13.10.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 345/15 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een doeltreffender EU-beleid ten behoeve van kmo’s
(initiatiefadvies)
(2017/C 345/03)
Rapporteur: |
Milena ANGELOVA |
Besluit van de voltallige vergadering |
21.1.2016 |
Rechtsgrondslag |
Artikel 29, lid 2, rvo |
Bevoegde afdeling |
Interne Markt, Productie en Consumptie |
Goedkeuring door de afdeling |
7.6.2017 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
6.7.2017 |
Zitting nr. |
527 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
157/1/4 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ermee ingenomen dat kmo’s als focus van economisch beleid in de EU zijn aangewezen. Het is een goede zaak dat gedurende het laatste decennium veel wetgeving is aangenomen en substantiële fondsen beschikbaar zijn gekomen om deze bedrijven te ondersteunen. Het EESC is het echter eens met het vaak door het midden- en kleinbedrijf (mkb) geventileerde standpunt dat de uitvoering van het mkb-beleid lang niet altijd even efficiënt is, hetgeen afbreuk doet aan de impact van de ondersteunende maatregelen. |
1.2. |
Uit recente studies van het Comité (1) is gebleken dat de meeste kmo’s bij beleid en ondersteuning als een homogene groep worden beschouwd en dat er dus geen onderscheid wordt gemaakt tussen de uiteenlopende behoeften van de talloze subgroepen van ondernemingen die onder de definitie van kmo vallen. Er zijn zeer weinig voorbeelden te vinden van op maat gesneden ondersteuningsmechanismen. Een uniforme aanpak van de ontwikkeling van mkb-beleid van de Unie vormt een grote belemmering voor de volledige realisering van de gewenste beleidseffecten op de kmo’s (2). Derhalve moet het mkb-beleid beter aan de man worden gebracht en moet nauwkeuriger aandacht worden besteed aan de specifieke behoeften van kmo’s, in combinatie met de aanstaande openbare raadpleging omtrent de relevantie van de definitie van kmo’s. |
1.3. |
Het EESC waarschuwt dat het beleid en de steunmechanismen van de Unie nog steeds door bureaucratie en complexiteit van administratieve voorschriften worden gekenmerkt en zulks ondanks de constante pogingen op EU-niveau om bureaucratische rompslomp tot een minimum te beperken. De Europese kmo’s hebben vaak de indruk dat de verantwoordelijke functionarissen er geen idee van hebben hoe hun bedrijven functioneren. De meeste steunmechanismen van de Unie lijken ongeschikt om tegemoet te komen aan de grote behoefte van het mkb aan snelle, duidelijke en efficiënte oplossingen. |
1.4. |
Het EESC is bezorgd over het feit dat het merendeel van de kmo’s, meestal kleine en microbedrijven, niet op de hoogte is van het bestaan van deze mechanismen en netwerken, zulks als gevolg van een communicatiekloof. Er moet dus meer worden gedaan aan bewustmaking, meer steun om meer kmo’s te helpen om aan de juiste informatie te komen, meer betrokkenheid van de officiële instanties van de belangrijkste nationale, regionale en lokale intermediairs die gespecialiseerd zijn in werken met kmo’s (werkgevers- en mkb-verenigingen, kamers van Koophandel) en meer gebruiksvriendelijke ondersteuning die op de bedrijfsbehoefte is toegesneden. Verder zijn de meeste instrumenten te ingewikkeld, onduidelijk en bureaucratisch qua opzet en inhoud om aan de behoeften van de kmo’s tegemoet te komen. Om dit aan te pakken, dringt het EESC er bij de Commissie en de lidstaten op aan om optimaal gebruik te maken van het Europees semester, het partnerschapbeginsel (3) systematisch en overal toe te passen en representatieve kmo-organisaties op Europees, nationaal en regionaal niveau te betrekken bij opzet, uitvoering en monitoring van het mkb-beleid en ondersteunende maatregelen. Landenspecifieke aanbevelingen moeten permanent gericht zijn op ondersteuning van kmo’s om te zorgen voor relevante formulering, doeltreffende uitvoering, en kwalitatieve en kwantitatieve metingen van de resultaten. |
1.5. |
Het EESC betreurt het dat de monitoring van het mkb-beleid van de Unie nog steeds versnipperd is. Van de activiteiten van de kmo’s wordt uitvoerig verslag gedaan, maar dat geldt totaal niet voor de impact van de EU-ondersteuning op deze activiteiten en de mate waarin bedrijfsontwikkeling aan die steun te danken zou zijn. De beschikbare informatie is meestal van kwantitatieve aard en verschaft geen kwalitatief inzicht. Daarom kunnen de ondersteuningsmaatregelen qua efficiëntie niet goed worden beoordeeld (4). |
1.6. |
