28.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 76/86 |
P8_TA(2016)0234
Een „new deal” voor energieconsumenten
Resolutie van het Europees Parlement van 26 mei 2016 over een „new deal” voor energieconsumenten (2015/2323(INI))
(2018/C 076/15)
Het Europees Parlement,
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2015 getiteld „Een 'new deal' voor energieconsumenten” (COM(2015)0339), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2015 getiteld „Startsein voor een openbare raadpleging over de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt” (COM(2015)0340), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 16 februari 2016 getiteld „Een EU-strategie betreffende verwarming en koeling” (COM(2016)0051), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2015 getiteld „Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering” (COM(2015)0080), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2014 getiteld „Een investeringsplan voor Europa” (COM(2014)0903), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2012 getiteld „De interne energiemarkt doen werken” (COM(2012)0663), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 getiteld „Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050” (COM(2011)0112), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 15 december 2011 getiteld „Stappenplan Energie 2050” (COM(2011)0885), |
— |
gezien het derde energiepakket, |
— |
gezien Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG, |
— |
gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, |
— |
gezien Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, |
— |
gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van persoonsgegevens, |
— |
gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken, |
— |
gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, |
— |
gezien Aanbeveling 2012/148/EU van de Commissie van 9 maart 2012 inzake de voorbereiding van de uitrol van slimme metersystemen, |
— |
gezien zijn resolutie van 19 juni 2008 getiteld „Naar een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument” (1), |
— |
gezien zijn resolutie van 10 september 2013 over een effectief werkende interne energiemarkt (2), |
— |
gezien zijn resolutie van 14 maart 2013 over het Stappenplan Energie 2050, een toekomst met energie (3), |
— |
gezien zijn resolutie van 4 februari 2014 over de lokale en regionale gevolgen van de ontwikkeling van slimme netwerken (4), |
— |
gezien zijn resolutie van 15 april 2014 over consumentenbescherming — bescherming van de consument bij openbare dienstverlening (5), |
— |
gezien zijn resolutie van 15 december 2015 getiteld „Op weg naar een Europese energie-unie” (6), |
— |
gezien artikel 52 van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A8-0161/2016), |
1. |
is ingenomen met de mededeling van de Commissie getiteld „Een 'new deal' voor energieconsumenten”; |
2. |
onderstreept dat dit verslag uitsluitend gaat over huishoudelijke energieconsumenten in het kader van de energietransitie; benadrukt dat industriële consumenten in een afzonderlijk kader moeten worden onderzocht; |
3. |
benadrukt dat de aan de gang zijnde energietransitie leidt tot een verschuiving van een energiesysteem op basis van traditionele, gecentraliseerde opwekking naar een meer gedecentraliseerd, energie-efficiënt, flexibel en grotendeels op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd systeem; |
4. |
vestigt de aandacht op de kosten van de overgang naar een nieuwe marktopzet in bepaalde lidstaten; vraagt de Commissie naar behoren met deze kosten rekening te houden wat betaalbaarheid en concurrentievermogen betreft; |
5. |
herinnert eraan dat het uiteindelijke doel een economie moet zijn die ten volle gebruik te maken van het beginsel „energie-efficiëntie eerst / brandstof nummer 1” en energiebesparingen en -maatregelen aan de vraagzijde voorrang te geven op de aanbodzijde, teneinde te voldoen aan onze klimaatdoelstellingen overeenkomstig het scenario van 1,5 oC waarin het klimaatakkoord van Parijs voorziet, en te zorgen voor energiezekerheid, concurrentievermogen en vooral lagere facturen voor de consument; |
6. |
is in dit verband van mening dat de energie-unie de belangen van de huidige en toekomstige generaties burgers centraal moet stellen en:
|
7. |
