4.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 407/18


P8_TA(2015)0219

Intellectuele-eigendomsrechten in derde landen

Resolutie van het Europees Parlement van 9 juni 2015 over de strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen (2014/2206(INI))

(2016/C 407/02)

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité van 1 juli 2014 getiteld „Handel, groei en intellectuele eigendom — Strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen” (COM(2014)0389),

gezien de strategie van de Commissie voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen (1) en haar onafhankelijke evaluatie van november 2010,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 11, lid 1 en artikel 17, lid 2,

gezien de Europa 2020-strategie (COM(2010)2020),

gezien de conclusies van de Europese Raad van 21 maart 2014,

gezien het verslag van 2008 van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) getiteld „The Economic Impact of Counterfeiting and Piracy” zoals bijgewerkt in 2009,

gezien het verslag van 2009 van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) getiteld „Piracy of Digital Content”,

gezien de gezamenlijke studie uit 2013 van het Europees Octrooibureau en het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (EOB/BHIM) getiteld „Intellectual Property Rights Intensive Industries: Contribution to Economic Performance and Employment in the European Union”,

gezien het OESO-werkdocument van 2010 betreffende het handelsbeleid getiteld „Policy Complements to the Strengthening of IPRS in Developing Countries”,

gezien de studie uit 2013 van de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom en de Wereldgezondheidsorganisatie getiteld „Promoting Access to Medical Technologies and Innovation”,

gezien Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (2) (verordening inzake handelsbelemmeringen),

gezien Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (3),

gezien Verordening (EG) nr. 816/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen (4),

gezien Verordening (EG) nr. 953/2003 van de Raad van 26 mei 2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (5),

gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (6),

gezien Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (7),

gezien de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) en de Verklaring van Doha inzake de TRIPS-overeenkomst en de volksgezondheid die op 14 november 2001 is goedgekeurd tijdens de ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie,

gezien zijn resolutie van 12 juli 2007 over de TRIPS-overeenkomst en de beschikbaarheid van medicijnen (8),

gezien zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel (9),

gezien zijn resolutie van 22 september 2010 over versterkte handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt (10),

gezien het verslag van de Commissie van 31 juli 2014 getiteld „EU Customs Enforcement of Intellectual Property Rights — Results at the EU Border 2013” (11),

gezien de resolutie van de Raad over het EU-douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (IER) voor de jaren 2013-2017 (12),

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 10 december 2014,

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A8-0161/2015),

A.

overwegende dat het concurrentievermogen van de EU is gebaseerd en steeds meer zal worden gebaseerd op creativiteit en innovatie, en overwegende dat „slimme groei” — het ontwikkelen van een economie op basis van kennis en innovatie — één van de drie prioriteiten van de Europa 2020-strategie is;

B.

overwegende dat de intellectuele-eigendomsrechten (IER) bijdragen tot de ontwikkeling van innovatie en creativiteit, dat de bescherming daarvan een belangrijke uitdaging is voor het concurrentievermogen van Europa en overwegende dat de Unie in dat opzicht een ambitieuzere strategie betreffende de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten moet ontwikkelen ten aanzien van haar handelspartners;

C.

overwegende dat het van essentieel belang is om de versterking van de banden tussen het onderwijs, het bedrijfsleven, onderzoek en innovatie en intellectueel eigendom te versterken; overwegende dat de procedures ter bestrijding van inbreuken op IER duur en tijdrovend zijn, met name voor kmo's, met inbegrip van individuele houders van rechten;

D.

overwegende dat de EU en haar lidstaten als leden van de Wereldhandelsorganisatie gebonden zijn door de Overeenkomst inzake de handelsgerelateerde aspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) en zich derhalve hebben verbonden tot de vaststelling en uitvoering van minimumnormen voor doeltreffende maatregelen tegen alle inbreuken op IER;

E.

overwegende dat in het debat over IER naar behoren moet worden nagedacht over de opgedane ervaringen en over toekomstige technologische trends, waarbij de samenhang tussen de interne en externe aspecten wordt gehandhaafd, waar nodig een onderscheid wordt gemaakt tussen de fysieke en digitale omgeving, rekening wordt gehouden met de bedenkingen van alle betrokkenen, met inbegrip van de kmo's en consumentenorganisaties, en wordt gestreefd naar het zorgen voor volledige transparantie van de belangen en adequate legitimiteit bij het nastreven van een billijk evenwicht tussen alle belangen ter zake;

