2.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 34/31


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over versterking van de Europese industrie voor verzorgings-, lichaamshygiëne- en schoonheidsproducten

(initiatiefadvies)

(2017/C 034/05)

Rapporteur:

Madi SHARMA

Corapporteur:

Dirk JARRÉ

Besluit van de voltallige vergadering

21.1.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 29, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

 

 

Bevoegde afdeling

CCMI

Goedkeuring door de afdeling

28.9.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

20.10.2016

Zitting nr.

520

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

181/1/1

1.   Conclusies en beleidsaanbevelingen

1.1.

Bij de productie, innovatie en ontwikkeling van verzorgings-, lichaamshygiëne- en schoonheidsproducten heeft Europa altijd al een sleutelrol gespeeld. Onder invloed van de wereldwijde concurrentie en omstandigheden waarbij de technologische innovatiedruk en de commerciële noodzaak om concurrerend te blijven niet onder ogen worden gezien, is deze toonaangevende positie de laatste tijd echter steeds verder uitgehold.

1.2.

In dit advies buigt het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) zich over de versterking van de Europese industrie voor verzorgings-, lichaamshygiëne- en schoonheidsproducten, en dan met name producten die onder Verordening (EG) nr. 1223/2009 betreffende cosmetische producten vallen. „Cosmetische producten” zijn alle stoffen of mengsels die bestemd zijn om in aanraking te worden gebracht met de delen van het menselijke lichaamsoppervlak (opperhuid, beharing, haar, nagels, lippen en uitwendige geslachtsorganen) of met de tanden en kiezen en de mondslijmvliezen, met het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk deze te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen en/of voornoemde lichaamsdelen te beschermen of in goede staat te houden of lichaamsgeuren te corrigeren; stoffen of mengsels die bestemd zijn om te worden ingenomen, geïnhaleerd, ingespoten of ingebracht in het menselijk lichaam, worden niet als cosmetische producten beschouwd.

1.3.

Toiletpapier, tissues en producten voor vrouwelijke hygiëne vallen niet onder het toepassingsgebied van de cosmeticaverordening, maar veel van de aanbevelingen zijn mogelijk ook op deze producten van toepassing gezien de toegevoegde waarde van dit segment voor de persoonlijke hygiëne.

1.4.

Het advies heeft geen betrekking op farmaceutische producten, tatoeages, permanente make-up, schoonheidsverzorgingsdiensten, producten die worden toegediend met behulp van een operatie of instrumenten en huidverzorgingsproducten voor dieren. Aangezien de consument zich steeds meer zorgen maakt over schadelijke chemische stoffen beveelt het EESC echter wel aan om alle bovenstaande producten te behandelen in een afzonderlijk document.

1.5.

Het innovatievermogen van de gespecialiseerde bedrijven in Europa is indrukwekkend, maar de innovatie op zich — en daarmee ook de productie en marktintroductie van uitvindingen uit de EU — is verschoven naar andere werelddelen, wat ernstige economische en sociale gevolgen met zich meebrengt. Een gunstig klimaat creëren waarbij we verder gaan dan Industrie 4.0 door geavanceerde biotechnologische vooruitgang te overwegen met behulp van gepaste strategieën, zal aanzienlijk helpen om industriële activiteiten terug te halen en de ontwikkeling van nieuwe producten te bevorderen.

1.6.

Het EESC beseft dat de sector reeds goed gereguleerd is om de bescherming en veiligheid van de consument te verzekeren; aanvullende wetgeving wordt niet nodig wordt geacht, al zou moeten worden overwogen de transparantie te vergroten. Met dit in het achterhoofd doet het Comité de volgende aanbevelingen voor de sector:

grotere technologische convergentie tussen biowetenschappelijke technologie, ontwikkeling van genomica, farmaceutische producten, medische hulpmiddelen en de schoonheids- en verzorgingsproductensector;

betere samenwerking tussen grote en kleine bedrijven en op het gebied van biotechnisch onderzoek;

strategieën om voor innovatieve kleine en middelgrote bedrijven de ontwikkelingsperiode waarin geen inkomsten worden gegenereerd zo kort mogelijk te houden;

