17.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 349/26


P8_TA(2015)0343

Situatie in Thailand

Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2015 over de situatie in Thailand (2015/2875(RSP))

(2017/C 349/04)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Thailand, met name die van 20 mei 2010 (1), 6 februari 2014 (2) en 21 mei 2015 (3),

gezien de verklaring van de woordvoerder van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Federica Mogherini, van 2 april 2015 over de ontwikkelingen in Thailand,

gezien de verklaringen van de EU-delegatie naar Thailand, in overleg met de hoofden van de EU-vertegenwoordiging in Thailand, van 14 november 2014, 30 juni 2015 en 24 september 2015,

gezien de conclusies van de Raad van 23 juni 2014 over Thailand,

gezien het antwoord van de toenmalige vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, van 15 mei 2013 over de situatie van Andy Hall,

gezien het persbericht van de speciale rapporteur van de VN inzake de bevordering en bescherming van het recht op vrijheid van meningsuiting van 1 april 2015,

gezien de universele periodieke toetsing van Thailand door de VN-Mensenrechtenraad en de aanbevelingen ervan van 5 oktober 2011,

gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948,

gezien de verklaring van de VN over mensenrechtenverdedigers van 1998,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) van 1966, waarbij Thailand partij is,

gezien het VN-Verdrag van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

gezien de verklaring inzake mensenrechten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten,

gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het leger op 20 mei 2014 de regering van Thailand heeft afgezet en in het hele land de staat van beleg heeft afgekondigd, waarbij ook het waarnemend Centrum voor vrede en orde werd ontbonden;

B.

overwegende dat de militairen een Nationale Raad voor vrede en orde (NCPO) hebben opgericht, waarvan de leider, generaal Prayuth Chan-ocha, alle bevoegdheden en onbeperkt gezag zal uitoefenen om bevelen uit te vaardigen en de grondwet te hervormen;

C.

overwegende dat de belangrijke grondwettelijke organen die de NCPO heeft opgericht onder controle staan van militairen en dat alle NCPO-leden volledige immuniteit genieten voor elke vorm van wangedrag, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid en zijn aangesteld op grond van de afdelingen 44 en 47 van de voorlopige grondwet;

D.

overwegende dat de Grondwettelijke Commissie op 29 augustus 2015 klaar was met de opstelling van een nieuwe grondwet, maar dat deze op 6 september 2015 door de Nationale Hervormingsraad werd afgewezen; overwegende dat een nieuwe Grondwettelijke Commissie binnen 180 dagen de grondwet moet herschrijven en dat de recente afwijzing het militaire bewind in het land kan verlengen;

E.

overwegende dat toonaangevende websites over de politieke en mensenrechtensituatie in Thailand door de NCPO krachtens afdeling 44 van de voorlopige grondwet worden beschuldigd van het bedreigen van de nationale veiligheid, en dat er sprake is van strenge censuur van tv-zenders en radiostations die banden hebben met alle binnenlandse politieke groeperingen;

F.

overwegende dat de recent aangenomen wet inzake openbare vergadering, die op 14 augustus 2015 in werking is getreden, de vrijheid van vergadering ernstig beperkt en strenge straffen tot tien jaar gevangenis oplegt voor strafbare feiten zoals verstoring van de openbare dienst;

G.

overwegende dat militairen zijn aangesteld als „vredes- en ordehandhavers”, met de bedoeling mensen willekeurig vast te houden en zonder een rechterlijk bevel onderzoeken en huiszoekingen te verrichten;

H.

overwegende dat deelnemers aan vreedzame demonstraties herhaaldelijk zijn beschuldigd van opruiing en schending van de wet, en dat 14 activisten van de Beweging voor nieuwe democratie (NDM) zijn gearresteerd;

I.

overwegende dat de doodstraf nog steeds wordt toegepast in Thailand, en dat de nieuwe wet de omstandigheden waaronder deze kan worden opgelegd nog heeft uitgebreid;

J.

overwegende dat er sinds de staatsgreep sprake is van een golf van arrestaties onder de wet op de majesteitsschennis;

K.

overwegende dat de nationale mensenrechtencommissie (NHRC) de toegang is ontzegd tot gefolterde of mishandelde personen die op gezag van de militaire rechtbanken zonder aanklacht of proces permanent worden vastgehouden;

L.

overwegende dat de veiligheid van plaatselijke mensen- en landrechtenactivisten sinds de staatsgreep is verslechterd;

M.

