52015PC0094

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf /* COM/2015/094 final - 2015/0047 (NLE) */


TOELICHTING

1.           POLITIEKE EN JURIDISCHE ACHTERGROND

Bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad[1] is de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum, alsmede de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld. Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt toegepast door alle lidstaten, met uitzondering van Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

Bij Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad[2] is Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad gewijzigd en zijn negentien landen verplaatst naar bijlage II, waarin de derde landen zijn opgenomen waarvan de onderdanen van de visumplicht zijn vrijgesteld. Deze negentien landen zijn: Colombia, Dominica, Grenada, Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Oost-Timor, Palau, Peru, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten. In bijlage II staat bij elk van deze landen een voetnoot die luidt: “De visumvrijstelling geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst.”

Verordening (EU) nr. 509/2014 is op 20 mei 2014 vastgesteld en op 9 juni 2014 in werking getreden. In juli 2014 heeft de Commissie de Raad aanbevolen om haar te machtigen onderhandelingen over een visumvrijstellingsovereenkomst te openen met elk van de volgende zeventien landen: Dominica, Grenada, Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Oost-Timor, Palau, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten[3]. Op 9 oktober 2014 heeft de Raad de Commissie onderhandelingsrichtsnoeren aangereikt.

Volgens overweging 5 van Verordening (EU) nr. 509/2014 en de gemeenschappelijke verklaring die bij de vaststelling van de verordening is afgelegd, geldt voor Colombia en Peru een specifieke procedure die inhoudt dat nader moet worden beoordeeld of Colombia en Peru aan de desbetreffende criteria voldoen, voordat de Commissie aan de Raad aanbevelingen kan doen over besluiten houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen betreffende visumvrijstellingsovereenkomsten met deze twee landen. Colombia en Peru waren daarom niet opgenomen in de bovengenoemde aanbeveling aan de Raad. 

De onderhandelingen over de visumvrijstellingsovereenkomst met Oost-Timor zijn op 19 november 2014 in Brussel geopend. Tijdens de bijeenkomst kon de gehele ontwerptekst worden bekeken en werd over alle aspecten overeenstemming bereikt. Na een aantal informele vervolgcontacten werd de overeenkomst op 15 december 2014 door de hoofdonderhandelaars geparafeerd.

De lidstaten werden ingelicht op de bijeenkomst van de Groep Visa van de Raad van 21 november 2014.

Voor de Unie is artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in samenhang met artikel 218 daarvan, de rechtsgrondslag voor de overeenkomst.

Bijgaand voorstel is het rechtsinstrument voor de ondertekening van de overeenkomst. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Aangezien Oost-Timor zijn interne ratificatieprocedure snel kan afronden en het lang geleden is dat Commissie voor het eerst heeft voorgesteld om de burgers van Oost-Timor vrij te stellen van de visumplicht (november 2012), wordt in het voorstel betreffende de ondertekening bepaald dat de overeenkomst voorlopig wordt toegepast vanaf de datum van ondertekening, overeenkomstig artikel 218, lid 5, VWEU. Aangezien voor de sluiting van de overeenkomst de goedkeuring van het Europees Parlement vereist is, zal de Commissie het Europees Parlement van de voorlopige toepassing van de overeenkomst in kennis stellen.

2.           RESULTAAT VAN DE ONDERHANDELINGEN

De Commissie is van mening dat de doelstellingen die de Raad in de onderhandelingsrichtsnoeren had geformuleerd, zijn bereikt en dat de ontwerp-visumvrijstellingsovereenkomst aanvaardbaar is voor de Unie.

De overeenkomst houdt uiteindelijk het volgende in:

Doel

De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een tijdvak van 180 dagen.

Om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers gelijk worden behandeld, is in de overeenkomst een bepaling opgenomen die inhoudt dat Oost-Timor de overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten van de Europese Unie kan opschorten of beëindigen, en dat omgekeerd ook de Unie de overeenkomst alleen voor alle lidstaten kan opschorten of beëindigen.

De specifieke situatie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland komt tot uiting in de preambule.

