22.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/224


P8_TA(2015)0320

Sociaal ondernemerschap en sociale innovatie ter bestrijding van werkloosheid

Resolutie van het Europees Parlement van 10 september 2015 over sociaal ondernemerschap en sociale innovatie bij de bestrijding van werkloosheid (2014/2236(INI))

(2017/C 316/26)

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

gezien zijn resolutie van 6 februari 2013 getiteld „Maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei” (1),

gezien zijn resolutie van 19 februari 2009 over sociale economie (2),

gezien zijn resolutie van 2 juli 2013 over de bijdrage van coöperaties aan de bestrijding van de crisis (3),

gezien artikel 184 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen,

gezien zijn resolutie van 20 november 2012 over het Initiatief voor sociaal ondernemerschap — Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie (4),

gezien zijn schriftelijke verklaring van 10 maart 2011 (5),

gezien de conclusies van de Raad van 20 mei 2014 over het stimuleren van ondernemerschap bij jongeren om de sociale inclusie van jongeren te bevorderen (6),

gezien Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie („EaSI”), waarin de pijler microfinanciering en sociaal ondernemerschap wordt ingevoerd,

gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2011 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld „Initiatief voor sociaal ondernemerschap” (COM(2011)0682),

gezien de mededeling van de Commissie van 6 mei 2015 getiteld „Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa” (COM(2015)0192),

gezien de mededeling van de Commissie van 20 februari 2013 getiteld „Naar sociale investering voor groei en cohesie — inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020” (COM(2013)0083),

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0247/2015),

A.

overwegende dat de sociale en solidaire economie werk biedt aan meer dan 14 miljoen mensen, wat overeenkomt met ongeveer 6,5 % van de werknemers in de EU; overwegende dat er in de EU 2 miljoen ondernemingen in de sociale en solidaire economie zijn, wat overeenkomt met 10 % van de ondernemingen in de Unie;

B.

overwegende dat armoede en sociale uitsluiting, alsook langdurige werkloosheid, jeugdwerkloosheid en sociale ongelijkheid zijn toegenomen als gevolg van de economische en financiële crisis;

C.

overwegende dat de personen die behoren tot de groepen die het meest achtergesteld en uitgesloten van de arbeidsmarkt zijn, het zwaarst door de economische en financiële crisis zijn getroffen, zoals mensen met een handicap, jongeren, ouderen, vrouwen, de langdurig werklozen en kwetsbare werknemers;

D.

overwegende dat de economische en financiële crisis moet worden gezien als een kans om toe te werken naar een economisch model van de EU dat duurzamer is en beter is toegerust op sociale en territoriale samenhang en milieuduurzaamheid; overwegende dat elke verbetering van de economische en financiële situatie moet worden aangevuld met krachtige steun voor inclusieve, duurzame, hoogwaardige werkgelegenheid; overwegende dat de sociale en solidaire economie een bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van dit doel en tevens moet worden gezien als een aanjager in deze overgang om kwesties op sociaal, milieu- en economisch gebied meer in evenwicht te brengen;

E.

overwegende dat aanbieders van sociale ondersteuning en gezondheidszorg in veel gevallen sociale ondernemingen zijn en een van de belangrijkste groeisectoren in de EU vertegenwoordigen, waarin tussen 2009 en 2013 1,3 miljoen banen werden gecreëerd; overwegende dat dit aantoont dat de sector het tweeledig vermogen heeft om enerzijds nieuwe banen te creëren, zelfs in tijden van crisis, en anderzijds de sociale en territoriale samenhang in Europa te versterken, met name door dienstgebruikers aan een baan te helpen;

F.

overwegende dat tijdens de op 17 en 18 november 2014 in Rome gehouden conferentie over het ontsluiten van het potentieel van de sociale economie voor groei in de EU, erkend is dat de sociale en solidaire economie een essentiële rol speelt in de Europese landen en bijdraagt tot de verwezenlijking van diverse belangrijke EU-doelstellingen, zoals de schepping en instandhouding van werkgelegenheid, sociale cohesie, sociale innovatie, landelijke en regionale ontwikkeling en milieubescherming;

G.

