30.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/15


P8_TA(2015)0051

Jaarverslag over het mededingingsbeleid van de EU

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2015 inzake het jaarverslag over het mededingingsbeleid van de EU (2014/2158(INI))

(2016/C 316/02)

Het Europees Parlement,

gezien het Commissieverslag van 6 mei 2014 over het mededingingsbeleid 2013 (COM(2014)0249) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2014)0148),

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name op de artikelen 101 t/m 109 daarvan,

gezien Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (1),

gezien Verordening (EG) nr. 169/2009 van de Raad van 26 februari 2009 houdende de toepassing van mededingingsregels op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (2),

gezien Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (3),

gezien de mededeling van de Commissie van 11 juni 2013 over de kwantificering van de schade in schadevergoedingsacties n.a.v. overtreding van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 4 februari 2011 getiteld „Openbare hoorzitting: op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen” (SEC(2011)0173),

gezien de mededeling van de Commissie van 11 juni 2013 met als titel „Naar een Europees horizontaal kader voor collectief verhaal” (COM(2013)0401),

gezien Aanbeveling 2013/396/EU van de Commissie van 11 juni 2013 over gemeenschappelijke beginselen voor mechanismen voor collectieve vorderingen tot staking en tot schadevergoeding in de lidstaten betreffende schendingen van aan het EU-recht ontleende rechten (5),

gezien de studie van juni 2012 van de beleidsondersteunende afdeling van het directoraat-generaal Intern Beleid met als titel „Collectief verhaal in antitrust”,

gezien de mededeling van de Commissie van 11 juni 2013 overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 in zaak AT.39740 — Google (6),

gezien de door de Commissie aangeboden toezeggingen overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak COMP/39.398 — Visa MIF,

gezien Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (7),

gezien de raadpleging van de Commissie van 27 maart 2013 over de concentratiecontrole van de EU — ontwerpherziening van de vereenvoudigde procedure en de concentratie-uitvoeringsverordening,

gezien de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2008 over de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen (8) (de mededeling over het bankwezen),

gezien de mededeling van de Commissie van 5 december 2008 getiteld „De herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingsverstoringen” (9) (de herkapitalisatiemededeling),

gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2009 over de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector (10) (de mededeling over aan bijzondere waardevermindering onderhevige activa),

gezien de mededeling van de Commissie van 23 juli 2009 betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (11) (de herstructureringsmededeling),

gezien de mededeling van de Commissie van 17 december 2008 over een tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (12) (de oorspronkelijke tijdelijke kaderregeling),

gezien de mededeling van de Commissie van 1 december 2010 over een tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (13) (de tijdelijke kaderregeling tot vervanging van de op 31 december 2010 verstreken kaderregeling),

gezien de mededeling van de Commissie over de toepassing, vanaf 1 augustus 2013, van de staatssteunregels op steunmaatregelen ten voordele van banken in het kader van de financiële crisis (de mededeling over het bankwezen) (14),

gezien de puntennota van de Commissie ter attentie van het EFC over de herziening van de richtsnoeren inzake staatssteun voor de herstructurering van banken,

gezien de studie van juni 2011 van de beleidsondersteunende afdeling van het directoraat-generaal Intern Beleid met als titel „Staatssteun — Crisisregels voor de financiële sector en de reële economie”,

gezien de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie (15),

gezien Besluit 2012/21/EU van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (16),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011)” (17),

gezien Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (18),

gezien zijn resolutie van 15 november 2011 over de hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang (19),

gezien de mededeling van de Commissie van 9 februari 2012 met als titel „De modernisering van het EU-staatssteunbeleid” (COM(2012)0209),

gezien zijn resolutie van 17 januari 2013 over modernisering van het staatssteunbeleid (20),

gezien het voorstel van de Commissie van 30 juli 2012 voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 994/98 van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen en Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg (COM(2012)0730),

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad van 5 juli 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (COM(2012)0725),

gezien de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun aan spoorwegondernemingen (21),

gezien zijn resolutie van 12 juni 2013 over regionaal beleid als onderdeel van bredere regelingen inzake staatssteun (22),

gezien de kaderovereenkomst van 20 oktober 2010 over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (23) (hierna „de kaderovereenkomst” genoemd), en met name de paragrafen 9, 12, 15 en 16 daarvan,

gezien zijn resoluties van 22 februari 2005 over het 33e verslag van de Commissie inzake het mededingingsbeleid 2003 (24), van 4 april 2006 over het Commissieverslag inzake het mededingingsbeleid 2004 (25), van 19 juni 2007 over het verslag inzake het mededingingsbeleid 2005 (26), van 10 maart 2009 over de verslagen inzake het mededingingsbeleid 2006 en 2007 (27), van 9 maart 2010 over het verslag inzake het mededingingsbeleid 2008 (28), van 20 januari 2011 over het verslag inzake het mededingingsbeleid 2009 (29), van 2 februari 2012 over het jaarverslag inzake het mededingingsbeleid van de EU (30) en van 12 juni 2013 over het jaarverslag over het mededingingsbeleid van de EU (31), en van 11 december 2013 over het jaarverslag over het mededingingsbeleid van de EU (32),

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 20 juni 2013 getiteld „Towards more effective merger control”,

gezien het Witboek van de Commissie van 9 juli 2014 getiteld „Towards more effective merger control”,

gezien zijn resolutie van 5 februari 2014 over EU-samenwerkingsovereenkomsten over handhaving van het mededingingsbeleid — de toekomst (33),

gezien de verklaring van 6 november 2014 van de Europees commissaris voor Mededingingsbeleid, Margrethe Vestager, over onderzoeken naar staatssteun en belastingheffing,

gezien het digitale scorebord voor het jaar 2014 van de Commissie,

gezien artikel 52 en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A8-0019/2015),

A.

overwegende sommige sectoren in de interne markt nog te kampen hebben met obstakels zoals nationale grenzen en kunstmatige barrières, en dat tegelijkertijd onrustbarende praktijken zoals sociale dumping of misbruik van de Structuurfondsmiddelen aanleiding geven tot bezorgdheid en ook dienen te worden aangepakt binnen het kader van het EU-mededingingsbeleid; overwegende dat de mededinging niet in alle lidstaten naar even grote tevredenheid functioneert;

B.

overwegende dat het mededingingsbeleid een instrument ter bescherming van de Europese democratie is, omdat het een buitensporige concentratie van de economische en financiële macht in de handen van slechts enkelen onmogelijk maakt, hetgeen een bedreiging zou vormen voor de onafhankelijkheid van de Europese politieke macht ten aanzien van de grote industriële en bankconcerns;

C.

overwegende dat een mededingingsbeleid dat is gebaseerd op totstandbrenging van gelijke randvoorwaarden in alle sectoren een hoeksteen van de Europese sociale markteconomie is en een sleutelrol vervult bij het garanderen van de goede werking van een dynamische, efficiënte, duurzame en innovatieve interne markt, en bij het aanzwengelen van economische groei en nieuwe werkgelegenheid, en bij het waarborgen van mondiaal concurrentievermogen; overwegende dat de economische en financiële crisis derhalve geen voorwendsel mag zijn om de handhaving van de mededingingsregels te versoepelen;

D.

overwegende dat elk jaar verliezen van 181-320 miljard EUR — ongeveer 3 % van het bbp van de EU — te wijten zijn aan het bestaan van kartels;

E.

