28.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 487/75


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake een EU-strategie voor vloeibaar aardgas en gasopslag

(COM(2016) 49 final)

(2016/C 487/12)

Rapporteur:

Marian KRZAKLEWSKI

Raadpleging

Europese Commissie, 16.2.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

7.9.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22.9.2016

Zitting nr.

519

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

109/0/8

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité beschouwt de in mededeling COM(2016) 49 final voorgestelde EU-strategie voor vloeibaar aardgas (LNG) en gasopslag als essentieel onderdeel van het plan voor de energie-unie, dat is bedoeld om te zorgen voor voorzieningszekerheid en diversificatie van de energievoorziening.

1.2.

De komende jaren zal het mondiale potentieel voor het vloeibaar maken van gas toenemen, wat waarschijnlijk tot neerwaartse druk op de prijzen zal leiden. Dit biedt daarom de kans om de voorzieningszekerheid en veerkracht van het gassysteem in de EU te vergroten.

1.3.

De Europese gasmarkt moet flexibeler worden gemaakt door het aandeel LNG op die markt te verhogen.

1.4.

Een toename van het aandeel LNG op de EU-gasmarkt, het zorgen voor voldoende gasreserves in opslaginstallaties en een echte diversificatie van de energievoorziening zullen bijdragen aan de energiezekerheid van de lidstaten.

1.5.

De Commissie wijst in haar mededeling terecht op de slechts in schijn toereikende Europese hervergassingscapaciteit, aangezien die niet optimaal over de regio’s is gespreid.

1.6.

Om de gasvoorziening in de EU volledig en op duurzame wijze te diversifiëren, is een gedifferentieerde aanpak ten aanzien van de bouw van nieuwe LNG-terminals nodig.

1.6.1.

Prioriteit moet worden gegeven aan investeringen in evenwichtige aanvoerroutes. Bij weloverwogen EU-steun voor de bouw van nieuwe LNG-terminals en grensoverschrijdende transmissieverbindingen moet rekening worden gehouden met thans geïsoleerde regio’s die afhankelijk zijn van één leverancier.

1.6.2.

Belangrijk voor de groei van de LNG-markt in de EU zijn doeltreffende en tijdige investeringen in PCI’s. Er moeten transparante mechanismen worden uitgewerkt om de investerings- en exploitatiekosten eerlijk tussen de lidstaten en marktdeelnemers te verdelen.

1.6.3.

De EU moet ervoor zorgen dat de ontwikkeling van LNG-terminals van het type „fast track” of Floating Storage & Regasification Unit (FSRU — drijvende opslag- en hervergassingseenheid) een technologisch neutrale keuze is op basis van de meest effectieve investeringen.

1.7.

Het Comité steunt het voornemen van de Commissie om te controleren of intergouvernementele overeenkomsten voor LNG-aankopen uit derde landen in overeenstemming met het EU-recht zijn.

1.8.

Uit de Commissiemededeling blijkt niet hoe de strategie voor de verhoging van het aandeel LNG en meer gasopslag is afgestemd op de thans door de buurlanden van de EU geplande omvangrijke netwerkinvesteringen, zoals Nordstream 2.

1.9.

Het Comité erkent en onderstreept de betekenis van aardgas, waaronder het belang van LNG, voor de overgang van de EU naar een koolstofarm energiesysteem en voor het streven naar vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en van giftige gassen en deeltjes (PM10, PM2,5), die een gevaar vormen voor de gezondheid en de levens van de burgers in de lidstaten.

1.9.1.

In de voorgestelde strategie zou duidelijker moeten worden gewezen op de belangrijke rol van aardgas als overbruggingstechnologie bij de overstap van koolstofenergie op koolstofarme energie. Gas als schonere energiebron is vooral belangrijk voor het drastisch terugdringen van de zgn. low-stackemissies, met name van huishoudens en het vervoer.

1.9.2.

Tijdens de transitie van koolstofenergie naar een koolstofarme economie zou aardgas een groter aandeel in de energiemix van de lidstaten moeten krijgen, met name in de landen waar steenkool in die mix overheerst.

1.10.

De Commissie merkt in de mededeling terecht op dat het gebruik van LNG in het zwaregoederenvervoer en het zeevervoer de schadelijke milieueffecten van deze vervoerswijzen flink kan terugdringen.