F.

overwegende dat namaak niet langer beperkt blijft tot luxeproducten, maar tevens algemeen gebruikte goederen treft, zoals speelgoed, geneesmiddelen, cosmetica en levensmiddelen, die, indien nagemaakt, letsel kunnen veroorzaken of ernstige gezondheidsrisico's voor de consument kunnen vormen;

G.

overwegende dat de douaneautoriteiten in de EU in 2013 bijna 36 miljoen artikelen in beslag hebben genomen waarvan werd aangenomen dat zij een inbreuk op de IER vormden, met een waarde van meer dan 760 miljoen EUR;

H.

overwegende dat 72 % van alle in beslag genomen goederen in 2013 kleine hoeveelheden betrof; overwegende dat geneesmiddelen voor het vierde opeenvolgende jaar tot de topcategorie behoorden met 19 % van deze inbeslagnemingen en 10 % van alle inbeslagnemingen;

I.

overwegende dat het nodig is om de inbreuken op IER te bestrijden om de daarmee verbonden mogelijke risico's voor de gezondheid en veiligheid van de consumenten en het milieu terug te dringen, waardecreatie in de EU en in derde landen te beschermen, de economische en sociale gevolgen voor de bedrijven en scheppers in de Unie te voorkomen en risico's voor de culturele diversiteit in Europa en derde landen te voorkomen; overwegende dat speciale aandacht moet worden besteed aan de strijd tegen de georganiseerde misdaad die van de handel in nagemaakte en door piraterij verkregen goederen profiteert;

J.

overwegende dat een allesomvattend rechtskader voor EIR moet worden gecombineerd met doeltreffende handhaving, met, in voorkomend geval, verwijzing naar handhavingsmaatregelen en straffen, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de maatregelen ter handhaving van EIR de legitieme handel niet te zeer belasten;

K.

overwegende dat de bescherming van IER voor een groot gedeelte afhangt van de correcte toepassing van de bestaande wetgeving en internationale afspraken, waaronder strafbepalingen;

Algemene opmerkingen

1.

waardeert de benadering van de Commissie met name de oproep tot het handhaven van het evenwicht tussen de diverse uiteenlopende belangen;

2.

is van oordeel dat het debat over een billijk evenwicht tussen de belangen van de rechthebbenden en die van de eindgebruikers rijk geschakeerd en zeer complex is met economische belangen voor alle partijen; is van oordeel dat de Commissie moet nagaan hoe er een geïnformeerd en transparant publiek debat kan worden gehouden over de bescherming en handhaving van IE en wat dit voor consumenten betekent; is van oordeel dat de oproep voor een betere betrokkenheid van de belanghebbenden in het debat over IER vergezeld moet gaan van stappen die zorgen voor de transparantie en legitimiteit voor alle deelnemers; is van oordeel dat in geen enkele evaluatie van de mededeling rekening wordt gehouden met de Strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen uit 2004 noch met de verwerping van de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA);

3.

onderstreept dat niet duidelijk genoeg is met welke middelen en methoden de resultaten waarnaar in de mededeling wordt verwezen, kunnen worden bereikt, met name welke financiële middelen zullen worden gebruikt en waar zij vandaan zullen komen, ook gezien de beperkte middelen die beschikbaar gemaakt zijn ten behoeve van de ondersteuning van rechthebbenden in de EU die uitvoeren of die zich in derde markten vestigen;

4.

is van mening dat niet duidelijk wordt aangegeven hoe de coördinatie tussen het intern en extern beleid inzake de bescherming van de EIR moet verlopen, en onderstreept het belang van interne verbetering dienaangaande; erkent dat samenhang tussen intern en extern beleid niets afdoet aan de noodzaak van een aanpak op maat, die de specifieke feiten en omstandigheden erkent die op een markt van een derde land in kwestie bestaan;

5.

