdrage zouden kunnen leveren aan de economische groei als ze beter worden ondersteund; merkt op dat bedrijven waarvan een vrouw eigenaar is een te weinig benutte hefboom zijn om de concurrentiekracht te stimuleren, het bedrijfsleven impulsen te geven en de groei te ondersteunen; verklaart dat het handelsbeleid uiteenlopende gendergevolgen kan hebben in de verschillende economische sectoren en dat er meer gegevens over gender en handel nodig zijn; neemt kennis van het feit dat de Commissie in haar mededeling „Handel voor iedereen” de genderdimensie van handelsovereenkomsten niet behandelt; vraagt de Commissie om meer inspanningen te leveren om handelsbesprekingen als instrument te gebruiken om gendergelijkheid wereldwijd te bevorderen en ervoor te zorgen dat zowel vrouwen als mannen kunnen profiteren van de handelsliberalisering en dat ze tegen de negatieve gevolgen ervan worden beschermd; is van mening dat de Commissie met het oog hierop moet zorgen voor de horizontale integratie van het genderperspectief in alle toekomstige handelsovereenkomsten en dat zij het gendereffect van de van kracht zijnde handelsovereenkomsten in het oog moet houden;

23.

is ingenomen met de aankondiging van de Commissie dat zij een tussentijdse evaluatie wil uitvoeren van het stelsel van algemene preferenties (SAP) en in het bijzonder wil nagaan of de preferenties binnen het stelsel kunnen worden uitgebreid naar diensten; onderstreept tegelijkertijd dat het SAP, met inbegrip van de EBA- en SAP+-regelingen, een instrument is dat de eerbiediging van fundamentele waarden mogelijk maakt en een doeltreffende uitvoering en monitoring vereist;

Transparante mondiale waardeketens die wereldwijd fundamentele waarden en normen eerbiedigen

24.

erkent dat de internationalisering van 's werelds productiesysteem ertoe heeft bijgedragen dat er nieuwe mogelijkheden voor economische ontwikkeling zijn ontstaan en dat honderden miljoenen mensen door werkgelegenheid konden ontsnappen aan de armoede; herinnert eraan dat volgens de IAO ongeveer 780 miljoen actieve vrouwen en mannen niet voldoende verdienen om zich aan de armoede te ontworstelen; onderstreept dat de uitbreiding van mondiale waardeketens werkgelegenheid heeft gecreëerd, maar dat de gebrekkige handhaving van het bestaande arbeidsrecht en van de normen inzake veiligheid op het werk — die zijn ingevoerd om werknemers te beschermen tegen uitputtende werktijden en onaanvaardbare omstandigheden — in producerende landen een nijpend probleem blijft; merkt op dat de mondiale waardeketens sommige toeleveranciers er ook toe hebben gebracht de arbeidswetgeving te negeren, hun economische activiteiten naar landen buiten de EU te verplaatsen, werknemers in onveilige en onaanvaardbare omstandigheden te laten werken, uitputtende werkroosters op te leggen en werknemers hun grondrechten te ontzeggen; herinnert eraan dat deze praktijken oneerlijke concurrentie tot stand brengen voor leveranciers die zich wel houden aan de arbeidswetgeving en de internationale arbeids- en milieunormen en voor regeringen die de lonen en het levenspeil willen verbeteren; verzoekt de Commissie de gevolgen van het toenemende aantal mondiale waardeketens te bestuderen en in nauwe samenwerking met de IAO en de OESO met concrete voorstellen te komen voor de verbetering van de omstandigheden in deze ketens; wijst er met klem op dat er bij de verdere integratie van de EU in mondiale waardeketens moet worden uitgegaan van twee beginselen, namelijk de vrijwaring van het Europese sociale en regelgevingsmodel en het veiligstellen en creëren van duurzame en rechtvaardige groei en fatsoenlijke banen in de EU en voor de partners van de EU; beseft dat het invoeraandeel in de interne productie en uitvoer door de globalisering van de waardeketens toeneemt, waardoor de kosten van protectionistische maatregelen aanzienlijk stijgen;

25.

is van mening dat het handelsbeleid moet bijdragen tot een transparant productieproces in de gehele waardeketen en tot de naleving van de fundamentele sociale, milieu- en veiligheidsnormen; verzoekt de Commissie initiatieven te bevorderen die gericht zijn op zorgvuldigheidsnormen voor de toeleveringsketens; is ingenomen met de wens van de Commissie om nauw samen te werken met de IAO en de OESO teneinde een wereldwijde aanpak te ontwikkelen voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden, vooral in de textielsector; onderstreept dat het belangrijk is om nieuwe sectorale of geografische mogelijkheden voor bijkomende initiatieven inzake verantwoorde waardeketens op te sporen en te beoordelen; kijkt met belangstelling uit naar de aanstaande mededeling van de Commissie over MVO;

26.

dringt er bij de Commissie op aan het alomvattende investeringsbeleidskader voor duurzame ontwikkeling van UNCTAD te bevorderen;

27.

verlangt dat de „hulp voor handel”-programma's en de technische ondersteuning zich richten op het weerbaarder maken van arme producenten, kleine en micro-ondernemingen, coöperaties en vrouwen alsmede op gendergelijkheid, zodat ze meer voordeel kunnen halen uit handel op de plaatselijke en regionale markten;

28.

verzoekt de Commissie om wetgevingsvoorstellen uit te werken met het oog op een verbod op de invoer van goederen bij de productie waarvan enige vorm van dwangarbeid of moderne slavernij is toegepast, en om in de tussentijd de controles op ingevoerde producten en de toeleveringsketens op ethische gronden te verscherpen;

29.

beklemtoont dat een betere bescherming van het hele spectrum van intellectuele-eigendomsrechten (IER) en een doeltreffendere handhaving van fundamenteel belang zijn voor de verdere integratie in mondiale waardeketens;

30.

vraagt de Commissie alle ontwikkelingslanden te helpen ten volle en doeltreffend gebruik te maken van de flexibele regelingen die in de TRIPS-overeenkomst zijn ingebouwd en in de Verklaring van Doha van 14 november 2001 over deze overeenkomst en volksgezondheid zijn erkend en bekrachtigd, teneinde die landen in staat te stellen betaalbare geneesmiddelen aan te bieden in het kader van hun binnenlandse volksgezondheidsprogramma's; verzoekt de Raad in dit verband zijn met de Verklaring van Doha aangegane verbintenissen na te komen door ervoor te zorgen dat de Commissie uitdrukkelijk de toegang tot geneesmiddelen garandeert wanneer zij onderhandelt over bepalingen over farmaceutica in toekomstige bilaterale en regionale handelsovereenkomsten met ontwikkelingslanden of bij de toetreding van ontwikkelingslanden tot de WTO; is verheugd dat de Commissie haar steun heeft uitgesproken voor het verzoek van de MOL's om verlenging van de regeling inzake intellectuele eigendom op farmaceutisch gebied, maar betreurt de uiteindelijke beslissing van de TRIPS-Raad van de WTO om een verlenging van slechts 17 jaar toe te kennen;

