Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf /* COM/2015/094 final - 2015/0047 (NLE) */
TOELICHTING 1. POLITIEKE EN JURIDISCHE
ACHTERGROND Bij Verordening
(EG) nr. 539/2001 van de Raad[1]
is de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen bij
overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn
van een visum, alsmede de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze
plicht zijn vrijgesteld. Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt toegepast door
alle lidstaten, met uitzondering van Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Bij Verordening
(EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad[2] is Verordening (EG) nr.
539/2001 van de Raad gewijzigd en zijn negentien landen verplaatst naar bijlage
II, waarin de derde landen zijn opgenomen waarvan de onderdanen van de
visumplicht zijn vrijgesteld. Deze negentien landen zijn: Colombia, Dominica,
Grenada, Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Oost-Timor, Palau,
Peru, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa,
Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten.
In bijlage II staat bij elk van deze landen een voetnoot die luidt: “De
visumvrijstelling geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de
Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst.” Verordening (EU)
nr. 509/2014 is op 20 mei 2014 vastgesteld en op 9 juni 2014 in werking
getreden. In juli 2014 heeft de Commissie de Raad aanbevolen om haar te
machtigen onderhandelingen over een visumvrijstellingsovereenkomst te openen
met elk van de volgende zeventien landen: Dominica, Grenada, Kiribati, de
Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Oost-Timor, Palau, Saint Lucia, Saint
Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, Tonga, Trinidad en
Tobago, Tuvalu, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten[3]. Op 9 oktober 2014
heeft de Raad de Commissie onderhandelingsrichtsnoeren aangereikt. Volgens overweging
5 van Verordening (EU) nr. 509/2014 en de gemeenschappelijke verklaring die bij
de vaststelling van de verordening is afgelegd, geldt voor Colombia en Peru een
specifieke procedure die inhoudt dat nader moet worden beoordeeld of Colombia
en Peru aan de desbetreffende criteria voldoen, voordat de Commissie aan de
Raad aanbevelingen kan doen over besluiten houdende machtiging tot het openen
van onderhandelingen betreffende visumvrijstellingsovereenkomsten met deze twee
landen. Colombia en Peru waren daarom niet opgenomen in de bovengenoemde
aanbeveling aan de Raad. De
onderhandelingen over de visumvrijstellingsovereenkomst met Oost-Timor zijn op
19 november 2014 in Brussel geopend. Tijdens de bijeenkomst kon de gehele
ontwerptekst worden bekeken en werd over alle aspecten overeenstemming bereikt.
Na een aantal informele vervolgcontacten werd de overeenkomst op 15 december
2014 door de hoofdonderhandelaars geparafeerd. De lidstaten werden ingelicht op de
bijeenkomst van de Groep Visa van de Raad van 21 november 2014. Voor de Unie is artikel 77, lid 2, onder a),
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in
samenhang met artikel 218 daarvan, de rechtsgrondslag voor de overeenkomst. Bijgaand voorstel
is het rechtsinstrument voor de ondertekening van de overeenkomst. De Raad
besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Aangezien
Oost-Timor zijn interne ratificatieprocedure snel kan afronden en het lang geleden
is dat Commissie voor het eerst heeft voorgesteld om de burgers van Oost-Timor
vrij te stellen van de visumplicht (november 2012), wordt in het voorstel
betreffende de ondertekening bepaald dat de overeenkomst voorlopig wordt
toegepast vanaf de datum van ondertekening, overeenkomstig artikel 218, lid 5,
VWEU. Aangezien voor de sluiting van de overeenkomst de goedkeuring van het
Europees Parlement vereist is, zal de Commissie het Europees Parlement van de
voorlopige toepassing van de overeenkomst in kennis stellen. 2. RESULTAAT VAN DE
ONDERHANDELINGEN De Commissie is
van mening dat de doelstellingen die de Raad in de onderhandelingsrichtsnoeren
had geformuleerd, zijn bereikt en dat de ontwerp-visumvrijstellingsovereenkomst
aanvaardbaar is voor de Unie. De overeenkomst
houdt uiteindelijk het volgende in: Doel De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen
voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar
het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een
tijdvak van 180 dagen. Om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers gelijk
worden behandeld, is in de overeenkomst een bepaling opgenomen die inhoudt dat
Oost-Timor de overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten van de
Europese Unie kan opschorten of beëindigen, en dat omgekeerd ook de Unie de
overeenkomst alleen voor alle lidstaten kan opschorten of beëindigen. De specifieke
situatie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland komt tot uiting in de
preambule. Toepassingsgebied De visumvrijstelling geldt voor alle
categorieën personen (houders van gewone paspoorten, diplomatieke paspoorten,
dienstpaspoorten, officiële paspoorten en speciale paspoorten) en voor reizen
voor alle doeleinden, behalve voor het verrichten van een bezoldigde bezigheid.
