9.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 409/266


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2014 vergezeld van de antwoorden van de Stichting

(2015/C 409/30)

INLEIDING

1.

De Europese Stichting voor opleiding (hierna: „Stichting” ofwel „ETF”), gevestigd te Turijn, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad (1) (herzien bij nr. 1339/2008). Zij heeft ten doel de hervorming van de beroepsopleiding in de partnerlanden van de Europese Unie te ondersteunen. In dit kader helpt zij de Commissie bij de tenuitvoerlegging van diverse programma's (IPA, FRAME, GEMM) (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Stichting. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Stichting, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij deze rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Stichting, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (5):

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Stichting omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Stichting goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Stichting.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Stichting geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen. Bij de voorbereiding van dit verslag en de betrouwbaarheidsverklaring heeft de Rekenkamer rekening gehouden met de controlewerkzaamheden die de onafhankelijke extern controleur heeft verricht ten aanzien van de rekeningen van de Stichting, zoals bepaald in artikel 208, lid 4, van het Financieel Reglement van de EU (8).

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Stichting op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar Financieel Reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

11.

De annuleringen van uit 2013 overgedragen kredieten waren hoog voor titel I (15,9 %) en titel II (7,6 %), hetgeen wijst op overschatting van de financiële behoeften.

12.

Het globale niveau van vastgelegde kredieten was hoog met 99,9 %. Het niveau van de naar 2015 overgedragen vastgelegde kredieten was hoog voor titel II (administratieve uitgaven): 0,75 miljoen euro ofwel 36,2 % (2013: 0,55 miljoen euro ofwel 30 %). Dit was hoofdzakelijk het gevolg van geplande aankopen aan het einde van 2014 ter vernieuwing van kantoormeubilair (0,37 miljoen euro), software (0,14 miljoen euro) en hardware (0,1 miljoen euro).

ANDERE OPMERKING

13.

In 2005 werd de nieuwe EU-Statuten van kracht, met inbegrip van bepalingen dat de toekomstige bezoldiging van vóór 1 mei 2004 aangeworven ambtenaren niet minder mag bedragen dan krachtens de eerdere EU-Statuten. Uit de controle van de Rekenkamer bleek dat hier niet aan werd voldaan en dat dit bij 2 van de 96 toenmalige tijdelijke functionarissen leidde tot onderbetaling van in totaal 14  745 euro (salariskosten voor ETF) voor de periode 2005-2014. De Stichting heeft de aanvullende salarisbetalingen in juni 2015 gedaan.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

14.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 september 2015.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Stichting.

(3)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  Artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.

(8)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

2013

Eind 2013 bezat de Stichting rekeningen ten belope van 7,5 miljoen euro bij één enkele bank met een lage rating (F3, BBB).

Loopt nog

(bedrag verminderd tot 1,8 miljoen euro)


BIJLAGE II

Europese Stichting voor opleiding (Turijn)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 166, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.

Bevoegdheden van de Stichting

(Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad)

Doelstelling

In het kader van het externe beleid van de EU bijdragen tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in de volgende landen: de landen die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad, en latere, daaraan gerelateerde wetsbesluiten; andere landen aangewezen bij besluit van de raad van bestuur op basis van een voorstel dat is gesteund door twee derde van zijn leden en door een advies van de Commissie en dat valt onder een instrument van de Unie of een internationale overeenkomst met een onderdeel voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal, voor zover hiervoor de beschikbare middelen voorhanden zijn.

Voor de toepassing van de ETF-oprichtingsverordening wordt de ontwikkeling van menselijk kapitaal omschreven als „werkzaamheden die bijdragen tot de levenslange ontwikkeling van de vaardigheden en bekwaamheden van eenieder door middel van betere stelsels voor beroepsonderwijs en beroepsopleiding”.