Evenals in eerdere adviezen wijst het Comité er bezorgd op dat de uitvoering van de Small Business Act voor Europa (SBA) verre van compleet is (5). De resultaten op de verschillende gebieden zijn ongelijk met alle nadelige gevolgen van dien voor ondernemerschap, de interne markt en toegang tot financiering. De situatie betreffende vaardigheden, innovatie en openbare aanbestedingen is sinds 2008 juist verslechterd (6). Uiteraard dienen de betrokken lidstaten te worden aangemoedigd om passende maatregelen te nemen en de SBA te betrekken bij het ontwerp en de uitvoering van beleid en wetgeving die van invloed zijn op het mkb. |
1.7. |
Specifieke aanbevelingen |
1.7.1. |
De EU moet in haar beleid rekening houden met de diversiteit van de kmo’s. Ze moet goed kijken naar de specifieke behoeften van microbedrijven, familiebedrijven, „traditionele” bedrijven, bedrijven van de sociale economie, vrije beroepen en alle andere specifieke subgroepen met nogal verschillende rechtsvormen en werkwijzen. Zulks om adequate maatregelen te bieden om de groei van die kmo’s te stimuleren. |
1.7.2. |
Het EESC stelt voor dat de Commissie eens gaat kijken of de huidige definitie van kmo’s recht doet aan hun heterogeniteit, sectorale dynamiek, specifieke kenmerken en diversiteit in het afgelopen decennium (7). Het EESC pleit voor een zichtbaar, samenhangend en horizontaal beleid voor het mkb, en dat op basis van een meerjarig actieplan. |
1.7.3. |
De steunregelingen van de Unie moeten in de taal van het bedrijfsleven worden geschreven zodat zij bijdragen tot meer groei en werkgelegenheid. De ondersteuningsmechanismen zijn veel te gecompliceerd. Daarom moet hulp en advies worden gevraagd aan mkb-organisaties die het best op de hoogte zijn van de behoeften van kmo’s, zodat het beleid van de Unie de taal van die sector uitademt. In dit verband rekenen de kmo’s op de nationale sociale partners als een belangrijk positief kanaal om hun standpunten kenbaar te maken over de verbetering van het mkb-beleid en dringen zij erop aan dat die partners actiever worden betrokken bij de nationale hervormingsprogramma’s. Hun rol, samen met die van mkb-organisaties, Kamers van Koophandel en industrie en andere intermediaire organisaties voor kmo’s moet dan ook worden versterkt. |
1.7.4. |
De EU moet de kmo’s beter over beschikbare ondersteuning informeren. Daarbij gaat het vooral om de meest kwetsbare subgroepen zoals eenmans- en microbedrijven, traditionele ondernemingen met een gering innovatief vermogen, bedrijven uit perifere gebieden (8) enz. Centrale steunnetwerken moeten worden gehandhaafd en populairder, gebruiksvriendelijker en begrijpelijker voor kmo’s worden gemaakt. Het potentieel voor coördinatie van bestaande ondersteunende netwerken in een gemeenschappelijk loket met inachtneming van de situatie in elke lidstaat moet zorgvuldig worden onderzocht door de Commissie. |
1.7.5. |
Het is cruciaal om een sterk multistakeholderspartnerschap op te zetten met de sociale partners en publieke en particuliere stakeholders die zich met de problemen van het mkb bezighouden, met name op nationaal en regionaal niveau. Het versterken van de wisselwerking met de mkb-organisaties die het meest op de hoogte zijn van de behoeften van kmo’s is vooral op nationaal en regionaal niveau wezenlijk voor het overwinnen van de communicatiekloof tussen die bedrijven en ondersteuningsregelingen van de EU. Ook kan dit een nieuw en effectief kanaal zijn om de kmo’s te bereiken door gebruik te maken van lokale afdelingen van werkgeversorganisaties, kamers van Koophandel en economie, mkb-verenigingen en beroeps- en sectorale organisaties als belangrijkste tussenpersonen voor het populariseren en bijstellen van bestaande ondersteunende instrumenten. |
1.7.6. |
Het beste voor kmo’s is dat lokale overheden samenwerken met mkb-organisaties bij het opzetten en uitvoeren van beleid. De huidige tendens naar intermediairs die in hoofdzaak rond banken zijn georganiseerd is niet de beste optie. Banken moeten de financiële intermediairs zijn, maar voor alle andere aspecten (beleidsvorming, voorlichting, promotie enz.) zijn de representatieve mkb-organisaties het meest geschikt. Daarom verzoekt het EESC de Commissie om maatregelen te nemen voor ondersteuning van mkb-organisaties bij de uitvoering van het beleid voor kmo’s en voor verspreiding van relevante informatie onder die ondernemingen, alsook voor het verstrekken van financiële steun aan die sector. |
1.7.7. |
Het EESC is van oordeel dat de Small Business Act en de twee beginselen ervan — „eerst aan de kleintjes denken” en „slechts eenmaal” — juridisch bindend moeten worden gemaakt. De toepassing van het „eenmaligheidsbeginsel” mag er niet aan in de weg staan dat gastlanden de nodige juridische en professionele eisen voor bedrijfsuitoefening verifiëren. Verder moet het partnerschapsbeginsel worden uitgebreid tot alle wetgevingsprocedures die directe of indirecte invloed hebben op kmo’s. In praktische termen, jaarlijkse vergaderingen van platforms op EU- niveau en in de lidstaten worden sterk aangeraden. |