31.

is verheugd dat de Commissie in haar mededeling „Handel voor iedereen” aandacht besteed aan eerlijke handel en verzoekt haar prioriteit te geven aan de nakoming van haar toezegging om de bestaande structuur voor de tenuitvoerlegging van de vrijhandelsovereenkomsten te gebruiken om eerlijke handel te bevorderen, regelingen inzake eerlijke handel via de EU-delegaties te promoten bij kleine producenten in derde landen en bewustmakingsactiviteiten in de EU te ontwikkelen, zoals de onderscheiding van een „Europese stad voor eerlijke en ethische handel”;

32.

is van mening dat door nieuwe technologieën en het internet nieuwe instrumenten beschikbaar komen die producten traceerbaar maken in de gehele toeleveringsketen;

33.

wijst op het belang van bankdiensten bij de ontwikkeling van handel en investeringen; vraagt de EU de bevordering van de toegang tot bankdiensten in ontwikkelingslanden te ondersteunen;

34.

is ingenomen met de aankondiging van de Commissie dat zij de oorsprongsregels wil moderniseren, omdat die regels een steeds grotere handelsbelemmering vormen in handelspatronen die worden gedomineerd door mondiale waardeketens; benadrukt dat de modernisering van de oorsprongsregels een prioriteit moet vormen in alle vrijhandelsovereenkomsten waarover de Unie onderhandelt; spoort de Commissie aan zich bijzonder in te spannen voor flexibele oorsprongsregels, waaronder soepele eisen met betrekking tot de toegevoegde waarde en de wijziging van de GS-onderverdeling;

In het handelsbeleid van de EU voorrang geven aan de monitoring, evaluatie en follow-up van bestaande overeenkomsten

35.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een verbeterd partnerschap met het Parlement en de belanghebbenden op het gebied van de tenuitvoerlegging van handelsakkoorden; beklemtoont dat het Parlement tijdig moet worden betrokken bij en volledig moet worden geïnformeerd over alle stadia van de procedure, ook door middel van stelselmatig overleg met het Parlement vóór de opstelling van onderhandelingsmandaten; wijst erop dat de Commissie de verplichting heeft het Parlement te informeren over haar activiteiten met betrekking tot de uitvoering, controle en follow-up van handels- en investeringsovereenkomsten;

36.

vraagt de Commissie niet om voorlopige toepassing van handelsakkoorden, waaronder hoofdstukken over handel in associatieovereenkomsten, te verzoeken voordat het Parlement zijn toestemming heeft gegeven; herinnert eraan dat dit de rechten van het Parlement ernstig zou ondergraven en mogelijk rechtsonzekerheid zou creëren ten aanzien van de andere partij bij de overeenkomst en de betrokken marktdeelnemers; herinnert aan en is verheugd over de desbetreffende toezeggingen van de voor handel bevoegde commissaris, maar raadt met klem aan deze regeling te formaliseren in de nieuwe interinstitutionele overeenkomst;

37.

is van oordeel dat de beproefde praktijk volgens welke een overeenkomst in afwachting van ratificatie door de nationale parlementen alleen op voorlopige basis wordt toegepast nadat het Parlement zijn toestemming heeft gegeven, in het geval van gemengde overeenkomsten het beste evenwicht biedt tussen democratische controle en een efficiënte werkwijze;

38.

dringt erop aan dat de monitoring, evaluatie en follow-up van bestaande overeenkomsten voorrang krijgen in het gemeenschappelijk handelsbeleid; vraagt de Commissie om gezien de steeds vollere onderhandelingsagenda voldoende middelen van elders toe te wijzen om DG Handel in staat te stellen scherper toezicht uit te oefenen op de uit te voeren handelsakkoorden; verzoekt de Commissie specifieke indicatoren vast te stellen om toezicht op de tenuitvoerlegging van handelsovereenkomsten te verzekeren, en publiekelijk en regelmatig aan het Parlement een uitvoerig, gedetailleerd uitvoeringsverslag te presenteren, waarin bijvoorbeeld wordt ingegaan op de prestaties van bedrijfstakken in de EU en het effect van de overeenkomsten op verschillende sectoren en hun respectieve marktaandelen;

39.

vraagt de Commissie om op basis van de herziene methodiek de kwaliteit en nauwkeurigheid van de beoordelingen vooraf en achteraf te verbeteren; beklemtoont dat het, vooral gezien de recente aanbeveling van de Ombudsman naar aanleiding van klacht 1409/201/JN over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Vietnam, altijd nodig is om voor initiatieven in het kader van het handelsbeleid een grondige, alomvattende duurzaamheidseffectbeoordeling voor te leggen; onderstreept dat in deze beoordeling ten minste het volgende aan bod moet komen: gevoelige economische sectoren; mensenrechten, sociale rechten en milieurechten; en landbouw en lokale productie in ultraperifere gebieden; drukt zijn bezorgdheid uit over het gebrek aan tussentijdse en ex-postbeoordelingen en over de slechte kwaliteit van de beoordelingen die wel uitgevoerd worden, zoals blijkt uit speciaal verslag nr. 2/2014 van de Europese Rekenkamer; dringt erop aan dat er voor alle handelsovereenkomsten tussentijdse en ex-postbeoordelingen van hogere kwaliteit worden verricht, zodat de beleidsmakers, belanghebbenden en Europese belastingbetalers kunnen beoordelen of de handelsovereenkomsten de beoogde resultaten hebben behaald; vraagt de Commissie om gegevens te verstrekken over de effecten, ook in de partnerlanden, van de handelsakkoorden die gesloten zijn, met bijzondere aandacht voor kmo's, behoorlijke nieuwe banen, mensenrechten en het milieu, en aanvullende maatregelen voor te stellen om te waarborgen dat de MOL's profijt hebben van ons handelsbeleid;

40.

verzoekt de Commissie een verslag voor te leggen aan het Parlement inzake dubbele prijsstelling en andere prijsverstorende praktijken van belangrijke handelspartners van de EU, met speciale aandacht voor energie, waarin de economische impact van dergelijke praktijken op de economie van de EU wordt aangegeven, alsook de door de Commissie genomen stappen — op bilateraal, multilateraal en WTO-niveau — om dergelijke praktijken te beëindigen; verzoekt de Commissie haar uiterste best te doen om een einde te maken aan dubbele prijsstelling en andere prijsverstorende praktijken in haar handelsbetrekkingen met al haar handelspartners;