betere uitwisseling van marktinformatie en kennis tussen de betrokkenen om innovatie op het gebied van cosmetica te bevorderen en individualisering te promoten;

betere werkgelegenheidskansen op het gebied van innovatie en de ontwikkeling van nieuwe producten;

strategieën voor het beheer van hulpbronnen en afval met het oog op ecologische duurzaamheid en de circulaire economie;

een hoge prioriteit maken van onderzoek naar alternatieven voor dierproeven, samen met wettelijke erkenning van wetenschappelijk bewezen alternatieve methoden;

algemene toepassing van eisen inzake bescherming van de biodiversiteit, eerbiediging van de intellectuele eigendom van de plaatselijke bevolking en inachtneming van de beginselen van eerlijke handel;

nieuwe manieren om gebruikersgroepen en consumenten te betrekken vanaf de ontwikkeling van nieuwe producten tot de evaluatie ervan;

herziening van de internationale samenwerking om toegankelijkheid, harmonisatie en de bevordering van EU-normen op wereldniveau te verbeteren teneinde fraude te bestrijden.

2.   Overzicht van de verzorgingsproductensector

2.1.

Cosmetica en producten voor persoonlijke verzorging worden dagelijks door meer dan 500 miljoen Europese consumenten van alle leeftijden gebruikt. De producten in deze sector variëren van producten voor dagelijkse hygiëne zoals zeep, shampoo, deodorant en tandpasta, tot luxeschoonheidsproducten zoals parfum en make-up. De sector is goed voor 77 miljard EUR (2015) en was een van de weinige sectoren die niet werden getroffen door de wereldwijde financiële crisis. Europa is uitgegroeid tot wereldwijde marktleider in de sector en een van de grootste exporteurs van cosmetica. De handel buiten Europa was in 2015 goed voor 17,2 miljard EUR.

2.2.

Door de felle concurrentie is merkbekendheid in de cosmeticasector belangrijk. De loyaliteit van de klant is gestoeld op betrouwbare reclame, kwaliteit, veiligheid en de ontwikkeling van nieuwe producten. Er is een gelijkenis met de modewereld in die zin dat er ieder seizoen nieuwe trends zijn.

2.3.

De sector omvat bedrijven van alle groottes. Binnen Europa telt de cosmeticasector meer dan 4 600 kleine en middelgrote ondernemingen. Het marktaandeel van kleine en middelgrote ondernemingen wordt geraamd op 30 %, met in sommige EU-lidstaten uitschieters tot 98 %. Het productassortiment varieert van meer dan 20 000 producten bij grote bedrijven tot ongeveer 160 bij kleinere bedrijven. Grote cosmeticafabrikanten hebben een assortiment van ongeveer 2 000 ingrediënten, kleine en middelgrote bedrijven zo’n 600. Door toevoeging van nieuwe ingrediënten wordt dit assortiment jaarlijks ca. 4 % groter. Deze nieuwe ingrediënten hebben een aanzienlijk effect op de winstgevendheid en groei.

2.4.

De hele waardeketen in Europa — van productie tot retail — is goed voor minstens 2 miljoen banen. Alleen al in de productie waren in 2015 152 000 mensen werkzaam (1), waaronder iets meer vrouwen dan mannen (56 % tegenover 44 %). De afgelopen vijf jaar is de directe en indirecte werkgelegenheid in de sector toegenomen met 2,3 %, d.w.z. ruim 39 000 banen (2).

2.5.

In 2015 werd naar schatting 1,27 miljard EUR uitgegeven aan O&O. Daarbij zijn wel grote verschillen tussen de landen te zien. In de sector zijn meer dan 26 000 wetenschappers actief die nieuwe wetenschapsgebieden onderzoeken, werken met nieuwe ingrediënten, formuleringen ontwikkelen en veiligheidsbeoordelingen uitvoeren. Dit leidt tot een indrukwekkend aantal octrooien per jaar in de EU.

2.6.

