EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 16.12.2016
COM(2016) 872 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
waarin de tenuitvoerlegging wordt beoordeeld van de maatregelen bedoeld in artikel 25 van Richtlijn 2011/93/EU van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie
Inhoud
1.INLEIDING
1.1.Doelstellingen en toepassingsgebied van artikel 25
1.2.Doel van dit verslag en methodologie
2.OMZETTINGSMAATREGELEN
2.1.Verwijdering (artikel 25, lid 1)
2.1.1.Inhoud die op het grondgebied van een lidstaat wordt gehost
2.1.2.Inhoud die buiten het grondgebied van een lidstaat wordt gehost
2.2.Blokkeren (artikel 25, lid 2)
3.CONCLUSIE EN VOLGENDE STAPPEN
1.INLEIDING
Het internet heeft geleid tot een drastische toename van het aantal gevallen van seksueel misbruik van kinderen, omdat
het gemakkelijker is geworden materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te delen doordat er allerlei distributiekanalen worden aangeboden, zoals het web, peer-to-peernetwerken, sociale media, bulletinboards, nieuwsgroepen, internet relay chats en platforms waar foto’s gedeeld worden. Het wordt ook gemakkelijker om materiaal te delen nu internetgebruikers toegang hebben tot een gemeenschap van gelijkgestemde personen over de hele wereld, wat leidt tot een grote vraag en wederzijdse steun;
het internet technische middelen en veiligheidsmaatregelen aanbiedt die anonimiteit mogelijk maken;
door de grote vraag naar materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen, minderjarigen nog steeds gevaar lopen om slachtoffer te worden, terwijl anonimiteit het onderzoek en de vervolging van deze misdrijven kan belemmeren; en
nieuw materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen een betaalmiddel is geworden. Om toegang tot fora te krijgen en behouden, moeten deelnemers regelmatig nieuw materiaal leveren, wat seksueel misbruik van kinderen aanmoedigt.
Online seksueel misbruik van kinderen is een verwerpelijke misdaad waarvan de slachtoffers de gevolgen op lange termijn met zich meedragen. Het veroorzaakt niet alleen leed wanneer misbruik daadwerkelijk wordt opgenomen of gefotografeerd, maar ook elke keer dat de beelden en video’s worden gepost, gecirculeerd en bekeken. Het is nog traumatischer en pijnlijker voor de slachtoffers wanneer ze beseffen dat de beelden en video’s waarin ze worden misbruikt, ergens circuleren, en dat ze zelfs iemand kunnen tegenkomen die het materiaal heeft gezien.
Er zijn aanwijzingen dat de gemiddelde leeftijd van slachtoffers van materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen gestaag daalt. Volgens de International Association of Internet Hotlines (INHOPE) bleek uit de meldingen die INHOPE-hotlines in 2014 hebben behandeld, dat ongeveer 70 % van de slachtoffers de puberteit nog niet heeft bereikt. De Internet Watch Foundation (IWF) publiceerde gelijkaardige cijfers in 2015, en voegde daaraan toe dat 3 % van de slachtoffers twee jaar of jonger bleek te zijn en een derde van de beelden kinderen laat zien die verkracht of seksueel mishandeld worden.
1.1.Doelstellingen en toepassingsgebied van artikel 25
De belangrijkste doelstelling van artikel 25 van de richtlijn is de beschikbaarheid van kinderpornografie tegen te houden. De bepalingen werden voor het eerst geïntroduceerd in de richtlijn omdat ze niet zijn opgenomen in de belangrijkste rechtsinstrumenten in het domein, namelijk:
het kaderbesluit dat door de richtlijn wordt vervangen;
het Verdrag van de Raad van Europa van 2007 inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, waarop de richtlijn zich baseert in andere domeinen; of
het besluit van de Raad ter bestrijding van kinderpornografie op Internet, dat een van de eerste rechtsinstrumenten op EU-niveau was dat zich op kinderpornografie richtte.