1.10.1.

In het aan LNG gewijde deel van de mededeling wordt echter te weinig aandacht geschonken aan de intensieve ontwikkeling van een Europees bevoorradings- en gebruikssysteem voor LNG als brandstof voor vervoer over land en over zee.

1.11.

De opslag van aardgas is van grote betekenis voor de voorzieningszekerheid in Europa en het behoud van een stabiele gasvoorziening. De bestaande opslagcapaciteit in de EU is aanzienlijk (COM(2016) 49 final), maar de spreiding ervan schiet tekort.

1.12.

Om voor evenwicht en energiezekerheid te zorgen, zouden de systeembeheerders als uitgangspunt moeten hanteren dat de hoeveelheid opgeslagen gas minimaal voldoende is om ’s winters aan 100 % van de nationale gasvraag te kunnen voldoen. Het beste zou echter zijn om de gasopslag op regionaal niveau evenwichtig te spreiden.

1.13.

Het Comité steunt en erkent het belang van de plannen van de Commissie om de obstakels voor de handel tussen effectieve regionale gashubs en nationale markten uit de weg te ruimen.

1.14.

Wat betreft de in de mededeling besproken voltooiing van ontbrekende infrastructuur, moet de kans worden aangegrepen die het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) biedt voor de medefinanciering van projecten op het gebied van kritieke energie- en informatie-infrastructuur.

2.   Achtergrond

2.1.

De Raad van de EU heeft in maart 2015 conclusies aangenomen over de energie-unie. In het belangrijkste deel van het desbetreffende document valt te lezen: „De Europese Unie is vastbesloten een energie-unie op te bouwen, met een toekomstgericht klimaatbeleid dat berust op de kaderstrategie van de Commissie met haar vijf even belangrijke, elkaar versterkende dimensies.”. (Die dimensies zijn:

energiezekerheid, solidariteit en vertrouwen;

een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt;

energie-efficiëntie als bijdrage aan de matiging van de vraag naar energie;

het koolstofvrij maken van de economie;

onderzoek, innovatie en concurrentievermogen.)

2.2.

In punt 2, onder a), van het bedoelde document riep de Raad op tot „versnelde uitvoering van de infrastructuurprojecten, met inbegrip van interconnecties, met name naar perifere gebieden, voor elektriciteit en gas om energiezekerheid en een goed functionerende interne energiemarkt te garanderen”.

2.3.

Het Comité bespreekt in onderhavig advies de EU-strategie voor vloeibaar aardgas (LNG) en gasopslag, die in mededeling COM(2016) 49 final is voorgesteld. Deze strategie vormt een belangrijk onderdeel van het plan voor de energie-unie (COM(2015) 80) vanwege de bijdrage ervan aan de zekerheid van de energievoorziening, het concurrentievermogen van de energiemarkten en de binnen en buiten het kader van de energie-unie nagestreefde klimaat- en milieudoelstellingen.

2.4.

Aardgas is als brandstof belangrijk in de energiemix van de EU en goed voor 25 % van het totale energieverbruik. Met het aardgas dat in de lidstaten wordt gewonnen, kan worden beantwoord aan 34 % van de energiebehoefte van industrie, dienstensector en particulieren.

2.5.

De hoeveelheid gewonnen aardgas in de EU neemt relatief snel af. In 2004 bedroeg die hoeveelheid 229,5 miljard m3, maar in 2014 nog maar 132,3 miljard m3. Bovendien is de toereikendheid van de gasreserves met 11,3 jaar niet groot. Dit verklaart waarom de EU de grootste importeur van aardgas ter wereld is. In 2014 bedroeg het aardgasverbruik in de EU 386,9 miljard m3. Dat was de laagste hoeveelheid in 10 jaar en 11,6 % minder dan het jaar ervoor, maar het gemiddelde aardgasverbruik in de EU lag tussen 2004 en 2013 op 477 miljard m3 per jaar.

2.6.

De winbare mondiale aardgasreserves zijn gigantisch (187 biljoen m3) en zullen voor de komende 54 jaar toereikend zijn. Als ook de onconventionele gasreserves worden meegeteld, is er nog genoeg voor 290 jaar.

2.7.