De wereldhandel bevorderen via een multilaterale aanpak binnen de WTO

41.

benadrukt dat het multilaterale handelssysteem dat gestalte heeft gekregen in de WTO, de beste optie blijft om een open, eerlijk en op regels gebaseerd systeem te garanderen waarin de vele uiteenlopende belangen van haar leden in aanmerking worden genomen en met elkaar in evenwicht worden gebracht; herhaalt dat het Parlement sterk voorstander is van de multilaterale agenda; is verheugd dat de onderhandelingen over de handelsfacilitatieovereenkomst zijn afgerond, die de douaneprocedures in veel landen zal helpen vereenvoudigen en moderniseren, waardoor het voor ontwikkelingslanden gemakkelijker wordt deel te gaan uitmaken van het wereldhandelssysteem; wenst dat alle partijen de overeenkomst snel en correct uitvoeren;

42.

merkt op dat er in 2015 tijdens de 10e Ministeriële Conferentie van de WTO in Nairobi beperkte verbeteringen zijn gerealiseerd; erkent dat de WTO-leden op verschillende wijze te werk willen gaan met betrekking tot de Doharonde, inclusief de noodzaak om nieuwe benaderingen te overwegen teneinde nog open vraagstukken op te lossen met eerbiediging van de uiteenlopende belangen in de ontwikkelingslanden en de MOL's, maar ziet wat de afsluiting van de Doharonde betreft een grotere verantwoordelijkheid voor de opkomende economieën; is ingenomen met de toezegging van de EU om over een periode van vijf jaar 400 miljoen EUR beschikbaar te willen stellen om de ontwikkelingslanden, en met name de MOL's, te ondersteunen bij hun pogingen om de handelsfacilitatieovereenkomst ten uitvoer te leggen; stelt vast dat sommige WTO-leden belangstelling hebben om nieuwe onderhandelingsdomeinen te verkennen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot investeringen, staatsbedrijven, mededinging en digitale handel; meent dat de resultaten van de Ministeriële Conferentie in Nairobi de kans bieden om de onderhandelingsfunctie van de WTO nieuw leven in te blazen; dringt er bij de Commissie op aan om het initiatief te nemen voor een hervorming en versterking van de WTO, o.a. door een betere coördinatie met de IAO en andere VN-agentschappen op het gebied van milieu en mensenrechten, teneinde te komen tot een grotere inclusiviteit, doeltreffendheid, transparantie en verantwoordingsplicht; herinnert aan de cruciale rol van „Hulp voor handel” voor de capaciteitsopbouw op handelsgebied en de technische bijstand aan de ontwikkelingslanden en MOL's; vraagt dat de EU en haar lidstaten er zich in dit kader toe verbinden de „Hulp voor handel” te verhogen, zodat een groter deel van de in de mondiale waardeketens gerealiseerde meerwaarde aan de ontwikkelingslanden ten goede komt; verzoekt de Commissie het vraagstuk van eerlijke en ethische handel aan de orde te stellen bij de komende herziening van de strategie inzake „Hulp voor handel”;

43.

beschouwt plurilaterale onderhandelingen, bij voorkeur in de WTO (bijv. over de overeenkomst inzake informatietechnologie (ITA), de overeenkomst inzake milieugoederen (EGA) en de overeenkomst inzake handel in diensten (TiSA)); zij bieden weliswaar een kans om op WTO-niveau weer vooruitgang te boeken, maar alleen als de deur open wordt gehouden zodat geïnteresseerde WTO-leden zich erbij kunnen aansluiten; gelooft ten stelligste dat deze overeenkomsten, waar mogelijk, voldoende ambitieus moeten zijn om op basis van het meestbegunstigingsbeginsel op alle WTO-leden te worden toegepast, en dat zij als bouwstenen voor toekomstige multilaterale overeenkomsten moeten fungeren; beklemtoont dat het handelsbeleid ook moet worden gebruikt als instrument om de concurrentiekracht te vergroten van producten die beter zijn voor het milieu, zowel in het gebruik als in de wijze waarop zij geproduceerd zijn; benadrukt dat het belangrijk is om het initiatief inzake milieugoederen een multilaterale dimensie te geven en om na te denken over de vraag of in handelsakkoorden een voorkeursbehandeling voor echte milieugoederen kan worden opgenomen; beklemtoont dat de TiSA een kans zou kunnen bieden om op WTO-niveau weer vooruitgang te boeken bij de handel in diensten;

44.

pleit voor een sterke en doeltreffende parlementaire dimensie van de WTO om de organisatie transparanter te maken en de democratische legitimiteit van de wereldhandel te versterken en te garanderen; dringt er bij de WTO op aan de parlementaire conferentie over de WTO ten volle te benutten en ervoor te zorgen dat de parlementsleden toegang hebben tot alle informatie die ze nodig hebben om hun toezichthoudende rol effectief te kunnen vervullen en op een betekenisvolle manier aan het handelsbeleid te kunnen bijdragen;

Een toegesneden aanpak voor de keuze van toekomstige vrijhandelsbesprekingen

45.

vraagt de Commissie om zich op een evenwichtige manier en met aandacht voor wederkerigheid en wederzijdse voordelen, te concentreren op de afronding van de lopende handelsbesprekingen, en om de mogelijke impact van het cumulatieve effect te beoordelen, met name voor gevoelige producten met betrekking tot contingenten of liberalisering in het kader van lopende onderhandelingen en reeds gesloten handelsovereenkomsten; verlangt dat de feitelijke en potentiële effecten van reeds gesloten handelsovereenkomsten worden gemeten en beter worden gecommuniceerd, ter bereiking van een gezond evenwicht tussen de bescherming van gevoelige landbouwsectoren en de offensieve belangen van de Unie als een van de grootste uitvoerders van agrovoedingsmiddelen, o.a. door inlassing van overgangsperioden en quota's voor, en in enkele gevallen uitsluiting van, de meest gevoelige producten; herinnert de Commissie eraan om verkenningen uit te voeren en onpartijdige en onbevooroordeelde effectbeoordelingen, rekening houdende met Europese belangen alvorens onderhandelingsmandaten te formuleren;

46.

is van oordeel dat het van het allergrootste belang is te waarborgen dat succesvol afgeronde handelsbesprekingen zo snel mogelijk worden geratificeerd; pleit er met name voor dat er akkoorden met Canada en Singapore worden afgesloten zodat er twee grote markten worden ontsloten die van cruciaal belang zijn voor de toekomstige belangen van de Europese ondernemingen; dringt erop aan dat er in de hele EU met kennis van zaken door politici wordt gedebatteerd;

47.