Artikel 25 past in een reeks bepalingen in de richtlijn die preventie bevorderen en secundaire victimisatie voorkomen. Samen met bepalingen inzake de vervolging van misdrijven en de bescherming van slachtoffers, maken zij deel uit van de holistische benadering die nodig is om seksueel misbruik van kinderen, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie doeltreffend aan te pakken.
Artikel 25 luidt als volgt:
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te zorgen voor de onverwijlde verwijdering van webpagina's die kinderpornografie bevatten of verspreiden en die op hun grondgebied worden gehost, en om de verwijdering te verkrijgen van dergelijke webpagina's die buiten hun grondgebied worden gehost.
2. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat webpagina's die kinderpornografie bevatten of verspreiden worden geblokkeerd voor internetgebruikers op hun grondgebied. Deze maatregelen moeten via transparante procedures worden vastgesteld en voldoende waarborgen bieden, met name om zeker te stellen dat de beperking niet verder gaat dan nodig en proportioneel is en dat gebruikers worden geïnformeerd over de reden van de beperking. Die waarborgen dienen tevens de mogelijkheid van een rechtsmiddel te bevatten.
Bijgevolg
verplicht het artikel de lidstaten ertoe onverwijld materiaal te verwijderen op websites die op hun grondgebied worden gehost;
verplicht het hen de verwijdering te verkrijgen van materiaal op websites die elders worden gehost; en
biedt het de mogelijkheid om de toegang tot kinderpornografie te blokkeren voor gebruikers op hun grondgebied, met inachtneming van een aantal waarborgen.
Het is belangrijk op te merken dat er in artikel 25 sprake is van “maatregelen”, wat niet noodzakelijk op wetgeving slaat. Zoals in overweging 47 van de richtlijn is gesteld:
“… De maatregelen die door de lidstaten in overeenstemming met deze richtlijn worden genomen om websites die kinderpornografie bevatten te verwijderen of, indien nodig, te blokkeren, kunnen worden gebaseerd op verschillende soorten overheidsoptreden zoals wetgevend, niet-wetgevend, gerechtelijk en ander optreden. In die context doet deze richtlijn geen afbreuk aan vrijwillige maatregelen die door de internetindustrie worden genomen om verkeerd gebruik van haar diensten te voorkomen, noch aan de eventuele steun voor dergelijke maatregelen van de lidstaten…”
Niet-wetgevende maatregelen kunnen dus als een afdoende omzetting van de richtlijn gelden als ze ervoor zorgen dat de in artikel 25 bedoelde uitkomsten in de praktijk worden behaald.
Samenwerking tussen de particuliere sector (met onder andere het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld) en overheidsinstanties (met onder andere rechtshandhavingsinstanties en de rechterlijke macht) is van essentieel belang om de maatregelen van artikel 25 uit te voeren en de onlineverspreiding van materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen doeltreffend tegen te gaan.