Taken

Met het oog op de verwezenlijking van de genoemde doelstelling vervult de Stichting, met inachtneming van de aan de raad van bestuur toegekende bevoegdheden en overeenkomstig de op het niveau van de Unie vastgestelde algemene richtsnoeren, de volgende taken:

het verstrekken van informatie, beleidsanalyses en -advies over de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de partnerlanden;

het bevorderen van de kennis en de analyse van de behoeften aan vaardigheden op de nationale en lokale arbeidsmarkt;

het ondersteunen van de belanghebbenden in de partnerlanden bij het opbouwen van capaciteit op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen donoren die in de partnerlanden betrokken zijn bij de hervorming van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het ondersteunen van de verlening van bijstand van de Unie aan de partnerlanden op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het verspreiden van informatie, het stimuleren van netwerkvorming en het uitwisselen van ervaringen en goede praktijken tussen de EU en de partnerlanden en tussen de partnerlanden onderling op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

het bijdragen, op verzoek van de Commissie, tot de analyse van de algemene doeltreffendheid van de bijstand aan de partnerlanden op het gebied van opleiding;

het uitvoeren, in het algemene kader van deze verordening, van andere taken waarover tussen de raad van bestuur en de Commissie overeenstemming is bereikt.

Organisatie

Raad van bestuur

Eén vertegenwoordiger per lidstaat.

Drie vertegenwoordigers van de Commissie.

Drie door het Europees Parlement benoemde deskundigen zonder stemrecht.

Bovendien kunnen drie vertegenwoordigers van de partnerlanden als waarnemers de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen.

Directeur

Door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie benoemd.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Interne audit

Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2014 (2013) ter beschikking van de Stichting gestelde middelen

Begroting per 31 december 2014

Ontvangen: 21,4 miljoen euro (22,0) voor vastleggingen en betalingen, waarvan:

EU-bijdrage 20,2 miljoen euro, bestaande uit:

20,1 miljoen euro (20,1) gefinancierd door de communautaire bijdrage

14  552,88 euro (0) aan rente gegenereerd door de communautaire bijdrage

Andere bijdragen:

1,1 miljoen euro (1,8) aan subsidie van de diensten van de Europese Commissie voor het project FRAME (DG ELARG-overeenkomst nr. 2013/316-651) en het project GEMM (DG DEVCO-subsidieovereenkomst nr. ENPI/2012/302-153)

314,66 euro (1  081,20) aan rente gegenereerd door de bijdrage van het Italiaanse trustfonds

1 24  924,46 euro (14  946,19) diverse ontvangsten (teruggevorderde uitgaven).

Personeelsbestand per 31 december 2014

94 (96) tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 92 (92) bezet

41 (40) andere personeelsleden (plaatselijke functionarissen, arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen)

Totaalaantal personeelsleden: 133 (132), toegewezen aan:

uitvoerende taken: 76 (76,5)

administratieve taken: 28 (28) + 2 uit de pool vervangers van ETF die worden ingezet naargelang van de behoeften

taken op het gebied van bedrijfscoördinatie en communicatietaken: 27 (25,5).

In het begrotingsjaar 2014 (2013) geleverde producten en diensten

Activiteiten

In het kader van het externe beleid van de Unie draagt de Stichting bij tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in 30 partnerlanden die in haar verordening en door de raad van bestuur zijn aangewezen. De hoofdactiviteiten zijn ondersteuning van de beleidslijnen en projecten van de Unie, formulering van beleidsanalyses, verspreiding en uitwisseling van informatie en ervaringen, en ondersteuning van de capaciteitsopbouw in de partnerlanden.

De meerwaarde van de Stichting ligt in haar neutrale, niet-commerciële en unieke kennisbasis van deskundigheid in de ontwikkeling van menselijk kapitaal en de verbanden daarvan met de werkgelegenheid. Dat omvat ook het aanpassen van de aanpak voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de EU en de lidstaten aan de situatie in de partnerlanden.

In het ETF-werkprogramma 2014 zijn 19 bedrijfsresultaten vermeld die bijdragen tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in buurlanden. Die effectgerichte resultaten werden verkregen dankzij de rol van ETF in het uitdragen van de externe dimensie van het EU-beleid en de EU-instrumenten op het gebied van deskundigheid en ter ondersteuning van de EU in haar wereldwijde optreden.

De dynamische sfeer waarin ETF actief is, met veranderende omstandigheden in de partnerlanden en EU-prioriteiten, vergde zoals altijd een grote mate van flexibiliteit om de verwachte resultaten continu bij te werken en aan te passen. 2014 werd vooral gekenmerkt door de aanhoudende politieke instabiliteit in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied en in Oost-Europa door de militaire crisis in Oekraïne.

Overeenkomstig de „ETF Mid Term Perspective 2014-2017” (tussentijds perspectief ETF 2014-2017) dragen de resultaten van 2014 bij tot drie strategische doelstellingen van de Stichting: 1) versterking van de onderbouwde beleidsanalyses voor beroepsonderwijs en -opleiding („vocational education and training — VET”); 2) modernisering van de desbetreffende systemen vanuit het oogpunt van een leven lang leren; 3) verhoging van de relevantie van aangeboden beroepsonderwijs en -opleiding.