overwegende dat van 2008 tot einde 2011 het equivalent van 1 600 miljard EUR in de vorm van staatssteun aan banken in de EU is toegekend;

F.

overwegende dat de belastingbetaler in de EU jaarlijks wordt geconfronteerd met een verlies aan belastinginkomsten van naar schatting 1 000 miljard EUR ten gevolge van belastingontwijking, belastingfraude en belastingparadijzen, en dat deze praktijken leiden tot concurrentievervalsing op de interne markt, waarbij sommige bedrijven wel en andere geen belasting betalen;

G.

overwegende dat de Europese burgers verzorgd willen worden met kwalitatief hoogwaardige en betaalbare openbare diensten;

H.

overwegende dat de strikte toepassing van de aan het mededingingsrecht ten grondslag liggende beginselen vooral de consument ten goede komt, terwijl een gebrek aan concurrentie tot een verkeerde inzet van middelen en een lagere productiviteit leidt;

I.

overwegende dat wat betreft energiekosten de Europese interne markt slechter presteert dan de Amerikaanse, aangezien de prijsspreiding op de Europese markt 31 % bedraagt, tegen 22 % op de Amerikaanse markt;

J.

overwegende dat de invoering van een „administratief paspoort voor de interne markt” zou leiden tot minder concurrentieverstoring en fragmentatie van de interne markt en op die manier tot versterking van het groeipotentieel van de Europese economie;

K.

overwegende dat de succesvolle ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf (mkb) in een klimaat van vrije concurrentie een essentiële voorwaarde is voor nieuwe banen, duurzame groei, innovatie en investeringen; overwegende dat de kmo's, die 98 % van het Europese bedrijfsleven uitmaken, in veel lidstaten gebukt gaan onder een ernstige kredietcrisis;

L.

overwegende dat het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal van essentieel belang is voor groei; overwegende dat protectionisme schadelijk kan zijn voor de binnenlandse groeivooruitzichten op de lange termijn;

M.

overwegende dat de aan het licht gebrachte kartels reeds 6 tot 14 jaar blijken te bestaan en al die tijd schade aan de economie toebrengen, waardoor eerst hun klanten, en uiteindelijk alle consumenten, meer kosten moeten maken;

N.

overwegende dat het EU-eenheidsoctrooi een stap in de richting van de voltooiing van de interne markt is en dat alle lidstaten eraan zouden moeten deelnemen;

O.

overwegende dat de publicatie van de zogenaamde „Luxleaks”-documenten door het Internationaal Consortium van onderzoeksjournalisten de noodzaak heeft aangetoond van een gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de in de lidstaten gehanteerde praktijk van belastingbeslissingen („tax rulings”) en hun verenigbaarheid met de EU-regels inzake controle op overheidssteun; overwegende dat de onafhankelijkheid van het DG Mededinging van cruciaal belang is hiervoor alsook voor het behalen van zijn andere doelstellingen;

Algemene opmerkingen

1.

is verheugd over het feit dat de economische dimensie van de EU in de Verdragen wordt opgevat als een „openmarkteconomie met vrije mededinging”; benadrukt dat er voor het verwezenlijken van de ambitieuze doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, groei, investeringen en het concurrentievermogen van de Europese economie op de wereldmarkt hernieuwd aandacht moet worden besteed aan stimulering van de mededinging, aangezien duurzame en doeltreffende mededinging een aandrijver is voor investeringen, voordelen biedt voor eindgebruikers en een impuls geeft aan de economie; onderstreept de cruciale rol van de handhaving van het mededingingsbeleid voor het tot stand brengen van gelijke randvoorwaarden dat goed is voor innovatie, productiviteit, nieuwe banen en investeringen voor alle actoren op de interne markt en in alle bedrijfsmodellen, waaronder het mkb, met volledige inachtneming van de verschillen tussen de lidstaten; verzoekt de Commissie om de regels inzake de controle op trustvorming, staatssteun en fusies te handhaven teneinde een goed functionerende interne markt en sociale vooruitgang te verwezenlijken;

2.

is van oordeel dat het waarborgen van gelijke mededingingsvoorwaarden voor ondernemingen in de interne markt ook het bestrijden van sociale dumping omvat, alsook de implementatie van de Europese sociale en milieuwetgeving; verzoekt de Commissie een beoordeling te maken van de sociale en werkgelegenheidsgevolgen van haar interventies op staatssteungebied met name in regio's met een hoog werkloosheidspercentage, en deze analyse mee te wegen in haar besluitvorming;

3.

onderstreept dat de Europese industriële groepen en het MKB middels aangepaste mededingings- en belastingmaatregelen in de uitdagingen van mondialisering moeten worden ondersteund;

4.

verzoekt de Commissie vast te stellen welke mogelijke onevenwichtigheden er zijn tussen de lidstaten die de mededinging zouden kunnen verstoren, alsmede de oorzaken en economische gevolgen ervan;

5.

benadrukt dat het mededingingsbeleid een beslissende rol speelt bij een versterkte holistische aanpak van de interne markt en bij de aanpak van de uitdagingen waar Europa zich op economisch, sociaal en milieugebied mee geconfronteerd ziet; verzoekt de Commissie effectief aan de behoeften van burgers, consumenten en kmo's tegemoet te komen en hun belangen centraal te stellen in het besluitvormingsproces, zodat de voorstellen voor het mededingingsbeleid meerwaarde kunnen creëren voor de Europese burgers;

6.

herhaalt dat de Commissie zou moeten overwegen kredieten van in onbruik geraakte of onderbenutte begrotingsposten naar DG Mededinging over te hevelen; is van oordeel dat er passende personele middelen aan de Commissie ter beschikking moeten worden gesteld om haar in staat te stellen haar onderzoeken naar fiscale staatssteun, zoals „tax rulings” en belastingontwijking, uit te breiden en te verdiepen, zodat de mededinging afdoende proactief kan worden gestimuleerd; is van oordeel dat de Commissie ook voldoende juridische middelen moet hebben om meer onderzoek te doen naar leemtes die aan het licht zijn gekomen bij de bedoelde belastingregelingen in de lidstaten; beveelt hiertoe aan, gelet op de LuxLeaks-onthullingen, om met name de dienst fiscale staatssteun van DG Mededinging uit te breiden;

7.

kijkt uit naar de inventarisatie (door de Commissie) van tien jaar Verordening (EG) nr. 1/2003 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels en roept de Commissie op het Parlement te betrekken bij alle daaruit volgende initiatieven; roept de Commissie op gepaste maatregelen te nemen om de verordening aan te passen aan de nieuwe juridische situatie, met name na de aanneming van de richtlijn inzake schadevergoedingsacties;

8.

herinnert de Commissie eraan dat de kwestie van de onafhankelijkheid van de nationale mededingingsautoriteiten de grootst mogelijke aandacht moet krijgen;

9.

benadrukt dat de instrumenten van het mededingingsbeleid niet moeten worden verdraaid ten behoeve van belastingmaatregelen; moedigt de Commissie aan haar zorgen op het vlak van fiscaliteit duidelijk te formuleren;

10.

is van mening dat de fundamenten en de belangrijkste richtsnoeren van het mededingingsbeleid in de toekomst in nauwere samenwerking met het Parlement uitgewerkt en vastgesteld moeten worden om de democratische legitimiteit van de mededingingsautoriteiten te vergroten;

11.