2. Kmo’s- een centraal element van economisch beleid in de EU
2.1. |
De steunmaatregelen voor het mkb (9) zijn nodig omdat, in tegenstelling tot het mkb in andere delen van de wereld, Europese kmo’s moeten voldoen aan regelgeving, zowel op nationaal als op Europees niveau — vaak wordt besloten zonder veel overleg met de organisaties die hen vertegenwoordigen, wat in strijd is met de „denk eerst klein”-benadering. Dit vergt dubbele inspanningen en kosten, maar de menselijke en technische hulpbronnen van kmo’s zijn beperkt. |
2.2. |
In 2008 heeft de Commissie het „denk eerst klein”-beginsel en het „eenmaligheidsbeginsel ingevoerd als een beslissende stap naar de verbetering van het concurrentievermogen en het ondernemingsklimaat voor 23 miljoen kmo’s in Europa (10). Het EESC steunde deze inspanningen ten zeerste (11), maar waarschuwt dat de SBA wettelijk niet bindend is en dat alle bestuurslagen — EU, lidstaten en regio’s — niet verplicht zijn die toe te passen. Daarmee blijft de SBA in wezen een louter politieke intentieverklaring. |
2.3. |
De tenuitvoerlegging van de SBA is geëvalueerd en bijgewerkt in 2011 (12), maar de conclusies over het werkelijke effect ervan wekten weinig enthousiasme op en noopten tot meer inspanningen (13). Het EESC heeft meermaals voorstellen gedaan ter vergroting van de doeltreffendheid van het beleid ten aanzien van kmo’s (14). Tegenwoordig wordt het mkb door alle EU-beleidsmaatregelen geraakt, en daarom moeten deze werkelijk horizontaal zijn, zichtbaar en gecoördineerd. Ze moeten samenhang vertonen en op een efficiënte manier worden uitgevoerd (15). |
2.4. |
In het mkb-beleid bestaat geen oog voor de verschillende behoeften van de verschillende categorieën kmo’s. Voor meer doelmatigheid bij de beleidsuitwerking en -uitvoering moet een veel nauwkeuriger onderscheid worden gemaakt tussen de adressaten ervan en dienen oplossingen te worden toegesneden op hun specifieke behoeften. De differentiatiecriteria zouden niet alleen op basis van de bedrijfsomvang moeten zijn gebaseerd (in het algemeen: hoe kleiner de onderneming, hoe moeilijker het is om toegang tot financiering te krijgen en des te meer behoefte er bestaat aan advies, begeleiding en mentorschap), maar ook op de locatie (steden versus dorpen en afgelegen plattelandsgebieden), de levenscyclus (starter, groeier), en de sector (industrie, handel, landbouw, toerisme enz.). |
2.5. |
Er is al behoorlijk wat voorbereidend werk verricht voor een herziene SBA. Via REFIT wordt geprobeerd om de broodnodige verbeteringen in de EU-wetgeving aan te brengen en administratieve belemmeringen te reduceren. In de loop der jaren is de EU-wetgeving uitgegroeid tot 19 875 documenten (16). Daarvan hebben er 1 527 betrekking op kmo’s en betreffen zij meestal staatssteun (343), mededinging (293), interne markt (217), onderzoek en technologische ontwikkeling (133) en begroting (117). |
2.6. |
Uit recente EESC-studies blijkt dat het mkb-beleid van de Unie ondanks talloze initiatieven aan vergaande herziening toe is om steunmaatregelen te diversifiëren, regels te vereenvoudigen en communicatie en samenwerking met kmo’s en hun organisaties te optimaliseren om doeltreffend te kunnen inspelen op de variëteit en behoeften van het mkb. De rol van regio’s en andere gebieden bij de uitvoering van wetgeving en beleid van de EU, met name ten aanzien van het mkb, is sterk toegenomen (17). |
3. Steunmaatregelen voor het mkb — uitdagingen en kansen
3.1. |
Het mkb wordt steeds meer geconfronteerd met allerlei serieuze uitdagingen:
|
3.2. |
Kmo’s zijn een heel heterogene groep. Die bedrijven kunnen van elkaar worden onderscheiden aan de hand van omvang, fase in de levenscyclus, locatie, soort eigendom, sector enz. Ook lopen hun behoeften afhankelijk van de kmo-subcategorie uiteen. Eenmansondernemingen (bijna de helft van de kmo’s) vormen een speciaal segment dat specifieke behandeling behoeft, maar nagenoeg uitgesloten is van ondersteunende maatregelen. Om ertoe bij te dragen dat deze hoogst kwetsbare groep kan gedijen, moet ook de kwestie van schijnzelfstandigheid naar behoren worden aangepakt. |
3.3. |
