14.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/157


RESOLUTIE (EU) 2016/1481 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 28 april 2016

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling VIII — Europese Ombudsman

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling VIII — Europese Ombudsman,

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0121/2016),

1.

stelt met tevredenheid vast dat de Rekenkamer in haar jaarverslag 2014 opmerkt dat er geen significante tekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten in verband met personeelsbeheer en aanbestedingen bij de Europese Ombudsman (hierna de „Ombudsman”);

2.

onderstreept dat de Rekenkamer op basis van haar controlewerkzaamheden heeft geconcludeerd dat de betalingen als geheel over het per 31 december 2014 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van de instellingen en organen geen materiële fouten vertonen;

3.

benadrukt dat de begroting voor de Ombudsman een louter administratieve begroting is die in 2014 neerkwam op 9 857 002 EUR (9 731 371 EUR in 2013), waarvan 7 977 702 EUR uitgetrokken was voor Titel 1 (uitgaven voor aan de instelling verbonden personen), 1 346 800 EUR toegewezen was aan Titel 2 (gebouwen, materieel en diverse huishoudelijke uitgaven) en 532 500 EUR bestemd was voor Titel 3 (uitgaven voortvloeiende uit specifieke taken van de instelling);

4.

merkt op dat 97,87 % van alle kredieten vastgelegd was (in 2013 was dat 98,20 %) en 93,96 % betaald werd (in 2013 was dat 91,82 %), met een benuttingspercentage van 97,87 % (vergeleken met 98,20 % in 2013), wat een daling van het bestedingspercentage betekent;

5.

stelt vast dat met name de vastleggingen met betrekking tot de leden van de instelling in 2014 zijn gestegen; verzoekt de Ombudsman deze bedragen in zijn vervolgverslag over de kwijting 2014 uitvoerig te omschrijven;

6.

is verheugd dat de Ombudsman, in overeenstemming met zijn nieuwe strategie „Naar 2019”, onderzoeken op eigen initiatief heeft ingesteld en blijk heeft gegeven van een meer systeemgerichte aanpak van een aantal complexe thema's die binnen zijn mandaat vallen; beschouwt deze onderzoeken als een doeltreffend instrument; vraagt de Ombudsman de kwijtingsautoriteit regelmatig te informeren over de resultaten van deze onderzoeken en de taken van de coördinator duidelijk te omschrijven; herinnert er echter aan dat de belangrijkste taak van de Ombudsman erin bestaat de klachten van de burgers binnen een redelijke termijn te behandelen en dat de onderzoeken op eigen initiatief deze prioriteit op geen enkele manier in de weg mogen staan;

7.

is verheugd dat een nieuwe post is gecreëerd met de titel „Coördinator onderzoeken op eigen initiatief”; meent dat dit zal bijdragen tot een doeltreffender werking en verzoekt de Ombudsman bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de resultaten, impact en efficiëntie van deze post;

8.

verzoekt de Ombudsman het beginsel van transparantie te respecteren, met name wat de duidelijke afbakening en toewijzing van bevoegdheden betreft, en ervoor te zorgen dat zijn webpagina regelmatig wordt bijgewerkt en dat het organigram van de instelling er correct wordt gepubliceerd;

9.

constateert dat de strategie „Naar 2019” nieuwe kernprestatie-indicatoren (KPI) met zeer specifieke doelstellingen heeft ingevoerd en dat volgens het KPI-scorebord een aantal van die doelstellingen niet werden gehaald; constateert in dit verband dat de Ombudsman lager heeft gescoord wat betreft het percentage van onderzoeken dat binnen 12 en 18 maanden werd afgerond en het percentage van zaken waarbij het ontvankelijkheidsbesluit binnen een maand werd genomen; verzoekt de Ombudsman een strategie uit te tekenen om mogelijke tekortkomingen in dit verband weg te werken en de kwijtingsautoriteit van de ontwikkelingen op de hoogte te houden;

10.

toont zich verheugd dat de verhouding tussen afgeronde en lopende onderzoeken aan het einde van het vorige begrotingsjaar (2013) hoger lag dan ooit met een score van 1,4 afgeronde onderzoeken voor elk lopend onderzoek, terwijl het doel 1,1 was; wijst erop dat het percentage van onderzoeken dat binnen 12 en 18 maanden werd afgerond in 2014 is afgenomen; neemt er kennis van dat volgens de Ombudsman de nieuwe strategie „Naar 2019” van onderzoeken op eigen initiatief gevolgen heeft gehad voor het aantal afgeronde onderzoeken; verzoekt de Ombudsman deze gevolgen in het eerstkomende vervolgverslag over de kwijting duidelijk aan de begrotingsautoriteit uiteen te zetten;

11.