is het eens met de gemeenschappelijke aanpak die bij de modernisering van de staatssteun wordt gehanteerd om de overheidsuitgaven doeltreffender te maken in een context van beperkte begrotingen, met name in de lidstaten die het zwaarst getroffen zijn door de crisis;

12.

erkent dat voor een doeltreffende uitvoering van het mededingingsbeleid een coherente en consistente juridische interpretatie nodig is;

13.

merkt op dat de Commissie haar beleid in toenemende mate laat afhangen van toewijzingsbesluiten; is evenwel van mening dat er meer transparantie nodig is over de gronden van beschuldigingen en dat er meer juridische precedenten dienen te worden geschapen; acht dit met name van toepassing op gevallen waarin antitrustkwesties in nieuwe sectoren worden aangepakt, zoals in de digitalegoederenmarkt, waar bedrijven moeite hebben om in te schatten of een bepaalde praktijk een schending van de mededingingsregels inhoudt;

14.

is van mening dat, met het oog op het verwezenlijken van meer transparantie en het beperken van een aantal negatieve gevolgen van toewijzingsbesluiten, waarbij hun voordelen behouden moeten blijven, alle details over de bezwaren van de Commissie tegen de verweerders dienen te worden gepubliceerd;

Staatssteun en diensten van algemeen economisch belang

15.

merkt op dat diensten van algemeen economisch belang een belangrijk aandeel van alle in de lidstaten verrichte diensten uitmaken, en is van oordeel dat indien deze diensten efficiënter worden verricht (in vergelijking met andere diensten) significante voordelen kunnen worden behaald; bevestigt nogmaals het belang om algemeen toegankelijke diensten van cruciale betekenis voor Europese burgers aan te merken als diensten van algemeen belang, zoals gezondheidszorg, sociale zekerheid en huisvesting; onderstreept tegelijkertijd dat het de verantwoordelijkheid van de Commissie is ervoor te zorgen dat de compensatie die aan diensten van algemeen economisch belang wordt toegekend, met de EU-regels inzake staatssteun verenigbaar is;

16.

herhaalt dat EU-Structuurfondsen niet mogen worden gebruikt om direct of indirect steun te verlenen aan het naar andere lidstaten verplaatsen van dienstverlening of productieactiviteiten;

17.

is van mening dat er meer onderzoek moet worden verricht naar sportclubs (met name voetbalclubs), omdat zij miljoenen aan socialezekerheidspremies verschuldigd zijn, zonder dat deze bedragen worden overgemaakt of door regeringen worden teruggevorderd, aangezien dit de facto als staatssteun kan worden aangemerkt;

18.

benadrukt dat het goed zou zijn de cumulatieve effecten van de belastingdruk op bedrijven en de steun te beoordelen;

Antitrust en kartels

19.

roept de Commissie op nauwlettend toe te zien op de omzetting van deze richtlijn door de lidstaten en in de hele Unie een gelijke toepassing van de voorschriften te waarborgen;

20.

herhaalt zijn bezorgdheid over het feit dat het gebruik van boetes als enige vorm van sancties niet doeltreffend genoeg is; dringt eens te meer aan op de ontwikkeling van verfijndere instrumenten ter vergroting van de doeltreffendheid van het sanctiesysteem; dringt er opnieuw bij de Commissie op aan de voorschriften betreffende de richtsnoeren voor de vaststelling van boetes te herzien en de herziening op te nemen in Verordening (EG) nr. 1/2003; verzoekt de Commissie de mogelijkheid te overwegen om de boetes voor kartelvorming aan te vullen met persoonlijke sancties, zoals boetes voor individuen en intrekking van leidinggevende bevoegdheden; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat ondernemingen die de wet overtreden geen andere negatieve gevolgen ondervinden dan een evenredige straf voor de gepleegde inbreuk;

21.

roept de Commissie op speciale DG-overschrijdende taskforces op te zetten voor de controle van sectoren waarin er vanwege structurele eigenschappen (zoals een hoge toegangsdrempel of hoge kosten voor klanten om over te stappen) meer kans bestaat op antitrustschendingen;

22.

verzoekt de Commissie steun te verlenen aan de invoering van een institutioneel mechanisme dat ervoor zorgt dat na ieder antitrustbesluit van een nationale instantie een automatische follow-upcontrole wordt uitgevoerd waarbij de Commissie onderzoekt of vergelijkbare kwesties zich in andere geografische markten van Europa voordoen waar de bedrijven waarvoor sancties zijn ingesteld, ook actief zijn;

23.

ondersteunt de permanente samenwerking binnen het Europees concurrentienetwerk (ECN), dat EU-brede, coherente handhaving van de mededingingsregels mogelijk maakt en de verdere ontwikkeling ervan bevordert;

24.

dringt bij de Commissie aan op de uitwerking van duidelijke richtsnoeren betreffende tijdschema's en deadlines, teneinde het onderzoeksproces te versnellen en onterechte verlengingen te vermijden; dringt aan op formele rechten van alle bij antitrust- en kartelzaken betrokken slachtoffers en partijen, met voldoende aandacht voor het beginsel van het vermoeden van onschuld;

25.

dringt bij de Commissie aan op een uitvoerige juridische en economische beoordeling van gevallen van trust- en kartelvorming, met name in snel veranderende markten, om een duidelijk beeld te krijgen van de marktstructuur en de marktontwikkelingen, en vraagt haar passende maatregelen te treffen ter bescherming van de consument;

26.

merkt op dat het mededingingsbeleid met name dient te zijn gericht op bescherming van de consument, verbetering van het consumentenwelzijn, bevordering van innovatie en stimulering van de economische groei;

27.

vraagt in dit verband dat de voorwaarden worden vastgesteld waaronder een moederonderneming, die een bepaalde invloed heeft op haar dochteronderneming, maar die niet rechtstreeks betrokken is bij de inbreuk, hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor inbreuken op de mededingingsregels die zijn begaan door haar dochteronderneming;

28.

herhaalt wat betreft recidive dat een duidelijk verband gelegd moet worden tussen enerzijds de onderzochte inbreuk en anderzijds de inbreuken die de desbetreffende onderneming in het verleden begaan heeft;

29.

stelt vast dat het aantal aanvragen voor een verlaging van de boetegelden wegens insolventie is toegenomen, met name voor monoproducenten en mkb's; wijst andermaal op de noodzaak om de boeterichtsnoeren met betrekking tot monoproducenten en mkb's aan te passen;

30.

is van mening dat marktdominantie door groei, innovatie en succes op zich geen mededingingsprobleem is; het misbruik van een machtspositie is daarentegen wel degelijk een ernstig mededingingsprobleem; roept de Commissie daarom op de onafhankelijkheid en objectiviteit van de procedures te bewaren;

31.

roept de Commissie op vastberaden iets te doen aan alle bekommernissen die in het kader van lopende antitrust- en kartelzaken aan het licht zijn gekomen en alle nodige maatregelen te nemen om een einde te maken aan schadelijke praktijken en de eerlijke concurrentie te herstellen;

Concentratiecontrole

32.

onderschrijft dat een doeltreffende concentratiecontrole een belangrijk instrument van de handhaving van de mededingingsregels is, aangezien het ertoe bijdraagt dat marktdeelnemers met concurrentiedruk geconfronteerd blijven worden;

33.

dringt aan bij de Commissie op aan om waakzaam te zijn op gevallen waarbij na de goedkeuring van een fusie de prijzen voor consumenten worden verhoogd of de kwaliteit van een product aanzienlijk verslechtert;

