31.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/33


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone

(COM(2016) 726 final)

en over de

mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Naar een positieve begrotingskoers voor de eurozone

(COM(2016) 727 final)

(2017/C 173/06)

Rapporteur:

Javier DOZ ORRIT

Corapporteur:

Petr ZAHRADNÍK

Raadpleging

Europese Commissie, 27.1.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 VWEU

 

 

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

2.2.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22.2.2017

Zitting nr.

523

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

218/4/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) waardeert het dat de Europese Commissie zich inzet voor een economisch beleid dat erop gericht is om sterke, duurzame, evenwichtige en inclusieve groei in de eurozone te ondersteunen door gebruik te maken van een evenwichtige mix van monetaire, budgettaire en structurele instrumenten, met inbegrip van een positieve begrotingskoers.

1.2.

Het EESC is er dan ook mee ingenomen dat de Europese Commissie voor de eurozone een positieve begrotingskoers aanbeveelt die ook rekening houdt met het langetermijnstreven naar houdbare overheidsfinanciën.

1.3.

Het EESC zou de Europese Commissie willen aanmoedigen om ten volle gebruik te maken van haar rol als hoeder van de verdragen, waarin de EU zich er o.m. toe verbindt om enerzijds het welzijn, de sociale vooruitgang en de sociale rechtvaardigheid en anderzijds de economische welvaart en het concurrentievermogen te bevorderen. Ook raadt het EESC de Commissie aan optimaal gebruik te maken van haar onlangs toegenomen bevoegdheden om begrotingsregels flexibel toe te passen, zodat het mogelijk wordt om de overheidsinvesteringen, die onder bepaalde voorwaarden niet hoeven worden meegeteld bij de berekening van de tekortdoelstellingen van het stabiliteits- en groeipact (SGP), aanzienlijk op te voeren.

1.4.

Het EESC vindt het een goede zaak dat de nadruk ligt op het uitbreiden van de investeringen en het verder ontwikkelen van het bestaande Investeringsplan. Hiervoor moeten toereikende financiële middelen worden uitgetrokken, zodat de kredietverlening van de EIB aanzienlijk wordt verhoogd vergeleken met de voorbije jaren. Governancestructuren moeten ervoor zorgen dat de middelen doeltreffend gericht worden op de landen waarin de investeringen het sterkst zijn teruggevallen. Deze maatregelen moeten gepaard gaan met adequate structurele hervormingen die de groei, werkgelegenheid en sociale samenhang bevorderen.

1.5.

Terecht dringt de Europese Commissie erop aan dat de tekorten op de lopende rekening in de eurozone symmetrisch worden aangepast. Deze oproep zou moeten worden onderschreven door zowel lidstaten met tekorten als lidstaten met overschotten. Met inachtneming van de gemeenschappelijke algemene koers zouden de lidstaten zelf moeten bepalen hoe deze aanpassingen worden doorgevoerd.

1.6.

De nadruk zou gelegd moeten worden op structurele hervormingen die de vraag en de groei ook op korte termijn kunnen stimuleren. Hervormingen die tot meer werk- en inkomensonzekerheid leiden en daardoor de groei waarschijnlijk zullen ondermijnen, zouden moeten worden voorkomen. Met de vastgestelde structurele hervormingen zou het mogelijk moeten worden om het bedrijfsklimaat tastbaar te verbeteren, obstakels voor investeringen uit de weg te ruimen en een bijdrage te leveren aan de voltooiing van de Europese interne markt in al zijn facetten.

1.7.

Productiviteitsgroei zou een prioritaire doelstelling van structurele hervormingen moeten zijn. Belangrijk hierbij is dat productiviteitswinsten eerlijk worden verdeeld, teneinde een grotere vraag en verbeteringen aan de aanbodzijde te bewerkstelligen.

1.8.

Het herstellen en verhogen van de productiviteits- en bbp-groei zou moeten worden gezien als het belangrijkste middel om de economieën van de landen met de grootste schuldenlast weer gezond te maken.

1.9.

Voorrang zou moeten worden gegeven aan hervormingen die het creëren van hoogwaardige (d.w.z. stabiele en fatsoenlijk betaalde) banen ten goede komen.

1.10.

Het EESC beklemtoont dat het versterken en bevorderen van de dialoog met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld op zowel nationaal als eurozoneniveau van cruciaal belang is voor de vaststelling en succesvolle tenuitvoerlegging van beleid dat noodzakelijk is voor het herstel en de economische duurzaamheid op lange termijn.

1.11.

