2.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 34/121


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en tot wijziging van Richtlijn 2009/101/EG

(COM(2016) 450 final — 2016/0208 (COD))

(2017/C 034/19)

Rapporteur:

Javier DOZ ORRIT

Raadpleging

Raad, 19.8.2016

Europees Parlement, 12.9.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 50 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

(COM(2016) 450 final — 2016/0208 (COD))

 

 

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

5.10.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

19.10.2016

Zitting nr.

520

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

182/0/1

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is van mening dat de bestrijding van terrorisme en de financiering daarvan, alsook de bestrijding van het witwassen van geld en andere vormen van daarmee samenhangende economische criminaliteit een constante beleidsprioriteit van de Unie moeten zijn.

1.2.

Het onderschrijft de grote lijnen van de maatregelen die zijn opgenomen in het voorstel tot wijziging van de richtlijn inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (1) en de urgentie van de omzetting daarvan.

1.3.

Gegeven het wereldwijde karakter van deze fenomenen bepleit het Comité dat de EU en de lidstaten in de toekomst een nog meer vooraanstaande rol opnemen en een voortrekkersrol spelen in de internationale instanties en fora die actief zijn op het vlak van de strijd tegen het witwassen van geld en de daarmee samenhangende zware criminaliteit. Internationaal en mondiaal gecoördineerde acties en maatregelen zijn noodzakelijk om daadkrachtiger te kunnen optreden en tot meer resultaten te komen, en Europa kan daarin een toonaangevende rol spelen.

1.4.

Het Comité is zich ervan bewust dat de aanpassing aan de richtlijn voor de bedrijven en meldingsplichtige entiteiten alsook voor de toezichtautoriteiten een hele inspanning betekent. Het is echter noodzakelijk dat alle partijen de nodige inspanningen doen, zodat de gezamenlijk onderschreven doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt; zo moet er onder meer voor worden gezorgd dat het financiële stelsel en meldingsplichtige entiteiten niet kunnen worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten. Het Comité stelt voor een effectbeoordeling van de toepassing van deze maatregelen op te stellen.

1.5.

Het is bezorgd over een reeks factoren die de praktische doeltreffendheid van de vierde en vijfde antiwitwasrichtlijn ernstig kunnen beperken. In de eerste plaats ontbreken op de lijst van derde landen met een hoog risico, die op 14 juli 2016 werd gepubliceerd, veel landen en rechtsgebieden ten aanzien waarvan er gegronde aanwijzingen bestaan dat zij fungeren als belastingparadijzen waar geld wordt witgewassen, en niet één van de 21 landen die genoemd worden in de zogenaamde Panama Papers, komt erop voor. Aangezien de verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen in de vijfde antiwitwasrichtlijn alleen van toepassing zijn op derde landen met een hoog risico, stelt het EESC voor om hetzij een nieuwe lijst van derde landen met een hoog risico op te stellen, hetzij het toepassingsgebied van de maatregelen voorzien in artikel 18 bis van de vijfde antiwitwasrichtlijn uit te breiden. De instelling van openbare nationale registers van de uiteindelijke begunstigden van bankrekeningen, de eigenaars van bedrijven en alle bij trusts en transacties betrokken partijen, waartoe de meldingsplichtige entiteiten toegang moeten krijgen, is voor het Comité van prioritair belang.

1.6.

Het EESC dringt er bij de Europese instellingen op aan hun beleid met betrekking tot de uitbanning van belastingparadijzen verder aan te scherpen. Het Comité acht het noodzakelijk om alle in de vijfde antiwitwasrichtlijn vastgestelde verplichtingen, met name de verplichtingen betreffende de identificatie van de uiteindelijke begunstigden van bankrekeningen, bedrijven, trusts en transacties, uit te breiden naar alle geografische gebieden en rechtsgebieden die onder de rechtsmacht van de lidstaten vallen.

1.7.