overwegende dat de Europa 2020-doelstellingen om de arbeidsparticipatie van personen tussen 20 en 64 jaar te verhogen van 69 % naar ten minste 75 % en om het aantal Europese burgers dat onder de nationale armoedegrens leeft, met 25 % te verlagen door meer dan 20 miljoen mensen uit de armoede te bevrijden, nog steeds niet zijn verwezenlijkt;

H.

overwegende dat in de Verklaring van Straatsburg van januari 2014 wordt gesteld dat sociale ondernemingen een belangrijkere rol moeten spelen in de toekomst van Europa;

I.

overwegende dat de EU de regio is waar de bevolking het oudst is en de bevolkingsgroei de laagste ter wereld is; overwegende dat de gemiddelde leeftijd in de EU in 2050 volgens de prognoses hoger dan 50 jaar zal zijn; overwegende dat de vergrijzende bevolking en de demografische veranderingen een uitdaging vormen voor de socialezekerheidsstelsels;

J.

overwegende dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie niet alleen gericht zijn op het verbeteren van de economische en sociale omstandigheden, maar ook flexibele en innovatieve arbeidsvoorwaarden kunnen bieden en zich mogelijk beter kunnen aanpassen aan economische en sociale omstandigheden;

K.

overwegende dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie zich onderscheiden door hun democratische bestuur, de sterke betrokkenheid van hun leden of vennoten bij het beheer van de onderneming en hun zeer transparante manier van werken, en tegemoetkomen aan de groeiende vraag van burgers naar ethisch, sociaal en milieuvriendelijk optreden van ondernemingen;

L.

overwegende dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie een ruime waaier aan vennootschappen omvatten en dat het merendeel van deze ondernemingen op Europees niveau niet wettelijk erkend wordt, maar alleen op nationaal niveau in bepaalde lidstaten, onder verschillende rechtsvormen;

M.

overwegende dat coöperatieve vennootschappen niet-verplaatsbare, hoogwaardige werkgelegenheid met zich meebrengen die voor iedereen bereikbaar is en bestand is tegen de crisis; overwegende dat zij, dankzij hun coöperatief bedrijfsmodel, hun omzet en groei tijdens de crisis hebben vergroot en minder faillissementen en ontslagen hebben gekend;

N.

overwegende dat in artikel 2, leden 1 en 5, van Verordening (EU) nr. 1296/2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) de begrippen „sociale onderneming” en „sociale innovatie” worden gedefinieerd;

O.

overwegende dat sociale innovatie betrekking heeft op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nieuwe ideeën, of dat nu producten, diensten of modellen voor sociale organisatie zijn, die inspelen op nieuwe behoeftes en uitdagingen op sociaal, territoriaal en milieugebied, zoals de vergrijzende bevolking, ontvolking, de combinatie van werk en gezin, diversiteitsmanagement, de aanpak van jeugdwerkloosheid, de integratie van degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, en de bestrijding van de klimaatsverandering;

P.

overwegende dat sociale investeringen investeringen in mensen zijn, met als doel hun vaardigheden en capaciteiten te verbeteren en hen te stimuleren ten volle deel te nemen aan de arbeidsmarkt en het sociale leven; overwegende dat sociale investeringen in het algemeen betrekking hebben op beleidsterreinen als onderwijs, kinderopvang, gezondheidszorg, opleiding, hulp bij het zoeken naar werk en rehabilitatie;

Q.

overwegende dat het gebrek aan erkenning als economische actoren, waar ondernemingen in de sociale en solidaire economie soms mee te maken krijgen, het hen nog moeilijker maakt om toegang te krijgen tot publieke of particuliere financiering; overwegende dat vanuit de structuurfondsen en Europese programma's een bijdrage moet worden geleverd aan de modernisering van de economische structuren, waaronder de sociale en solidaire economie, die wordt vertegenwoordigd door ondernemingen van verschillende aard en omvang (coöperatieve vennootschappen, onderlinge maatschappijen, stichtingen, verenigingen en nieuwe ondernemingsvormen in de sociale en solidaire economie), waarbij het voornamelijk gaat om kmo's en micro-ondernemingen;

R.

overwegende dat onderwijs en opleiding een prioritaire rol moeten spelen bij het bevorderen van de ondernemerscultuur onder jongeren;

S.

overwegende dat de genderkloof in sociaal ondernemerschap kleiner is dan die in traditionele vormen van ondernemerschap; overwegende dat vrouwelijke sociale ondernemers een aanzienlijke bijdrage leveren aan het terugdringen van sociale uitsluiting en het creëren van nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden;