Ook doeltreffende maatregelen om witwassen, fiscale delicten, het gebruik van belastingparadijzen en oneerlijke belastingconcurrentie tussen lidstaten te bestrijden, zullen van pas komen om de doelstellingen van het SGP te verwezenlijken.

1.12.

Het EESC is voorstander van een Europees depositoverzekeringsstelsel en zou graag zien dat er vaart wordt gezet achter het instellen van een gemeenschappelijk achtervangmechanisme voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds van de bankenunie. Ook zijn er cruciale stappen nodig om het probleem van de oninbare leningen op te lossen. Tegelijkertijd is het zaak om de consumentenrechten te beschermen en de desbetreffende beginselen van de Europese pijler van sociale rechten in acht te nemen.

1.13.

Het EESC steunt initiatieven ter voltooiing van de Economische en Monetaire Unie, zoals een sterke Europese pijler van sociale rechten, meer begrotingsflexibiliteit en een begrotingscapaciteit voor de eurozone, met name door het stimuleren van de totstandbrenging van een schatkist voor de eurozone die op termijn gemeenschappelijke obligaties zou moeten uitgeven, onder scherp democratisch en politiek toezicht.

1.14.

Het EESC pleit ervoor het Europees semester verder te verbeteren. Hierin zou de Europese Commissie een sterkere coördinerende rol moeten krijgen en zouden de lidstaten zich duidelijk moeten verbinden tot het uitvoeren van het beleid dat ze in de Raad hebben afgesproken, zodat onzekerheid wordt tegengegaan en er een gunstig investeringsklimaat wordt geschapen.

2.   Achtergrond

2.1.

Na het verslag van de vijf voorzitters is er een verbintenis in het Europees semester om de integratie tussen de eurozone en de nationale niveaus te versterken. Evenals in 2016 gaat de jaarlijkse groeianalyse 2017 vergezeld van een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone. Het doel is om gelegenheid te bieden voor vroegtijdige en gerichte discussies over de eurozone als geheel, voordat er over landenspecifieke aangelegenheden wordt gesproken, zodat de gemeenschappelijke uitdagingen volledig worden weerspiegeld in de landenspecifieke maatregelen.

2.2.

Voor het Europees semester 2017 heeft de Commissie de volgende vijf aanbevelingen voor het economisch beleid van de eurozone geformuleerd:

beleid voeren dat groei en convergentie ondersteunt, en belemmeringen voor investeringen en het scheppen van werkgelegenheid opheffen. Landen met tekorten op de lopende rekening of landen met een hoge buitenlandse schuld moeten streven naar grotere productiviteit, terwijl landen met een overschot op de lopende rekening de binnenlandse vraag en investeringen moeten stimuleren;

zorgen voor een algemeen positieve begrotingskoers die hervormingen ondersteunt en het herstel versterkt. Gedifferentieerde nationale inspanningen combineren om de houdbaarheid van de begroting op lange termijn en macro-economische stabilisatie veilig te stellen. De samenstelling van de overheidsfinanciën verbeteren;

hervormingen uitvoeren die de werkgelegenheid, sociale rechtvaardigheid en convergentie bevorderen, en belastingen op arbeid verlagen, met name voor laagbetaalde banen;

overeenstemming bereiken over een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) en een begin maken met het gemeenschappelijk vangnet voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds. De risico’s voor de levensvatbaarheid van de banksector aanpakken en een ordelijke afbouw van hoge particuliere schulden bevorderen;

de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie versnellen, ook door de resterende acties van fase 1 van het verslag van de vijf voorzitters te implementeren.

2.3.

Een nieuw onderdeel van het Europees semester 2017 is de mededeling „Naar een positieve begrotingskoers voor de eurozone”. In dit document benadrukt de Commissie dat er een positieve begrotingskoers nodig is en ziet ze ook mogelijkheden om hiervan werk te maken. Om deze begrotingskoers te realiseren moet de eurozone een meer collectieve aanpak hanteren die wel rekening houdt met de verschillende omstandigheden in de landen. De Commissie raadt een expansieve begrotingskoers aan van 0,5 % van het bbp in 2017 voor de eurozone in haar geheel, met een bandbreedte van tussen de 0,3 en 0,8 % om differentiatie mogelijk te maken tussen landen met verschillende risico’s waar het gaat om macro-economische stabiliteit en budgettaire houdbaarheid.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het pleidooi van de Europese Commissie voor een algemeen positieve begrotingskoers in de eurozone kan op bijval van het EESC rekenen. Wel is het EESC bezorgd dat deze voorgestelde begrotingskoers waarschijnlijk niet kan worden gerealiseerd als de budgettaire expansie beperkt blijft tot twee of drie lidstaten die volgens de begrotingsregels van de EU momenteel budgettaire ruimte hebben. Versterking van de economische groei in de eurozone en de EU is van essentieel belang nu er een politieke crisis heerst en we te maken hebben met onzekerheid die in de hand wordt gewerkt door de brexit en het beleid van de nieuwe Amerikaanse regering, met name het protectionistische handelsbeleid. Budgettaire expansie en verhoging van de publieke en particuliere investeringen zullen de binnenlandse vraag ten goede komen, en deze is cruciaal om een stevige groei te bewerkstelligen. Eveneens bevorderlijk hiervoor zijn structurele hervormingen om de productiviteit op te voeren, het ondernemingsklimaat te verbeteren en belemmeringen voor investeringen uit de weg te ruimen.

