22.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/37


P8_TA(2015)0287

Hoorzittingen met de commissarissen: conclusies over de procedure van 2014

Resolutie van het Europees Parlement van 8 september 2015 over de procedures en praktijken met betrekking tot de hoorzittingen met de commissarissen, conclusies over de procedure van 2014 (2015/2040(INI))

(2017/C 316/02)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 17, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien artikel 246 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien zijn resolutie van 1 december 2005 over de richtsnoeren voor de goedkeuring van de Europese Commissie (1),

gezien zijn besluit van 20 oktober 2010 over de herziening van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (2),

gezien zijn besluit van 14 september 2011 tot wijziging van de artikelen 106 en 192 van en bijlage XVII bij het Reglement van het Europees Parlement (3),

gezien de gedragscode van de Europese commissarissen, met name de punten 1.3 t/m 1.6 hiervan,

gezien de artikelen 52 en 118 van en bijlage XVI bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie juridische zaken (A8-0197/2015),

Overwegende dat:

A.

hoorzittingen met kandidaat-commissarissen, die voor het eerst in 1994 werden georganiseerd, nu een vast gebruik vormen, waardoor de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie versterkt wordt en deze instellingen dichter bij de burger gebracht worden;

B.

de hoorzittingen het Parlement in staat stellen met kennis van zaken een oordeel te vormen over de Commissie in het kader van zijn vertrouwensvotum vooraleer de Commissie kan aantreden;

C.

de hoorzittingen het Parlement en de EU-burgers de mogelijkheid bieden de persoonlijkheden, kwalificaties, paraatheid en prioriteiten van de kandidaten te ontdekken en te beoordelen, evenals hun kennis van de aan hen toegewezen portefeuille;

D.

de hoorzittingen de transparantie vergroten en de democratische legitimiteit van de Commissie als geheel verhogen;

E.

de gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid; overwegende dat aan deze vereiste ook moet zijn voldaan in de samenstelling van de Commissie; overwegende dat de regeringen, ondanks herhaald aandringen van Jean-Claude Juncker, in 2014 een veel groter aantal mannelijke dan vrouwelijke kandidaten hebben voorgesteld; overwegende dat de voorgestelde vrouwen vooral afkomstig waren uit lidstaten met een kleiner bevolkingsaantal en dat de grotere lidstaten de vereiste grotendeels naast zich hebben neergelegd; overwegende dat de enige billijke oplossing is elke lidstaat te vragen om twee kandidaten voor te stellen, één man en één vrouw, zodat de kandidaat-voorzitter een college van hoge kwaliteit kan voorstellen, met een gelijk aantal mannen en vrouwen;

F.

de hoorzittingen, hoewel ze doeltreffend zijn gebleken, steeds kunnen worden verbeterd, met name door de confrontatie tussen de commissaris en de leden van de voor de hoorzitting bevoegde commissie minder strikt en meer dynamisch te maken;

G.

de hoorzitting met kandidaat-commissaris voor de post van vicevoorzitter Frans Timmermans duidelijk heeft gemaakt dat de procedures van het Parlement moeten worden aangepast om rekening te houden met het geval dat bij toekomstige Commissies is voorzien in een speciale status voor een of meer vicevoorzitters;

H.

in artikel 3, lid 3, van het VEU wordt bepaald dat de „Unie […] de gelijkheid van vrouwen en mannen [bevordert]” en dat in artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt bepaald dat de „gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning”;

1.

is van mening dat openbare hoorzittingen met kandidaat-commissarissen het Parlement en de EU-burgers een belangrijke kans bieden de prioriteiten van elk der kandidaten en hun geschiktheid voor de functie te beoordelen;

2.

is van mening dat het nuttig kan zijn een termijn vast te stellen voor alle lidstaten om kandidaten aan te wijzen, zodat de gekozen voorzitter van de Commissie over voldoende tijd beschikt om de portefeuilles toe te wijzen, rekening houdend met de werkervaring en de achtergrond van de kandidaat, en het Parlement zijn hoorzittingen en evaluaties kan houden, en vraagt zijn Voorzitter in dialoog te treden met de andere instellingen om dit doel te bereiken;

3.

is eveneens van oordeel dat het wenselijk zou zijn moest iedere lidstaat ten minste twee kandidaten, één man en één vrouw, op voet van gelijkheid, voorstellen om te worden overwogen door de gekozen voorzitter van de Commissie; acht het van belang dat de Unie haar doelstellingen op het vlak van gendergelijkheid ook in haar eigen instellingen verwezenlijkt;

4.

is van mening dat de controle die de Commissie juridische zaken uitvoert van de door de kandidaat-commissarissen ingediende opgave van financiële belangen, moet worden verbeterd; is van mening dat de opgave van financiële belangen ook de in punt 1.6. van de gedragscode van commissarissen bedoelde familiale belangen moet omvatten; is van mening dat een bevestiging door de Commissie juridische zaken dat er geen sprake is van belangenconflicten, op basis van een grondige analyse van de opgave van financiële belangen, een absolute voorwaarde is voor het houden van de hoorzitting door de bevoegde commissie;

5.

