30.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/126


P8_TA(2015)0074

Moord op de Russische oppositieleider Boris Nemtsov en de toestand van de democratie in Rusland

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over de moord op de Russische oppositieleider Boris Nemtsov en de toestand van de democratie in Rusland (2015/2592(RSP))

(2016/C 316/16)

Het Europees Parlement,

gezien zijn voorgaande verslagen en resoluties over Rusland, met name zijn resoluties van 23 oktober 2012 over de instelling van gemeenschappelijke visumbeperkingen voor Russische functionarissen die betrokken zijn bij de zaak-Magnitski (1), van 13 juni 2013 over de rechtsstaat in Rusland (2), van 13 maart 2014 over Rusland: veroordeling van demonstranten van het Bolotnaya-plein (3), van 23 oktober 2014 over de ontbinding van Memorial (Sacharovprijs 2009) in Rusland (4) en van 15 januari 2015 over Rusland, in het bijzonder de zaak-Alexei Navalnyj (5),

gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Federica Mogherini, van 28 februari 2015 over de moord op Boris Nemtsov,

gezien de verklaring van de VV/HV van 4 maart 2015 over de aanhoudende detentie van Nadiia Savchenko,

gezien de verklaring van de woordvoerder van de VV/HV van 3 maart 2015 over de weigering om Sandra Kalniete, lid van het Europees Parlement, toegang te verlenen tot het grondgebied van de Russische Federatie,

gezien de verklaring van Mensenrechtenombudsman van de Russische Federatie, de heer Vladimir Loekin, van 4 maart 2014 over demonstraties in Moskou en de stappen die zijn ondernomen door de wetshandhavingsinstanties,

gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland van 28 november 2013,

gezien de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarmee een partnerschap tot stand is gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, en gezien de geschorste onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland,

gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat Boris Nemtsov, voormalig vicepremier van de Russische Federatie, voormalig gouverneur van Nizhny Novgorod, een voortreffelijk hervormer van de samenleving en de economie in de periode na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, en een van de leiders van de liberale en democratische oppositie in Rusland, twee dagen voor de op 1 maart 2015 geplande betoging tegen de gevolgen van de economische crisis en het conflict in Oekraïne, die hij aan het organiseren was, is vermoord;

B.

overwegende dat Boris Nemtsov tijdens de weken voor zijn dood onderzoek aan het verrichten was naar de deelname van Rusland aan het conflict in Donbas en van plan was hierover een rapport te publiceren; overwegende dat er vijf mannen zijn gearresteerd in verband met de moord op Boris Nemtsov, maar dat het niet duidelijk is of een van de arrestanten de dodelijke schoten heeft gelost; overwegende dat de Russische autoriteiten een aantal leden van het Europees Parlement en een aantal nationale delegaties de toegang tot de Russische Federatie hebben ontzegd, waardoor zij de begrafenis van Boris Nemtsov niet konden bijwonen;

C.

overwegende dat Boris Nemtsov een krachtig pleitbezorger was van een moderne, welvarende en democratische Russische Federatie die openstaat voor de wereld;

D.

overwegende dat de Russische Federatie een volwaardig lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en een ondertekenaar van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is, en zich als zodanig heeft verplicht tot eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat en de mensenrechten;

E.

overwegende dat de mensenrechtensituatie in Rusland in de afgelopen jaren is verslechterd en dat de Russische autoriteiten een reeks wetten hebben aangenomen die meerduidige bepalingen bevatten, die gebruikt worden om de oppositie en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld verder aan banden te leggen en de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering te beperken; overwegende dat het Ministerie van Justitie nieuw toegekende bevoegdheden heeft gebruikt om 42 groepen te stigmatiseren als „buitenlandse agenten”, met inbegrip van de meest deskundige en toonaangevende mensenrechtenorganisaties, en bureaucratische voorwendsels heeft gebruikt bij zijn pogingen diverse andere groepen te ontbinden; overwegende dat de Doema in januari 2015 de eerste stap heeft gezet in de richting van de goedkeuring van een nieuwe wet die activiteiten van „onwenselijke” buitenlandse organisaties zou verbieden;

F.

