5.4.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/22


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)

(2016/C 120/06)

Rapporteur:

Csaba BORBOLY (RO/EVP), voorzitter van de regioraad van Harghita

Referentiedocument:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Ontwerp van het gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie betreffende de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)

COM(2015) 429 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

1.

is verheugd over het feit dat de Commissie heeft ingezien dat in het jeugdbeleid de op gegevens en feiten gebaseerde beleidsvorming verder moet worden versterkt, en dat de Europese, regionale en nationale middelen en inspanningen zo doeltreffend mogelijk op elkaar moeten worden afgestemd om de doelen van het jeugdbeleid te verwezenlijken.

2.

Het CvdR vindt het bij uitstek belangrijk dat de Commissie over de samenwerkingsperiode op het vlak van het jeugdbeleid van 2016 tot 2018 van mening is dat er ook op nieuwe uitdagingen, zoals de integratie van jonge vluchtelingen of de aan populariteit winnende extreme denkbeelden onder jongeren, zo snel mogelijk moet worden gereageerd door middel van de juiste afstemming van het beleid.

3.

Het CvdR wijst in dit licht uitdrukkelijk op het nut van het EU-kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), dat een betere samenwerking tussen de EU-lidstaten en hun lokale en regionale overheden oplevert en jongeren (ruimere) mogelijkheden biedt om de kansen en voordelen van het Europese integratieproces te benutten. Het verzoekt de Commissie dan ook het kader na 2018 voort te zetten en verder te ontwikkelen.

4.

Het CvdR bevestigt dat moet worden vastgehouden aan de doelstellingen van het jeugdbeleid, nl. het waarborgen van gelijke kansen, de bevordering van maatschappelijke integratie en de versterking van het concurrentievermogen van jongeren op de arbeidsmarkt, terwijl actief burgerschap (participatie van jongeren), versterking van jeugdwerk, non-discriminatie en intercultureel begrip gestimuleerd moeten worden.

5.

Het CvdR geeft daarnaast uiting aan zijn bezorgdheid dat de Commissie de rol van de lokale en regionale overheden in het jeugdbeleid niet noemt, al is het overduidelijk dat het nationaal beleid in de meeste lidstaten ook jeugdzaken omvat en dat dit dan onder de bevoegdheid van de lokale en regionale overheden valt, zij het in wisselende mate.

6.

Het CvdR waardeert het werk van Eurostat om gegevenssets over een aantal aspecten in verband met jeugdzaken samen te stellen en te coördineren.

7.

Het CvdR verzoekt de Commissie systematisch de territoriale impact te onderzoeken van het jeugdbeleid op een lager niveau dan het nationale niveau, ten minste NUTS 2. Om de rol van de regio’s bij de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor jongeren verder uit te bouwen acht het CvdR het binnen het kader van de opencoördinatiemethode tussen de lidstaten nodig om meetbare indicatoren, concrete actieplannen voor de jeugd, waarbij alle bestuursniveaus betrokken zijn, en sterke partnerschappen tussen jongerenorganisaties en openbare overheden te ontwikkelen.

8.

Na overleg met de betrokkenen is het CvdR van mening dat Erasmus+ en de jongerengarantie weliswaar cruciale hulpmiddelen zijn om de beleidsdoelen te halen, maar dat de problemen veel complexer zijn, en dat de Unie zelfs nu al veel meer doet aan het jeugdbeleid dan alleen met de genoemde twee instrumenten; deze zijn weliswaar succesvol, maar blijken toch ontoereikend, omdat de tenuitvoerlegging van de jongerengarantie nog steeds veel te wensen overlaat. In het bijzonder dienen initiatieven te worden genomen ter ondersteuning van kwetsbare jongeren die tot hun 18e gebruikmaken van sociale voorzieningen en daarna het risico lopen geen enkele vorm van bescherming meer te krijgen op hun weg naar volwassenheid. Het CvdR wijst er daarom op dat andere informatie over de resultaten van het jeugdbeleid in een gepaste vorm beschikbaar moet worden gesteld, met name — maar niet alleen — op het gebied van jeugdwerkloosheid en sociale inclusie, mede om te bezien of hiervoor al in de huidige programmeringsperiode geen speciale begrotingsmiddelen moeten worden gereserveerd in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen. Gezien de omvangrijke en complexe uitdagingen zou jeugdbeleid in al het EU-beleid moeten worden geïntegreerd, via een horizontale benadering, niet alleen om oplossingen te vinden voor de huidige problemen van jongeren, maar ook om een basis te scheppen voor nieuwe economische groei. Bovendien zouden werkgelegenheidskansen kunnen worden gecreëerd door specifieke, waardevolle tradities en ambachten nieuw leven in te blazen. Ook dient men aanzienlijke inspanningen te blijven leveren om de uitwisseling van goede praktijken m.b.t. jeugdwerk en de participatie van jongeren tussen de lidstaten en de lokale en regionale overheden te bevorderen. Verder moet het economisch pleidooi voor onderwijs en opleiding, dat besproken is tijdens de bijeenkomst van de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport van 12 december 2014 (1) in de context van de tussentijdse herziening van de Europa 2020-strategie, nu vertaald worden in concrete investeringen in onderwijs, als onderdeel van de langetermijnagenda’s van de EU voor jeugdbeleid en groei.

