Brussel, 7.8.2015

COM(2015) 398 final

2015/0174(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot goedkeuring van de sluiting door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De algemene doelstelling van het non-proliferatiebeleid is het voorkomen en opsporen van activiteiten inzake de proliferatie van massavernietigingswapens, en op die activiteiten te reageren. Voor het omgaan met proliferatievraagstukken bestaan er multilaterale verdragen en verificatiemechanismen, bilaterale en nationale wetgevingskaders, waarborgen, sancties, exportcontroles, samenwerkingsprogramma's voor dreigingsvermindering en noodmaatregelen.

Een ander aspect van dit beleid is een reeks maatregelen voor het omgaan met knowhow over massavernietigingswapens en hoog-risicomateriaal en -technologie die oneigenlijk en ongeoorloofd kunnen worden gebruikt en schade kunnen berokkenen.

In het licht hiervan werd na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1994 het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna "het Centrum" genoemd) opgericht. Het werd opgericht samen met andere partijen (VS, Canada, Japan) via een internationale multilaterale overeenkomst met het oog op non-proliferatie van wetenschappelijke en technische deskundigheid inzake massavernietigingswapens. Intussen zijn ook andere partijen toegetreden, namelijk Armenië, Belarus, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, de Republiek Korea, Noorwegen, de Russische Federatie en Tadzjikistan.

Het Centrum vormt een kruispunt tussen wetenschappelijk onderzoek en non-proliferatie, en heeft bijna 3000 projecten gefinancierd met een totale waarde van ruim 550 miljoen euro. De bijdrage van de EU beloopt ongeveer 270 miljoen euro. De afgelopen jaren evolueerde het werk van het Centrum als wetenschappelijk centrum om rekening te houden met de veranderende proliferatietoestand, de resultaten van risicoanalyses en de veranderende behoeften van de partijen. Het Centrum richt zich meer en meer op de ondersteuning van projecten voor de inperking van risico's op chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN) gebied, niet noodzakelijk op het vlak van de heroriëntatie van wetenschappers, maar op het vlak van ondersteuning van bioveiligheid en biobeveiliging, de fysieke upgrade van laboratoria en het stimuleren van netwerkactiviteiten tussen relevante wetenschappelijke gemeenschappen.

Na de in 2010 aangekondigde terugtrekking van de Russische Federatie, die op 15 juli 2015 effectief inging, hebben de partijen besloten dat een nieuwe overeenkomst moet worden opgesteld voor het Centrum zodat dit ook onder andere omstandigheden zijn taken kan blijven vervullen.

Op 21 oktober 2013 machtigde de Raad de Commissie om onderhandelingen te openen, namens de Europese Unie en Euratom (optredend als één partij), over een overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna "de overeenkomst" genoemd) tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika, en stelde de Raad onderhandelingsrichtsnoeren op (doc. 14137/13 R-UE).

De doelstellingen die in de onderhandelingsrichtsnoeren werden gesteld, zijn volledig bereikt en met de opmerkingen van de lidstaten werd tijdens de onderhandelingen rekening gehouden. De ontwerpovereenkomst werd op 5 februari 2014 aan de Groep atoomvraagstukken voorgelegd, en op 24 februari 2014 aan de Groep non-proliferatie van de Raad (CONOP).

Vervolgens is de ontwerpovereenkomst door de Commissie geparafeerd. In juni 2014 werd de overeenkomst geparafeerd door alle partijen behalve Kazachstan, Noorwegen en Tadzjikistan. Toen werd ervan uitgegaan dat de parafering zeer snel zou worden afgerond.

De Commissie stelde daarom bijgevoegd voorstel op betreffende een besluit van de Raad tot goedkeuring van de sluiting van de overeenkomst namens Euratom.

De parafering door Kazachstan liet langer op zich wachten. Eerst vroeg Kazachstan om een langere termijn om de interne goedkeuringsprocedures af te ronden. Later rezen er bezwaren over de vertaling van de ontwerpovereenkomst in het Russisch. Tijdens de interne procedure en na de herschikking van de regering in augustus 2014 voerde Kazachstan ook een technisch juridisch bezwaar aan met betrekking tot de verwijzing naar het Verdrag van Wenen in de overeenkomst. In die periode trok ook Belarus zich terug uit de overeenkomst, zodat in de overeenkomst over de voortzetting de verwijzing naar Belarus moest worden geschrapt. Er werd overeengekomen een nieuwe versie van de overeenkomst voor te bereiden. Deze versie verschilt niet wezenlijk van de eerdere, en voldoet volledig aan de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad. De taalkundige problemen werden opgelost, de verwijzing naar Belarus werd geschrapt en de verwijzing naar het Verdrag van Wenen werd vervangen door de tekst van het Verdrag, een oplossing waarmee Kazachstan kon instemmen. Na deze wijzigingen werd op 22 juni 2015 een nieuwe versie van de overeenkomst tot voortzetting door alle partijen geparafeerd in Astana.

Dit voorstel vormt de volgende stap in de procedure voor de ondertekening van de Overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna "de overeenkomst" genoemd). Er worden twee parallelle procedures voorgesteld, een voor de sluiting van de overeenkomst onder het Euratom-verdrag, en een voor de ondertekening van de overeenkomst onder het VEU en het VWEU.