De partijen die meehelpen om de onlinebeschikbaarheid van materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te verstoren, zijn:
serviceproviders van de informatiemaatschappij (ISSP's), onder andere providers van toegangs- en hostingdiensten en aanbieders van onlineplatforms. Omdat misdadigers de diensten en de infrastructuur die ISSP's aanbieden, misbruiken, bevinden ISSP's zich in een goede positie om mee te werken bij de uitvoering van artikel 25. Hostingproviders kunnen bijvoorbeeld materiaal verwijderen dat op hun servers wordt gehost, en providers van toegangsdiensten, zoals internet serviceproviders (ISP's), kunnen de toegang blokkeren;
internetgebruikers, die (al dan niet met opzet) online materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen aantreffen en beslissen het rechtstreeks bij de ISSP te melden, als dat technisch mogelijk is, bijvoorbeeld door middel van een ‘meldknop voor misbruik’ op de webpagina of de browser. Gebruikers kunnen ook melding doen bij een speciale hotline die door een organisatie uit het maatschappelijk middenveld wordt beheerd, of bij de verantwoordelijke rechtshandhavingsinstantie;
speciale hotlines, die meestal worden beheerd door een ngo of een vereniging van ISSP's of mediabedrijven, waardoor gebruikers anoniem kunnen melden als zij niet naar de politie durven te stappen en niet rechtstreeks bij de ISSP kunnen of willen melding maken. Vaak verwijzen meldingen die in een land zijn ontvangen, naar materiaal dat door providers in een ander land wordt gehost. De verwijdering van dat materiaal vereist internationale samenwerking, wat door INHOPE wordt vergemakkelijkt;
rechtshandhavingsinstanties, die hun werk baseren op meldingen via hotlines en door internetgebruikers zelf. Zij delen ook meldingen met elkaar in Europa (rechtstreeks en via Europol en het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit) en daarbuiten (via Interpol); en
de rechterlijke macht, die in elke lidstaat erop toeziet dat de wet wordt nageleefd. In sommige landen zijn rechterlijke bevelen nodig om materiaal te verwijderen of blokkeren. Eurojust helpt de justitiële samenwerking in strafzaken in de lidstaten te coördineren.
1.2.Doel van dit verslag en methodologie
Artikel 27 van de richtlijn verplicht lidstaten ertoe de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te laten treden om aan de richtlijn te voldoen, en die uiterlijk op 18 december 2013 aan de Commissie mee te delen.
Dit verslag komt tegemoet aan het vereiste overeenkomstig artikel 28, lid 2, van de richtlijn dat de Commissie een verslag moet indienen bij het Europees Parlement en de Raad waarin de tenuitvoerlegging van de in artikel 25 genoemde maatregelen van de richtlijn wordt beoordeeld. Het verslag beoogt een beknopt maar informatief overzicht te geven van de belangrijkste omzettingsmaatregelen van de lidstaten.
Slechts 12 lidstaten hadden de Commissie vóór de omzettingstermijn in kennis gesteld dat ze de omzetting van de richtlijn volledig hadden afgerond. Om die reden leidde de Commissie inbreukprocedures in tegen de andere lidstaten wegens het niet-meedelen van nationale omzettingsmaatregelen: BE, BG, IE, EL, ES, IT, CY, LT, HU, MT, NL, PT, RO, SI en UK. Al deze inbreukprocedures waren op 8 december 2016 afgesloten. De laattijdige aanneming en kennisgeving van de nationale omzettingsmaatregelen heeft de analyse en publicatie van de omzettingsverslagen van de Commissie vertraagd.
De beschrijving en analyse in dit verslag zijn gebaseerd op de informatie die de lidstaten vóór 1 november 2016 hebben ingediend. Kennisgevingen die na die datum zijn ontvangen, zijn buiten beschouwing gelaten. Naast de kwesties die in dit verslag aan de orde komen, kunnen er ook andere problemen zijn bij de omzetting en andere bepalingen die niet aan de Commissie zijn meegedeeld, en kunnen zich verdere ontwikkelingen voordoen, zowel op het gebied van wetgeving als in andere domeinen. Dit verslag weerhoudt de Commissie er daarom niet van om sommige bepalingen verder te evalueren, om de lidstaten zo te blijven ondersteunen met de omzetting en tenuitvoerlegging van artikel 25.
2.OMZETTINGSMAATREGELEN
2.1.Verwijdering (artikel 25, lid 1)
2.1.1. Inhoud die op het grondgebied van een lidstaat wordt gehost
Lidstaten hebben twee soorten maatregelen ingevoerd om te zorgen voor de onverwijlde verwijdering van webpagina's die kinderpornografie bevatten of verspreiden en die op het grondgebied van een lidstaat worden gehost: maatregelen die gebaseerd zijn op Richtlijn 2000/31/EG (richtlijn elektronische handel) en maatregelen die gebaseerd zijn op het nationale strafrecht.