Het is noodzakelijk de bestrijding van witwaspraktijken te verbeteren met maatregelen tegen belastingfraude en belastingontwijking, corruptie en aanverwante strafbare feiten — wapenhandel, drugshandel, mensenhandel enz. — alsook tegen organisaties die zich bezighouden met economische criminaliteit. Er moeten nieuwe initiatieven worden ontwikkeld om al deze activiteiten en hun verband met witwassen tegen te gaan. Verder is het noodzakelijk maatregelen vast te stellen tegen oneerlijke belastingconcurrentie.

1.8.

De bestrijding van terrorisme en witwassen vergt een nauwere samenwerking tussen de diverse inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de lidstaten onderling, alsook tussen deze diensten en Europol.

1.9.

Het EESC is van oordeel dat in vrijhandelsverdragen en economische partnerschapsovereenkomsten een hoofdstuk moet worden opgenomen betreffende maatregelen tegen belastingfraude en -ontwijking, witwassen en financiering van terrorisme. Het verzoekt de Commissie deze maatregelen namens de Unie voor te stellen tijdens de lopende verdragsonderhandelingen, met name die betreffende het TTIP, maar ook ten aanzien van andere verdragen op het moment dat deze worden herzien.

1.10.

De rol van de financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s) van de lidstaten en hun coördinatie op Europees niveau is hierbij essentieel. Het EESC acht het raadzaam een Europees instrument voor toezicht, coördinatie en anticipatie op technologische veranderingen te creëren.

1.11.

Gezien het grote belang van de strijd tegen het witwassen en om tot een gelijke en efficiënte toepassing van de regels op dit vlak in alle lidstaten te komen is het van groot belang dat de teksten en concepten in de voorgestelde maatregelen zo duidelijk mogelijk zijn. Dat komt tegelijk de noodzakelijke rechtszekerheid ten goede voor allen die deze teksten moeten toepassen.

1.12.

Het zou ook wenselijk zijn de juridische behandeling — delictsomschrijvingen, straffen — van alle delicten die betrekking hebben op het witwassen van geld, belastingfraude, corruptie, financiering van terrorisme en aanverwante strafbare feiten op Europees niveau te harmoniseren. Dit omvat mede de harmonisatie van de sancties die gesteld zijn op niet-naleving van de voorschriften van de verschillende antiwitwasrichtlijnen.

1.13.

Het EESC stelt voor controlemaatregelen in te voeren betreffende de dochterondernemingen van meldingsplichtige entiteiten in derde landen met een hoog risico en het toezicht niet te beperken tot de cliënten.

1.14.

Het stelt de Commissie ook voor onderzoek te doen naar aanvullende maatregelen voor de bescherming van de rechten van burgers tegen onrechtmatig gebruik of misbruik van de informatie die geregistreerd wordt door de bevoegde autoriteiten en meldingsplichtige entiteiten.

1.15.

Het Comité is ingenomen met de snelle behandeling van deze voorstellen en hoopt dat zij snel en op korte termijn in werking kunnen treden zonder daarbij af te doen aan de kwaliteit van de resultaten. Een realistische kalender voor de omzetting van de teksten en toepassing in de lidstaten en duidelijke richtsnoeren zijn daarbij op hun plaats.

2.   Achtergrond en voorstel van de Commissie

2.1.

De brute terroristische aanslagen in Frankrijk, België en andere Europese landen en de onthulling van documenten betreffende het witwassen van geld afkomstig van criminele activiteiten in belastingparadijzen, meest recentelijk door het ICIJ (2) in de vorm van de Panama Papers, hebben de Europese Commissie ertoe gebracht nieuwe maatregelen voor te stellen tegen het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Op 5 juli 2016 keurde de Commissie, naast het voorstel voor de vijfde antiwitwasrichtlijn, een voorstel goed om de belastingautoriteiten makkelijker toegang te bieden tot informatie over het witwassen van geld (3), alsook een mededeling over verdere maatregelen om de transparantie te verhogen en belastingontduiking en -ontwijking te bestrijden (4).