Voor deze laatste categorie reizigers behouden zowel de lidstaten als
Oost-Timor de vrijheid om voor de onderdanen van de andere partij een visum
verplicht te stellen overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of het
toepasselijke nationale recht. Om een geharmoniseerde toepassing te waarborgen,
is aan de overeenkomst een gemeenschappelijke verklaring gehecht over de
interpretatie van de categorie personen die reizen om een bezoldigde bezigheid
te verrichten. Duur van het verblijf De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen
voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar
het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een
tijdvak van 180 dagen. Aan de overeenkomst is een gemeenschappelijke verklaring
gehecht over de interpretatie van deze termijn van 90 dagen. De overeenkomst houdt rekening met de situatie
van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen. De
visumvrijstelling geeft de burgers van Oost-Timor het recht om gedurende 90
dagen binnen elk tijdvak van 180 dagen op het grondgebied van elk van die
lidstaten (Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië) te verblijven, zolang deze
geen deel uitmaken van het Schengengebied zonder binnengrenzen, onafhankelijk
van de periode die voor het gehele Schengengebied geldt. Territoriale toepassing De overeenkomst bevat bepalingen betreffende
de territoriale toepassing: ten aanzien van Frankrijk en Nederland geldt de
visumvrijstelling voor de burgers van Oost-Timor alleen voor verblijf op het
Europese grondgebied van deze lidstaten. Verklaringen Andere
gemeenschappelijke verklaringen die aan de overeenkomst zijn gehecht: - een verklaring
betreffende de volledige verspreiding van informatie over de inhoud en de
gevolgen van de visumvrijstellingsovereenkomst en aanverwante kwesties, zoals
de toegangsvoorwaarden, en - een verklaring
betreffende de betrokkenheid van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en
Liechtenstein bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het
Schengenacquis. 3. CONCLUSIES Rekening houdend
met de hierboven beschreven resultaten stelt de Commissie voor dat de Raad: –
besluit dat de overeenkomst namens de Unie wordt
ondertekend en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon (personen) aan
te wijzen die gemachtigd wordt (worden) de overeenkomst namens de Unie te
ondertekenen; –
in afwachting van de inwerkingtreding van de
overeenkomst de voorlopige toepassing ervan goedkeurt. 2015/0047 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Unie,
en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de
Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht
voor kort verblijf DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang
met artikel 218, lid 5, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement
en de Raad[4]
is Oost-Timor verplaatst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de
Raad[5] naar bijlage II
daarbij. (2) Bij het land staat een
voetnoot volgens welke de visumvrijstelling geldt vanaf de datum van
inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst. (3) Bij zijn besluit van 9
oktober 2014 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een
overeenkomst tussen de Europese Unie en Oost-Timor inzake de vrijstelling van
de visumplicht voor kort verblijf. (4) De onderhandelingen over de
overeenkomst zijn op 19 november 2014 geopend. (5) De op 15 december 2014
geparafeerde overeenkomst dient te worden ondertekend en de aangehechte
verklaringen dienen te worden goedgekeurd. In afwachting van de voltooiing van
de procedures voor de formele sluiting ervan dient de overeenkomst voorlopig te
worden toegepast. (6) Overeenkomstig het Protocol
betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van
de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en het Protocol betreffende het
Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, beide
gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van de
overeenkomst niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, BESLUIT: Artikel 1 De ondertekening van de overeenkomst tussen de
Europese Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling
van de visumplicht voor kort verblijf (hierna „de overeenkomst” genoemd) wordt
namens de Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting ervan. De tekst van de overeenkomst is aan dit
besluit gehecht. Artikel 2 De aan dit besluit gehechte verklaringen
worden namens de Unie goedgekeurd. Artikel 3 De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de
persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens
de Unie te ondertekenen, onder voorbehoud van de sluiting ervan. Artikel 4 In afwachting van de voltooiing van de