9.

Het CvdR acht het positief dat de Commissie de verstrekking van informatie voor jonge werkzoekenden via het EURES-systeem voor de uitwisseling van informatie over vacatures verbeterd heeft en het initiatief „Je eerste EURES-baan” ter ondersteuning van jongeren die op zoek zijn naar een baan in het buitenland heeft gelanceerd en concrete stappen heeft gezet om gehoor te geven aan het in de aanbeveling van de Raad voor een kwaliteitskader voor stages omschreven verzoek om het EURES-portaal uit te breiden tot stages. Het CvdR roept de lidstaten op de opties van deze instrumenten meer te gebruiken.

10.

Het CvdR stelt tot zijn bezorgdheid vast dat de rechtstreekse politieke betrokkenheid (met name in de vorm van de opkomst bij verkiezingen) onder jongeren afneemt en achterblijft bij die van oudere generaties, maar het prijst de belangstelling die veel jongeren tonen om een actieve rol in hun plaatselijke gemeenschap te spelen door lid te worden van organisaties, gebruik te maken van online-instrumenten (sociale media) of vrijwilligerswerk te verrichten. Het is in dit verband dan ook positief dat de Commissie en de lidstaten in het kader van de EU-jongerenstrategie nieuwe vormen van democratische participatie alsook de toegang tot de politieke besluitvorming willen bevorderen. Ook moeten jongeren beter worden geïnformeerd over hun recht om een Europees burgerinitiatief voor te stellen en te steunen.

11.

Het CvdR beveelt de Commissie aan om met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van het onderwijs onderzoek te doen naar de goede praktijken van lidstaten en regio’s m.b.t. het kweken van politiek bewustzijn en het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd, en dan met name naar het directe of indirecte effect van beide aspecten op de politieke rol die jongeren op zich nemen of hun toenemende participatiebereidheid, en het resultaat van het onderzoek te delen met de lidstaten en de regio’s.

12.

Het CvdR ziet met name een belangrijke rol weggelegd voor jongerenorganisaties en sportverenigingen die binnen geformaliseerde kaders werkzaam zijn en buitenschoolse niet-formele en informele opleidingstrajecten voor actief burgerschap bieden, aangezien ze in aanzienlijke mate bijdragen aan de ontwikkeling van de participatievaardigheden van jongeren, en ook aan de kwalitatieve verbetering van de besluitvormingsprocedures zelf — daarom acht het CvdR het belangrijk dat dergelijke organisaties worden ondersteund.

13.

Het CvdR onderstreept dat tevens moet worden gekeken naar de ongestructureerde jongerencommunity’s waartoe steeds meer jongeren behoren, mede dankzij het, verantwoorde, gebruik van sociale media. Deze groepen bestaan vaak uit kansarme jongeren die niet over de instrumenten beschikken om te interageren met overheidsinstellingen.

14.

Het CvdR onderschrijft het belang van hoogwaardig jeugdwerk, dat beter moet kunnen inspelen op maatschappelijke, technologische en gedragsveranderingen. In dit verband is het ook belangrijk dat inspanningen om niet-formeel en informeel leren in het jeugdwerk te erkennen en zichtbaar te maken, ondersteund blijven worden.