De onderstaande tabel toont de mate van afronding van de resultaten, uitgesplitst naar actie en output voor elke strategische doelstelling.

Tussentijdse strategische doelstellingen 2014-2017 en jaardoelstellingen 2014

Voltooiingspercentage in 2014

Strategische doelstelling 1: versterking van de onderbouwde VET-beleidsanalyses

Jaardoelstelling 1: de capaciteiten van partnerlanden inzake beleidsanalyse op het terrein van de ontwikkeling van menselijk kapitaal versterken

88 %

Strategische doelstelling 2: modernisering van de VET-systemen vanuit het oogpunt van een leven lang leren

Jaardoelstelling 2: partnerlanden steunen bij de modernisering van hun VET-systemen vanuit het oogpunt van een leven lang leren, inclusief bestuur en kwaliteitsborging op meerdere niveaus.

94 %

Strategische doelstelling 3: verhoging van de relevantie van aangeboden VET met betrekking tot de arbeidsmarkt, economische en sociale samenhang

Jaardoelstelling 3: verhoging van de relevantie van VET door innovatieve benaderingen — kwalificaties en kwalificatiesystemen, leren en onderwijzen in VET, werkgelegenheid en inzetbaarheid, de „vaardigheden”-dimensie van migratie en mobiliteit, lessen en vaardigheden in ondernemerschap.

92 %

Voltooiingspercentage

91 %

Naast de afronding van de resultaten van 2014 heeft ETF ook nog eens acht outputs van haar werkprogramma 2013 afgeleverd die het resultaat zijn van veranderingen in haar omgeving. Deze outputs vormden nog eens 6 % van de ETF-werkzaamheden in 2014. Dat levert een totaal voltooiingspercentage van 97 % op wat betreft de ETF-interventies in de partnerlanden.

In 2013 was het voltooiingspercentage van de outputs 144 op 152, ofwel 94,73 %.

De sterke prestaties van ETF en de waarde van haar bijdrage aan het wereldwijde optreden van de EU worden nog eens bevestigd door de toenemende vraag om ETF-ondersteuning in de externe betrekkingen van de EU. In 2014 ontving en behandelde ETF in totaal 82 aanvragen om ondersteuning van EU-diensten op het hoofdkantoor en van EU-delegaties, tegenover 78 in 2013. In het kader van haar werkprogramma 2014 heeft de Stichting ook gereageerd op rechtstreekse aanvragen van de Europese Commissie gedurende het jaar.

 

2014

2013

Lopende aanvragen van de Commissie

82

78

% aanvragen aan landen in Zuidoost-Europa en Turkije

34 %

38 %

% aanvragen aan landen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

42 %

28 %

% aanvragen aan landen in Oost-Europa

17 %

18 %

% aanvragen aan landen in Centraal-Azië

7 %

15 %

Bron: Door de Stichting verstrekte bijlage.


ANTWOORDEN VAN DE STICHTING

11.

ETF neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer over de annulering van uit 2013 overgedragen kredieten. Deze annuleringen, en andere, waren hoofdzakelijk te wijten aan onverwachte vertragingen en onvoorziene personeelskwesties. De ETF heeft in vergelijking met 2012 (21,87 % annuleringen voor titel I) al aanzienlijke vooruitgang geboekt en blijft zich inspannen om de financiële planning en controle te verstevigen.

12.

ETF neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer over het relatief hoge niveau van overgedragen kredieten voor titel II. Dit is vooral omdat ETF het gebruik van haar begroting wil optimaliseren (beginsel van effectiviteit); om die reden is een aantal transacties aan het einde van het jaar afgesloten. Daar komt nog bij dat diverse toeleveranciers hun facturen laat hebben ingediend, hetgeen buiten de macht van ETF ligt. ETF zal haar langdurige inspanningen tot verlaging van toekomstige overdrachten voortzetten.

13.

ETF heeft de aanvullende salarisuitgaven met betrekking tot de overgangsfasen bij loopbanen geanalyseerd en de Rekenkamer hierover geïnformeerd. Het voor ETF geïdentificeerde bedrag is niet substantieel en er is inderdaad geen noodzaak de bedragen aan te passen.