|
9.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 409/238 |
VERSLAG
over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau betreffende het begrotingsjaar 2014 vergezeld van het antwoord van het Bureau
(2015/C 409/27)
INLEIDING
|
1. |
Het Europees Spoorwegbureau (hierna: „Bureau”, of „ESB”), gevestigd te Lille en Valenciennes, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1). Het Bureau heeft als taak het interoperabiliteitsniveau van de spoorwegsystemen te vergroten en een gemeenschappelijke benadering van de veiligheid te ontwikkelen, teneinde bij te dragen aan de totstandkoming van een Europese spoorwegruimte met een verbeterd concurrentievermogen en een hoog niveau van veiligheid (2). |
TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING
|
2. |
De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs en een analyse van de „management representations”. |
|
BETROUWBAARHEIDSVERKLARING
De verantwoordelijkheid van de leiding
De verantwoordelijkheid van de controleur
Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen
Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen
|
|
10. |
De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer. |
OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER
|
11. |
Het globale niveau van vastgelegde kredieten was hoog met 97 %. Het niveau van overgedragen vastgelegde kredieten voor de operationele begroting (titel III) was echter ook hoog met 2,2 miljoen euro ofwel 37,7 % (1,6 miljoen euro of 25 % in 2013) vanwege vertraging bij operationele projecten (veiligheid, het European Railways Traffic Management System (Europees verkeersbeheersysteem voor het spoor — ERTMS)) en IT-projecten. Deze situatie is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit. |
OVERIGE OPMERKINGEN
|
12. |
Bij de uitvoering van een meervoudige kaderovereenkomst inzake de follow-up van ERTMS-projecten heeft het Bureau voor de gunning van een specifiek contract een mededingingsprocedure heropend. Zowel de overmatige weging van kwaliteit en de hoge maximale contractwaarde in de heropende procedure hebben echter geresulteerd in financiële offertes die de maximale contractwaarde benaderden. Dit is in tegenspraak met de doelstelling van het heropenen van een mededingingsprocedure, namelijk waarborgen dat wordt geconcurreerd op prijs. |
FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN
|
13. |
Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren. |
Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 september 2015.
Voor de Rekenkamer
Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA
President
(1) PB L 220 van 21.6.2004, blz. 3.
(2) Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau.
(3) Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.
(4) Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.
(5) Artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).
(6) De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.
(7) Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.
(8) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
BIJLAGE I
Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren
|
Jaar |
Opmerking van de Rekenkamer |
Stand van de corrigerende maatregel (Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.) |
||||||
|
2011 |
In de oprichtingsverordening van het Bureau wordt een maximale contractduur bepaald voor tijdelijk personeel dat door het Bureau wordt aangeworven onder beroepsbeoefenaren uit de spoorwegsector. Volgens deze bepalingen moet het Bureau in de periode 2013-2015 de helft van zijn uitvoerend personeel vervangen, hetgeen de operationele activiteiten van het Bureau ernstig kan verstoren (1). |
Loopt nog |
||||||
|
2011 |
Er is ruimte om de wervingsprocedures van het Bureau te verbeteren teneinde de transparantie en een gelijke behandeling van kandidaten ten volle te waarborgen. De vacatures bevatten bijvoorbeeld geen informatie over het minimumaantal jaren hoger onderwijs of universitaire studies dat moest zijn genoten, een criterium dat wel voor de selectie werd gebruikt. Het minimumcijfer dat wordt gehanteerd voor sollicitatiegesprekken en reservelijsten, de toekenning van punten aan selectiecriteria, de vragen voor mondelinge en schriftelijke toetsen en de wegingsfactoren tussen schriftelijke en mondelinge toetsen werden niet vastgesteld voordat de sollicitaties werden beoordeeld. |
Loopt nog |
||||||
|
2012 |
Het Bureau neemt zijn internecontrolenorm met betrekking tot bedrijfscontinuïteit niet in acht; goedgekeurde plannen voor IT-bedrijfscontinuïteit en rampherstelplannen ontbreken. |
Afgerond |
||||||
|
2013 |
De nauwkeurigheid en documentatie van de informatie die het Bureau gebruikt bij de procedures voor het plaatsen van zijn overheidsopdrachten, zijn voor verbetering vatbaar. |
Afgerond |
||||||
|
2013 |
Volgens de oprichtingsverordening van het Bureau (1) dient het personeel te bestaan uit:
Eind 2013 had het Bureau 136 tijdelijke medewerkers in dienst. In de oprichtingsverordening is tevens bepaald dat die periode van vijf jaar gedurende de eerste tien jaar dat het Bureau operationeel is, zo nodig kan worden verlengd met maximaal nog eens drie jaar teneinde de continuïteit van de activiteiten te verzekeren. Het Bureau gebruikte die optie als gangbare praktijk tot medio 2013. In de periode van september 2013 tot maart 2014 nam het Bureau bovendien vier tijdelijke personeelsleden opnieuw (voor een periode van acht jaar) in dienst van wie de arbeidsovereenkomsten met het ESB in 2013 waren beëindigd na afloop van de maximale periode van acht jaar. Het Bureau heeft in 2013 een nieuw besluit aangenomen in overleg met zijn raad van bestuur en de Commissie, op grond waarvan tijdelijke personeelsleden een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur kunnen krijgen. Het voorstel voor een herziene oprichtingsverordening voor het ESB omvat soortgelijke bepalingen, maar het is onduidelijk of en wanneer deze zal worden vastgesteld door het Parlement en de Raad. |
Loopt nog |
||||||
|
2013 |
Het Bureau is gevestigd in Lille en Valenciennes. Zoals de Rekenkamer in haar specifieke jaarverslag voor het begrotingsjaar 2006 vermeldde, is een kostenverlaging waarschijnlijk mogelijk indien alle werkzaamheden op één locatie zouden worden gecentraliseerd. Dit kan ook een alomvattende vestigingsovereenkomst met het gastland gemakkelijker maken, met een verduidelijking van de voorwaarden waaronder het Bureau en zijn personeel actief zijn. |
Loopt nog |
(1) Artikel 24, lid 3, van Verordening (EG) nr. 881/2004.