Binnen de Europese papierindustrie wordt een belangrijke plaats ingenomen door de tissue-industrie, met een waarde van ruim 10 miljard EUR per jaar en een mondiaal marktaandeel van 25 %. Het gebruik van kwalitatief hoogwaardige tissueproducten, zoals papieren handdoeken en zakdoekjes, toiletpapier, enz. neemt toe. Niet alleen komt dit de kwaliteit van leven en de algemene hygiëne thuis en buiten de deur ten goede; ook de verzorgingsproductensector profiteert hier flink van.

2.7.

De Europese cosmeticasector kan erop bogen dat zij aan kop gaat bij de inspanningen om dieproeven volledig te verbieden, terwijl zij tegelijkertijd innovatie en concurrentievermogen blijft stimuleren. Tegenwoordig zijn veiligheid en innovatie even belangrijk voor de ontwikkeling van de cosmeticamarkt, die wordt gekenmerkt door nieuwe kleurenpaletten, huidspecifieke behandelingen, antiverouderingsproducten en unieke formules. De consument eist voortdurend meer keuze, betere personalisatie en een nog betere werking. Om beter in te spelen op de voorkeuren en verwachtingen van de consument worden consumentengroepen en -organisaties vaak al van meet af aan bij de ontwikkeling betrokken.

3.   EU-wetgeving

3.1.

Toezicht op ingrediënten en testcriteria — met inbegrip van het verbod op dierproeven — milieubescherming en etikettering zijn allemaal onderhevig aan EU-wetgeving en -richtsnoeren. Zowel het regelgevingskader voor markttoegang, de internationale handelsbetrekkingen als de convergentie van de regelgeving vallen onder toezicht van de Commissie.

3.2.

Verordening (EG) nr. 1223/2009 betreffende cosmetische producten is in 2013 in de plaats gekomen van Richtlijn nr. 76/768/EEG, die in 1976 werd goedgekeurd. Doel van de verordening is de regels te harmoniseren om een eengemaakte markt voor cosmetische producten en een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid te bewerkstelligen.

3.3.

Cosmeticaproducten die in de EU in de handel worden gebracht moeten veilig zijn, ongeacht de productieprocessen of distributiekanalen. Voor alle stoffen die in cosmetische producten worden gebruikt zijn voorschriften en beperkingen vastgelegd in de cosmeticaverordening (inclusief bijlagen) en de wijzigingen daarvan. Degene die verantwoordelijk is voor een bepaald cosmeticaproduct is verantwoordelijk voor de veiligheid van dat product en moet ervoor zorgen dat het product een deskundige wetenschappelijke veiligheidsbeoordeling ondergaat voor het op de markt wordt gebracht. CosIng, een gegevensbank met informatie over stoffen en ingrediënten van cosmetische producten, biedt gemakkelijk toegang tot gegevens over deze stoffen. Het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en de consumentenveiligheid houdt ook in dat de verantwoordelijke wetenschappelijke comités in het bijzonder rekening houden met de potentiële gezondheidsrisico’s voor mensen uit bepaalde beroepsgroepen (bijvoorbeeld kappers en schoonheidsspecialisten) die in hun werk dagelijks cosmetische producten gebruiken en daardoor in hogere mate aan de risico’s zijn blootgesteld dan het grote publiek.

4.   Groeistrategieën voor de sector

4.1.

Om te kunnen blijven concurreren houden fabrikanten zich voortdurend bezig met innovatie om nieuwe ingrediënten te ontdekken, bestaande ingrediënten op een nieuwe manier te gebruiken en meer gepersonaliseerde producten te maken. Aangezien ze echter niet geïsoleerd kunnen werken, moeten Commissie, nationale regeringen en stakeholders, met name vertegenwoordigers van consumenten en werknemers, samenwerken om een omgeving te scheppen die bevorderlijk is voor groei.

4.2.

Het EESC onderkent dat de belangrijkste uitdagingen voor de groei in de sector vergelijkbaar zijn met die van alle andere industriesectoren en doet specifiek voor de verzorgingsproductensector en de cosmeticasector de volgende aanbevelingen:

4.2.1.

