15.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/2


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Ervaringen met SBA in de VS en in de EU: beproefde methoden voor innovatieve maatregelen ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen”

(initiatiefadvies)

(2016/C 013/02)

Rapporteur:

Ullrich SCHRÖDER

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 10 juli 2014 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over:

„Ervaringen met SBA in de VS en in de EU: beproefde methoden voor innovatieve maatregelen ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen” (initiatiefadvies).

De afdeling Interne markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 14 juli 2015 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 september 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 16 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 207 stemmen vóór, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

Er zijn ongeveer 21 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen in de EU, die werk verschaffen aan bijna 90 miljoen mensen en meer dan 3 600 biljoen EUR aan toegevoegde waarde genereren. Met andere woorden, 99 % van alle ondernemingen zijn kleine en middelgrote ondernemingen, die twee op de drie banen en 58 % van de toegevoegde waarde opleveren. Daarom is een krachtige Small Business Act nodig.

Het EESC wenst de volgende aanbevelingen te formuleren met betrekking tot enkele belangrijke onderdelen van de herziening van de Small Business Act (SBA) in de EU, op basis van de ervaringen met Small Business Administration in de VS (waarvoor dezelfde afkorting wordt gebruikt, maar die een totaal andere aanpak kent).

1.1.    Noodzakelijke herziening van de SBA

De Europese Commissie had aangegeven dat zij voornemens was om in de eerste helft van 2015 een evaluatie te publiceren maar heeft dat nu uitgesteld. Aangezien er op belangrijke terreinen verbeteringen kunnen worden aangebracht (zie hieronder), verwacht het midden- en kleinbedrijf (hierna: mkb) een evaluatie na de hoorzittingen. Gezien het vitale belang van het mkb moet de evaluatie zo snel mogelijk worden gepubliceerd.

1.2.    Rechtspositie en handhaving

De Small Business Act (SBA) moet een meer bindende vorm en een ambitieuzere aanpak krijgen. Dit werd ook in 2008 en 2011 bepleit door het EESC, maar niet uitgevoerd door de Europese Commissie.

Waar nodig moeten meer wetsmechanismen worden ingevoerd, bijvoorbeeld op het gebied van aanbestedingen, think small first („denk eerst klein”), effectbeoordelingen en mkb-toetsen. Dit moet zowel op Europees als nationaal niveau worden gedaan en daarbij moet een grotere rol aan het Europees Parlement en de nationale parlementen worden toebedeeld. Het „think small first”-beginsel en het „only once”-beginsel moeten worden opgenomen in het interinstitutioneel akkoord over betere regelgeving van de EU-instellingen.

1.3.    Politieke positie

In de EU staat de SBA lager op de politieke ladder dan in de VS. Om de positie in de EU te verstevigen, raadt het EESC aan:

een speciale jaarlijkse Mededingingsraad voor kleine en middelgrote ondernemingen en de SBA op EU-niveau te organiseren, zoals het EESC in 2011 adviseerde (1);

dat de Groep op hoog niveau concurrentievermogen en groei van de Raad de vorderingen op het gebied van nationale maatregelen voor de uitvoering van SBA-prioriteiten evalueert en nadenkt over aanvullende maatregelen op EU-niveau. De resultaten hiervan moeten worden voorgelegd aan de jaarlijkse Mededingingsraad voor kleine en middelgrote ondernemingen en de SBA;

het netwerk van Europese mkb-vertegenwoordigers op te waarderen door het deelnemersniveau op te schalen naar directeuren-generaal van de ministeries van Economische Zaken. Dit kan voor intensievere en betere coördinatie tussen de EU en de lidstaten zorgen.

1.4.    Governance en doeltreffendheid

1.4.1.

Er moet een jaarlijks verslag van de EU over de tenuitvoerlegging van de SBA worden ingevoerd en dat moet ook, aan de hand van feiten, een verslag bevatten over het beheer door de Commissie en over het functioneren van de afzonderlijke programma’s.