overwegende dat het Parlement meermaals zijn bezorgdheid heeft geuit over de stand van de democratie in Rusland en over het feit dat het land stelselmatig nalaat de rechtsstaat te handhaven en de grondrechten te eerbiedigen; overwegende dat de rechtsstaat, de normen voor een eerlijk proces en een eerlijke rechtsgang en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht niet worden geëerbiedigd in Rusland; overwegende dat bij de afgelopen presidentsverkiezingen en de verkiezingen voor de Staatsdoema de normen van de OVSE niet werden nageleefd;

G.

overwegende dat verschillende processen en gerechtelijke procedures in de afgelopen jaren, met inbegrip van de zaak-Magnitskij, de zaak-Chodorkovskij en de zaak-Politkovskaja, hebben geleid tot twijfel over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de gerechtelijke instellingen van de Russische Federatie; overwegende dat bovengenoemde geruchtmakende zaken slechts de in het buitenland bekendste voorbeelden zijn van het feit dat de Russische staat stelselmatig nalaat de rechtsstaat te handhaven en zijn burgers recht te doen;

H.

overwegende dat er steeds meer behoefte bestaat aan een eensgezind, krachtig, coherent en omvattend EU-beleid ten aanzien van Rusland, dat door alle lidstaten wordt ondersteund en waarbij hulp en bijstand worden geruggensteund door stevige en eerlijke kritiek op grond van de universele waarden die zowel de EU als Rusland hebben onderschreven;

I.

overwegende dat de EU in het kader van het Partnerschap voor modernisering herhaaldelijk bijstand en expertise heeft aangeboden aan Rusland om de rechtsstaat te versterken, de internationale verplichtingen na te komen en het economische potentieel van het land ten volle te ontwikkelen;

J.

overwegende dat de Russische oppositieleider Aleksej Navalny op 19 februari 2015 tot 15 dagen gevangenis is veroordeeld omdat hij flyers had uitgedeeld om een betoging aan te kondigen; overwegende dat hij op 30 december 2014 door een rechtbank tot 3,5 jaar voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld en zijn broer, Oleg Navalny, tot 3,5 jaar gevangenisstraf;

K.

overwegende dat een Moskouse rechtbank op 4 maart 2015 een nieuw beroep van Nadiia Savchenko heeft verworpen dat zij had ingediend tegen haar illegale opsluiting door de Russische Federatie en waarbij zij verwees naar haar immuniteit als lid van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE); overwegende dat mevr. Savchenko op 4 maart 2015 al 82 dagen in hongerstaking was, en overwegende dat zij na een zo lange periode het risico loopt op blijvende schade aan haar gezondheid of zelfs de dood;

L.

overwegende dat er zes maanden zijn verlopen sinds de ontvoering van de Estse politieofficier Eston Kohver op Ests grondgebied door de Russische veiligheidsdiensten, in strijd met het internationaal recht; overwegende dat hij nog altijd onrechtmatig in hechtenis wordt gehouden in de Lefortovo-gevangenis te Moskou; overwegende dat hij ontoereikende juridische bijstand ontvangt, dat hem het recht op een eerlijk proces is ontzegd en dat hij gedwongen en zonder rechtvaardiging een psychiatrisch onderzoek moet ondergaan, waarvan de details geheim blijven;

M.

overwegende dat het Europees Fonds voor Democratie de kwestie van de pluraliteit van de Russische media wil aanpakken en, samen met zijn partners, wordt verzocht nieuwe media-initiatieven te ontwikkelen;

N.

overwegende dat het wrak en de zwarte dozen van het Poolse regeringsvliegtuig Tu-154, dat in april 2010 neerstortte bij Smolensk, en waarbij de Poolse president en leden uit politieke, militaire en culturele kringen om het leven kwamen, nog steeds in Russische handen is; overwegende dat de Russische autoriteiten weigeren ze over te dragen aan Polen ondanks talrijke verzoeken om dat te doen;

1.

veroordeelt krachtig de moord op Boris Nemtsov, de belangrijkste politieke moord in de recente Russische geschiedenis, waarbij hij is doodgeschoten vlakbij het Kremlin, in een zone waar bewakingscamera's hangen en waar politie en veiligheidsdiensten patrouilleren;

2.