Toepassingsgebied

De visumvrijstelling geldt voor alle categorieën personen (houders van gewone paspoorten, diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten, officiële paspoorten en speciale paspoorten) en voor reizen voor alle doeleinden, behalve voor het verrichten van een bezoldigde bezigheid. Voor deze laatste categorie reizigers behouden zowel de lidstaten als Oost-Timor de vrijheid om voor de onderdanen van de andere partij een visum verplicht te stellen overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht. Om een geharmoniseerde toepassing te waarborgen, is aan de overeenkomst een gemeenschappelijke verklaring gehecht over de interpretatie van de categorie personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten.

Duur van het verblijf

De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een tijdvak van 180 dagen. Aan de overeenkomst is een gemeenschappelijke verklaring gehecht over de interpretatie van deze termijn van 90 dagen.

De overeenkomst houdt rekening met de situatie van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen. De visumvrijstelling geeft de burgers van Oost-Timor het recht om gedurende 90 dagen binnen elk tijdvak van 180 dagen op het grondgebied van elk van die lidstaten (Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië) te verblijven, zolang deze geen deel uitmaken van het Schengengebied zonder binnengrenzen, onafhankelijk van de periode die voor het gehele Schengengebied geldt.

Territoriale toepassing

De overeenkomst bevat bepalingen betreffende de territoriale toepassing: ten aanzien van Frankrijk en Nederland geldt de visumvrijstelling voor de burgers van Oost-Timor alleen voor verblijf op het Europese grondgebied van deze lidstaten.

Verklaringen

Andere gemeenschappelijke verklaringen die aan de overeenkomst zijn gehecht:

- een verklaring betreffende de volledige verspreiding van informatie over de inhoud en de gevolgen van de visumvrijstellingsovereenkomst en aanverwante kwesties, zoals de toegangsvoorwaarden, en

- een verklaring betreffende de betrokkenheid van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

3.           CONCLUSIES

Rekening houdend met de hierboven beschreven resultaten stelt de Commissie voor dat de Raad:

– besluit dat de overeenkomst namens de Unie wordt ondertekend en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon (personen) aan te wijzen die gemachtigd wordt (worden) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen;

– in afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst de voorlopige toepassing ervan goedkeurt.

2015/0047 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Bij Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad[4] is Oost-Timor verplaatst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad[5] naar bijlage II daarbij.

(2)       Bij het land staat een voetnoot volgens welke de visumvrijstelling geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst.

(3)       Bij zijn besluit van 9 oktober 2014 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een overeenkomst tussen de Europese Unie en Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf.

(4)       De onderhandelingen over de overeenkomst zijn op 19 november 2014 geopend.

(5)       De op 15 december 2014 geparafeerde overeenkomst dient te worden ondertekend en de aangehechte verklaringen dienen te worden goedgekeurd. In afwachting van de voltooiing van de procedures voor de formele sluiting ervan dient de overeenkomst voorlopig te worden toegepast.

(6)       Overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, beide gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van de overeenkomst niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland,

BESLUIT:

Artikel 1

De ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (hierna „de overeenkomst” genoemd) wordt namens de Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De aan dit besluit gehechte verklaringen worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

Artikel 4

In afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan wordt de overeenkomst op voorlopige basis toegepast vanaf de datum van ondertekening.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1

[2]               Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67.

[3]               COM(2014) 467 van 17.7.2014.

[4]               Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67.

[5]               Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1.

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd, en

DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR, hierna „Oost-Timor” genoemd, hierna samen „de partijen” genoemd,

MET HET OOG OP de verdere ontwikkeling van de vriendschappelijke betrekkingen tussen de partijen en vanuit de wens om het reizen gemakkelijker te maken door voor hun burgers te zorgen voor vrijstelling van de visumplicht voor toegang en kort verblijf,

GEZIEN Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld, waarbij onder meer negentien derde landen, waaronder Oost-Timor, worden verplaatst naar de lijst van derde landen waarvan de onderdanen voor korte verblijven in de lidstaten van de Europese Unie (EU) zijn vrijgesteld van de visumplicht,

INDACHTIG artikel 1 van Verordening (EU) nr. 509/2014, waarin wordt bepaald dat voor deze negentien landen de vrijstelling van de visumplicht pas van toepassing wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst,

GELEID DOOR DE WENS het beginsel van gelijke behandeling van alle EU-burgers te waarborgen,