15.

Het CvdR uit zijn bezorgdheid over het feit dat het jeugdwerk, dat in verscheidene lidstaten ook onder de bevoegdheid van de lokale overheid valt, in heel Europa te kampen heeft gehad met bezuinigingen, terwijl de toename van het aantal jonge mensen voor wie armoede en uitsluiting dreigt juist een uitbreiding van het jeugdwerk vergt, evenals de onder jongeren steeds meer voorkomende vormen van gedrag die de gezondheid schaden en het daarmee verband houdende sterftecijfer onder jongeren. Er dient met name een positieve levensstijl te worden gestimuleerd, o.a. door lichaamsbeweging te bevorderen, om zo het gebruik van verdovende middelen, alcoholmisbruik, roken en obesitas tegen te gaan. Tegelijkertijd moet actief beleid worden voorgesteld om jongeren individueel of in verenigingsverband kansen te bieden zich persoonlijk en professioneel te ontwikkelen, zodat ze in staat zijn „het sociale weefsel te vernieuwen” (witboek over Europa’s jeugd uit 2001).

16.

Verder zou het CvdR graag zien dat lokale en regionale overheden in reactie op de huidige migratiecrisis en in de context van de Europese migratieagenda rechtstreeks toegankelijke financiële middelen krijgen waarmee ze hun verplichtingen op het gebied van migratie en integratie kunnen nakomen.

17.

De migratie van jongeren uit minder welgestelde Europese regio’s of uit de regio’s die het zwaarst door de economische crisis zijn getroffen, ondermijnt de territoriale en sociale samenhang en levert ernstige demografische uitdagingen op. Om de groei en werkgelegenheid in die regio’s te bevorderen, hetgeen van cruciaal belang is om de exodus van jongeren en de daaruit voortvloeiende braindrain tegen te gaan, moeten o.m. interregionale partnerschappen en rechtstreekse lokale en regionale acties met gerichte, uit de structuur- en investeringsfondsen gefinancierde maatregelen ondersteund worden.

18.

De uitwisseling van succesvolle praktijken op het vlak van sectoroverschrijdende samenwerking ter ondersteuning van jongeren is een belangrijk instrument, omdat lidstaten en lokale en regionale overheden, alsook vertegenwoordigers van jongeren daardoor in staat worden gesteld van elkaar te leren. Bovendien bevorderen initiatieven als het Euro-mediterrane jongerenforum en het Europees Jeugdforum de dialoog over bijvoorbeeld het stimuleren van een leven lang leren en de mobiliteit in Europa, het beleid inzake onderwijs en werkgelegenheid en gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

19.

Het CvdR doet de aanbeveling om een basispakket uit te werken dat elke lidstaat, in de mate van het mogelijke, aan jongeren zou moeten aanbieden. In dit pakket zou bijzondere aandacht kunnen worden geschonken aan toegang tot breedbandinternet, de mogelijkheid om binnen het openbare onderwijs ten minste niveau B2 in een tweede vreemde taal te bereiken, loopbaanbegeleiding en permanent mentorschap, de kans op deelname aan vrijwilligerswerk, bevordering van de voorbereiding op een eerste baan, en flexibele en toegankelijke financieringsvormen waarmee een studie kan worden afgerond die is toegespitst op de carrièremogelijkheden. Tegelijkertijd verzoekt het CvdR de Europese Commissie zich in te zetten voor een leerlingplaatsgarantie voor jongeren die een opleiding willen volgen en om ervoor te zorgen dat alle jongeren in de EU over een minimum aan kwalificaties en vaardigheden beschikken die in de hele EU worden erkend en gevalideerd. Een en ander moet worden geschraagd met speciale erkenning en validatie van de meerwaarde van vaardigheden die jongeren op niet-formele manier verwerven.

20.