T.

overwegende dat gezorgd moet worden voor opleidingen voor en omscholing van de langdurig werklozen in de sociale sector, teneinde hun nieuwe kansen te bieden in innovatieve sectoren zoals de sociale en solidaire economie;

U.

overwegende dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie, en met name ondernemingen die werklozen opleiden en in dienst nemen, in het bijzonder arbeidskansen bieden aan mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, voor wie werkloosheid vaak uitloopt op langdurige werkloosheid; overwegende dat de lidstaten kunnen nagaan op welke wijze steun kan worden geboden aan ondernemingen in de sociale en solidaire economie die werklozen of uitkeringsgerechtigden in dienst nemen, onder meer door in voorkomend geval belastingen en sociale premies te verlagen;

V.

overwegende dat ook het aanvullende, complementaire effect van de sociale en solidaire economie van belang is, naast andere maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid; overwegende dat meer aandacht moet worden besteed aan oplossingen die kunnen bijdragen aan de terugkeer op de arbeidsmarkt van personen die niet over de meest essentiële vaardigheden en concurrerende kennis beschikken, opdat zij later kunnen profiteren van de voordelen die worden geboden door de meer innovatieve oplossingen van de sociale en solidaire economie;

W.

overwegende dat de sociale dialoog van essentieel belang is voor de werking van de sociale markteconomie van de EU, en van cruciaal belang voor het bevorderen van zowel het concurrentievermogen als billijkheid; overwegende dat de sociale dialoog en de raadpleging van sociale partners een belangrijke sociale innovatie vormen binnen het beleidsvormingsproces van de EU;

X.

overwegende dat aanbestedingen vaak de vorm aannemen van grote eenmalige inschrijvingen voor diensten of leveringen waarvan kleinere actoren kunnen worden uitgesloten;

Inleiding

1.

merkt op dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie, die niet noodzakelijkerwijs organisaties zonder winstoogmerk hoeven te zijn, gericht zijn op de verwezenlijking van hun sociaal doel, namelijk het creëren van werkgelegenheid voor kwetsbare groepen, het verlenen van diensten aan hun leden of, meer in het algemeen, het op positieve wijze beïnvloeden van de maatschappij en het milieu, en hun winst hoofdzakelijk opnieuw investeren om deze doelstellingen te bereiken; wijst erop dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie zich onderscheiden door hun toegewijdheid aan het handhaven van de volgende waarden:

voorrang van individuele en sociale doelen boven kapitaal;

democratisch bestuur door de leden;

combinatie van het algemeen belang en de belangen van de leden/gebruikers;

verdediging en toepassing van de beginselen van solidariteit en verantwoordelijkheid;

herinvestering van overtollige middelen in langetermijndoelstellingen op ontwikkelingsgebied, of in dienstverlening in het belang van de leden of het algemeen belang;

toegang voor iedereen, op vrijwillige basis;

autonoom en onafhankelijk beheer van overheidsdiensten.

2.

is van mening dat de Commissie de diversiteit van sociale ondernemingen dient te erkennen en ervoor moet zorgen dat er maatregelen op EU-niveau worden genomen om alle sociale en solidaire ondernemingsvormen te ondersteunen;

3.

verzoekt de Commissie en de lidstaten onverwijld en consequent uitvoering te geven aan alle maatregelen die zijn uiteengezet in het in 2012 goedgekeurde Initiatief voor sociaal ondernemerschap; verzoekt de Commissie zo snel mogelijk een tweede fase van het initiatief te ontwikkelen om het toepassingsgebied ervan uit te breiden en te verdiepen, en dit in partnerschap met de lidstaten en regionale en lokale overheden, maatschappelijke organisaties en de belangrijkste actoren in de sociale en solidaire economie;

4.

merkt op dat de sociale en solidaire economie geen vervanging kan zijn van de welvaartsstaat en openbare diensten;

5.

merkt op dat het model van sociaal ondernemerschap vaak aantrekkelijk is voor jongeren en hun de mogelijkheid biedt op een innovatieve manier in te spelen op de huidige uitdagingen op economisch, sociaal en milieugebied;

6.

