19.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/138


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's

„Herziening van het Europees nabuurschapsbeleid”

(JOIN(2015) 50 final)

(2016/C 303/20)

Rapporteur:

Andrzej ADAMCZYK

Corapporteur:

Gintaras MORKIS

De Europese Commissie heeft op 18 november 2015 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Herziening van het Europees nabuurschapsbeleid

(JOIN(2015) 50 final).

De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 april 2016 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 mei 2016 gehouden 517e zitting (vergadering van 25 mei 2016) onderstaand advies uitgebracht, dat met 162 stemmen vóór en 15 stemmen tegen, bij 21 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de goedkeuring door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de Europese Commissie van de gezamenlijke mededeling over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en constateert dat veel van de voorstellen die het EESC in zijn advies over het gezamenlijk raadplegingsdocument „Naar een nieuw Europees nabuurschapsbeleid” (1) heeft geformuleerd, zijn overgenomen in het herzieningsvoorstel, dat een poging is om het ENB te herdefiniëren teneinde het effectiever te maken.

1.2.

De noodzaak van een herziening van het ENB is het gevolg van het mislukken van de uniforme one size fits all-aanpak enerzijds en de aanhoudende fragmentatie en teloorgang van de relatieve uniformiteit van zowel het zuidelijk als het oostelijk nabuurschap anderzijds.

1.3.

In het nieuwe ENB dient te worden erkend dat de dramatische ontwikkelingen in deze regio's worden veroorzaakt door zowel externe druk als interne instabiliteit, in combinatie met armoede, ongelijkheid, gebrek aan kansen, corruptie, politieke en religieuze radicalisering, evenals gewelddadig extremisme.

1.4.

De bedoeling van deze herziening is het ENB voldoende flexibel te maken om landen die niet in staat of bereid zijn om te voldoen aan alle eisen in verband met economische integratie of aanpassing van hun wetgeving aan het acquis communautaire, binnenboord te houden. Het nieuwe ENB is dus ontworpen in een geest van inclusiviteit.

1.5.

Om de schade als gevolg van de ingrijpende ontwikkelingen in het nabuurschap te beperken, heeft de Commissie in haar mededeling een nieuwe prioriteit, nl. stabilisering, en een nieuwe aanpak, nl. differentiatie, vastgesteld.

1.6.

De nadruk die wordt gelegd op stabilisering verklaart waarom (interne en externe) veiligheid zo'n prominente plaats inneemt in de mededeling. Hoewel de EU slechts beperkte instrumenten tot haar beschikking heeft, moet de huidige reactieve houding worden vervangen door een proactief beleid van dynamische diplomatie dat gericht is op conflictpreventie en het vreedzaam oplossen van vastgelopen conflicten.

1.7.

Het EESC benadrukt het belang van economische ontwikkeling als conditio sine qua non voor een stabiele en veilige situatie in de buurlanden van de EU. De Europese Unie moet economische steun blijven verlenen aan de ENB-partners en op lange termijn de condities scheppen die landen aanmoedigen om economische hervormingen door te voeren, de concurrentiepositie te verstevigen en de regelgeving voor bedrijven te moderniseren.

1.8.

Het is ook erg duidelijk dat economische ontwikkeling een sociale en milieudimensie moet hebben, want alleen een combinatie van deze factoren kan effectief bijdragen tot werkelijke vooruitgang, stabiliteit en sociale rust.

1.9.

Het EESC begrijpt dat de nieuwe werkmethode van differentiatie het gevoel van politiek realisme en de toenemende verschillen tussen uiteenlopende aspiraties van partnerlanden weerspiegelt. Maar ook als niet aan alle economische criteria kan worden voldaan, mag de EU geen compromissen sluiten op het gebied van fundamentele Europese waarden, zoals de sociale dimensie, eerbiediging van de universele mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat. Het is betreurenswaardig dat het beginsel van eerbiediging van de arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in de mededeling niet wordt genoemd als een hoeksteen van gezonde betrekkingen tussen de sociale partners.

1.10.

Er wordt niet genoeg nadruk gelegd op de rol van het georganiseerd maatschappelijk middenveld en de autonome sociale en maatschappelijke dialoog. De doelstellingen van het ENB, waaronder stabilisatie, zullen nooit worden verwezenlijkt zonder substantiële betrokkenheid van onafhankelijke maatschappelijke organisaties. Wij mogen nooit vergeten dat de Europese integratie vooral een vredesproject is en dat het maatschappelijk middenveld alle belang heeft bij het welslagen ervan.

1.11.

In de mededeling wordt niets gezegd over het ontbreken van een sociale en civiele dialoog en evenmin over de schending van het recht van vereniging en vrije organisatie in het ENB-gebied.

1.12.

In de mededeling lijkt een nogal defensieve aanpak te worden voorgesteld, in de zin dat de ambities van het ENB worden beperkt als gevolg van het krimpende potentieel ervan. Het is waar dat de EU wordt geconfronteerd met disruptieve, soms tragische ontwikkelingen in zowel het zuidelijk als het oostelijk nabuurschap. Een gebrek aan visie zal echter niet helpen om uit de impasse te raken. Het EESC stelt voor om een nieuwe, doortastende en dynamische ENB-agenda op te stellen die ook het vooruitzicht van toetreding tot de EU zou moeten omvatten voor bepaalde landen, vooral in het oosten, die dat ambiëren en in staat en bereid zijn om aan de eisen te voldoen.

1.13.

Het EESC is verheugd over de verklaring dat betere communicatie over en promotie van het EU-beleid centraal zal staan in het nieuwe ENB om de achtergrond van het EU-beleid en de positieve impact van concrete EU-acties beter te kunnen uitleggen. Het is echter even belangrijk om aandacht te besteden aan de risico's die gepaard gaan met misleidende informatie, desinformatie en propaganda en die in strijd zijn met de realiteit, de EU-waarden en de doelstellingen van het ENB.

1.14.

Zowel in het zuiden als in het oosten wordt het ENB ondermijnd door externe factoren. Islamitische Staat (IS) probeert o.a. de zuidelijke buurlanden te destabiliseren door oorlog en terreur. De diplomatieke inspanningen en militaire actie van Rusland hebben rechtstreeks effect op het ENB, met name op het Oostelijk Partnerschap. Zijn militaire interventie in het zuiden versterkt bovendien het autoritaire regime in Syrië.

2.   De noodzaak van een nieuw, herzien ENB

2.1.

Het EESC verwelkomt de herziening van het ENB door de Commissie, die ten doel heeft de doelstellingen ervan te herdefiniëren en een nieuwe algemene aanpak vast te stellen na de dramatische ontwikkelingen in het nabuurschap van de EU.

2.2.

De betrekkingen van de EU met haar buurlanden zijn gebaseerd op artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt bepaald dat de Unie bijzondere betrekkingen dient te ontwikkelen met haar buurlanden, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen die stoelt op de waarden van de Unie en wordt gekenmerkt door nauwe en vreedzame, op samenwerking gebaseerde betrekkingen.

2.3.

Oorspronkelijk waren de doelstellingen van het ENB ambitieus en was het algemene doel om een zo nauw mogelijke politieke associatie en een zo groot mogelijke economische integratie met de zuidelijke en oostelijke buurlanden van de EU tot stand te brengen.

2.4.

Een van de gevolgen van economische integratie is een in potentie grotere toegang tot de interne markt van de EU, die hand in hand moet gaan met moeilijke politieke, economische en institutionele hervormingen, evenals toewijding aan democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten.

2.5.

Sinds de invoering van het ENB in 2003-2004 heeft het nabuurschap echter ingrijpende veranderingen ondergaan en is het oorspronkelijke one size fits all-beginsel volstrekt ineffectief gebleken.

2.6.

Sinds 2014 ondervindt het oostelijk nabuurschap de ernstige gevolgen van het agressieve beleid van het huidige presidentiële bestuur in Rusland, met name van de oorlog in Oekraïne en de (deels succesvolle) manoeuvres om de oostelijke buurlanden van de EU te laten toetreden tot de door Rusland gedomineerde Euraziatische Economische Unie.

2.7.

Gezien het feit dat elk land recht heeft op zijn eigen politieke perspectief, dient te worden opgemerkt dat de huidige regering van Rusland haar eigen nabuurschapsbeleid wil ontwikkelen, dat onverenigbaar is met het ENB, en wenst te worden gezien als een mondiale speler en een entiteit die van even groot belang is als de EU.

2.8.

Hoewel de constructieve samenwerking tussen de EU en Rusland potentieel gunstig zou kunnen zijn voor beide zijden, lijkt het onwaarschijnlijk dat het in de nabije toekomst mogelijk is om een belangenconflict in het oostelijk nabuurschap te vermijden, tenzij Rusland zijn agressieve en subversieve houding wijzigt. De recente ontwikkelingen in Syrië tonen aan dat dit wellicht ook van toepassing is op het zuidelijk nabuurschap.

2.9.

In het zuidelijk nabuurschap betekenen de oorlog in Syrië, de conflicten in Libië, de opkomst van IS, controversiële politieke ontwikkelingen in enkele landen in de regio en andere, gewapende, conflicten in het Midden-Oosten dat de met de Arabische Lente geassocieerde sterke hoop op vrede en een overgang naar democratie is afgenomen, althans in de nabije toekomst.

2.10.

Al deze negatieve ontwikkelingen, in combinatie met de groeiende kloven op een groot aantal gebieden tussen verschillende landen in zowel het zuidelijk als het oostelijk nabuurschap, vragen om een nieuwe prioriteitstelling, een nieuwe aanpak, nieuwe werkmethoden en een meer proactieve en effectieve EU-diplomatie. De mededeling is een reactie op deze uitdagingen.

3.   Stabilisatie — een nieuwe prioriteit

3.1.

De Commissie heeft zich achter het standpunt van het EESC geschaard met betrekking tot de noodzaak om stabiliteit, een grotere veiligheid, flexibiliteit en differentiatie en een grotere wederzijdse participatie tot prioriteiten van het ENB te maken. In de herziening wordt stabilisatie aangemerkt als de meest urgente opgave in grote delen van de nabuurschapsregio en daarom wordt aanbevolen om stabilisatie tot de belangrijkste politieke prioriteit van het nieuwe ENB te maken.

3.2.

Het EESC is van mening dat deze aanbeveling gegrond is, aangezien de recente ontwikkelingen aantonen dat de EU slechts gedeeltelijk in staat is gebleken om stabiliteit, welvaart en veiligheid in de buurlanden te bevorderen.

3.3.

Ook is het heel duidelijk dat bedreigingen voor de stabiliteit in de omliggende landen niet alleen grote belemmeringen vormen voor de overgang naar democratie en het hervormingsproces waar de EU op aandringt, maar ook negatieve gevolgen hebben voor de landen waar de door het ENB geïnspireerde overgangsprocessen succesvol verlopen, alsmede voor de EU zelf.

3.4.

Conflictpreventie en -beheersing moeten substantieel worden versterkt, met name omdat veel vastgelopen conflicten een ernstige bedreiging vormen voor de stabiliteit in zowel het zuidelijk als het oostelijk nabuurschap. Om een positieve rol te kunnen spelen bij het vinden van vreedzame oplossingen, zou Europa enerzijds onpartijdig moeten blijven en anderzijds slachtoffers en de meest kwetsbare en bedreigde personen moeten bijstaan.

3.5.

Ook is het vrij duidelijk dat de instabiliteit niet alleen het gevolg is van externe druk; in de gezamenlijke mededeling wordt terecht een verband gelegd tussen enerzijds instabiliteit en anderzijds armoede, ongelijkheid, corruptie en een gebrek aan kansen, die allemaal de vatbaarheid voor radicalisering kunnen vergroten. Het evenwicht tussen de economische en de sociale dimensie is echt ver te zoeken in dit document en het belang van welvaart en sociale bescherming voor stabiliteit wordt onderschat.

4.   Differentiatie

4.1.

Doel van het nieuwe ENB is de verschillende aspiraties, ambities en belangen van partnerlanden in kaart te brengen en de situatie die het gevolg is van uiteenlopende ontwikkelingen in bepaalde buurlanden van de EU, te weerspiegelen.

4.2.

In de gezamenlijke mededeling wordt verklaard dat „de EU […] met de regeringen, het maatschappelijk middenveld en de burgers van partnerlanden [zal] blijven werken aan vraagstukken met betrekking tot mensenrechten en democratie”. Deze verklaring is verre van categorisch en weerspiegelt het nieuwe gevoel van politiek realisme en de bereidheid om het niet zo nauw te nemen met de bevordering van de Europese waarden zoals vervat in het Handvest van de grondrechten van de EU.

4.3.

In de mededeling worden de verdragen en aanbevelingen van de IAO niet genoemd. Eerbiediging van de fundamentele arbeidsnormen van de IAO is een beginsel waaraan niet mag worden getornd, zeker niet door differentiatie.

4.4.