Een grotere convergentie met biowetenschappelijke technologie, o.m. van genoomonderzoek en de schoonheids- en verzorgingsproductensector, zou de productdiversificatie beter ondersteunen. Terwijl de huid het grootste orgaan van het menselijk lichaam is, bestaat er steeds minder onderscheid tussen het aanbrengen van cosmetische producten op de huid en het behandelen van de huid met medische producten. Sommige gevolgen, zoals irritaties, allergieën en huidkanker dienen in aanmerking te worden genomen. Initiatieven als EIT Health (3), dat essentiële onderdelen van de gezondheidszorg waaronder farmaceutica, medische technologie, biotechnologie en e-gezondheidszorg bestrijkt, zijn goede voorbeelden van samenwerking. Cosmetische producten verbeteren de persoonlijke hygiëne en bieden voordelen op het gebied van welzijn en/of lifestylefactoren (positieve effecten, zoals minder stress, meer vertrouwen of betere slaap, die niet worden erkend in regelgeving). Cosmetische producten zijn geen geneesmiddelen, maar zijn wel gebaseerd op de nieuwste wetenschappelijke kennis van de huid en de werking van de huid. Vorderingen op andere onderdelen van de biologische wetenschap, met name de farmaceutische industrie, kunnen dan ook benut worden bij de ontwikkeling van cosmetische producten. Samenwerking op het gebied van onderzoek zou gestimuleerd moeten worden om zich te richten op individualisering zoals in de vorm van op maat gemaakte lifestyle- en welzijnsproducten.

4.2.2.

Betere samenwerking tussen grote en kleine bedrijven zou, samen met de ontwikkeling van sectorspecifieke starterscentra of clusters, het concurrentievermogen kunnen verbeteren en de groei kunnen bevorderen (4). Voor ze op de markt worden gebracht ondergaan alle cosmetische producten een deskundige wetenschappelijke veiligheidsbeoordeling, wat kleinere bedrijven administratieve en financiële beperkingen kan opleveren. Het is van essentieel belang dat de veiligheidsbeoordeling blijft bestaan. Kleinere innovatieve bedrijven zouden echter gebruik moeten maken van allerlei ondersteunende maatregelen om de periode tussen innovatie/productontwikkeling en de succesvolle marktvoering van het eindproduct beter te overbruggen en daarmee het risico op mislukking te beperken. Dergelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld een betere uitwisseling van informatie door kennis- en technologieoverdracht, samenwerking bij investeringskansen, kostenreductieanalyse en toegang tot financieringsstromen (5). Bovendien moeten overheden zich in hun industriebeleid meer richten op ondersteuning van de lokale productie en het scheppen van banen in Europa.

4.2.3.

Betere marktinformatie en gegevensverstrekking door de academische wereld, de industrie en consumenten levert een betere kennisoverdracht en daarmee groei op. De tendensen op het gebied van persoonlijke verzorging laten een ontwikkeling zien in de richting van biologische, natuurlijke, zonnebeschermings- (UVA en UVB), pro-aging- en anti-agingproducten, waarmee het toepassingsgebied van innovatie wordt verruimd. Innovatie op het gebied van de menopauze en veroudering biedt het schoonheidsproductensegment thans mogelijkheden om voor een grote doelgroep producten te ontwikkelen om hen te helpen er goed uit te zien en zich goed te voelen. Gezien de wetenschappelijke en technologische vorderingen bij de sequentieanalyse van het menselijk genoom en het feit dat men steeds meer inzicht krijgt in de diverse functies en de absolute individualiteit van het menselijk genoom, zit de toekomst van de cosmetische industrie in de uiterst geavanceerde personalisering van producten. Onderzoek en ontwikkeling, in samenwerking met medici en academici, is voor de sector van cruciaal belang bij deze aanpak.

4.2.4.