herinnert eraan dat de commissies verantwoordelijk zijn voor het houden van de hoorzittingen; is echter van mening dat wanneer een vicevoorzitter van de Commissie hoofdzakelijk horizontale verantwoordelijkheden heeft, de hoorzitting bij wijze van uitzondering een andere opzet kan hebben, zoals een vergadering van de Conferentie van voorzitters of een vergadering van de Conferentie van commissievoorzitters, voor zover dergelijke vergadering dialoog mogelijk maakt en de relevante bevoegde commissies erbij betrokken zijn zodat ze een hoorzitting kunnen houden met hun kandidaat-commissaris;

6.

is van mening dat in de schriftelijke vragenlijst die vóór elke hoorzitting wordt toegezonden, 7 vragen moeten kunnen worden opgenomen in plaats van 5, maar dat niet aan elke vraag diverse subvragen mogen worden gekoppeld;

7.

is van oordeel dat het beter zou zijn om circa 25 vragen te stellen, maar iedere vraagsteller de kans te bieden een onmiddellijke vervolgvraag te stellen, om zo de doeltreffendheid en de inquisitoire aard van de hoorzittingen te verbeteren;

8.

vindt dat procedures voor het monitoren van antwoorden door kandidaat-commissarissen tijdens hoorzittingen kunnen bijdragen aan de verbetering van de controle, en de verantwoordelijkheid van de Commissie als geheel kunnen verhogen; pleit dan ook voor een periodieke evaluatie van de prioriteiten die de kandidaat-commissarissen hebben genoemd, aan het begin van hun ambtsperiode;

9.

is van mening dat de volgende richtsnoeren zouden moeten gelden voor de evaluatiebijeenkomsten van de coördinatoren na de hoorzittingen:

indien de coördinatoren een kandidaat unaniem goedkeuren — schriftelijke goedkeuring;

indien de coördinatoren een kandidaat unaniem afkeuren — schriftelijke afkeuring;

indien een duidelijke meerderheid van de coördinatoren een kandidaat goedkeurt — schriftelijke mededeling dat een overgrote meerderheid haar goedkeuring heeft gegeven (van minderheidsfracties kan op verzoek worden vermeld dat zij het meerderheidsstandpunt niet delen);

indien er geen duidelijke meerderheid is, of een meerderheid (maar geen consensus) tegen de kandidaat, en indien de coördinatoren het nodig achten:

eerst om aanvullende informatie verzoeken via aanvullende schriftelijke vragen;

bij aanhoudende ontevredenheid — een verzoek om een aanvullende hoorzitting van 1,5 uur, na goedkeuring van de Conferentie van voorzitters;

bij het uitblijven van consensus of een doorslaggevende meerderheid bij de coördinatoren — stemming in de commissie;

een duidelijke meerderheid bestaat in deze context uit coördinatoren die ten minste een tweederdemeerderheid van de commissieleden vormen;

10.

merkt op dat de hoorzittingen in 2014 op meer belangstelling van de media en het grote publiek konden rekenen dan eerdere hoorzittingen, deels vanwege de opkomst van de sociale media; is van mening dat het effect en de invloed van de sociale media in de toekomst waarschijnlijk zullen toenemen; wenst dat voorzieningen worden getroffen voor het gebruik van sociale media en sociale netwerken om de EU-burgers effectiever bij de hoorzittingen te betrekken;

11.

is van mening dat:

er een speciaal onderdeel van de website van het Parlement moet zijn waar de cv's van de kandidaat-commissarissen en hun antwoorden op schriftelijke vragen beschikbaar zijn vóór de openbare hoorzittingen, in alle officiële talen van de Unie;

er een specifieke en zichtbare plek zou moeten zijn op de website van het Parlement waar de evaluaties binnen 24 uur worden geplaatst;

het artikel van het Reglement zou moeten worden aangepast zodat wordt verwezen naar 24 uur na de evaluatie, gezien het feit dat sommige evaluaties pas na aanvullende procedures worden afgerond;

12.

is van oordeel dat horizontale kwesties die de samenstelling, de structuur en de werkmethoden van de Commissie als geheel beïnvloeden, en die niet voldoende kunnen worden aangepakt door een afzonderlijke kandidaat-commissaris, moeten worden behandeld door de gekozen voorzitter van de Commissie; is van mening dat dergelijke kwesties moeten worden aangepakt in het kader van vergaderingen tussen de gekozen voorzitter van de Commissie en de Conferentie van voorzitters (één vóór de hoorzittingen en één erna);

13.

is van mening dat de toetsing van de belangenverklaringen van de voorgedragen kandidaten tot de bevoegdheden van de Commissie juridische zaken moet blijven behoren; is echter van mening dat de huidige reikwijdte van de belangenverklaringen van de voorgedragen kandidaten te beperkt is en verzoekt de Commissie haar regels zo spoedig mogelijk te herzien; acht het daarom belangrijk dat de Commissie juridische zaken de komende maanden een aantal richtsnoeren bekendmaakt, in de form van een aanbeveling of een initiatiefverslag, om het proces inzake de hervorming van de procedures betreffende de belangenverklaringen van de commissarissen te vereenvoudigen; is van mening dat de belangen- en vermogensverklaringen van de commissarissen ook moet worden ingevuld voor de gezinsleden die met hen één huishouden vormen;

14.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 285 E van 22.11.2006, blz. 137.

(2)  PB C 70 E van 8.3.2012, blz. 98.

(3)  PB C 51 E van 22.2.2013, blz. 152.