onderstreept dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie op lokaal en regionaal niveau sterk zijn ingeworteld, wat hun het voordeel geeft dat ze specifieke behoeften beter herkennen en daaraan aangepaste producten en diensten kunnen aanbieden -waarvan het merendeel in de gemeenschap- en zo de sociale en territoriale samenhang verbeteren; is van mening dat de samenwerking tussen ondernemingen in de sociale en solidaire economie in verschillende landen en sectoren moet worden bevorderd, teneinde kennis en praktijken uit te wisselen op een manier waarop met name de groei van dergelijke ondernemingen wordt ondersteund;

7.

verzoekt de Commissie en de lidstaten plannen en maatregelen voor te stellen om de territoriale structuur te verbeteren, met name in gebieden met permanente natuurlijke of demografische handicaps, hetgeen niet alleen bijdraagt tot de oprichting en ontwikkeling van ondernemingen in de sociale en solidaire economie en de bevordering van innovatie en sociaal ondernemerschap, maar ook tot versterking van de sociale en territoriale cohesie in de EU, en het gemakkelijker maakt de demografische uitdagingen voor de Unie het hoofd te bieden;

8.

is zeer verheugd over het feit dat steeds meer conventionele ondernemingen in hun commerciële programma's gebruikmaken van strategieën voor maatschappelijk verantwoord ondernemen; benadrukt evenwel dat het toepassen van dergelijke strategieën op zichzelf niet voldoende is om te worden beschouwd als een onderneming in de sociale en solidaire economie;

9.

is van mening dat het van belang is de oorzaken van de kleinere genderkloof in sociaal ondernemerschap vast te stellen, opdat beleidsmakers deze factoren in acht kunnen nemen bij het bevorderen van sociaal en traditioneel ondernemerschap;

10.

is van mening dat sociale innovatie een aanzienlijke bijdrage levert aan het leggen van de basis van een soort groei die bevorderlijk is voor een duurzamere, inclusievere maatschappij die economische, sociale en territoriale cohesie met zich meebrengt; wijst erop dat sociale innovatie gericht moet zijn op een efficiënte verbetering van de kwaliteit van diensten, en niet simpelweg op het verlagen van de kosten;

11.

is verheugd over het feit dat vier EU-lidstaten (Spanje, Frankrijk, Portugal en België) over nationale regelgeving inzake de sociale en solidaire economie beschikken, dat Polen een strategie heeft gelanceerd voor de ontwikkeling van de sociale en solidaire economie en dat Roemenië beraadslaagt over regelgeving inzake de sociale en solidaire economie;

12.

is van mening dat de Commissie met politieke en financiële middelen de rol van aanbieders van sociale diensten zonder winstoogmerk moet erkennen en ondersteunen;

13.

benadrukt de noodzaak om een uitwisseling van praktijken tussen innovatieve ondernemingen in de sociale en solidaire economie, scholen, de academische wereld en belanghebbenden van sociale investeringen te stimuleren, waarbij ook rekening wordt gehouden met maatschappelijke behoeften, met het oog op verbetering van de ondernemersvaardigheden en de omstandigheden die de ontwikkeling en groei van ondernemingen in de sociale en solidaire economie mogelijk maken, en waarbij sociale-innovatieclusters tot stand worden gebracht; acht het van belang rekening te houden met de standpunten van belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners en consumentenorganisaties; roept de lidstaten op het coöperatieve ondernemersmodel te bevorderen;

14.

onderstreept dat alle lidstaten samen de noodzakelijke randvoorwaarden moeten scheppen voor een systeem voor sociale innovatie in alle lidstaten, aangezien de sociale en solidaire economie alleen niet bij machte is om de symptomen en oorzaken van de meest urgente sociale problemen te bestrijden;

De Europa 2020-strategie

15.

erkent dat de EU, wat het behalen van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie betreft, nog een lange weg te gaan heeft, met name wat de doelstellingen inzake werkgelegenheid, innovatie en de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting betreft; merkt op dat de sociale en solidaire economie niet alleen bijdraagt aan een duurzamer, slimmer en inclusiever economisch model, maar ook aan het Europees sociaal model, en deel uitmaakt van de interne markt, en derhalve grote erkenning en steun van de EU en de lidstaten verdient, overeenkomstig de grondwet van een aantal lidstaten en diverse basisdocumenten van de EU; verzoekt daarom de sociale en solidaire economie in aanmerking te nemen bij de herziening van de Europa 2020-strategie, gezien de belangrijke bijdrage die zij kan leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie;