Er zouden in de verschillende regio’s van Europa studies moeten worden uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de situatie van jongeren wat hun huisvesting en de bewoonbaarheid van de woningen betreft. Het is op dit gebied bijzonder belangrijk dat goede praktijken worden uitgewisseld en lokale actieplannen worden uitgewerkt, aangezien er in sommige regio’s een overaanbod aan woningen is, terwijl de huisvesting voor jongeren in veel regio’s van inferieure kwaliteit is, en in nog weer andere regio’s de extreem hoge huren onbetaalbaar zijn voor jongeren. Er zouden dan ook adequate actieplannen moeten worden uitgewerkt aan de hand van passende gegevens, om jongeren een betere toegang tot goede woonomstandigheden te bieden. Meer specifiek stelt het CvdR voor om een evenredig aandeel sociale woningen voor jongeren te reserveren, om solidair nabuurschap en cohousing tussen zelfstandige ouderen en jongeren te stimuleren, en om jongeren met gunstige hypothecaire leningen te helpen bij de aankoop van een woning.

21.

Het CvdR benadrukt dat in het jeugdbeleid de mogelijkheid moet worden geboden om uitdagingen aan te pakken, zoals het afstemmen van vaardigheden op de territoriale en productiebehoeften en op de behoeften van werkgevers, mede in het kader van het terugdringen van de hoge jeugdwerkloosheid, het creëren van gelijke kansen voor jongeren die in perifere, ultraperifere, eiland- of plattelandsgebieden of in met demografische problemen kampende dorpen wonen, het stimuleren van initiatieven bij vakopleidingen die afgestemd zijn op de specifieke kenmerken van de regio en speciale vaardigheden, en het delen van optimale werkmethoden op dit gebied, waaronder herwaardering van manuele arbeid. Het beklemtoont dat de afstemming van vaardigheden op de behoeften van werkgevers belangrijk is om jeugdwerkloosheid te bestrijden en de carrièremogelijkheden van jongeren te verbeteren. Het vindt ook dat procedures moeten worden vastgesteld voor de validatie en certificering van vaardigheden die jongeren op niet-formele manier of tijdens vrijwilligerswerk hebben verworven, zodat ze deze kunnen benutten bij het vinden van een baan, en pleit ervoor om hieraan verdere aandacht te besteden. Bovendien wordt zo een beroep gedaan op het streven naar maatschappelijk verantwoord ondernemen van bedrijven, en worden ze uitgenodigd zich in te leven in jongeren die niet alleen de arbeidskrachten van vandaag en morgen zijn, maar ook de potentiële afnemers van hun diensten of producten.

22.

Het CvdR is van oordeel dat er binnen het jeugdbeleid — van zowel de lidstaten als de lokale en regionale overheden — ook in de toekomst veel aandacht besteed moet worden aan beleidsterreinen als de bevordering van de fundamentele christelijke culturele waarden van Europa, de discriminatie van jongeren op basis van geslacht, gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap of seksuele geaardheid, en de formulering van de taken op dat vlak, waarbij het ook gaat om de specifieke problemen van jongeren die tot nationale of etnische minderheidsgroepen behoren.

23.

Het CvdR verzoekt de betrokken lokale en regionale overheden om met inachtneming van de nationale wetgeving en de Europese beginselen alles in het werk te stellen om te zorgen voor het behoud en de oprichting van onderwijsinstellingen waar les wordt gegeven in de moedertaal van nationale of taalminderheden. Het verzoekt de lidstaten om jongeren die tot nationale of taalminderheden behoren, rekening houdend met hun bijzondere situatie op onderwijsgebied en overeenkomstig de beginselen van meertaligheid en non-discriminatie, onderwijsinstrumenten aan te reiken waardoor de jongeren in kwestie de officiële taal van hun land goed kunnen leren.

24.

Het CvdR acht het van prioritair belang dat een actieplan tegen het toenemend aantal gevallen van seksegebonden geweld onder jongeren wordt ingevoerd, waarin het belang van doeltreffend gemengd onderwijs in alle landen van de EU wordt benadrukt.

25.

Jongeren hebben maar zeer beperkt toegang tot de financieringsbronnen die nodig zijn om hun bedrijven te ontwikkelen, hun huisvesting te betalen of door te gaan met studeren. Het is dan ook belangrijk dat decentrale overheden met plaatselijke oplossingen komen die enerzijds kunnen helpen om de regio in kwestie concurrerender te maken en anderzijds om de gelijke kansen onder jongeren duidelijk te verbeteren.

26.