Samenhang met bestaande beleidsinitiatieven op het beleidsterrein

Zoals wordt vermeld in het thematisch strategiedocument 2014-2020 in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, is het door de verspreiding van kennis inzake tweeërlei gebruik nodig de steun te verschuiven van de "heroriëntatie van wetenschappers" naar de ontwikkeling van het begrip "betrokkenheid van wetenschappers". Sindsdien is de EU-aanpak daaraan aangepast en wordt ook rekening gehouden met nieuwe informatie- en communicatiemiddelen waardoor entiteiten die mogelijk aan proliferatie willen doen, makkelijker toegang krijgen tot gevoelige kennis en knowhow.

In de loop van de tijd heeft "het menselijke aspect" aan belang gewonnen binnen het gehele veiligheidsbeleid en wordt er niet alleen nadruk gelegd op heroriëntatie, maar ook op de noodzaak om kennis en deskundigheid inzake tweeërlei gebruik op wereldschaal in te perken. Deze aspecten werden na 11 september 2001 nog belangrijker, en leidden tot de goedkeuring van resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad. Deze ontwikkelingen werden ook besproken in het kader van het wereldwijde partnerschapsprogramma van de G8. In 2009 keurde een werkgroep van de G8 die tijdens een top werd ingesteld, een reeks maatregelen goed voor een gecoördineerde aanpak op het vlak van wereldwijde verspreiding van kennis inzake massavernietigingswapens en engagement van wetenschappers. De werkgroep concludeerde dat de proliferatie van deskundigheid inzake massavernietigingswapens of andere gevoelige kennis inzake CBRN een ernstig risico vormt. In de aanbevelingen wordt verwezen naar de lessen die dankzij het Centrum zijn geleerd om geschikte projecten vorm te geven buiten de landen van de G8, als bijdrage aan de wereldwijde inspanningen voor non-proliferatie. In de G8-verklaring van Deauville werd het wereldwijde partnerschapsprogramma verlengd na 2012, met als aandachtspunt het identificeren van de betrokkenheid van wetenschappers.

Met de verschillende aanbevelingen werd rekening gehouden tijdens de onderhandelingen over de nieuwe overeenkomst over de voortzetting van het Centrum. De inhoud daarvan stemt overeen met de doelstellingen van resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De overeenkomst over de voortzetting past binnen de EU-veiligheidsstrategie uit 2003 en de herziening daarvan uit 2008, en binnen de conclusies van de Raad uit 2013 over het zorgen voor de voortzetting van een doeltreffend EU-beleid betreffende de nieuwe uitdagingen die de proliferatie van massavernietigingswapens (MVW) en de overbrengingsmiddelen daarvoor inhouden. In de conclusies wordt gepleit voor een verdere versterking van de bescherming tegen overdracht van gevoelige technologie en knowhow, ook met betrekking tot producten voor tweeërlei gebruik.

De nieuwe overeenkomst past ook binnen Horizon 2020 en in het bijzonder het werkprogramma voor veilige samenlevingen, waarin toegepast onderzoek naar veiligheid in verschillende kwetsbare sectoren wordt gestimuleerd. De overeenkomst strookt ook met de inhoud van de relevante onderzoeksprogramma's van Euratom.

De financiering van het Centrum is een onderdeel van het nieuwe instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, in het bijzonder artikel 5, lid 2. Het instrument bevat een aantal bepalingen om ervoor te zorgen dat activiteiten elkaar niet overlappen en om dubbele financiering te voorkomen. De Commissie is wettelijk verplicht ervoor te zorgen dat de goedgekeurde maatregelen stroken met de steunmaatregelen van de Unie en de lidstaten om overlapping van activiteiten en dubbele financiering te voorkomen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel werd bepaald na een gedachtewisseling over het voorstel van onderhandelingsrichtsnoeren in de relevante werkgroepen van de Raad (CONOP en Groep atoomvraagstukken) en het Coreper.

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 101 van het Euratom-verdrag.

Tegelijk wordt een procedure gestart op basis van de artikelen 29 en 37 van het VEU en van artikel 218 van het VWEU.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheid)

De lidstaten nodigden de Europese Unie uit partij te zijn bij de overeenkomst vanwege haar capaciteit om overal in de Unie deskundigen te mobiliseren en vanwege de ervaring die zij op dit vlak sinds 1992 heeft opgebouwd. De lidstaten waren het erover eens dat de EU beter dan individuele lidstaten kan zorgen voor de coördinatie en het netwerk tussen belanghebbenden, met name wetenschappers. Sommige risico's zijn immers grensoverschrijdend (epidemie of smokkel van gevaarlijk materiaal bijvoorbeeld) en moeten dus op regionale of wereldwijde schaal worden aangepakt.

3.RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN BIJEENBRENGEN EN BENUTTEN VAN DESKUNDIGHEID

Evaluaties achteraf/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Er werd gekozen om door te gaan met een internationale overeenkomst omdat dat de meeste rechtszekerheid biedt voor de Europese Unie, met inbegrip van financieringsprocedures op basis van internationale normen waarmee de financiële belangen van de fondsen van de Europese Unie beschermd blijven.

Er werden ook een aantal voorrechten verkregen die alleen konden worden geregeld in het kader van een nieuwe internationale overeenkomst, onder meer in verband met de onschendbaarheid en de privileges van EU-personeel van het secretariaat in Kazachstan. Ook de toegang tot instellingen voor het toezicht op de uitvoering van door de EU gefinancierde activiteiten is gewaarborgd, net als een aantal privileges waardoor de bijstand niet onderworpen is aan belastingen als btw, rechten en andere heffingen.