is van mening dat bij het geleidelijk afbouwen van gereguleerde energieprijzen rekening moet worden gehouden met de reële mate van marktconcurrentie in de context van de strategie voor de energie-unie, zodat de consumenten toegang hebben tot veilige energieprijzen; |
8. |
is van mening dat de energietransitie, als algemeen beginsel, moet resulteren in een efficiënter, transparanter, duurzamer, concurrerender, stabieler, meer gedecentraliseerd en inclusiever energiesysteem dat de hele samenleving ten goede komt, de betrokkenheid van burgers en lokale en regionale actoren en gemeenschappen vergroot en hen in staat stelt eigenaar of mede-eigenaar te zijn van de opwekking, distributie en opslag van hernieuwbare energie, en dat tegelijk de meest kwetsbaren beschermt en hen de vruchten laat plukken van energie-efficiëntiemaatregelen en hernieuwbare energie; |
Naar een goed functionerende energiemarkt die de burger ten goede komt
9. |
meent dat er weliswaar enige vooruitgang is geboekt, maar dat het doel van het derde energiepakket, namelijk een echt concurrerende, transparante en consumentvriendelijke retailmarkt voor energie tot stand brengen, nog niet in alle EU-lidstaten volledig is verwezenlijkt, zoals blijkt uit de nog steeds grote marktconcentratie, het feit dat de dalende groothandelskosten niet worden doorberekend in de detailprijzen, het geringe aantal consumenten dat van leverancier verandert en de lage klantentevredenheid; |
10. |
is daarom van mening dat verdere indicatoren voor een goed functionerende, consumentvriendelijke energiemarkt door de Commissie moeten worden geïdentificeerd of ontwikkeld; onderstreept dat dergelijke indicatoren onder andere rekening moeten houden met de economische impact van het veranderen van leverancier op de energieconsumenten, technische barrières voor het veranderen van leverancier of tariefplan en niveaus van consumentenbewustzijn; |
11. |
benadrukt dat open, transparante, concurrerende en goed gereguleerde markten belangrijk zijn om de prijzen te drukken, innovatie te stimuleren, de klantenservice te verbeteren en barrières weg te werken voor innovatieve nieuwe bedrijfsmodellen die de burgers waar voor hun geld kunnen bieden, hen mondiger kunnen maken en energiearmoede kunnen helpen voorkomen; |
12. |
herinnert eraan dat de klant maar een beperkte keuze aan distributienetten heeft doordat zij natuurlijke monopolies vormen, d.w.z. dat klanten niet van exploitant van het distributiesysteem kunnen veranderen; benadrukt de noodzaak van een adequate marktbewaking van exploitanten van distributienetten om de klanten te beschermen tegen plotse stijgingen van de distributiefactuur; |
13. |
is van mening dat de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen moeten treffen opdat het voordeel van meer interconnectie tussen de nationale netten niet naar de distributiesysteembeheerders (DSB's) gaat, maar rechtstreeks wordt omgezet in voordelen voor de eindconsumenten; is voorts van mening dat meer interconnectie tussen de nationale netten een positief effect moet hebben op de energieprijs voor de consument en dat dus moet worden voorkomen dat de voordelen enkel naar de DSB's gaan; |
14. |
vraagt de Commissie en de lidstaten nauwlettend toe te zien op de volledige tenuitvoerlegging van het derde energiepakket, en vraagt dat het in de vorm van een nieuwe opzet van de energiemarkt wordt herzien om rekening te houden met de volgende aanbevelingen in verband met huishoudelijke consumenten:
|
15. |
meent stellig dat de websites van energieleveranciers en digitale facturatie volledig toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap en aan de betreffende vereisten van de Europese norm EN 301 549 moeten voldoen; |
16. |
benadrukt dat de lidstaten de in het derde energiepakket opgenomen bepalingen betreffende het veranderen van leverancier volledig ten uitvoer moeten leggen en dat de nationale wetgeving de consument het recht moet garanderen om snel, eenvoudig en kosteloos van leverancier te veranderen, zonder opzeggingsvergoedingen of boetes dat belemmeren; benadrukt dat het essentieel is dat dit recht wordt gehandhaafd door markttoezicht en doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, en steunt de „Bridge to 2025”-aanbevelingen van de ACER over veranderen van leverancier; |
17. |