3.2.

Deze verschuiving in de wijze waarop de Europese Commissie de economische situatie in de eurozone beoordeelt, is in overeenstemming met het vorige EESC-advies over het economisch beleid voor de eurozone (1), waarin het EESC ervoor pleitte om begrotingsbeleid actief te gebruiken ter ondersteuning van het herstel van de eurozone in haar geheel. De door de Europese Commissie voorgestelde positieve begrotingskoers is bescheiden, maar zou toch (mits gecombineerd met een doeltreffend gebruik van het Investeringsplan en het EFSI) kunnen helpen om het hoofd te bieden aan dieperliggende problemen zoals de trage groei, gedeeltelijke stagnatie en aanhoudende verschillen in de niveaus van economisch presteren tussen de eurolanden.

3.3.

Een positieve begrotingskoers voor de eurozone in haar geheel dient volgens het EESC te worden gezien als een middel voor de korte of middellange termijn dat moet stroken met op lange termijn houdbare overheidsfinanciën. In de huidige omstandigheden zou er met de doelstellingen inzake het bbp-tekort en de overheidsschuld flexibel moeten worden omgegaan, rekening houdend met de doelstellingen van de EU in het algemeen en van de EMU en het stabiliteits- en groeipact (SGP), zoals genoemd in de artikelen 119 en 120 van het VWEU.

3.4.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie om haar rol als hoeder van de EU-verdragen waar te maken, vooral wat betreft artikel 3 VEU, waarin de EU zegt te streven naar het bevorderen van welzijn, samenhang en sociale rechtvaardigheid. Het onderschrijft dat de specifieke kwantitatieve limieten die het gevolg zijn van het SGP en de strikte uitvoering daarvan, gegeven de huidige omstandigheden (stagnatie en historisch lage rente) niet gepast en evenmin noodzakelijk zijn, een conclusie die o.m. door de OESO wordt gedeeld. Meer welzijn, cohesie en sociale rechtvaardigheid is volkomen compatibel met economische en productiviteitsgroei.

3.5.

Het EESC stelt voor om bij de uitvoering van het SGP de „gouden regel” te hanteren die inhoudt dat overheidsinvesteringen die het groeipotentieel en het economische concurrentievermogen ten goede komen, niet worden meegeteld bij de berekening van de tekortdoelstellingen van het SGP. Het EESC onderstreept wat het eerder in zijn adviezen over het investeringsplan voor Europa, het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en de verlenging van de looptijd ervan (2) heeft opgemerkt: er zijn meer overheidsinvesteringen nodig voor het stimuleren van de groei op korte en lange termijn, die op zijn beurt een noodzakelijke voorwaarde is voor het versterken van de overheidsbegroting.

3.6.

Slaagt men er niet in om het economisch beleid te sturen in de richting van het bevorderen van de algemene doelstellingen van de EU en de EMU, ook in het op stapel staande Witboek over de toekomst van Europa, dan zou het volgens het EESC wel eens heel moeilijk kunnen worden om de opkomst van anti-EU- en anti-EMU-gevoelens te stuiten. Dit zou bijzonder problematisch kunnen worden gezien de uitdagingen waarmee de EU momenteel wordt geconfronteerd als gevolg van o.m. geopolitieke ontwikkelingen in haar omgeving, de toestroom van vluchtelingen en migranten en de klimaatverandering. Alleen een verenigd en economisch sterk Europa dat breed gedragen wordt door zijn bevolking, is in staat om van deze uitdagingen kansen te maken. Samen met maatschappelijke organisaties die het Europese project een warm hart toedragen zouden de Europese instellingen er via passende manieren voor moeten zorgen dat de Europese burgers kunnen profiteren van al het positieve dat de EU voor hen op politiek en economisch gebied kan betekenen.