Raadpleging van belanghebbenden

In 2014 hield het wetenschappelijk adviescomité van het Centrum een aantal vergaderingen met vertegenwoordigers van de wetenschappelijke gemeenschap in de EU, Japan, de VS en andere landen die momenteel lid zijn van het Centrum. Op het vlak van de nucleaire, biologische en chemische veiligheid, maar ook op het vlak van klimaatverandering en nieuwe mogelijkheden voor wetenschappelijke netwerken, zijn prioriteiten voor verdere steun bepaald.

In februari 2015 verdiepte de Europese Commissie tijdens een vergadering met deskundigen uit alle partnerlanden, ook de EU, de besprekingen. De prioriteiten werden nader bepaald en er werd rekening gehouden met aanbevelingen over financieringsmechanismen en werkregelingen, in het bijzonder om het aspect van het netwerken te versterken.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het EU-standpunt werd geformuleerd op basis van aanbevelingen van interne deskundigen bij de Europese Commissie en bij de EDEO. Ook een aantal EU-deskundigen op hoog niveau die op dit domein actief zijn, deden aanbevelingen, in het bijzonder de deskundigen die namens de EU zitting hebben in het wetenschappelijk adviescomité van het Centrum.

Daarnaast werden ook een aantal studies van deskundigen gefinancierd om de risico's en dreigingen te beoordelen die op dit vlak aanwezig zijn in de Kaukasus en Centraal-Azië. De resultaten hiervan werden besproken in een door de Commissie voorgezeten werkgroep over de betrokkenheid van wetenschappers. De aanbevelingen daarvan werden opgevolgd.

4.TOELICHTING BIJ DE SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN HET VOORSTEL

De doelstellingen van het Centrum stroken volledig met de onderhandelingsrichtsnoeren die door de Raad zijn vastgelegd.

De kerndoelstellingen van het Centrum zijn bepaald in artikel 2 van de nieuwe overeenkomst. Deze doelstellingen zijn:

i)    het stimuleren van de verbetering van internationale mechanismen ter voorkoming van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, en van technologie, materialen en vakkennis die cruciaal zijn voor en rechtstreeks samenhangen met de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor (met inbegrip van technologie, materialen en vakkennis voor tweeërlei gebruik);

ii)    aan wetenschappers en ingenieurs met kennis en vaardigheden met betrekking tot massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, met inbegrip van kennis en vaardigheden voor tweeërlei gebruik, mogelijkheden bieden voor omscholing en ander werk zodat hun kennis en vaardigheden kunnen worden ingezet voor vreedzame activiteiten;

iii)    het stimuleren van een cultuur van veiligheid betreffende het hanteren en het gebruik van materialen, uitrusting en technologie die kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor; en

iv)    door zijn activiteiten bijdragen tot: de ontwikkeling van internationale wetenschappelijke partnerschappen, de versterking van wereldwijde veiligheid en economische groei door innovatie; zuiver wetenschappelijk en toegepast onderzoek en de technologische ontwikkeling en commercialisering, onder andere op het gebied van milieubescherming, energieproductie en nucleaire veiligheid, en tot het stimuleren van de verdere integratie van onderzoekers met voor massavernietigingswapens toegepaste technologie, vakkennis en daarmee verband houdende materialen in de internationale gemeenschap van wetenschappers.

In overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren wordt in de overeenkomst (artikel 10) bepaald dat alle activiteiten belastingvrij zijn en ook onder andere belastingvoorrechten in de begunstigde landen vallen.

De financierende partijen zijn volledig gemachtigd om toezicht uit te oefenen, audits uit te voeren, evaluaties te maken en inspecties te houden van de door de EU gefinancierde projecten, met inbegrip van de inspectie van de faciliteiten die worden gefinancierd, zoals is bepaald in artikel 8 van deze overeenkomst.

In artikel 12 van de overeenkomst wordt bepaald over welke immuniteiten en privileges het personeel van het Centrum beschikt, ook het personeel dat daar namens de Europese Unie werkt. De tekst van artikel 12 strookt volledig met de bepaling van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961.

Kazachstan maakte bezwaar tegen een rechtstreekse verwijzing naar het Verdrag van Wenen. Daarom is deze verwijzing tijdens de onderhandelingen vervangen door de exacte bewoording van de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van Wenen.

2015/0174 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot goedkeuring van de sluiting door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 4 en artikel 101, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 21 oktober 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen over een overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika 1 .

(2)Deze onderhandelingen zijn met succes afgerond.

(3)De ondertekening, onder voorbehoud van latere sluiting, van de overeenkomst is onderworpen aan een afzonderlijke procedure voor aangelegenheden die onder het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

(4)De sluiting van de overeenkomst door de Commissie namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie dient te worden goedgekeurd,


HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

De sluiting door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika wordt goedgekeurd.

De tekst van de te ondertekenen overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) Doc. 14137/13 R-UE, goedgekeurd op 21.10.2013.