onderstreept dat het van groot belang is dat bij alle vrijhandelsbesprekingen door de EU gevoelige en offensieve belangen voor de EU zoals bevordering van investeringen, verwijdering van onnodige non-tarifaire handelsbelemmeringen, erkenning en bescherming van geografische aanduidingen (GA's) en werknemersrechten, betere toegang tot overheidsopdrachten (met name in het licht van de huidige gesprekken over het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) en de vrijhandelsovereenkomst EU-Japan), fatsoenlijke en hoogwaardige banen, integratie van kmo's in mondiale waardeketens, uitsluiting van openbare en audiovisuele diensten, en wettige waarborgen voor het regelgevingsrecht bij vrijhandel besprekingen, als onderdelen van ambitieuze, evenwichtige en alomvattende pakketten;

48.

dringt erop aan dat handelsbesprekingen een toegesneden regionale handelsstrategie volgen en dat volledige samenhang met regionale integratie gewaarborgd blijft, met name in Azië, Afrika en Latijns-Amerika, die door de Commissie zijn aangewezen als regio's die voor de Europese economische belangen van cruciale betekenis zijn, zonder af te doen aan de sleutelrol die de EU-VS als strategisch partnerschap vervullen; vraagt de Commissie om onmiddellijk over een investeringsovereenkomst te gaan onderhandelen met Taiwan; herinnert eraan dat de EU en Latijns-Amerika natuurlijke bondgenoten zijn met een totale bevolking van één miljard mensen die een kwart van het wereldwijde bnp voortbrengen; wijst erop dat het potentieel van dit partnerschap nog onvoldoende is onderzocht; is ingenomen met het feit dat de nieuwe handels- en investeringsstrategie van de Commissie bijzondere aandacht schenkt aan Latijns-Amerika; vraagt de Europese Commissie om de huidige dynamiek in de handelsbesprekingen met Mercosur aan te grijpen om tot een brede, evenwichtige en ambitieuze overeenkomst te komen; staat achter de modernisering van de overeenkomsten met Mexico en Chili; vraagt om meer vaart te zetten achter vrijhandelsbesprekingen met Australië en Nieuw-Zeeland, en acht het belangrijk dat er handelsrelaties worden aangeknoopt met India, gezien het enorme potentieel van die markt; dringt er bij de Commissie op aan de onderhandelingen met Maleisië nieuw leven in te blazen en zo snel mogelijk na het afronden van de voorbereidende gesprekken voor een uitgebreid economisch partnerschap onderhandelingen op te starten met Indonesië;

49.

onderstreept dat in het licht van de huidige uitdagingen bijzondere aandacht moet uitgaan naar het post-Cotonoukader, met nadruk op de koppeling daarvan aan de mensenrechtenclausules in vrijhandelsovereenkomsten, en naar het ondersteunen van de oprichting van een continentale vrijhandelszone voor Afrika ter stimulering van stabiliteit, regionale integratie, plaatselijke groei, werkgelegenheid en innovatie; herinnert eraan dat de EU moet zorgen voor stabiliteit in de haar Oostelijke en Zuidelijke Nabuurschap, en pleit voor meer handelseconomische integratie waardoor het tot een volledige, snelle en juiste uitvoering kan komen van de diepe en alomvattende vrijhandelsovereenkomsten (DCFTA's) met Oekraïne, Georgië en Moldavië, en tot concrete vooruitgang met Tunesië, Marokko en Jordanië;

50.

vraagt de Commissie om het nationale bedrijfsleven volledig te betrekken bij alle stadia van de handelsbesprekingen mede door directe raadplegingen met nationale verenigingen en met Europese overkoepelende verenigingen, en de tekst van een uitonderhandelde handelsovereenkomst vergezeld te doen gaan van een lijst met de uitkomt van de onderhandelingen voor de verschillende sectoren en de redenen voor de keuzes die de Commissie heeft gemaakt;

Verzet tegen het verlenen van de status „markteconomie” aan China en de behoefte aan effectieve handelsbeschermingsinstrumenten

51.

beklemtoont dat verdere maatregelen tot handelsliberalisering — die tot oneerlijke handelspraktijken en concurrentie tussen landen met allerlei niet-tarifaire handelsbelemmeringen kunnen leiden, waaronder arbeidsrechten, milieunormen en volksgezondheidsnormen — de EU zullen nopen tot een nog doelmatiger respons op oneerlijke handelspraktijken en tot waarborging van een gelijk speelveld; onderstreept dat handelsbeschermingsinstrumenten (TDI's) een onmisbaar onderdeel van de EU-handelsstrategie moeten blijven en zij het concurrentievermogen van de EU kunnen verbeteren door waar nodig de voorwaarden voor eerlijke concurrentie te herstellen; herinnert eraan dat de huidige EU-wetgeving inzake handelsbescherming dateert van 1995; wijst er met klem op dat het handelsbeschermingssysteem van de Unie dringend moet worden gemoderniseerd zonder het te verzwakken; wijst erop dat de EU-wetgeving inzake handelsbescherming doelmatiger en toegankelijk voor kmo's moet zijn, en aan de hedendaagse uitdagingen en handelspatronen, dat de onderzoeksfase minder lang moet duren en dat meer transparantie en grotere voorspelbaarheid nodig zijn; betreurt dat de modernisering van deze TDI's is blijven steken in de Raad die niet in staat blijkt met deze essentiële wetgeving voor de dag te komen; betreurt dat de Commissie in haar mededeling „Handel voor iedereen” met geen woord rept over de noodzakelijke modernisering van de TDI's; vraagt de Raad dringend om de impasse in verband met die modernisering van de TDI's te doorbreken op basis van het standpunt van het Parlement, vooral nu China aandringt op erkenning van zijn status als markteconomie;

52.

wijst nogmaals op het belang van het partnerschap van de EU met China, waarin vrije en eerlijke handel en investeringen een belangrijke rol spelen; is ervan overtuigd dat de EU, totdat China voldoet aan alle vijf criteria om als markteconomie te worden aangemerkt, bij haar antidumping- en antisubsidieonderzoeken naar Chinese invoer gebruik moet maken van een niet-standaardmethode om de vergelijkbaarheid van de prijzen te bepalen, overeenkomstig en met volledige uitvoering van de onderdelen van afdeling 15 van het toetredingsprotocol van China die de rechtsgrondslag vormen voor de toepassing van een niet-standaardmethode; vraagt de Commissie om aan de hand van dit beginsel met een voorstel te komen en herinnert eraan dat een en ander terdege moet worden gecoördineerd met de andere WTO-partners;

53.

vraagt de Commissie om dienaangaande geen maatregelen te nemen zonder voorafgaande grondige en uitgebreide effectbeoordeling die ingaat op alle mogelijke effecten en gevolgen voor de werkgelegenheid en de duurzame groei in alle Uniesectoren, alsook op de mogelijke effecten en gevolgen voor het milieu;