16.

wijst erop dat er een verband is tussen demografische veranderingen en nieuwe consumptiepatronen, en dat de vergrijzing van de bevolking in ontwikkelde landen leidt tot meer vraag naar sociale dienstverlening, maar tevens kansen biedt voor het oprichten van maatschappelijk verantwoorde ondernemingen;

17.

benadrukt dat de sociale en solidaire economie, gezien het sociaal en integrerend karakter ervan, leidt tot werkgelegenheid voor de groepen die het vaakst van de open arbeidsmarkt zijn uitgesloten, en zodoende bijdraagt tot solidariteit en sociale cohesie, alsook tot economische groei;

18.

is van mening dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie processen in gang kunnen zetten met behulp waarvan de steeds schaarser wordende hulpmiddelen op een meer efficiënte, verantwoorde en transparante wijze kunnen worden beheerd, en de toepassing van maatschappelijk verantwoorde maatregelen kunnen bevorderen;

19.

verzoekt de lidstaten om ondernemingen in de sociale en solidaire economie beter te integreren in de actieplannen inzake werkgelegenheid en maatschappelijke integratie, alsook in de nationale hervormingsprogramma's, met als doel hun werkgelegenheidspotentieel en de bijdrage die zij kunnen leveren aan de verwezenlijking van de kerndoelen van Europa 2020 te ontsluiten en te benutten;

20.

is ingenomen met het feit dat de voorfinanciering van de begroting voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief is verhoogd tot 30 %; verzoekt de lidstaten de maatregelen ter bevordering van sociaal ondernemerschap af te stemmen op hun nationale uitvoeringsplannen voor de jongerengarantie; verzoekt de Commissie en de lidstaten sociaal ondernemerschap en innovatie aan te moedigen in het kader van de nationale operationele programma's van het ESF; dringt erop aan dat de jongerengarantieregelingen op doeltreffende en efficiënte wijze ten uitvoer worden gelegd;

Overheidsopdrachten

21.

benadrukt dat het niet gemakkelijk is voor ondernemingen in de sociale en solidaire economie om overheidsopdrachten in de wacht te slepen, bijvoorbeeld door belemmeringen in verband met omvang en financiële draagkracht; verzoekt om de snelle en effectieve tenuitvoerlegging van de nieuwe richtlijnen betreffende overheidsopdrachten en concessies (Richtlijnen 2014/24/EU, 2014/25/EU en 2014/23/EU), teneinde de deelname van ondernemingen in de sociale en solidaire economie aan aanbestedingsprocedures voor overheidsopdrachten te vergroten, de reservering van opdrachten voor dergelijke ondernemingen te verbeteren, hun rol te bevorderen en sociale inclusie en sociale innovatie te stimuleren; roept op tot actie om de deelname van dergelijke ondernemingen aan overheidsopdrachten te vereenvoudigen via passend advies, eenvoudigere procedures, en een dusdanige opstelling van aanbestedingen dat ook kleinere ondernemingen eraan kunnen deelnemen; wenst dat bij overheidsopdrachten niet alleen rekening wordt gehouden met de laagste prijs, maar vooral ook de toegevoegde economische en maatschappelijke waarde wordt beloond, door sociale en milieucriteria in aanmerking te nemen;

22.

staat positief tegenover de hervorming van de richtlijnen betreffende overheidsopdrachten en concessies, waarin sociale clausules en criteria zijn opgenomen om sociale inclusie en sociale innovatie te stimuleren, alsmede voorbehouden opdrachten ter bevordering van de arbeidsparticipatie van de meest achtergestelde personen op de arbeidsmarkt; verzoekt de lidstaten deze aanbestedingsbeginselen op de juiste wijze ten uitvoer te leggen in alle aanbestedings- en selectieprocedures, waarbij wijdverbreid gebruik wordt gemaakt van de economisch voordeligste inschrijving, in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit het milieu-, sociaal en arbeidsrecht; dringt er bij de lidstaten op aan sociale clausules en criteria op te nemen in de procedures voor overheidsopdrachten, teneinde de positie van achtergestelde personen op de arbeidsmarkt te versterken, de administratieve lasten te verminderen, de procedures te vereenvoudigen en doeltreffendere maatregelen tegen corruptie te nemen;