34.

verwelkomt het voorstel betreffende concentratievereenvoudiging van de Commissie van 5 december 2013, alsmede de voorstellen uit haar meest recente Witboek (34), maar vraagt om een betere definitie van marktaandeel, marktmacht en marktafbakening;

35.

benadrukt de noodzaak na te gaan of de huidige praktijk van controles op concentraties rekening houdt met de internationalisering van de markt, met name wat betreft geografische afbakening; is van mening dat de Commissie rekening moet houden met de resultaten van een dergelijk onderzoek bij de herziening van de controles op concentraties;

36.

roept de Commissie op zorgvuldig te onderzoeken of er werkelijk sprake is van een wetgevingslacune wat betreft de bevoegdheid van de Commissie om onderzoek in te stellen naar niet-controlerende minderheidsbelangen;

Sectorale ontwikkelingen

Energie en milieu

37.

onderstreept dat de betaalbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de energievoorziening essentieel zijn voor de Europese economie en het Europese concurrentievermogen; is van oordeel dat hiermee in het kader van het mededingingsbeleid rekening moet worden gehouden bij het aanpakken van de huidige marktfragmentatie, bij de juiste en tijdige implementatie van het derde liberaliseringspakket voor gas en elektriciteit, bij het realiseren van de ontbundeling van groothandels- en detailhandelsdiensten ter voorkoming van concurrentiebelemmerende praktijken, en bij het aanbieden van betaalbare energie voor huishoudens en ondernemingen; onderkent dat de nieuwe „Richtsnoeren voor staatssteun voor milieubescherming en energie” van de Commissie een spaak in de wielen zouden kunnen steken van de inspanningen van sommige lidstaten gericht op het bevorderen van hernieuwbare energie; onderstreept dat de regulering van de staatssteun voor duurzame energiebronnen zoveel mogelijk in dezelfde geest moet plaatsvinden als in de andere sectoren, terwijl rekening moet worden gehouden met de EU 2030-streefdoelen voor het klimaat en energie, alsook met verschillen tussen lidstaten;

38.

onderstreept het belang om monopolistische praktijken te vermijden teneinde een volledig eerlijke en concurrerende Europese energiemarkt te verwezenlijken; dringt in dit verband aan op het elimineren van monopolistische leveranciers en discriminerende praktijken voor gebruikers; meent dat de Europese gasmarkt zich door een betere diversificatie van de energiebronnen en een betere toegang tot strategische infrastructuren zou moeten ontwikkelen tot een energie-unie met eerlijke en stabiele prijzen;

39.

verzoekt de Commissie om bestaande elektriciteitsnetkoppelingen te onderzoeken en de noodzakelijke stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerders (TSO's) hiertoe volledige toegang verlenen aan deelnemers van de elektriciteitsmarkt, ter verbetering van de werking van de interne elektriciteitsmarkt en ter ondersteuning van de verwezenlijking van de EU 2030-streefdoelen voor het klimaat en energie voor zo min mogelijk sociaaleconomische kosten op EU-niveau;

40.

dringt er bij de Commissie op aan beursgenoteerde bedrijven en bedrijven die naar de beurs willen gaan in de interne markt te verplichten verslag te doen van fossiele brandstofreserves en potentiële CO2-emissies, alsook aan correcte en betrouwbare geaggregeerde verslaglegging over het milieu te doen en de omvang van de reserves en emissies te publiceren met gebruikmaking van passende boekhoudkundige richtlijnen, opdat gelijke randvoorwaarden tot stand kunnen worden gebracht in de duurzame-investeringsmarkt;

41.

verzoekt de Commissie te onderzoeken in welke mate een concentratie van leveranciers van essentiële grondstoffen kan leiden tot ongelijke randvoorwaarden en nadelig kan zijn voor de activiteiten in klantensectoren en voor een ecologisch verantwoorde economie; is van oordeel dat een aantal van deze grondstoffen onmisbaar is voor de ontwikkeling van de ecologisch verantwoorde technologieën en vernieuwingen die nodig zijn om de milieudoelstellingen te verwezenlijken;

42.

herhaalt dat het mededingingsbeleid moet bijdragen tot de bevordering van transparantie, open normen en interoperabiliteit, om te vermijden dat consumenten en klanten op het gebied van de gebruikte technologie in de greep van een van de marktdeelnemers in de energiesector terechtkomen; dringt er bij de Commissie op aan om nauw toe te zien op de mate van concurrentie, omdat de drie grootste spelers nog steeds ongeveer 75 % (elektriciteit) en meer dan 60 % (gas) van de markt uitmaken, ondanks de geleidelijke openstelling van de markten sinds het midden van de jaren negentig; verzoekt de Commissie te zorgen voor fatsoenlijke concurrentie op de energiemarkt teneinde de nationale steun voor vernieuwing te vergroten en de toegang tot hernieuwbare energiebronnen te verbeteren;

43.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat energieverordeningen en -richtlijnen in alle lidstaten correct worden omgezet en toegepast; verzoekt de Commissie om bijzonder waakzaam te zijn wanneer prijzen boven het EU-gemiddelde uitkomen, omdat hoge prijzen de mededinging verstoren en consumenten schaden;

Informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en media

44.

is van mening dat waarborging van de interne digitale markt als kernwaarde moet blijven gelden bij de inspanningen van de EU om de doelstellingen op het gebied van het creëren van werkgelegenheid, groei en investeringen te verwezenlijken; erkent het belang van de rol van het mededingingsbeleid bij de totstandbrenging van de digitale interne markt; is van mening dat het Europese wetgevingskader snel moet worden aangepast aan de ontwikkelingen van de markt; roept de Commissie op na te gaan of de beschikbare instrumenten van het mededingingsrecht nog wel geschikt zijn voor het digitale tijdperk; is van mening dat de prioriteiten die in het verslag „Priorities towards a Digital Single Market in the Baltic Sea Region” worden genoemd, ambities voor de hele EU zouden kunnen zijn;

45.

verheugt zich over de aankondiging van de commissaris voor mededinging dat de Commissie verder onderzoek zal verrichten naar de praktijken van Google in de mobiele sector en in de digitale markt in het algemeen; betreurt het dat de Commissie, na vier jaar van onderzoek en drie pakketten met voorstellen, nauwelijks vooruitgang heeft geboekt in haar antitrustzaak tegen Google, d.w.z. de zaak waarbij Google er van wordt beschuldigd zijn eigen diensten prioritair te behandelen bij het weergeven van zoekresultaten; benadrukt dat de Commissie de antitrustzaak met Google zo snel mogelijk dient op te lossen, indien zij geloofwaardig wil blijven overkomen bij het nastreven van haar digitale agenda; dringt er bij de Commissie op aan om krachtdadig te handelen ten aanzien van alle vastgestelde punten van zorg, stevige maatregelen te nemen op basis van het non-discriminatiebeginsel tegen inbreuken op de mededingingsregels in de snel veranderende en dynamische digitale markten, zoals die van de onlinezoekdiensten en onlinereclamediensten, en een langetermijnoplossing te vinden voor een evenwichtige, billijke en open zoekstructuur op het internet;

46.