2.2.

In een recente studie van het Europees Parlement (5) wordt opgemerkt dat de Panama Papers de rol van belastingparadijzen aantonen bij het faciliteren van belastingontwijking. Ze tonen eveneens de agressieve aard van bepaalde belastingontwijkingspraktijken waarbij het onderscheid tussen belastingfraude en belastingontwijking wordt gemaskeerd. In dit verband heeft ondoorzichtigheid — het resultaat van geheimhouding, een gebrek aan traceerbaarheid en het achterhouden van belastinginformatie — een belangrijke rol gespeeld bij de niet-naleving van economische sancties en heeft dit geleid tot de verhulling van nuttige en noodzakelijke informatie met betrekking tot georganiseerde criminaliteit, inclusief witwaspraktijken die verband houden met terroristische activiteiten, corruptie en drugshandel.

2.3.

Het ICIJ maakte de Panama Papers openbaar. De database van ICIJ — de Offshore Leaks Database  (6) — bevat verwijzingen naar 45 131 vennootschappen in de EU (7). Van de 21 landen die de firma Mossack Fonseca gebruikte voor het plegen van belastingfraude en -ontwijking en het witwassen van geld, behoren er drie tot de Europese Unie en zijn drie andere afhankelijke rechtsgebieden van een van de EU-lidstaten (8).

2.4.

Het voorstel voor de vijfde antiwitwasrichtlijn bevat een deel van de voorstellen gedaan in het actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering (9), te weten de voorstellen die een wijziging inhouden van de vierde antiwitwasrichtlijn (10) en de richtlijn inzake de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van vennootschappen om de belangen te beschermen van zowel de deelnemers in deze vennootschappen als van derden (11). In het plan wordt voorgesteld de datum voor omzetting van de vierde antiwitwasrichtlijn te vervroegen van 26 juni 2017 naar 1 januari 2017, wat bovendien de uiterste datum moet zijn voor omzetting van de twee voorstellen voor richtlijnen van 5 juli 2016.

2.5.

Aan het complexe politieke en wetgevingskader van de vijfde antiwitwasrichtlijn werden alleen al in 2015 twee nieuwe initiatieven toegevoegd: de Europese veiligheidsagenda (12) en het voorstel voor de richtlijn inzake terrorismebestrijding (13), waarin een nieuwe omschrijving wordt gegeven van de delicten die betrekking hebben op de financiering van terrorisme.

2.6.

Op 14 juli 2016 stelde de Commissie de gedelegeerde verordening inzake de identificatie van derde landen met een hoog risico en een bijlage met een landenlijst vast (14) zoals vastgesteld door de FATF tijdens de bijeenkomst in Busan (Zuid-Korea) op 24 juni 2016.

2.7.

Het voorstel voor een vijfde antiwitwasrichtlijn bevat een aantal nieuwe onderzoeksverplichtingen voor meldingsplichtige entiteiten — financiële instellingen, professionals die op dit terrein actief zijn, aanbieders van trustdiensten en kansspelen, makelaars enz. — met betrekking tot bestaande en nieuwe cliënten. Met name voorziet het voorstel in artikel 18 bis in verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen met betrekking tot cliënten die actief zijn in derde landen met een hoog risico. De lidstaten kunnen verder tegenmaatregelen toepassen op jurisdicties met een hoog risico, waaronder een verbod om daar bijkantoren of vertegenwoordigingen te vestigen of financiële transacties te verrichten.

2.8.

Nieuw is dat aanbieders van diensten voor het wisselen van virtuele valuta en portemonneeaanbieders aan het toepassingsgebied van de richtlijn worden toegevoegd en zullen worden aangemerkt als meldingsplichtige entiteiten met het oog op cliëntenonderzoeksmaatregelen. De anonimiteit bij het online gebruik van prepaidkaarten wordt opgeheven en de drempel voor de identificatieplicht wordt verlaagd van 250 EUR naar 150 EUR bij face-to-facegebruik.