1.4.2.

De Europese Rekenkamer moet worden aangemoedigd om regelmatig verslagen te publiceren over het functioneren van relevante programma’s en maatregelen voor het mkb, zoals het externe Governmental Accountability Office in de VS doet voor de Amerikaanse SBA. Een onafhankelijke dienst binnen de Commissie moet zich bezighouden met interne governance, naar het voorbeeld van het „Office of Inspector General” binnen de Amerikaanse Small Business Administration.

1.4.3.

Om succesvol te zijn moet de SBA hand in hand gaan met de totstandkoming van een echt „bestuur op basis van partnerschap” (sociale partners en publieke en particuliere actoren). Daarom moet de SBA-adviesgroep (zie 4.3.4), die in 2011 zou worden opgericht maar er nooit is gekomen, toch van de grond komen en worden geraadpleegd in de fase die voorafgaat aan de besluitvorming.

1.4.4.

Het systeem van nationale en lokale plannen ter uitvoering van de SBA (zie 4.3.3) moet worden verbeterd en aangevuld door systematisch gebruik van scoreborden.

Gebruik van streefcijfers

Het is raadzaam om meer gebruik te maken van indicatieve streefcijfers om de deelname van het mkb aan overheidsopdrachten te vergroten, en van bindende streefcijfers voor (Europese en nationale) O&O-programma’s. Door streefcijfers vast te stellen moet de deelname in de loop der jaren worden vergroot.

Jaarlijkse conferentie van belanghebbenden

In de VS en de EU is veel knowhow en ervaring aanwezig met betrekking tot het beleid en de programma’s ten behoeve van het mkb, maar er vindt geen structureel en regelmatig overleg plaats met belanghebbenden. Een jaarlijkse conferentie, die afwisselend in de VS en de EU wordt gehouden en gebaseerd is op goede voorbeelden, zou nuttig zijn. Daarbij zouden relevante belanghebbenden aan beide zijden van de Atlantische Oceaan moeten worden betrokken: politici en overheden, het netwerk van mkb-vertegenwoordigers en mkb-organisaties. Vanwege de beperkte budgetten van mkb-organisaties moeten de aan hun deelname verbonden kosten worden vergoed. Elk jaar zou, naast het algemene overleg, een discussie over een bijzonder onderwerp kunnen plaatsvinden: financiën, innovatie, handel (incl. TTIP), vrouwelijk ondernemerschap enz.

2.   Inleiding en doelstellingen van het advies

2.1.

Doel: een vergelijking maken tussen SBA (Small Business Administration) in de VS en SBA (Small Business Act) in de EU qua algemene aanpak en maatregelen voor het mkb.

Er bestaan grote verschillen tussen het politieke en het bedrijfsklimaat in de VS en in de EU en in beide regio’s worden er naast de SBA-maatregelen tal van maatregelen genomen voor het mkb op nationaal en lokaal niveau (2).

2.2.

De conclusies van dit advies (zie hoofdstuk 1) gaan dus niet over een vergelijking van de specifieke programma’s van de twee SBA’s, maar over eventuele verbeteringen op het gebied van de rechts- en politieke positie, governance en het gebruik van streefcijfers voor de Europese SBA.

3.   Small Business Administration in de VS (SBA)

3.1.

De Small Business Administration in de VS is een onafhankelijk overheidsorgaan dat federale ondersteuning biedt aan kleine bedrijven. Het werd opgericht door president Eisenhower in 1953 na de goedkeuring van de Small Business Act en heeft tot taak kleine bedrijven van advies en steun te voorzien en hun belangen te verdedigen. In 2013 beschikte het over een budget van ongeveer 1 miljard USD (exclusief het budget voor niet-ondernemingsactiviteiten). Sommige maatregelen zijn wettelijk bindend. De SBA heeft kantoren in elke Amerikaanse staat en beschikt over 1 000 lokale centra. President Obama heeft de directeur-generaal van de SBA een plaats gegeven in zijn kabinet.