verzoekt de Commissie zich toe te spitsen op het beschikbaar stellen van instrumenten van het mededingingsbeleid en marktdeskundigheid, opdat zij waar nodig kunnen bijdragen aan de agenda voor werkgelegenheid en groei, waaronder op het gebied van de interne digitale markt; acht het in dit verband van belang dat zowel de economische als de juridische dimensie van de beoordeling van mededingingskwesties verder worden ontwikkeld, en dat de controle op de markt verder wordt uitgewerkt ter ondersteuning van de uitbreiding van de activiteiten van de Commissie;

47.

onderstreept dat in het breedbandnetwerk van de volgende generatie de voormalige monopolisten een enorm marktaandeel van meer dan 80 % hebben; brengt in herinnering dat doeltreffende concurrentie de beste aanjager is van doelgerichte investeringen en de consument de meeste voordelen biedt waar het gaat om keuze, prijs en kwaliteit; verzoekt de Commissie derhalve om zowel ex-post- als ex-antecontroles uit te voeren, opdat de EU-mededingingsregels correct worden nageleefd en buitensporige marktconcentratie en misbruik van machtsposities worden voorkomen, aangezien de druk van mededinging er in belangrijke mate voor zorgt dat de consument het meeste profijt heeft van diensten van hoge kwaliteit voor een betaalbare prijs;

48.

benadrukt dat beperking van de mededinging waarschijnlijk niet tot meer breedbandinvesteringen zal leiden, zelfs niet in afgelegen gebieden, aangezien de volledige dekking van basisbreedbanddiensten in Europa is verwezenlijkt krachtens een regelgevingskader dat ervoor heeft gezorgd dat toegang werd verleend tot de netwerken van dominante telecomexploitanten;

49.

merkt op dat het duidelijk is dat investeringen in de breedbandinfrastructuur van de volgende generatie essentieel zijn voor de verwezenlijking van een digitale economie en maatschappij, maar dat, om investeringen te kunnen maximaliseren, het telecombeleid alle marktdeelnemers de mogelijkheid moet bieden om doeltreffende investeringen te plegen door doeltreffende toegang te verschaffen tot niet-kopieerbare netactiva en tot voor het beoogde doel geschikte toegangsproducten voor grootgebruik;

50.

verzoekt de Commissie haar besluitvorming en beleidsvoorstellen te baseren op een gedegen en onpartijdige analyse van correcte, relevante en onafhankelijke datasets; benadrukt met name de twijfels over de juistheid van de gegevens die de basis vormden voor de slechte prestaties van de EU op het gebied van breedband met hoge snelheid, zoals een door eindgebruikers ondervonden lage snelheid, investeringen in infrastructuur en de financiële status van de sector in vergelijking met de rest van de wereld;

51.

brengt in herinnering dat netneutraliteit van het grootste belang is om ervoor te zorgen dat er geen discriminatie tussen internetdiensten plaatsvindt en dat de mededinging volledig wordt gewaarborgd;

52.

onderstreept dat het ter bevordering van de mededinging en met het oog op meer groei, concurrentievermogen en consumentenvertrouwen in de digitale sector essentieel is om de versnippering van de interne digitale markt tegen te gaan, onder meer door onderzoek te verrichten naar de aard van de huidige belemmeringen voor belangrijke sectoren van die markt, een open internet te garanderen en netneutraliteit in de EU-wetgeving te verankeren, opdat alle internetverkeer gelijk wordt behandeld, zonder discriminatie, beperking of inmenging; is van mening dat open normen en interoperabiliteit bijdragen tot eerlijke concurrentie; benadrukt dat het mededingingsbeleid toekomstbestendig moet zijn en rekening moet houden met nieuwe methoden voor onlineverkoop;

53.

benadrukt dat de inspanningen ter bevordering van eerlijke en vrije mededinging, onder meer door de ontwikkeling van de digitale interne markt, alsook andere aspecten van de dienstensector, de belangen van de consumenten en de kmo's moeten dienen; herhaalt dat deze inspanningen de consumenten meer keuze zullen bieden en een omgeving tot stand zullen brengen waarin kleine, middelgrote en micro-ondernemingen meer blijk kunnen geven van creativiteit en innovatie; is van mening dat snel optreden van de regelgevings- en handhavingsinstanties tegen misleidende en oneerlijke praktijken essentieel is voor de uitvoering van het mededingingsbeleid;

Economie van het delen

54.

verzoekt de Commissie te analyseren op welke wijze de „economie van het delen” in Europese wetgeving kan worden geïntegreerd; is van mening dat een dergelijke aanpassing nodig is om gelijke randvoorwaarden en eerlijke mededinging voor alle betrokken marktdeelnemers te kunnen waarborgen;

55.

is van mening dat bedrijven die deelnemen aan de zogenaamde „economie van het delen” net zozeer belasting moeten betalen en aan regelgeving moeten voldoen als traditionele bedrijven, aangezien dit niet doen niet alleen concurrentievervalsing zou inhouden, maar ook negatieve fiscale gevolgen zou kunnen hebben voor de financiën van de lidstaten;

56.

onderstreept dat doeltreffend toezicht op het gedrag van dominante bedrijven, alsmede een snelle reactie op vastgesteld misbruik, uitermate belangrijk zijn, aangezien illegale praktijken ertoe kunnen leiden dat kleine en innovatieve concurrenten zich in een vroeg stadium van de markt terugtrekken;

57.

merkt op dat door een gebrek aan regulering van de „economie van het delen” sommige bedrijven hieruit oneerlijk voordeel behalen, terwijl er als gevolg hiervan tevens minder aandrang bestaat om in de betrokken sectoren te investeren;

Openbare aanbestedingen

58.

vraagt de lidstaten de nieuwe EU-regels inzake overheidsopdrachten tijdig om te zetten, met inbegrip van de bepalingen betreffende criteria in verband met het voorwerp van de opdracht, zoals sociale, milieu- en innovatieve kenmerken, en betreffende e-overheid, e-aanbesteding en splitsing in percelen, teneinde eerlijke mededinging te bevorderen en overheden de beste prijs-kwaliteitsverhouding te garanderen; vraagt de Commissie met aandrang erop toe te zien dat deze regels zo volledig mogelijk worden toegepast teneinde concurrentieverstoring door manipulatie van aanbestedingsprocedures, misbruik van machtspositie, discriminatie en gebrekkige toegang voor kmo's tegen te gaan; vraagt de Commissie haar acties in een alomvattend kader op te nemen door het mededingingsbeleid van de EU binnen Europa te koppelen aan het pleiten voor de openstelling van de markten voor overheidsopdrachten buiten de EU;

59.

benadrukt dat de Commissie moet voorzien in gedetailleerde en duidelijke richtsnoeren voor bedrijven, met name kmo's, en voor overheden, opdat deze de onlangs aangenomen wetgeving inzake overheidsopdrachten en met name de nieuwe vormen van de daarin opgenomen flexibiliteit beter leren begrijpen;

60.

vraagt de Commissie nauwlettend toezicht te houden op de centralisatie van aankopen op de markten voor overheidsopdrachten teneinde buitensporige concentratie van koopkracht en collusie te voorkomen en kmo's toegang tot de markt te blijven bieden overeenkomstig de Europese Small Business Act;

61.

verzoekt de Commissie om bij haar openbare aanbestedingen via haar directoraten-generaal en uitvoerende agentschappen het aantal aanbestedingen via opdrachten met een geringe waarde en opdrachten van meer dan EUR 193 000 te verhogen in plaats van bijna uitsluitend gebruik te maken van kadercontracten, die een belemmering vormen voor de openstelling van de markt voor overheidsopdrachten voor Europese kmo's en enkel grote ondernemingen en consortia die zich dicht bij de besluitvormingscentra bevinden ten goede komen;