Brussel, 7.8.2015

COM(2015) 398 final

BIJLAGE

bij het

BESLUIT VAN DE RAAD

tot goedkeuring van de sluiting door de Commissie van de overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika


BIJLAGE

bij het

BESLUIT VAN DE RAAD

tot goedkeuring van de sluiting door de Commissie van de overeenkomst tot voortzetting van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika

OVEREENKOMST TOT VOORTZETTING VAN HET

INTERNATIONAAL CENTRUM VOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE


DE PARTIJEN BIJ DEZE OVEREENKOMST,

BEZORGD over de wereldwijde dreiging van de verspreiding van nucleaire, radiologische, chemische en biologische wapens (hierna "massavernietigingswapens" genoemd) en het gebruik van nucleaire, radiologische, chemische en biologische materialen als wapens;

HERBEVESTIGEND dat de verspreiding van technologie, materialen en vakkennis inzake massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor moet worden voorkomen;

HERINNEREND AAN Resolutie 1540 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waarin wordt bepaald dat alle staten verplicht zijn zich te onthouden van enige vorm van steun aan niet-statelijke actoren die trachten nucleaire, chemische of biologische wapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor te vervaardigen, te verwerven, te bezitten, te ontwikkelen, te vervoeren, over te brengen of te gebruiken;

ERKENNEND dat samenwerking en multilaterale inspanningen tussen staten doeltreffend zijn om die verspreiding te voorkomen, en dat wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling een cruciale rol spelen bij de problemen inzake de verspreiding;

REKENING HOUDEND met de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna "het Centrum" genoemd), die op 27 november 1992 in Moskou werd ondertekend (hierna "de overeenkomst van 1992" genoemd) en het Protocol inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie, dat op 27 december 1993 in Moskou werd ondertekend (hierna "het Protocol inzake de voorlopige toepassing" genoemd);

OVERWEGENDE dat het Centrum activiteiten die kunnen leiden tot de verspreiding van massavernietigingswapens of daarmee verband houdende materialen zo veel mogelijk moet ontmoedigen, door onderzoek en ontwikkeling voor vreedzame doeleinden van wetenschappers en ingenieurs te ondersteunen en samen te werken in staten met voor massavernietigingswapens toegepaste technologie, vakkennis en daarmee verband houdende materialen, en gezien de eerdere bijdragen van het Centrum aan het voorkomen van de verspreiding van massavernietigingswapens en de ondersteuning van wetenschappelijke samenwerking tussen staten;

IN HET BESEF dat het welslagen van het Centrum krachtige steun van regeringen, de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna "Euratom" genoemd), niet-gouvernementele organisaties, stichtingen, academische en wetenschappelijke instellingen en andere intergouvernementele organisatie en organisaties uit de particuliere sector zal vergen;

GELEID door de wens dat het Centrum zijn werk voortzet in het licht van de recente wijzigingen met betrekking tot het lidmaatschap van het Centrum;

GELEID door de wens het Centrum aan te passen aan de sinds zijn oprichting veranderde omstandigheden, zodat de activiteiten van het Centrum de deelnemende onderzoekers en ingenieurs zullen stimuleren en ondersteunen, ook degenen met kennis en vaardigheden inzake massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen (met inbegrip van kennis en vaardigheden voor tweeërlei gebruik), bij het ontwikkelen van internationale wetenschappelijke partnerschappen, bij het versterken van wereldwijde veiligheid en bij economische groei door innovatie; en

BESLUITEND dat, om de doelstellingen van het Centrum efficiënter te bereiken via wetenschappelijke samenwerking, het Centrum wordt voorgezet door deze overeenkomst te sluiten, op basis van de overeenkomst van 1992, met herzieningen, en het Protocol inzake de voorlopige toepassing te vervangen,


ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

ARTIKEL 1

A)Het Centrum werd oorspronkelijk opgericht bij de overeenkomst van 1992 als een intergouvernementele organisatie, en wordt voortgezet krachtens deze overeenkomst. Elke partij doet op haar grondgebied het nodige om de activiteiten van het Centrum te vergemakkelijken. Voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen heeft het Centrum overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partijen de handelingsbevoegdheid om overeenkomsten te sluiten, roerende en onroerende goederen te verkrijgen of te vervreemden, en in rechte op te treden.

B)Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

i)"partijen": na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de ondertekenaars van deze overeenkomst die de kennisgeving hebben verstrekt overeenkomstig artikel 17, punt C), en alle lidstaten die tot deze overeenkomst zijn toegetreden overeenkomstig artikel 13, punt B);

ii)"personeel van het Centrum": natuurlijke personen die in dienst zijn van of een contract hebben met het Centrum, of die zijn toegewezen aan of een tijdelijke opdracht hebben bij het Centrum, zoals overeengekomen door het Centrum en een of meer partijen;

iii)"gezinsleden": echtgenoten of echtgenotes; ongehuwde kinderen ten laste, jonger dan 21; ongehuwde kinderen ten laste, jonger dan 23 die voltijds studeren aan een instelling voor postsecundair onderwijs; en ongehuwde kinderen met een verstandelijke of lichamelijke beperking;

iv)"activiteiten" van het Centrum: projecten en andere werkzaamheden die onder auspiciën van het Centrum worden uitgevoerd, overeenkomstig artikel 2;

v)"project" van het Centrum: een samenwerkingsactiviteit van welbepaalde duur die ergens in de wereld wordt uitgevoerd, waarvoor subsidies en/of materiaal nodig kan zijn en die krachtens artikel 6 moet worden goedgekeurd;

vi)"consensus" van de raad van bestuur: overeenstemming tussen alle partijen in de raad van bestuur die deelnemen aan en stemmen tijdens een bijeenkomst waar een besluit wordt genomen, op voorwaarde dat het quorum aanwezig is, tenzij anders is bepaald in deze overeenkomst. De statuten van het Centrum, zoals vastgesteld in artikel 4, bepalen het quorum en de vorm waarin de partijen mogen deelnemen aan vergaderingen;

vii)"gastland": een partij die wordt aangewezen als gastland overeenkomstig artikel 9, punt A);

viii)"technologie, materialen en vakkennis voor tweeërlei gebruik": technologie, materialen en vakkennis die kunnen worden gebruikt zowel voor commerciële doeleinden als voor de verspreiding van massavernietigingswapens, zoals toepassingen inzake de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor;

ix)"kennis en vaardigheden voor tweeërlei gebruik": kennis en vaardigheden met betrekking tot het gebruik van technologie, materialen en vakkennis voor tweeërlei gebruik bij de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor; en

x)"daarmee verband houdende materialen": materialen, uitrusting en technologie die onder relevante multilaterale verdragen en regelingen vallen, of die zijn opgenomen op een nationale controlelijst, die kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor.