1. Maatregelen die gebaseerd zijn op de richtlijn elektronische handel
De richtlijn elektronische handel definieert de grenzen van de aansprakelijkheid van een serviceprovider die bij ‘mere conduit’, ‘caching’ en ‘hosting’ als tussenpersoon optreedt. Een hostingprovider kan met name niet aansprakelijk worden gesteld als:
a.hij noch kennis, noch controle heeft over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen; en
b.hij, zodra hij daadwerkelijk kennis heeft van onwettige activiteiten of daarvan besef krijgt, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
Die bepalingen vormen de basis voor de ontwikkeling van procedures voor kennisgeving en verwijdering voor illegale inhoud. Met betrekking tot materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen nemen deze procedures de vorm aan van mechanismen die beheerd worden door betrokken partijen en gericht zijn op de identificatie van illegale informatie die op het netwerk wordt gehost en op een snelle verwijdering van die informatie.
Lidstaten hebben procedures voor kennisgeving en verwijdering ingevoerd waarbij internetgebruikers bij nationale hotlines melding kunnen doen van materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen dat ze online aantreffen. INHOPE is de overkoepelende organisatie voor die hotlines. Ze wordt ondersteund door het Safer Internet-programma van de Europese Commissie, en sinds 2014 door het Connecting Europe Facility-kader, en vormt momenteel een netwerk van 51 hotlines in 45 landen, waaronder alle EU-lidstaten.
De hotlines hebben memoranda van overeenstemming gesloten met de overeenkomstige nationale rechtshandhavingsinstanties, die beschrijven hoe meldingen van internetgebruikers moeten worden afgehandeld. De verschillende operationele procedures omvatten doorgaans de volgende gemeenschappelijke maatregelen voor inhoud die in de lidstaten wordt gehost:
1)De hostinglocatie bepalen.
Een hotline ontvangt een melding van een internetgebruiker dat op een internetadres (URL) mogelijk materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te vinden is, en gaat na in welk land het materiaal wordt gehost. Soms ontvangt de hotline de melding van een ander lid van het INHOPE-netwerk, dat reeds heeft vastgesteld dat de website in het land van de desbetreffende hotline wordt gehost.
2)Inhoud analyseren.
Als het materiaal in het land wordt gehost, gaat de hotline na of de URL al eerder werd gemeld. Zo ja, dan wordt de melding niet verder behandeld. Zo niet, dan analyseert de hotline de beelden en video’s op de URL en gaat hij na of ze bekend zijn en eventueel illegaal zijn in dat land.
3)De hostingprovider op de hoogte stellen.
De hotline zendt de melding en de analyses door naar de nationale rechtshandhavingsinstantie. Afhankelijk van het memorandum van overeenstemming wordt de hostingprovider vervolgens ingelicht door:
de hotline, nadat de rechtshandhavingsinstantie met de verwijdering van het materiaal heeft ingestemd, zonder dat dit een lopend onderzoek belemmert (AT, CZ, DE (eco en FSM hotlines), FR, HU, LU, LV, NL, PL, PT, RO, SE en UK). De tijd die verloopt tussen het moment dat de hotline de rechtshandhavingsinstantie voor het eerst inlicht en het moment dat de hotline met de hostingprovider communiceert, varieert naargelang de procedures waarmee de hotline en de rechtshandhavingsinstantie in elke lidstaat hebben ingestemd. De rechtshandhavingsinstantie kan er zo nodig ook voor kiezen de hostingprovider in te lichten (in plaats van of samen met de hotline),
alleen de rechtshandhavingsinstantie. In BG, DE (Jugendschutz hotline), EE, EL, FI, MT, SI en SK communiceert de rechtshandhavingsinstantie met de hostingprovider terwijl de hotline controleert of de inhoud daadwerkelijk is verwijderd.