Tegen deze achtergrond lijkt het achterhaald en te algemeen om stimuleringsbeleid uitsluitend op de omvang van de gesteunde bedrijven te baseren en wordt voorbijgegaan aan de verschillende behoeften van de verschillende groepen kmo’s. Het EESC heeft in zijn adviezen voortdurend aangedrongen op gerichter mkb-beleid in Europa (18) en verfijning en actualisering van de definitie van kmo’s om meer recht te doen aan de variëteit van het mkb en de verschillen tussen de lidstaten (19). De Commissie wordt daarom verzocht om een raadpleging op te starten over een „kmo-definitie”. Die moet ook betrekking hebben op de beoordeling van de wijze waarop de definitie wordt gebruikt bij de uitvoering van maatregelen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. |
3.4. Toereikendheid van instrumenten ter vervulling van de behoeften van de kmo’s
3.4.1. |
Deze instrumenten moeten worden bekeken vanuit het oogpunt van hun daadwerkelijk effect op de verbetering van de situatie van de kmo’s en of zij in het bijzonder voldoen aan de beginselen van de SBA. Het EESC ziet een duidelijke behoefte aan een kwalitatieve en grondige beoordeling van de efficiëntie van de Europese investeringsfondsen, en merkt ook op dat er in de lidstaten op nationaal en regionaal niveau meer moet worden gedaan om uitvoering te geven aan de beginselen „denk eerst klein” en „eenmaligheid” (20). |
3.4.2. |
Het „denk eerst klein”-beginsel en die van de SBA zijn niet expliciet aanwezig in het plan Juncker. Zij komen wel enigszins voor in Horizon 2020 en Cosme, maar moeten beter in de praktijk worden omgezet. Het EESC verzoekt daarom de beleidsmakers van de EU rekening te houden met de beginselen van de SBA in alle EU-wetgeving die een directe of indirecte impact heeft op kmo’s. |
3.4.3. |
Krediet, bouwkosten en huurlasten zijn de laatste jaren als gevolg van de crisis afgenomen. In combinatie met een aantal nieuwe gecentreerde instrumenten levert dat goede mogelijkheden op voor starters, maar opschaling van een bedrijf kan nog altijd maar op weinig steun rekenen. Het EESC is ingenomen met het nieuwe initiatief van de Commissie in dit verband (21). |
3.4.4. |
De toegang tot bancaire kredieten is voor veel kmo’s nog steeds een probleem vanwege de wankele balanspositie van banken, het gebrek aan overname van het ECB-beleid in sommige landen en relatief strikte kredietgarantievereisten. Marktgebaseerde financiering via private equity- en durfkapitaalfondsen, die obligaties en equity-instrumenten uitgeven op gespecialiseerde marktsegmenten, en crowdfunding worden steeds belangrijker, maar de meeste kmo’s zijn er nog niet klaar voor (22). Ze hebben behoefte aan begeleiding inzake timing, gedetailleerde informatie en ondersteuning om deze mogelijkheden te onderzoeken. De EESC-studie leverde op dat het overgrote deel van de kmo’s niet op de hoogte is van steunmogelijkheden via ESIF of van eventuele financiering via een uit EU-fondsen gesteund beleggingsfonds. |
3.4.5. |
Feitenonderzoek wijst uit dat de aandachtsgebieden van de steuninstrumenten niet altijd stroken met de belangrijkste behoeften (23) van kmo’s. Dat komt onder meer omdat er te weinig oog bestaat voor de nog altijd bestaande grote verschillen tussen de lidstaten. Zo melden bedrijven uit Zuid-Europa dat toegang tot nieuwe markten hun grootste probleem is, terwijl bedrijven uit Noord-Europa de meeste steun ontvangen voor betere toegang tot (internationale) markten. Hieruit blijkt duidelijk dat de behoeften van kmo’s op nationaal niveau zeer verschillen, hetgeen de vraag oproept of pan-Europese instrumenten niet meer in detail zouden moeten worden ontworpen. Dit wordt volledig geschraagd door het jaarverslag over het mkb 2014/2015 (24), waarin wordt opgemerkt dat de slechtst scorende landen betreffende deze indicatoren in het Zuiden zijn gelegen. Deze landen rapporteren tevens een zeer laag slagingspercentage voor projecten, waaronder de kmo-component van Horizon 2020 (25). |
3.4.6. |
De hoge verwachtingen betreffende de „kmo-ambassadeurs” zijn tot op heden helaas nog geen werkelijkheid geworden. Slechts weinig kmo-vertegenwoordigers weten wie die functie in hun land uitoefent. De meeste kmo’s melden dat de ambassadeurs slechts een ceremoniële en protocollaire functie bekleden in plaats van daadwerkelijk aan stimulering van het mkb mee te werken. De belangrijkste doelstelling van dit netwerk is te functioneren als interface tussen de Commissie en de nationale autoriteiten en de belangen van de kmo’s te behartigen bij de nationale autoriteiten en in het nationale wetgevingsproces. Daarom verwachten de kmo’s en hun organisaties concreet advies en informatie over EU-beleid. |
3.4.7. |
Bevordering van ondernemerschap is verbonden met toereikende voorwaarden voor een toename van startende ondernemingen, meer nieuwe bedrijven die overleven en succes hebben, hulp voor nieuwe ondernemingen om hun concurrentievermogen te verhogen en sneller en efficiënter te groeien, versnelling van insolventieprocedures en vergemakkelijking van bedrijfsoverdrachten (26). De registratieprocedure en bijbehorende technologie zijn er in de Unie al beter op geworden, maar er moet nog worden gewerkt om de tweede en derde doelstelling te halen. Het „tweede kans”-beginsel functioneert het slechtst in alle lidstaten, en zelfs de Commissie gunt geen opdrachten aan ondernemers die failliet zijn gegaan. |