Grotere samenhang tussen het handels- en industriebeleid van de EU en betere bescherming van IER

54.

meent dat er meer moet worden gedaan om de behoeften van de Europese industrie volledig en over de gehele lijn aan te pakken en dat de maakindustrie in de EU al te vaak bij de dienstensector ten achter wordt gesteld; beklemtoont dat het handelsbeleid de Europese industrie een gelijk speelveld moet bezorgen, toegang moet bieden tot nieuwe en opkomende markten, de achterstand op het gebied van normen moet wegwerken en tegelijk dubbele certificering moet beperken; vraagt de Commissie om te zorgen voor samenhang tussen het handels- en industriebeleid van de EU en de ontwikkeling en concurrentiekracht van de Europese industrie te bevorderen en daarbij met name aandacht te schenken aan de herindustrialisatiestrategie;

55.

beklemtoont de centrale rol die oorsprongsregels spelen wanneer wordt bepaald welke sectoren voordeel halen uit of nadeel ondervinden van de door de EU gesloten vrijhandelsovereenkomsten; erkent dat het Parlement de oorsprongsregels tot nu toe nog niet volledig heeft geanalyseerd en vraagt de Commissie om een verslag op te stellen met de veranderingen die zij de laatste tien jaar, op het niveau van de viercijferige GN-codes, heeft aangebracht aan haar favoriete standaardonderhandelingspositie inzake oorsprongsregels bij vrijhandelsovereenkomsten, samen met de redenen voor elke eventuele wijziging;

56.

is van mening dat het gebrek aan doeltreffende handhaving van IER de overleving van hele sectoren van de Europese industrie in gevaar brengt; benadrukt dat namaak tot banenverlies leidt en innovatie ondermijnt; herhaalt dat adequate bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten en doeltreffende doorzetting het fundament van de globale economie vormen; verwelkomt de toezegging van de Commissie om de bescherming en handhaving van IE-rechten in vrijhandelsovereenkomsten en bij de WTO te versterken en met partners samen te werken aan fraudebestrijding; onderschrijft de doelstelling van de Commissie om het gehele spectrum van IER's te beschermen, met inbegrip van octrooien, handelsmerken, auteursrechten, ontwerpen, geografische aanduidingen, oorsprongsaanduidingen en geneesmiddelen;

Nieuwe marktopportuniteiten voor EU-dienstverleners en erkenning van beroepskwalificaties als essentieel element van de EU-handelsstrategie

57.

herinnert eraan dat de EU een leidende positie inneemt in de dienstensector; beklemtoont dat nieuwe marktopportuniteiten een essentieel onderdeel moeten vormen van de internationale handelsstrategie van de EU; beklemtoont dat de opname van diensten in handelsovereenkomsten van het allergrootste belang is aangezien dit Europese bedrijven en werkgevers kansen biedt waarbij, overeenkomstig de artikelen 14 en 106 van het VWEU en protocol 26, huidige en toekomstige diensten van algemeen belang en diensten van algemeen economisch belang zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van elke overeenkomst, ongeacht of die diensten door de overheid of particulier worden gefinancierd; verlangt dat de Commissie de erkenning van beroepskwalificaties in handelsovereenkomsten bevordert en opneemt, wat nieuwe kansen zal bieden aan Europese bedrijven en werknemers; geeft specifiek in overweging om bepaalde voordelen van de richtlijn inzake de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten in handels- en investeringsovereenkomsten op te nemen in ruil voor die erkenning;

58.

deelt het standpunt van de Commissie dat de tijdelijke detachering van beroepsbeoefenaren essentieel is geworden om internationaal meer zaken te doen en daarmee een offensief belang blijft voor de EU; benadrukt dat in alle handels- en investeringsovereenkomsten van de EU een hoofdstuk over arbeidsmobiliteit moet worden opgenomen; herinnert er echter aan dat verbintenissen inzake dienstverleningsvorm 4 alleen mogen gelden voor de mobiliteit van hoogopgeleide beroepsbeoefenaren (universitaire of daarmee equivalente opleiding of hogere leidinggevende functie) voor een specifiek doel, voor een beperkte periode en onder precieze voorwaarden die in de nationale wetgeving van het land waar de dienst wordt verricht en in een contract dat conform artikel 16 van de dienstenrichtlijn in overeenstemming is met deze nationale wetgeving nader zijn omschreven, waarbij ervoor wordt gezorgd dat niets de EU en de lidstaten kan beletten hun arbeidsnormen en collectieve arbeidsovereenkomsten te handhaven en te verbeteren;

59.

is verheugd over het voornemen van de Commissie om het handelsbeleid aan te wenden voor het aanpakken van nieuwe vormen van digitaal protectionisme en om regels vast te stellen voor elektronische handel en grensoverschrijdende gegevensstromen in overeenstemming met de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming en de bescherming van de privacy en van de fundamentele rechten; is van mening dat er nog veel meer moet worden gedaan om in de EU een klimaat te scheppen dat gunstig is voor elektronische handel en ondernemerschap, zoals monopolies en misbruik van monopolistische posities in de telecommarkt en geoblokkeren tegengaan en concrete oplossingen zoeken voor geschillenbeslechting; beklemtoont dat het van vitaal belang is om te zorgen voor reglementaire samenwerking, internetfraude te verminderen, wederzijdse erkenning en harmonisatie van de normen in de e-handelssector; verzoekt de Commissie een nieuw model voor e-commercehoofdstukken uit te vaardigen, dat het bestaande en eventuele toekomstige rechtskader voor gegevensbescherming in alle handelsbesprekingen moet vrijwaren, en dat een vrije uitwisseling van gegevens moet waarborgen, in volledige overeenstemming met de bestaande gegevensbeschermingsregels in het land van herkomst van het gegevenssubject; roept op tot een betere samenwerking tussen de handhavingsinstanties, in het bijzonder inzake oneerlijke handelspraktijken op internet;

Het wezenlijke belang van de digitale economie voor de toekomstige wereldhandel

60.

merkt het toenemend en toekomstig belang van de digitale economie op, niet enkel in Europa, maar overal ter wereld, met een geschat aantal van 3,3 miljard internetgebruikers wereldwijd, die 40 % van de wereldbevolking vertegenwoordigen; is van mening dat trends zoals cloud computing, mobiele webdiensten, slimme netten en sociale media tot een ingrijpend veranderd ondernemerslandschap; onderstreept dat het EU-handelsbeleid gelijke tred moet houden met de digitale en technologische ontwikkelingen;

61.