3.2.

De SBA hanteert een ingewikkelde definitie van een kleine onderneming, nl. een in wezen zelfstandige en onafhankelijk opererende onderneming met winstoogmerk. Afhankelijk van de bedrijfstak, het product of de dienst is de grootte die als norm dient, gebaseerd op het aantal werknemers of de omzet. Het maximumaantal werknemers varieert van ongeveer 100 tot 1 500.

3.3.

Overzicht van Amerikaanse SBA-activiteiten en -programma’s (3)

3.3.1.

Financiering: leningen en risicokapitaal

3.3.1.1.

De SBA staat garant voor leningen aan kleine bedrijven die nergens anders krediet kunnen krijgen. Deze leningen worden meestal verstrekt door partners van de SBA (banken en andere financiële instellingen) en de SBA staat daarvoor garant.

In het kader van het Microloan Program worden nieuwe en jonge ondernemingen op onderbediende markten gesteund. Spoedleningen worden binnen 36 uur na aanvraag verstrekt. Het Disaster Loan Program verstrekt binnen 45 dagen noodleningen aan kleine ondernemingen die zijn getroffen door een algemene ramp.

3.3.1.2.

De Small Business Investment Company (SBIC) zorgt ervoor dat kleine bedrijven een betere toegang hebben tot risicokapitaal.

3.3.2.

Small Business Contracting Programs

3.3.2.1.

Dankzij allerlei programma’s op het gebied van aanneming hoeven kleine bedrijven (die eigendom zijn van achtergestelde personen of actief zijn in gebieden met weinig bedrijvigheid) alleen met soortgelijke bedrijven mee te dingen naar belangrijke overheidscontracten.

Er worden streefcijfers vastgesteld voor het aantal federale overheidscontracten dat aan kleine bedrijven dient te worden gegund, met gedifferentieerde subdoelen voor aparte afdelingen en agentschappen. Het algemene doel is nu om minstens 23 % van de totale waarde van een federaal hoofdcontract aan kleine bedrijven te gunnen. In de EU ligt dit percentage hoger, nl. op 29 %, maar daaronder zijn ook opdrachten voor lokale en regionale overheden begrepen. Het Amerikaanse streefcijfer wordt in de toekomst wellicht verhoogd.

3.3.3.

O&O-programma’s: deelname van het mkb vergroten door verhoging van streefcijfers

3.3.3.1.

Dankzij het Small Business Innovation Research-programma (SBIR) nemen er meer kleine hightechbedrijven deel aan door de federale overheid bekostigde onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten van federale diensten met een O&O-budget van minstens 100 miljoen USD. Een percentage van het O&O-budget moet worden gebruikt voor kleine bedrijven; in 1983 begon dat met 0,2 % en tegen 2013 was het percentage geleidelijk opgelopen tot 2,7 % (nieuw streefcijfer voor 2017: 3,2 %).

3.3.3.2.

Via het Small Business Technology Transfer-programma (STTR) wordt geld verstrekt voor gezamenlijk federaal onderzoek door een klein bedrijf en een non-profit onderzoeksinstelling: 0,35 % in 2013, oplopend tot 0,45 % in 2016.

3.3.4.

Entrepreneurial Development Programs

Via programma’s voor „ontwikkeling van ondernemingszin” worden in 1 000 centra opleidingen voor kleine bedrijven georganiseerd. SCORE is een organisatie waarin 50 onafhankelijke non-profitorganisaties met 13 000 vrijwilligers zijn verenigd.

3.3.5.

Office of International Trade

Het „Bureau voor internationale handel” biedt ondersteuning bij de export en verstrekt spoedleningen (binnen 36 uur) en subsidies voor deelname aan buitenlandse handelsbeurzen, documentatie en audiovisueel materiaal.

3.3.6.