Tot 2020 zal het mondiale potentieel voor het vloeibaar maken van gas aanzienlijk toenemen (+ 50 %) — vooral in de VS en Australië (meer dan 100 miljoen ton per jaar) — wat zeker tot neerwaartse druk op de prijzen zal leiden. Dit is voor de lidstaten een kans om de voorzieningszekerheid en veerkracht van het gassysteem in de EU te vergroten, teneinde beter voorbereid te zijn op eventuele verstoringen van de levering.

2.8.

In de eerste tien jaar van deze eeuw werd gas hoofdzakelijk via pijpleidingen in de EU geïmporteerd en maakte vloeibaar aardgas (LNG) amper 1/5 van de import uit, ondanks het feit dat LNG 600 keer geconcentreerder is, wat het transport en de opslag ervan relatief goedkoop maakt.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het Comité erkent de betekenis van gas voor de overgang van de EU naar een koolstofarm energiesysteem en voor het streven naar emissievermindering. Een voor de lidstaten gewaarborgde evenwichtige en onbelemmerde toegang tot gediversifieerde en politiek stabiele gasproducentenmarkten wordt een heel belangrijke prioriteit voor de korte en middellange termijn en draagt bij aan de verwezenlijking van het EU-klimaat- en energiebeleid en de totstandbrenging van een solide energie-unie. Bij maatregelen ten aanzien van het aandeel gas in de energiemix zou rekening moeten worden gehouden met het in de overeenkomst van Parijs (COP21) vastgelegde langetermijndoel om de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde onder de 1,5 oC te houden.

3.2.

Commissiemededeling COM(2016) 49 final vormt een vervolg op het op 23-24 oktober 2014 door de Raad van de EU bereikte akkoord over het kader voor het EU-klimaat- en energiebeleid, waarin voor 2030 de volgende doelstellingen werden vastgelegd:

40 % minder CO2-uitstoot;

minstens 27 % energie uit hernieuwbare bronnen in de EU-energiemix;

minstens 27 % stijging van de energie-efficiëntie.

3.3.

Doorslaggevend voor het concurrentievermogen van gas als brandstof in de lidstaten en voor de vraag of gas echt met vaste brandstoffen (met name steenkool) zal kunnen concurreren, is de komende tien jaar de interactie tussen vijf factoren:

het energie- en klimaatbeleid, en vooral de maatregelen voor de luchtkwaliteit;

de gasprijzen;

de implementatie van de EU-regeling voor de emissiehandel, en daarmee de prijzen van CO2-emissierechten;

de omvang van de gasexport (LNG) uit de VS en Australië;

de wereldmarktprijzen van ruwe olie en steenkool.

3.4.

Het Comité steunt en erkent het belang van de plannen van de Commissie om de obstakels voor de handel tussen effectieve regionale gashubs en nationale markten uit de weg te ruimen. Daartoe is het noodzakelijk om de interne gasmarkt te voltooien, regelgevende, commerciële en juridische barrières te slechten en de desbetreffende markten toegankelijk te maken.

3.4.1.

De import van vloeibaar schaliegas uit de VS kan een positieve invloed op de Europese gasmarkt hebben. Daarom zou de EU in het kader van TTIP actief moeten onderhandelen om de belemmeringen voor deze import uit de weg te ruimen.

3.5.

Uit de Commissiemededeling blijkt niet hoe de strategie voor de verhoging van het aandeel LNG en meer gasopslag is afgestemd op de geplande investering voor Nordstream 2.

3.6.

In de voorgestelde strategie zou duidelijker moeten worden gewezen op de belangrijke rol van aardgas als overbruggingstechnologie bij de overstap van koolstofenergie op koolstofarme energie. Gas is als brandstof bijzonder geschikt voor de snelle en stabiele opwekking van elektriciteit en warmte en kan daarom fungeren als back-uptechnologie voor hernieuwbare energiebronnen.

3.7.

Tijdens de transitie van koolstofenergie naar een koolstofarme economie zou aardgas een groter aandeel in de energiemix van de lidstaten moeten krijgen, met name in de landen waar steenkool in die mix overheerst. Dat is vooral belangrijk voor de verbetering van de luchtkwaliteit in deze landen en daarmee voor de gezondheid van hun inwoners en die van hun buurlanden, omdat het zal leiden tot aanmerkelijk minder uitstoot van broeikasgassen en giftige stoffen.

3.7.1.