verlangt dat de Commissie samen met WTO-partners niet enkel een werkgroep oprichten voor digitale handel in de WTO, die de geschiktheid van het huidige kader voor elektronische handel grondig onderzoekt, waarbij specifieke aanbevelingen, verduidelijkingen en aanpassingen onder de loep worden genomen, maar dat ze ook onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor de oprichting van een nieuw kader voor de dienstenhandelsfacilitatie, gebaseerd op beste praktijken voortkomend uit de uitvoering van de handelsfacilitatieovereenkomst van de WTO;

Steun voor de Commissie in haar strijd tegen corruptie

62.

is zich ervan bewust dat de opname van bepalingen betreffende financiële diensten in handelsovereenkomsten bezorgdheid heeft gewekt over hun mogelijke negatieve gevolgen op het gebied van het witwassen van geld, belastingontduiking en -ontwijking; spoort de Commissie aan tot bestrijding van corruptie, een grote niet-tarifaire belemmering in ontwikkelde en ontwikkelingslanden; is van mening dat handels- en investeringsovereenkomsten een goede gelegenheid bieden voor grotere samenwerking bij bestrijding van corruptie, witwassen en belastingfraude en -ontduiking; is van mening dat bedingen uit hoofde van internationale normen, rapportageplicht per land en automatische informatie-uitwisseling in speciale internationale overeenkomsten moeten worden vastgelegd die als grondslag moeten dienen voor verdere liberalisering van financiële diensten;

63.

is van mening dat het verband tussen handels- en investeringsovereenkomsten en verdragen tot het vermijden van dubbele belasting nog helemaal onverkend is en verzoekt de Commissie de invloed die dergelijke instrumenten op elkaar en op een algemene samenhang van het beleid kunnen hebben in de strijd tegen belastingontduiking grondig te onderzoeken;

Een toekomstgericht handelsbeleid inzake de specifieke noden van kmo's

64.

beklemtoont dat een toekomstgericht handelsbeleid meer aandacht moet schenken aan de specifieke noden van micro- en kleine en middelgrote ondernemingen en ervoor moet zorgen dat zij volop kunnen profiteren van de handels- en investeringsovereenkomsten; herinnert eraan dat slechts een klein percentage van de Europese kmo's de door de mondialisering en handelsliberalisering geboden kansen kan identificeren en benutten; merkt op dat slechts 13 % van de Europese kmo's internationaal actief is geweest buiten de EU terwijl zij goed zijn voor een derde van de EU-export; steunt initiatieven die de internationalisering van de Europese kmo's bevorderen en dringt daarom aan op de voordelen van een hoofdstuk inzake kmo's in alle toekomstige vrijhandelsovereenkomsten; is van mening dat er nieuwe manieren moeten worden verkend om kmo's beter te helpen bij de verkoop van hun goederen en diensten in het buitenland; beklemtoont dat kmo's beter afgestemde bijstand nodig hebben, die eerst en vooral in de lidstaten wordt verleend, gemakkelijker toegang tot gebruiksvriendelijke online informatie over handelsmaatregelen, en specifieke en duidelijke handleidingen over de kansen en voordelen van elke bestaande of toekomstige dor de EU gesloten handelsovereenkomst;

65.

vraagt de Commissie om de behoeften van de kmo's horizontaal te behandelen in alle hoofdstukken van de handelsovereenkomsten met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de oprichting van een speciale internetsite voor kmo's om meer te weten te komen over relevante verordeningen, wat van cruciaal belang is voor grensoverschrijdende dienstverleners op het gebied van vergunningen en andere administratieve vereisten; wijst erop dat deze instrumenten, in voorkomend geval, kansen aan kmo's moeten bieden om nieuwe markten te betreden benutten, in het bijzonder voor aanbestedingen van lage waarde; benadrukt de noodzaak om handelskosten te verlagen voor de kmo's door douaneprocedures te stroomlijnen, onnodige niet-tarifaire belemmeringen en regelgevingslasten te beperken en de oorsprongsregels te vereenvoudigen; is van mening dat de kmo's een rol moeten spelen bij het helpen van de Commissie om deze instrumenten vorm te geven om ervoor te zorgen dat handelsovereenkomsten voldoen aan hun behoeften; moedigt de Commissie aan om een nauwe dialoog te onderhouden met de kmo-vertegenwoordigers in alle stadia van de handelsbesprekingen;

66.

benadrukt dat snellere toegang tot antidumpingprocedures voor Europese kmo's van essentieel belang is om hen tegen oneerlijke handelspraktijken te beschermen; benadrukt de noodzaak van een hervorming van het multilateraal kader van de WTO om kmo's meer te betrekken en een snellere geschillenregeling te waarborgen;

67.

vraagt de Commissie om de bestaande instrumenten inzake subsidiariteit, niet-duplicatie en complementariteit ten aanzien van de respectieve programma's van de lidstaten en met Europese toegevoegde waarde te beoordelen en te verbeteren alvorens andere zelfstandige vorderingen te ontwikkelen om de internationalisering van kmo's te ondersteunen; beklemtoont dat de Commissie een onafhankelijke evaluatie van alle bestaande programma's aan het Parlement dient voor te leggen;

Investeringen

68.

onderstreept het belang van inkomende en uitgaande investeringen voor de EU-economie en de behoefte van EU-bedrijven om te worden beschermd wanneer ze in markten van derde landen investeren; heeft oog, in dit verband, voor de inspanningen van de Commissie rond het nieuwe stelsel van investeringsgerechten (ICS); benadrukt de noodzaak van nadere discussie met belanghebbenden en Parlement over ICS; onderstreept dat dit systeem moet beantwoorden aan de rechtsorde van de EU, met name op het punt van de competentie van de EU-rechter, en meer bepaald van de mededingingsregels van de EU; deelt de ambitie om op de middellange termijn een multilaterale oplossing uit te werken voor investeringsgeschillen; betreurt dat het ICS-voorstel geen bepaling omvat inzake de verplichtingen van de investeerders;

69.

dringt er bij de EU en de lidstaten op aan de aanbevelingen van het omvattende investeringsbeleidskader voor duurzame ontwikkeling van UNCTAD te volgen om verantwoorde, transparante en verantwoordbare investeringen te stimuleren;

70.

wijst erop dat in het Investeringsplan voor Europa van de Commissie de vereiste is vastgelegd de investeringen in de EU te stimuleren, en is van oordeel dat handelsstrategieën een essentieel middel zijn om deze doelstelling te verwezenlijken; merkt op dat het Europees Fonds voor strategische investeringen geen externe dimensie heeft; verzoekt de Commissie de oprichting van een externe tak slechts te overwegen na een zorgvuldige analyse van de prestaties van het fonds en een onderzoek van haar nut, gezien het bestaan van leningen door de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en de acties van het Europees Ontwikkelingsfonds; beklemtoont dat deze fondsen zouden kunnen bijdragen tot duurzame ontwikkeling en fatsoenlijke banen, dat het de armoede zou kunnen bestrijden en de diepere oorzaken van migratie zou kunnen aanpakken;

71.

herinnert aan de noodzaak om de transparantie en de verantwoordingsstructuur van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering en publiek-private partnerschappen te versterken teneinde de geldstromen, de schuldhoudbaarheid en de toegevoegde waarde van hun projecten voor duurzame ontwikkeling doeltreffend te kunnen volgen en te monitoren;

Handel en landbouw.