Daarom zouden jongerencentra moeten worden bevorderd die worden geleid door lokale actoren in samenwerking met onder meer private partijen. Zij zijn in staat de behoeften van jongeren als doelgroep te inventariseren en deze om te vormen tot toekomstige werkgelegenheidskansen en mogelijkheden voor het experimenteren met ondernemersvaardigheden en de ontwikkeling van actieve participatie.

27.

Het CvdR verzoekt de Commissie en de lidstaten te bekijken of jongeren voldoende geïnformeerd zijn over de wettelijke bepalingen inzake arbeidsrecht, arbeidsbescherming en vrijwilligerswerk en of zij toereikende bescherming genieten als ze in hun lidstaat van verblijf of in een andere lidstaat een baan of vrijwilligerswerk krijgen of stage lopen. Om die reden stelt het voor dat zij terugvallen op netwerken die hun diensten al bewezen hebben, zoals Europe Direct, Eurodesk of Eures, en op lokale instanties die immers de belangrijkste uitvoerders van het jeugdbeleid op het terrein zijn.

28.

Het CvdR benadrukt dat er met het oog op de bescherming van jongeren als vrijwilliger of op de arbeidsmarkt de nodige voorzichtigheid moet worden betracht, en het verzoekt de regio’s te onderzoeken hoe er kan worden samengewerkt door van elkaar te leren en optimale werkmethoden te delen. Ook onderstreept het dat de sociale en maatschappelijke waarde van vrijwilligerswerk moet worden vergroot, zoals in het geval van de maatschappelijke stage voor jongeren.

29.

Het CvdR vindt het de moeite waard om enerzijds te onderzoeken hoe de moderne maatschappelijke en gemeenschapskaders, zoals milieubewustzijn in verband met duurzame en energetisch efficiënte productie, maatschappelijk engagement, de ondersteuning van zwakkeren en de herwaardering van ambachtelijke activiteiten ervoor kunnen zorgen dat jongeren deelnemen aan de samenleving en dat zij goed geïntegreerd raken, en anderzijds hoe de fundamentele rol van het gezin als basis voor de sociaaleconomische ontwikkeling van het individu kan worden bevorderd en gesteund. Het beveelt aan om in de nieuwe VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling een verband te leggen met en te verwijzen naar het gezin. Steunmaatregelen moeten betrekking hebben op oorspronkelijke gezinnen, nieuwe gezinnen en in wording zijnde gezinnen, en moeten bedoeld zijn om gezinnen beter te beschermen en om het stichten van een gezin en het ouderschap te ondersteunen, met name in regio’s die voor demografische uitdagingen staan.

30.

Regio’s van overwegend rurale aard dienen bijzondere aandacht te besteden aan hun jonge bevolking, die echte strategische „activa” vormen in deze gebieden. Ze dienen jongeren te helpen om zich te handhaven op het platteland, hun meer mogelijkheden te bieden om in soms heel kleine dorpen te blijven wonen, en er in de mate van het mogelijke voor zorgen dat ze — middels een adequate training — het land kunnen blijven bewerken met behulp van traditionele landbouwtechnieken die milieuvriendelijk en duurzaam zijn en tegelijkertijd financieel levensvatbaar en economisch rendabel.

31.

Het CvdR stelt vast dat de geïsoleerde maatregelen van de afzonderlijke lidstaten op het vlak van het jeugdbeleid niet altijd toereikend zijn, en vaak slechts incidenteel op elkaar worden afgestemd, en schaart zich in dit verband achter het voorstel dat er in het jeugdbeleid krachtiger Europees wordt opgetreden en meer Europese maatregelen worden getroffen met het oog op een betere coördinatie, verdere harmonisatie en de benutting van de synergetische mogelijkheden, vooral omdat de jonge generatie meer openstaat voor mobiliteit en migratie, waarbij wel benadrukt moet worden dat in het vernieuwde beleid ook de cruciale rol van lokale en regionale overheden precies moet worden geformuleerd.

32.