onderstreept dat de bescherming van IER moet worden gezien als een eerste noodzakelijke, maar niet afdoende stap op weg naar toegang tot de markt van een derde land en dat het vermogen om erkende IER doeltreffend uit te oefenen afhankelijk is van de substantiële bescherming, met inbegrip van de doeltreffende handhaving en rechtsmiddelen, in het betrokken land;

6.

onderstreept dat de commerciële aard van veel inbreuken op IER en de toenemende betrokkenheid van de georganiseerde misdaad hierbij een groot probleem zijn geworden; betreurt het feit dat het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (Verdrag van Palermo) nog steeds geen protocol ter bestrijding van namaak omvat en verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten om hun inspanningen in dit verband aanmerkelijk te vergroten;

7.

waardeert en steunt het streven naar meer samenhang tussen de bescherming en handhaving van IER en andere beleidsterreinen, alsmede tussen de Commissie en de lidstaten bij het verwezenlijken van dit doel; is van oordeel dat de bescherming van IER alsook adequate maatregelen ter bestrijding van inbreuken op IER kunnen bijdragen tot de strijd tegen de georganiseerde misdaad, het witwassen van geld en belastingontduiking en tot de ontwikkeling van een billijke, duurzame en toekomstbestendige digitale markt die bevorderlijk is voor innovatie;

8.

steunt de Commissie in haar werkzaamheden inzake het afbakenen van geografische prioriteiten met als uitgangsbasis haar halfjaarlijkse verslagen over de bescherming en handhaving van IER in derde landen;

9.

is van mening dat de strategie niet voldoende waarde hecht aan het onderscheid tussen de fysieke namaak van handelsmerken en octrooien enerzijds en de schendingen van het auteursrecht, vooral in de digitale omgeving, anderzijds; merkt op dat met het steeds snellere tempo van de digitalisering de kwestie van IER-bescherming en -handhaving in de digitale wereld werelwijd steeds belangrijker zal worden;

10.

is van oordeel dat de strategie beter aangepast moet worden aan de digitale omgeving en een hechte samenwerking met de douaneautoriteiten en markttoezichtautoriteiten dient te omvatten met het oog op de horizontale samenhang;

11.

onderstreept dat geografische aanduidingen en de bescherming ervan even belangrijk zijn als andere vormen van intellectuele eigendom doordat ze de traceerbaarheid van goederen tot het moment van consumptie waarborgen en de knowhow van producenten beschermen;

12.

is van oordeel dat de Commissie moet zorgen voor de erkenning en effectieve bescherming van geografische aanduidingen tijdens onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten met derde landen, in het bijzonder in het kader van onderhandelingen over het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP);

13.

is van oordeel dat de overeenkomst over TRIPS waar nodig op evenwichtige en doeltreffende wijze ten uitvoer moet worden gelegd en dat eventuele flexibiliteit in de formulering ervan het fundamentele beginsel van de niet-discriminerende behandeling voor alle technologiegebieden, zoals vastgelegd in artikel 27, lid 1, volledig moet respecteren; meent dat er tevens rekening gehouden moet worden met de Verklaring van Doha waarbij wordt onderstreept dat een versterkte bescherming en handhaving van IE niet alleen aan de EU-landen ten goede komt, maar ook de ontwikkelingslanden helpt om noodzakelijke binnenlandse kaders op te bouwen en te ontwikkelen om innovatie en onderzoek aan te moedigen en te beschermen, een kwestie die steeds belangrijker wordt naarmate ze zich in de internationale handelswaardeketens opwerken;

Handhaving en bewustmaking van het publiek

14.

onderstreept de noodzaak van een geïnformeerd, evenwichtig en transparanter publiek debat over de handhaving tussen alle betrokken partijen waarbij het evenwicht tussen alle particuliere en openbare belangen wordt gehandhaafd;

15.

erkent dat de bewustwording onder consumenten moet worden vergroot van de nadelen voor de economie en innovatie, en in sommige gevallen van de gevaren voor de gezondheid en de veiligheid van de aanschaf van of de toegang tot goederen die inbreuk maken op de IER; wijst erop dat met een striktere handhaving als zodanig bestaande en toekomstige kwesties met betrekking tot IE-bescherming en -handhaving niet worden opgelost, maar dat deze een aanvulling moet vormen op een grotere bewustwording bij consumenten; onderstreept de rol van het bedrijfsleven in dit verband;