is van mening dat collectieve overstapregelingen en -campagnes moeten worden gepromoot om consumenten te helpen betere voorwaarden te vinden, zowel wat de prijs als wat de kwaliteit betreft; benadrukt dat dergelijke regelingen onafhankelijk, betrouwbaar, transparant, alomvattend en inclusief moeten zijn, en ook minder mondige consumenten moeten bereiken; suggereert dat lokale overheden, regulators, consumentenorganisaties en andere non-profitorganisaties goed geplaatst zijn om deze rol te vervullen en misbruik te voorkomen; |
18. |
benadrukt dat de lidstaten de bepalingen van de richtlijnen inzake oneerlijke handelspraktijken en consumentenrechten betreffende huis-aan-huisverkoop, oneerlijke bedingen of praktijken en agressieve verkooptechnieken correct ten uitvoer moeten leggen en moeten handhaven om energieconsumenten, en met name de meest kwetsbare onder hen, te beschermen; stelt vast dat het aantal klachten over huis-aan-huisverkoop in verschillende lidstaten is toegenomen; |
19. |
is verheugd dat de Commissie wil overwegen om wetten die specifiek op energie betrekking hebben, op te nemen in de bijlage bij de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (7); |
Zorgen voor een inclusief energiesysteem door burgers in staat te stellen de energietransitie in eigen hand te nemen, hun eigen hernieuwbare energie op te wekken en energie-efficiënt te worden
20. |
meent dat lokale autoriteiten, gemeenschappen, coöperaties, huishoudens en particulieren in de context van een goed functionerend energiesysteem een centrale rol moeten spelen, in grote mate moeten bijdragen tot de energietransitie en moeten worden aangemoedigd om energieproducenten en -leveranciers te worden als zij dat wensen; vindt het daarom belangrijk dat de Europese Unie een gemeenschappelijke operationele definitie van „prosumenten” vaststelt; |
21. |
vraagt de lidstaten nettobemeteringsregelingen in te voeren om zelfopwekking en coöperatieve energieproductie te ondersteunen; |
22. |
meent dat een aanzienlijke gedragsverandering van de burgers belangrijk zal zijn om een optimale energietransitie te bewerkstelligen; meent dat stimulansen en toegang tot goede informatie in dit verband van essentieel belang zijn en vraagt de Commissie dit in toekomstige voorstellen op te nemen; suggereert dat onderwijs, opleiding en voorlichtingscampagnes belangrijke factoren zullen zijn om een gedragsverandering teweeg te brengen; |
23. |
is van mening dat een beperkte toegang tot kapitaal en financiële knowhow, de hoge initiële investeringskosten en de lange terugbetalingstermijnen belemmeringen vormen om zelf energie te gaan opwekken en energie-efficiëntiemaatregelen te nemen; pleit daarom voor nieuwe bedrijfsmodellen, collectieve aankoopregelingen en innovatieve financieringsinstrumenten die zelfopwekking, zelfverbruik en energie-efficiëntie voor alle consumenten aanmoedigen; suggereert dat dit een belangrijke doelstelling moet worden voor de EIB, het EFSI, Horizon 2020 en de structuurfondsen, waarvan overheidsinstanties en marktdeelnemers ten volle gebruik moeten maken; herhaalt dat projecten moeten worden gefinancierd op basis van vergelijkende kostenefficiëntie, rekening houdend met nationale en Europese klimaat- en energiedoelstellingen en -verplichtingen; |
24. |
vraagt om stabiele, toereikende en kosteneffectieve beloningsregelingen om investeerders zekerheid te geven en ervoor zorgen dat kleine en middelgrote projecten voor hernieuwbare energie meer ingang vinden, terwijl de markt zo weinig mogelijk wordt verstoord; vraagt de lidstaten ten volle gebruik te maken van de „de minimis”-vrijstellingen waarin de richtsnoeren inzake staatssteun van 2014 voorzien; is van mening dat de nettarieven en andere vergoedingen transparant moeten zijn en niet mogen discrimineren, dat op billijke wijze rekening moet worden gehouden met het effect van de consument op het netwerk, dat dubbele kosten moeten worden voorkomen en dat er voldoende financiering voor het onderhoud en de ontwikkeling van het distributienet moet worden gegarandeerd; betreurt dat steunregelingen voor hernieuwbare energie met terugwerkende kracht zijn gewijzigd en dat er onrechtvaardige en bestraffende belastingen of heffingen zijn ingevoerd die de verdere uitbreiding van zelfopwekking in de weg staan; benadrukt hoe belangrijk goed ontworpen en toekomstbestendige steunregelingen zijn om investeerders zekerheid en waar voor hun geld te bieden en dergelijke wijzigingen in de toekomst te voorkomen; benadrukt dat prosumenten die opslagcapaciteit aan het net aanbieden, moeten worden beloond; |