72.

benadrukt dat de hoge Europese normen op het gebied van milieu, voedselveiligheid, dierenwelzijn en sociale voorwaarden van groot belang zijn voor de EU-burgers, zowel in moreel opzicht als in termen van bewuste keuzemogelijkheden voor de consument, en is van mening dat handelsakkoorden bevorderlijk zouden moeten zijn voor eerlijke mededinging, zodat landbouwers in de EU optimaal kunnen profiteren van tariefconcessies en in economisch opzicht niet worden benadeeld ten opzichte van landbouwers in derde landen; benadrukt dat de EU-normen op het gebied van voedselveiligheid en dierenwelzijn moeten worden beschermd door behoud van het voorzorgsbeginsel, duurzame landbouw en een hoge mate van traceerbaarheid en productetikettering, en te zorgen dat alle ingevoerde producten aan de geldende EU-wetgeving voldoen; wijst erop dat de normen inzake dierenwelzijn internationaal sterk uiteenlopen; onderstreept in dit verband dat de uitvoer van levende dieren moet worden gereguleerd met inachtneming van de geldende EU-wetgeving en de dierenwelzijnsnormen van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE);

73.

acht het openen van nieuwe markten voor landbouwproducten uit de EU, zoals zuivelproducten, vlees en groenten en fruit, belangrijk in de huidige context van landbouwcrises; benadrukt dat er nieuwe afzetmarkten met een grote koopkracht in kaart moeten worden gebracht;

74.

acht het noodzakelijk de meerwaarde van landbouw te versterken en promotiecampagnes te bevorderen met het oog op het openen van nieuwe markten; benadrukt bovenal dat het onontbeerlijk is met name de steun ter bevordering van de Europese kwaliteitsregelingen te versterken, aangezien de EU daarmee de beste reputatie op de wereldmarkt heeft opgebouwd, hetgeen indirect ten goede komt aan de gehele Europese landbouw;

75.

benadrukt de noodzaak van strengere invoercontroles en versterkte controles door het Voedsel- en Veterinair Bureau met betrekking tot de productie- en afzetomstandigheden in landen die naar de EU uitvoeren, teneinde ervoor te zorgen dat de EU-voorschriften worden nageleefd;

76.

benadrukt dat er vooruitgang moet worden geboekt met betrekking tot sanitaire, fytosanitaire en andere niet-tarifaire obstakels voor de handel in landbouwproducten bij alle onderhandelingen over vrijhandel, met name wat de door de EU getrokken rode lijnen betreft die van invloed kunnen zijn op de gezondheid van de consument;

77.

herinnert aan het belang van GA's bij de promotie van traditionele Europese agrovoedingsmiddelen, aangezien ze deze tegen schadelijke meeliftpraktijken beschermen, consumentenrechten en bewuste keuzes waarborgen, en plattelandsproducenten en landbouwers, met name kmo's, beschermen; merkt op dat de bescherming en erkenning van geografische aanduidingen in derde landen van groot belang kan zijn voor de gehele landbouw- en voedingssector van de EU, en is van oordeel dat alle handelsakkoorden moeten voorzien in beschermingsmaatregelen en maatregelen ter bestrijding van namaak;

Betere toegang tot overheidsopdrachten voor Europese marktdeelnemers

78.

vraagt om de huidige onevenwichtigheden en verschillen in openheid van de aanbestedingsmarkten tussen de EU en andere handelspartners weg te werken; verzoekt de Commissie om nog verder te gaan en te streven naar een ambitieuze en wederzijdse openstelling van de internationale aanbestedingsmarkten, waarbij de uitsluiting van diensten van algemeen economisch belang wordt gewaarborgd en ervoor wordt gezorgd dat de lidstaten vrij blijven om sociale en ecologische criteria voor overheidsopdrachten in te voeren, zoals criteria inzake de economisch voordeligste inschrijving; onderstreept dat Europese marktdeelnemers, zowel vennootschappen als kmo's, betere toegang moeten krijgen tot aanbestedingscontracten in derde landen, met behulp van instrumenten als de wet voor kleine ondernemingen en door wegnemen van de huidige asymmetrische verhoudingen; herinnert er in dit verband aan dat de EU onder de WTO-landen tot de meest open markten voor overheidsopdrachten behoort;

79.

neemt kennis van het gewijzigde voorstel van de Commissie voor een verordening over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie — een belangrijk instrument om te komen tot een gelijk speelveld voor de markttoegang van derde landen en betreurt het ten zeerste dat de regeringen van de lidstaten het oorspronkelijke voorstel hebben tegengehouden; vraagt de Commissie om positieve wederkerigheid te bewerkstelligen met de belangrijke handelspartners betreffende de toegang tot de aanbestedingsmarkten;

Gelijke toegang tot middelen voor eerlijke concurrentie op de wereldmarkt

80.

beklemtoont dat natuurlijke rijkdommen beperkt zijn en op economisch en ecologisch duurzame wijze moeten worden gebruikt, met voorrang aan recyclage; onderkent de grote afhankelijkheid van ontwikkelingslanden en speciaal van de minst ontwikkelde landen van natuurlijke rijkdommen; herinnert eraan dat het Europese handelsbeleid een consistente, duurzame, alomvattende beleidsoverschrijdende strategie met betrekking tot grondstoffen moet nastreven, zoals reeds beschreven door het Parlement in zijn verslag over een „Nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de Europa 2020-strategie”;

81.

wijst met klem op de noodzaak van overgang naar een koolstofarme economie en spoort de Commissie daarom aan de samenwerking op gebied van energieonderzoek, -ontwikkeling en -innovatie te versterken, om te bevorderen dat er meer diversificatie komt van energieleveranciers, -transport en -bronnen, dat er nieuwe energiehandelspartners worden gevonden en dat er meer concurrentie komt, met lagere prijzen voor de Europese energieverbruiker: beklemtoont dat de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en het stimuleren van de energie-efficiëntie essentieel zijn om de energiezekerheid te verhogen en de invoerafhankelijkheid te verlagen; onderstreept dat het belangrijk is in vrijhandelsovereenkomsten bepalingen op te nemen die erop gericht zijn partnerschappen voor duurzame energie op te bouwen en technologische samenwerking te bevorderen, vooral op het gebied van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie en -waarborgen, en koolstoflekkage te voorkomen om de COP21-doelstellingen te kunnen halen;