ARTIKEL 2

A)Het Centrum zorgt voor de ontwikkeling, goedkeuring, financiering en controle van op vreedzame doeleinden gerichte activiteiten, die hoofdzakelijk worden uitgevoerd in instellingen en installaties op het grondgebied van de partijen. Projecten kunnen worden uitgevoerd in staten die geen partij zijn bij deze overeenkomst en die voor massavernietigingswapens toegepaste technologie, vakkennis en daarmee verband houdende materialen hebben, als deze staten die projecten schriftelijk hebben aangevraagd bij de raad van bestuur en de raad van bestuur unaniem goedkeurt dat dergelijke projecten worden uitgevoerd. Onverminderd het voorgaande kunnen individuen die onderdaan zijn van staten die geen partij zijn, toelating krijgen om deel te nemen aan activiteiten die het Centrum uitvoert in staten die partij zijn bij de overeenkomst.

B)De doelstellingen van het Centrum zijn:

i)het stimuleren van de verbetering van internationale mechanismen ter voorkoming van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, en van technologie, materialen en vakkennis die cruciaal zijn en rechtstreeks samenhangen met de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor (met inbegrip van technologie, materialen en vakkennis voor tweeërlei gebruik);

ii)aan wetenschappers en ingenieurs met kennis en vaardigheden met betrekking tot massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, met inbegrip van kennis en vaardigheden voor tweeërlei gebruik, mogelijkheden bieden voor omscholing en ander werk zodat hun kennis en vaardigheden kunnen worden ingezet voor vreedzame activiteiten;

iii)het stimuleren van een cultuur van veiligheid betreffende het hanteren en het gebruik van materialen, uitrusting en technologie die kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling, de productie, het gebruik of de verbetering van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor; en

iv)door zijn activiteiten bij te dragen tot: de ontwikkeling van internationale wetenschappelijke partnerschappen, de versterking van wereldwijde veiligheid en economische groei door innovatie; zuiver wetenschappelijk en toegepast onderzoek en de technologische ontwikkeling en commercialisering, onder andere op het gebied van milieubescherming, energieproductie en nucleaire veiligheid, en tot het stimuleren van de verdere integratie van onderzoekers met voor massavernietigingswapens toegepaste technologie, vakkennis en daarmee verband houdende materialen in de internationale gemeenschap van wetenschappers.

ARTIKEL 3

Om zijn doelstellingen te verwezenlijken is het Centrum gemachtigd om:

i)door de aanwending van fondsen of anderszins activiteiten overeenkomstig artikel 2 te bevorderen en te steunen;

ii)toezicht en financiële controle uit te oefenen op activiteiten van het Centrum overeenkomstig artikel 8;

iii)passende vormen van samenwerking tot stand te brengen met en middelen of donaties te ontvangen van regeringen, de Europese Unie en Euratom, intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties, organisaties uit de particuliere sector, stichtingen, academische en wetenschappelijke instellingen en aanverwante programma's;

iv)bijkantoren of informatiekantoren op te zetten waar nodig in belangstellende staten die partij zijn, of - als de raad van bestuur dat unaniem goedkeurt - op het grondgebied van een staat die geen partij is; en

v)andere activiteiten te ondernemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst waarover binnen de raad van bestuur consensus wordt bereikt.

ARTIKEL 4

A)Het Centrum heeft een raad van bestuur en een secretariaat, bestaande uit een uitvoerend directeur (die ook optreedt als CEO), een of meer adjunct-uitvoerend directeuren en de eventueel nog verder benodigde personeelsleden, overeenkomstig de statuten van het Centrum.

B)De raad van bestuur heeft de volgende taken:

i)    vaststelling van het beleid van het Centrum en van zijn reglement van orde;

ii)    algemene leiding en begeleiding van het secretariaat;

iii)    goedkeuring van de huishoudelijke begroting van het Centrum;

iv)    beheer van financiële en andere aangelegenheden van het Centrum, met inbegrip van de goedkeuring van procedures voor de opstelling van de begroting van het Centrum, de boekhouding en de controle daarvan;

v)    formulering van algemene criteria en prioriteiten voor de goedkeuring van activiteiten;

vi)    goedkeuring van activiteiten van het Centrum overeenkomstig artikel 6;

vii)    vaststelling van de statuten en van andere uitvoeringsregelingen waar nodig; en

viii)    andere taken die hem krachtens deze overeenkomst worden toegewezen of die voor de tenuitvoerlegging daarvan noodzakelijk zijn.

C)De beslissingen van de raad van bestuur worden bij consensus genomen.

D)Elke partij wordt vertegenwoordigd in de raad van bestuur met één stem en duidt niet meer dan twee vertegenwoordigers aan voor de raad van bestuur.

E)De partijen kunnen een wetenschappelijk adviescomité instellen, met vertegenwoordigers die door de partijen zijn voorgedragen, om de raad van bestuur deskundig wetenschappelijk en ander professioneel advies te geven, om de raad te adviseren inzake onderzoek voor vreedzame doeleinden dat moet worden gestimuleerd, en om enig ander advies te verstrekken dat de raad nodig heeft.

