14.9.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 246/377 |
RESOLUTIE (EU) 2016/1577 VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 28 april 2016
met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014
HET EUROPEES PARLEMENT,
— |
gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, |
— |
gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A8-0115/2016), |
A. |
overwegende dat de definitieve begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie („het Agentschap”) volgens zijn financiële staten voor het begrotingsjaar 2014 97 945 077 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 4,25 % ten opzichte van 2013 betekent; |
B. |
overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Agentschap voor 2014 volgens zijn financiële staten 86 810 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 1,53 % ten opzichte van 2013 betekent; |
Opmerkingen over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen
1. |
verneemt uit het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2014 („het verslag van de Rekenkamer”) dat aanzienlijke verbeteringen zijn geconstateerd in de verificaties vooraf én achteraf van uitgaven die door de samenwerkende landen in het kader van de subsidieovereenkomsten zijn gedeclareerd; verneemt van het Agentschap dat het in juni 2013 een uitgebreider, op risico's gebaseerd systeem van controles vooraf heeft geïntroduceerd met onder meer de vereiste om samen met de aanvraag voor de definitieve betaling specifieke bewijsstukken te overleggen; merkt voorts op dat het systeem van controles vooraf wordt aangevuld met controles achteraf die ter plekke bij de begunstigden of in de vorm van een administratieve controle worden uitgevoerd en dat de betalingen die niet onder de controles vooraf vallen bij de controles achteraf aan bod komen; |
2. |
merkt op dat de documentatie ter ondersteuning van de door deze landen gedeclareerde uitgaven volgens de Rekenkamer niet altijd toereikend is; verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat het Agentschap niet heeft gevraagd om auditcertificaten teneinde aanvullende zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en de regelmatigheid van de subsidieverrichtingen; verneemt van het Agentschap dat dergelijke certificaten in 2010 werden opgesteld; betreurt het dat, ondanks de instructies die de begunstigden van het Agentschap hebben ontvangen, de auditcertificaten niet door onafhankelijke controleorganen werden afgegeven en dat het aanzienlijk langer duurde voordat de definitieve vorderingen werden ontvangen; roept het Agentschap op de mogelijkheid van samenwerking met de auditinstanties die zijn opgericht in het kader van het Fonds voor de buitengrenzen en het Fonds voor interne veiligheid grondig te onderzoeken en bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de evaluatie van een dergelijke samenwerking; |
Financieel en begrotingsbeheer
3. |
merkt op dat inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2014 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 98,65 %, een stijging van 0,9 % ten opzichte van 2013; stelt voorts vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 68,79 % bedroeg, een daling van 4,81 % ten opzichte van 2013; |
Vastleggingen en overdrachten
4. |
merkt op dat het Agentschap het totale niveau aan overdrachten van vastgelegde kredieten heeft verlaagd van 35 % in 2013 tot 30 % in 2014; erkent dat het meerjarige karakter van de operaties van het Agentschap en het verhoogde risico op onvoorziene gebeurtenissen een bijzondere uitdaging vormen wat betreft de jaarlijkse begrotingsplanning en -uitvoering; wijst erop dat het niveau van overdrachten voor titel II (administratieve uitgaven) 4 500 000 EUR (36 %) bedroeg en hoofdzakelijk verband hield met aankopen die aan het einde van het jaar werden gedaan vanwege de verhuizing naar het nieuwe kantoor van het Agentschap in december 2014; stelt vast dat het niveau van de overdrachten voor titel III (operationele uitgaven) 29 200 000 EUR (47 %) bedroeg, en dat dit hoofdzakelijk verband hield met het meerjarige karakter van de operaties van het Agentschap en de goedkeuring in oktober 2014 van een aanvullende begroting ten bedrage van 4 200 000 EUR; |
5. |
wijst erop dat de operationele uitgaven van het Agentschap in aanzienlijke mate afhankelijk zijn van een tijdige indiening van vorderingen tot uitbetaling van subsidies door de lidstaten; erkent dat de termijn tussen de laatste dag van inzet van een functionaris, vliegtuig of schip in een gecoördineerde gezamenlijke operatie en de indiening van de vordering gemiddeld vier tot zes maanden beloopt; |
Aanbestedings- en aanwervingsprocedures
6. |
merkt op dat er openbare informatie beschikbaar is over een zeer beperkt aantal toegekende opdrachten van de 1 087 in 2014 opgestarte aanbestedingsprocedures; dringt er bij het Agentschap op aan transparantie te waarborgen en al zijn contracten en de procedures met betrekking tot openbare aanbestedingen te publiceren; |
Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie
7. |