25. |
beveelt aan om de administratieve belemmeringen voor nieuwe zelfopwekkingscapaciteit tot een absoluut minimum te beperken, met name door beperkingen op de toegang tot de markt en het net af te schaffen; stelt voor om de vergunningsprocedures te versnellen en te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door die te vervangen door een eenvoudige meldingsplicht, waarbij wel alle wettelijke vereisten in acht worden genomen en de DSB's in kennis worden gesteld; stelt voor om bij de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie specifieke bepalingen op te nemen om belemmeringen weg te nemen en gemeenschaps- of samenwerkingsregelingen op het gebied van energie te bevorderen met „one-stop-shops” — die zich bezighouden met projectvergunningen en financiële en technische deskundigheid bieden — en/of specifieke informatiecampagnes op lokaal en gemeenschapsniveau, alsook door prosumenten toegang te bieden tot alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen; |
26. |
benadrukt dat er een gunstig, stabiel en billijk kader voor huurders en bewoners van meergezinswoningen moet worden ontwikkeld, zodat ook zij kunnen profiteren van mede-eigendom, zelfopwekking en energie-efficiëntiemaatregelen; |
27. |
vraagt de Commissie meer steun te verlenen aan het Burgemeestersconvenant, Slimme Steden en Gemeenschappen en de 100 % RES-gemeenschappen teneinde deze uit te breiden en verder te ontwikkelen als instrument om zelfopwekking en energie-efficiëntiemaatregelen te bevorderen, energiearmoede te bestrijden en de uitwisseling van best practices tussen alle lokale overheden, regio's en lidstaten te vergemakkelijken, en ervoor te zorgen dat alle lokale autoriteiten weten dat ze financiële steun kunnen krijgen; |
De ontwikkeling van vraagresponsbeheer bevorderen
28. |
benadrukt dat de energieprijzen, om vraagrespons te stimuleren, moeten verschillen tussen piek- en daluren, en pleit daarom voor de ontwikkeling van een dynamische prijsstelling op „opt in”-basis, die grondig moet worden beoordeeld op het effect ervan op alle consumenten; benadrukt dat er technologieën moeten worden uitgerold die prijssignalen geven die flexibel verbruik belonen, zodat de consumenten daar meer op reageren; is van mening dat de tarieven transparant en vergelijkbaar moeten zijn en duidelijk moeten worden toegelicht; beveelt aan om verder te onderzoeken hoe progressieve en variabele tariefstelsels kunnen worden vastgesteld en toegepast teneinde energiebesparing, zelfopwekking, vraagrespons en energie-efficiëntie te stimuleren; herinnert de Commissie eraan dat bij de opstelling van toekomstige wetgevingsvoorstellen moet worden gewaarborgd dat de invoering van een dynamische prijsstelling gepaard gaat met meer informatie voor de consumenten; |
29. |
is van mening dat consumenten gemakkelijk en tijdig hun verbruiksgegevens en de daarmee verband houdende kosten moeten kunnen raadplegen om hen te helpen met kennis van zaken te beslissen; merkt op dat slechts 16 lidstaten zich ertoe hebben verbonden om tegen 2020 op grote schaal slimme meters te installeren; is van mening dat de lidstaten wanneer slimme meters worden geïnstalleerd, een degelijk rechtskader moeten vaststellen om een einde te maken aan ongerechtvaardigde facturering achteraf en ervoor te zorgen dat de uitrol efficiënt en voor alle consumenten, ook energiearme consumenten, betaalbaar is; onderstreept dat de voordelen die slimme meters bieden, eerlijk moeten worden verdeeld tussen de netbeheerders en de verbruikers; |
30. |
benadrukt dat de ontwikkeling van slimme technologie een centrale rol speelt in de energietransitie en consumenten kan helpen hun energiekosten te verlagen en de energie-efficiëntie te vergroten; vraagt om snelle uitrol van ICT, waaronder mobiele toepassingen, online platformen en online facturering; benadrukt evenwel dat deze ontwikkeling er niet toe mag leiden dat de meest kwetsbare of minder mondige consumenten aan hun lot worden overgelaten of dat hun rekeningen stijgen als ze er niet direct van hebben geprofiteerd; merkt op dat deze groepen speciale ondersteuning moeten krijgen en dat moet worden vermeden dat consumenten vast komen te zitten en niet vrij tussen tarieven en leveranciers kunnen kiezen; |