F)De raad van bestuur stelt statuten vast voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. Daarin worden de volgende aspecten geregeld:

i)de structuur van het secretariaat, met inbegrip van de taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur, de adjunct-uitvoerend directeuren en andere personeelsleden;

ii)de procedure voor het selecteren, ontwikkelen, goedkeuren, financieren, uitvoeren en controleren van de activiteiten;

iii)procedures voor de opstelling van de begroting voor het Centrum en voor de boekhouding en de controle daarvan;

iv)passende richtsnoeren inzake de intellectuele eigendomsrechten in verband met de projecten van het Centrum en met betrekking tot de verspreiding van de resultaten van projecten;

v)procedures voor de deelname van regeringen, de Europese Unie en Euratom, intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties aan de activiteiten van het Centrum;

vi)personeelsbeleid en

andere regelingen die voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst noodzakelijk zijn.

ARTIKEL 5

Intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties, of staten die geen partij zijn, kunnen door de raad van bestuur worden uitgenodigd om deel te nemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur, als waarnemers zonder stemrecht.

ARTIKEL 6

Bij ieder projectvoorstel dat ter goedkeuring aan de raad van bestuur wordt voorgelegd, moet de schriftelijke instemming worden gevoegd van de staat of staten waarin het project zal worden uitgevoerd. Bovenop de voorafgaande goedkeuring van deze staat of staten, is ook de goedkeuring van de projecten bij consensus in de raad van bestuur vereist.

ARTIKEL 7

A)Projecten die door de raad van bestuur zijn goedgekeurd, kunnen worden gefinancierd of ondersteund door het Centrum, de partijen, niet-gouvernementele organisaties, stichtingen, academische en wetenschappelijke instellingen en intergouvernementele organisaties en organisaties uit de particuliere sector. De financiering of ondersteuning van goedgekeurde projecten vindt plaats op door de verstrekkers vastgestelde voorwaarden en deze voorwaarden dienen in overeenstemming met deze overeenkomst te zijn.

B)De vertegenwoordigers van de partijen in de raad van bestuur en het personeel van het secretariaat van het Centrum komen niet in aanmerking voor projectfinanciering en mogen geen rechtstreekse begunstigde zijn van een projectfinanciering.

ARTIKEL 8

A)Het Centrum heeft het recht, in de staten waar het zijn activiteiten verricht:

i)ter plaatse de werkzaamheden, materialen, voorraden en besteding van fondsen met betrekking tot projecten van het Centrum, alsmede daarmee samenhangende dienstverlening en -financiering, te onderzoeken, na kennisgeving of tevens onder de in een projectovereenkomst aangegeven voorwaarden; en

ii)op zijn verzoek alle documenten of andere bescheiden in verband met de activiteiten met betrekking tot projecten van het Centrum en de besteding van de fondsen te inspecteren of te verifiëren, waar die documenten of bescheiden zich ook bevinden, tijdens de periode waarin het Centrum voor de financiering zorgt en voor een periode nadien als vastgelegd in de projectovereenkomst.

De krachtens artikel 6 vereiste schriftelijke instemming omvat ook een verklaring van de staat of staten waarin de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en van de begunstigde instelling dat zij het Centrum de toegang verlenen die nodig is om de in dit lid vastgestelde verificatie- en controlewerkzaamheden uit te voeren.

B)Ook iedere partij bezit de in punt A) bedoelde de rechten, gecoördineerd via het Centrum, met betrekking tot de projecten die zij geheel of gedeeltelijk financiert of projecten die op haar grondgebied worden uitgevoerd.

C)Indien wordt geconstateerd dat de voorwaarden van een project niet zijn nageleefd, kan het Centrum, dan wel een financierende regering of organisatie het project stopzetten en in overeenstemming met de projectovereenkomst de gepaste maatregelen nemen nadat de raad van bestuur in kennis is gesteld van de redenen daartoe.

ARTIKEL 9

A)De hoofdzetel van het Centrum bevindt zich in de Republiek Kazachstan en de Republiek Kazachstan is gastland zijn tenzij en totdat: i) de Republiek Kazachstan schriftelijk te kennen geeft aan de raad van bestuur niet langer als gastland te willen fungeren; ii) een van de andere, in artikel 13, punt A) genoemde partijen of een andere partij die toetreedt tot deze overeenkomst krachtens artikel 13, punt B) met als doeleinde toe te laten dat het Centrum activiteiten op het grondgebied van die staat uitvoert, schriftelijk te kennen geeft aan de raad van bestuur dat zij wenst te worden aangeduid als volgende gastland; iii) de raad van bestuur bij consensus besluit het verzoek van die partij om te worden aangeduid als volgende gastland, in te willigen; en iv) de partij die vraagt te worden aangeduid als volgende gastland, schriftelijk te kennen geeft aan de raad van stuur dat zij de aanduiding als volgende gastland accepteert.

B)Bij wijze van materiële steun aan het Centrum stelt de regering van het gastland op eigen kosten een gebouw ter beschikking dat geschikt is om door het Centrum te worden gebruikt, met de bijbehorende onderhoudswerkzaamheden, nutsvoorzieningen en beveiliging. De regering van het gastland en het Centrum kunnen een overeenkomst aangaan over de voorwaarden waaronder het gastland de materiële steun en het gebouw ter beschikking stelt.

C)Het Centrum heeft in het gastland de status van rechtspersoon en is in die hoedanigheid gemachtigd tot het sluiten van overeenkomsten, het kopen en verkopen van roerende en onroerende goederen, en heeft de bevoegdheid om als eiser en verweerder in rechte op te treden.

