24.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 399/137


P8_TA(2015)0465

Maleisië

Resolutie van het Europees Parlement van 17 december 2015 over Maleisië (2015/3018(RSP))

(2017/C 399/16)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Maleisië,

gezien zijn resolutie van 15 januari 2014 over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de ASEAN (1),

gezien de verklaring van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van 15 april 2015 over de recent aangenomen wijziging van de wet tegen staatsondermijning in Maleisië,

gezien de verklaring van de woordvoerder van de EDEO van 17 maart 2015 over de arrestatie van Nurul Izzah, oppositielid van het parlement in Maleisië,

gezien de verklaring van de woordvoerder van de EDEO van 10 februari 2015 over de veroordeling van Anwar Ibrahim, Maleisisch oppositiepoliticus,

gezien het strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie,

gezien de verklaring van de hoge commissaris voor de rechten van de mens van de VN van 9 april 2015 over de ontwerpen voor de antiterreurwet en de wet tegen staatsondermijning,

gezien de gezamenlijke persverklaring van de EDEO van 23 oktober 2015 over de beleidsdialoog over de mensenrechten tussen de EU en de ASEAN,

gezien de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers,

gezien de universele periodieke toetsing door de VN van oktober 2013,

gezien het verslag van de speciale rapporteur inzake mensenhandel van juni 2015,

gezien de tweede universele periodieke toetsing van Maleisië door de VN-Mensenrechtenraad en de aanbevelingen ervan van oktober 2013,

gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

gezien de verklaring van de Verenigde Naties over mensenrechtenverdedigers van 1998,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) van 1966,

gezien het VN-Verdrag van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

gezien de verklaring inzake mensenrechten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten,

gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de EU Maleisië als een belangrijke politieke en economische partner in Zuidoost-Azië beschouwt; overwegende dat de EU en Maleisië onderhandelen over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en een vrijhandelsovereenkomst;

B.

overwegende dat de ruimte voor publiek debat en vrije meningsuiting in Maleisië snel afneemt, omdat de regering haar toevlucht neemt tot vaag geformuleerde strafwetten om haar criticasters de mond te snoeren en openbare ontevredenheid en vreedzame meningsuiting, ook debatten over kwesties van openbare belang, de kop in te drukken; overwegende dat deze wetten onder meer de wet tegen staatsondermijning, de wet op drukpers en publicaties, de wet op communicatie en multimedia en de wet op vreedzame vergadering omvatten;

C.

overwegende dat de wet op de nationale veiligheidsraad op 3 december 2015 in het Maleisische parlement door een meerderheid werd goedgekeurd; overwegende dat door deze wet de door de premier geleide nationale veiligheidsraad verregaande bevoegdheden krijgt om de noodtoestand af te kondigen in elk gebied dat als veiligheidsrisico wordt beschouwd, waarbij ruime bevoegdheden worden verleend om zonder bevelschrift te arresteren, te doorzoeken en in beslag te nemen;

D.

overwegende dat sinds begin 2014 alleen al op basis van de wet tegen staatsondermijning minstens 78 personen werden onderzocht of beschuldigd;

E.

overwegende dat Anwar Ibrahim, de voormalige oppositieleider, in februari 2015 werd veroordeeld op basis van beschuldigingen van sodomie na een politiek gemotiveerde vervolging met een strafrechtelijke procedure die niet aan de internationale normen voor eerlijke procesvoering beantwoordde, tot gevolg; overwegende dat hij niet de gepaste medische verzorging kreeg;

F.

overwegende dat LGBTI-personen in Maleisië strafbaar worden gesteld door het verbod op sodomie en regionale verboden op het dragen van kleren van het andere geslacht en geconfronteerd worden met politieke haatzaaiingen, willekeurige arrestaties, fysieke en seksuele mishandeling, gevangenneming en andere vormen van misbruik;

G.

overwegende dat de Maleisische cartoonist Zulkiflee Anwar Ulhaque (Zunar) op basis van de wet tegen staatsondermijning beschuldigd wordt na kritische tweets over de regering naar aanleiding van de veroordeling van Anwar Ibrahim; overwegende dat de blogger Khalid Ismath en academicus Azmi Sharom met soortgelijke beschuldigingen worden geconfronteerd;

H.

overwegende dat de Maleisische corruptiebestrijdingscommissie de premier heeft ondervraagd in verband met beschuldigingen van smeergeld nadat meer dan 600 miljoen EUR werd ontdekt op zijn bankrekening zonder rechtvaardiging van de herkomst of het doel en afzonderlijke aantijgingen dat honderden miljoenen euro's verdwenen zijn van contracten van een door hem opgericht staatsbedrijf, 1Malaysia Development Berhad (1MDB);

I.

overwegende dat aan mediakanalen en uitgeverijen krachtens de wet op drukpers en publicaties beperkingen werden opgelegd nadat zij over deze aantijgingen verslag hadden uitgebracht en overwegende dat advocaat Matthias Chang en politicus Khairuddin Abu Hassan werden gearresteerd na hun onderzoek naar deze aantijgingen;

J.

overwegende dat de hoge vertegenwoordiger tijdens haar bezoek aan Maleisië op 5-6 augustus 2015 haar bezorgdheid heeft geuit over het misbruik dat wordt gemaakt van de strafwetgeving;

K.

overwegende dat de Maleisische politie, volgens ngo's en de VN, steeds vaker haar toevlucht neemt tot folterpraktijken, arrestaties 's avonds laat, ongerechtvaardigde voorlopige hechtenis en selectieve vervolging;