brengt hulde aan Boris Nemtsov, een vooraanstaande oppositieleider, een stichter en leider van de politieke beweging Solidarnost en een van de belangrijkste tegenstanders van president Vladimir Poetin en de oorlog in Oekraïne, een man die zijn leven wijdde aan een democratischer, welvarender en opener Rusland en aan sterke partnerschappen tussen Rusland en zijn buurlanden en partners; betuigt zijn diepste medeleven met de familie en vrienden van Boris Nemtsov, de leden van de oppositie en het Russische volk; veroordeelt de beslissing van de Russische leiders om een aantal EU-diplomaten en nationale delegaties te beletten zijn begrafenis bij te wonen, waardoor de EU de kans werd ontzegd hulde te brengen aan moedige Russische burgers die voor universele waarden opkomen;

3.

wijst erop dat deze moord kan worden toegevoegd aan een steeds langere lijst met onopgeloste politiek gemotiveerde moorden en verdachte overlijdens in Rusland sinds 1998, die reeds de namen bevat van onderzoeksjournalist Anna Politkovskaja, Alexander Litvinenko, die naar verluidt in het Verenigd Koninkrijk werd vermoord, advocaat Stanislav Markelov, journalist Anastasiia Baburova, mensenrechtenactivist Natalia Estemirova, advocaat Sergei Magnitskii, en nu dus ook politicus Boris Nemtsov;

4.

neemt kennis van de mededeling van de Russische autoriteiten dat er vijf verdachten van Tsjetsjeense origine zijn gearresteerd;

5.

vraagt om een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de moord; is van mening dat de instrumenten die in het kader van de OVSE, de Raad van Europa en de Verenigde Naties ter beschikking staan, voor een onpartijdig en eerlijk onderzoek zouden helpen zorgen;

6.

vraagt de Raad, de Commissie en de lidstaten om bij het uitstippelen van hun toekomstige beleid ten aanzien van Rusland rekening te houden met het feit dat het politieke klimaat dat de Russische autoriteiten hebben gecreëerd, een voedingsbodem vormt voor dit soort moorden, geweld en druk; is verontrust over het klimaat van haat gericht tegen oppositieleden, voorvechters van de mensenrechten, minderheden en buurlanden dat in de loop van de afgelopen jaren sterker geworden is door staatspropaganda en de officiële media, als onderdeel van een politieke cultuur die zich steeds meer verwijdert van democratische beginselen;

7.

vraagt de Russische autoriteiten op te houden met de schandelijke propaganda- en informatieoorlog tegen zijn buurlanden, de westerse wereld en zijn eigen bevolking, waardoor Rusland aan het veranderen is in een staat die wordt gekenmerkt door repressie, haatpropaganda en angst, waar nationalistische euforie is gestoeld op de annexatie van de Krim en de escalerende oorlog in Oekraïne, waar de rechten van de Krimtataren worden geschonden en waar het Kremlin, in strijd met het internationaal recht, haat en strijd in de hand werkt en uitlokt; veroordeelt de nieuwe propagandaoorlog tegen democratische en fundamentele waarden, die aan de Russische samenleving als buitenlands worden voorgesteld; herinnert eraan dat zowel de Europese Unie als de Russische Federatie zich er in tal van internationale verklaringen en verdragen toe hebben verbonden de universele democratische waarden en fundamentele vrijheden te beschermen; benadrukt dat de aanwezigheid van politieke oppositiekrachten belangrijk is, om te zorgen voor een constant debat en een constante uitwisseling van gedachten en ideeën in de politiek en in de wetgevingsprocessen in Rusland;

8.

verzoekt de Russische autoriteiten om alle druk op, repressief optreden tegen en intimidatie van oppositieleiders, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media — zowel politiek als juridisch — stop te zetten, waardoor zij vrijelijk overeenkomstig de basisbeginselen van de Russische constitutie kunnen handelen;

9.

is zeer verontrust over het feit dat Rusland in gebreke is gebleven wat betreft de naleving van zijn internationale wettelijke verplichtingen als lid van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de OVSE, alsook wat betreft de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en de rechtsstaat; is van mening dat de Russische Federatie zijn aangegane verplichtingen moet nakomen; betreurt dat uit de recente ontwikkelingen blijkt dat Rusland een richting uitgaat die tegengesteld is aan die van een functionerende democratie waar de oppositie, de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht worden geëerbiedigd;

10.

betreurt het ten zeerste dat de Russische autoriteiten er niet in slagen te reageren op kritiek op de wet op buitenlandse agenten, zowel in de Russische Federatie als op het internationaal toneel, en betreurt het dat deze wet, die discriminerend van aard is, werd aangenomen in plaats van te worden gewijzigd, waardoor de werkingsmogelijkheden van niet-commerciële organisaties nog verder worden beperkt; vraagt Rusland met klem de desbetreffende wetgeving te herzien teneinde aan zijn internationale verplichtingen op het vlak van mensenrechten en democratische vrijheden te voldoen;