16.

acht het duidelijk dat publieke steun voor de bescherming van IER moet worden verkregen; wijst in dit verband op het werk van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM), waaronder bewustmakingscampagnes onder burgers over de gevolgen van IE-inbreuken op commerciële schaal;

Internet en IER

17.

is verheugd over het op 4 mei 2011 ondertekende memorandum van overeenstemming tussen de houders van rechten en internetplatforms in het kader van een gezamenlijke inspanning om de verkoop van nagemaakte goederen via platforms voor elektronische handel te verminderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om met online platforms een gestructureerde dialoog aan te gaan over hoe de verkoop van nagemaakte goederen het beste kan worden opgespoord en aangepakt;

18.

is van oordeel dat het probleem van IER-inbreuken de laatste jaren is toegenomen ten gevolge van de digitalisering en het groeiende aantal digitale verkoopplatforms, waar nagemaakte goederen wereldwijd worden verkocht en gedistribueerd zonder enige effectieve manier van controle; dringt er in dit verband op aan dieper na te denken over de invoering van efficiëntere instrumenten voor controle van de onlineverkoop van fysieke producten;

19.

is van mening dat de formulering van de strategie inzake de bevordering van de gedegen bescherming van geografische aanduidingen op het internet specifieker zou moeten zijn om concrete doelstellingen te kunnen voorstellen;

20.

doet een beroep op de Commissie om samen te werken met de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) om een beschermingsmechanisme voor geografische aanduidingen op het internet in het leven te roepen;

21.

is van mening dat de verantwoordelijkheid van tussenpersonen zorgvuldig moet worden beoordeeld; zou in dit verband graag een verfijndere strategie zien waarbij wordt erkend dat deze kwestie aan een afzonderlijk debat moet worden onderworpen;

Ontwikkeling en opkomende economieën

22.

doet een beroep op de Commissie om ertoe bij te dragen een omgeving te creëren waarin de belangen van de lidstaten en derde landen naar elkaar toegroeien en waarin een wederzijds belang bestaat om hoogwaardige beschermingskaders samen met doelmatige rechtsmiddelen te scheppen om de lacunes in de bescherming van de IER te dichten; wijst op de noodzaak om een zorgvuldig onderscheid te maken tussen de omstandigheden van de verschillende „ontwikkelingslanden” en de betrokken handelskwesties met inachtneming van de specifieke toestand in de afzonderlijke ontwikkelingslanden;

23.

is verheugd over het door de Commissie per geval verrichte werk ter ondersteuning van de ontwikkelingslanden die hun IER-systemen wensen te verbeteren, en doet een beroep op de Commissie om deze inspanningen voort te zetten en te intensiveren door ononderbroken gepaste technische bijstand te verlenen in de vorm van bewustmakingsprogramma's, rechtsbijstand en de opleiding van ambtenaren, met aandacht voor het ontwikkelingsniveau van elk land;

Toegang tot medicijnen

24.

stemt in met de oproep tot een brede reactie op het ingewikkelde en rijk geschakeerde probleem van de relatie tussen IER en de universele toegang tot betaalbare geneesmiddelen waarbij in dit verband het belang voor een patiëntgerichte aanpak van IER in de farmaceutische sector wordt onderstreept;

25.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om zich te blijven inzetten voor een constructieve dialoog over de toegang tot geneesmiddelen met alle betrokkenen en om middelen te vinden waarmee deze toegang kan worden vergemakkelijkt voor de bevolking in de armste landen die niet in staat zijn om te profiteren van de beste behandelingen die momenteel beschikbaar zijn;

26.

is van mening dat, hoewel de belangen en de concurrentiepositie van de farmaceutische bedrijven in de EU bescherming behoeven door hun innoverend vermogen te vrijwaren, en rekening houdend met het feit dat sommige EU-bedrijven toegang tot geneesmiddelen verschaffen door middel van hulpprogramma's en gereduceerde of gedifferentieerde prijzen, de prijzen van geneesmiddelen betaalbaar moeten zijn voor de inwoners van het land waarin zij worden verkocht, zodat steun voor het gebruik van de flexibiliteit zoals vastgesteld in de TRIPS-overeenkomst en erkend in de Verklaring van Doha, van essentieel belang is, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met marktverstoringen ten gevolge van de doorverkoop van geneesmiddelen in derde landen; verzoekt de Commissie en de lidstaten zich te blijven inspannen om ervoor te zorgen dat grensmaatregelen die zijn bedoeld om de invoer van nagemaakte geneesmiddelen te blokkeren, de doorvoer van generieke geneesmiddelen niet negatief beïnvloeden;