3.4.8. |
Verder zijn liquidatieprocedures (zowel inzake insolventie als vrijwillige beëindiging) en procedures voor herstructurering en overgang via vererving vanuit zuiver procedureel oogpunt in veel lidstaten ingewikkeld. Het EESC benadrukte reeds de behoefte aan vereenvoudiging en harmonisatie van de insolventiewetgeving (27). |
3.4.9. |
De hoorzitting en de recente EESC-studies bieden ook veel inzicht in de grootste problemen van de Europese kmo’s op de belangrijkste beleidsgebieden van de Unie. |
3.4.9.1. Lastenvermindering/vereenvoudiging
— |
Het aantal initiatieven in REFIT ter vrijstelling van of vereenvoudiging voor kmo’s is beperkt. |
— |
De definitie van kmo’s is nog steeds niet geactualiseerd |
— |
De niet-verplichte mkb-test wordt slechts gedeeltelijk of uiteenlopend door de lidstaten uitgevoerd. |
— |
Openbare raadplegingen over effectbeoordeling en routekaarten worden gehinderd door een bureaucratische aanpak en het feit dat zij niet in alle EU-talen toegankelijk zijn. |
— |
Alle kmo’s noemen corruptie en inefficiënt bestuur als een groot probleem voor hun activiteiten. |
— |
Betalingsachterstanden van overheidsinstanties en grote cliënten blijven een slopende trend in sommige lidstaten ondanks de invoering van strengere eisen bij de herziening van de richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand (28). |
3.4.9.2. Bevordering van ondernemerschap:
— |
Onderricht in ondernemerschap is nog altijd niet consistent ingevoerd in de meeste nationale onderwijsstelsels. |
— |
De desbetreffende docentenopleidingen zijn sporadisch en meestal met individuele projecten verbonden — er bestaan hier geen Europese initiatieven (29). |
— |
Jeugdprogramma’s inzake ondernemerschap, hoe succesvol ook, dreigen hun oorspronkelijk doel voorbij te schieten. |
— |
Promotiecampagnes als de mkb-week zetten er slechts weinigen toe aan om ondernemerschap serieus in overweging te nemen. |
— |
De startkosten bedragen nog altijd het drievoudige van hetgeen als benchmark is neergezet. |
3.4.9.3. Verbetering van markttoegang en internationalisering
— |
De interne markt is nog niet voltooid, waardoor de toegang van het mkb tot markten, onder meer met betrekking tot de grensoverschrijdende dienstverlening, belemmerd blijft. |
— |
Administratieve procedures zijn ingewikkeld en invoer en uitvoer kost nog altijd geld. |
— |
De ondersteuning van internationalisering van kmo’s is niet op maat gesneden. |
— |
Normalisatie en intellectuele-eigendomsrechten trekken kmo’s niet aan omdat zij niet goed worden voorgelicht, de kosten hoog en de regels te ingewikkeld zijn. |
3.4.9.4. De toegang tot financiering vergemakkelijken
— |
Het traditionele model is een banklening, met afstand gevolgd door subsidies en financiële instrumenten. |
— |
Subsidies worden niet door de markt aangestuurd en zijn niet afgestemd op specifieke subgroepen en hun beleidsoriëntatie stemt zelden overeen met de behoeften van kmo’s. |
— |
Financiële instrumenten zijn beter geschikt voor de onmiddellijke behoefte van kmo’s aan werkkapitaal. Helaas is slechts een zeer gering deel van de kmo’s goed op de hoogte, is een aanpak op maat ter uitvoering daarvan nog steeds zeldzaam, en is het aanbod ervan sterk afhankelijk van een doeltreffende samenwerking tussen financiële instellingen, intermediairs en eindontvangers. Ook heerst er een gebrek aan gegevens en analyses over hun werkelijke effect. Hetzelfde geldt voor meer samenhang tussen bestaande instrumenten en spelers op regionaal, nationaal en supranationaal niveau en promotie van efficiënte financiële instrumenten (bijv. tegengaranties). |
— |
Ondanks de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt bij het verstrekken van niet-geleende financiering, zoals private equity, durfkapitaal enz., blijven die instrumenten relatief onderontwikkeld in de meerderheid van de lidstaten (30). |
— |
Een aanzienlijk deel van de kmo’s is bang voor de financiële instrumenten van de Europese programma’s, omdat ze te ingewikkeld zijn. |
3.4.9.5. Bevorderen van concurrentie en innovatie
— |
Horizon 2020 kent speciale fondsen voor kmo’s, maar kan geen oplossing bieden voor alle problemen van de kmo’s betreffende financiering van innovatie en de nieuwe lidstaten bieden maar weinig projecten. |
— |
Kmo’s hebben nog steeds onvoldoende belangstelling voor het programma vanwege de zware en oneerlijke toelatings- en uitvoeringsbepalingen. |