11.

is ingenomen met het besluit van het Hooggerechtshof van 28 januari 2015 om de door het Ministerie van Justitie ingediende klacht met het verzoek tot ontbinding van de Russische organisatie Memorial vanwege een vermeend onwettige organisatorische structuur, af te wijzen, en verzoekt de andere ngo's van de lijst van „buitenlandse agenten” te verwijderen;

12.

vraagt de Russische autoriteiten alle erkende politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laten;

13.

vraagt de Russische autoriteiten om Nadiia Savchenko, die op Oekraïens grondgebied is ontvoerd en in een Russische gevangenis illegaal in hechtenis wordt gehouden, onverwijld vrij te laten en haar immuniteit als lid van het Oekraïense parlement en van de PACE te eerbiedigen; benadrukt dat Rusland verantwoordelijk is voor haar uiterst zwakke gezondheid; uit zijn ernstige bezorgdheid over haar gezondheidstoestand en dringt er bij de Russische justitiële autoriteiten op aan het humanitaire recht toe te passen;

14.

veroordeelt de ontvoering van een Estse politieofficier, Eston Kohver, van Ests grondgebied naar Rusland; dringt aan op zijn onmiddellijke vrijlating en zijn veilige terugkeer naar Estland;

15.

is van mening dat Rusland een belangrijke mondiale speler blijft en dat het in het strategische belang van de EU en Rusland is om snel te zorgen voor de-escalatie en de betrekkingen te herstellen door middel van diplomatie en bemiddeling, mits dit gebeurt op basis van de eerbiediging van het internationaal recht en de OVSE-verbintenissen;

16.

spreekt zijn steun uit voor de democratische krachten in Rusland die zich inzetten voor een open samenleving en een hervormingsagenda;

17.

dringt er bij de Raad op aan een gezamenlijk beleid te formuleren ten aanzien van Rusland, zodat de 28 lidstaten en de instellingen van de EU een krachtig gemeenschappelijk standpunt over de rol van de mensenrechten in de betrekkingen met Rusland kunnen uitdragen en kunnen aandringen op het beëindigen van de beperking van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging in Rusland; is van mening dat een EU-strategie tot doel moet hebben Rusland ertoe te brengen de beginselen van de OVSE ten volle te eerbiedigen en de Russische leiders te motiveren om het land uit zijn zelfgekozen politiek en economisch isolement te halen;

18.

vraagt de VV/HR om, met steun van de EDEO en de Commissie, een sterker steunprogramma voor maatschappelijke organisaties in Rusland en op de bezette Krim te ontwikkelen en nieuwe mogelijkheden te onderzoeken en te ontwikkelen om met hen samen te werken teneinde de waarden van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen; dringt er bij de EU op aan met betrekking tot de lopende programmeringsfase van de financiële instrumenten van de EU de financiële steun aan Russische maatschappelijke organisaties te verhogen via het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten en het fonds voor maatschappelijke organisaties en lokale overheden, en het Civil Society Forum EU-Rusland op te nemen in het partnerschapinstrument teneinde duurzame en geloofwaardige ondersteuning op lange termijn te waarborgen;

19.

spreekt nogmaals zijn zorg uit, waaraan ook in eerdere resoluties uiting is gegeven, over het onvermogen van de Russische autoriteiten samen te werken met het onafhankelijk en internationaal onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17; benadrukt met klem het feit dat de amnestieregeling die is overeengekomen in het kader van het akkoord van Minsk niet kan worden toegepast op de daders van deze misdaad en dat zij geen aanspraak kunnen maken op enige vorm van amnestie;

20.

dringt er bij de Russische autoriteiten op aan het wrak van het Poolse regeringstoestel Tu-154 en alle bijbehorende zwarte dozen onmiddellijk over te dragen aan Polen; benadrukt het feit dat de mate van afhankelijkheid van de Russische rechterlijke macht van de autoriteiten onpartijdig en eerlijk onderzoek ondermijnt;

21.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, alsmede de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie.


(1)  PB C 68 E van 7.3.2014, blz. 13.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0284.

(3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0253.

(4)  Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0039.

(5)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0006.