De strijd tegen illegale handel in het wild levende dieren en planten en hun producten

82.

blijft ernstig bezorgd over de recente stijging van de criminaliteit in verband met in het wild levende dieren en planten en de daaraan verbonden illegale handel, wat niet alleen een verwoestend effect heeft op de biodiversiteit en het aantal soorten, maar ook een duidelijk en aanwezig gevaar vormt voor inkomens en lokale economieën, met name in ontwikkelingslanden; is ingenomen met de toezegging van de EU om de illegale handel in het wild levende dieren en planten te beëindigen als deel van haar reactie op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN, in het bijzonder SDG 15, waarin het heet dat niet alleen een einde moet worden gemaakt aan stroperij en handel in beschermde dier- en plantensoorten, maar dat ook de markt voor illegale natuurproducten, zowel aan vraag- als aanbodzijde, moet worden aangepakt; verwacht in dit verband, dat de Commissie, na afloop van een bedenktijd en overleg met het Europees Parlement en de lidstaten, nagaat hoe bepalingen inzake illegale handel in het wild levende dieren en planten het beste kunnen worden opgenomen in alle toekomstige EU-handelsovereenkomsten;

Betere douanesamenwerking en bestrijding van illegale handel aan de grenzen van de EU

83.

benadrukt dat betere, geharmoniseerde en efficiëntere douaneprocedures in Europa en daarbuiten de handel zouden kunnen bevorderen, voldoen aan de respectieve vereisten voor handelsfacilitatie, en zouden helpen bij de bestrijding van namaak-, illegale en vervalste goederen die de interne markt binnenkomen, de economische groei van de EU ondermijnen en ernstige risico's inhouden voor de EU-consument; is verheugd over het voornemen van de Commissie om de samenwerking tussen de douaneautoriteiten te verbeteren; verzoekt de Commissie en de lidstaten eens te meer een eengemaakte EU-douaneadministratie op te zetten voor een doelmatiger toepassing van de douanevoorschriften en -procedures in het gehele douanegebied van de EU;

84.

benadrukt dat de Commissie er bij handelsbesprekingen haar handelspartners ervan moet overtuigen one-stop shops voor de afhandeling van douane- en grensformaliteiten in te voeren, indien nodig vergezeld van hulp bij capaciteitsopbouw voor commerciële fondsen;

85.

beklemtoont dat degelijke communicatie en sterke coördinatie vereist zijn om ervoor te zorgen dat de opheffing van tarieven vergezeld gaat van passende technische, institutionele en beleidsmaatregelen om veilig handelsverkeer verder te waarborgen

86.

vraagt de Commissie om kernprestatie-indicatoren te overwegen aan de hand waarvan de prestaties van de douaneadministratie in het binnen- en buitenland zich laten beoordelen. betreurt dat er op dit moment er zeer weinig overheidsgegevens beschikbaar zijn. bedenkt dat het nuttig zou zijn om te weten hoe de douane en andere grensdiensten in eigen land en in partnerlanden presteren om aan de hand daarvan beste praktijken te delen en specifieke belangen voor handelsbevordering binnen de Europese instellingen te coördineren — rekening houdende met artikel 13 van de WTO-handelsfacilitatieovereenkomst;

87.

verzoekt de Commissie en de lidstaten de aanzet te geven tot een open debat over de mogelijke verschuiving van douaneautoriteiten van nationaal naar EU-niveau;

Tastbare voordelen leveren aan de consument

88.

erkent dat handelsovereenkomsten de consumenten zeer ten goede kunnen komen, met name door de concurrentie te doen toenemen, prijzen te verlagen, meer keuze aan te bieden en innovatie te bevorderen; verzoekt de Commissie, om dit potentieel te benutten, in alle onderhandelingen sterk te pleiten voor een beperking van oneerlijke handelspraktijken op internet, voor een vermindering van de kosten voor internationale roaming, en voor een versterking van de passagiersrechten;

89.

dringt aan op maatregelen ter ondersteuning van de consument in het grensoverschrijdende handelsverkeer in goederen en diensten met derde landen, bijvoorbeeld door onlinecontactpunten die informatie ter beschikking stellen of kunnen helpen bij geschillen;

90.

houdt eraan vast dat consumenten accurate informatie moeten krijgen over de eigenschappen van de verhandelde producten;

Handel voor iedereen: flankerende beleidsmaatregelen in het open-handels- en investeringsbeleid voor maximaal profijt en minimaal verlies

91.

deelt het standpunt van de OESO dat voor het open-handels- en investeringsbeleid een reeks flankerende beleidsmaatregelen nodig zijn, om te zorgen dat de handelsliberalisering de bevolking van de EU en derde landen zoveel mogelijk profijt en zo weinig mogelijk verlies oplevert; dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan meer inspanningen te leveren om de openstelling van de handel aan te vullen met een reeks begeleidende maatregelen teneinde duurzame ontwikkeling te waarborgen — bijvoorbeeld op terrein van openbare diensten en investeringen, onderwijs en gezondheidszorg, actief arbeidsmarktbeleid, onderzoek en ontwikkeling, infrastructuuruitbouw en passende regels om sociale bescherming en milieubescherming te waarborgen;

92.

vraagt de Commissie en de lidstaten grondige analyses vooraf en achteraf te maken op basis van sector per sector en regionaal uitgevoerde effectbeoordelingen voor alle handelsovereenkomsten en de relevante juridische bestanden om negatieve effecten op de arbeidsmarkt binnen de Unie tijdig te onderkennen en om geavanceerder manieren te zoeken om verzachtende maatregelen in te voeren voor de herontwikkeling van industrieën en regio's die buiten de boot vallen met het oog op een eerlijkere verdeling en garantie van breedgedragen handelswinsten; beklemtoont dat de Europese structuur- en investeringsfondsen, en meer bepaald het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds, op dit punt een bijzondere rol kunnen spelen; wijst erop dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering eveneens een belangrijk instrument kan zijn op voorwaarde dat het wordt hervormd en voldoende middelen ontvangt om ondernemingen en producenten in de EU die te lijden hebben onder handelssancties tegen derde landen hulp te kunnen bieden, alsmede aan werknemers van kmo's die rechtstreeks worden getroffen door de globalisering;

o

o o

93.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, aan UNCTAD en aan de WTO.


(1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0415.

(2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0252.

(3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0041.

(4)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0250.

(5)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0219.

(6)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0175.

(7)  PB C 56 E van 26.2.2013, blz. 87.

(8)  PB C 188 E van 28.6.2012, blz. 42.

(9)  PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 94.

(10)  PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 31.

(11)  PB C 99 E van 3.4.2012, blz. 101.