In CY en HR is een rechterlijk bevel nodig om de verwijdering van het materiaal aan te vragen. In beide landen wordt de website tijdelijk geblokkeerd totdat het rechterlijk bevel is afgegeven.
Nadat de hostingprovider in kennis is gesteld dat er illegaal materiaal op zijn servers staat, kan hij aansprakelijk worden gesteld als hij dat materiaal niet overeenkomstig de nationale uitvoeringswetgeving verwijdert. De aansprakelijkstelling wordt alleen beperkt door vrijstelling van de aansprakelijkheid overeenkomstig de richtlijn elektronische handel, zoals omgezet door de lidstaten (zie boven).
Bij het afsluiten van dit verslag bleken de meeste lidstaten te beschikken over hotlines die gemelde inhoud kunnen beoordelen met het oog op de toepassing van procedures voor kennisgeving en verwijdering, met uitzondering van BE, ES en IT:
BE deelde recentelijk vastgestelde wetgeving mee waardoor een INHOPE-hotline in het land werkzaam mag zijn en meldingen mag behandelen volgens de algemene procedure die hierboven is beschreven. Bij het opstellen van dit verslag onderhandelden de Belgische politie en rechterlijke macht nog met de hotline over een memorandum van overeenstemming en de operationele protocollen.
De situatie van de hotlines in ES moet nader onderzocht worden.
IT heeft twee INHOPE-hotlines, maar door de huidige wetgeving mogen zij de inhoud niet controleren van meldingen die afkomstig zijn van internetgebruikers of andere hotlines. Daarom sturen ze de meldingen gewoon door naar de rechtshandhavingsinstantie (het Centro nazionale per il contrasto alla pedopornografia sulla rete (CNCPO), of Nationaal centrum voor de bestrijding van kinderpornografie op internet) zonder de inhoud te controleren.
2. Maatregelen die gebaseerd zijn op het nationale strafrecht
De lidstaten hebben twee soorten strafrechtelijke bepalingen meegedeeld, die het ook mogelijk maken illegale inhoud die op hun grondgebied wordt gehost, te verwijderen:
a.algemene bepalingen waarmee materiaal in beslag kan worden genomen dat relevant is in strafprocedures, zoals materiaal dat is gebruikt om een strafbaar feit te plegen: AT, CZ, HU, IT, LU, NL, SE en SK; en
b.specifieke bepalingen inzake de verwijdering van kinderpornografie: CY, EE, EL, ES, SE en UK (Gibraltar).
De wetgeving in CZ, EL, HU en UK (Gibraltar) verwijst expliciet naar het vereiste van onverwijlde verwijdering: “zonder onnodige vertraging” (CZ), “onmiddellijk uitgevoerd” (EL), “binnen 12 uur” (HU) of “onverwijlde verwijdering” (UK (Gibraltar)).
Andere lidstaten zetten dit vereiste om door middel van de procedures voor kennisgeving en verwijdering die hierboven worden beschreven, wat ertoe kan leiden dat het strafrecht alleen als aanvulling wordt gebruikt voor zaken die moeilijk aan de hand van die procedures kunnen worden behandeld (bijvoorbeeld doordat de hostingprovider niet meewerkt) of wanneer materiaal verband houdt met een lopend strafonderzoek. In lidstaten zonder functionele mechanismen voor kennisgeving en verwijdering of waar het strafrecht geen specifieke melding maakt van onverwijlde verwijdering, is er meer informatie nodig betreffende de maatregelen die zijn genomen om dit vereiste om te zetten.