Financiële diensten

62.

dringt voor de vierde achtereenvolgende keer aan op een snelle stopzetting van de crisisregeling voor staatssteun voor de bankensector; erkent dat de bankenmededeling van de Commissie van augustus 2013 niet toereikend is voor het beschermen van de Europese belastingbetalers en het beperken van het steunbedrag dat banken kunnen krijgen, en derhalve bijdraagt aan het doorbreken van de solidariteit tussen burgers en banken; benadrukt dat de staatssteun aan het bankensysteem niet heeft geleid tot meer kredietverlening of herstel van het vertrouwen; dringt er bij de Commissie op aan de bankensector nauwlettend te blijven controleren teneinde de mededinging op de Europese bankenmarkten te stimuleren en zodoende de voordelen voor de burgers in de Unie te maximaliseren; benadrukt dat het noodzakelijk is naar het traditionele toezicht op staatssteun terug te keren zodra dit voor de bankensector mogelijk is;

63.

onderstreept dat handhaving van de kartelwetgeving bijdraagt aan de totstandbrenging van een transparantere sector van financiële diensten;

64.

betreurt dat de Commissie geen actie heeft ondernomen om de gevallen van misbruik aan te pakken die tijdens de herstructurering van private banken hebben plaatsgevonden, waaronder schendingen ten nadele van eigenaren van kleine deposito's en kleine financiële producten, zoals preferente aandelen, die in veel gevallen werden verhandeld zonder dat de EU-wetgeving volledig werd nageleefd;

65.

verzoekt de Commissie de financiële sector nauwkeurig te monitoren ter stimulering van de mededinging en verbetering van de bescherming van investeerders en consumenten in de Europese banken- en investeringsmarkt; merkt op dat door de consolidatie in de bankensector sommige financiële instellingen een groter marktaandeel hebben weten te bemachtigen dan vóór de crisis en dat de financiële investeringssector tegelijkertijd in omvang is toegenomen zonder dat de reële economie hieraan binnen de Unie enig profijt van heeft ondervonden; is van mening dat om een volledig functionerende interne markt te behouden gelijke randvoorwaarden voor alle marktdeelnemers in de financiële sector tot stand moeten worden gebracht en maatregelen genomen moeten worden om de vorming van kartels en vermindering van de transparantie te voorkomen;

66.

onderkent de belangrijke rol die het toezicht op staatssteun sinds het begin van de crisis speelt als herstructurerings- en beslechtingsmechanisme voor noodlijdende banken;

67.

is van mening dat de controle op staatssteun zich tijdens de crisis moet toespitsen op zowel de stabilisering van het bankensysteem als de aanpak van oneerlijke segmentatie van de kredietvoorwaarden voor en discriminatie van mkb's in de interne markt;

68.

is van mening dat de Commissie dient te overwegen de mogelijkheid voor staatssteun aan banken onderhevig te maken aan de voorwaarde om krediet te verlenen aan het mkb;

69.

is van mening dat in de regelgeving inzake bankdiensten in aanmerking moet worden genomen dat kleine instellingen minder middelen ter beschikking hebben om aan de regelgeving te voldoen en dat deze regelgeving derhalve zo eenvoudig mogelijk moet zijn om verstoring ten voordele van grote banken te voorkomen;

70.

dringt er bij de Commissie op aan om markten in de banksector waarin concentraties talrijk zijn en toenemen, in het bijzonder ten gevolge van herstructureringen als antwoord op de crisis, nauwgezet te controleren; herinnert eraan dat oligopolistische markten bijzonder gevoelig zijn voor concurrentiebeperkende praktijken; vreest dat deze concentratie uiteindelijk consumenten kan schaden;

71.

dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat banken, voordat zij staatssteun ontvangen, hun aandelen in andere bedrijven verkopen en zo de last voor de belastingbetaler verminderen;

72.

is van mening dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de fragmentering van de markt voor elektronische betalingen met kaart, inclusief situaties zoals de stopzetting van de dienstverlening wanneer de consument naar een andere lidstaat verhuist;

73.

is verheugd over het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 september 2014 inzake concurrentievervalsende vergoedingen voor kredietkaarten en over de geslaagde stappen die de Commissie heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat de standaardiseringsprocessen in het betaalverkeer geen invloed hebben op markttoegang en innovatie; herhaalt zijn standpunt dat er voor vergoedingen voor kaartbetalingen een maximum moet worden vastgesteld om consumenten onnodige kosten te besparen; vraagt de Commissie in dit verband sneller werk te maken van het in kaart brengen van de standaardiseringswerkzaamheden voor mobiele betalingen en er daarbij op toe te zien dat als er maatregelen worden genomen, nieuwe marktdeelnemers niet worden uitgesloten, dominante marktdeelnemers niet worden voorgetrokken en het wetgevingskader technologisch neutraal is om toekomstige technologische ontwikkelingen te vergemakkelijken;

74.

is van oordeel dat de externaliteiten van de ontwikkelingen in deze sector nauwgezet in de gaten moeten worden gehouden; is bezorgd over de ontwikkeling van verschillende standaarden tussen gelijke concurrenten ten gevolg van de standaardisering van de financiële regelgeving;

75.

wijst op de aanzienlijke vooruitgang die sinds 2008 is geboekt op het gebied van verbetering van de regulering van de financiële sector; benadrukt dat het probleem van financiële instellingen die te groot zijn om failliet te gaan, en daardoor nog steeds profiteren van impliciete subsidies, nog steeds moet worden aangepakt; is van oordeel dat de concurrentie-aspecten van nieuwe EU-regelgeving voor de financiële sector in het aanstaande ECON-verslag over de effectbeoordeling en inventarisatie van de wetgeving voor de financiële diensten aan een alomvattende analyse onderworpen moet worden om het mededingingsvermogen van EU-banken in alle concurrentiesituaties met internationale instituten te waarborgen;

Fiscale staatssteun

76.

uit zijn bezorgdheid over mogelijke illegale praktijken inzake bedrijfsbelasting in sommige lidstaten en verzoekt de Commissie haar onderzoek naar dergelijke praktijken zo snel mogelijk af te ronden met gebruikmaking van al het beschikbare bewijsmateriaal; eist dat de onderzoeken naar belastingverlagingen die kunnen wijzen op ongeoorloofde staatssteun, met prioriteit worden behandeld; benadrukt dat een eerlijke belastingconcurrentie onontbeerlijk is voor de integriteit van de interne markt, de houdbaarheid van de openbare financiën en gelijke concurrentievoorwaarden;

77.

wijst op de publicatie van de zogenaamde „LuxLeaks”-documenten door het Internationaal Consortium van onderzoeksjournalisten; verheugt zich over de toezegging van de commissaris voor mededinging om een grondig en onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de in de lidstaten gehanteerde praktijk van „tax rulings” en hun verenigbaarheid met de EU-mededingingsregels; wijst erop dat de belastingontwijking door sommige ondernemingen leidt tot verstoring van de mededinging in de interne markt, moedigt de Commissie aan alert te zijn bij de handhaving van de EU-regels inzake controle op staatssteun;

78.