procedures voor de sluiting ervan wordt de overeenkomst op voorlopige basis
toegepast vanaf de datum van ondertekening. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart
2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen
bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn
van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die
plicht zijn vrijgesteld, PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1 [2] Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement
en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van
de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen
bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum
en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn
vrijgesteld, PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67. [3] COM(2014) 467 van 17.7.2014. [4] Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement
en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van
de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen
bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum
en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn
vrijgesteld, PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67. [5] Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart
2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen
bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn
van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die
plicht zijn vrijgesteld, PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1. BIJLAGE bij het Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens
de Unie, en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese
Unie en de Democratische Republiek Oost-Timor inzake de vrijstelling van de
visumplicht voor kort verblijf OVEREENKOMST tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek
Oost-Timor inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd, en DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR, hierna „Oost-Timor”
genoemd, hierna samen „de partijen” genoemd, MET HET OOG OP de verdere ontwikkeling van de
vriendschappelijke betrekkingen tussen de partijen en vanuit de wens om het
reizen gemakkelijker te maken door voor hun burgers te zorgen voor vrijstelling
van de visumplicht voor toegang en kort verblijf, GEZIEN Verordening (EU) nr. 509/2014 van het
Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen
waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit
moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen
van deze plicht zijn vrijgesteld, waarbij onder meer negentien derde landen,
waaronder Oost-Timor, worden verplaatst naar de lijst van derde landen waarvan
de onderdanen voor korte verblijven in de lidstaten van de Europese Unie (EU)
zijn vrijgesteld van de visumplicht, INDACHTIG artikel 1 van Verordening (EU) nr.
509/2014, waarin wordt bepaald dat voor deze negentien landen de vrijstelling
van de visumplicht pas van toepassing wordt vanaf de datum van inwerkingtreding
van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst, GELEID DOOR DE WENS het beginsel van gelijke
behandeling van alle EU-burgers te waarborgen, REKENING HOUDEND met het feit dat personen die
reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten tijdens hun korte verblijf,
niet onder deze overeenkomst vallen, en dat derhalve voor deze categorie
personen de desbetreffende regels van het Unierecht en het nationale recht van
de lidstaten en het nationale recht van Oost-Timor inzake de visumplicht of de
visumvrijstelling en inzake de toegang tot werk van toepassing blijven, REKENING HOUDEND met het Protocol betreffende
de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht en het Protocol betreffende het Schengenacquis
dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, beide gehecht aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst niet
van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN: Artikel
1 Doel Deze overeenkomst voorziet in visumvrij reizen
voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Oost-Timor die naar
het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een
tijdvak van 180 dagen. Artikel
2 Definities Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt
verstaan onder: a) „lidstaat”: alle lidstaten van de Europese
Unie met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland; b) „burger van de Europese Unie”: een
onderdaan van een lidstaat als bedoeld onder a); b) „burger van Oost-Timor”: eenieder die het
staatsburgerschap van Oost-Timor bezit; d) „Schengengebied”: het gebied zonder
binnengrenzen bestaande uit het grondgebied van de lidstaten, als bedoeld onder
a), die het Schengenacquis volledig toepassen. Artikel
3 Toepassingsgebied 1. Burgers van de Europese Unie die in het