De betrokkenheid van werknemers aanmoedigen. Werknemers spelen een vooraanstaande rol bij de productinnovatie; zij hebben overzicht over de sector — van het ontwikkelingsproces tot de feedback van consumenten. Een betere raadpleging, waaronder bevordering van „intrapreneurship”, zou de groei van ondernemingen kunnen ondersteunen. De sector biedt heel diverse kansen op het gebied van werkgelegenheid en een betere communicatie over de vaardigheden en competenties die de huidige en toekomstige ontwikkelingen vergen, zal de sector aantrekkelijker maken. Europa telt meer dan 514 000 studenten biowetenschappen (6). Dit levert nieuw onderzoek en mogelijkheden voor intensievere samenwerking tussen verschillende sectoren op. Meer samenwerking met de academische wereld zou de sector ook weer aantrekkelijker maken voor een breder scala aan werknemers.

4.2.5.

Voorzieningen voor onderzoek en ontwikkeling, investeringen, O&O-uitgaven en veiligheidsbepalingen zijn nodig om de groei in stand te houden. Te denken valt aan financieringsmechanismen voor O&O (publieke en private), registratie van octrooien en ontwikkeling van nieuwe producten binnen de EU.

4.2.6.

Inbreuken op octrooien en namaakproducten vormen een ernstige bedreiging voor de rentabiliteit van kleine en grote bedrijven in de EU, evenals voor de volksgezondheid. Nagemaakt parfum en nagemaakte cosmetische producten kostten de EU in 2006 3 miljard EUR aan gederfde inkomsten. De bescherming van de intellectuele eigendom voor merken zou verbeterd kunnen worden door het land van productie op het product te vermelden.

4.2.7.

Inzetten op „risicogebaseerde” regelgeving: momenteel worden stoffen niet gereglementeerd op basis van hun intrinsieke eigenschappen (bijvoorbeeld irriterend) maar op basis van de vraag of de eigenschap van de stof echt tot uiting zal komen in de omstandigheden van de dagelijkse praktijk (bijvoorbeeld gebruikt in een concentratie die onder de irritatiedrempel ligt). Deze aanpak is mogelijk omdat het gebruik van cosmetische producten goed omschreven is en volledige risicobeoordelingen mogelijk zijn, in tegenstelling tot de wetgeving voor chemische stoffen (zonder omschreven gebruik), waar wetgeving is gebaseerd op het „gevaar” van de intrinsieke eigenschappen. Als we willen dat de industrie in de toekomst kan innoveren en groeien, is het cruciaal dat in de EU-wetgeving en in het EU-beleid het juiste onderscheid tussen gevaar en risico gemaakt blijft worden.

4.2.8.

Promotie van regiospecifieke ingrediënten. Door onderzoek naar regiospecifieke natuurproducten en de certificering van deze producten door middel van de beschermde geografische aanduiding (7) (bijvoorbeeld Corsicaanse Immortelle) te vergemakkelijken kunnen regionale producten gepromoot worden, waardoor er ook meer aandacht voor lokale en artisanale producten zou komen. Isotooptracering of laboratoriumanalyses van natuurproducten zijn momenteel voor ondernemers en kleine en middelgrote bedrijven niet te betalen.

4.2.9.

Verbod op dierproeven: de cosmeticaverordening bevat een verbod op dierproeven (het verbod om cosmetische eindproducten en cosmetische ingrediënten te testen op dieren) en een verkoopverbod (het verbod om in de EU cosmetische eindproducten en ingrediënten die zijn getest op dieren te verkopen). Intrekking van dit verbod wordt niet gewenst. Wel staan fabrikanten op het gebied van innovatie, ontwikkeling van nieuwe producten en export voor de volgende uitdagingen:

Wettelijk toestaan van gevalideerde alternatieve methoden: op een aantal gebieden van veiligheidstesten zijn met succes dierproefvrije strategieën ontwikkeld, gevalideerd en door de OESO aanvaard. Deze strategieën kunnen de complexe reacties van een biologisch systeem precies voorspellen, met name voor het testen van cosmetische eindproducten en voor bepaalde toxiciteitseindpunten in verband met het testen van ingrediënten. Het is ook mogelijk om bepaalde ontbrekende veiligheidsinformatie te vervangen door een „read-across”-benadering met gegevens van reeds bekende chemisch verwante stoffen of door een toxicologische gevarendrempel toe te passen. Het is cruciaal dat deze gevalideerde methoden wettelijk worden toegestaan zodat de sector de weg kan inslaan naar een innovatieve en dierproefvrije wereld.