L.

overwegende dat Maleisië de doodstraf blijft uitvoeren en dat er momenteel tot 1 000 gevangenen in de dodencel zitten;

M.

overwegende dat Maleisië lid is van de VN-Veiligheidsraad en momenteel voorzitter is van de ASEAN en dat de 27e ASEAN-top van 18 tot 22 november 2015 in Kuala Lumpur heeft plaatsgevonden;

1.

herhaalt het grote engagement van de EU voor het Maleisische volk, met wie de EU sterke en langdurige politieke, economische en culturele banden heeft;

2.

betreurt de verslechterende mensenrechtensituatie in Maleisië en in het bijzonder de harde aanpak van activisten uit het maatschappelijk middenveld, academici, media en politieke activisten; uit zijn bezorgdheid over de piek van het aantal personen die beschuldigd of gearresteerd worden op basis van de wet tegen staatsondermijning;

3.

is uiterst bezorgd over de goedkeuring van de wet op de nationale veiligheidsraad en dringt aan op de opheffing ervan; vraagt de regering een gepast evenwicht in stand te houden tussen de behoefte de nationale veiligheid te vrijwaren en de verplichting de burgerrechten en politieke rechten te beschermen;

4.

dringt er bij de Maleisische regering op aan alle politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laten, ook de voormalige oppositieleider Anwar Ibrahim, en hen de gepaste medische verzorging te verstrekken, en politiek gemotiveerde aanklachten te laten vallen, ook tegen cartoonist Zulkiflee Anwar Haque (Zunar), blogger Khalid Ismath, academicus Azmi Sharom, politieke dissidenten Khairuddin Abu Hassan en Matthias Chang, en mensenrechtenactivisten Lena Hendry en Maria Chin Abdullah;

5.

dringt er bij de Maleisische autoriteiten op aan de wet tegen staatsondermijning in te trekken en alle wetgeving, met inbegrip van de antiterreurwet, de wet op drukpers en publicaties, de wet op communicatie en multimedia en de wet op vreedzame vergadering en andere relevante strafrechtelijke bepalingen, in overeenstemming te brengen met internationale normen over de vrijheid van meningsuiting en vergadering en de bescherming van de mensenrechten; vraagt de Maleisische autoriteiten vreedzame vergaderingen te faciliteren en de veiligheid van alle deelnemers en hun vrijheid van meningsuiting in het hele land te garanderen;

6.

dringt aan op de oprichting van de onafhankelijke commissie voor de afhandeling van klachten over en wangedrag van de politie, zoals werd aanbevolen in de politieonderzoekscommissie in 2005, om aantijgingen van foltering en sterfgevallen tijdens politiehechtenis te onderzoeken;

7.

benadrukt het belang van onafhankelijke en transparante onderzoeken naar de beschuldigingen van smeergeld en van een volledige samenwerking met de onderzoekers; dringt er bij de Maleisische regering op aan geen druk uit te oefenen op de Maleisische corruptiebestrijdingscommissie en de media;

8.

betreurt ten zeerste de opgang van racistische groeperingen die verder bijdragen tot etnische spanningen;

9.

moedigt de Maleisische regering aan tot het starten van een dialoog met oppositiepartijen en belanghebbenden van het maatschappelijk middenveld;

10.

roept de Maleisische regering op tot de ratificering van belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, met inbegrip van het ICCPR, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, IAO-Verdrag nr. 169, het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof alsook het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en het facultatieve protocol;

11.

vraagt de Maleisische regering een vaste uitnodiging uit te breiden naar alle speciale rapporteurs van de VN, waardoor zij Maleisië kunnen bezoeken zonder om een uitnodiging te verzoeken;

12.

herhaalt zijn standpunt dat de doodstraf een wrede, onmenselijke of onterende behandeling is en vraagt Maleisië een moratorium in te voeren als eerste stap in de richting van de afschaffing van de doodstraf voor alle misdaden en alle doodstraffen om te zetten in gevangenisstraffen;

13.

vraagt de EU en de lidstaten, in overeenstemming met het strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie, hun beleid ten aanzien van Maleisië te coördineren om hervormingen met betrekking tot bovenstaande punten van zorg op alle mogelijke manieren aan te moedigen, ook in de context van de VN, waar Maleisië in 2015-2016 een niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad is;

14.

dringt er bij de EU-delegatie in Maleisië op aan haar inspanningen op te voeren om projecten over de vrijheid van meningsuiting en de hervorming van repressieve wetgeving te financieren en alle gepaste instrumenten, met inbegrip van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), te gebruiken om mensenrechtenactivisten te beschermen; dringt aan op de opheffing van het verbod op sodomie en vraagt de EDEO, in overeenstemming met de EU-richtsnoeren om het genot van alle mensenrechten door LGBTI's te bevorderen en te beschermen, haar activiteiten omtrent de rechten van LGBTI-personen in Maleisië, die geconfronteerd worden met geweld en vervolging, op te voeren en vooral te ijveren voor de decriminalisering van homo- en transseksualiteit;

15.

herhaalt het belang van de beleidsdialoog over de mensenrechten tussen de EU en de ASEAN als een nuttig instrument om goede praktijken uit te wisselen en initiatieven voor capaciteitsopbouw te bevorderen;

16.

vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat tijdens toekomstige onderhandelingen over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Maleisië gepast rekening wordt gehouden met mensenrechtenkwesties;

17.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, het parlement en de regering van Maleisië, de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN en de regeringen van de ASEAN-lidstaten.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0022.