2.1.2. Inhoud die buiten het grondgebied van een lidstaat wordt gehost
Alle lidstaten, met uitzondering van BE, ES en IT, hebben deze bepaling omgezet door middel van een volledig operationele hotline (d.w.z. een hotline die het materiaal mag beoordelen) en de volgende operationele procedure om materiaal te verwijderen dat buiten hun grondgebied wordt gehost:
1)zodra de beheerders van de hotline die de melding heeft ontvangen, vaststellen dat de hostinglocatie zich buiten de lidstaat bevindt, controleren ze of er een operationele INHOPE-hotline is in het hostingland;
2)als het hostingland een INHOPE-hotline heeft, wordt de melding verzonden via het interne informatie-uitwisselingssysteem van INHOPE, zodat de melding kan worden verwerkt volgens de nationale procedure voor inhoud die in het land wordt gehost;
3)als het hostingland geen INHOPE-hotline heeft, wordt de melding verzonden naar de rechtshandhavingsinstantie van het land waar de melding is ingekomen, die het dan, gewoonlijk via Europol of Interpol, naar de rechtshandhavingsinstantie van het hostingland doorstuurt.
Hoewel de procedures van hotlines over het algemeen een gelijkaardig patroon volgen, zijn er een aantal speciale gevallen die afhangen van wat de hotline en de rechtshandhavingsinstantie zijn overeengekomen. Sommige hotlines (zoals die in DE, LT en LV) lichten de hostingprovider in het buitenland bijvoorbeeld in als er na een bepaalde tijd nog geen actie is ondernomen. Sommige hotlines (bijvoorbeeld in AT, CZ, DE, FR, LU en MT) lichten de rechtshandhavingsinstantie van hun land in wanneer ze een melding doorzenden naar een buitenlandse hotline, terwijl andere (bijvoorbeeld in HU, NL, PL, SE en UK) dat meestal niet doen. Als er ten slotte geen INHOPE-hotline is in het hostingland, nemen sommige hotlines (bijvoorbeeld in EE, LU en UK) contact op met andere hotlines buiten het INHOPE-netwerk (voor zover die bestaan).
Lidstaten zonder een volledig operationele hotline (BE, ES en IT) zetten deze bepaling om via een regeling voor de uitwisseling van informatie (gewoonlijk via Europol of Interpol) tussen de rechtshandhavingsinstantie in het land waar de melding vandaan komt en die van het land waar het materiaal wordt gehost. In dat geval is er meer informatie nodig over de omzetting van de bepaling via dit mechanisme, en dan vooral met betrekking tot gevallen waarbij er voor de webpagina’s die in het buitenland worden gehost, geen verband is met een strafprocedure in die lidstaat en geen verzoek om wederzijdse rechtsbijstand is ingediend.
Met betrekking tot de snelheid en doeltreffendheid van verwijdering via hotlines, wordt, volgens gegevens van die hotlines, 93 % van het materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen dat door Europese hotlines is verwerkt, en 91 % van het materiaal dat wereldwijd door hotlines is verwerkt, in minder dan 72 uur van het internet verwijderd.
2.2.Blokkeren (artikel 25, lid 2)
Ongeveer de helft van de lidstaten (BG, CY, CZ, EL, ES, FI, FR, HU, IE, IT, MT, PT, SE en UK) heeft ervoor gekozen facultatieve blokkeringsmaatregelen toe te passen, overeenkomstig artikel 25, lid 2. De diversiteit van de maatregelen weerspiegelt de verwoording van overweging 47 van de richtlijn (wetgevende, niet-wetgevende, gerechtelijke en andere, inclusief vrijwillige maatregelen van de internetsector).
Een mogelijke indeling van de maatregelen steunt op de vraag of een rechterlijk bevel nodig is om een website te kunnen blokkeren. Een rechterlijk bevel is:
vereist in EL, ES en HU;
niet verplicht in
oCY, FR, IT en PT, waar ISP’s wettelijk verplicht zijn het verzoek van de autoriteiten (d.w.z. de rechtshandhavingsinstantie of de nationale regelgevende instantie) om een site te blokkeren, in te willigen; en
oBG, CZ, IE, FI, MT, SE en UK, waar ISP’s niet expliciet wettelijk verplicht zijn het verzoek van de autoriteiten in te willigen, maar dat vrijwillig doen.