bezit zijn van een door een lidstaat afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek
paspoort, dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder
visum het grondgebied van Oost-Timor inreizen en er verblijven gedurende de in
artikel 4, lid 1, bedoelde periode. Burgers van Oost-Timor die in het bezit zijn
van een door Oost-Timor afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek paspoort,
dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder visum het
grondgebied van de lidstaten inreizen en er verblijven gedurende de in artikel
4, lid 2, bedoelde periode. 2. Lid 1 is niet van toepassing op personen
die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten. Voor deze categorie personen kan elke lidstaat
afzonderlijk beslissen de visumplicht aan de burgers van Oost-Timor op te
leggen of de visumplicht op te heffen, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van
Verordening (EG) nr. 539/2001. Voor deze categorie personen kan Oost-Timor
over de visumplicht of de visumvrijstelling voor de burgers van elke lidstaat
afzonderlijk beslissen overeenkomstig zijn nationale wetgeving. 3. De bij deze overeenkomst geregelde
visumvrijstelling laat de wetgeving van de partijen inzake de voorwaarden voor
toegang en kort verblijf onverlet. De lidstaten en Oost-Timor behouden zich het
recht voor de toegang tot en het kort verblijf op hun grondgebied te weigeren
indien aan een of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan. 4. De visumvrijstelling geldt ongeacht de
wijze van vervoer die wordt gebruikt om de grenzen van de partijen te
overschrijden. 5. Vraagstukken die niet onder deze
overeenkomst vallen, worden geregeld door het Unierecht, het nationale recht
van de lidstaten en het nationale recht van Oost-Timor. Artikel
4 Duur
van het verblijf 1. De burgers van de Europese Unie mogen
gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied van
Oost-Timor verblijven. 2. De burgers van Oost-Timor mogen gedurende
maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van
de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen. Bij de berekening van
deze termijn wordt geen rekening gehouden met het verblijf in lidstaten die het
Schengenacquis nog niet volledig toepassen. De burgers van Oost-Timor mogen gedurende
maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van
elk van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen,
onafhankelijk van de verblijfsperiode die is berekend voor het grondgebied van
de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen. 3. Deze overeenkomst laat onverlet dat zowel
Oost-Timor als de lidstaten de verblijfsduur van 90 dagen kunnen verlengen
overeenkomstig hun nationale recht en het Unierecht. Artikel
5 Territoriale
toepassing 1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn,
wat de Franse Republiek betreft, uitsluitend van toepassing op het Europese
grondgebied van de Franse Republiek. 2. De bepalingen van deze overeenkomst zijn,
wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, uitsluitend van toepassing op het
Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden. Artikel
6 Gemengd
comité voor het beheer van de overeenkomst 1. De partijen stellen een gemengd comité van
deskundigen in, hierna het „comité” genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers
van de Europese Unie en vertegenwoordigers van Oost-Timor. De Unie wordt
vertegenwoordigd door de Europese Commissie. 2. Het comité heeft onder andere de volgende
taken: a) het ziet toe op de toepassing van de
overeenkomst; b) het stelt wijzigingen van of toevoegingen
aan de overeenkomst voor; c) het beslecht geschillen die voortvloeien
uit de interpretatie of de toepassing van de bepalingen van de overeenkomst. 3. Het comité wordt op verzoek van een van de
partijen bijeengeroepen wanneer dat nodig is. 4. Het comité stelt zijn reglement van orde
vast. Artikel
7 Verhouding
tussen deze overeenkomst en bestaande bilaterale
visumvrijstellingsovereenkomsten tussen de lidstaten en Oost-Timor Deze overeenkomst heeft voorrang op de
bepalingen van bilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen
afzonderlijke lidstaten en Oost-Timor, voor zover de bepalingen daarvan
betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld. Artikel
8 Slotbepalingen 1. Deze overeenkomst wordt door de partijen
volgens hun eigen nationale procedures geratificeerd of goedgekeurd en treedt
in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de
partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de hierboven bedoelde procedures
zijn voltooid. 2. Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde
tijd gesloten, maar kan worden opgezegd overeenkomstig lid 5. 3. Deze overeenkomst kan met wederzijdse
schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen worden
van kracht nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun
daartoe benodigde interne procedures zijn voltooid. 4. Elk van beide partijen kan deze
overeenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten, met name in verband met de
openbare orde, de bescherming van de nationale veiligheid of de bescherming van
de volksgezondheid, illegale immigratie of herinvoering van de visumplicht door
een partij. Het besluit tot opschorting wordt uiterlijk twee maanden vóór de
inwerkingtreding ervan meegedeeld aan de andere partij. De partij die de
toepassing van de overeenkomst heeft opgeschort, stelt de andere partij ervan
in kennis dat de redenen voor de opschorting niet langer bestaan, zodra dit het
geval is. 5. Elke partij kan deze overeenkomst opzeggen
door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Deze
overeenkomst wordt 90 dagen na de datum van deze kennisgeving beëindigd. 6. Oost-Timor kan deze overeenkomst alleen ten
aanzien van alle lidstaten opschorten of beëindigen. 7. De Unie kan deze overeenkomst alleen ten
aanzien van al haar lidstaten opschorten of beëindigen. Gedaan te Brussel in tweevoud in de Bulgaarse,
de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de
Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de
Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse,
de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk
authentiek. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE
IJSLAND, NOORWEGEN, ZWITSERLAND EN LIECHTENSTEIN De partijen nemen nota van de nauwe band
tussen de Europese Unie en Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein,
met name uit hoofde van de overeenkomsten van 18 mei 1999 en 26 oktober 2004
inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de
toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Daarom is het wenselijk dat de autoriteiten
van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein enerzijds, en Oost-Timor
anderzijds, onverwijld bilaterale overeenkomsten sluiten over de vrijstelling
van de visumplicht voor kort verblijf, die vergelijkbaar zijn met de
overeenkomst tussen de Europese Unie en Oost-Timor. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE
INTERPRETATIE VAN DE IN ARTIKEL 3, LID 2, VAN DEZE OVEREENKOMST BEDOELDE
CATEGORIE PERSONEN DIE REIZEN OM EEN BEZOLDIGDE BEZIGHEID TE VERRICHTEN Met het oog op een gemeenschappelijke
interpretatie komen de partijen overeen dat in de zin van deze overeenkomst de
categorie personen die een bezoldigde bezigheid verrichten, personen omvat die
naar het grondgebied van de andere partij reizen om daar als werknemer of als
dienstverlener winstgevende beroepswerkzaamheden/een betaalde activiteit uit te
oefenen. Onder deze categorie vallen niet: — zakenlieden, dat wil zeggen personen die
reizen in verband met zakelijke besprekingen (zonder in loondienst te zijn in
het land van de andere partij), — sporters en artiesten die op ad-hocbasis een
activiteit verrichten, — journalisten die worden uitgezonden door de
media van hun land van verblijf, en — stagiairs van de eigen onderneming. In het kader van zijn taken op grond van
artikel 6 van deze overeenkomst houdt het gemengd comité toezicht op de
uitvoering van deze verklaring en kan het wijzigingen voorstellen indien het
dit, op basis van de ervaringen van de partijen, nodig acht. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE
INTERPRETATIE VAN DE TERMIJN VAN 90 DAGEN PER TIJDVAK VAN 180 DAGEN ZOALS
BEDOELD IN ARTIKEL 4 VAN DEZE OVEREENKOMST De partijen komen overeen dat de
maximumtermijn van 90 dagen per tijdvak van 180 dagen, als bedoeld in artikel 4
van deze overeenkomst, kan bestaan uit één aaneengesloten bezoek of uit
meerdere opeenvolgende bezoeken die in totaal niet meer dan 90 dagen per
tijdvak van 180 dagen beslaan. Hierbij wordt uitgegaan van een
referentieperiode van 180 dagen die zodanig wordt berekend dat op elke dag van
het verblijf wordt gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180
dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarde van 90 dagen per 180 dagen
wordt voldaan. Dit betekent onder meer dat een ononderbroken afwezigheid van 90
dagen recht geeft op een nieuw verblijf van ten hoogste 90 dagen. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE
INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE BURGERS OVER DE VISUMVRIJSTELLINGSOVEREENKOMST Gezien het belang van transparantie voor de
burgers van de Europese Unie en Oost-Timor komen de partijen overeen dat zij
zullen zorgen voor volledige verspreiding van informatie over de inhoud en de
gevolgen van de visumvrijstellingsovereenkomst en aanverwante kwesties, zoals
de toegangsvoorwaarden.