ARTIKEL 10

In het gastland geldt het volgende:


i)

(a)fondsen die door het Centrum worden ontvangen en eventuele intresten van deze fondsen zijn niet onderworpen aan belastingen in het gastland;

(b)het Centrum of een bijkantoor is niet onderworpen aan belastingen op eigendommen waarop krachtens de belastingwetgeving van het gastland belasting wordt geheven;

(c)goederen, voorraden en andere bezittingen die in verband met het Centrum en zijn projecten en activiteiten worden geleverd of gebruikt mogen in het gastland worden ingevoerd, uit het gastland worden uitgevoerd of in het gastland worden gebruikt vrij van toltarieven, heffingen, douanerechten, invoerbelastingen, btw en andere soortgelijke belastingen of heffingen. Goederen, voorraden en andere roerende en onroerende goederen mogen door het Centrum worden overgebracht naar of anderszins verstrekt aan juridische entiteiten (onder meer maar niet uitsluitend wetenschappelijke organisaties van het gastland) en in het bezit zijn van of worden gebruikt door het Centrum en/of de entiteiten waaraan die goederen zijn verstrekt of doorgegeven vrij van toltarieven, heffingen, douanerechten, invoerbelastingen, btw, onroerende voorheffing en andere soortgelijke belastingen of heffingen;

(d)personeelsleden van het Centrum die geen onderdaan zijn van het gastland, zijn vrijgesteld van het betalen van inkomensbelasting voor natuurlijke personen in het gastland;

(e)fondsen die zijn ontvangen in verband met de projecten van het Centrum door juridische entiteiten, ook wetenschappelijke organisaties van het gastland, zijn niet onderworpen aan belastingen in het gastland;

(f)fondsen die zijn ontvangen door natuurlijke personen, in het bijzonder door wetenschappers en specialisten, in het kader van de projecten van het Centrum, worden niet opgenomen in het totale belastbare inkomen van die personen;

ii)

(a)het Centrum, de partijen, regeringen, intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties mogen fondsen, behalve die in de plaatselijke valuta, die het Centrum nodig heeft om zijn activiteiten te verrichten, steeds in het gastland invoeren of daaruit uitvoeren zonder beperking. Elk van de genoemde instanties mag dit doen voor een bedrag dat niet hoger ligt dan het totale door die instantie in het gastland ingevoerde bedrag; en

(b)voor de financiering van het Centrum en zijn activiteiten mag het Centrum, voor zichzelf en namens de entiteiten vermeld onder ii), a), buitenlandse valuta verkopen op de internevalutamarkt van het gastland;

iii)    personeelsleden van niet uit het gastland komende organisaties die deelnemen aan een activiteit van het Centrum en die geen onderdaan of permanente inwoner van het gastland zijn, zijn vrijgesteld van het betalen van douanerechten en heffingen op persoonlijke bezittingen of huisraad die worden ingevoerd of gebruikt in of uitgevoerd uit het gastland voor persoonlijk gebruik door die personeelsleden of hun gezinsleden.

ARTIKEL 11

A)In het gastland hebben het Centrum en zijn goederen en eigendommen juridische immuniteit en immuniteit inzake executoriale maatregelen, tenzij het Centrum in een specifiek geval expliciet afziet van die immuniteit.

B)Privileges en immuniteiten worden enkel aan het Centrum verleend voor de doeleinden die in deze overeenkomst worden gespecifieerd.

C)Het bepaalde in dit artikel vormt geen beletsel voor vergoeding of schadeloosstelling uit hoofde van van toepassing zijnde internationale overeenkomsten of het nationale recht van een staat.

D)Niets in het onder punt A) bepaalde mag worden gebruikt om gerechtelijke stappen of vorderingen tegen onderdanen van het gastland of permanente inwoners van het gastland te verhinderen.

ARTIKEL 12

A)Personeelsleden van het Centrum en hun gezinsleden die in het gastland aanwezig zijn, krijgen van het gastland de volgende privileges en immuniteiten:

i)immuniteit inzake arrestatie, hechtenis en rechtsvervolging, op strafrechtelijk, civiel en administratief vlak, voor persoonlijke uitlatingen in woord of geschrift en alle handelingen bij de uitvoering van hun officiële taken;

ii)vrijstelling van belastingen op het gebied van inkomen, sociale zekerheid of andere belastingen, douanerechten of andere heffingen, met uitzondering van die welke gewoonlijk deel uitmaken van de prijs van goederen of worden betaald voor diensten;

iii)immuniteit inzake socialezekerheidsbepalingen;

iv)immuniteit inzake immigratiebeperkingen en inschrijving als buitenlander; en

v)recht op het invoeren van hun meubels en persoonlijke bezittingen bij hun in functie treden, vrij van alle in het gastland geldende toltarieven, heffingen, douanerechten, invoerbelastingen en andere soortgelijke belastingen of heffingen, en recht op het uitvoeren van hun meubels en persoonlijke bezittingen bij hun uit functie treden, vrij van alle in het gastland geldende toltarieven, heffingen, douanerechten, uitvoerbelastingen en andere soortgelijke belastingen of heffingen.

De bepalingen onder i) van dit artikel zijn niet van toepassing bij een rechtsgeding dat: a) voortvloeit uit een contract dat is gesloten met personeel van het Centrum waarin dat personeel niet expliciet of impliciet als optredend voor het Centrum wordt beschouwd; of b) door een derde partij wordt ingeleid ten gevolge van een ongeluk in het gastland dat is veroorzaakt door een voertuig.