23.

betreurt dat in de strategie van de Commissie voor een Europese digitale eengemaakte markt geen melding wordt gemaakt van ondernemingen in de sociale en solidaire economie en hun mogelijke bijdrage tot het behalen van de Uniedoelstellingen; betreurt het feit dat in die strategie geen rekening wordt gehouden met de noodzaak om voor iedereen volledige, gelijke en onbeperkte toegang te waarborgen tot nieuwe digitale technologieën, markten en telecommunicatiediensten, met name voor mensen met een handicap; benadrukt dat technologiebedrijven in de sociale en solidaire economie een cruciale rol kunnen spelen bij het op een eenvoudige en kosteneffectieve manier aanpakken van maatschappelijke uitdagingen;

Financiering

24.

betreurt het feit dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie nog meer moeite hebben dan traditionele ondernemingen om publieke of particuliere financiering te krijgen, en roept de overheid en financiële dienstverleners derhalve op een omvangrijk, adequaat financieel instrumentarium te ontwikkelen om sociale ondernemingen in alle stadia van hun ontwikkeling, in het bijzonder bij hun oprichting, doeltreffend te ondersteunen, en tevens een kader tot stand te brengen om potentiële investeerders en de gespecialiseerde fondsen bij elkaar te brengen;

25.

wijst erop dat de toegang tot financiering wordt bemoeilijkt omdat de managers van financiële intermediairs niet goed weten hoe de realiteit eruit ziet voor ondernemingen in de sociale en solidaire economie; benadrukt dat het noodzakelijk is dat deze managers een betere opleiding krijgen over dergelijke ondernemingen, zodat zij gemakkelijker toegang tot financiering kunnen krijgen; pleit derhalve voor de invoering van een Europees waarmerk voor sociaal ondernemerschap, dat het voor investeerders eenvoudiger maakt fondsen te herkennen met een portefeuille bestaande uit sociale ondernemingen, in het bijzonder het Europees sociaalondernemerschapsfonds;

26.

onderstreept dat de oprichting en ondersteuning van netwerken van sociale ondernemingen sterker moet worden gestimuleerd om synergieën in de organisatie en bij de uitwisseling en verspreiding van technologieën te bevorderen, alsook om de onderlinge dienstverlening tussen producenten uit verschillende regio's te ontwikkelen;

27.

onderstreept de noodzaak om een meer gestructureerde dialoog tussen kmo's, sociale en solidaire ondernemingen en financiële instellingen te bevorderen aan de hand van speciale onlineplatforms;

28.

is verheugd over de goedkeuring van de verordening inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen;

29.

is ingenomen met het feit dat een deel van de financiële middelen voor het EaSI-programma is gereserveerd voor het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor ondernemingen in de sociale en solidaire economie; benadrukt dat de pijler sociaal ondernemerschap van EaSI, het ESF en alle andere relevante EU-programma's een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van het functioneren van dergelijke ondernemingen; benadrukt de behoefte aan betere informatieverstrekking over financieringsmogelijkheden; verzoekt de lidstaten om nationale contactpunten of centrale loketten op te zetten die de actoren in de sociale en solidaire economie moeten helpen om toegang te krijgen tot de financieringsregelingen van de EU;

30.

vraagt de Commissie om te controleren of het uit hoofde van EaSI vastgestelde maximum voor kredieten aan sociale ondernemingen overeenstemt met de marktomstandigheden;

31.

wijst erop dat het nodig is om op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau voldoende financiële middelen uit te trekken voor ondernemingen in de sociale en solidaire economie, teneinde synergieën tussen de verschillende ondernemingsvormen tot stand te brengen; verzoekt de lidstaten en de Commissie te erkennen dat de vereiste financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld; acht het derhalve noodzakelijk om de toegang tot financiering voor ondernemingen in de sociale en solidaire economie op verschillende manieren te verbeteren, bijvoorbeeld via Europese fondsen, risicokapitaalfondsen, microkredieten en collectieve microfinanciering (crowdfunding);

32.

verzoekt de lidstaten om de publieke dienstverlening (zoals gezondheidszorg en onderwijs) via de lokale overheden te versterken en deze te gebruiken als vliegwiel om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren, arbeidskansen te bieden en het niveau van de verleende diensten te verhogen, en aldus armoede en sociale uitsluiting te verminderen;