overwegende dat Thailand geen partij is bij het Vluchtelingenverdrag van 1951 of het bijbehorende protocol van 1967, en geen formeel nationaal asielkader heeft; overwegende dat de Thaise autoriteiten vluchtelingen en asielzoekers blijven terugsturen naar landen waar ze waarschijnlijk zullen worden vervolgd;

N.

overwegende dat Thailand krachtens internationale verdragen waarbij het partij is verplicht is op passende wijze foltering, overlijden tijdens hechtenis en andere vermeende ernstige schendingen van de mensenrechten te onderzoeken en te vervolgen;

O.

overwegende dat de strafrechtelijke smaad tegen een verdediger van de rechten van werknemers, de EU-burger Andy Hall, is verworpen, maar dat hij nog steeds wordt geconfronteerd met beschuldigingen inzake computercriminaliteit en smaad en twee civiele smaadzaken, wat zou kunnen resulteren in een gevangenisstraf van zeven jaar en een geldboete van meerdere miljoenen dollar, omdat hij heeft bijgedragen aan een rapport van Finnwatch waarin een Thaise ananasgroothandelaar wordt beschuldigd van ernstige schending van het arbeidsrecht, ondanks het feit dat de schendingen van de rechten van werknemers door het bedrijf tijdens eerdere zittingen van de rechtbank werden bevestigd door het Thaise ministerie van Arbeid en door een medewerker van het bedrijf; overwegende dat zijn zaak op 19 oktober 2015 voorkomt;

P.

overwegende dat, hoewel Thailand Verdrag nr. 29 van de Internationale Arbeidsorganisatie heeft geratificeerd, migrerende werknemers er weinig bescherming genieten; overwegende dat de handel in werknemers een groot probleem is; overwegende dat de situatie in de visserijsector bijzonder zorgwekkend is;

Q.

overwegende dat de EU de prille onderhandelingen met Thailand over een bilaterale vrijhandelsovereenkomst, die in 2013 van start zijn gegaan, heeft opgeschort en dat zij weigert de in november 2013 gefinaliseerde partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst te ondertekenen tot er een democratische regering aan de macht is; overwegende dat de EU de derde grootste handelspartner van Thailand is;

1.

is ingenomen met het grote engagement van de EU voor het Thaise volk, met wie de EU sterke en langdurige politieke, economische en culturele banden heeft; benadrukt dat de EU, als vriend en partner van Thailand, herhaaldelijk heeft aangedrongen op het herstel van het democratische proces;

2.

is evenwel ernstig bezorgd over de verslechterende mensenrechtensituatie in Thailand na de illegale staatsgreep van mei 2014;

3.

verzoekt de Thaise autoriteiten met klem de opgelegde beperkingen op het recht op vrijheid en op de vreedzame uitoefening van andere mensenrechten op te heffen, in het bijzonder voor zover relevant voor vreedzame deelname aan politieke activiteiten;

4.

verzoekt de Thaise autoriteiten veroordelingen en vonnissen ongedaan te maken, aanklachten in te trekken en personen en mediafiguren vrij te laten die zijn veroordeeld of aangeklaagd wegens het vreedzaam uitoefenen van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering; dringt er bij de regering op aan afdeling 44 van de voorlopige grondwet onmiddellijk in te trekken, alsook aanverwante bepalingen die voor de Thaise autoriteiten als basis dienen om fundamentele vrijheden te onderdrukken en ongestraft de mensenrechten te schenden;

5.

verzoekt de Thaise autoriteiten bedreigingen voor de veiligheid van de bevolking te helpen voorkomen, en beter tegemoet te komen aan de bezwaren van het maatschappelijk middenveld en van landrechtenactivisten;

6.

verzoekt de Thaise autoriteiten zo spoedig mogelijk te beginnen met de politieke overdracht van bevoegdheden van de militaire aan de civiele autoriteiten; neemt kennis van het duidelijke plan voor vrije en eerlijke verkiezingen en verlangt dat het tijdschema in acht wordt genomen;

7.

dringt aan op de overdracht van alle rechterlijke bevoegdheden over burgers van militaire naar civiele rechtbanken, de beëindiging van willekeurige detentie krachtens de staat van beleg, en maatregelen die de bevoegdheden van het leger om burgers vast te houden eerder beperken dan uitbreiden;

8.

moedigt de autoriteiten aan de wet op de majesteitsschennis opnieuw te bekijken om te voorkomen dat deze de vreedzame uitoefening van een politieke meningsuiting bestraft, alsook het uitgebreide gebruik van deze wet voor los van elkaar staande onderwerpen op te schorten;

9.