3.7.

Het Investeringsplan voor Europa zou kunnen helpen om de groei te herstellen en de verschillen te verkleinen. De financiering is tot dusverre van een zodanig niveau dat het slechts mogelijk is om de eerdere EIB-kredietverlening op peil te houden, waarbij er een sterke tendens bestaat om te investeren in de landen met de minste problemen. Hieraan moet dringend iets worden gedaan door in het stabiliteits- en groeipact voldoende flexibiliteit voor de noodzakelijke overheidsinvesteringen in te bouwen en het daarmee mogelijk te maken dat er in de gehele eurozone aanmerkelijk meer geïnvesteerd wordt in zaken als de energietransitie, onderwijs en vaardigheden, infrastructuur en vanuit het EFSI gefinancierde projecten, terwijl tegelijkertijd investeringen in innovatieve projecten van de particuliere sector moeten worden aangemoedigd.

3.8.

Fiscaal beleid, met progressieve belastingheffing, is een essentieel middel om voor meer sociale rechtvaardigheid te zorgen. Een optimaal, passend en groeibevorderend belastingstelsel is in dit verband uitermate belangrijk. Belastingverlaging voor de laagste inkomens kan de macro-economische stabiliteit vooruithelpen en tegelijkertijd stimuleren dat mensen betaald werk gaan verrichten. Worden belastingen verlaagd, dan moeten er wel alternatieve fiscale inkomstenbronnen worden gevonden, zodat begrotingstekorten worden voorkomen.

3.9.

Terecht dringt de Europese Commissie er bij lidstaten met tekorten op de lopende rekening en een hoge buitenlandse schuld op aan om zich te focussen op het verbeteren van hun productiviteitsgroei. In deze context merkt het EESC op dat een eerlijke herverdeling van inkomsten en welvaart uit productiviteitswinsten de gelijkheid ten goede moet komen en een positief effect moet hebben op de binnenlandse en geaggregeerde vraag in de eurozone. Het is belangrijk om de binnenlandse vraag te stimuleren als noodzakelijke voorwaarde om de groei te steunen en de crisis te boven te komen.

3.10.

Het EESC vindt dat bij structurele hervormingen voorrang moet worden gegeven aan hervormingen die de productiviteitsgroei verhogen en die tevens de werkzekerheid en de socialebeschermingsstelsels versterken binnen het kader van een passend ondernemingsklimaat. In de wereld van nu kan geen enkel euroland concurreren op basis van lage lonen en onzekere arbeidsovereenkomsten. De nadruk zou moeten liggen op hervormingen waarbij onderling afgesproken flexibiliteit wordt gecombineerd met zekerheid, zodat vaardigheden en innovatie worden opgevoerd en er hiertoe ook prikkels worden gegeven. Arbeidsmarkthervormingen zouden moeten leiden tot meer werkzekerheid, wat zou helpen om zowel de aanbod- als de vraagzijde van de economie van de eurozone te verbeteren, zelfs op korte termijn.

3.11.

Het EESC benadrukt nog eens (3) dat de huidige malaise in de eurozone niet het gevolg is van onvoldoende hervormingsijver van de lidstaten, maar van een zwakke vraag, die op zijn beurt het resultaat is van begrotingsbeleidsmaatregelen en asymmetrische aanpassingen van de lopende rekeningen (meestal via de loonkosten) die in de voorbije jaren tijdens de grootste crisis van na de oorlog zijn doorgevoerd. Het EESC onderstreept opnieuw dat structurele hervormingen die gericht zijn op de aanbodzijde van de economie niet erg zullen helpen om de investeringen en de groei te stimuleren, tenzij er een expansieve begrotingskoers voor de eurozone vastgesteld en gevaren wordt totdat het herstel zich echt heeft doorgezet.

3.12.

Het EESC betreurt het dat de sociale en de burgerdialoog in de lidstaten tijdens de crisis veronachtzaamd of helemaal op een zijspoor beland is, vooral in de lidstaten die financieel ondersteund moesten worden en waar grootschalige sociale en arbeidsmarkthervormingen hebben plaatsgevonden. Aanbevolen zou moeten worden om in het model van het Europees semester een aantal hoofdindicatoren op te nemen die de Europese pijler van sociale rechten weerspiegelen, uitgaande van een evenwicht tussen de sociale partners. Het EESC merkt op dat er in de EU en in veel lidstaten momenteel geen procedures bestaan die de sociale dialoog garanderen. Hierdoor kunnen de sociale partners niet effectief aan het proces van het Europees semester deelnemen.