33.

wijst erop dat de staatssteunregels geen belemmering mogen vormen voor de overheidsfinanciering van ondernemingen in de sociale en solidaire economie en sociale diensten; verzoekt de Commissie in dit verband zoveel mogelijk flexibiliteit aan de dag te leggen bij de toepassing van de staatssteunregels voor dergelijke ondernemingen en diensten, en ertoe bij te dragen dat lokale en regionale autoriteiten de desbetreffende staatssteun begrijpen en correct toepassen;

34.

betreurt dat in de verordening betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen de sociale en solidaire economie slechts in de overwegingen aan de orde komt; verzoekt de Commissie de sociale investeringsaanpak in het kader van het pakket sociale investeringen te blijven bevorderen, alsook rekening te houden met projecten in verband met de sociale en solidaire economie wanneer de projecten van het Europees Fonds voor strategische investeringen worden geëvalueerd;

35.

bekritiseert het feit dat ondernemingen die werklozen in dienst nemen, die tot stand zijn gekomen door partnerschappen tussen ondernemingen in de sociale en solidaire economie, meestal geen toegang hebben tot de fondsen die voor kmo's bedoeld zijn; vraagt de Commissie een nieuwe uitzondering op de juridische definitie van kmo's voor te stellen, die vergelijkbaar is met de bestaande definities voor openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen en universiteiten en onderzoekscentra zonder winstoogmerk, teneinde ervoor te zorgen dat een inschakelingsbedrijf kan worden gekwalificeerd als een onafhankelijke onderneming, ook wanneer een andere onderneming, alleen of samen met andere ondernemingen, over 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in de raad van bestuur beschikt;

Opleiding

36.

verzoekt de lidstaten een ondernemerscultuur en het coöperatieve ondernemersmodel te bevorderen, en sociaal ondernemerschap en de beginselen van de sociale en solidaire economie op te nemen in onderwijs- en opleidingsprogramma's; verzoekt hen tevens de oprichting van starterscentra binnen universiteiten voor ondernemingen in de sociale en solidaire economie aan te moedigen;

37.

wijst erop dat de sociale en solidaire economie kan helpen het aantal jonge werklozen in de EU aanzienlijk te verlagen; verzoekt de lidstaten een grotere deelname van ondernemingen in de sociale en solidaire economie aan de onderwijs- en opleidingsprogramma’s van de lidstaten te bevorderen, met name door middel van duale leerstelsels;

38.

verzoekt de lidstaten arbeidsbureaus uit te rusten met middelen waarmee zij doeltreffende informatie kunnen verstrekken aan personen die in de sociale en solidaire economie aan de slag willen gaan;

39.

wijst erop dat bepaalde ondernemingen in de sociale en solidaire economie een goede concurrentiepositie en een voortrekkersrol in hun sector hebben, terwijl andere ondernemingen behoefte hebben aan gespecialiseerde kennis om hun bedrijf op te starten, te ontwikkelen en te beheren; verzoekt de lidstaten opleidingsprogramma's op te zetten, gericht op en aangepast aan ondernemers in de sociale sector, met bijzondere aandacht voor groepen waarvan de arbeidsparticipatie lager ligt, zoals vrouwelijke, jonge of kwetsbare werknemers, met als doel hun basiskennis en -vaardigheden inzake bedrijfsbeheer te ontwikkelen;

40.

verzoekt de lidstaten levenslang leren en loopbaanbegeleiding voor oudere werknemers, langdurig werklozen en mensen met een handicap te bevorderen via ondernemingen in de sociale en solidaire economie, teneinde de toetreding tot de arbeidsmarkt voor hen te vergemakkelijken;

41.

wijst erop dat een goed begrip van de mensenrechten een wezenlijke bijdrage levert aan de verwezenlijking van de sociale doelstellingen van ondernemingen in de sociale en solidaire economie; roept de lidstaten derhalve op opleidingsprogramma's te ontwikkelen om beroepsbeoefenaren in de sociale sector te onderrichten over de juiste uitvoering van de beginselen van de mensenrechten in Europa;

42.

verzoekt de Commissie en de lidstaten volledig gebruik te maken van de mogelijkheden van programma’s als Erasmus+ om de uitwisseling van studenten en docenten en van andere innovatieve ondernemers te stimuleren;