— |
Die regels kunnen kmo’s ontmoedigen om aan levensvatbare innovatieprojecten deel te nemen. |
— |
De kosten voor kmo’s om vrijwillige instrumenten te gebruiken die zijn ontwikkeld door de Commissie (31) blijven relatief hoog en dat betekent dat er slechts een beperkt aantal ondernemingen dat kunnen doen. |
3.4.9.6. Zorgen voor cruciale steunnetwerken
— |
De verstrekte informatie voldoet nog steeds niet aan de verwachtingen. |
— |
Structuur, inhoud en opzet zijn niet erg gebruiksvriendelijk. |
— |
De voorlichtingswijze is vaak bureaucratisch. |
— |
Meestal wordt informatie in het Engels verstrekt en dat levert een taalprobleem op. |
3.5. Samenhang van beleid
3.5.1. |
Voor samenhang moet rekening worden gehouden met de diversiteit van de kmo’s en moeten er op micro-economisch niveau data worden verzameld en geanalyseerd. Dit is de enige manier om te komen tot een beter begrip van de diverse behoeften van kmo’s in overeenstemming met hun specifieke kenmerken. |
3.5.2. |
Momenteel zijn de Europese bancaire en kapitaalmarkten versnipperd. De kapitaalmarktenunie (KMU) is opgestart om hier wat aan te doen, maar kan alleen slagen als zij consistent is met ander beleid ter ondersteuning van het mkb. De beperkte kennis van en inzicht in de verschillende financiële instrumenten onder de meeste kmo’s is naar alle waarschijnlijkheid schadelijk voor de ontwikkeling van de KMU. Daarom moet de ondersteuning van het mkb zich uitstrekken tot een lange-termijnbenadering van financiering, voorlichting over de verschillende instrumenten, mogelijkheden voor aanvulling en de voordelen en risico’s van de instrumenten. |
3.5.3. |
Meestal zijn de betrekkingen tussen de eigenaar, het management en de werknemers in kmo’s hechter dan in grote ondernemingen en de sociale dialoog is dus een win-winsituatie door het leggen van een basis voor toegewijde werknemers met kwaliteitsbanen. Om ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden kunnen profiteren van een dergelijke situatie en om de opbouw van sociaal kapitaal binnen een kmo te stimuleren, moet stelselmatig steun worden geboden aan kmo’s om hen bewust te maken van het belang van sociale dialoog, gezondheid en veiligheid, arbeidsomstandigheden, innovatieve vormen van arbeidsorganisatie, leren op de werkplek, en de ontwikkeling van vaardigheden. In dit verband is de rol van de sociale partners en ngo’s onontbeerlijk. |
3.6. Specifieke aanbevelingen betreffende prioritaire gebieden van het mkb-beleid van de Unie
3.6.1. Lastenvermindering/vereenvoudiging
— |
Overregulering moet worden vermeden door de EU-wetgeving duidelijker te formuleren/vertalen, systemen op te zetten voor het oplossen van geschillen en onjuiste uitlegging van die teksten, en door het opstellen van „kmo-vriendelijke” nota’s en een vademecum van en toelichting op relevante informatie voor het mkb. |
— |
De kmo-test moet verplicht worden gemaakt voor nieuwe wetgevingsvoorstellen en er moet op worden toegezien dat die daadwerkelijk door alle lidstaten en systematisch binnen alle diensten van de Commissie wordt uitgevoerd (32). |
— |
Kmo’s en hun organisaties moeten meer en gestructureerd worden betrokken bij de effectbeoordelingen van nieuwe wetgeving via vereenvoudiging van opmaak en inhoud, beschikbaarheid van informatie in alle EU-talen en beoordeling van de impact op de verschillende groepen kmo’s. |
— |
Regelmatig zouden EU-wetgeving en -beleid aan een fitness check moeten worden onderworpen. |
— |
De nationale en regionale mkb-organisaties moeten (verplicht) als partner worden betrokken bij het interinstitutionele debat over nieuwe wetgeving die kmo’s raakt. |
— |
De resultaten van REFIT, in termen van lastenverlichting voor kmo’s, moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden. |
3.6.2. Bevordering van ondernemerschap:
— |
Het optreden van de EU, nationale en regionale mkb-organisaties voor het verstrekken van informatie, opleiding en coaching/mentoring van ondernemingen moet worden ondersteund. |
— |
De bestaande instrumenten ter versterking van de ondernemersgeest onder jongeren moeten worden aangescherpt en ondersteuningsprogramma’s moeten op de belangrijkste ondernemersvaardigheden gericht blijven. |
— |
Onderricht in ondernemerschap moet in alle onderwijsprogramma’s worden ingevoerd (33). |
— |
Er moet verder worden gewerkt aan verlaging van de kosten van de procedures voor het opstarten een bedrijf, gemakkelijke toegang financiering en meer mensen te stimuleren om hun ondernemingsvaardigheden te ontwikkelen. |
— |
Ook moeten er eenvoudigere procedures komen voor bedrijfsoverdracht en -beëindiging en tweedekansopties. |