REKENING HOUDEND met het feit dat personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten tijdens hun korte verblijf, niet onder deze overeenkomst vallen, en dat derhalve voor deze categorie personen de desbetreffende regels van het Unierecht en het nationale recht van de lidstaten en het nationale recht van Oost-Timor inzake de visumplicht of de visumvrijstelling en inzake de toegang tot werk van toepassing blijven,

REKENING HOUDEND met het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, beide gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doel

Deze overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een tijdvak van 180 dagen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a) „lidstaat”: alle lidstaten van de Europese Unie met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland;

b) „burger van de Europese Unie”: een onderdaan van een lidstaat als bedoeld onder a);

b) „burger van Oost-Timor”: eenieder die het staatsburgerschap van Oost-Timor bezit;

d) „Schengengebied”: het gebied zonder binnengrenzen bestaande uit het grondgebied van de lidstaten, als bedoeld onder a), die het Schengenacquis volledig toepassen.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1. Burgers van de Europese Unie die in het bezit zijn van een door een lidstaat afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder visum het grondgebied van Oost-Timor inreizen en er verblijven gedurende de in artikel 4, lid 1, bedoelde periode.

Burgers van Oost-Timor die in het bezit zijn van een door Oost-Timor afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder visum het grondgebied van de lidstaten inreizen en er verblijven gedurende de in artikel 4, lid 2, bedoelde periode.

2. Lid 1 is niet van toepassing op personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten.

Voor deze categorie personen kan elke lidstaat afzonderlijk beslissen de visumplicht aan de burgers van Oost-Timor op te leggen of de visumplicht op te heffen, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 539/2001.

Voor deze categorie personen kan Oost-Timor over de visumplicht of de visumvrijstelling voor de burgers van elke lidstaat afzonderlijk beslissen overeenkomstig zijn nationale wetgeving.

3. De bij deze overeenkomst geregelde visumvrijstelling laat de wetgeving van de partijen inzake de voorwaarden voor toegang en kort verblijf onverlet. De lidstaten en Oost-Timor behouden zich het recht voor de toegang tot en het kort verblijf op hun grondgebied te weigeren indien aan een of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan.

4. De visumvrijstelling geldt ongeacht de wijze van vervoer die wordt gebruikt om de grenzen van de partijen te overschrijden.

5. Vraagstukken die niet onder deze overeenkomst vallen, worden geregeld door het Unierecht, het nationale recht van de lidstaten en het nationale recht van Oost-Timor.

Artikel 4

Duur van het verblijf

1. De burgers van de Europese Unie mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied van Oost-Timor verblijven.

2. De burgers van Oost-Timor mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen. Bij de berekening van deze termijn wordt geen rekening gehouden met het verblijf in lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen.

De burgers van Oost-Timor mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van elk van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, onafhankelijk van de verblijfsperiode die is berekend voor het grondgebied van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen.

3. Deze overeenkomst laat onverlet dat zowel Oost-Timor als de lidstaten de verblijfsduur van 90 dagen kunnen verlengen overeenkomstig hun nationale recht en het Unierecht.

Artikel 5

Territoriale toepassing

1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn, wat de Franse Republiek betreft, uitsluitend van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek.

2. De bepalingen van deze overeenkomst zijn, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, uitsluitend van toepassing op het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 6

Gemengd comité voor het beheer van de overeenkomst

1. De partijen stellen een gemengd comité van deskundigen in, hierna het „comité” genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en vertegenwoordigers van Oost-Timor. De Unie wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie.

2. Het comité heeft onder andere de volgende taken:

a) het ziet toe op de toepassing van de overeenkomst;

b) het stelt wijzigingen van of toevoegingen aan de overeenkomst voor;

c) het beslecht geschillen die voortvloeien uit de interpretatie of de toepassing van de bepalingen van de overeenkomst.

3. Het comité wordt op verzoek van een van de partijen bijeengeroepen wanneer dat nodig is.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

Verhouding tussen deze overeenkomst en bestaande bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten tussen de lidstaten en Oost-Timor

Deze overeenkomst heeft voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Oost-Timor, voor zover de bepalingen daarvan betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.