Doorgaans wordt gebruikgemaakt van zwarte lijsten van websites die kinderpornografie bevatten of verspreiden, om blokkeringsmaatregelen uit te voeren. Dergelijke lijsten worden meestal opgesteld door nationale autoriteiten (d.w.z. de rechtshandhavingsinstantie of de regelgevende instantie) en aan de ISP’s doorgegeven. Sommige lidstaten (EL, HU, IT, FI en FR) beschikken over wetgeving om dit proces te sturen.
BG gebruikt de “Worst of List” van Interpol, terwijl UK de URL-lijst van de IWF gebruikt. Ook ISP’s in CZ hanteren de lijst van de IWF voor zelfregulering.
Over het algemeen verstrekten de lidstaten geen afdoende informatie over het aantal webpagina’s dat in zwarte lijsten is opgenomen, of het aantal verhinderde pogingen.
De richtlijn eist dat maatregelen voor het blokkeren van webpagina’s die kinderpornografie bevatten of verspreiden, transparante procedures en voldoende waarborgen bieden. Overweging 47 luidt als volgt:
Ongeacht de rechtsgrond of methode die wordt gekozen, dienen de lidstaten te zorgen voor een adequaat niveau van rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor gebruikers en dienstverleners. Om inhoud met kindermisbruik te verwijderen en te blokkeren moet samenwerking tussen de overheidsinstanties tot stand worden gebracht en versterkt, vooral om ervoor te zorgen dat nationale lijsten van webpagina's die kinderpornografisch materiaal bevatten zo volledig mogelijk zijn en om dubbele inspanningen te voorkomen. Bij al deze ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de rechten van de eindgebruikers, moeten de bestaande wettelijke en gerechtelijke procedures, het Europese Verdrag voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden nageleefd.
Artikel 25, lid 2, vermeldt meer bepaald de volgende vereisten:
1.transparante procedures;
2.beperking tot wat nodig en proportioneel is;
3.informatie voor de gebruikers over de redenen van de beperking; en
4.mogelijkheid tot een rechtsmiddel.
Lidstaten die ervoor kozen deze bepaling om te zetten, hebben dat gedaan door diverse transparante procedures en waarborgen op te nemen.
in EL informeert de Hellenic Telecommunications and Post Commission (EETT) providers van internettoegangsdiensten over instructies van de bevoegde autoriteiten en dringt zij erop aan onmiddellijk inhoud te blokkeren en gebruikers relevante informatie te verstrekken. De eigenaar van de website kan in beroep gaan tegen die instructies binnen een termijn van twee maanden;
in ES kan de rechter tijdens een strafprocedure bevelen een webpagina die kinderpornografisch materiaal bevat, uit voorzorg af te sluiten. Dat bevel kan worden aangevochten. De serviceprovider is verplicht de nodige informatie aan de klanten te verstrekken;
in FI kan de politie een lijst van kinderpornosites opstellen, bijhouden en actualiseren. Wanneer een website geblokkeerd is, moet de politie een verklaring uitgeven met de redenen voor de blokkering, die moet worden getoond telkens als de toegang tot een website wordt geblokkeerd. Tegen beslissingen van de politie om een webpagina aan de zwarte lijst toe te voegen, kan beroep worden ingesteld bij een administratieve rechtbank;
in FR moeten internetproviders de desbetreffende internetadressen binnen 24 uur blokkeren. De lijst met webpagina’s wordt nagekeken door een bevoegd persoon van de autoriteit persoonsgegevens, de Commission Nationale de l'Informatique et des Libertés (CNIL). Gebruikers die de geblokkeerde dienst proberen te bereiken, worden doorverwezen naar een informatiepagina van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar de redenen voor de blokkering en de beschikbare beroepsprocedures voor de administratieve rechtbank worden vermeld;