In enkele lidstaten wordt gemiddeld 2/3 van de finale energie opgewekt in inefficiënte kolengestookte warmtecentrales en gebruikt voor de verwarming van woningen. Met investeringen in kleinschalige gasgestookte warmtekrachtcentrales zouden de stabiliteit van het energiesysteem en de luchtkwaliteit er kunnen worden verbeterd. Dergelijke investeringen worden in korte tijd uitgevoerd (2 jaar) en de financiële kosten (Capex) zijn relatief gering (hoewel de operationele kosten er nog bijkomen) en compenseren deels de tamelijk hoge brandstofkosten. Een ander voordeel van kleinschalige gasgestookte warmtekrachtcentrales is de zeer korte tijd die nodig is om ze met het energiedistributienet te synchroniseren, wat ze heel geschikt maakt om de hoge energievraag in piekperiodes op te vangen.

3.8.

Wat betreft de in de mededeling besproken voltooiing van ontbrekende infrastructuur, moet de kans worden aangegrepen die het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) biedt. In dit kader moeten onder meer projecten op de volgende gebieden die verband houden met kritieke energie- en informatie-infrastructuur, worden medegefinancierd:

aanleg van energie-interconnecties tussen landen;

diversificatie van energiebronnen en doorvoerroutes;

uitwerking van Europese en regionale noodplannen voor een energiecrisis;

verbetering van de energie-efficiëntie van de economie.

4.   Specifieke opmerkingen over LNG

4.1.

De Europese gasmarkt moet flexibeler worden gemaakt door het aandeel LNG op die markt te verhogen.

4.2.

Een toename van het aandeel LNG op de EU-gasmarkt, het zorgen voor voldoende gasreserves in opslaginstallaties en een echte diversificatie van aanvoerroutes zullen de energiezekerheid van de lidstaten vergroten.

4.3.

De Commissie wijst in haar mededeling terecht op de slechts in schijn toereikende Europese hervergassingscapaciteit, aangezien die niet optimaal over de regio’s is gespreid. Op het Iberisch schiereiland, in Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland wordt het hervergassingspotentieel beperkt benut, terwijl de lidstaten in de Baltische, de Centraal- en Oost-Europese en de Zuidoost-Europese regio’s in hoge mate afhankelijk zijn van één leverancier.

4.4.

Om de gasvoorziening op de Europese markt volledig en op duurzame wijze te diversifiëren, is een gedifferentieerde aanpak ten aanzien van de bouw van nieuwe LNG-terminals nodig. Prioriteit moet worden gegeven aan investeringen in evenwichtige aanvoerroutes.

4.5.

Bij weloverwogen EU-steun voor de bouw van nieuwe LNG-terminals en grensoverschrijdende transmissieverbindingen moet vooral rekening worden gehouden met thans geïsoleerde regio’s die afhankelijk zijn van één leverancier. Door investeringen op deze manier te stimuleren zou ervoor kunnen worden gezorgd dat een aantal gasleveranciers gelijke toegang tot deze regio’s krijgt op basis van vrije en eerlijke concurrentie. In dit verband dienen met name meer interconnecties te worden gerealiseerd om de handel in gas tussen binnenlandse markten van lidstaten te bevorderen, in het bijzonder in regio’s waar de voorzieningszekerheid momenteel tekort schiet.

4.6.

Heel belangrijk voor de groei van de LNG-markt in de EU zijn doeltreffende en tijdige investeringen in projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s). Er moeten duidelijke mechanismen worden uitgewerkt om de investerings- en exploitatiekosten eerlijk te verdelen tussen lidstaten die over uiteenlopende LNG-infrastructuur en opslagcapaciteit voor gas beschikken.

4.7.

De EU moet ervoor zorgen dat de ontwikkeling van LNG-terminals van het type „fast track” of FSRU een technologisch neutrale keuze is op basis van de meest effectieve investeringen. Dit zou moeten leiden tot de laagst mogelijke tarieven voor hervergassing, snellere vermarkting van producten, een kleiner uitvoeringsrisico en meer marktzekerheid.

4.8.

Het Comité steunt volledig het voornemen van de Commissie om te controleren of intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen voor LNG-aankopen in overeenstemming met het EU-recht zijn.

4.9.