3.13.

Verder is het EESC m.b.t. het Europees semester van mening dat het economisch beleid beter moet worden gecoördineerd en dat de Europese Commissie daarbij een grotere rol zou moeten spelen. Om het proces geloofwaardiger te maken zouden de lidstaten zich daadwerkelijk moeten houden aan de afspraken die ze tijdens Raadsvergaderingen hebben gemaakt.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Het EESC steunt de initiatieven van de Europese Commissie om de bankenunie te voltooien, met name door een gemeenschappelijk depositoverzekeringsstelsel en een gemeenschappelijk achtervangmechanisme voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds in te stellen. Deze stappen zijn essentieel om de druk op de nationale overheidsbegrotingen te verlichten die samenhangt met de noodzaak om een stabiel bankenstelsel — een zaak van algemeen belang — te garanderen. Dergelijke stappen zijn des te belangrijker nu het verder werken aan een politieke unie voorlopig niet op de agenda staat.

4.2.

Ook merkt het EESC op dat de kwestie van de oninbare leningen van banken absoluut moet worden aangepakt als aanvulling op beleid om de groei weer op gang te brengen. Aan dit probleem moet snel iets worden gedaan, waarbij tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met de bescherming van de consument.

4.3.

Door belastingfraude en -ontduiking dalen de overheidsinkomsten aanzienlijk, wat zeer nadelig uitpakt voor de verwezenlijking van de SGP-doelstellingen en het vermogen om de overheidsinvesteringen te verhogen. Met name belastingparadijzen zijn van essentieel belang voor grootschalige belastingontduikingspraktijken en daarmee samenhangende delicten (bijv. witwassen). Het zou een prioriteit moeten zijn om een eind te maken aan het gebruik van belastingparadijzen. Het EESC spoort alle instellingen van de EU en de eurozone aan om hiertoe onverwijld richtlijnen vast te stellen en uit te voeren.

4.4.

Door oneerlijke belastingconcurrentie tussen de lidstaten wordt het in een aantal lidstaten moeilijker om belastingen te innen en daarmee ook om de doelstellingen van het SGP te halen. Naar het oordeel van het EESC zouden de EU-autoriteiten redelijke en evenwichtige maatregelen moeten treffen tegen oneerlijke belastingconcurrentiepraktijken, overeenkomstig de aanbevelingen van de OESO en het IMF.

4.5.

Het EESC erkent dat er nu en in de nabije toekomst enorme inspanningen nodig zijn om de euro verder te versterken en te ontwikkelen teneinde voor duurzame welvaart en stabiliteit voor de eurozone te zorgen. Het is van mening dat er tegelijkertijd moet worden gestreefd naar het volgende:

totstandkoming van één externe vertegenwoordiging van de eurozone op internationale fora (Internationaal Monetair Fonds, OESO enz.) (4);

ontwikkeling van begrotingsflexibiliteit en van een begrotingscapaciteit voor de eurozone, incl. de mogelijkheid om euro-obligaties uit te geven door middel van potentiële institutionele stappen zoals de oprichting van een gemeenschappelijke schatkist voor de eurozone (5);

versterking van de Europese pijler van sociale rechten door een behoorlijke sociale dialoog te voeren en de sociale partners bij alle wetgevingsinitiatieven te betrekken (6);

totstandbrenging van een specifiek proces voor het voeren van een macro-economische dialoog voor de eurozone, zoals voorgesteld in eerdere EESC-adviezen (7);

versterking van het democratisch toezicht op EU-beleid (8).

Brussel, 22 februari 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  PB C 177 van 18.5.2016, blz. 41.

(2)  PB C 268 van 14.8.2015, blz. 27 en PB C 75 van 10.3.2017, blz. 57.

(3)  PB C 177 van 18.5.2016, blz. 41.

(4)  PB C 177 van 18.5.2016, blz. 16.

(5)  PB C 451 van 16.12.2014, blz. 10, PB C 268 van 14.8.2015, blz. 33 en PB C 332 van 8.10.2015, blz. 8.

(6)  PB C 451 van 16.12.2014, blz. 10, en het advies van het EESC over een Europese pijler van sociale rechten (PB C 125 van 21.4.2017, blz. 10).

(7)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 33 en PB C 177 van 18.5.2016, blz. 35.

(8)  PB C 332 van 8.10.2015, blz. 8.