O&O om de veiligheidsbeoordeling van ingrediënten en producten te verbeteren: er bestaat vooralsnog geen volledig betrouwbare reeks in-vitrotests ter vervanging van dierproeven om de veiligheid van nieuwe moleculen zoals zonnebrandmiddelen te beoordelen. Onderzoek om methoden voor dierproefvrije veiligheidsbeoordelingen te ontwikkelen zou door de private en publieke en de particuliere sector gesteund moeten worden. O&O om de huidbiologie te begrijpen teneinde producten te ontwikkelen die huidkanker voorkomen/beperken is van prioritair belang aangezien het aantal gevallen van melanomen nog steeds stijgt.

Export: veel van de landen waarnaar Europese cosmetische producten worden uitgevoerd eisen als onderdeel van de consumentenveiligheid dat producten worden getest op dieren. Dit leidt tot tegenstrijdige voorschriften en grote uitdagingen voor de industrie. Onderhandelingen over mondiale akkoorden zijn dan ook noodzakelijk.

4.2.10.

Hulpbronnen- en afvalbeheer: bevolkingsgroei, toename van de consumptie en uitputting van hulpbronnen (met name water) zijn kwesties die zowel consumenten als de industrie aangaan in het kader van een duurzame consumptie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het vervaardigen van milieuvriendelijke producten met inachtneming van afval- en hulpbronnenbeheer is een prioriteit voor de sector. Hoewel de Commissie en Cosmetics Europe met respectievelijk het pakket inzake de circulaire economie en de „richtsnoeren voor cosmeticabedrijven, met name kleine en middelgrote bedrijven” (2012), waardevolle initiatieven hebben ontplooid, zijn de uitdagingen nog altijd groot en moet er veel meer gebeuren om deze aan te pakken. De bescherming van de door de sector benodigde hulpbronnen houdt verband met de noodzakelijke bescherming van de biodiversiteit als gemeenschappelijk goed voor de huidige en toekomstige generaties. De ontwikkeling van nieuwe producten mag niet ten koste gaan van de plaatselijke bevolking en haar intellectuele eigendom. Heel nuttig en wenselijk is de algemene toepassing van fairtradebeginselen en milieugedragscodes door ondernemingen uit de sector. Niet minder belangrijk is de houding van consumenten, die geen producten zouden mogen accepteren die worden vervaardigd op een wijze die indruist tegen de beginselen van duurzame ontwikkeling.

4.2.11.

Meer transparantie: Markttoezicht is onontbeerlijk om consumentenbescherming te garanderen. Meer samenwerking tussen nationale consumentenautoriteiten, consumentenorganisaties, gebruikers en gezondheidswerkers op nationaal niveau zou het consumentenvertrouwen en de transparantie verbeteren. Gedurende het hele proces van productontwikkeling en innovatie zou overleg met belanghebbende partijen gevoerd moeten worden. Met behulp van de Rapex-lijst dringen consumenten aan op een grotere veiligheid in de gehele toeleveringsketen, maar zij vinden wel dat ernstige gevaren zo spoedig mogelijk gemeld moeten worden. Consumenten willen meer transparantie zien:

De huidige wetgeving moet beter gehandhaafd worden en veiligheidsbeoordelingen moeten duidelijker worden opdat de consument vertrouwen blijft houden in de productveiligheid en de cosmeticaverordening beter wordt nageleefd; daarbij valt o.a. te denken aan etiketten waarop duidelijker en uitgebreider staat aangegeven waarvoor het product is bedoeld en hoe het gebruikt moet worden.

Bij redactionele artikelen, „advertorials” en promotie van producten moet duidelijk worden aangegeven dat er sprake is van reclame om te vermijden dat de consument wordt misleid. Reclamekosten zijn veel te hoog voor kleinere bedrijven. Betaald reclamemateriaal moet duidelijk als zodanig worden aangemerkt, ook als het gaat om een vergelijking van producten die misschien verschillende merken dragen maar soms afkomstig zijn van hetzelfde bedrijf.