De Commissie merkt in de mededeling terecht op dat het gebruik van LNG in het zwaregoederenvervoer als alternatief voor dieselolie en in het zeevervoer ter vervanging van zware stookolie de schadelijke milieueffecten van deze vervoerswijzen flink kan terugdringen.

4.9.1.

In het aan LNG gewijde deel van de mededeling wordt te weinig aandacht geschonken aan een Europees bevoorradings- en gebruikssysteem voor LNG als brandstof voor vervoer over land en over zee. Het gaat hier vooral om de innovatieve ontwikkeling van zo’n systeem en van een netwerk van tankstations voor het wegvervoer en bunkering voor het zeevervoer. Een en ander wordt onder meer verwezenlijkt in het kader van het „Blue Corridor”-project, waar lidstaten van Frankrijk tot aan de Oostzee aan meedoen.

4.10.

In enkele lidstaten met beperkt toegankelijke gasnetten wordt veel gebruikgemaakt van vaste fossiele brandstoffen om elektriciteit en warmte op te wekken. De benutting van LNG als alternatieve brandstof in lokale systemen — wellicht ter vervanging van conventionele brandstoffen die leiden tot de uitstoot van grote hoeveelheden verontreinigende gassen en deeltjes — kan de luchtkwaliteit snel verbeteren. Daarbij mag LNG niet de plaats van hernieuwbare energiebronnen innemen, overeenkomstig de langetermijndoelstellingen inzake duurzaamheid.

4.11.

Het Comité is het met de uitspraak van de Commissie in de mededeling eens dat energie uit hernieuwbare bronnen en energie-efficiëntie kosteneffectieve oplossingen moeten zijn en bij beslissingen over LNG-infrastructuur alle opties nauwkeurig tegen elkaar moeten worden afgewogen, om technologische lock-in of gestrande activa te voorkomen. Investeringen in energiebronnen mogen niet los worden gezien van de economische ontwikkeling van de lidstaten.

5.   Specifieke opmerkingen over gasopslag

5.1.

De opslag van aardgas is van grote betekenis voor de voorzieningszekerheid in Europa en het behoud van een stabiele gasvoorziening voor de economie van de EU. De bestaande opslagcapaciteit in de EU is aanzienlijk, maar de spreiding ervan schiet schromelijk tekort. Meer dan 83 % van de capaciteit voor gasopslag bevindt zich in West- en Zuidwest-Europa. De belangrijkste obstakels voor de grensoverschrijdende benutting van opslagcapaciteit zijn regelgevende en tarifaire belemmeringen en een ontoereikend netwerk van interconnectoren in een aantal lidstaten.

5.2.

Om voor evenwicht en energiezekerheid te zorgen, zouden de systeembeheerders als uitgangspunt moeten hanteren dat de hoeveelheid opgeslagen gas minimaal voldoende is om ’s winters aan 100 % van de nationale gasvraag te kunnen voldoen. Het zou rationeel gezien economisch echter het beste zijn om de gasopslag op regionaal niveau evenwichtig te spreiden. De optimale situatie kan worden bereikt als interconnectoren worden gerealiseerd in Noordoost-Europa (Finland, Zweden, Baltische staten, Polen), Zuidoost-Europa (Bulgarije, Turkije, Servië, Kroatië) en Zuidwest-Europa (Portugal, Spanje, Frankrijk). Een tweede voorwaarde is het uit de weg ruimen van alle belemmeringen voor grensoverschrijdende transmissie, met name grenstarieven.

5.3.

Het Comité staat positief tegenover het voorstel van de Commissie om voor een gelijk speelveld tussen concurrerende flexibiliteitsinstrumenten te zorgen en EU-wijde netwerkcodes te ontwikkelen waarin wordt gelet op harmonisatie van de tarieven voor de transmissie van gas „van en naar opslag”, mits de tariefstructuren de opslagkosten reflecteren.

5.4.

Essentieel zijn maatregelen om onbelemmerde fysieke toegang tot opslaginstallaties en capaciteit in het transmissiesysteem te garanderen, ook in grensoverschrijdend verband. Het Comité deelt de overtuiging van de Commissie dat het gebruik van de bestaande opslagcapaciteit moet worden geoptimaliseerd door de netwerkcodes te voltooien. In dit opzicht is doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten en hun buurlanden over de optimale benutting van elkaars opslagcapaciteit belangrijk.

Brussel, 22 september 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS