28.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 356/1 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
betreffende de beëindiging van de beperkingsprocedure voor cadmium in verf voor kunstschilders uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(Voor de EER relevante tekst)
(2015/C 356/01)
1. INLEIDING
Op 17 december 2013 heeft Zweden, in overeenstemming met artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1) (REACH), een dossier overeenkomstig bijlage XV ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) met een voorstel voor een verbod op het in de EU in de handel brengen van cadmium en cadmiumverbindingen voor gebruik in verf voor kunstschilders (geharmoniseerd douanesysteem, post [3213]) en in verf voor kunstschilders gebruikte pigmenten (geharmoniseerd douanesysteem, post [3212]), alsmede voor een verbod op het gebruik van dergelijke verf en pigmenten.
Met het voorstel werd beoogd het risico voor de menselijke gezondheid als gevolg van blootstelling aan cadmium via de voeding, met name door de consumptie van voedingsgewassen die zijn geteeld op met cadmiumhoudend zuiveringsslib behandelde bodems, tot een minimum te beperken. Zweden was bezorgd dat cadmiumhoudende verf voor kunstschilders in het afvalwater terechtkomt als gevolg van normale procedures voor het gebruiken en schoonmaken van kwasten, penselen en verfverpakkingen, en dat cadmiumpigmenten na verwerking in gemeentelijke waterzuiveringsinstallaties voornamelijk terechtkomen in het zuiveringsslib, waarvan een deel in de landbouw wordt gebruikt om planten van nutriënten te voorzien. Zweden was van mening dat de cadmiumverbindingen uiteindelijk zouden kunnen oplossen in de bodem en worden opgenomen in gewassen, met blootstelling van de mens via de voeding tot gevolg.
Het Comité risicobeoordeling (RAC) van het ECHA heeft op 26 november 2014 overeenkomstig artikel 70 van REACH zijn advies uitgebracht (2) over de voorgestelde beperking, waarin het concludeerde dat de bijdrage uit verf voor kunstschilders tot de cadmiumtoevoer in de bodem en daarmee in gewassen (via een route waarbij cadmium in het afvalwater terechtkomt, in voor de landbouw gebruikt zuiveringsslib wordt opgenomen en vervolgens vanuit de bodem in gewassen wordt opgenomen) verwaarloosbaar is in vergelijking met de bijdrage uit andere bronnen. Het RAC concludeerde derhalve tevens dat het risico voor de menselijke gezondheid als gevolg van het terechtkomen van cadmium in afvalwater door het gebruik van cadmium en cadmiumverbindingen in verf voor kunstschilders verwaarloosbaar is.
Het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC) van het ECHA heeft op 9 maart 2015 overeenkomstig artikel 71 van REACH zijn advies uitgebracht (3) over de voorgestelde beperking, waarin het concludeerde dat gezien het door het RAC vastgestelde verwaarloosbare risico de sociaaleconomische kosten van de voorgestelde beperking niet evenredig waren aan de sociaaleconomische voordelen ervan.
Op 9 april 2015 heeft het ECHA overeenkomstig artikel 72 van REACH de adviezen van het RAC en het SEAC aan de Commissie overgelegd.
2. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN WAARMEE DE COMMISSIE REKENING HEEFT GEHOUDEN BIJ HAAR BEOORDELING
In artikel 73, lid 1, van REACH is bepaald dat de Commissie binnen drie maanden na ontvangst van het advies van het SEAC een ontwerp tot wijziging van bijlage XVII opstelt, wanneer aan de vervaardiging, het gebruik of het in de handel brengen van stoffen een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van de mens of voor het milieu is verbonden dat een aanpak op het niveau van de Unie vereist.
De Commissie moet derhalve nagaan of, in het licht van de door het ECHA aan haar overgelegde adviezen, aan de voorwaarden zoals vastgesteld in artikel 68 en zoals bedoeld in artikel 73, lid 1, van REACH is voldaan met betrekking tot de voorgestelde beperking.
Uit de adviezen van de twee ECHA-comités blijkt duidelijk dat niet aan de eerste van deze voorwaarden wordt voldaan. Met name heeft het RAC geconcludeerd dat de aanwezigheid van cadmium en cadmiumverbindingen in verf voor kunstschilders alleen niet leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de menselijke gezondheid, zoals door de indiener van het dossier overeenkomstig bijlage XV was gesteld.
De Commissie merkt op dat het RAC de conclusie van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) uit 2012 dat „voor kinderen gemiddeld genomen en voor volwassenen bij het 95e percentiel van de blootstelling [aan cadmium] gezondheidskundige richtwaarden overschreden kunnen worden” onderschreef. Het RAC was echter van mening dat de zeer geringe gezondheidseffecten van de voorgestelde beperking wat betreft de incidentie van botbreuken en borstkanker van weinig tot geen belang waren voor deze conclusie en daarmee voor het aanpakken van de door EFSA gesignaleerde bedenkingen aangaande de blootstelling aan cadmium via de voeding.
De Commissie merkt verder op dat het RAC weliswaar de door Zweden als basis voor de voorgestelde beperking gehanteerde veronderstelling — waarover tijdens de openbare raadpleging geen opmerkingen werden gemaakt — dat 5 % van de verf in het afvalwater terecht zal komen tijdens het gebruik, voornamelijk door het schoonmaken van gebruikte kwasten en penselen in de gootsteen, heeft aanvaard, maar daarbij wel opmerkte dat dit cijfer niet betrouwbaar was en in aanzienlijke mate bijdroeg tot de onzekerheden rond de beoordeling, aangezien het geen rekening hield met de grote verschillen in het cadmiumgehalte van verschillende soorten verf voor kunstschilders (bv. verf op oliebasis, acrylverf, verf op waterbasis, gouache).
Volgens het RAC bevat het in de EU geproduceerde zuiveringsslib in totaal 16,5 ton cadmium per jaar, waarvan ongeveer 45 % (7,4 ton) op landbouwgrond wordt opgebracht. Op basis van een factor van 5 % afgifte aan het afvalwater werd geraamd dat in de EU elk jaar 0,32 ton cadmium uit verf voor kunstschilders in het afvalwater terechtkomt, waarvan het grootste deel (0,25 ton per jaar) belandt in zuiveringsslib afkomstig van gemeentelijke waterzuiveringsinstallaties. Dit betekent dat 0,11 ton (45 % van 0,25 ton) cadmium uit verf voor kunstschilders op landbouwgrond wordt opgebracht. Dit vertegenwoordigt 1,5 % van de totale hoeveelheid cadmium in in de EU geproduceerd slib dat op landbouwgrond wordt opgebracht.
Op basis van deze opmerkingen concludeerde het RAC dat de totale bijdrage tot het cadmium in de bodem, en daarmee tot het cadmium in gewassen, uit verf voor kunstschilders verwaarloosbaar is (minder dan 0,1 %) in vergelijking met de bijdrage uit andere bronnen (meer dan 100 ton per jaar), zoals uit mest, minerale meststoffen en neerslag uit de atmosfeer.
Hoewel het SEAC erkende dat zelfs kleine verlagingen van de cadmiumblootstelling uit om het even welke bron waar dan ook in de voedselketen kunnen leiden tot het terugdringen van de gezondheidseffecten, was het van mening dat, rekening houdend met de onzekerheden, de geringe van de voorgestelde beperking te verwachten verlagingen, met name over de genoemde periode van 150 jaar, statistisch gezien van zeer geringe invloed (met name op de volksgezondheid) zouden zijn en dat de evenredigheid en de meetbare voordelen van de voorgestelde beperking daarom twijfelachtig zijn.
Het SEAC nam bovendien nota van de conclusies van het RAC dat de voorgestelde beperking niet gerechtvaardigd was voor het aanpakken van de vastgestelde verwaarloosbare risico’s, gezien de doeltreffendheid ervan voor het beperken van die risico’s.
Op basis van de evaluatie door het RAC is de Commissie van mening dat het door het RAC vastgestelde verwaarloosbare risico geen „onaanvaardbaar risico” is in de zin van artikel 68, lid 1, van REACH, en bijgevolg ook niet hoeft te worden aangepakt.
3. CONCLUSIE
De Commissie concludeert dat de aanwezigheid van cadmium in verf voor kunstschilders, wat betreft de indirecte blootstelling via het milieu door het terechtkomen van cadmium in het afvalwater en het opbrengen van zuiveringsslib op landbouwgrond, geen onaanvaardbaar risico voor de menselijke gezondheid vormt dat het noodzakelijk maakt het in de handel brengen van cadmium en cadmiumverbindingen voor gebruik in verf voor kunstschilders of het gebruik van cadmium of cadmiumverbindingen bevattende verf voor kunstschilders te beperken.
De Commissie is van mening dat niet aan de voorwaarden zoals vastgesteld in artikel 68 en zoals bedoeld in artikel 73, lid 1, van REACH is voldaan, en zal bijgevolg geen ontwerp tot wijziging van bijlage XVII opstellen waarvoor een besluit uit hoofde van artikel 73, lid 2, van REACH is vereist. De door Zweden ingeleide beperkingsprocedure wordt derhalve beëindigd.
Aangezien in titel VIII van REACH de voorwaarden voor de vervaardiging, het gebruik en het in de handel brengen van chemische stoffen worden geharmoniseerd, mogen maatregelen die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn onderzocht in het kader van een beperkingsprocedure uit hoofde van die titel en die uiteindelijk niet tot de vaststelling van een nieuwe beperking of wijziging van een bestaande beperking uit hoofde van artikel 73, lid 2, van REACH hebben geleid, niet door de lidstaten worden gehandhaafd of ingevoerd, tenzij er nieuwe aanwijzingen zijn die een hernieuwde evaluatie noodzakelijk zouden maken.
(1) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(2) http://echa.europa.eu/previous-consultations-on-restriction-proposals/-/substance-rev/1907/term
(3) http://echa.europa.eu/previous-consultations-on-restriction-proposals/-/substance-rev/1907/term