In de cosmeticaverordening zijn geen specifieke voorschriften voor biologische producten vastgelegd. De EU heeft ook geen geharmoniseerde regels voor het vaststellen van criteria voor biologische producten, waardoor producten met een kleine hoeveelheid biologische ingrediënten de aanduiding „biologisch” mogen gebruiken. Als er geen specifieke richtsnoeren worden vastgesteld kunnen consumenten misleid worden en loopt de EU-schoonheidsproductensector het risico op imagoschade.

4.2.12.

Kansen op nieuwe markten, bijvoorbeeld gericht op de veranderende winkelgewoontes van de consument, zoals elektronische handel en rechtstreekse verkoop, leveren nieuwe verkoopmodellen en grensoverschrijdende handel op. De eerste bevindingen van onderzoek naar de elektronische handel tonen aan dat de helft van de onderzochte bedrijven van de cosmetica- en gezondheidssector in de EU geen producten in andere landen verkoopt. Terwijl cosmeticabedrijven het digitale tijdperk omarmen, worden zij in hun mogelijkheden beperkt door wettelijke voorschriften die vaak aan een bepaald land gebonden zijn, zoals m.b.t. etikettering in de taal van het land, dierproeven en cosmeticabewaking.

4.2.13.

Handelsbelemmeringen: de EU heeft een ruim handelsoverschot op het gebied van cosmetische producten. Dit neemt niet weg dat de Commissie zou moeten blijven aandringen op convergentie in fora zoals de International Cooperation on Cosmetics Regulation en bij handelsonderhandelingen waar de verordening van de EU een internationale standaard wordt. Op het vlak van consumentenveiligheid blijft de cosmeticaverordening van de EU de inspiratiebron voor opkomende regio’s (Asean, Rusland, Latijns-Amerika, China). Dit biedt de regelgevers en de industrie van de EU de kans om bij te dragen aan regelgevingsstelsels in de belangrijkste exportmarkten die erg goed aansluiten op het EU-systeem.

Ondersteuning van harmonisatie is noodzakelijk, wil de handel op de eengemaakte markt kunnen toenemen. Het ontbreken van één douanedienst in de EU vergroot de handelsbelemmeringen. In elke lidstaat is er een afzonderlijk agentschap dat instaat voor de EU-douanewetgeving en die wetgeving wordt niet op een uniforme manier toegepast. EU-regels voor indeling, waardering, oorsprong en douaneprocedures worden vaak per lidstaat anders toegepast, met verschillende btw-tarieven.

De bestrijding van fraude, namaak en vervalsing bij import en binnen de EU is een ernstig vraagstuk. EU-lidstaten moeten samenwerken, informatie uitwisselen en sneller optreden in het geval van ernstige ongewenste bijwerkingen die kunnen worden toegeschreven aan het gebruik van cosmetische producten. De toename van frauduleuze en vervalste producten, deels als gevolg van toegenomen import, gecombineerd met de beperkte middelen die in de lidstaten beschikbaar zijn voor toezicht op producten, betekent dat de risico’s voor de gezondheid van de consument groter worden.

Handelsovereenkomsten: cosmetische producten vormen een van de lastigere hoofdstukken van het debat rond het trans-Atlantisch Partnerschap voor handel en investeringen (TTIP). Het TTIP en andere handelsovereenkomsten zouden ertoe kunnen leiden dat EU-normen op grotere schaal worden toegepast, hetgeen de geloofwaardigheid en het vertrouwen in het merk van in de EU vervaardigde producten kan bevorderen en EU-ondernemingen daardoor markttoegang tot meer consumenten kan opleveren.

Brussel, 20 oktober 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Eurostat.

(2)  Bron: Cosmetic Europe.

(3)  www.eithealth.eu

(4)  http://www.biocity.co.uk/medicity/nottingham

(5)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 152.

(6)  Euromonitor International.

(7)  http://ec.europa.eu/agriculture/quality/schemes_en