2.9.

In de vijfde richtlijn wordt ook voorgesteld de bevoegdheden van de FIE’s te verruimen en de samenwerking tussen hen te bevorderen; de identificatie van houders van bank- en betaalrekeningen makkelijker te maken door geautomatiseerde centrale registers in de lidstaten op te zetten; de verplichting in te voeren tot identificatie van de uiteindelijk begunstigden bij bedrijven (waarbij de drempel wordt verlaagd van 25 % naar 10 % van het aandelenkapitaal), trusts, stichtingen en gelijksoortige entiteiten; alsook openbare toegang toe te staan tot die informatie onder bepaalde voorwaarden.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

De verschillende vormen van criminaliteit waarbij gebruik wordt gemaakt van witwassen en belastingparadijzen ten koste van de fundamentele rechten van burgers zijn ernstige delicten. Witwaspraktijken worden steeds vaker toegepast, ondanks de inspanningen van de Europese en nationale autoriteiten.

3.2.

De liberalisering van de financiële stromen in de wereld en de snelheid waarmee nieuwe digitale technologieën worden toegepast op financiële transacties vormen een belemmering bij de bestrijding van het gebruik van het financiële stelsel voor criminele doeleinden. Onderzoeken die zijn gedaan naar aanleiding van de laatste jihadistische aanslagen in Europa hebben informatie opgeleverd over vormen van financiering waarmee in de vierde antiwitwasrichtlijn geen rekening werd gehouden. Dit is de reden waarom er nu al een wijzigingsvoorstel wordt gedaan, hoewel deze richtlijn nog niet in werking is getreden. Om dezelfde reden wordt voorgesteld de uiterste datum voor omzetting te vervroegen.

3.3.

Het EESC is het in grote lijnen eens met de voorstellen die in de vijfde richtlijn worden gedaan en gelooft dat deze een nuttige bijdrage kunnen leveren aan de uitbanning van terrorisme en witwassen.

3.4.

Wel moet een voorbehoud worden gemaakt betreffende de gevolgen van de maatregelen voor de grondrechten, met name de bescherming van persoonsgegevens, als gevolg van mogelijk ongepast gebruik door de bevoegde autoriteiten van grote hoeveelheden gevoelige informatie. Het voorstel voor de vijfde antiwitwasrichtlijn bevat in dit verband een aantal voorzorgsmaatregelen. Gelet op bepaalde vormen van overheidsoptreden die aan het licht zijn gebracht door WikiLeaks (2010 en 2012) en de documenten van Snowden (2013) stellen wij de Commissie voor de mogelijkheid te onderzoeken om aanvullende maatregelen vast te stellen voor de bescherming van de rechten van burgers tegen misbruik van de geregistreerde informatie. In het bijzonder zou onderzocht moeten worden of het haalbaar is te komen tot een gemeenschappelijke strafbaarstelling van het onrechtmatige gebruik van persoonlijke informatie en persoonsgegevens. Het EESC is bereid aan de uitvoering van dit onderzoek mee te werken.

3.5.

Onverminderd de huidige voorstellen en de andere initiatieven en acties die het Comité in dit advies voorstaat op Europees vlak, is het van groot belang dat de EU en de lidstaten in de toekomst een nog meer vooraanstaande rol opnemen en een voortrekkersrol spelen in de internationale instanties en fora die actief zijn op het vlak van de strijd tegen het witwassen van geld en de daarmee samenhangende zware criminaliteit, die wereldwijde fenomenen zijn en in de regel grensoverschrijdend. Internationaal en mondiaal gecoördineerde acties en maatregelen zijn noodzakelijk om daadkrachtiger te kunnen optreden en tot meer resultaten te komen, en Europa kan daarin een toonaangevende rol spelen.

3.6.