verneemt dat het Agentschap regels heeft ontwikkeld en aangenomen inzake transparantie en de mogelijke belangenconflicten van zijn raad van bestuur, medewerkers en gedetacheerde nationale deskundigen, te weten de „gedragscode voor Frontex-medewerkers”, de „gedragscode voor alle personen die deelnemen aan Frontex-activiteiten”, en de „gedragscode voor gezamenlijke terugkeeroperaties door Frontex”; verneemt voorts dat de uitvoerend directeur van het Agentschap het „fraudebestrijdingsstrategie en actieplan” in augustus 2015 heeft goedgekeurd; merkt op dat de fraudebestrijdingsstrategie werd opgesteld op grond van zowel de richtsnoeren voor de agentschappen als die van het Europees Bureau voor fraudebestrijding; |
8. |
wijst erop dat de jaarlijkse verbintenisverklaringen van de meeste leden van de raad van bestuur op de website van het Agentschap zijn gepubliceerd; stelt vast dat de curricula vitae (cv's) van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur op de website van het Agentschap zijn gepubliceerd; verzoekt om de publicatie van de belangenverklaringen van de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de leden van de raad van bestuur; dringt er bij het Agentschap en de leden van zijn raad van bestuur op aan de resterende nog niet gepubliceerde verklaringen zo spoedig mogelijk openbaar te maken; |
9. |
constateert dat het Agentschap een reeks ontwerpregels met betrekking tot klokkenluiders heeft opgesteld die naar verwachting nog in de eerste helft van 2016 zal worden aangenomen; verzoekt het Agentschap tevens terdege rekening te houden met de aanbevelingen van de Ombudsman in deze kwestie; verzoekt het Agentschap de goedkeuring van deze regels niet verder uit te stellen en bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de definitieve vaststelling van deze regels; |
10. |
spoort het Agentschap voorts aan het beleid inzake belangenconflicten onder de aandacht van zijn personeel te brengen, naast de lopende bewustmakingsactiviteiten en de opname van integriteit en transparantie als verplichte onderwerpen in aanwervingsprocedures en beoordelingsgesprekken; |
11. |
roept op tot een algehele verbetering van de preventie en bestrijding van corruptie door middel van een holistische benadering, te beginnen bij betere toegankelijkheid van documenten voor het publiek en striktere regels ten aanzien van belangenconflicten, invoering of verbetering van transparantieregisters en beschikbaarstelling van voldoende middelen voor wetshandhavingsmaatregelen, alsook door middel van verbeterde samenwerking tussen de lidstaten onderling en met betrokken derde landen; |
12. |
verzoekt de instellingen en agentschappen van de Unie die een gedragscode hebben ingevoerd, waaronder het Parlement, de maatregelen ter uitvoering daarvan, zoals verificaties van de opgaven van financiële belangen, aan te scherpen; |
13. |
verzoekt het Agentschap om de maatregelen inzake discretie en uitsluiting bij openbare aanbestedingen strikt toe te passen, en erop toe te zien dat in alle gevallen een grondig achtergrondonderzoek wordt verricht, en om de uitsluitingsgronden toe te passen zodat ondernemingen in geval van belangenconflicten worden geweerd, aangezien dit van essentieel belang is om de financiële belangen van de Unie te beschermen; |
Interne audit
14. |
stelt vast dat de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie in 2014 een controle heeft uitgevoerd betreffende „betrekkingen met belanghebbenden en externe communicatie inzake beheer van gezamenlijke middelen”, waaruit bleek dat het algehele beheer van de betrekkingen met belanghebbenden en de externe communicatie op effectieve en efficiënte wijze bijdragen tot het beheer van gezamenlijke middelen; verneemt van het Agentschap dat het nog tijdens de controle corrigerende maatregelen heeft genomen en dat het een officieel actieplan heeft opgesteld om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen tijdig ten uitvoer worden gelegd; neemt er eveneens kennis van dat de IAS een controle heeft uitgevoerd op het gebied van personele middelen en naar aanleiding daarvan twee als „zeer belangrijk” aangemerkte en twee als „belangrijk” aangemerkte aanbevelingen heeft gedaan; |
Overige opmerkingen
15. |
verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat er behoefte bestaat om de berekening van de bijdragen van niet-Unielanden die partij zijn bij het Schengenakkoord (Zwitserland, Liechtenstein, IJsland en Noorwegen) te verfijnen om de wettelijke regelingen ter zake beter tot uitdrukking te laten komen (1); verneemt van het Agentschap dat het de berekeningsmethode voor de bijdragen van deze landen zal herzien en in een passende juridische vorm zal vastleggen; verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit in te lichten over de uitkomst van deze herziening; |
16. |
verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat de bijdragen die het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben geleverd aan de begroting van het Agentschap de afgelopen jaren stabiel zijn gebleven ondanks de zeer grote verscheidenheid van activiteiten waarbij deze landen zijn betrokken; verneemt van het Agentschap dat zijn Werkgroep begroting en rekeningen van de raad van bestuur deze kwestie behandelt en de raad van bestuur een aanbeveling en richtsnoer zal voorleggen ten aanzien van de bijdragen van deze landen; verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit in te lichten over de uitkomst van de herziening; |
17. |
verneemt met bezorgdheid uit het verslag van de Rekenkamer dat het grote en voortdurend groeiende aantal subsidieovereenkomsten en de orde van grootte van de daarmee samenhangende uitgaven die door het Agentschap moeten worden geverifieerd en vergoed, erop wijst dat een doeltreffender en kosteneffectiever alternatief financieringsmechanisme kan worden gebruikt om de operationele activiteiten van het Agentschap te financieren; merkt verder op dat de complexiteit en de administratieve rompslomp van de huidige mechanismen er de afgelopen jaren toe hebben geleid dat de Rekenkamer niet in staat was de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen te staven; constateert daarnaast dat de omvang van de door het Agentschap ontplooide activiteiten in 2015 verder is toegenomen en dat het Agentschap belast werd met nieuwe en specifieke taken binnen de regionale taskforce van de Europese Unie; roept het Agentschap op om bij de evaluatie en herziening van zijn financieringsmechanismen rekening te houden met de hierboven geformuleerde bezwaren; |
18. |
verneemt van het Agentschap dat een van de aanbevelingen die zijn raad van bestuur heeft gedaan naar aanleiding van de externe evaluatie van het Agentschap verband houdt met de verbetering van het financieel beheer en dringt erop aan de bij de oprichtingsverordening van het Agentschap ingevoerde beperking te schrappen door subsidies te vermelden; merkt op dat contractuele betrekkingen tussen het Agentschap en de autoriteiten van de lidstaten de weg kunnen vrijmaken voor een efficiënter en transparanter financieel beheer; |
19. |
wijst erop dat wanneer een lidstaat functionarissen of technisch materieel beschikbaar stelt voor door het agentschap gecoördineerde acties, de lidstaat het door het Agentschap en de gastlidstaat opgestelde operatieplan ondertekent, waarin de voorwaarden voor de operationele samenwerking duidelijk uiteen worden gezet; herinnert eraan dat er geen bepaling is vastgelegd op grond waarvan de deelnemende lidstaten de vrijheid krijgen om een bepaalde beleidsdoelstelling via andere manieren en middelen te bereiken, zoals het subsidie-instrument suggereert, aangezien het operatieplan, tenzij er wijzigingen zijn aangebracht, op de overeengekomen manier zonder afwijkingen ten uitvoer moet worden gelegd; wijst erop dat het nieuwe voorstel tot oprichting van een grens- en kustwacht (2) zelfs verder gaat en dat hierin wordt gepleit voor een proactieve rol voor gezamenlijke operaties en terugkeeracties, hetgeen niet te verenigen is met de kenmerken van een subsidie als financieringsinstrument; dringt er bij de Commissie op aan dit in overweging te nemen wanneer zij in de toekomst oprichtingsverordeningen voorstelt; |
20. |
merkt op dat het Agentschap reeds in 2005 operationeel werd en sindsdien operaties heeft uitgevoerd, maar tot op heden slechts op basis van briefwisseling en uitwisselingen met de gastlidstaat heeft gewerkt, in plaats van op basis van een alomvattende zetelovereenkomst tussen het Agentschap en de gastlidstaat, die nooit is gesloten; wijst erop dat een dergelijke overeenkomst de transparantie zou bevorderen ten aanzien van de omstandigheden waaronder het Agentschap en zijn personeel opereren; herinnert eraan dat de eis om een zetelovereenkomst te sluiten is opgenomen in de gewijzigde verordening van het Agentschap van 2011 (3); verneemt met bezorgdheid dat de onderhandelingen met de regering van de gastlidstaat nog steeds lopen; spoort het Agentschap en de regering van de gastlidstaat aan zo spoedig mogelijk een zetelovereenkomst te sluiten; verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de voortgang en de uitkomsten van deze onderhandelingen; |
21. |
stelt dat het jaarverslag van het Agentschap een belangrijke rol zou kunnen vervullen bij de naleving van de normen inzake transparantie, verantwoordingsplicht en integriteit; dringt er bij het Agentschap op aan in zijn jaarverslag een standaardhoofdstuk over deze punten op te nemen; |
22. |
Verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 28 april 2016 (4) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen. |
(1) Regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 243 van 16.9.2010, blz. 4); Regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 188 van 20.7.2007, blz. 19).
(2) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de Europese grens- en kustwacht (COM(2015) 671 definitief).
(3) Artikel 15 bis, ingevoerd bij Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 1).
(4) Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2016)0159 (zie bladzijde 447 van dit Publicatieblad).