Bijzondere „Offices”

Het Office of Inspector General heeft tot taak het beheer en de doeltreffendheid van de SBA te verbeteren, fraude in de programma’s te bestrijden en bestaande of voorgestelde wetgeving te evalueren. Het is een onafhankelijk orgaan binnen de SBA, dat wordt geleid door een Inspector General.

Het Office of Advocacy fungeert binnen de federale regering als onafhankelijke woordvoerder voor kleine bedrijven. Het heeft tot taak beleid ten behoeve van kleine bedrijven te bevorderen door in te grijpen in de regelgevende processen van federale agentschappen en onderzoek te doen naar het effect van federale regelgeving.

4.   Ontwikkelingen in de EU: van Handvest voor kleine bedrijven naar Small Business Act  (4)

4.1.    Europees Handvest voor kleine bedrijven — 2000

Dit Handvest werd goedgekeurd door de EU-leiders in 2000. Het was een initiatief van de lidstaten zelf met als doel het bedrijfsklimaat voor kleine ondernemingen in de lidstaten en op EU-niveau te verbeteren, zonder naar een rechtsinstrument te grijpen. Het Handvest was speciaal bedoeld voor kleine ondernemingen met minder dan 50 werknemers.

4.2.    De Small Business Act van de EU (SBA-EU) — 2008

4.2.1.

De Commissie bestudeerde de SBA-aanpak in de VS en publiceerde haar mededeling „Denk eerst klein — Een „Small Business Act’ voor Europa” in 2008 (5) voor een grotere doelgroep (kleine en middelgrote ondernemingen met minder dan 250 werknemers).

Er werd slechts een handvol nieuwe wetgevingsvoorstellen ingediend.

De hoofdmoot van de SBA bestaat uit een nieuw beleidskader waarin het bestaande ondernemingsbeleid wordt opgenomen en wordt voortgebouwd op het Handvest voor kleine bedrijven.

4.2.2.

Er werden tien basisbeginselen voor het opstellen en uitvoeren van mkb-beleid op Europees en nationaal niveau ingevoerd, die betrekking hadden op: bedrijfsklimaat, ondernemerschap, „denk eerst klein”, openbare aanbestedingen, kortere betalingstermijnen, een betere interne markt, vaardigheden en innovatie.

4.2.3.

In 2008 pleitte het EESC (6) voor een SBA met meer ambitie, onder verwijzing naar de Amerikaanse SBA.

4.2.4.

De belangrijkste aanbevelingen van het Comité waren:

een bindend rechtsinstrument in het leven roepen voor de toepassing van het „denk eerst klein”-beginsel;

een „Europees Comité voor de SBA” oprichten, waarin naast vertegenwoordigers van de lidstaten ook afgevaardigden van Europese vertegenwoordigende bedrijfsorganisaties zetelen;

een nationale mkb-vertegenwoordiger aanwijzen in elke lidstaat.

Helaas werden de eerste twee aanbevelingen niet uitgevoerd door de Europese Commissie.

4.3.    Evaluatie van de Small Business Act van de EU (2011)

4.3.1.

In 2011 publiceerde de Commissie haar mededeling „Evaluatie van de „Small Business Act’ voor Europa” (7). De Commissie concludeerde dat de implementatie van de SBA gestaag voortschrijdt, maar dat er nog veel te doen blijft.

4.3.2.

Wat de ontwikkelingen in de lidstaten betreft is de Commissie minder positief over:

de vermindering van de administratieve lasten en de uitvoering van nationale mkb-toetsen;

de promotie van de Europese code van beste praktijken;

de vereenvoudiging van faillissementsprocedures.

4.3.3.

In de evaluatie van de SBA werden maatregelen voorgesteld om in te spelen op de uitdagingen als gevolg van de economische crisis op de volgende gebieden: regelgeving, financiering, markttoegang, ondernemerschap, nieuwe werkgelegenheid en inclusieve groei (incl. vrouwelijk ondernemerschap en een initiatief voor sociaal ondernemerschap).

4.3.4.