3.6.3. Verbetering van markttoegang en internationalisering
— |
Het functioneren van de interne markt moet worden verbeterd ter voorkoming van gold plating, niet-toepassing en andere nationale praktijken die de mededinging scheeftrekken op kosten van de consument en de werknemer. |
— |
De zichtbaarheid van bestaande steunnetwerken voor internationalisering moet worden verhoogd via betere samenwerking met nationale en regionale mkb-organisaties. |
— |
Instrumenten aanreiken die kmo’s helpen deel te nemen aan tentoonstellingen, evenementen en beurzen in het buitenland. |
— |
Oprichting van regionale en nationale sectorale clusters van kmo’s met een certificaat voor gegarandeerde kwaliteit moet worden gestimuleerd. |
— |
Er moeten meer inspanningen worden geleverd om de kosten van normalisatie en intellectuele-eigendomsrechten voor kmo’s terug te dringen en de voordelen ervan voor het concurrentievermogen te promoten. |
3.6.4. De toegang van kmo’s tot financiering vergemakkelijken
— |
Formaliteiten, toezicht en controles moeten worden beperkt tot wat absoluut noodzakelijk is: verplichte toepassing van het eenmaligheidsbeginsel en het gebruik van elektronische formulieren, vereenvoudiging van de toepassing van de „de minimis”-regel. |
— |
Er moeten op subsidies gebaseerde programma’s worden ontworpen die zijn gebaseerd op een zorgvuldige evaluatie van de grootste financiële behoeften van kmo’s ter vermijding van laakbare praktijken om zonder bedrijfsstrategie gratis geld te krijgen. |
— |
De samenwerking tussen EIF, financiële tussenpersonen en mkb-organisaties moet worden opgevoerd om zeer effectieve financiële instrumenten te ontwikkelen waarmee kan worden ingespeeld op de behoefte van kmo’s aan werkkapitaal, leningen en garanties en waarmee de impact via kwantitatieve indicatoren kan worden beoordeeld. |
— |
Ook moeten er volledig gediversifieerde en innovatieve maatregelen komen om de daadwerkelijk heterogene groep kmo’s te steunen (34). |
— |
Kmo’s moeten ook worden gesteund bij de uitgifte van obligaties en aandelen op gespecialiseerde marktsegmenten. |
— |
De leninggarantiefaciliteit van Cosme moet, gelet op de financiële gevolgen van de brexit en het beoogde doel, van passende middelen worden voorzien. |
— |
Bekeken moet worden hoe innovatieve financieringsinstrumenten (anders dan leningen) kunnen worden ingezet. Daarbij valt te denken aan private equity, risicokapitaal, business angels en crowdfunding, alsook aan efficiënt gebruik van de steun van garantie-instellingen. |
3.6.5. Bevorderen van concurrentie en innovatie
— |
Er moet aandacht uitgaan naar instrumenten om de toegang van kmo’s tot risicokapitaal voor innovatie te verruimen. |
— |
De samenwerking tussen kmo’s en onderzoeks- en onderwijsinstellingen moet worden gesteund en de onderlinge uitwisseling van informatie moet worden vergemakkelijkt. |
— |
Er moeten gunstige voorwaarden worden gecreëerd voor levensvatbare consortia waarin kmo’s met hun marktgerichte innovatieve ideeën een hoofdrol spelen. |
— |
De kmo’s moeten worden voorzien van begeleiding/mentoring voor capaciteitsopbouw en technische bijstand, verspreiding van goede praktijken en steun voor samenwerking tussen mkb-organisaties. |
3.6.6. Zorgen voor cruciale steunnetwerken
— |
Europese, nationale en regionale mkb-organisaties moeten als belangrijkste „zwaartepunt” worden gepromoot door het opzetten van strategieën voor hun capaciteitsopbouw en door uitvoering van het beginsel van multilevel governance en multifunctioneel bestuur op EU-, nationaal en regionaal niveau en in de wetgevingsprocessen op die niveaus. |
— |
Er moet worden nagedacht over „één loket” voor alle steunmaatregelen voor kmo’s. Dat moet zijn: gebruiksvriendelijk, met veel „e-inhoud”, weinig doorverwijzingen en in begrijpelijke taal gesteld. |
3.6.7. Ontwikkeling van de juiste arbeidsvaardigheden
— |
De beroepsopleidingen moeten worden aangepast aan de eisen van de arbeidsmarkt en er moeten systemen komen voor monitoring en voorspelling van die eisen. |
— |
De steun voor de lidstaten ter vergemakkelijking van de integratie van kmo’s in het leerlingwezen moet worden opgevoerd. |
— |
Ten slotte moeten opleidingen van korte duur worden gesteund en dient de samenwerking tussen werkgeversorganisaties en onderwijsinstellingen te worden gestimuleerd. |
Brussel, 6 juli 2017.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Georges DASSIS
(1) EESC-studie: „Assessment of the effectiveness of the EU’s SMEs policies 2007-2015” (januari 2017); EESC-studie: „Access to finance for SMEs and midcaps in the period 2014-2020: opportunities and challenges” (mei 2015), hierna „EESC-studies” genoemd.