31. |
onderstreept dat de ontwikkeling van slimme netwerken en apparatuur moet worden vergemakkelijkt zodat het beheer van de energievraag in reactie op prijssignalen wordt geautomatiseerd; merkt op dat die slimme apparatuur een hoog niveau van gegevensbescherming moet garanderen, interoperabel moet zijn, moet zijn ontworpen ten bate van de eindconsument en moet zijn voorzien van functies die meer energie helpen besparen en de ontwikkeling van markten voor energiediensten en vraagbeheer ondersteunen; |
32. |
benadrukt dat consumenten vrij moeten kunnen kiezen voor aankoopgroeperingen en leveranciers van energiediensten, los van leveranciers; |
33. |
onderstreept dat de verzameling, verwerking en opslag van energiegerelateerde gegevens van burgers moet worden beheerd door entiteiten die de toegang tot de gegevens op niet-discriminerende wijze beheren en moet voldoen aan de bestaande privacy- en gegevensbeschermingswetgeving van de EU, die voorschrijft dat consumenten altijd de controle over hun persoonsgegevens moeten behouden en dat deze gegevens alleen met uitdrukkelijke toestemming van de consument aan derden mogen worden verstrekt; meent voorts dat burgers hun recht moeten kunnen uitoefenen om persoonsgegevens te laten corrigeren of wissen; |
De oorzaken van energiearmoede aanpakken
34. |
vraagt om meer coördinatie op EU-niveau ter bestrijding van energiearmoede door de uitwisseling van best practices tussen lidstaten, en vraagt dat er een ruime, gemeenschappelijke definitie van energiearmoede wordt ontwikkeld, waarbij de nadruk ligt op de idee dat de toegang tot betaalbare energie een sociaal basisrecht is; |
35. |
onderstreept dat een betere beschikbaarheid en verzameling van gegevens essentieel zijn om de situatie te beoordelen en zo doeltreffend mogelijk gerichte steun te verlenen aan energiearme burgers, huishoudens en gemeenschappen; |
36. |
onderstreept dat het belangrijk is om op dit gebied alle synergieën aan te moedigen, met name tussen de lokale autoriteiten en de distributienetbeheerders, die zoveel mogelijk gegevens over energiearmoede kunnen verstrekken en risicosituaties kunnen opsporen, met naleving van de Europese en nationale wet- en regelgeving inzake gegevensbescherming; |
37. |
is van mening dat het governancekader voor de energie-unie moet voorzien in doelstellingen en rapportage door de lidstaten over energiearmoede, en dat er een set van good practices moet worden ontwikkeld; |
38. |
is van mening dat energie-efficiëntiemaatregelen essentieel zijn voor een kosteneffectieve strategie ter bestrijding van energiearmoede en een aanvulling vormen op het socialezekerheidsbeleid; vraagt om maatregelen om ervoor te zorgen dat de energie-efficiënte renovatie van bestaande gebouwen in het kader van de herziening van de richtlijn energieprestatie van gebouwen en de energie-efficiëntierichtlijn, en met name artikel 7, beter gericht is op energiearme burgers; stelt voor om een doelstelling te overwegen om het aantal energie-inefficiënte woningen tegen 2030 te verminderen, met de nadruk op huurwoningen en sociale woningen; is van mening dat gebouwen die eigendom zijn van en gebruikt worden door overheden een voorbeeld op dit gebied moeten zijn; |
39. |
vraagt dat de EU-middelen voor energie-efficiëntie en de steun voor zelfopwekking meer naar energiearme huishoudens met een laag inkomen gaan en dat het probleem van de „gesplitste stimulansen” voor huurders en eigenaars wordt aangepakt; |
40. |
is van mening dat goed gerichte sociale tarieven, met inachtneming van de uiteenlopende praktijk in de lidstaten, van vitaal belang zijn voor kwetsbare burgers met een laag inkomen en dus moeten worden bevorderd; is van mening dat dergelijke sociale tarieven volledig transparant moeten zijn; |
o
o o
41. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) PB C 286 E van 27.11.2009, blz. 24.
(2) PB C 93 van 9.3.2016, blz. 8.
(3) PB C 36 van 29.1.2016, blz. 62.
(4) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0065.
(5) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0342.
(6) Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0444.
(7) Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).