Veel Europese burgers ondervinden nog steeds de gevolgen van de crisis, de getroffen bezuinigingsmaatregelen en de toename van de armoede en ongelijkheid. Tegelijkertijd krijgen zij te horen dat grote multinationale ondernemingen zich schuldig maken aan belastingontwijking en belastingfraude en dat prominente personen uit de economische, politieke, culturele en sportwereld hun belastingen ontwijken en geld witwassen in belastingparadijzen. Sommige procedures en jurisdicties worden ook gebruikt om terroristische organisaties te financieren die in staat zijn de meest afschuwelijke misdaden te plegen in Europa en andere delen van de wereld. Dit is geen houdbare situatie. Van de Europese en nationale autoriteiten moet worden verlangd dat zij doeltreffend optreden om hier een einde aan te maken.

3.7.

Ondanks wat wij in punt 3.2 hebben gesteld, kan de verwezenlijking van de doelstellingen van de antiwitwasrichtlijnen ernstig worden belemmerd door het gebrek aan daadkracht van de politiek voor de uitbanning van belastingparadijzen, die onmisbare knooppunten vormen voor het witwassen van geld. Ook kan dit worden belemmerd omdat initiatieven tegen witwassen onvoldoende gekoppeld worden aan initiatieven in verband met de bestrijding van de misdrijven die witwassen bevorderen (belastingfraude, deelname aan terroristische of criminele organisaties, de handel in wapens, drugs, mensen, enz.) in een context die wordt gekenmerkt door aanhoudende oneerlijke belastingconcurrentie binnen de Unie.

3.8.

Op de lijst van derde landen met een hoog risico die de Commissie op 14 juli 2016 publiceerde (15), staat geen enkel land dat in de Panama Papers wordt genoemd. Dit is paradoxaal, aangezien de door deze documenten onthulde informatie een van de argumenten vormde voor de Commissie om een vijfde richtlijn voor te stellen. Op de lijst staat slechts één land met een hoog risico dat niet meewerkt: Noord-Korea. Tot Groep II, die bestaat uit landen die hebben toegezegd de tekortkomingen te corrigeren en om technische bijstand hebben gevraagd om het actieplan van de FATF uit te voeren, behoort onder meer Iran. Op de lijst van Groep I, die betrekking heeft op landen die een actieplan hebben opgesteld dat het mogelijk maakt van de lijst te worden verwijderd zodra zij aan de vereisten hebben voldaan, staan negen landen (waarvan vier in staat van oorlog: Afghanistan, Irak, Syrië en Jemen). Een deel van de geldstromen waarmee terrorisme wordt gefinancierd loopt via deze landen. Wat alle onderzoeken en analyses op dit gebied echter laten zien, is dat de witwaspraktijken die voortkomen uit de overige vormen van criminaliteit niet in deze landen plaatsvinden.

3.9.

Het is te betreuren dat een orgaan als de FATF, dat zulk belangrijk werk verricht met het analyseren van internationale financiële criminaliteit en het voorstellen van methoden om deze te bestrijden, geen goede manier heeft gevonden om een lijst met risicolanden op te stellen. Op zich is het logisch dat de Commissie gebruikmaakt van de aanbevelingen (16) en andere voorstellen van de FATF om het witwassen van geld tegen te gaan. Door in dit geval de voorstellen te volgen, verliest de vijfde richtlijn echter mogelijk een deel van haar doeltreffendheid, aangezien de verscherpte maatregelen van artikel 18 bis alleen worden toegepast in derde landen met een hoog risico.

3.10.

Het EESC is van oordeel dat de praktische doeltreffendheid van de vijfde antiwitwasrichtlijn vereist dat hetzij de lijst met derde landen met een hoog risico wordt herzien om ook die landen en gebieden op te nemen waar de voornaamste witwaspraktijken plaatsvinden, hetzij het toepassingsgebied van artikel 18 bis wordt uitgebreid naar alle meldingsplichtige entiteiten en jurisdicties die op grond van de door de FIE’s verzamelde informatie verdacht worden van het witwassen van geld. Het EESC stelt verder voor één enkele lijst samen te stellen met rechtsgebieden die niet meewerken aan de vervolging van economische delicten.