Sterke governance als sleutel tot strategische verbeteringen:

de Commissie zal in het kader van de Europa 2020-strategie algemene jaarverslagen blijven uitbrengen over afzonderlijke lidstaten; verslaglegging over de vorderingen met de implementatie van de SBA maakt hier deel van uit;

de SBA-adviesgroep, die in 2011 zou worden opgericht maar er nooit is gekomen, moet toch van de grond komen en worden geraadpleegd in de fase die voorafgaat aan de besluitvorming;

er werd een netwerk van mkb-vertegenwoordigers (SME Envoy Network) opgezet, bestaande uit een mkb-vertegenwoordiger van de Commissie en nationale mkb-vertegenwoordigers. Dit netwerk moet direct contact tussen de Commissie, nationale overheden en nationale bedrijfsorganisaties mogelijk maken;

in coördinatie met de lidstaten en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties worden nationale plannen ter uitvoering van de SBA opgezet, aangevuld door een krachtig toezichtmechanisme. (Het EESC betreurt echter dat dit niet zo efficiënt mogelijk verloopt.)

4.3.5.

In 2011 erkende het EESC (8) dat het mkb meer aandacht heeft gekregen.

De belangrijkste conclusies van het Comité waren:

het EESC is van mening dat de SBA een meer bindend karakter moet krijgen;

om succesvol te zijn moet de SBA hand in hand gaan met de totstandkoming van een echt „bestuur op basis van partnerschap” (sociale partners en publieke en particuliere actoren);

de essentiële rol van publieke en particuliere intermediaire organisaties die tussen de politieke besluitvormers en de ondernemingen staan, en die aangepaste diensten verlenen, wordt genegeerd;

het EESC verzoekt de Raad om jaarlijks een Mededingingsraad voor het mkb, microbedrijven en de SBA te organiseren.

Het EESC betreurt dat de Europese Commissie deze aanbevelingen niet heeft opgevolgd.

4.4.    Openbare raadpleging over de SBA-2014

4.4.1.

In september 2014 lanceerde de Commissie een raadpleging over de herziening van de SBA, getiteld „Een krachtig Europees beleid ter ondersteuning van het mkb en ondernemers in 2015-2020”.

4.4.2.

De Commissie concludeert dat de SBA in veel lidstaten niet volledig is geïmplementeerd.

De voorgestelde prioritaire terreinen zijn:

vermindering van de administratieve lasten,

toegang tot financiering en markten,

ondernemings- en innovatiepotentieel,

betere ontwikkeling van vaardigheden (nieuw).

4.4.3.

De Commissie heeft in april 2015 verslag uitgebracht over de resultaten. Een voorstel voor een herziene SBA was aanvankelijk gepland voor de eerste helft van 2015, maar is nu uitgesteld tot 2016. Europese bedrijfsorganisaties zijn teleurgesteld over dit uitstel en zouden graag zien dat er in 2015 nog actie wordt ondernomen.

Gedaan te Brussel, 16 september 2015.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  PB C 376 van 22.12.2011, blz. 51

(2)  Het zou te ver voeren om alle maatregelen ten behoeve van het mkb in dit advies uitgebreid met elkaar te gaan vergelijken.

(3)  Hierna volgt een globaal overzicht van interessante activiteiten. Zie voor meer bijzonderheden www.sba.gov of het verslag 2013 van het Amerikaanse Congres „Small Business Administration, a Primer on Programs” op www.crs.gov. In het verslag „Entrepreneurial Assistance” (GAO-12-819) geeft de Governmental Accountability Office een overzicht van SBA-programma’s. Zie: www.gao.gov

(4)  Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkelingen in de SBA. Voor meer details, zie de achtergrondnota op de website van het EESC.

(5)  COM(2008) 394 final.

(6)  PB C 182, 4.8.2009, blz. 30.

(7)  COM(2011) 78 final.

(8)  PB C 376, 22.12.2011, blz. 51.