wenst dat het recht op veiligheid, met inbegrip van die van mensenrechtenverdedigers, wordt geëerbiedigd en beschermd, en dat alle schendingen van de rechten van mensenrechtenverdedigers onmiddellijk, doeltreffend en onafhankelijk worden onderzocht;

10.

neemt kennis van de aanstelling door de Thaise regering van een nieuwe Grondwettelijke commissie die zo spoedig mogelijk een nieuwe grondwet moet opstellen; dringt aan op een grondwet die gebaseerd is op democratische beginselen zoals gelijkheid, vrijheid, eerlijke vertegenwoordiging, transparantie, verantwoordingsplicht, eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en de publieke toegang tot hulpbronnen;

11.

verzoekt de Thaise regering te voldoen aan haar grondwettelijke en internationale verplichtingen op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering en politiek pluralisme, met name gezien de toenemende ernst van haar „anti-smaad”-wetten;

12.

neemt kennis van de maatregelen van de Thaise regering om te voldoen aan minimumnormen om mensenhandel uit te bannen en om een einde te maken aan de endemische moderne slavernij in de toeleveringsketen van de visserijsector; moedigt de regering aan deze maatregelen zo snel mogelijk uit te voeren en haar inspanningen op te drijven;

13.

verzoekt Thailand het Vluchtelingenverdrag van 1951 of het bijbehorende protocol van 1967 te ondertekenen en te ratificeren;

14.

verzoekt Thailand met klem concrete stappen te ondernemen om de doodstraf af te schaffen;

15.

is ten zeerste ingenomen met de goedkeuring van de wet inzake gendergelijkheid in Thailand, wat wijst op een meer inclusieve toekomst voor een behandeling volgens het recht van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LGBT) in Thailand;

16.

is ingenomen met het besluit tot afwijzing van de zaak van strafrechtelijke smaad tegen Andy Hall, en zijn daaropvolgende vrijlating; dringt erop aan dat de zaken wegens computercriminaliteit en strafrechtelijke smaad die tegen hem zijn ingeleid bij de Strafrechtbank van zuidelijk Bangkok ook worden geschrapt, aangezien zijn activiteiten als verdediger van de mensenrechten bedoeld waren om gevallen van mensenhandel aan het licht te brengen en de rechtspositie van migrerende werknemers in Thailand te verbeteren, wat zijn recht bevestigt om zonder angst voor represailles aan onderzoek en voorlichting te doen; uit met betrekking tot de civiele smaadzaken zijn bezorgdheid over het feit dat dit proces wellicht niet volledig onpartijdig zal zijn, aangezien er sprake is van eigendomsbanden tussen het bedrijf dat de zaak heeft aangespannen en hooggeplaatste Thaise politici; verzoekt de EU-delegatie zijn juridische situatie nauwlettend te blijven volgen en zijn proces bij te wonen;

17.

is verheugd dat de provinciale rechtbank van Phuket op 1 september 2015 de journalisten Chutima 'Oi' Sidasathian en Alan Morison heeft vrijgesproken;

18.

dringt er bij de internationale gemeenschap, en met name de EU, op aan alle inspanningen te richten op de bestrijding van mensenhandel, slavernij en gedwongen migratie, door te ijveren voor internationale samenwerking op het gebied van toezicht op en preventie van mensenrechtenschendingen met betrekking tot arbeidskwesties;

19.

moedigt de EU en de Thaise regering aan deel te nemen aan een constructieve dialoog over aangelegenheden in verband met de bescherming van de mensenrechten en het democratiseringsproces in Thailand en in de regio; herhaalt zijn steun voor het democratiseringsproces in Thailand;

20.

steunt de Commissie en de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) voor de instandhouding van de economische en politieke druk om ervoor te zorgen dat Thailand terugkeert naar een democratisch bestuur; herinnert de Thaise regering in dit verband eraan dat geen vooruitgang moet worden verwacht inzake de vrijhandelsovereenkomst en de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Thailand, zolang de militaire junta aan de macht blijft;

21.

is ingenomen met de nieuwe rol van Thailand als coördinerend land voor de betrekkingen tussen de ASEAN en de EU voor 2015-2018; wijst op de wederzijdse voordelen die de ASEAN en de EU uit hun samenwerking halen;

22.

verzoekt de EDEO, de EU-delegatie en de delegaties van de lidstaten gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten om te zorgen voor de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in Thailand, met name door onderzoeken en processen van oppositieleiders te blijven volgen;

23.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Commissie, de regering en het parlement van Thailand, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor mensenrechten, en de regeringen van de ASEAN-lidstaten.


(1)  PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 152.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0107.

(3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0211.