BIJLAGE II
Europees Spoorwegbureau (Lille en Valenciennes)
Bevoegdheden en activiteiten
|
Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag (Artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) |
„Ter uitvoering van artikel 90 stellen het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van de bijzondere aspecten van het vervoer, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, vast:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bevoegdheden van het Bureau (Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad) |
Doelstellingen Het leveren van een bijdrage op technisch gebied aan de uitvoering van de wetgeving van de Unie die gericht is op:
teneinde bij te dragen tot de totstandkoming van een Europese spoorwegruimte zonder grenzen, onder waarborging van een hoog niveau van veiligheid. Taken
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Organisatie |
Raad van bestuur Één vertegenwoordiger van elke lidstaat, vier vertegenwoordigers van de Commissie en zes niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers van de betrokken bedrijfssectoren. Directeur Benoemd door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie. Externe controle Europese Rekenkamer. Kwijtingverlenende autoriteit Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
In 2014 (2013) ter beschikking van het Bureau gestelde middelen |
Begroting 25,7(25,8) miljoen euro Personeelsbestand per 31 december 2014 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten: 140 (143) waarvan er op 31 december 2014 132 (135) bezet waren. Andere personeelsleden: 19 (15) Totaalaantal personeelsleden: 151 (150), waarvan er:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Producten en diensten in 2014 |
Ontwikkeling van een programmaplan waarin de mijlpalen worden vastgesteld om tot een Europees veiligheidscertificaat te komen. Toezicht op en tweejaarlijkse verslaglegging over veiligheidsprestaties. Evaluatie van de omzetting van de veiligheidsrichtlijn. Controles van nationale veiligheidsautoriteiten. NIB-beoordelingen. Ontwerp van een aanbeveling over een herziene gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor de beoordeling van gemeenschappelijke veiligheidsdoelen (CST's) en nationale referentiewaarden (NRW’s). Jaarlijkse verslaglegging over CST's. Uitvoering van een proefproject met betrekking tot een nieuwe reglementaire monitoringmatrix. Herziening van het huidige kader voor beoordeling en toezicht door de nationale veiligheidsautoriteiten. Tenuitvoerlegging van TSI's met een uitgebreid geografisch toepassingsgebied en begeleiding en ondersteuning van en adviesverlening aan de spoorwegsector en de lidstaten bij de uitvoering van de TSI's betreffende telematica. Herziening van de TSI inzake personen met beperkte mobiliteit. Afsluiting van de resterende vraagstukken. Ontwikkeling van de databank met referentiedocumenten. Vergemakkelijken van een proef met een één-loket-systeem voor het verlenen van vergunningen. Vergemakkelijken van de overgang naar het 4e spoorwegpakket. Follow-up van de ontwikkeling, het testen en de tenuitvoerlegging van het ERTMS. Ontwikkeling van een stappenplan om voor pakketgeschakelde radiotechnologieën ETCS-communicatie mogelijk te maken. Ontwikkeling en publicatie van richtsnoerdocumenten ter vereenvoudiging en normering van de techniek met betrekking tot het ERTMS. Ondersteuning van geharmoniseerde operaties met het ERTMS. Samenwerking met het Uitvoerend Agentschap INEA bij de evaluatie van specifieke ERTMS-projecten. Doorlopende toepassing van passende instrumenten en middelen om een moderne organisatie te worden die snel op veranderingen kan inspringen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bron: Door het Bureau verstrekte bijlage. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ANTWOORD VAN HET BUREAU
|
11. |
Het Bureau heeft nota genomen van de opmerking van de Rekenkamer en heeft het toezicht op de uitvoering van de begroting verder verbeterd, met name wat betreft titel III. Dit zou ertoe moeten bijdragen in de toekomst tot een aanvaardbaar niveau van over te dragen begrotingskredieten te komen. |
|
12. |
Het Bureau heeft nota genomen van de opmerking van de Rekenkamer en stelt interne richtsnoeren op over het gebruik van een hernieuwde oproep tot mededinging om betere prijsconcurrentie te waarborgen. |