3.11.

Het feit dat een niet te verwaarlozen deel van de witwastransacties plaatsvindt in rechtsgebieden die afhankelijk zijn van Europese lidstaten zou de EU-instellingen ertoe moeten brengen zich politiek ten volle in te zetten om een einde te maken aan belastingparadijzen op hun grondgebied. Meer specifiek zouden de verplichtingen tot identificatie van de uiteindelijke begunstigden van bankrekeningen, van de eigenaars van bedrijven en van alle bij trusts en transacties betrokken partijen, waaraan de meldingsplichtige entiteiten in de EU volgens de voorgestelde vijfde antiwitwasrichtlijn onderworpen zijn, moeten worden uitgebreid naar alle gebieden die onder de rechtsmacht van de lidstaten vallen, inclusief de gebieden waarvoor een speciaal belastingregime geldt. Daarbij moet het voor de betrokkenen die hun plichten willen vervullen, mogelijk zijn zich ook op de gegevens van het officiële nationale register te baseren. Ook de verscherpte maatregelen van artikel 18 bis zouden moeten worden toegepast in de rechtsgebieden die afhankelijk zijn van EU-lidstaten en waar witwaspraktijken plaatsvinden.

3.12.

Belastingfraude en -ontwijking hangen nauw samen met witwassen. Een deel van het witgewassen geld is afkomstig van belastingfraude en belastingontwijking. Het voorkomen en een halt toeroepen van beide soorten delicten moet worden gecoördineerd, zowel op het gebied van wetgeving en politieke acties als wat betreft de werkwijzen van de inlichtingendiensten, politiekorpsen en gerechtelijke instanties. Het EESC waardeert de laatste initiatieven van de Commissie voor de bestrijding van belastingfraude en -ontwijking in de Unie, maar deze schieten nog steeds tekort. Er moeten aanvullende maatregelen worden getroffen die dienen te worden afgestemd op de maatregelen tegen het witwassen van geld.

3.13.

De bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme vergt een nauwe samenwerking tussen de diverse inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de lidstaten onderling, alsook tussen deze diensten en Europol. Vastgesteld moet worden dat de huidige niveaus van samenwerking onvoldoende zijn. Ondanks de publieke uitspraken van de verantwoordelijke personen op nationaal en Europees niveau en de steun van burgers voor deze samenwerking blijkt na iedere terroristische aanslag opnieuw dat de coördinatie ernstig tekort is geschoten. In sommige gevallen blijkt er sprake te zijn van een gebrek aan coördinatie tussen de verschillende diensten van dezelfde lidstaat. Alle mogelijke middelen moeten beschikbaar worden gesteld om een einde te maken aan deze situatie.

3.14.

In de afgelopen jaren heeft de Unie belangrijke vrijhandelsverdragen en economische partnerschapsovereenkomsten afgesloten of hierover onderhandeld. Op dit moment wordt er zelfs onderhandeld over een uitermate belangrijk verdrag als het TTIP. Deze verdragen vormen een uitstekende gelegenheid om bilaterale of biregionale afspraken te maken over de bestrijding van belastingfraude en -ontwijking, het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Het EESC verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze een hoofdstuk van deze strekking kan worden opgenomen in de verdragen waarover momenteel wordt onderhandeld, alsook in reeds afgesloten verdragen wanneer deze worden herzien. Het EESC kan zich op dit punt geheel vinden in de conclusies van het bovengenoemde onderzoek van het Europees Parlement (17).