27.

onderstreept dat bedrijven moeten worden aangemoedigd om in hun concurrentie-omgeving beter samen te werken en met overheidsinstanties samen te werken met als doel het garanderen van een betere en bredere toegang tot geneesmiddelen in de lidstaten en derde landen; verzoekt de Commissie het ondersteunen van innovatieve mechanismen zoals octrooigemeenschappen te overwegen om onderzoek te stimuleren en tegelijkertijd generieke productie te waarborgen;

28.

is van mening dat de Unie zich in het bredere debat moet mengen over het vooruithelpen van de gezondheidszorg wereldwijd, met inbegrip van strategieën ter schraging van stelsels voor de gezondheidszorg;

29.

verzoekt de Commissie de vroege uitvoer van door de EU geproduceerde generieke en biosimilaire geneesmiddelen te bevorderen zodra zij niet meer worden beschermd door een octrooi in derde landen;

Zorgen voor betere gegevens

30.

is van mening dat sommige van de in de mededeling geciteerde statistische gegevens zijn verzameld aan de hand van een controversiële en reeds bekritiseerde methode en dat de statistische gegevens moeten worden verbeterd om een betere afspiegeling te vormen van de werkelijke situatie met betrekking tot de centrale plaats van de IER en de bescherming en handhaving ervan voor de EU-economie, niet alleen om bestaand beleid te informeren en te verbeteren, maar ook om het beginsel van empirisch onderbouwde beleidsvorming verder te ondersteunen;

31.

stemt in met de argumenten van de Commissie voor de oprichting van een Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten van de EU, en dringt erop aan dat hiervoor specifieke middelen worden uitgetrokken;

32.

wijst erop dat het Waarnemingscentrum breed moet worden opgezet en geen kopie mag zijn van reeds bestaande organen;

33.

doet een beroep op de Commissie om zich ervoor in te zetten dat het Waarnemingscentrum zijn onafhankelijkheid behoudt om ervoor te zorgen dat zijn werkzaamheden niet worden ondermijnd door reële of vermeende partijdigheden;

EU-recht en samenwerking binnen de EU

34.

erkent dat een beter, naar behoren geharmoniseerd intern beleid inzake IER van nut kan zijn om de mate van bescherming en handhaving van IER in de wereld te verbeteren;

35.

verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten te werken aan de ratificatie van het Verdrag inzake het merkenrecht van WIPO, de Akte van Genève van de Overeenkomst van 's-Gravenhage en de Overeenkomst van Lissabon betreffende de bescherming van herkomstbenamingen en hun internationale inschrijving, en andere aan de IER gerelateerde internationale overeenkomsten;

36.

doet een beroep op de Commissie om verdere stappen te nemen in overeenstemming met het resultaat van de recente openbare raadpleging over haar Groenboek „Optimale benutting van Europa's traditionele kennis: mogelijke uitbreiding van de bescherming van geografische aanduidingen door de Europese Unie tot niet-landbouwproducten” (COM(2014)0469;

Bescherming en handhaving van IER in derde landen

37.

steunt de toezegging van de Commissie om voorrang te geven aan de bevordering van een betere bescherming van IER en de handhaving ervan binnen de WTO en in andere internationale fora en zo nieuwe markten voor de Europese exportsector te ontsluiten respectievelijk de bestaande markttoegang te verbeteren;

38.

merkt op dat de toekenning van de status van markteconomie in een context van handelsbeschermingsinstrumenten afhankelijk is van, onder andere, IE-bescherming in het betrokken land;

39.

doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om de IER beter te beschermen in alle betrokken multilaterale organisaties (de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldgezondheidsorganisatie en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom) en om te streven naar de opneming in het WTO-stelsel van met IER verband houdende internationale overeenkomsten die daarvan nog geen deel uitmaken, zoals het WIPO-verdrag inzake het merkenrecht, het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen, het WIPO-verdrag inzake auteursrecht, de Akte van Genève van de Overeenkomst van 's-Gravenhage en de Overeenkomst van Lissabon betreffende de bescherming van herkomstbenamingen en hun internationale inschrijving;

40.

is van oordeel dat in onderhandelingen over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten naar behoren aandacht moet worden besteed aan de hoofdstukken over intellectueel eigendom, en dat de onderhandelende partijen moeten erkennen dat in het recht om een bedrijf te voeren rekening moet worden gehouden met de eerbiediging van IER en de naleving van de bestaande wettelijke kaders; is verheugd over het tot dusverre door de Commissie verrichte werk bij het succesvol integreren van hoofdstukken over de bescherming en handhaving van IE in de bilaterale vrijhandelsovereenkomsten;

41.

is van mening dat de ratificatie van de WIPO-verdragen die hierboven worden genoemd voor opname in het WTO-systeem, moet worden opgenomen in de bilaterale vrijhandelsovereenkomsten die door de Unie worden gesloten;

42.

steunt de benadering van de Commissie om dialogen over IE en werkgroepen met prioritaire landen op te zetten waarmee geen allesomvattende onderhandelingen worden gevoerd, ten einde specifieke toezeggingen inzake de bescherming en handhaving van IE te verkrijgen en te versterken; benadrukt de noodzaak om IER op de agenda van politieke vergaderingen op hoger niveau te zetten wanneer er geen vooruitgang wordt geboekt tijdens IE-dialogen en gezamenlijke vergaderingen van verschillende instanties;

43.

onderstreept dat de samenwerking inzake IER tussen de Unie en andere regionale organisaties telkens waar mogelijk moet worden versterkt;

44.

verzoekt de Commissie om regelmatiger een beroep te doen op desbetreffende mechanismen voor geschillenbeslechting, met inbegrip van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO, wanneer inbreuk wordt gemaakt op de rechten van ondernemers van de Unie, met inbegrip van IER-houders;

45.

doet een beroep op de Commissie om derde landen aan te moedigen wederzijdse erkenning te verlenen aan het recht van juridische experts inzake IE om hun beroep uit te oefenen;

46.

roept de Commissie en de lidstaten op tot nauwere douanesamenwerking in de Unie en met derde landen bij de inbeslagname van nagemaakte goederen en tot vereenvoudiging van de douaneprocedures;

47.

vraagt de Commissie en de lidstaten nauwer met derde landen samen te werken in verband met vraagstukken rond auteursrechten en het verlenen van licenties;

48.

is ervan overtuigd dat een betere bescherming van de IER en een doeltreffende toepassing van de bijbehorende regels in derde landen voor investeerders uit de Europese Unie en daarbuiten een sterke stimulans zouden vormen om er te investeren, nieuwe technologische deskundigheid te delen en de in die landen bestaande technologieën te moderniseren;

Bijstand in derde landen en geografische focus

49.

merkt op dat sommige lidstaten IE-attachés in hun delegaties in belangrijke landen hebben; meent dat betere coördinatie en informatie-uitwisseling onder de lidstaten nieuwe mogelijkheden kunnen bieden om gedeelde doelstellingen inzake IE-bescherming in derde landen te halen;

50.

is van mening dat ondernemers en consumenten van de EU in derde landen waar inbreuken op IER vaker voorkomen, speciale bescherming moeten genieten via een uitbreiding van de IER-helpdesk;

o

o o

51.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 129 van 26.5.2005, blz. 3.

(2)  PB L 349 van 31.12.1994, blz. 71.

(3)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45.

(4)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 1.

(5)  PB L 135 van 3.6.2003, blz. 5.

(6)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(7)  PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15.

(8)  PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 591.

(9)  PB C 45 E van 23.2.2010, blz. 47.

(10)  PB C 50 E van 21.2.2012, blz. 48.

(11)  http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/customs/customs_controls/ counterfeit_piracy/statistics/2014_ipr_statistics_en.pdf.

(12)  PB C 80 van 19.3.2013, blz. 1.