Artikel 8

Slotbepalingen

1. Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen nationale procedures geratificeerd of goedgekeurd en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de hierboven bedoelde procedures zijn voltooid.

2. Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten, maar kan worden opgezegd overeenkomstig lid 5.

3. Deze overeenkomst kan met wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen worden van kracht nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun daartoe benodigde interne procedures zijn voltooid.

4. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten, met name in verband met de openbare orde, de bescherming van de nationale veiligheid of de bescherming van de volksgezondheid, illegale immigratie of herinvoering van de visumplicht door een partij. Het besluit tot opschorting wordt uiterlijk twee maanden vóór de inwerkingtreding ervan meegedeeld aan de andere partij. De partij die de toepassing van de overeenkomst heeft opgeschort, stelt de andere partij ervan in kennis dat de redenen voor de opschorting niet langer bestaan, zodra dit het geval is.

5. Elke partij kan deze overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Deze overeenkomst wordt 90 dagen na de datum van deze kennisgeving beëindigd.

6. Oost-Timor kan deze overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten opschorten of beëindigen.

7. De Unie kan deze overeenkomst alleen ten aanzien van al haar lidstaten opschorten of beëindigen.

Gedaan te Brussel in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE IJSLAND, NOORWEGEN, ZWITSERLAND EN LIECHTENSTEIN

De partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, met name uit hoofde van de overeenkomsten van 18 mei 1999 en 26 oktober 2004 inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

Daarom is het wenselijk dat de autoriteiten van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein enerzijds, en Oost-Timor anderzijds, onverwijld bilaterale overeenkomsten sluiten over de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf, die vergelijkbaar zijn met de overeenkomst tussen de Europese Unie en Oost-Timor.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN DE IN ARTIKEL 3, LID 2, VAN DEZE OVEREENKOMST BEDOELDE CATEGORIE PERSONEN DIE REIZEN OM EEN BEZOLDIGDE BEZIGHEID TE VERRICHTEN

Met het oog op een gemeenschappelijke interpretatie komen de partijen overeen dat in de zin van deze overeenkomst de categorie personen die een bezoldigde bezigheid verrichten, personen omvat die naar het grondgebied van de andere partij reizen om daar als werknemer of als dienstverlener winstgevende beroepswerkzaamheden/een betaalde activiteit uit te oefenen.

Onder deze categorie vallen niet:

— zakenlieden, dat wil zeggen personen die reizen in verband met zakelijke besprekingen (zonder in loondienst te zijn in het land van de andere partij),

— sporters en artiesten die op ad-hocbasis een activiteit verrichten,

— journalisten die worden uitgezonden door de media van hun land van verblijf, en

— stagiairs van de eigen onderneming.

In het kader van zijn taken op grond van artikel 6 van deze overeenkomst houdt het gemengd comité toezicht op de uitvoering van deze verklaring en kan het wijzigingen voorstellen indien het dit, op basis van de ervaringen van de partijen, nodig acht.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN DE TERMIJN VAN 90 DAGEN PER TIJDVAK VAN 180 DAGEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 4 VAN DEZE OVEREENKOMST

De partijen komen overeen dat de maximumtermijn van 90 dagen per tijdvak van 180 dagen, als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, kan bestaan uit één aaneengesloten bezoek of uit meerdere opeenvolgende bezoeken die in totaal niet meer dan 90 dagen per tijdvak van 180 dagen beslaan.

Hierbij wordt uitgegaan van een referentieperiode van 180 dagen die zodanig wordt berekend dat op elke dag van het verblijf wordt gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180 dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarde van 90 dagen per 180 dagen wordt voldaan. Dit betekent onder meer dat een ononderbroken afwezigheid van 90 dagen recht geeft op een nieuw verblijf van ten hoogste 90 dagen.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE BURGERS OVER DE VISUMVRIJSTELLINGSOVEREENKOMST

Gezien het belang van transparantie voor de burgers van de Europese Unie en Oost-Timor komen de partijen overeen dat zij zullen zorgen voor volledige verspreiding van informatie over de inhoud en de gevolgen van de visumvrijstellingsovereenkomst en aanverwante kwesties, zoals de toegangsvoorwaarden.