verzoekt de Voorzitter van de Commissie te waarborgen dat de lopende en toekomstige onderzoeken naar de in de lidstaten gehanteerde praktijk van „tax rulings” onder leiding van de commissaris voor mededinging op onafhankelijke wijze worden verricht; dringt er op aan dat het Parlement in grote lijnen op de hoogte wordt gehouden van deze onderzoeken, teneinde te waarborgen dat zij op transparante en onafhankelijke wijze worden verricht; verzoekt de Commissie zo snel mogelijk een verslag te presenteren over haar bevindingen; brengt in herinnering dat de commissaris voor mededinging heeft toegezegd haar onderzoek uit te breiden tot de verdergaande implicaties voor mededinging van aggressieve belastingontwijkingspraktijken van ondernemingen met hulp van staten, en de onderzoeken uit te breiden indien hier na het verzamelen van de feiten aanleiding toe is;

Agrovoedingssector

79.

verzoekt de Commissie in het kader van de op stapel staande toetsing van de hervorming van het GLB te kijken naar de medefinanciering voor overgeschreven financiële middelen, te zorgen voor een vereenvoudiging van de maatregelen voor ecologische aandachtsgebieden die op concurrentievermogen gericht zijn en aan te dringen op een mededingingsneutrale toetsing — in het kader van de regeling voor ecologische aandachtsgebieden — voor tussengewassen en gewassen die stikstof uit de lucht binden;

80.

verzoekt de Commissie, in navolging van haar verslag over de economische gevolgen van moderne handelspraktijken voor de keuzemogelijkheden en innovatie in de EU-voedselsector, aandacht te besteden aan de gevolgen van het feit dat grote winkelketens op de markt een dusdanige positie hebben ingenomen dat zij door de omvang van hun collectieve aankopen, zowel in Europa als in ontwikkelingslanden, de concurrentie tussen toeleveringsketens verstoren;

Farmaceutische sector en de sector gezondheidsdiensten

81.

stelt vast dat deze sectoren ten gevolg van nationale regelgeving gefragmenteerd zijn; is verheugd over de rol die het EU-mededingingsbeleid speelt bij het aanpakken van de kunstmatige obstakels voor toegang tot deze sectoren;

82.

verzoekt om bij de beoordeling van de tijdelijke prijszetting in het bijzonder rekening te houden met innovatieve geneesmiddelen en behandelingen;

83.

merkt op dat het mededingingsbeleid een rol kan spelen bij de verbetering van de toegang tot generieke geneesmiddelen;

Vervoer- en postdiensten

84.

verzoekt de Commissie en de lidstaten in alle verschillende vervoersvormen gelijke randvoorwaarden tot stand te brengen die voorzien in vrije én eerlijke concurrentie; erkent in dit verband dat naar behoren rekening dient te worden gehouden met het grote aantal nationale bijzonderheden van het verkeersrecht; onderstreept dat vervoersinfrastructuur essentieel is voor het overleven en het welzijn van natuurlijke en rechtspersonen, met name in dunbevolkte regio's en perifere eilanden;

85.

roept de Commissie en de lidstaten op meer inspanningen te leveren om voor eerlijke concurrentie en een betere dienstverlening in de spoorvervoerssector te zorgen, alsook het beheer van havens en luchthavens te verbeteren, met name wanneer het beheer een monopolie van de centrale overheid is; onderstreept dat mededinging niet noodzakelijkerwijs privatisering van de bestaande diensten inhoudt; verzoekt de Commissie ook ervoor te zorgen dat luchtvaartmaatschappijen hun dominante positie op bepaalde luchthavens niet misbruiken;

86.

is van mening dat de Commissie de samenhang tussen het mededingingsbeleid en het vervoersbeleid moet versterken teneinde het concurrentievermogen van de Europese vervoersector te verbeteren en vooruitgang moet blijven boeken op de weg naar voltooiing van de interne markt voor de vervoerssector;

87.

dringt er bij de Commissie op aan de uitvoering van één Europese spoorwegruimte te voltooien, te zorgen voor volledige transparantie in de geldstromen tussen infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen en te controleren dat elke lidstaat een sterke en onafhankelijke nationale regelgevende instantie heeft;

88.

onderstreept dat de interne markt op het vlak van goederenvervoer per spoor wordt getroffen door een incorrecte of onvolledige omzetting van EU-wetgeving door de lidstaten en door knelpunten voor grensoverschrijdende mobiliteit die de groei en mededinging schaden; vraagt de Commissie te onderzoeken of technische of marktbelemmeringen die van de ene lidstaat tot de andere verschillen, zoals de spoorwijdte of systemen voor energietoevoer en signalisatie, als inbreuken op de mededingingsregels kunnen worden beschouwd;

89.

verzoekt de Commissie een gestaafd overzicht te leveren om na te gaan welke luchtvaartmaatschappijen via speciale voorwaarden of vermeend misbruik van machtsposities in bepaalde luchthavens van voordelen genieten boven andere dienstverleners;

90.

maakt zich er zorgen over dat de lidstaten de regelgeving voor het internationale wegvervoer, bijvoorbeeld de cabotageverordening en de rij-en rusttijdenregeling, verschillend uitvoeren en handhaven, en maakt zich zorgen over de risico's van sociale dumping bij meerdere vervoersdiensten, en is van oordeel dat deze problemen aangepakt moeten worden;

91.

is tevreden over het initiatief van de Commissie om een halt toe te roepen aan de praktijken van internationale autoverhuurbedrijven om consumenten op grond van hun land van verblijf de toegang te beletten tot de beste beschikbare prijs; benadrukt dat consumenten niet mag worden belet gebruik te maken van de best beschikbare prijs bij de aankoop van goederen of diensten binnen de interne markt;

92.

verzoekt de Commissie actie te ondernemen om de fragmentatie in de autoverhuursector te verminderen, aangezien de huidige nationale regelgevingen zorgen voor een aanzienlijke verhoging van de kosten voor grensoverschrijdende bewegingen, waarvan de interne markt schade ondervindt;

93.

benadrukt dat inspanningen ter stimulering van de mededinging in de EU te allen tijde het openbaar belang moeten dienen; erkent dat er een relatie bestaat tussen een doeltreffend EU-mededingingsbeleid en de behoefte aan grootschalige investeringen in essentiële openbare diensten, waaronder vervoersdiensten;

Cultuur en sport

94.

dringt er bij de Commissie op aan de restrictieve en oneerlijke praktijken van internationale sportfederaties te onderzoeken, zoals het ontnemen van het recht van leden om deel te nemen aan alternatieve sportevenementen die door de respectieve federaties niet zijn goedgekeurd, en het aan atleten, officials en trainers opleggen van een verbod voor het leven om deel te nemen aan wedstrijden als de Olympische Spelen en wereldkampioenschappen indien hieraan niet wordt voldaan;

Internationale dimensie

95.

steunt de toevoeging — aan de partnerschapsovereenkomst over trans-Atlantische handel en investeringen — van een mededingingshoofdstuk, met bepalingen betreffende antitrust, fusies, staatsbedrijven, subsidies en ongelijke markttoegang; vraagt om objectieve rapportage over maatregelen, problemen en vooruitgang in het kader van deze overeenkomsten;

96.

erkent en steunt de behoefte van de Commissie om de rol van het mededingingsbeleid in internationale economische samenwerking te vergroten, ook door middel van samenwerking met mededingingsautoriteiten in de rest van de wereld; herinnert eraan dat dergelijke samenwerking op het vlak van regulering en handhaving bijdraagt aan het tot stand brengen van gelijke randvoorwaarden voor Europese bedrijven in de wereldmarkten;