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

De FIE’s in de lidstaten hebben belangrijke taken te verrichten op het gebied van informatie, toezicht en preventie, inclusief het anticiperen op de snelle veranderingen in de technologieën die kunnen worden gebruikt bij het witwassen van geld en het financieren van terrorisme. De snelheid van de respons op nationaal niveau en de uitwisseling op Europees niveau van onderzoeksresultaten is essentieel. Een voortdurende, vlotte coördinatie van de FIE’s is fundamenteel. Het EESC acht het raadzaam een Europees instrument voor toezicht, coördinatie en anticipatie op technologische veranderingen te creëren.

4.2.

De meldingsplichtige entiteiten, die worden gedefinieerd in de vierde en vijfde antiwitwasrichtlijn, moeten toezicht en controle uitoefenen op verdachte personen en verrichtingen. In deze richtlijn zijn echter geen eisen of verplichtingen voorzien betreffende de activiteiten van meldingsplichtige entiteiten in derde landen met een hoog risico. Er moet een einde worden gemaakt aan de situatie waarin cliënten aan meer controle zijn onderworpen dan de entiteiten zelf.

4.3.

Van de aanbevelingen gedaan in het EESC-advies CCMI/132 over corruptiebestrijding (18), zijn de volgende bijzonder relevant voor het onderhavige advies: a) werk maken van een coherente, alomvattende vijfjarenstrategie tegen corruptie, met bijhorend actieplan; b) oprichting van een Europees Openbaar Ministerie en uitbreiding van de bevoegdheden van Eurojust, en c) van multinationals eisen dat zij belangrijke financiële gegevens bekendmaken in de landen waar zij actief zijn.

4.4.

Volgens het EESC is het noodzakelijk de strafrechtelijke behandeling — delictsomschrijvingen, straffen — van alle delicten die betrekking hebben op het witwassen van geld, belastingfraude, corruptie, de financiering van terrorisme en aanverwante strafbare feiten op Europees niveau te harmoniseren. De Commissie en de Europese Bankautoriteit zouden verder moeten streven naar harmonisatie van de sancties wegens niet-naleving door meldingsplichtige entiteiten van hun verplichtingen.

4.5.

De strijd tegen het witwassen is van groot belang en dient daadkrachtig, doortastend en efficiënt te gebeuren. Daarom is het van groot belang dat de teksten en concepten in de voorgestelde maatregelen zo duidelijk mogelijk zijn. Dat komt tegelijk de noodzakelijke rechtszekerheid ten goede voor allen die deze teksten moeten toepassen en werkt een gelijke toepassing in de hele Unie in de hand.

4.6.

Het Comité is ingenomen met de snelle behandeling van deze voorstellen en hoopt dat zij snel en op korte termijn worden goedgekeurd en in werking kunnen treden. Daarbij mag evenwel niet ingeboet worden op de kwaliteit van de resultaten. Een realistische kalender voor de omzetting van de teksten en toepassing in de lidstaten en duidelijke richtsnoeren zijn daarbij op hun plaats.

Brussel, 19 oktober 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Hierna de vijfde antiwitwasrichtlijn genoemd (COM(2016) 450 final).

(2)  International Consortium of Investigative Journalists (Internationaal Consortium van onderzoeksjournalisten).

(3)  COM(2016) 452 final.

(4)  COM(2016) 451 final.

(5)  Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (EPRS): „The inclusion of financial services in EU free trade and association agreements: Effects on money laundering, tax evasion and avoidance. Ex-Post Impact Assessment”, blz. 18.

(6)  Offshore Leaks Database.

(7)  EPRS, op. cit., blz. 19 en 20.

(8)  EPRS, op. cit., blz. 21.

(9)  COM(2016) 50 final.

(10)  PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.

(11)  PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11.

(12)  COM(2015) 185 final.

(13)  COM(2015) 625 final, blz. 2.

(14)  C(2016) 4180 final.

(15)  Gedelegeerde Verordening C(2016) 4180 en bijlage met de landenlijst: http://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/3/2016/ES/3-2016-4180-NL-F1-1-ANNEX-1.PDF.

(16)  Internationale normen inzake het bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en proliferatie.

(17)  EPRS, op. cit., blz. 59.

(18)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 63.