B)Aan de vertegenwoordigers van de partijen in de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de adjunct-uitvoerend directeuren worden door de regering van het gastland, naast de onder A) en B) van dit artikel vermelde voorrechten en immuniteiten, de voorrechten, immuniteiten, vrijstellingen en faciliteiten verleend die in het algemeen door het gastland op zijn grondgebied aan de vertegenwoordigers van leden en uitvoerende hoofden van internationale organisaties worden toegekend.

C)Niets in deze overeenkomst verplicht de regering van het gastland tot het verlenen van de onder A) en B) van dit artikel vermelde voorrechten en immuniteiten aan de onderdanen of permanente inwoners.

D)Niets in deze overeenkomst mag worden gebruikt om af te wijken van de voorrechten, immuniteiten en andere voordelen die uit hoofde van andere overeenkomsten zijn verleend aan het onder A) en B) bedoelde personeel.

ARTIKEL 13

A)De Republiek Armenië, Georgië, de Republiek Kazachstan, de Kirgizische Republiek en de Republiek Tadzjikistan moeten de verplichtingen in acht nemen die het gastland krachtens de artikelen 9, punt C), 10, 11 en 12 van deze overeenkomst is aangegaan.

B)Een staat die na de inwerkingtreding ervan tot deze overeenkomst wenst toe te treden, stelt de raad van bestuur hiervan in kennis via de uitvoerend directeur. De raad van bestuur verschaft deze staat via de uitvoerend directeur een gewaarmerkt afschrift van deze overeenkomst. Na goedkeuring door de raad van bestuur krijgt bedoelde staat toestemming om tot de overeenkomst toe te treden. Voor die staat treedt deze overeenkomst in werking op de dertigste (30e) dag na de datum waarop deze staat zijn akte van toetreding heeft neergelegd bij de depositaris. Een staat met voor massavernietigingswapens toegepaste technologie, vakkennis en daarmee verband houdende materialen die tot de overeenkomst toetreedt met als doeleinde - dat in de toetredingsakte moet worden vermeld - toe te laten dat het Centrum activiteiten op het grondgebied van die staat uitvoert, is door zijn toetreding gehouden tot inachtneming van de verplichtingen die het gastland krachtens de artikelen 9, punt C), 10, 11 en 12 van deze overeenkomst is aangegaan.

ARTIKEL 14

A)Deze overeenkomst wordt twee jaar na de inwerkingtreding door de partijen opnieuw bezien. Daarbij moet rekening worden gehouden met de financiële verbintenissen en de betalingen van de partijen.

B)Deze overeenkomst kan met schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd, met uitsluiting van een partij die zich heeft teruggetrokken of die in overeenstemming met punt C) van dit artikel kennis heeft gegeven van haar intentie om zich uit deze overeenkomst terug te trekken. Als een partij die te kennen heeft gegeven zich terug te trekken, haar terugtrekking herroept voordat deze effectief ingaat, moet deze partij zich houden aan iedere wijziging aan deze overeenkomst die ingaat nadat deze partij te kennen heeft gegeven zich terug te trekken.

C)Een partij kan zich uit deze overeenkomst terugtrekken ten vroegste zes maanden nadat zij haar kennisgeving schriftelijk bij de depositaris heeft ingediend.

ARTIKEL 15

A)Over alle vragen en geschillen betreffende de uitvoering of uitlegging van deze overeenkomst dient door de partijen overleg te worden gepleegd.

B)Als een kwestie niet is opgelost na overleg, kunnen alle betrokken partijen samen besluiten een andere vorm van geschillenbeslechting te kiezen, zoals arbitrage, bemiddeling of verzoening.

ARTIKEL 16

Niets in deze overeenkomst mag een belemmering vormen voor de voortzetting van het Centrum dat oorspronkelijk werd opgericht bij de overeenkomst van 1992 als een intergouvernementele organisatie, met inbegrip van de operaties van bestaande bijkantoren van het Centrum, noch van invloed zijn op de geldigheid van bestaande contracten, subsidies of andere wettelijke instrumenten of regelingen van het Centrum, tenzij dat specifiek in deze overeenkomst is bepaald.

ARTIKEL 17

A)Deze overeenkomst staat open voor ondertekening door de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij, en Georgië, Japan, het Koninkrijk Noorwegen, de Kirgizische Republiek, de Republiek Armenië, de Republiek Kazachstan, de Republiek Korea, de Republiek Tadzjikistan en de Verenigde Staten van Amerika. 

B)Deze overeenkomst dient te worden geratificeerd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de depositaris.

C)Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de depositaris de laatste akte van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring heeft ontvangen van de staten die zijn opgesomd onder A) en de Europese Unie en Euratom, optredend als één partij.

D)Bij de inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst het Protocol inzake de voorlopige toepassing. Op dat ogenblik zetten de partijen de voorlopige toepassing van de overeenkomst van 1992 stop.

ARTIKEL 18

Het secretariaat van het Centrum is de depositaris van deze overeenkomst. Alle kennisgevingen aan de depositaris worden gericht aan de uitvoerend directeur van het Centrum. De depositaris vervult de functies zoals die zijn bepaald in artikel 77 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969.




TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.





Gedaan te … [plaats], op [datum], in de Armeense, Engelse, Franse, Georgische, Duitse, Japanse, Kazachse, Koreaanse, Kirgizische, Noorse, Russische en Tadzjiekse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In het geval van discrepantie tussen twee of meerdere versies wordt de Engelse tekst als de gezaghebbende beschouwd.