Het CvdR acht het noodzakelijk de rol van jongeren bij de democratische processen te versterken, zodat zij hun stem kunnen laten horen. Om dit doel te bereiken moet de dialoog tussen jongeren worden bevorderd, gebruikmakend van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, met name jeugdorganisaties, (verenigingen van) lokale overheden, informele groepen, informatiecentra van Europe Direct, die voor feedback tussen jongeren en instellingen kunnen zorgen, en ngo’s, die altijd al het deel van de bevolking hebben vertegenwoordigd dat het meest openstaat voor verandering en sociale innovatie en dat de vernieuwing van een hele samenleving kan stimuleren. Juist om die reden wijst het CvdR erop dat de gestructureerde dialoog moet worden uitgebreid en spreekt het zijn steun uit voor de door de Commissie beoogde nieuwe initiatieven om de participatiemogelijkheden van jongeren en hun organisaties te vergroten. Om deze doelstellingen te bereiken kan het nuttig zijn om gestructureerde maatregelen te voorzien, zoals ook is gebeurd voor de jongerengarantie via het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief.

33.

Het CvdR benadrukt het belang van een gestructureerde dialoog op grotere schaal, en het steunt de Commissie bij het ondernemen van verdere stappen op dit gebied om de participatiemogelijkheden van jongeren in het algemeen en van de organisaties die hen vertegenwoordigen, uit te breiden. Het wijst erop dat bij de opzet van de gestructureerde dialoog vooral jongeren aandringen op kwaliteitscriteria, die in de dialoog zo goed mogelijk in aanmerking genomen dienen te worden. Het gaat daarbij o.a. om een partnerdialoog op „ooghoogte” en de beschikbaarheid van voldoende tijd. Jongeren zouden op de verschillende politieke niveaus bij zoveel mogelijk beleidsthema’s moeten deelnemen aan de meningsvorming; met name in het kader van de jongerenwerkgelegenheidsinitiatieven zou het regionale perspectief van de participatie van jongeren in de vorm van de gestructureerde dialoog versterkt kunnen worden.

34.

Het CvdR acht het van belang dat de integratie van jongeren met een handicap wordt bevorderd en dat zij daadwerkelijk gelijke toegang krijgen tot de door de lidstaten en regio’s geboden mogelijkheden.

35.

Het CvdR benadrukt dat in het beleid van de EU en van de lidstaten prioriteit moet worden gegeven aan de integratie van jongeren die zich in de gevarenzone bevinden zoals NEET-jongeren (jongeren die niet werken en evenmin onderwijs of een opleiding volgen) of jongeren met een migrantenachtergrond, die de grootste kans lopen om tot deze groep te gaan behoren.

36.

Mede gezien de uitermate ernstige terroristische dreiging in Europa en de helaas toenemende politieke en religieuze radicalisering onder jongeren is het CvdR van mening dat er overeenkomstig de veiligheidsagenda van de EU prioriteit moet worden gegeven aan maatregelen om geweld, radicalisering en extremisme te voorkomen, de participatie en het vertrouwen in de instellingen te versterken, en het recht van jongeren om te leven in pluralistische gemeenschappen op basis van de Europese democratische waarden, de rechtsstaat en de grondrechten, te waarborgen.

37.

Het CvdR raadt de lokale en regionale overheden in Europa aan lokale en regionale strategieën uit te werken die duidelijk gericht zijn op de karakteristieke problemen en mogelijkheden van jongeren, daarbij ook rekening houdend met het jeugdbeleid van de Unie en de lidstaten. Bij het opstellen van dergelijke strategieën dient erop gelet te worden dat de doelgroep, d.w.z. jongeren, zo veel mogelijk bij de uitwerking, uitvoering en evaluatie ervan wordt betrokken en dat men van elkaar kan leren. Het CvdR benadrukt ook dat er in het jeugdbeleid en in alle jongerenstrategieën horizontale maatregelen opgenomen moeten worden om discriminatie op basis van geslacht, gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap of seksuele geaardheid te bestrijden.

38.

Het CvdR roept de Commissie op maatregelen te promoten en te ondersteunen om ondernemerschap onder jongeren in de culturele en creatieve sector te stimuleren, teneinde werkgelegenheid te creëren en een adequaat antwoord te bieden aan al die jongeren die van hun passie op cultureel gebied hun beroep willen maken.

Gedaan te Brussel, 11 februari 2016.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA


(1)  Persbericht van zitting nr. 3358 van de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport.

http://www.consilium.europa.eu/en/workarea/downloadAsset.aspx?id=40802190967