97.

benadrukt dat voor een doeltreffende toepassing van de beginselen van het mededingingsrecht in het tijdperk van de globalisering internationale samenwerking onontbeerlijk is; roept de Europese Commissie daarom op de internationale samenwerking bij vraagstukken op het gebied van het mededingingsrecht te versterken;

98.

roept de Commissie op na te gaan of het mogelijk is met meer derde landen mededingingsovereenkomsten te sluiten die de uitwisseling van informatie tussen de bij een onderzoek betrokken mededingingsautoriteiten mogelijk maken; benadrukt dat de onlangs met Zwitserland gesloten mededingingsovereenkomst in dit verband als voorbeeld kan dienen voor andere, gelijksoortige overeenkomsten;

Rol van het Europees Parlement

99.

wijst op het feit dat in de kaderovereenkomst voorzien wordt in gelijke behandeling van het Parlement en de Raad wat de toegang tot vergaderingen en de verstrekking van informatie in het kader van de voorbereiding van wetgeving of niet-dwingende wetgevingsinstrumenten op het gebied van mededinging betreft;

100.

onderstreept dat het Europees Parlement een cruciale rol speelt bij het vertegenwoordigen van de belangen van de Europese consument met betrekking tot de correcte handhaving van de mededingingsregels;

101.

is verheugd over de rol die het Parlement als medewetgever speelt bij de richtlijn inzake schadevergoedingsacties in verband met inbreuken op de mededingingsregels en is van mening dat de werkzaamheden die zijn verricht voor de richtlijn model kunnen staan voor de toekomstige interinstitutionele samenwerking op het gebied van het mededingingsrecht;

102.

herhaalt dat de Commissie de volle verantwoordelijkheid dient te dragen voor het uitwerken van het mededingingsbeleid en navolging moet geven aan de resoluties van het Parlement;

103.

verzoekt de commissaris in te stemmen met regelmatige ontmoetingen met de hierbij betrokken commissie(s) van het Parlement, alsmede met de werkgroep mededinging van de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement;

104.

is van mening dat het EP medebeslissingsbevoegdheid moet hebben op het vlak van mededingingsbeleid; betreurt het dat in de artikelen 103 en 109 VWEU alleen wordt voorzien in raadpleging van het Parlement; is van mening dat deze democratische tekortkoming onaanvaardbaar is; stelt voor deze leemte zo snel mogelijk op te vullen met behulp van interinstitutionele regelingen op het vlak van mededingingsbeleid en te corrigeren bij de volgende wijziging van het Verdrag;

Prioriteiten van de Commissie op het gebied van het mededingingsbeleid

105.

benadrukt de rol die de commissaris voor mededinging speelt bij het aanzwengelen van nieuwe banen en groei, alsook bij het boeken van vooruitgang bij de totstandbrenging van de digitale interne markt, het energiebeleid, financiële diensten, het industriebeleid en de bestrijding van belastingontduiking;

106.

dringt er bij de Commissie op aan om in het kader van het ECN richtsnoeren en procedures uit te werken die zorgen voor een doeltreffend toezicht op de in de lidstaten gehanteerde praktijk van „tax rulings” en de verenigbaarheid daarvan met de regels inzake staatssteun;

107.

is er verheugd over dat de Commissie zich krachtdadig inzet voor een doeltreffende handhaving van de mededingingsregels op de gebieden antitrust en kartels, fusies en staatssteun, en in dat verband zorgt voor een constante afstemming van de mededingingsinstrumenten op de ontwikkelingen op de markt, en tegelijkertijd werkt aan een innovatieve concurrentiecultuur, zowel in de EU, als op mondiaal niveau;

108.

verzoekt de Commissie haar aanpak van recente antitrustdossiers nog eens tegen het licht te houden en iets te doen aan de tot uitdrukking gebrachte formalistische zorgen;

109.

verzoekt de Commissie om op gecoördineerde wijze voorstellen op het gebied van belastingconcurrentie uit te werken en aan de Raad voor te leggen;

110.

verzoekt de Commissie het Parlement jaarlijks verslag te blijven uitbrengen van de ontwikkelingen in en de gevolgen van de uitvoering van het mededingingsbeleid;

111.

is verheugd over de toezeggingen die de commissaris tijdens haar hoorzitting heeft gedaan, met name wat betreft de toekomstige samenwerking en de versterking van de banden met het Europees Parlement;

112.

roept de Commissie op om krachtiger te pleiten voor een actief mededingingsbeleid als pijler van de sociale markteconomie;

113.

is van mening dat consumenten en ondernemingen onverwijld een overzicht met concurrentiegevallen ter beschikking gesteld moet worden bij wijze van concurrentiescorebord;

114.

wijst erop dat het op dit moment in vele lidstaten onduidelijk is of de steun aan Europese centra voor consumentenbescherming als ongerechtvaardigde overheidssteun wordt beschouwd; is bezorgd over het feit dat de steun aan de Europese centra voor consumentenbescherming daardoor op de helling komt te staan; roept de Commissie op de lidstaten zo spoedig mogelijk informatie te verschaffen over de noodzaak van kennisgeving van deze steunmaatregelen, opdat de steunverlening aan de Europese centra voor consumentenbescherming ook in de toekomst kan worden gewaarborgd;

115.

roept de Europese Commissie en de lidstaten op om ervoor te zorgen dat met name alle politieke niveaus de voorschriften inzake staatssteun nauwgezet naleven;

116.

roept op een gemeenschappelijk orgaan van het Parlement, de Raad, de Commissie en de wetenschap op te richten en te belasten met een analyse van de langetermijnoriëntatie en de verdere ontwikkeling van het mededingingsbeleid in sectoren van de toekomst, zoals de digitale economie of de energiesector;

117.

roept op tot een grondige analyse van het nationaal te verantwoorden belastingbeleid, gelet op oneerlijke belastingbeleidsvormen en concurrentievervalsende belastingregelingen en -uitzonderingen, teneinde daar in de toekomst doeltreffende maatregelen tegen te kunnen nemen;

o

o o

118.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  PB L 61 van 5.3.2009, blz. 1.

(3)  PB L 349 van 5.12.2014, blz. 1.

(4)  PB C 167 van 13.6.2013, blz. 19.

(5)  PB L 201 van 26.7.2013, blz. 60.

(6)  PB C 120 van 26.4.2013, blz. 22.

(7)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(8)  PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8.

(9)  PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2.

(10)  PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1.

(11)  PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9.

(12)  PB C 16 van 22.1.2009, blz. 1.

(13)  PB C 6 van 11.1.2011, blz. 5.

(14)  PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1.

(15)  PB C 8 van 11.1.2012, blz. 4.

(16)  PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3.

(17)  PB C 8 van 11.1.2012, blz. 15.

(18)  PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8.

(19)  PB C 153 E van 31.5.2013, blz. 51.

(20)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0026.

(21)  PB C 184 van 22.7.2008, blz. 13.

(22)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0267.

(23)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

(24)  PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 114.

(25)  PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 143.

(26)  PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 105.

(27)  PB C 87 E van 1.4.2010, blz. 43.

(28)  PB C 349 E van 22.12.2010, blz. 16.

(29)  PB C 136 E van 11.5.2012, blz. 60.

(30)  PB C 239 E van 20.8.2013, blz. 97.

(31)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0268.

(32)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0576.

(33)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0079.

(34)  COM(2014)0449, 9 juli 2014.