in HU kunnen webpagina’s tijdelijk of permanent worden geblokkeerd. De minister van Justitie ontvangt de aanvragen, die, indien nodig, bij de hoofdstedelijke rechtbank van Boedapest worden ingediend. Het is de provider van connectiviteitsdiensten die de toegang moet blokkeren. De transparantie van de procedure wordt gewaarborgd doordat de beslissing van de rechtbank gepubliceerd wordt en dus toegankelijk is voor het publiek. Er kan gerechtelijk beroep worden aangetekend tegen een bevel tot permanente blokkering;
in IT levert het Nationaal centrum voor de bestrijding van kinderpornografie op internet (CNCPO) een lijst van kinderpornosites aan ISP’s, die deze blokkeren met behulp van filters en verwante technologie. De geblokkeerde websites laten een ‘stoppagina’ zien, waar de redenen voor de blokkering worden vermeld; en
in UK (Engeland/Wales, Noord-Ierland en Schotland) worden dergelijke webpagina’s geblokkeerd door middel van maatregelen van de IWF, die als een particuliere zelfregulerende instantie optreedt en adviseert of inhoud moet worden geblokkeerd of gefilterd. Iedereen met een rechtmatige band met of belang bij de desbetreffende inhoud kan de nauwkeurigheid van de beoordeling via een beroepsprocedure aanvechten. In UK (Gibraltar) kan de Gibraltar Regulatory Authority (GRA) in samenwerking met internet serviceproviders webpagina’s die kinderpornografie bevatten of verspreiden, blokkeren voor gebruikers in Gibraltar. Dergelijke maatregelen moeten transparant zijn, en beperkt tot wat strikt noodzakelijk, proportioneel en redelijk is.
In BG, CY, CZ, IE, MT, PT en SE was de informatie over waarborgen voor blokkeringsmaatregelen niet sluitend en is er verder onderzoek nodig.
3.CONCLUSIE EN VOLGENDE STAPPEN
De Commissie is zich ervan bewust dat de lidstaten belangrijke inspanningen hebben geleverd om artikel 25 van de richtlijn om te zetten.
De richtlijn heeft echter beslist nog meer potentieel, maar om dat te kunnen waarmaken zouden de lidstaten alle bepalingen ervan volledig en correct moeten omzetten. In de toekomst blijft het onder andere een belangrijke opgave om ervoor te zorgen dat materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen op het grondgebied van lidstaten onverwijld wordt verwijderd, en dat voldoende waarborgen worden geboden wanneer de lidstaat ervoor kiest maatregelen te nemen om internetgebruikers op hun grondgebied de toegang te ontzeggen tot webpagina’s die materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen bevatten.
Daarom zal de Commissie voorlopig geen nieuwe voorstellen doen voor wijzigingen van artikel 25 of voor aanvullende wetgeving. In plaats daarvan zal zij zich inspannen om ervoor te zorgen dat kinderen hun voordeel kunnen doen met de meerwaarde van artikel 25, dankzij de volledige omzetting en uitvoering in de lidstaten.
Desalniettemin benadrukte de Commissie in haar recente mededeling inzake onlineplatforms dat het engagement van alle betrokken partijen om met gemeenschappelijke oplossingen op vrijwillige basis illegale of schadelijke inhoud online op te sporen en te bestrijden, moet worden ondersteund en ontwikkeld, en verplichtte zij zich ertoe om de behoefte aan formele procedures voor kennisgeving en verwijdering te beoordelen.
De Commissie zal de lidstaten blijven ondersteunen om de omzetting en uitvoering tot een bevredigend einde te kunnen brengen. Daarvoor ziet zij er onder andere op toe dat nationale maatregelen voldoen aan de overeenkomstige bepalingen in artikel 25 en bevordert zij de uitwisseling van beste praktijken. Zo nodig zal de Commissie haar handhavingsbevoegdheden uit hoofde van de Verdragen aanwenden door inbreukprocedures in te leiden.