43.

wijst erop dat sectoren met veel ruimte voor groei en werkgelegenheid, zoals de „witte” en de „groene” sector, sectoren zijn waarin de sociale en solidaire economie zeer aanwezig is; dringt er daarom bij de lidstaten op aan onderwijs en opleiding in die sectoren te bevorderen;

Steun en bevordering

44.

betreurt ten zeerste dat de sociale en solidaire economie op Europees niveau nauwelijks erkend wordt; is van mening dat een betere verzameling van naar sekse opgesplitste gegevens, uitwisseling van informatie en optimale praktijken op Europees niveau, in combinatie met meer media-aandacht voor de sociale en solidaire economie en haar verworvenheden ten goede zou komen aan de betrokkenheid van de maatschappij bij de sociale en solidaire economie, waardoor de sector beter begrepen zou worden en meer erkenning en zichtbaarheid zou krijgen;

45.

is voorstander van het opzetten van een meertalig digitaal platform voor het uitwisselen van gegevens voor sociale ondernemers, starterscentra, bedrijvenclusters en investeerders die geld steken in sociale ondernemingen, alsook van het vereenvoudigen van het uitwisselen van informatie en het verkrijgen van steun via de EU-programma's; is van mening dat de betrokken partijen voorafgaand aan de ontwikkeling van een dergelijk platform moeten worden geraadpleegd;

46.

verzoekt de Commissie een vergelijkende analyse uit te voeren van nationale certificerings- en etiketteringsregelingen inzake de sociale en solidaire economie en om de uitwisseling van optimale praktijken te vereenvoudigen, in nauwe samenwerking met ondernemingen in de sociale en solidaire economie;

47.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om de ontwikkeling van starterscentra voor ondernemingen in de sociale en solidaire economie te bevorderen, alsook het reeds concreet overeengekomen internetplatform voor de uitwisseling van gegevens tussen sociale investeerders en sociale ondernemers (het Social Innovation Europe-platform) tot stand te brengen en daar doeltreffend reclame voor te maken;

48.

verzoekt de lidstaten de uitwisseling van optimale praktijken te verbeteren met betrekking tot mogelijke manieren om ondernemingen in de sociale en solidaire economie en sociale investeringen te ondersteunen, onder meer door, in voorkomend geval, belastingvermindering of -prikkels voor dergelijke ondernemingen die zich bezighouden met kwetsbare groepen, zoals mensen met een handicap;

49.

verzoekt de Commissie de door de lidstaten uitgevoerde concrete maatregelen nauwlettend te volgen, teneinde ervoor te zorgen dat degenen die voor het sociaal en solidair ondernemerschap hebben gekozen dezelfde rechten hebben op het gebied van sociale bescherming en gezondheidszorg en arbeidszekerheid;

50.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat geen enkele door de lidstaten uitgevoerde maatregel een belemmering vormt voor het vrije verkeer van werknemers, zodat degenen die voor het sociaal en solidair ondernemerschap kiezen, hun activiteiten waar dan ook op het grondgebied van de Unie kunnen uitoefenen;

51.

ondersteunt de opvatting dat ondernemingen in de sociale en solidaire economie als een aparte bedrijfsgroep met een eigen rechtsvorm kunnen worden beschouwd, met andere doelstellingen dan simpelweg een winstoogmerk ten gunste van de aandeelhouders; verzoekt de Commissie, overeenkomstig de Rome-strategie die door Europese vertegenwoordigers van de sociale en solidaire economie werd aangenomen, met een wetgevingskader voor dergelijke ondernemingen te komen, dat aan de hand van het Europees statuut voor coöperaties, stichtingen en onderlinge maatschappijen tot stand moet worden gebracht;

52.

verzoekt de Commissie de sociale dialoog in de sociale en solidaire economie te versterken, teneinde sociale innovatie te bevorderen en de arbeidsomstandigheden te verbeteren, alsook de volledige erkenning van het werkgelegenheidspotentieel van de sector te waarborgen;

o

o o

53.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0049.

(2)  PB C 76 E van 25.3.2010, blz. 16.

(3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0301.

(4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0429.

(5)  PB C 199 E van 7.7.2012, blz. 187.

(6)  PB C 183 van 14.6.2014, blz. 18.