(2) De leninggarantiefaciliteit en alle financiële instrumenten van Cosme, zijn goede voorbeelden van op maat gesneden steunmechanismen.
(3) Artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, uitgewerkt in Verordening (EU) nr. 240/2014.
(4) Zie http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/evaluation/pdf/expost2013/wp2_final_en.pdf, blz. 31.
(5) PB C 229 van 31.7.2012, blz. 49; PB C 181 van 21.6.2012, blz. 125.
(6) Factsheet 2016 SBA. SBA-profiel Prestaties gemeten aan de hand van de SBA-indicatoren.
(7) Bijvoorbeeld in de VS baseert de Small Business Administration criteria niet alleen op eigendomsstructuur, inkomsten en aantal werknemers, maar ook op de economische activiteit van het bedrijf. Dit vergemakkelijkt de uitvoering van relevant industriebeleid.
(8) De diverse dimensies van kmo's worden zeer goed beschreven in http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/evaluation/pdf/expost2013/wp2_final_en.pdf, blz. 20.
(9) Europees Handvest voor kleine bedrijven (2000).
(10) COM(2008) 394 definitief.
(11) PB C 27 van 3.2.2009, blz. 7, PB C 224 van 30.8.2008, blz. 32, PB C 182 van 4.8.2009, blz. 30.
(12) COM(2011) 78 definitief.
(13) PB C 376 van 22.12.2011, blz. 51.
(14) PB C 229 van 31.7.2012, blz. 49; PB C 181 van 21.6.2012, blz. 125.
(15) http://www.eesc.europa.eu/resources/docs/final-joint-declaration---horizontal-sme-policy.pdf
(16) Akkoorden, richtlijnen, verordeningen en besluiten.
(17) Volgens het CvdR wordt meer dan 85 % van de EU-wetgeving op territoriaal niveau toegepast.
(18) ECO/372 gepubliceerd in PB C 13 van 15.1.2016, blz. 8, PB C 383 van 17.11.2015, blz. 64.
(19) De gemeenschappelijke definitie van kmo’s is vastgelegd in aanbeveling 2003/361 van de EU. Een andere definitie van kmo’s is vervat in Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 en in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 (PB C 383 van 17.11.2015, blz. 64).
(20) PB C 303 van 19.8.2016, blz. 94.
(21) http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2016:733:FIN
(22) PB C 388 van 31.12.1994, blz. 14.
(23) De enquête werd uitgevoerd door EESC, UEAPME, CEEP en BICA van april tot en met mei 2016. Bij het onderzoek van de resultaten werden de lidstaten onderverdeeld in twee categorieën op basis van de gehanteerde indeling in „industrie 4.0”. „The new industrial revolution. How Europe will succeed”, Roland Berger Strategy Consultants, maart 2014. De groep 1-lidstaten zijn Oostenrijk, België, Zweden en Duitsland — met een hoge staat van paraatheid voor de industrie 4.0 en aangeduid als „potentialists” en „frontrunners”. In groep 2 vinden we Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Spanje en Cyprus — geëtiketteerd als „hesitators” en „traditionalists”. Deze verdeling is vergelijkbaar met de resultaten van een eerder door het EESC verricht onderzoek (zie ECO/372).
(24) http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/16341/attachments/2/translations/en/renditions/pdf
(25) Er is een correlatie tussen de conclusies van het rapport en het aantal tegen eind 2015 goedgekeurde projecten in het kader van het Horizon 2020-instrument:
Oostenrijk (25), België (12), Duitsland (88), Frankrijk (67), Zweden (46) en het Verenigd Koninkrijk (139). In deze landen bereikten de kmo-prestaties op het gebied van werkgelegenheid en toegevoegde waarde aan het eind van 2014 die van het niveaus van 2008;
Bulgarije (1), Tsjechië (6), Kroatië (1), Cyprus (2), Griekenland (11), Denemarken, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen (5), Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Spanje kwamen nog niet tot het niveau van 2008.
(26) Lichtenstein, G. A., T. S. Lyons, „Incubating New Enterprises: A Guide to Successful Practice”, The Aspen Institute, Rural Economic Policy Programme, USA, 1996.
(27) PB C 209 van 30.6.2017, blz. 21.
(28) Richtlijn 2011/7/EU.
(29) https://ec.europa.eu/growth/smes/promoting-entrepreneurship/support/education/projects-studies_en
(30) PB C 388 van 31.12.1994, blz. 14.
(31) Zoals het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de EU, EU Ecolabel, „EU Environmental Technology Verification” of de milieuvoetafdruk van producten.
(32) De kmo-test is reeds opgenomen is in de effectbeoordeling van de Commissie. https://ec.europa.eu/growth/smes/business-friendly-environment/small-business-act/sme-test_en
(33) PB C 332 van 8.10.2015, blz. 20.
(34) PB C 351 van 15.11.2012, blz. 45, PB C 34 van 2.2.2017, blz. 66, PB C 303 van 19.8.2016, blz. 94.