wijst erop dat nog steeds veel klachten worden ingediend die niet onder het mandaat van de Ombudsman vallen, met name door burgers uit een aantal lidstaten zoals Spanje en Polen; meent dat dit bij de betrokken burgers tot grote frustratie leidt ten aanzien van de instellingen van de Unie in het algemeen en de Ombudsman in het bijzonder; nodigt de Ombudsman dan ook uit om zijn voorlichtings- en communicatiebeleid te verbeteren en om nauwer, vlotter en vaker samen te werken met het Europees netwerk van ombudsmannen en met de nationale en regionale ombudsmannen om deze situatie te vermijden;

12.

leidt uit het KPI-scorebord af dat de tevredenheid bij het personeel van de Ombudsman beneden de streefcijfers is gebleven; erkent dat dit te wijten is aan cruciale veranderingen in de structuur van de Ombudsman en dat de situatie dankzij een aantal maatregelen intussen is verbeterd; vraagt de Ombudsman een hoog niveau van tevredenheid bij het personeel te blijven waarborgen;

13.

is verheugd over het goed gestructureerde, duidelijke en lezersvriendelijke jaarlijks activiteitenverslag dat de Ombudsman heeft voorgelegd; verwelkomt de strategie van actieve externe communicatie en de grotere aanwezigheid op de sociale media;

14.

verwacht dat de Ombudsman blijft streven naar consistentie en volledigheid in het jaarlijks activiteitenverslag, aangezien dit een belangrijk instrument is voor de beoordeling van zijn werk;

15.

neemt kennis van het grote aantal dienstreizen van personeelsleden van de Ombudsman tussen Brussel en Straatsburg, namelijk 212 reizen voor een totaalbedrag van 126 000 EUR, plus een bijkomend bedrag van 60 000 EUR wegens tijdverlies tijdens de verplaatsingen; verzoekt de Ombudsman het aantal dienstreizen van zijn personeelsleden zo veel mogelijk te beperken en zoals andere instellingen maximaal gebruik te maken van videoconferenties en andere technische hulpmiddelen om overbodige verplaatsingen te voorkomen en de daaraan verbonden kosten aanzienlijk te verminderen; herinnert de Ombudsman ook aan de milieu-impact van CO2-emissies als gevolg van deze verplaatsingen en aan het feit dat de Ombudsman derhalve zijn verantwoordelijkheid ter zake moet opnemen en het Parlement van de geboekte vooruitgang op de hoogte moet houden;

16.

geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het aanwervingsbeleid van de Ombudsman, onder meer bij spoedprocedures voor korte contracten, die onmiddellijk door voormalige stagiairs werden ingevuld; betreurt dat in 2014 drie tijdelijke functionarissen werden aangenomen zonder dat zij enige selectieprocedure hadden doorlopen; verzoekt de Ombudsman de aanwervingscriteria voor zijn personeel dringend aan te passen aan de normen op het gebied van kwaliteit, transparantie, objectiviteit en gelijke kansen die gelden voor de Europese ambtenaren;

17.

verwelkomt de vooruitgang die de Ombudsman in 2015 op het gebied van genderevenwicht heeft geboekt; onderstreept echter dat uit de gegevens over 2014 nog steeds een grote ongelijkheid blijkt, met name wat betreft de AST-posten (21/9) en de directeursposten (9/2); vraagt dat doelstellingen op middellange termijn worden vastgesteld om het nodige genderevenwicht te bereiken, en dat een blijvende inspanning wordt gedaan om deze doelstellingen te bereiken;

18.

verzoekt de Ombudsman om, met het oog op een grotere transparantie, een overzicht van al het personeel, opgesplitst naar nationaliteit, gender en rang, in het jaarlijks activiteitenverslag op te nemen; verzoekt de Ombudsman in te gaan op de vragen van het Parlement in verband met de pensioenen, zoals ook de andere instellingen doen;

19.

herhaalt zijn verzoek aan de Ombudsman om in het jaarlijks activiteitenverslag van 2015 te vermelden welk percentage van de voor 2014 gevraagde vertolkingsdiensten ongebruikt is gebleven;

20.

verwelkomt de bezuinigingen op de begrotingslijnen voor vertaling en publicaties;

21.

herhaalt zijn verzoek aan de Ombudsman om, overeenkomstig de bestaande regels inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming, in zijn jaarlijks activiteitenverslag de resultaten en gevolgen van gesloten OLAF-zaken op te nemen indien de Ombudsman of personen die voor de instelling werken, aan een onderzoek zijn onderworpen;

22.

neemt kennis van de berekeningen van de Ombudsman met betrekking tot een mogelijke besparing van 195 000 EUR als hij slechts één zetel zou hebben; houdt rekening met het feit dat de zetel van de Ombudsman gebonden is aan de zetel van het Parlement en acht het derhalve noodzakelijk de Ombudsman te betrekken bij elk debat over de centralisatie van de zetel van het Parlement; onderstreept dat actief voor deze centralisatie moet worden geijverd.