In de mededeling wordt opgemerkt „dat er verschillende soorten betrekkingen zullen ontstaan en dat het gevoel van betrokkenheid van beide partijen daardoor zal toenemen. De EU is bereid om nieuwe prioriteiten voor een partnerschap eventueel gezamenlijk vast te stellen en zo de betrekkingen duidelijker te concentreren op gezamenlijk bepaalde gedeelde belangen”. Dit betekent niet alleen een verandering in het taalgebruik, maar ook dat er afstand wordt genomen van een meer „normatieve aanpak” die vooral bestaat in het overbrengen van Europese waarden in partnerlanden.

4.5.

De verandering van strategie kan deels worden toegeschreven aan een wens om afscheid te nemen van de illusie dat alle mensen de democratische normen van de EU willen omarmen en dat alleen repressieve regimes hen daarvan weerhouden. Niettemin is het EESC van mening dat er geen compromis mag worden gesloten over universele mensenrechten of democratische waarden.

4.6.

Feit is ook dat enkele partnerlanden de opvatting hebben geuit dat het ENB te prescriptief is en onvoldoende rekening houdt met de specifieke kenmerken en aspiraties van de partnerlanden.

4.7.

De op stimulansen gebaseerde „meer voor meer”-aanpak is slechts gedeeltelijk doelmatig geweest. Deze aanpak heeft niet gewerkt in landen waar lokale elites zich verzetten tegen een door de EU verlangde transformatie. Bovendien heeft de toepassing van het „meer voor meer”-beginsel soms de indruk gewekt dat er werd betaald voor het eerbiedigen van EU-waarden. De enige manier om ervoor te zorgen dat EU-waarden worden geëerbiedigd, is door mensen en gemeenschappen te overtuigen van het universele belang ervan, zodat ze zich deze waarden eigen maken. Het is niet effectief om waarden te kopen in ruil voor projecten. In dit verband waardeert het EESC de verklaring dat „de EU [zal] nagaan hoe zij haar partners beter kan overtuigen van de noodzaak van fundamentele hervormingen, onder andere door samenwerking met het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en sociale actoren”.

4.8.

Niettemin mogen we, zelfs rekening houdend met de nieuwe gedifferentieerde aanpak, het „meer voor meer”-beginsel niet laten verworden tot een „meer voor minder”-beginsel ten behoeve van de nieuwe, allesoverheersende doelstelling van stabilisatie in de buurlanden. Het beginsel van voorwaardelijkheid bij de tenuitvoerlegging van het „op maat gemaakte” beleid binnen het ENB moet verder worden ontwikkeld.

4.9.

Het valt te bezien of de nieuwe gedifferentieerde aanpak in de praktijk niet een stapsgewijze ontmanteling van het ENB en een geleidelijke overgang naar een zuiver bilaterale aanpak betekent.

4.10.

Ook moet worden benadrukt dat de nieuwe „gedeelde verantwoordelijkheid”, waaronder minder betutteling en een meer gelijkwaardig partnerschap moet worden verstaan, in combinatie met de differentiatie niet mag leiden tot cherry picking, waarbij partnerlanden alleen die onderdelen van het partnerschap eruit pikken die hun regeringen goed uitkomen.

4.11.

De gedifferentieerde aanpak zal ook gevolgen hebben voor de verslaggeving over de voortgang in de partnerlanden. Er zal een nieuwe vorm van evaluatie worden ontwikkeld, die aansluit bij specifieke, met de partners vastgestelde doelstellingen. Het is jammer dat de huidige transparante voortgangsverslaggeving, waarbij voor alle landen tegelijk en in dezelfde vorm verslag wordt uitgebracht, zal worden vervangen door een reeks verschillende verslagen voor verschillende landen in een nader te bepalen vorm.

5.   Rol van het georganiseerde maatschappelijk middenveld

5.1.

In de mededeling wordt niet genoeg aandacht besteed aan de rol van het georganiseerde maatschappelijk middenveld en van de sociale en maatschappelijke dialoog. Het document bevat alleen een vage verwijzing naar de noodzaak om een grotere betrokkenheid met het maatschappelijk middenveld, waaronder de sociale partners, te realiseren en om te „onderzoeken hoe het maatschappelijk middenveld in de breedste zin, alsmede de sociale partners, bij het proces kunnen worden betrokken”.

5.2.

In bijna alle landen, zowel in het zuidelijk als in het oostelijk nabuurschap, bestaat een duidelijk tekort aan sociale en maatschappelijke dialoog, hoewel er ook landen zijn, zoals Tunesië en Georgië, waar in dit opzicht substantiële vooruitgang is geboekt.

5.3.

In de mededeling wordt niets gezegd over de schending van het recht van vereniging en vrije organisatie van werkgevers, werknemers en ngo's in het ENB-gebied en ontbreekt elke visie op de wijze waarop voor deze organisaties een omgeving kan worden geschapen waarin ze worden gestimuleerd om deel te nemen aan de formulering, programmering, uitvoering, monitoring en evaluatie van overheidsbeleid.

5.4.

In de mededeling wordt de nadruk gelegd op hervorming van het openbaar bestuur en op het nakomen door ENB-partners van hun verbintenissen inzake gelijkheid van mannen en vrouwen, maar wordt niet ingegaan op de rol van het maatschappelijk middenveld in dit opzicht.

5.5.

Het EESC zal zich samen met zijn partnerorganisaties in de ENB-landen blijven inzetten voor het gezamenlijk monitoren van de tenuitvoerlegging van het ENB en het onderzoeken van de effecten van de nieuwe differentiatieaanpak.

6.   Migratie en mobiliteit

6.1.

Hoewel de EU-strategie en de concrete acties van de EU in verband met migratie en mobiliteit niet specifiek zijn voor het ENB, is samenwerking met partnerlanden in dit verband van cruciaal belang.

6.2.

Het vinden van een oplossing voor de aanhoudende vluchtelingencrisis moet onderdeel zijn van een bredere EU-strategie, maar een efficiënte en effectieve tenuitvoerlegging van de migratie- en mobiliteitsagenda van het ENB kan in dat kader bijzonder relevant zijn.

6.3.

In de mededeling wordt heel terecht opgemerkt dat „het aanpakken van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding essentieel is voor de stabilisatie van de nabuurschapsregio”. Dit is echter niet erg consistent met de differentiatieaanpak, die mogelijk zal leiden tot een minder ambitieuze opstelling als het gaat om het veroordelen van stelselmatige schendingen van politieke, sociale en economische rechten door bepaalde partnerregeringen, hoewel dit de belangrijkste onderliggende oorzaak van instabiliteit blijft.

6.4.

Ook wijst het EESC erop dat visumversoepelingsinitiatieven moeten worden beoordeeld als een van de meest cruciale instrumenten voor een nauwere interactie met de ENB-landen. Het EESC is sterk voorstander van visumversoepelingsregelingen en waarschuwt dat een eventuele ontmanteling van het Schengengebied deze in het gedrang kunnen brengen.

6.5.

Ook staat het EESC achter de verklaring in de mededeling dat de EU „een realistische en eerlijke kijk op migratie [wil] blijven houden en […] alle vormen en uitingen van racisme en discriminatie fel [zal] bestrijden. Zij stimuleert interculturele dialoog, culturele diversiteit en wederzijds begrip”.

7.   Economische ontwikkeling voor stabilisering

7.1.

Het EESC is verheugd over de inspanningen om het concurrentievermogen te vergroten, de economieën van de ENB-partners te ondersteunen en de perspectieven voor de lokale bevolking te verbeteren als de belangrijkste voorafgaande voorwaarde voor een stabiele en veilige omgeving in het nabuurschap van de EU. Alle buurlanden hebben economische problemen; deze zijn echter zeer verschillend van aard, zowel wat de oorzaken ervan als wat hun omvang en effect op de stabiliteit betreft. Daarom komt het differentiatieaspect in verband met de toekomstige ontwikkeling van de betrekkingen met buurlanden alleen al vanwege de economische en sociale verschillen tussen deze landen als geroepen. Hervorming van het openbaar bestuur, gerechtelijke apparaten en de veiligheidssector en de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit zijn prioriteitsgebieden voor verdere samenwerking. Voortgang op al deze terreinen is van cruciaal belang voor stabiliteit, maar ook een stabiele en veilige omgeving is noodzakelijk om succes te boeken.

7.2.

Het EESC waardeert dat er wordt verwezen naar de noodzaak om reeds gesloten associatieovereenkomsten/overeenkomsten inzake diepe en brede vrijhandelsruimten (AA/DCFTA) volledig en daadwerkelijk uit te voeren, samen met hervormingen in de ENB-landen. Om te kunnen profiteren van een DCFTA moeten partnerlanden evenwel een moeilijk proces van essentiële modernisering van productieprocessen en diensten ondergaan. De mededeling is in dit opzicht duidelijk door de steun van de EU voor capaciteitsopbouw te bestempelen als tegemoetkomend aan de uitdagingen van de DCFTA.

7.3.

Het doel van een voltooide vrijhandelsruimte tussen de EU en ENB-landen, waarbij gestreefd wordt naar een steeds nauwere samenwerking, zou niet mogen worden losgelaten. De mogelijkheid van toetreding tot de EU-markt motiveert buurlanden om economische hervormingen door te voeren en productiemethoden en bedrijven te moderniseren. Door de onstabiele politieke en economische situatie, die niet bevorderlijk is voor investeringen, ondervinden zelfs de landen waarmee een DCFTA is gesloten echter moeilijkheden bij het moderniseren van hun economieën. Toegang tot de EU en andere internationale markten is rechtstreeks gerelateerd aan werkgelegenheid en de vooruitzichten van jongeren op de arbeidsmarkt. De diep gewortelde aanwezigheid van oligarchen en corruptie belemmeren economische hervormingen. De EU zou meer druk moeten uitoefenen en alle mogelijke middelen moeten gebruiken om de situatie te verbeteren, zodat meer investeringskapitaal kan worden aangetrokken in landen met een gezond economisch klimaat.

7.4.

Ook is het duidelijk dat de uitvoering van de DCFTA grote sociale uitdagingen zal meebrengen. Daarom is de betrokkenheid van alle belanghebbende partijen bij het proces, en in het bijzonder de sociale partners, van cruciaal belang. Binnenlandse adviesorganen en platforms van het maatschappelijk middenveld kunnen in dit verband een positieve rol spelen en moeten worden betrokken bij alle aspecten van de uitvoering van de DCFTA.

7.5.

Het EESC constateert tot zijn genoegen dat in de mededeling naar behoren aandacht wordt besteed aan onderwijs en beroepsopleiding (met name voor jongeren). Er zal waarschijnlijk meer steun worden verleend aan het basis- en middelbaar onderwijs in de landen waar dit het hardst nodig is en de mogelijkheden voor de buurlanden om deel te nemen aan Erasmus+ zullen worden uitgebreid, zowel in aantallen deelnemers als voor wat betreft de financiering ervan; daarnaast zullen ook andere maatregelen worden genomen voor de ontwikkeling van de vaardigheden van jongeren, zodat zij gemakkelijker werk kunnen vinden.

7.6.

De ontwikkeling van vervoersverbindingen met buurlanden kan verder bijdragen tot de versterking van hun economieën. De bepaling dat de EU de kern van het trans-Europees vervoersnet zou moeten uitbreiden naar de oostelijke partnerlanden en samen met internationale financiële instellingen en andere partners investeringen zou moeten bevorderen en benchmarkplannen voor een Euro-mediterraan vervoersnetwerk zou moeten ontwikkelen, moet worden toegejuicht. Deze plannen zijn ook erg belangrijk voor maatschappelijke organisaties, die actief moeten worden betrokken bij de uitvoering daarvan.

7.7.

De EU is voor haar energievoorziening afhankelijk van buurlanden. Daarom zijn gezamenlijke energieprojecten voor beide partijen belangrijk en noodzakelijk. Met name energiebesparing en energie-efficiëntie, terugdringing van emissies en projecten op het gebied van hernieuwbare energie zijn relevant. In de gezamenlijke mededeling wordt terecht benadrukt dat de energiedialoog van de EU met buurlanden over energiezekerheid, hervorming van de energiemarkt en bevordering van een duurzame energie-economie moet worden geïntensiveerd met het oog op het opbouwen van een robuuste energie-unie waarin een ambitieus klimaatbeleid centraal staat.

7.8.

Het EESC schaart zich achter de uitspraak dat „landbouw in veel partnerlanden een belangrijke sector [is] voor de werkgelegenheid en de EU moet steun blijven verlenen voor duurzame en inclusieve beleidslijnen en investeringen in de modernisering van de sector, evenals voor diversifiëring naar andere inkomensgenererende activiteiten op het platteland”. Er zij echter op gewezen dat de harmonisering op het gebied van landbouw en voedselproductie, als gevolg van de uitvoering van de DCFTA, niet mag resulteren in landbouwproducten van slechtere kwaliteit of in minder strenge arbeidsnormen.

8.   De veiligheidsdimensie

8.1.

Het EESC is ingenomen met de sterke nadruk die in de gezamenlijke mededeling wordt gelegd op de veiligheidsdimensie. Het is van fundamenteel belang dat de partnerlanden beter bestand worden gemaakt tegen externe en interne bedreigingen en dat hun modernisering wordt bevorderd om op lange termijn economische en sociale stabiliteit tot stand te brengen.

8.2.

Het EESC steunt de prioriteiten van het veiligheidshoofdstuk van het ENB, waarin voorrang wordt gegeven aan de aanpak van terrorisme, het voorkomen van radicalisering en georganiseerde criminaliteit, het verstoren van corruptie en het bestrijden van cybercriminaliteit. Deze prioriteiten zouden kunnen worden onderstreept als een kerntaak bij het vergroten van de veiligheid in zowel het nabuurschap als de EU zelf.

8.3.

Benadrukt dient echter te worden dat niet alleen terroristische of criminele organisaties een bedreiging voor de stabiliteit van de ENB-landen vormen, maar ook bepaalde regeringen die het internationaal recht schenden en conflicten en crises in de ENB-regio uitlokken.

8.4.

Het EESC verwelkomt het initiatief om een nieuwe impuls te geven aan samenwerking inzake aangelegenheden die verband houden met het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), en wijst in het bijzonder op de mogelijkheid om GVDB-missies en -operaties en waar nodig EU-gevechtsgroepen te gebruiken bij de praktische tenuitvoerlegging van gedeelde verantwoordelijkheid en veiligheidsbelangen. De GVDB-instrumenten en diplomatieke inspanningen zouden echter niet alleen moeten worden gebruikt in reacties op crises, maar ook als politiek middel voor crisispreventie. De EU zou nadruk moeten leggen op een grotere betrokkenheid bij conflictpreventie en diplomatieke bemiddeling tussen landen of niet-gouvernementele actoren in potentiële conflictsituaties.

9.   Regionale dimensie

9.1.

Het EESC verheugt zich over het in de gezamenlijke mededeling ingenomen standpunt dat bestaande fora voor regionale samenwerking moeten worden behouden — waarbij het Oostelijk Partnerschap en de regionale samenwerking in het zuidelijk nabuurschap moeten worden versterkt. Benadrukt moet echter worden dat zich binnen de bestaande regionale kaders de afgelopen jaren aanzienlijke discrepanties en divergenties hebben ontwikkeld. Het zou bemoedigend kunnen zijn om een duidelijker onderscheid te maken tussen de ENB-partners die reeds een hoger niveau van integratie met de EU hebben verwezenlijkt (door middel van associatieovereenkomsten/overeenkomsten inzake diepe en brede vrijhandelsruimten — AA/DCFTA) of voornemens zijn dat te doen, en de overige landen.

9.2.

Het blijft onduidelijk hoe het nieuwe ENB nauwere samenwerking met partnerlanden zal bevorderen die met succes een AA/DCFTA ten uitvoer hebben gelegd en Europese aspiraties hebben. Het EESC herhaalt zijn opvatting dat sommige landen in het oostelijk nabuurschap een duidelijk Europees perspectief van toetreding moet worden geboden. Dit zou niet alleen de regeringen van deze landen stimuleren en motiveren bij hun inspanningen om hun landen te hervormen en hun wetgeving in overeenstemming te brengen met het acquis communautaire, maar zou ook het maatschappelijk middenveld aanmoedigen om bij te dragen aan deze inspanningen. Dit zou ook de Europese waarden en identiteit dichter bij de burgers van partnerlanden brengen.

9.3.

Het EESC steunt het idee van thematische kaders die een algemene ontwikkeling in de richting van meer op de belanghebbende partijen toegesneden initiatieven en projecten in het zuidelijk en oostelijk nabuurschap zouden moeten bevorderen. Het voorgestelde idee lijkt echter net even te breed te zijn en een duidelijk doel te ontberen. Fora voor discussie over zaken als migratie, energie en veiligheid vormen de allereerste stap op weg naar een diepere samenwerking op de bovengenoemde gebieden. De EU zou duidelijker moeten zijn over de specifieke resultaten die ze met deze thematische kaders wil bereiken.

9.4.

Bedacht moet worden dat enkele buren van buren (met name Rusland) zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het ENB, maar nooit van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt. Daarom zouden de thematische kaders uitsluitend moeten worden gebruikt voor heel specifieke doelstellingen en derde partijen niet de kans moeten bieden om hun doelstellingen te verwezenlijken ten koste van ENB-beginselen. De samenwerking met „buren van buren”, zoals omschreven in de mededeling, is allesbehalve duidelijk gedefinieerd en daarom moet dergelijke samenwerking zorgvuldig worden gemonitord om te voorkomen dat derden er misbruik van maken om de belangen van partnerlanden, de EU of het ENB te schaden. Betrokkenheid en samenwerking met andere actoren buiten het nabuurschap (of buren van buren) zouden moeten zijn gebaseerd op de welwillendheid en soevereine besluiten van de ENB-partners om nieuwe actoren bij hun samenwerking met de EU te betrekken.

10.   Flexibiliteit van de financieringsinstrumenten

10.1.

Het EESC verwelkomt het initiatief om „een aanzienlijk bedrag aan extra middelen proberen te mobiliseren via de investeringsfaciliteit voor het nabuurschapsbeleid (NIF) en een verregaandere samenwerking met de grote internationale financiële instellingen”, evenals de tussentijdse evaluatie van de externe financieringsinstrumenten van de EU in 2017. Het zou duidelijk moeten worden benadrukt dat de groeiende behoeften en uitdagingen in het nabuurschap van de EU niet alleen een effectievere herverdeling van de 15 miljard EUR van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) voor de periode 2014-2020, maar ook substantiële aanvullende middelen vereisen.

10.2.

Het EESC steunt de voorstellen om gebruik te maken van een „flexibiliteitsbuffer” binnen het ENI, d.w.z. dat er middelen worden gereserveerd voor noodprogramma's of onvoorziene behoeften, en om het Financieel Reglement aan te passen zodat de ongebruikte middelen naar het volgende jaar kunnen worden overgeheveld.

10.3.

Wij vinden echter dat het ENB zich vooral zou moeten concentreren op het verbeteren van bestaande financieringsinstrumenten in plaats van de nadruk te leggen op nieuwe financieringsstructuren of „trustfondsen”. Nauwere samenwerking tussen lidstaten en partnerlanden zou moeten resulteren in een grotere transparantie van de uitgaven en een grotere mate van verantwoording. Dat betekent dat er sneller moet kunnen worden gereageerd op de veranderende politieke en veiligheidssituatie ter plaatse en dat, waar nodig, de middelentoewijzing moet worden bijgestuurd. Ook zou de EU een duidelijke aanpak moeten vaststellen wanneer partners niet voor nauwere samenwerking kiezen, door stimulansen te creëren om fundamentele waarden te eerbiedigen en verdere essentiële hervormingen door te voeren.

10.4.

De EU en de lidstaten zouden mogelijkheden voor gezamenlijke programmering in het kader van het ENB moeten onderzoeken. Tegenover de lidstaten en andere belanghebbenden zou een grotere transparantie van de programmering en de verslaggeving over de resultaten moeten worden betracht. Maatschappelijke organisaties kunnen hierbij een actieve rol spelen.

11.   Zichtbaarheid, communicatie en voorlichting

11.1.

Het EESC is ingenomen met het voornemen om de zichtbaarheid van EU-beleid te vergroten en een doeltreffendere communicatie over het nieuwe ENB te bevorderen. In de mededeling wordt zeer terecht geconstateerd dat „een betere publieksdiplomatie kan helpen de achtergrond van het EU-beleid en de positieve gevolgen van concrete EU-acties beter toe te lichten”. Het is eveneens belangrijk om de schade die wordt veroorzaakt door misleidende informatie, desinformatie en propaganda die in strijd met EU-waarden en de beginselen van het ENB is, niet te negeren.

11.2.

De EU zou passende instrumenten en bronnen moeten vinden om de communicatie-uitdagingen in de ENB-partnerlanden en binnen de EU aan te gaan. De door de EDEO ingestelde „EU East Stratcom-taskforce” is niet meer dan een eerste stap in de bewustmaking van de burgers van EU- en ENB-landen van de vijandige en ontwrichtende inhoud van overheidscommunicatie. De EDEO zou zich moeten inzetten voor het verder versterken van de strategische communicatie van de EU.

11.3.

De migratie-uitdagingen in zowel de ENB-regio als de EU zouden de hoogste prioriteit moeten krijgen in termen van strategische communicatie en overheidsdiplomatie. De EU en haar lidstaten zouden moeten erkennen dat misleidende communicatie over migratie en vluchtelingenbeleid veel schade kan toebrengen aan de samenhang tussen de lidstaten en het vertrouwen van de ENB-partners, en zelfs aan de stabiliteit van de EU.

Brussel, 25 mei 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Advies van het EESC over het gezamenlijke raadplegingsdocument „Naar een nieuw Europees nabuurschapsbeleid” (PB C 383 van 17.11.2015, blz. 91).